De interne draagplicht van concernmaatschappijen bij een concernfinanciering

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De interne draagplicht van concernmaatschappijen bij een concernfinanciering"

Transcriptie

1 Masterscriptie Rechtsgeleerdheid (accent: Privaatrecht) De interne draagplicht van concernmaatschappijen bij een concernfinanciering Bezien vanuit twee andere gevallen Tilburg University Faculteit der Rechtsgeleerdheid Student: Ademir Šehomerović Studentnummer: u Scriptiebegeleidster: M.W.T. Kampers Tweede lezer: S. Boesten Afstudeerdatum:

2 II voor Isa

3 Voorwoord In het jaar 2009 ben ik begonnen met de studie Rechtsgeleerdheid aan Tilburg University. Het recht heeft mij altijd aangesproken omdat het zich bezig houdt met de rechtvaardigheid. Als rechtenstudent ben ik inmiddels erachter gekomen dat rechtvaardigheid een open term is. Voor mij komt rechtvaardigheid neer op het goede van de mens. In al ons handelen dienen wij naar het goede te streven. Wat het goede is hangt af van de situatie waar men zich bevindt. Met deze scriptie hoop ik een bijdrage te leveren aan de rechtvaardigheid. Ik hoop dat ik voor de rechtswetenschap een (kleine) stap voorwaarts zet richting de rechtvaardigheid in de situaties waarbij het gaat om de vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen bij een concernfinanciering. Zodoende ligt voor u de scriptie ter afronding van mijn masteropleiding Rechtsgeleerdheid aan Tilburg University. In dit voorwoord wil ik ook graag een aantal personen bedanken. Allereerst wil ik mijn ouders bedanken die mij de mogelijkheid hebben gegeven om mijn dromen te volgen en dat te doen wat ik graag wil doen. Ook wil ik graag mijn grootouders en mijn oom Armin bedanken die mij de kracht geven om altijd voluit te gaan en nooit op te geven. Mijn broer wil ik graag bedanken omdat hij mij altijd heeft gesteund in de keuzes die heb gemaakt en er altijd voor mij klaar stond. Zonder jou was ik nooit zo ver gekomen. Dank je wel Rusko! Daarnaast wil ik Peter en Monique bedanken. Jullie stonden altijd klaar voor mij wanneer ik jullie nodig had. Ik zal dat altijd op prijs stellen en nooit vergeten! Ook wil graag mijn vrienden en studiegenoten bedanken. Hierbij denk ik aan Roderick Kouwen, Arwin Ouwerkerk en Stijn Kerkhof. Met jullie heb ik mooie tijden meegemaakt tijdens onze studententijd. Wij hebben vaak samen gelachen, en wanneer het nodig was hebben wij ons opgesloten in de bibliotheek om te vlammen! Daarnaast wil ik graag mij scriptiebegeleidster, mevrouw Kampers bedanken. Mijn dank gaat ook uit naar mevrouw Wijntjens en mevrouw Boesten. Ademir Sehomerovic s-hertogenbosch, augustus 2014 III

4 Inhoudsopgave Gebruikte Afkortingen... VI 1 Inleiding Achtergrond Probleemanalyse en onderwerp Het onderzoeksdoel Onderzoeksvraag en deelvragen Methoden en plan van aanpak De interne draagplicht en de wettelijke regresvorderingen Inleiding Het concern Het regresrecht De interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren De vaststelling van interne draagplicht Waarom geen algemene regels? De algemene uitgangspunten voor de vaststelling van de interne draagplicht De vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen Conclusie De Interne draagplicht bezien bij andere gevallen Inleiding De juridische kenmerken van de afzonderlijke gevallen De vof Het Bestuur van de NV/BV De interne draagplicht bij de afzonderlijke gevallen De interne draagplicht bij vennoten voor vennootschapsschulden De interne draagplicht bij de bestuurdersaansprakelijkheid van art. 2:138/248 BW Conclusie De Analyse Inleiding De achterliggende gedachtes van de factoren Het kader van de analyse De analyse De resultaten uit de analyse toegepast op de interne draagplicht van concernmaatschappijen De kredietovereenkomst Rechtsverhouding Het profijtbeginsel IV

5 4.3.4 Slotopmerkingen over de maatstaven Conclusie Conclusie Beantwoording centrale vraag Aanbevelingen Literatuurlijst V

6 Gebruikte Afkortingen AVA BW BV HR JOR NJ NV LJN RvC Vof WvK Algemene vergadering van aandeelhouders Burgerlijk Wetboek Besloten vennootschap Hoge Raad Jurisprudentie Onderneming & Recht Nederlandse Jurisprudentie Naamloze vennootschap Landelijk Jurisprudentie Nummer Raad van commissarissen Vennootschap onder firma Wetboek van Koophandel VI

7 1 Inleiding 1.1 Achtergrond Ondernemingen vervullen in de hedendaagse maatschappij een belangrijke rol. Door het voortbrengen van goederen en diensten voorzien ondernemingen in de behoeften van de samenleving. 1 Een leven zonder een Albert Heijn zou bijvoorbeeld een stuk moeilijker zijn. Immers, voor het voorbereiden van een lekker Italiaans gerecht zou men alle ingrediënten zelf moeten vervaardigen. In de juridische wereld kunnen ondernemingen zich manifesteren in verschillende vormen. 2 De bakker om de hoek zal zijn bakkerij doorgaans in stand houden als een eenmanszaak terwijl een onderneming als Philips gedreven wordt door verschillende rechtspersonen over de gehele wereld. Juridisch bezien, wordt een onderneming als Philips aangeduid als een groep. Volgens art. 2:24b Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is een groep een economische eenheid waarin rechtspersonen en/of vennootschappen (hierna: rechtspersonen) organisatorisch zijn verbonden. Kenmerkend hierbij is dat de verbonden rechtspersonen onder centrale leiding staan. 3 De centrale leiding wordt uitgeoefend door de moedermaatschappij over de dochtermaatschappijen. 4 Dochtermaatschappijen zijn rechtspersonen waarin de moedermaatschappij meer dan de helft van de stemrechten in de algemene vergadering kan uitoefenen en/of meer dan de helft van de bestuurders of commissarissen kan benoemen of ontslaan. Daarnaast zijn de dochtermaatschappijen die met elkaar in de groep zijn verbonden, op grond van art. 2:24b BW aan te duiden als groepsmaatschappijen. In de praktijk wordt de juridische term groep gelijkgesteld met het begrip concern. Daarom zal het begrip groep in het hiernavolgende worden aangeduid als concern. Daarnaast zullen de 'groepsmaatschappijen worden aangeduid met de term concernmaatschappijen. 1.2 Probleemanalyse en onderwerp Ter ontplooiing van de ondernemingsactiviteiten heeft een concern financiële middelen nodig. Hiervoor kan een concern kredieten aanvragen bij een bank. Een veel voorkomende vorm van financiering van een concern is de zogenaamde geconsolideerde kredietverlening (hierna: concernfinanciering). Bij een concernfinanciering verstrekt de bank één krediet aan het gehele concern. 5 De wijze waarop het krediet wordt verstrekt aan een concern kent meerdere varianten. Deze kunnen worden onderverdeeld in twee hoofdvarianten, te weten: de geconsolideerde kredietverlening aan de moedermaatschappij en de paraplukredietverlening. 6 Een concernfinanciering levert vooral de volgende voordelen op voor een concern. 7 Allereerst kan het concern veelal op voordeliger condities krediet aantrekken omdat de financiële gegevens van de afzonderlijke concernmaatschappijen worden geconsolideerd. Hierdoor kunnen de financieel zwakke concernmaatschappijen worden opgevangen door de financieel sterke concernmaatschappijen. Daarnaast kunnen de debet- en creditstanden van de verschillende concernmaatschappijen binnen het concern met elkaar worden gecompenseerd. Dit heeft tot gevolg dat de totale kredietbehoefte van het concern sterk wordt gereduceerd. 1 Helder 2013, p Bartman & Dorresteijn 2013, p Bartman & Dorresteijn 2013, p Art. 2:24b BW. 5 Winter 1992, p Winter 1992, p Oostwouder 1996, p

8 De keerzijde van de concernfinanciering is dat de bank doorgaans eist, dat alle concernmaatschappijen zich hoofdelijk verbinden 8 aan de schuld die ontstaat door het te verstrekken concernkrediet (hierna: concernschuld). 9 Door deze hoofdelijke aansprakelijkstelling verkrijgt de bank het recht om iedere hoofdelijke aansprakelijkgestelde concernmaatschappij aan te spreken tot nakoming van de concernschuld. Hierdoor wordt de verhaalspositie van de bank versterkt. 10 Immers, het risico dat één van de concernmaatschappijen onvermogend wordt, wordt overgedragen aan de overige concernmaatschappijen die ook kunnen worden aangesproken tot nakoming van de concernschuld. Komt één van de concernmaatschappijen de concernschuld na, dan worden de overige concernmaatschappij tegenover de bank bevrijd van de nakoming van die concernschuld. 11 Door de betaling van de concernschuld gaat het vorderingsrecht van de bank dat zij heeft tegenover de concernmaatschappijen, immers teniet. 12 Het voorgaande heeft betrekking op de verhouding tussen de concernmaatschappijen enerzijds en de bank anderzijds. Hiermee is echter nog niets gezegd over de onderlinge verhoudingen van de concernmaatschappijen. Het kan immers zo zijn dat sommige concernmaatschappijen wel gebruik hebben gemaakt van het concernkrediet en sommige niet. De concernmaatschappijen die gebruik hebben gemaakt van het concernkrediet hebben daardoor ook een aandeel in de concernschuld. Indien vervolgens één concernmaatschappij de gehele concernschuld nakomt, dan kan het zo zijn dat zij meer heeft betaald dan haar aandeel in de concernschuld. Uiteraard wordt dit als niet redelijk ervaren. 13 Immers, de concernmaatschappij die (willekeurig) door de bank wordt aangesproken om de concernschuld na te komen op grond van haar hoofdelijke aansprakelijkheid, zou de gehele concernschuld voor haar rekening moeten nemen terwijl andere concernmaatschappijen ook gebruik hebben gemaakt van het concernkrediet. De laatstgenoemde concernmaatschappijen zouden dan profiteren van de voldoening van de concernschuld omdat hun aandeel in de concernschuld door het vermogen van de betalende concernmaatschappijen zou worden gedragen. Daarom kan de concernmaatschappij die de concernschuld is nagekomen en meer heeft betaald dan haar aandeel in de concernschuld, op grond van art. 6:10 BW voor dit meerdere regres nemen op haar medeconcernmaatschappijen. Dit systeem wordt aangeduid als de interne draagplicht van de hoofdelijke schuldenaren. 14 Bij de interne draagplicht komt het dus aan op de vaststelling van het aandeel dat iedere concernmaatschappij heeft in de concernschuld. Hoe de aandelen in de concernschuld moeten worden vastgesteld, is door de wetgever niet in het BW geregeld. Bij concernverhoudingen kan het een ingewikkelde zaak zijn om het aandeel van iedere concernmaatschappij in de concernschuld vast te stellen. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat de routes die de geldstromen binnen een concern afleggen vaak complex zijn en niet in overeenkomsten zijn vervat. 15 De vraag of een concernmaatschappij al dan niet een aandeel heeft in de concernschuld, speelt in de praktijk vaak pas op het moment dat er sprake is van een ontvlechting van het concern en/of faillissement van één of meer concernmaatschappijen. 16 Financieel sterke concernmaatschappijen, die een aandeel in de concernschuld hebben, kunnen als gevolg van 8 Een concernmaatschappij die van haar moedermaatschappij de (feitelijke) instructie krijgt om zich hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de concernschuld hoeft aan deze (feitelijke) instructie geen gehoor te geven indien deze hoofdelijke aansprakelijkheid voorzienbaar tot gevolg zou hebben dat het voortbestaan van de dochtermaatschappij daardoor in werkelijk gevaar komt. Zie nader Rb. 28 december 1987, LJN AH Oostwouder 1996, p Het is ook gebruikelijk dat de bank van zowel de moedermaatschappij als de concernmaatschappijen eist dat zij zekerheden aan de bank verschaffen. Te denken valt hierbij aan het recht van pand- en hypotheek. 10 Ophof 1987, p Art. 6:7 lid 2 BW. 12 Boom 1999, p Ophof 1987, p Rijkers 2012, p Olaerts 2004, p Winter & Timmerman 2012, p

9 regresvorderingen woorden meegezogen in het faillissement van andere concernmaatschappijen. Hierdoor kan een beoogde ontvlechting worden bemoeilijkt Het onderzoeksdoel Met deze scriptie tracht ik maatstaven te zoeken voor de vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen bij een concernfinanciering (hierna: interne draagplicht van concernmaatschappijen). Deze maatstaven tracht ik te verkrijgen door te onderzoeken hoe de interne draagplicht wordt vastgesteld bij andere gevallen. De volgende gevallen zullen worden onderzocht: de interne draagplicht van vennoten van een vof voor vennootschapsschulden; en de interne draagplicht van bestuurders van naamloze vennootschap (NV)/besloten vennootschap (BV) die aansprakelijk zijn uit hoofde van art 2:138/248 BW. De reden waarom ik voor deze gevallen heb gekozen heeft te maken met het feit dat er in de literatuur overeenstemming bestaat over de vaststelling van de interne draagplicht van die gevallen. In het hiernavolgende zullen deze gevallen worden aangeduid als de afzonderlijke gevallen. 1.4 Onderzoeksvraag en deelvragen Het voorgaande leidt tot de volgende centrale vraag van deze scriptie: In hoeverre kunnen de inzichten omtrent de vaststelling van de interne draagplicht van de afzonderlijke gevallen ex art. 6:10 BW, leiden tot maatstaven ter vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen bij een concernfinanciering? Ter beantwoording van de centrale vraag zullen de volgende deelvragen worden behandeld: 1. Welke theorieën zijn in de Nederlandse rechtsliteratuur ontwikkeld voor de vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen bij een concernfinanciering? 2. Hoe wordt de interne draagplicht bij de afzonderlijke gevallen vastgesteld? 3. Kunnen de verkregen inzichten uit de eerste en tweede deelvraag leiden tot maatstaven ter vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen bij een concernfinanciering? 1.5 Methoden en plan van aanpak Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zal in de volgende drie hoofdstukken, per hoofdstuk één deelvraag worden behandeld. In het tweede hoofdstuk zal de eerste deelvraag aan bod komen. Dit zal geschieden door middel van een literatuuronderzoek. Omdat de eerste deelvraag betrekking heeft op de ontwikkelde theorieën voor de vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen zal eerst kort worden stilgestaan bij het juridische fenomeen van het concern. Hierbij zal de aandacht uitgaan naar de onderlinge rechtsverhouding van de concernmaatschappijen. Dit heeft te maken met het feit dat de rechtsverhouding van hoofdelijke schuldenaren van belang kan zijn voor de vaststelling van de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren. Vervolgens zal het wettelijke kader van afdeling BW worden behandeld. Dit is belangrijk omdat de interne draagplicht van concernmaatschappijen wordt beheerst door de algemene regels van afdeling BW. In dit verband zal worden nagegaan wat de (juridische)grondslag is voor het regresrecht van art. 17 Winter & Timmerman 2012, p

10 6:10 BW. Vervolgens zal worden uitgezocht waarom er geen algemene wetsartikelen zijn die aangeven op welke wijze de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren dient te worden vastgesteld. Omdat er in de loop der tijd zowel door de wetgever als de literatuur algemene uitgangspunten zijn ontwikkeld om nadere maatstaven te geven voor de vaststelling van de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren, zal ook stil worden gestaan bij deze algemene uitgangspunten. Hierbij dient te worden bedacht dat deze algemene uitgangspunten niet zijn toegespitst op concernverhoudingen maar op algemene gevallen. Er zal worden getracht om de achterliggende gedachtes van deze algemene uitgangspunten te verklaren. Ten slotte zullen de theorieën die in de Nederlandse rechtsliteratuur bestaan over de vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen worden besproken. Ook zal worden onderzocht in hoeverre deze theorieën overeenkomen met de algemene uitgangspunten. In het derde hoofdstuk zal de tweede deelvraag worden behandeld. De doelstelling van het derde hoofdstuk is om te onderzoeken hoe de interne draagplicht van de afzonderlijke gevallen wordt vastgesteld. Het interessante aan de afzonderlijke gevallen is dat er geen discussie in de Nederlandse rechtsliteratuur bestaat over de vaststelling van de interne draagplicht van die afzonderlijke gevallen. Daarom wordt getracht om te onderzoeken welke omstandigheden van belang zijn voor de vaststelling van de interne draagplicht van de afzonderlijke gevallen. Net als bij het tweede hoofdstuk zal in het derde hoofdstuk eerst worden ingegaan op de juridische kenmerken van de afzonderlijke gevallen. Dit is immers van belang omdat, zoals hiervoor is aangeven, de rechtsverhouding van de hoofdelijke schuldenaren van belang kan zijn voor de vaststelling van de interne draagplicht van de hoofdelijke schuldenaren. Vervolgens zal door middel van een literatuur- en jurisprudentieonderzoek worden nagegaan hoe de interne draagplicht bij de afzonderlijke gevallen wordt vastgesteld. Hierbij zal worden gezocht naar de omstandigheden (hierna factoren) die van belang zijn voor de vaststelling van de interne draagplicht van de afzonderlijke gevallen. De derde deelvraag zal worden behandeld in het vierde hoofdstuk. Hierbij wordt getracht om te onderzoeken of de verkregen inzichten uit het tweede en derde hoofdstuk kunnen leiden tot maatstaven ter vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen. Om de derde deelvraag te kunnen beantwoorden zal er een analyse plaatsvinden. Aan de hand van de analyse zal worden onderzocht wat de achterliggende gedachtes zijn van de omstandigheden (hierna: factoren) die van belang zijn voor de vaststelling van de interne draagplicht van de afzonderlijke gevallen. Aan de hand van de achterliggende gedachtes van de factoren zal vervolgens worden bezien of daaruit maatstaven kunnen worden verkregen voor de vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen. Hierbij zullen ook de theorieën die in de Nederlandse rechtsliteratuur heersen over de vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen (hierna: opvattingen) betrokken worden. Hiermee wordt beoogd te onderzoeken of er enig verband bestaat tussen de achterliggende gedachtes van de factoren (die zijn verkregen uit de hiervoor bedoelde toetsing) en de theorieën ten einde maatstaven te ontwikkelen voor de vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen. 4

11 2 De interne draagplicht en de wettelijke regresvorderingen 2.1 Inleiding Bij de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren komt het aan op de vaststelling van het aandeel die ieder hoofdelijke schuldenaar heeft in de hoofdelijke schuld. Zoals reeds besproken, kan het een ingewikkelde zaak zijn om bij de interne draagplicht van concernmaatschappijen het aandeel van iedere concernmaatschappij in de concernschuld vast te stellen. Dit heeft ertoe geleid dat er in de Nederlandse rechtsliteratuur verschillende theorieën zijn ontwikkeld die maatstaven beogen te geven voor de vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen. Dit hoofdstuk heeft dan ook als doel om deze theorieën in kaart te brengen te bespreken (deelvraag 1). Voordat deze theorieën worden besproken zal eerst worden ingegaan op het juridische fenomeen van het concern ( 2.2). Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven kunnen de routes die de geldstromen binnen een concern afleggen vaak complex zijn. Hierdoor kan het moeilijk zijn om te achterhalen welke concernmaatschappijen een aandeel in de concernschuld hebben. Daarom zal bij de behandeling van het concern aandacht worden besteed aan de onderlinge rechtsverhoudingen van de concernmaatschappijen. Vervolgens zal worden ingegaan op het wettelijke kader dat de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren regelt ( 2.3). Omdat het regresrecht een belangrijke plaats inneemt bij de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren zal ook stil worden gestaan bij de strekking van het regresrecht. Daarnaast zal aandacht worden besteed aan de uitwerking van het systeem van de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren. Hierbij zullen de algemene uitgangspunten die een rol kunnen spelen voor de vaststelling van de interne draagplicht aan bod komen. Ten slotte worden de theorieën behandeld die in de Nederlandse rechtsliteratuur zijn ontwikkeld om maatstaven aan te geven voor de vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen (hierna: theorieën) ( 2.4). In dit verband zal worden ingegaan op de vraag wat deze theorieën inhouden. Ook zal worden onderzocht of er een verband bestaat tussen de theorieën en de algemene uitgangspunten van de vaststelling van de interne draagplicht. Dit hoofdstuk zal worden afgesloten met een conclusie ( 2.5). 2.2 Het concern In de kern is een concern een samenstel van juridisch zelfstandige rechtspersonen (en/of personenvennootschappen) die onder centrale leiding staan. 18 Doordat de moedermaatschappij over de centrale leiding beschikt van het concern, is zij in staat om bestuurlijke invloed uit te oefenen op de concernmaatschappijen waardoor er een gemeenschappelijke strategie kan worden gevoerd. 19 Naast het feit dat de concernmaatschappijen onderworpen zijn aan een centrale leiding is het ook gebruikelijk dat zij in economisch, financieel en/of organisatorisch opzicht, met elkaar verbonden zijn. 20 Omdat sommige auteurs van mening zijn dat de verbondenheid tussen de concernmaatschappijen van invloed kan zijn op de vaststelling van de interne draagplicht zal in het hiernavolgende, kort worden ingegaan op de betekenis van deze verbondenheid. 21 Een economische verbondenheid tussen de concernmaatschappijen kan bijvoorbeeld bestaan wanneer de concernmaatschappijen hun activiteiten op elkaar afstemmen. 22 Hierbij valt te denken aan 18 Bartman & Dorresteijn 2013, p Achterberg 1986, p Reumers 2007, p. 15 e.v.. 21 In 2.4 zal nader worden ingegaan op de opvattingen die in de literatuur heersen over de invloed die de verbondenheid tussen de concernmaatschappijen heeft op de vaststelling van de interne draagplicht van de concernmaatschappijen. 22 Reumers 2007, p

12 het geval dat de ene concernmaatschappij één onderdeel van een product maakt dat vervolgens wordt vervaardigd door een andere concernmaatschappij. 23 Het is ook gebruikelijk dat concernmaatschappijen financieel met elkaar verbonden zijn. 24 Dit komt bijvoorbeeld tot uiting door de zogenaamde intercompany-transacties. Het gaat hierbij om transacties die binnen het concern, door de concernmaatschappijen onderling worden verricht. 25 Men denke hierbij aan het geval waarbij de ene concernmaatschappij bepaalde grondstoffen verkoopt en levert aan een andere concernmaatschappij. Dit leidt tot vorderingen tussen de concernmaatschappijen onderling. De prijsstelling van de intercompany-transacties geschiedt soms bewust niet zoals die zou plaatsvinden wanneer de concernmaatschappijen hun producten buiten het concern zouden afzetten. 26 Dit heeft onder meer te maken met fiscale motieven. Door de intercompany-transacties kunnen omvangrijke geldstromen binnen een concern ontstaan. 27 Daarnaast is het ook gebruikelijk om de interncompany-transacties niet in overeenkomsten te vervatten. Op deze manier kunnen de overboekingskosten die aan de intercompany-transacties zijn verbonden, worden vermeden. Immers, indien deze transacties niet in overeenkomsten zijn vervat, dan zijn er ook geen provisies aan de bank verschuldigd voor de overboekingen. 28 Deze kosten kunnen worden vermeden door bijvoorbeeld rekening-courantverhoudingen aan te gaan tussen de concernmaatschappijen. 29 Dit alles kan ertoe leiden dat de routes die de intercompany-transacties binnen een concern afleggen erg complex zijn. Hierdoor kan het een ingewikkelde zaak zijn om de interne draagplicht van concernmaatschappijen vast te stellen. In 2.4 zal hierop nader worden ingegaan. Ten slotte kunnen concernmaatschappijen ook in organisatorisch opzicht met elkaar verbonden zijn. 30 Hiervan is sprake indien het concern is onderverdeeld in bijvoorbeeld regionale, product- en of functionele divisies. 31 De onderlinge coördinatie tussen de concernmaatschappijen zal in een dergelijk geval geschieden door de moedermaatschappij. Bij organisatorische verbondenheid kan men denken aan het geval dat concernmaatschappij A verantwoordelijk is voor de inkoop van bepaalde onderdelen. Concernmaatschappij B is dan verantwoordelijk voor de vervaardiging van die onderdelen waarbij concernmaatschappij C vervolgens weer verantwoordelijk is voor de verkoop van het vervaardigde product. In het voorgaand ben ik ingegaan op het juridische verschijnsel van het concern. Hieruit is gebleken dat concernmaatschappijen, die onderdeel uitmaken van hetzelfde concern, in meer of mindere mate met elkaar verbonden zijn. De mate waarin de concernmaatschappijen met elkaar verbonden zijn, kan van concern tot concern verschillen. 32 In 2.4 zal worden ingegaan op de consequenties die deze verbondenheid volgens sommige auteurs kan hebben voor de vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen. Maar alvorens dat te behandelden zal eerst stil worden gestaan bij het wettelijke kader betreffende de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren. 2.3 Het regresrecht In hoofdstuk 1 is aangegeven, dat het bij een concernfinanciering gebruikelijk is dat concernmaatschappijen zich hoofdelijk aansprakelijk stellen voor de schuld die is ontstaan uit het 23 Dit voorbeeld is ontleend aan Reumers 2007, p Reumers 2007, p Bartman & Dorresteijn 2013, p Bartman & Dorresteijn 2013, p Winter 1992, p Reumers 2007, p Reumers 2007, p. 19 en Winter 1992, p Zie ook de artikelen 6:127 BW en art. 6:140 BW. 30 Reumers 2007, p Reumers 2007, p Van Neer-Van den Broek 1988, p

13 verstrekte concernkrediet. Zoals in hoofdstuk 1 is gesteld, worden de hoofdelijke schuldenaren door de betaling van de hoofdelijke schuld 33 (hierna: schuld), bevrijd tegenover de schuldeiser tot nakoming van de schuld. Zou hiermee de kous af zijn, dan zou dit tot onbillijke situaties kunnen leiden. Dit zou immers betekenen dat de hoofdelijkheid geen ander gevolg heeft dan de bevrijdende werking van de hoofdelijke schuldenaren tegenover de schuldeiser. De gehele schuld zou dan ten laste komen van het vermogen van de betalende schuldenaar terwijl de overige schuldenaren er geen gevolgen van zouden ondervinden in hun vermogen. 34 Met andere woorden, door de nakoming van de schuld wordt de betalende schuldenaar ongerechtvaardigd verarmd terwijl de niet-betalende schuldenaren juist ongerechtvaardigd worden verrijkt. 35 Ter illustratie van de ongerechtvaardigde verarming en verrijking zal het volgende voorbeeld worden gegeven. Stel dat A en B samen een kredietovereenkomst aangaan bij de bank voor A heeft 700 van het krediet gebruikt terwijl de overige 300 door B zijn gebruikt. Zowel A en B zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het verstrekte krediet. B komt de schuld na en betaalt 1000 aan de bank. Dit heeft als gevolg dat B een verlies maakt van 700 terwijl A juist een winst boekt van 700. Zoals hiervoor is aangegeven wordt de verrijking van A en de verarming van B als ongerechtvaardigd beschouwd. Om dergelijke situaties te genezen is het regresrecht van art. 6:10 BW in het leven geroepen. 36 De grondslag van het regresrecht is dus het genezen van de ongerechtvaardigde verrijking en verarming die ontstaan door de nakoming van de schuld door één hoofdelijke schuldenaar. 37 Zoals in hoofdstuk 1.2 is aangegeven, maakt het regresrecht onderdeel uit van de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op het systeem van de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren De interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren In de inleiding van dit hoofdstuk is aangegeven, dat het bij de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren aankomt op de vraag wie van de hoofdelijke schuldenaren een aandeel heeft in de schuld. Volgens art. 6:10 BW gaat het dan om de vraag wie van de hoofdelijke schuldenaren de schuld aangaat. 38 In het voorbeeld uit de vorige paragraaf gaat de schuld zowel A als B aan. Beide hebben immers gebruikt gemaakt van het krediet. Doordat A 700 gebruikt heeft van het krediet, is zijn aandeel in de schuld 700. B daartegenover heeft 300 gebruikt van het krediet waardoor hij voor 300 een aandeel in de schuld heeft. Het uitgangspunt bij de interne draagplicht is dat ieder hoofdelijke schuldenaar alleen zijn eigen aandeel in de schuld voor zijn rekening neemt. Art. 6:10 lid 1 bepaalt daarom dat ieder hoofdelijke schuldenaar in de schuld moet bijdragen voor het gedeelte van de schuld dat hem, in de onderlinge verhouding met zijn medeschuldenaren, aangaat. 39 Dit is de bijdrageplicht van de hoofdelijke schuldenaren. Stel dat B de schuld nakomt en daardoor meer betaalt dan zijn aandeel in de schuld, te weten 700. In dat geval verkrijgt B op grond van art. 6:10 lid 2 BW een regresrecht om 700 terug te vorderen van A. Het resultaat van de uitoefening van het regresrecht is dat zowel A als B, hun eigen aandelen in de schuld dragen. Daarnaast komt door de uitoefening van 33 Ter zekerheid zij het volgende vermeld. De hoofdelijke schuld is de schuld waarvoor de hoofdelijke schuldenaren zich hoofdelijk aansprakelijk stellen. 34 Boom 1999, p De Kok 1965, p Vgl. De Kok 1965, p. 106 en Boon 1999, p Boom 1999, p Asser p Tevens dient ieder hoofdelijke schuldenaar op grond van art. 6:10 lid 3 BW in de kosten, welke zijn gemaakt ten aanzien van de schuld, bij te dragen voor het gedeelte van de schuld dat hem aangaat in zijn onderlinge verhouding met zijn medeschuldenaren. 7

14 het regresrecht tot uiting dat de ongerechtvaardigde verrijking van A en de ongerechtvaardigde verarming van B, ongedaan wordt gemaakt. Bij dit alles dient te worden bedacht dat niet iedere hoofdelijke schuldenaar een aandeel hoeft te hebben in de schuld. Het kan zo zijn dat de schuld slechts één hoofdelijke schuldenaar aangaat terwijl de overige schuldenaren zich hoofdelijk verbinden aan de schuld om de schuldeiser meer zekerheid te geven. 40 Hierdoor valt er een onderscheid te maken tussen twee soorten schuldenaren. 41 De eerste soort betreft de schuldenaren die de schuld aangaan. Deze schuldenaren worden aangeduid als de draagplichtige schuldenaren. De schuldenaren die de schuld niet aangaan worden aangeduid als de niet draagplichtige schuldenaren. Stel dat in het hiervoor gegeven voorbeeld, het krediet volledig is gebruikt door A. B heeft zich hoofdelijk verbonden aan de schuld omdat dit een voorwaarde was van de Bank voor het verstrekken van het krediet. In dat geval gaat de schuld alleen A aan. A wordt dus aangemerkt als de draagplichtige schuldenaar en B als de niet-draagplichtige schuldenaar. Indien A de gehele schuld nakomt dan verkrijgt A op grond van art. 6:10 lid 2 BW geen regresrecht. A heeft immers niet meer betaald dan zijn aandeel in de schuld. En dit is juist de voorwaarde voor de uitoefening van het regresrecht van art. 6:10 BW. 42 In dit voorbeeld ziet men de grondslag van het regresrecht ook goed terug komen. Doordat er geen ongerechtvaardigde verrijking en verarming heeft plaatsgevonden, bestaat er ook geen behoefte om A een regresrecht toe te kennen. Voor hoofdelijke schuldenaren kan het feit dat men al dan niet draagplichtig is, vergaande gevolgen hebben. Dit heeft te maken met de zgn. omslagregeling van art. 6:13 BW. Dit artikel ziet op het geval dat een van de hoofdelijke schuldenaren vanwege insolventie of andere redenen niet in staat is om te voldoen aan zijn verplichtingen om het intern voor zijn rekening komende gedeelte van de schuld aan de betalende schuldenaar te voldoen. 43 De billijkheid eist in een dergelijk geval dat het onverhaalbaar gebleken deel over de overige schuldenaren wordt omgeslagen 44 Bij de omslag wordt echter een onderscheid gemaakt tussen de draagplichtige- en de niet draagplichtige schuldenaren. Indien de schuld door een draagplichtige schuldenaar is nagekomen, dan geschiedt de omslag op grond van art. 6:13 lid 1 BW over de overige draagplichtige schuldenaren naar evenredigheid van de gedeelten waarvoor de schuld ieder van hen in hun onderlinge verhouding aangaat. Dit betekent dat de niet draagplichtige schuldenaren niet in de omslag worden betrokken indien een draagplichtige schuldenaar de schuld is nagekomen. Stel dat A, B, C, D, en E hoofdelijk verbonden zijn aan een schuld van De schuld gaat ieder voor een gelijk deel aan ( 400). E komt de schuld na en C is insolvent. Op grond van art. 6:13 lid 1 BW kan E vervolgens regres nemen op A, B en D voor 500 van ieder. Indien de gehele schuld echter wordt voldaan door een niet-draagplichtige schuldenaar en blijkt op geen van de draagplichtige schuldenaar verhaal mogelijk, dan wordt op grond van art. 6:13 lid 2 BW het onverhaalbaar gebleken deel over alle niet-draagplichtige schuldenaren omgeslagen naar evenredigheid van de bedragen waarvoor ieder op het tijdstip van de delging van de schuld tegenover de schuldeiser aansprakelijk was. Stel dat A, B, C, D en E hoofdelijk verbonden zijn aan een schuld van De schuld gaat zowel A als B voor 750 ieder aan. C komt vervolgens de schuld na en A en B zijn beide insolvent. In dit voorbeeld kan C regres nemen op D voor 500 en tevens op E voor 500. Ten slotte dient te worden vermeld dat de interne verhouding tussen de hoofdelijke schuldenaren op grond van art. 6:8 jo 6:2 BW wordt beheerst door de eisen van redelijkheid en 40 Asser-Hartkamp & Sieburgh 6-I*, nr Oostwouder 1996, p Zie art. 6:10 lid 2 BW. 43 Asser-Hartkamp & Sieburgh 6-I*, nr Oostwouder 1996, p

15 billijkheid. Dit kan ertoe leiden dat de draagplichtverhoudingen, kan en moet worden aangepast indien zij niet voldoet aan de eisen van de redelijkheid en billijkheid. 45 Dit zal echter afhangen van de feiten en omstandigheden van het geval. Hierover zal ik in de volgende hoofdstukken nader op ingaan. 2.4 De vaststelling van interne draagplicht De in genoemde wetsartikelen zijn opgenomen in afdeling BW en maken deel uit van het algemene gedeelte van het verbintenissenrecht. De laatstgenoemde wetsartikelen zijn daarom niet toegespitst op concernverhoudingen. Het opmerkelijke aan de afdeling BW is dat het geen algemene wetsartikelen heeft die aangeven wanneer een hoofdelijke schuldenaar een aandeel heeft in de schuld en indien hij/zij een aandeel in de schuld heeft, hoe men dat aandeel in de schuld van hoofdelijke schuldenaren moet vaststellen (hierna: de vaststelling van de interne draagplicht). 46 Op enige plaatsen geeft de wet wel een nadere maatstaf voor de vaststelling van de draagplicht aan. 47 Deze maatstaven zien met name op gevallen waarbij sprake is van een onrechtmatige daad. In deze paragraaf wordt daarom eerst ingegaan op de vraag waarom er geen algemene regels zijn die aangeven hoe men de interne draagplicht tussen de hoofdelijke schuldenaren dient vast te stellen ( 2.4.1). Vervolgens wordt stilgestaan bij de algemene uitgangspunten die volgens de wetgever en de literatuur van belang kunnen zijn voor de vaststelling van de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren ( 2.4.2). Wellicht ten overvloede zij in dit verband het volgende opgemerkt. De algemene uitgangspunten hebben betrekking op algemene gevallen en zijn daarom niet toegespitst op concernverhoudingen. Ten slotte wordt een overstap gemaakt naar de vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen ( 2.4.3). Bij deze overstap wordt ingegaan op de theorieën die in de Nederlandse rechtsliteratuur zijn ontwikkeld om maatstaven te geven voor de vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen. Daarbij wordt tevens bezien of de theorieën overeenkomen met de algemene uitgangspunten van de interne draagplicht die in worden behandeld Waarom geen algemene regels? De reden waarom de wetgever geen algemene wetsartikelen voor de vaststelling van de interne draagplicht in het BW heeft opgenomen heeft te maken met het feit dat volgens de wetgever daarvoor geen algemene regels te geven zijn. 48 Waarom dat zo is, wordt door de wetgever in de Parlementaire Geschiedenis van Boek 6 BW niet beargumenteerd. Ook onder het oude BW recht bestonden geen algemene wetsartikelen die aangaven hoe de interne draagplicht dient te worden vastgesteld. 49 Volgens de Kok heeft dit te maken met de verscheidenheid van de gevallen van de interne draagplicht. 50 Doordat de verschillen tussen deze gevallen zodanig groot zijn, volstaat het niet om algemene regels op te stellen die aangeven op welke wijze de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren dient te worden vastgesteld. Immers, voor de verschillende gevallen van de interne draagplicht kunnen ook verschillende maatstaven gelden. De vaststelling van de interne draagplicht is volgens de Kok daarom slechts in het concrete geval te bepalen Winter 1992, p In het hiernavolgende zal worden gepraat over de vaststelling van de interne draagplicht. Daarmee wordt het volgende bedoeld: de vaststelling van de omvang van het aandeel van ieder draagplichtige schuldenaar in de hoofdelijke schuld. 47 Asser-Hartkamp &Sieburgh 6-I*, nr Zie bijvoorbeeld art. 6:102 jo 101, 6:165 lid 2 BW, 6:170 lid 3 BW 48 Parlementaire Geschiedenis Boek 6, p Parlementaire Geschiedenis Boek 6, p De Kok 1965, p De Kok 1965, p

16 Ook onder het huidige recht wordt deze mening gedeeld. Boom geeft aan dat er geen algemene regels te geven zijn voor de vaststelling van de interne draagplicht. 52 Dit heeft volgens Boom te maken met de gedachte achter het regresrecht. 53 Deze geldt en luidt immers zo algemeen dat zij nauwelijks richting geeft aan de beantwoording van de algemene vraag wie in een concreet geval draagplichtig is en wat de omvang van de bijdrageplicht is. Een antwoord op een zo algemeen gestelde vraag, moet volgens Boom uiteraard in de algemeenheid blijven steken. Er kunnen hooguit, bij wijze van leidraad een aantal uitgangspunten worden uiteengezet die in concrete gevallen kunnen worden toegepast, aldus Boom. 54 Door zowel de wetgever als een aantal rechtsgeleerden zijn er in de loop der tijd algemene uitgangspunten ontwikkeld om de interne draagplichtplicht vast te stellen. Deze algemene uitgangspunten zullen in de volgende subparagrafen aan bod komen De algemene uitgangspunten voor de vaststelling van de interne draagplicht De wetgever heeft in de Parlementaire Geschiedenis van art. 6:10 BW een aantal algemene uitgangspunten opgesteld voor de vaststelling van de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren. Zo is de wetgever van mening dat de grootte van de bijdrageplicht in de eerste plaats afhangt van hetgeen de hoofdelijke schuldenaren daaromtrent zijn overeengekomen en van de eventuele onderlinge rechtsverhouding van de schuldenaren, op grond waarvan zij zich gezamenlijk hebben verbonden. Indien de schuld om baat is aangegaan, dan is voorts van belang in hoeverre de tegenwaarde van de schuld, ieder van hen ten goede is gekomen. Dit zal voornamelijk van belang zijn wanneer er tussen de schuldenaren geen andere band bestaat dan het feit dat zij hoofdelijke medeschuldenaren zijn. Ten slotte kunnen de beginselen van de ongerechtvaardigde verrijking volgens de wetgever nog een rol spelen. De wetgever heeft het in ieder geval niet als wenselijk geacht om als hoofdregel voorop te stellen dat de schuldenaren voor gelijke delen in de schuld moeten bijdragen. 55 De uitzonderingen zouden dan belangrijke zijn dan de hoofdregel. Indien er echter geen van de hierboven aangegeven algemene uitgangspunten uitsluitsel geven, is een draagplicht voor gelijke delen de aangewezen oplossing, aldus de wetgever. In het hiernavolgende zal worden stilgestaan bij de hierboven weergeven algemene uitgangspunten die een rol kunnen spelen voor de vaststelling van de interne draagplicht. In dit verband zij opgemerkt dat de algemene uitgangspunten aanwijzingen geven voor de vaststelling van de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren. Deze uitgangspunten hebben daarom betrekking op algemene gevallen. Hierbij dient volgens Boom te worden bedacht dat bij de toepassing van deze algemene uitgangspunten op een concrete casus, kan blijken dat meerdere algemene uitgangspunten om toepassing strijden. 56 In zulke gevallen zullen de concrete omstandigheden doorslaggevend moeten zijn, aldus Boom. Voordat deze algemene uitgangspunten worden behandeld zal een en ander worden opgemerkt over de verwerping van de hoofdregel dat de hoofdelijke schuldenaren voor gelijke delen draagplichtig zijn. Ook in de literatuur wordt de mening gedeeld dat als hoofdregel niet voorop moet staan een gelijke bijdrageplicht voor de hoofdelijke schuldenaren. 57 Is dat wel het geval, dan zou dat volgens 52 Boom 1999, p Zie 2.3, p Boom 1999, p. 96 en 107. Zie ook Hartkamp & Sieburgh die ook van mening zijn dat de vaststelling van de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren afhangt van de bijzondere omstandigheden van het geval. Asser-Hartkamp & Sieburgh 6-1*, nr Parlementaire Geschiedenis Boek 6, p Boom 1999, p Zie o.a. Asser-Hartkamp & Sieburgh 6-I*, nr. 122, De Kok 1965, en Boom 1999, p

17 Boom als gevolg hebben dat de rechter ongemotiveerd kan vaststellen dat hem geen omstandigheden zijn gebleken die een andere verdeling van de draagplicht rechtvaardigen. 58 Immers, het is dan aan degene die een afwijkende verdeling van de draagplicht wenst, om dat te stellen en zo nodig te bewijzen. Indien hij daarin niet in slaagt, dan zal de rechter een draagplicht naar gelijke delen moeten aannemen zonder deze verdeling nader te motiveren. Volgens Boom verdient het juist de voorkeur om steeds aan te geven waarom tot de betreffende verdeling is besloten. Dit geldt ook bij een gelijke bijdrageplicht voor de hoofdelijke schuldenaren, aldus Boom. Ook de Kok is van mening dat een gelijke bijdrageplicht van de hoofdelijke schuldenaren niet als hoofdregel moet gelden. 59 De Kok geeft hierbij aan dat de omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de vaststelling van de interne draagplicht per geval kunnen verschillen. Daarom dient de hoofdelijke schuldenaar te stellen en zo nodig te bewijzen waarom in het desbetreffende geval een draagplicht voor gelijke delen dient te worden aangenomen. 60 Uit hetgeen hiervoor is aangegeven volgt dat de verwerping van de hoofdregel van de gelijke draagplicht van de hoofdelijke schuldenaren overeenkomt met het feit dat voor de vaststelling van de interne draagplicht, geen algemene wetsartikelen te geven zijn. Immers, de vaststelling van de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren hangt af, zoals in is aangegeven, van de bijzondere omstandigheden van het geval. Daarom moet ook uit de bijzondere omstandigheden van het geval blijken dat de hoofdelijke schuldenaren voor gelijke delen draagplichtig zijn. Hierbij past het niet om als hoofdregel aan te nemen dat de hoofdelijke schuldenaren voor gelijke delen draagplichtig zijn Overeenkomst en rechtsverhouding De contractuele rechtsverhouding van hoofdelijke schuldenaren kan een uitdrukkelijke of impliciete draagplichtverdeling met zich mee brengen. 61 Hoofdelijke schuldenaren zijn immers in beginsel vrij om zelf regelingen te treffen over de verdeling van in interne draagplicht omdat de regresregel van art. 6:10 BW van aanvullend recht is. 62 Dit betekent dat indien de hoofdelijke schuldenaren bij overeenkomsten een verdeling van hun interne draagplicht zijn overeengekomen, de interne draagplicht van die hoofdelijke schuldenaren vervolgens moet worden vastgesteld aan de hand van die afspraken. Daarnaast kan de verdeling van de draagplicht ook impliciet blijken uit de aard van de overeenkomst op grond waarvan de hoofdelijke schuldenaren zich hoofdelijk hebben verbonden aan de schuld. 63 Zo kan de vennootschapsovereenkomst een mogelijke maatstaf aanreiken voor de verdeling van de interne draagplicht van vennoten van een vof voor vennootschapsschulden. 64 Hierop zal in hoofdstuk 3 nader worden ingegaan. Boom geeft in dit verband ook aan dat een risicoverdeling die uit de aard van een overeenkomst voortvloeit, ook als verdelingsmaatstaf bij de interne draagplicht kan gelden. 65 Te denken valt hierbij aan het geval waarbij een werknemer onzorgvuldig handelt en dusdoende schade toebrengt aan zowel zijn werkgever als een derde. In dat geval dienen volgens Boom beide schadeposten in beginsel door de werkgever te worden gedragen Het profijtbeginsel 58 Boom 1999, p, De Kok 1965, p De Kok 1965, p Boom 1999, p Boom 1999, p. 113 en Deterink 2008, p Boom 1999, p Boom 1999, p Boom 1999, p Boom 1999, p

18 Indien de hoofdelijke schuld om baat is aangegaan, dan is, zoals in aangegeven, van belang in hoeverre de tegenwaarde van de schuld aan ieder hoofdelijke schuldenaar ten goede is gekomen. Dit criterium wordt in de literatuur aangeduid als het profijtbeginsel. 67 Het profijtbeginsel is in overeenstemming met de aan het regresrecht van art. 6:10 BW ten grondslag liggende gedachte, te weten het genezen van de ongerechtvaardigde verrijking en verarming. 68 Boom en de Kok zijn daarom van mening dat het profijt dat een van de hoofdelijke schuldenaren direct of indirect geniet in verband met de (handeling die leidt tot) hoofdelijkheid, een factor is bij de bepaling van de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren. 69 Volgens de Kok is het dan ook billijk, dat de uiteindelijke draagplicht van ieder van de hoofdelijke schuldenaren wordt beïnvloed door het aandeel, dat ieder heeft verkregen van het profijt, dat naar aanleiding van hoofdelijke schuld is verworven. 70 Hierdoor is het te aanvaarden dat in de onderlinge verhouding van de hoofdelijke schuldenaren de nadelen evenredig zullen zijn aan de voordelen. Met andere woorden, indien een hoofdelijke schuldenaar, een profijt van 200 heeft verkregen door de hoofdelijke schuld, dan is het ook billijk dat hij voor 200 in de hoofdelijke schuld moet bijdragen. Dit betekent ook dat indien een hoofdelijke schuldenaar geen profijt heeft verkregen van de hoofdelijke schuld, hij/zij dan ook niet in de hoofdelijke schuld moet bijdragen De beginselen van de ongerechtvaardigde verrijking Zoals reeds is besproken, is de wetgever van mening dat de beginselen van de ongerechtvaardigde verrijking een rol kunnen spelen bij de vaststelling van de interne draagplicht van hoofdelijke schuldenaren. Wat de precieze betekenis van deze beginselen is voor de vaststelling van de interne draagplicht van de hoofdelijke schuldenaar, wordt door de wetgever niet aangegeven. Boom geeft in dit verband wel aan dat voor een nadere invulling van de blanco regresmaatstaf van art. 6:10 BW, op bronnen zoals de ongerechtvaardigde verrijking moet worden teruggegrepen. 71 Zoals meerdere keren in dit hoofdstuk is aangegeven, vindt het regresrecht van art. 6:10 BW haar grondslag in de ongerechtvaardigde verrijking en verarming die ontstaat na de voldoening van de hoofdelijke schuld. In de vorige subparagraaf is dan ook aangeven, dat het profijtbeginsel gebaseerd is op de geachte van de ongerechtvaardigde verrijking. Wat de precieze betekenis is van de beginselen van de ongerechtvaardigde verrijking, zoals bedoeld door de wetgever, kan ik niet aangeven. Uit de Parlementaire Geschiedenis heb ik dit in ieder geval niet kunnen afleiden. Echter ben ik, aan de hand van hetgeen uit dit hoofdstuk naar voren is gekomen, van mening dat de beginselen van de ongerechtvaardigde verrijking in die zin betekenis hebben voor de vaststelling van de interne draagplicht, dat de ontstane ongerechtvaardigde verrijking en verarming dient te worden genezen door de uitoefening van het regresrecht uit art. 6:10 BW De vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen Zowel in de praktijk als in de literatuur heerst onduidelijkheid over de wijze waarop de hiervoor beschreven uitgangspunten moeten worden toegepast bij de interne draagplicht van concernmaatschappijen. 72 Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven heeft dit onder meer te maken met het feit dat de routes die de geldstromen binnen een concern afleggen doorgaans erg complex zijn en niet 67 Zie o.a. Oostwouder 1999, p. 332 en Winter & Timmerman 2012, p De Kok 1965, p en Boom 1999, p De Kok 1965, p en Boom 1999, p De Kok 1965, p Boom 1999, p Olaerts 2004, p

19 in overeenkomsten zijn vervat. 73 Hierdoor kan het bijvoorbeeld moeilijk zijn om na te gaan aan welke concernmaatschappij(en) de tegenwaarde van de concernschuld in concreto ten goede is (zijn) gekomen. 74 Dit zal bijvoorbeeld bij een concern waarin er een hechte (financiële) verbondenheid tussen de concernmaatschappijen bestaat, het geval kunnen zijn. Immers, in een dergelijk geval is het aannemelijker dat er veel intercompany-transacties zullen plaatsvinden. 75 En juist de intercompanytransacties kunnen het moeilijk maken om de aandelen van iedere concernmaatschappij in de concernschuld vast te stellen. Oostwouder verwijst in dit verband naar de (veel) voorkomende situatie waarbij een pand waarvan gebruik wordt gemaakt door een concernmaatschappij, eigendom is van een andere concernmaatschappij. 76 Indien dit pand is gefinancierd door het concernkrediet en er een sterke mate van verwevenheid tussen de concernmaatschappijen bestaat, dan kan het een ingewikkelde zaak zijn om de aandelen van de concernmaatschappijen in de concernschuld vast te stellen. De eerstgenoemde concernmaatschappij heeft dan weliswaar geen gebruik gemaakt van het concernkrediet, maar zij heeft er wel van geprofiteerd doordat zij gebruik heeft gemaakt van het pand. Dient zij dan bij te dragen in de schud? Zo ja, wat is haar aandeel in de concernschuld dan? Dit alles laat tevens zien dat de verbondenheid van de concernmaatschappijen van invloed kan zijn op de vaststelling van de interne draagplicht van die concernmaatschappijen. Om onder andere de laatstgenoemde vragen te beantwoorden zijn er in de Nederlandse rechtsliteratuur verschillende theorieën ontwikkeld. Deze theorieën beogen maatstaven te geven voor de vaststelling van de interne draagplicht van concernmaatschappijen. In deze paragraaf zullen deze theorieën aan bod komen. Eerst zal worden ingegaan op de theorie waarin het profijtbeginsel centraal staat ( ). Vervolgens komt de theorie van het toegangscriterium aan bod ( ). Op het einde van deze paragraaf wordt de theorie waarin de rechtsverhouding van de concernmaatschappijen centraal staat behandeld ( ) De theorie van het profijtbeginsel Volgens Oostwouder dient de interne draagplicht van concernmaatschappijen te worden vastgesteld aan de hand van het profijtbeginsel indien de hoofdelijke schuldenaren geen afspraken hebben gemaakt over hun interne draagplicht. 77 Oostwouder onderbouwt zijn stelling door te verwijzen naar de Toelichting Meijers 78 en naar de overwegingen uit de Invoeringswet II van Boek 6 BW (hierna: MvA). In de MvA is immers aangegeven, dat het er bij de interne draagplicht van concernmaatschappijen om gaat wie van de hoofdelijke schuldenaren de schuld aangaat in hun onderlinge verhouding. 79 Volgens de MvA ligt het in dit stelsel voor de hand dat dit, bij gebreke van overeenkomsten, degene zijn die het krediet hebben gebruikt of te wier beschikking het is gekomen. Het komt daarom aan op de vraag aan wie van de schuldenaren, overeenkomstig hun bedoeling, de tegenwaarde van de geldlening ten goede is gekomen. 80 Oostwouder is daarom van mening dat bij elke concernmaatschappij moet worden onderzocht of en in hoeverre deze overeenkomstig de bedoeling van partijen heeft geprofiteerd van het concernkrediet. Indien dit niet mogelijk is vanwege een hechte verbondenheid tussen concernmaatschappijen waardoor niet meer kan worden nagegaan 73 Olaerts 2004, p Olaerts 2004, p Zie hoofdstuk 2.2, p Oostwouder 1996, p Oostwouder 2013, p Zie H.M. Reehuis & E.E. Slob, Parlementaire Geschiedenis van het Nieuwe Burgerlijke Wetboek: Invoering Boeken 3, 5, en 6: Boek 6 Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht, p H.M. Reehuis & E.E. Slob, Parlementaire Geschiedenis van het Nieuwe Burgerlijke Wetboek: Invoering Boeken 3, 5, en 6: Boek 6 Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht, p

Er zijn verschillende methoden van draagplichtverdeling mogelijk, die op hoofdlijnen als volgt kunnen worden onderscheiden:

Er zijn verschillende methoden van draagplichtverdeling mogelijk, die op hoofdlijnen als volgt kunnen worden onderscheiden: Notitie aandachtspunten fiscale eenheid vennootschapsbelasting Inleiding PlasBossinade houdt u graag op de hoogte van relevante ontwikkelingen. In dit kader willen wij uw aandacht vestigen op de fiscale

Nadere informatie

Bachelorscriptie: Concernfinanciering & Regresaansprakelijkheid

Bachelorscriptie: Concernfinanciering & Regresaansprakelijkheid Bachelorscriptie: Concernfinanciering & Regresaansprakelijkheid Bachelorscriptie van W.L. Beek s0825204 Scriptiebegeleider: prof. mr. S.M. Bartman 2 Bachelorscriptie: Concernfinanciering & Regresaansprakelijkheid

Nadere informatie

Een van de motieven voor concernvorming is

Een van de motieven voor concernvorming is MR.DRS. A.G. DE NEVE Regresvorderingen en concern Een kritische noot bij HR 18 april 2003, JOR 2003, 160 m. nt. Bartman (*) Een van de motieven voor concernvorming is doorgaans het behalen van synergetische

Nadere informatie

De rechtsvorm is de juridische ofwel wettelijke vorm van de organisatie. Voorbeelden van rechtsvormen zijn:

De rechtsvorm is de juridische ofwel wettelijke vorm van de organisatie. Voorbeelden van rechtsvormen zijn: Samenvatting door Isabelle 1418 woorden 2 december 2015 8,2 19 keer beoordeeld Vak M&O M&O Hoofdstuk 10 Rechtsvormen 10.1 Organisaties De rechtsvorm is de juridische ofwel wettelijke vorm van de organisatie.

Nadere informatie

Webinar Jurisprudentie Ondernemingsrecht. februari 2015 Adriaan F.M. Dorresteijn

Webinar Jurisprudentie Ondernemingsrecht. februari 2015 Adriaan F.M. Dorresteijn Webinar Jurisprudentie Ondernemingsrecht februari 2015 Adriaan F.M. Dorresteijn 1 Onderwerpen 1. Turboliquidatie/faillissement 2. Feitelijke bestuurder/beleidsbepaler 3. Enquêtegerechtigden 2 1. Turboliquidatie/faillissement

Nadere informatie

Corporate Alert: de 403-verklaring

Corporate Alert: de 403-verklaring Corporate Alert: de 403-verklaring Kort na elkaar heeft de Hoge Raad twee uitspraken gedaan over vragen waartoe de 403- verklaring aanleiding geeft. De meest in het oog springende beslissing (HR 20 maart

Nadere informatie

CONSOLIDATIE. Inhoudsopgave

CONSOLIDATIE. Inhoudsopgave Inhoudsopgave CONSOLIDATIE 1.0 Kennismaken 2.0 Waarom consolideren? 3.0 Wanneer consolideren? 4.0 Wat is een geconsolideerde jaarrekening? 5.0 De techniek van de integrale consolidatie 1.0 Kennismaken

Nadere informatie

College Concernrecht. mr. S. van de Griek. Universiteit van de Nederlandse Antillen. Dinsdag 20 april 2010 van 19.00-20.30 uur

College Concernrecht. mr. S. van de Griek. Universiteit van de Nederlandse Antillen. Dinsdag 20 april 2010 van 19.00-20.30 uur College Concernrecht mr. S. van de Griek Universiteit van de Nederlandse Antillen Dinsdag 20 april 2010 van 19.00-20.30 uur Groep of concern 1. We zullen vandaag het concernrecht behandelen. De literatuur

Nadere informatie

Update ' toezicht op bestuur in relatie tot de rol van participatiemaatschappijen in hun portefeuillebedrijven'

Update ' toezicht op bestuur in relatie tot de rol van participatiemaatschappijen in hun portefeuillebedrijven' Update ' toezicht op bestuur in relatie tot de rol van participatiemaatschappijen in hun portefeuillebedrijven' 1 Toezicht op bestuur Op 31 mei 2011 is het wetsvoorstel bestuur en toezicht (het "Wetsvoorstel")

Nadere informatie

Datum 11 maart 2011 Betreft: Beperking van de aansprakelijkheid van de financiële toezichthouders

Datum 11 maart 2011 Betreft: Beperking van de aansprakelijkheid van de financiële toezichthouders > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.minfin.nl

Nadere informatie

Recht P2 Auteur: Lydia Janssen

Recht P2 Auteur: Lydia Janssen Recht P2 Auteur: Lydia Janssen Ondernemingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid Eenmanszaak Maatschap VOF (CV) Ondernemingsvormen met rechtspersoonlijkheid (2:3 BW) BV NV (vereniging, coöperatie, OWM, stichting)

Nadere informatie

Corporate Governance. Privaatrechtelijk speelveld Master Class Corporate Governance Mr. Jaap Maris 21 april 2015

Corporate Governance. Privaatrechtelijk speelveld Master Class Corporate Governance Mr. Jaap Maris 21 april 2015 Corporate Governance Privaatrechtelijk speelveld Master Class Corporate Governance Mr. Jaap Maris 21 april 2015 Corporate governance Relevante bronnen van regelgeving (in volgorde van belangrijkheid) (Uitgangspunt

Nadere informatie

Aansprakelijkheid van rechtspersoon-bestuurders en feitelijk beleidsbepalers

Aansprakelijkheid van rechtspersoon-bestuurders en feitelijk beleidsbepalers Dit artikel is gepubliceerd in het tijdschrift Juridisch up to Date, september 2008 Aansprakelijkheid van rechtspersoon-bestuurders en feitelijk beleidsbepalers Mr. dr. S. Parijs, CMS Derks Star Busmann

Nadere informatie

Hoofdstuk 12, paragraaf 1: Organisaties. Hoofdstuk 12, paragraaf 2: Eenmanszaak.

Hoofdstuk 12, paragraaf 1: Organisaties. Hoofdstuk 12, paragraaf 2: Eenmanszaak. Samenvatting M&O Hoofdstuk 12 Samenvatting door X. 2142 woorden 27 september 2015 9,3 2 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans Hoofdstuk 12, paragraaf 1: Organisaties. Een organisatie heeft te maken

Nadere informatie

Personenvennootschappen

Personenvennootschappen Personenvennootschappen mei 2006 mr De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch kan aansprakelijk worden gesteld voor schade

Nadere informatie

Aspecten van de aansprakelijkheid van de vennoten onderling en jegens derden in titel 7.13

Aspecten van de aansprakelijkheid van de vennoten onderling en jegens derden in titel 7.13 Aspecten van de aansprakelijkheid van de vennoten onderling en jegens derden in titel 7.13 M r. J. A. H e u r k e n s * Inleiding Gezien de uitgesproken verwachting van de staatssecretaris van Justitie,

Nadere informatie

Uw bv s als fiscale eenheid in De belangrijkste voor- en nadelen op een rij. whitepaper

Uw bv s als fiscale eenheid in De belangrijkste voor- en nadelen op een rij. whitepaper 13.07.16 Uw bv s als fiscale eenheid in 2016 De belangrijkste voor- en nadelen op een rij whitepaper In dit whitepaper: Onderneemt u vanuit meerdere bv s, dan kan het fiscaal aantrekkelijk zijn om de bv

Nadere informatie

Vennootschappelijk belang en instructierecht: een (on)gelukkige combinatie?

Vennootschappelijk belang en instructierecht: een (on)gelukkige combinatie? Vennootschappelijk belang en instructierecht: een (on)gelukkige combinatie? Prof. mr. drs. I.S. Wuisman Mr. dr. R.A. Wolf Leiden Revisited, 9 september 2014 Programma Introductie; Statutair instructierecht;

Nadere informatie

Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder wet: Wet op het financieel toezicht.

Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder wet: Wet op het financieel toezicht. Besluit van [datum] houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 5:81, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Vrijstellingsbesluit overnamebiedingen Wft) Op voordracht van Onze Minister van

Nadere informatie

In het opschrift komt de zinsnede en deskundigheidstoetsing van commissarissen te vervallen.

In het opschrift komt de zinsnede en deskundigheidstoetsing van commissarissen te vervallen. 32 512 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht in verband met de bevoegdheid tot aanpassing en terugvordering van bonussen van bestuurders en dagelijks beleidsbepalers

Nadere informatie

Het besturen van een vereniging en stichting

Het besturen van een vereniging en stichting Het besturen van een vereniging en stichting Roland van Mourik notaris Cursus Goed Bestuur Nijmegen 6 oktober 2009 Roland van Mourik 37 jaar 1990-1991 propaedeuse rechten te Leiden 1991-1996 notarieel

Nadere informatie

Bestuurdersaansprakelijkheid voor bestuurders van Duitse vennootschappen

Bestuurdersaansprakelijkheid voor bestuurders van Duitse vennootschappen Bestuurdersaansprakelijkheid voor bestuurders van Duitse vennootschappen Het Duitse en Nederlandse recht bepalen de bestuurders aansprakelijkheid vaak vanuit een verschillende invalshoek. Het is moeilijk

Nadere informatie

Onder Professoren. Aansprakelijkheid van bestuurders. 14 april 2015 VAAN Utrecht. prof. mr. Claartje Bulten

Onder Professoren. Aansprakelijkheid van bestuurders. 14 april 2015 VAAN Utrecht. prof. mr. Claartje Bulten Onder Professoren Aansprakelijkheid van bestuurders 14 april 2015 VAAN Utrecht prof. mr. Claartje Bulten Aansprakelijkheid van bestuurders Onderwerpen Interne aansprakelijkheid Externe aansprakelijkheid

Nadere informatie

VOORWOORD LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN

VOORWOORD LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN Inhoudsopgave VOORWOORD LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN V XIII 1 KORTE KARAKTERISERING PERSONENVENNOOTSCHAP; HAAR PLAATS EN BETEKENIS IN HET NEDERLANDSE ONDERNEMINGSRECHT 1 1.1 Vennootschap is kapitaalvennootschap

Nadere informatie

26 (Particuliere) borgtocht, echt iets anders dan hoofdelijkheid!

26 (Particuliere) borgtocht, echt iets anders dan hoofdelijkheid! 25-26 ftv 26 (Particuliere) borgtocht, echt iets anders dan hoofdelijkheid! Naast goederenrechtelijke zekerheden, zoals het pandrecht en het hypotheekrecht, spelen persoonlijke zekerheden in de vorm van

Nadere informatie

Stemrechtregeling. Finaal. aegon.com

Stemrechtregeling. Finaal. aegon.com Stemrechtregeling Finaal aegon.com Den Haag, 29 mei 2013 DEZE STEMRECHTREGELING (de Overeenkomst) is oorspronkelijk aangegaan op 26 mei 2003 en wordt hierbij gewijzigd en luidt thans als volgt. Partijen:

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

Met RJ-Uiting zijn de ontwerp-bepalingen van RJ-Uiting definitief gemaakt, met inachtneming van ontvangen commentaren.

Met RJ-Uiting zijn de ontwerp-bepalingen van RJ-Uiting definitief gemaakt, met inachtneming van ontvangen commentaren. RJ-Uiting 2013-1: Crisisheffing Algemeen Met RJ-Uiting 2013-1 zijn de ontwerp-bepalingen van RJ-Uiting 2012-5 definitief gemaakt, met inachtneming van ontvangen commentaren. De bepalingen van deze RJ-Uiting

Nadere informatie

Inleiding. 1.1 Probleemanalyse

Inleiding. 1.1 Probleemanalyse HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 Probleemanalyse Winstafdracht conform art. 6:104 BW geeft de benadeelde, die schade lijdt als gevolg van een onrechtmatige daad of tekortkoming in de nakoming van een verbintenis,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 33 987 Voorstel van wet van de leden Berndsen-Jansen, Recourt en Van Oosten tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet

Nadere informatie

dit erratum per bladzijde aangegeven. ALGEMENE INSTRUCTIE: - Schrap alle vermeldingen en tekst over OVR en CVR.

dit erratum per bladzijde aangegeven. ALGEMENE INSTRUCTIE: - Schrap alle vermeldingen en tekst over OVR en CVR. ERRATUM BIJ FINANCIERING VOOR HET MKB, 6 e druk / 1 e oplage Opmerking: Er is een wetsvoorstel geweest tot wijziging van een aantal ondernemingsvormen. De wijzigingen en aanvullingen zijn - achteraf te

Nadere informatie

februari 2012 De volgende vormen van verbonden partijen kunnen worden onderscheiden.

februari 2012 De volgende vormen van verbonden partijen kunnen worden onderscheiden. februari 2012 Verbonden partijen en aanbesteding 1. Algemeen Het takenpakket van gemeenten en provincies is groot. Deze taken worden niet altijd door de eigen ambtelijke organisatie van de gemeenten en

Nadere informatie

Actio Pauliana en onrechtmatige daadvordering. Mr. drs. KP. van Koppen

Actio Pauliana en onrechtmatige daadvordering. Mr. drs. KP. van Koppen Actio Pauliana en onrechtmatige daadvordering Mr. drs. KP. van Koppen Kluwer - Deventer - 1998 Voorwoord V Gebruikte afkortingen XV Algemene inleiding en verantwoording 1 Verantwoording 1 2 Een körte schets

Nadere informatie

Advieswijzer. Fiscale eenheid 2016 De voor- en nadelen op een rij Denk ondernemend. Denk Bol.

Advieswijzer. Fiscale eenheid 2016 De voor- en nadelen op een rij Denk ondernemend. Denk Bol. Advieswijzer Fiscale eenheid 2016 De voor- en nadelen op een rij 13-07-2016 Denk ondernemend. Denk Bol. Onderneemt u vanuit meerdere bv s, dan kan het fiscaal aantrekkelijk zijn om de bv s een fiscale

Nadere informatie

GECONSOLIDEERDE JAARREKENING

GECONSOLIDEERDE JAARREKENING uitwerkingen Henk Fuchs GECONSOLIDEERDE JAARREKENING 1e druk Geconsolideerde jaarrekening Uitwerkingen opgaven Geconsolideerde jaarrekening Uitwerkingen opgaven Henk Fuchs Eerste druk Noordhoff Uitgevers

Nadere informatie

Samenvatting M&O Hoofdstuk 10

Samenvatting M&O Hoofdstuk 10 Samenvatting M&O Hoofdstuk 10 Samenvatting door Maureen 1166 woorden 8 maart 2016 5,8 1 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans Samenvatting M&O hoofdstuk 10 10.1 organisaties De rechtsvorm is de juridische

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Ministerie van Justitie en Veiligheid Ingediend op https://www.internetconsultatie.nl/moderniseringpersonenvennootschap Amsterdam, 29

Nadere informatie

BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID. Interne aansprakelijkheid

BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID. Interne aansprakelijkheid BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID Interne aansprakelijkheid Als de bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en hem daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt, kan de bestuurder op grond van art.

Nadere informatie

College Vertegenwoordiging en. tegenstrijdig belang

College Vertegenwoordiging en. tegenstrijdig belang College Vertegenwoordiging en tegenstrijdig belang Mr. K. Frielink Universiteit van de Nederlandse Antillen Dinsdag 9 februari 2010 van 19.00-20.30 uur Vertegenwoordiging en tegenstrijdig belang 1. Bestuur

Nadere informatie

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID Memorandum REENTE ELASTINGONTWIKKELINGEN MET ETREKKING TOT DE FISALE EENHEID Op 6 juni 2018 heeft de Staatssecretaris van Financiën het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid gepubliceerd. In

Nadere informatie

Inleiding. Het systeem II 15. Causaal verband Relativiteit Groepsaansprakelijkheid. Aansprakelijkheid voor personen

Inleiding. Het systeem II 15. Causaal verband Relativiteit Groepsaansprakelijkheid. Aansprakelijkheid voor personen Inhoud I 1 2 Deel 1 II 3 4 5 6 7 8 9 10 III 11 12 13 14 15 Inleiding Aansprakelijkheidsrecht Het systeem Vestiging Aansprakelijkheid voor eigen onrechtmatig handelen (art. 6:162 BW) Onrechtmatige daad

Nadere informatie

Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen?

Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen? Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen? Feiten In 2007 vindt een ongeval plaats tussen twee auto s. De ene wordt

Nadere informatie

Zowel de moedervennootschap als de dochtervennootschap(pen) moet(en) feitelijk in Nederland zijn gevestigd.

Zowel de moedervennootschap als de dochtervennootschap(pen) moet(en) feitelijk in Nederland zijn gevestigd. Onderneemt u vanuit meerdere bv s, dan kan het fiscaal aantrekkelijk zijn om de bv s een fiscale eenheid te laten vormen. Zowel in de vennootschapsbelasting als in de omzetbelasting is een fiscale eenheid

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN SOCIAL FINANCE NL B.V.

ALGEMENE VOORWAARDEN SOCIAL FINANCE NL B.V. ALGEMENE VOORWAARDEN SOCIAL FINANCE NL B.V. 1. Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle werkzaamheden verricht of te verrichten door of namens Social Finance NL B.V., een besloten vennootschap

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 876 Regeling van het conflictenrecht betreffende het goederenrechtelijke regime met betrekking tot zaken, vorderingsrechten, aandelen en giraal

Nadere informatie

I VERBINTENISSENRECHT 17

I VERBINTENISSENRECHT 17 I VERBINTENISSENRECHT 17 1 Inleiding in het recht 19 1.1 Inleiding 19 1.2 Recht en rechtsbronnen 20 1.2.1 Wetten 20 1.2.2 Verdragen 21 1.2.3 Jurisprudentie 22 1.2.4 Het gewoonterecht 23 1.3 Privaatrecht

Nadere informatie

Toelichting bij aanvraagformulier voor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) artikel 3:96 Wft. Alleen van toepassing op banken met zetel in

Toelichting bij aanvraagformulier voor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) artikel 3:96 Wft. Alleen van toepassing op banken met zetel in Toelichting bij aanvraagformulier voor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) artikel 3:96 Wft. Alleen van toepassing op banken met zetel in Nederland Toelichting bij aanvraagformulier voor een verklaring

Nadere informatie

JAARRAPPORT 2011. Oyens & Van Eeghen Beheer B.V. Zuidplein 124 1077 XV AMSTERDAM

JAARRAPPORT 2011. Oyens & Van Eeghen Beheer B.V. Zuidplein 124 1077 XV AMSTERDAM JAARRAPPORT 2011 Oyens & Van Eeghen Beheer B.V. Zuidplein 124 1077 XV AMSTERDAM Vastgesteld door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders d.d. 30 mei 2012. INHOUD 1 INLEIDING 2 JAARREKENING 3 OVERIGE

Nadere informatie

Waarderingsmethoden voor deelnemingen in de jaarrekening

Waarderingsmethoden voor deelnemingen in de jaarrekening 12 Waarderingsmethoden voor deelnemingen in de jaarrekening 1201 a 1 Een NV/BV heeft een deelneming in een andere NV/BV, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden: 1 er moet sprake zijn van

Nadere informatie

OVEREENKOMST VAN (NIET-PARTICULIERE) BORGTOCHT DATUM: 10 MAART tussen STICHTING OBLIGATIEHOUDERSBELANGEN (ALS SCHULDEISER)

OVEREENKOMST VAN (NIET-PARTICULIERE) BORGTOCHT DATUM: 10 MAART tussen STICHTING OBLIGATIEHOUDERSBELANGEN (ALS SCHULDEISER) OVEREENKOMST VAN (NIET-PARTICULIERE) BORGTOCHT DATUM: 10 MAART 2016 tussen STICHTING OBLIGATIEHOUDERSBELANGEN (ALS SCHULDEISER) en DE HEER ADRIANUS JACOBUS BERNARDUS SCHRAMA (ALS BORG) DE ONDERGETEKENDEN,

Nadere informatie

Voorwoord. Lawbooks Goederenrecht ( ) Beste student(e),

Voorwoord. Lawbooks Goederenrecht ( ) Beste student(e), Extra Literatuur Goederenrecht DEEL B: Week 6 2018 2019 Voorwoord Beste student(e), Voor je ligt een deel van de extra literatuur van het vak Goederenrecht. Het betreft de samenvatting van de Asser serie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:4320

ECLI:NL:RBROT:2016:4320 ECLI:NL:RBROT:2016:4320 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 01-06-2016 Datum publicatie 09-06-2016 Zaaknummer C/10/491474 / HA ZA 15-1264 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Wetsbepaling(en): Burgerlijk Wetboek Boek 1 BW BOEK 1 Artikel 88 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RBMNE:2014:2221, RO 2014/64

Wetsbepaling(en): Burgerlijk Wetboek Boek 1 BW BOEK 1 Artikel 88 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RBMNE:2014:2221, RO 2014/64 JOR 2014/307 Borgtochtovereenkomst, Uitzondering ex art. 1:88 lid 5 BW ook van toepassing op buitenlandse rechtspersoon, indien deze met Nederlandse vennootschap kan worden gelijkgesteld, Aangaan lening

Nadere informatie

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Mr. P.H.A.M. Peters Hoff van Hollantlaan 5 Postbus 230 5240 AE Rosmalen Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Geachte heer Peters, Bij brief van 12 november

Nadere informatie

Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid.

Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid. Annotatie bij HR 27-02-2009, C07/168HR, LJN BG6445 Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid. [BW art. 6:162] Een gefailleerde natuurlijke persoon heeft de eigendom

Nadere informatie

Turbo-liquidatie en de bestuurder

Turbo-liquidatie en de bestuurder Turbo-liquidatie en de bestuurder Juni 2012 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel is noch de auteur noch Boers Advocaten

Nadere informatie

1. Inschrijvingsplicht voor rechtspersonen en ondernemingen

1. Inschrijvingsplicht voor rechtspersonen en ondernemingen Handelsregister 1. Inschrijvingsplicht voor rechtspersonen en ondernemingen Op grond van art. 5 aanhef en sub a Handelsregisterwet 2007 wordt een onderneming die in Nederland is gevestigd en die toebehoort

Nadere informatie

De Administratieplicht

De Administratieplicht De Administratieplicht 13 april 2010 Karen Harmsen Inleiding Aandacht voor administratieplicht in de zin dat wordt gekeken naar de vraag wat daaronder (minimaal) moet worden verstaan Relevant in verband

Nadere informatie

Wetsvoorstel Personenvennootschappen. 2 april 2007

Wetsvoorstel Personenvennootschappen. 2 april 2007 2 april 2007 Geschiedenis - huidige regeling dateert uit 1838-1972: Ontwerp Van der Grinten - 1998: Ontwerp Maeijer Stand van zaken op dit moment Belangrijke veranderingen: 1. Openbare vennootschap stille

Nadere informatie

Juridische aspecten van de stichting administratiekantoor (STAK).

Juridische aspecten van de stichting administratiekantoor (STAK). Juridische aspecten van de stichting administratiekantoor (STAK). mr. dr. R.W.F. Hendriks, Willem II stadion te Tilburg 20 juni 2012 De STAK Certificering van aandelen is een in Nederland veel voorkomende

Nadere informatie

Lezing LWV. Ondernemen via een rechtspersoon: (schijn)veilig? Roermond, 7 juni 2012

Lezing LWV. Ondernemen via een rechtspersoon: (schijn)veilig? Roermond, 7 juni 2012 Lezing LWV Ondernemen via een rechtspersoon: (schijn)veilig? Roermond, 7 juni 2012 Casus 1: Een bestuurder van een BV beseft, dat het faillissement van de BV onvermijdelijk is. Hij laat de BV nog enkele

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

Jurisprudentie Ondernemingsrecht

Jurisprudentie Ondernemingsrecht Jurisprudentie Ondernemingsrecht 3 februari 2015 Mr. P.J. Peters 1 HR 23 mei 2014, JOR 2014, 229 Kok/Maas q.q. Bestuurdersaansprakelijkheid/selectieve betaling Casus P. Kok ( Kok ) 100% bestuurder Kok

Nadere informatie

Hoofdstuk 5 Ondernemingsrecht

Hoofdstuk 5 Ondernemingsrecht Hoofdstuk 5 Ondernemingsrecht Paragraaf 5.1 1. Ondernemingsrecht a. Wat is economisch en juridisch gezien het verschil in benadering bij de diverse ondernemersvormen? b. Waartoe dient het ondernemingsrecht?

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN

ALGEMENE VOORWAARDEN ALGEMENE VOORWAARDEN Van de besloten vennootschap KlasseStudent B.V. Statutair gevestigd te Nieuwegracht 1 3512 LB Utrecht, Nederland Contact Nieuwegracht 1 3512 LB Utrecht info@klassestudent.nl T: +31(0)6-33

Nadere informatie

Verbintenissenrecht. Inleiding in het recht

Verbintenissenrecht. Inleiding in het recht Inhoud I Verbintenissenrecht 17 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 in het recht 19 19 Recht en rechtsbronnen 19 1.2.1 Wetten 20 1.2.2 Verdragen 21 1.2.3 Jurisprudentie 23 1.2.4 Het gewoonterecht

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Juridischee Zaken Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 1-6 Europese economische samenwerkingsverbanden en economische samenwerkingsverbanden

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 1-6 Europese economische samenwerkingsverbanden en economische samenwerkingsverbanden COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 1-6 Europese economische samenwerkingsverbanden en economische samenwerkingsverbanden De Europese Ministerraad hechtte op 25 juli 1985 zijn goedkeuring

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 70 Wet van 25 februari 2008, houdende regeling van het conflictenrecht betreffende het goederenrechtelijke regime met betrekking tot zaken, vorderingsrechten,

Nadere informatie

Bedrijfsoverdracht: hoe werkt dat? Due diligence. Overnamecontract

Bedrijfsoverdracht: hoe werkt dat? Due diligence. Overnamecontract Bedrijfsoverdracht: hoe werkt dat? Een bedrijf wordt om verschillende redenen overgedragen. Dit kan zijn om organisatorische redenen, verschuivingen binnen een concern of met het oog op het pensioen van

Nadere informatie

Huwelijksvermogensrecht journaal. September 2015

Huwelijksvermogensrecht journaal. September 2015 Huwelijksvermogensrecht journaal September 2015 Items Vinger aan de pols: Voorstel van wet 33 987, Literatuur en wetgevingsproces Ongehuwde samenlevers en vermogensregime Ongehuwden en alimentatie Pensioen

Nadere informatie

Praktische opdracht Management & Organisatie Rechtsvormen

Praktische opdracht Management & Organisatie Rechtsvormen Praktische opdracht Management & Organisatie Rechtsvormen Praktische-opdracht door een scholier 1848 woorden 19 december 2007 7,5 9 keer beoordeeld Vak M&O De opdracht: 1 ondernemingsvormen - Zoek via

Nadere informatie

Artikel 9 Herplaatsing

Artikel 9 Herplaatsing Artikel 9 Herplaatsing 1. Bij de beoordeling of binnen de onderneming van de werkgever een passende functie beschikbaar is voor een werknemer die voor ontslag in aanmerking komt, worden arbeidsplaatsen

Nadere informatie

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT OVEREENKOMST VAN OPDRACHT Partijen: 1. , gevestigd te aan de , rechtsgeldig vertegenwoordigd door , hierna te noemen: Opdrachtgever ; en 2. ),

Nadere informatie

Overeenkomst van (ver)koop van aandelen. [naam vennootschap]

Overeenkomst van (ver)koop van aandelen. [naam vennootschap] Overeenkomst van (ver)koop van aandelen in [naam vennootschap] Tussen: 1. [Statutaire naam], statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaatsnaam] aan de [adres], hier rechtsgeldig vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Juridische valkuilen van het beginnend ondernemerschap. mr. Claudia Lap, notaris 6 maart 2014

Juridische valkuilen van het beginnend ondernemerschap. mr. Claudia Lap, notaris 6 maart 2014 Juridische valkuilen van het beginnend ondernemerschap mr. Claudia Lap, notaris 6 maart 2014 Wat komt er vanavond aan bod? Algemene juridische aspecten: naam, kamer van koophandel, belasting Rechtsvormen:

Nadere informatie

Aansprakelijkheid van bestuurders en zaakvoerders

Aansprakelijkheid van bestuurders en zaakvoerders Aansprakelijkheid van bestuurders en zaakvoerders Peter VERSCHELDEN Accountant Moore Stephens Verschelden, Accountants en Belastingconsulenten Bedrijfsrevisor Moore Stephens Verschelden, Bedrijfsrevisoren

Nadere informatie

CONCEPT BESTEMD VOOR DISCUSSIEDOELEINDEN

CONCEPT BESTEMD VOOR DISCUSSIEDOELEINDEN OVEREENKOMST VAN ACHTERGESTELDE GELDLENING tussen en [ ] OVEREENKOMST VAN ACHTERGESTELDE GELDLENING DE ONDERGETEKENDEN: (1), een besloten vennootschap statutair gevestigd en kantoorhoudende te, aan de,

Nadere informatie

2013: Het overwaardearrangement na ASR/Achmea en FCF/Schreurs en Brouns q.q. Houdbaarheidsdatum overschreden?

2013: Het overwaardearrangement na ASR/Achmea en FCF/Schreurs en Brouns q.q. Houdbaarheidsdatum overschreden? 2013: Het overwaardearrangement na ASR/Achmea en FCF/Schreurs en Brouns q.q. Houdbaarheidsdatum overschreden? 2015: De Hoge Raad heeft gesproken: DLL/Van Logtestijn 16 oktober 2015 en Ingwersen/ING 16

Nadere informatie

VOORWOORDEN BIJ EERDERE DRUKKEN

VOORWOORDEN BIJ EERDERE DRUKKEN VOORWOORDEN BIJ EERDERE DRUKKEN Bij de zevende druk In de derde band worden de titels 6.3 (Onrechtmatige daad) en 6.4 (Verbintenissen uit andere bron dan onrechtmatige daad of overeenkomst) behandeld als

Nadere informatie

A. Definities. B. Algemene bepalingen

A. Definities. B. Algemene bepalingen ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR REGISTERMAKELAARS EN REGISTERTAXATEURS IN ROERENDE ZAKEN, LEDEN VAN DE FEDERATIE VAN TAXATEURS, MAKELAARS EN VEILINGHOUDERS IN ROERENDE ZAKEN, WELKE VOORWAARDEN ZIJN GEDEPONEERD

Nadere informatie

Wetsvoorstel beperking gemeenschap en wijziging Faillissementswet: een rekenkundige uitwerking van het oude en nieuwe verhaal

Wetsvoorstel beperking gemeenschap en wijziging Faillissementswet: een rekenkundige uitwerking van het oude en nieuwe verhaal Wetsvoorstel beperking gemeenschap en wijziging Faillissementswet: een rekenkundige uitwerking van het oude en nieuwe verhaal Mr J. Floris 1 Hoewel het "oude" regime van de vermogensrechtelijke onderlinge

Nadere informatie

Hoofdstuk 21. Verbintenis en rechtshandhaving Inleiding

Hoofdstuk 21. Verbintenis en rechtshandhaving Inleiding Hoofdstuk 21 Verbintenis en rechtshandhaving 21.1 Inleiding In hoofdstuk 5 was het verschil tussen absolute en relatieve rechten aan de orde. Absolute rechten zijn rechten die tegenover iedereen werken.

Nadere informatie

Wettelijke regelingen in verband met de jaarrekening

Wettelijke regelingen in verband met de jaarrekening 16 hoofdstuk Wettelijke regelingen in verband met de jaarrekening 16.1 Onder de werking van boek 2 titel 9 van het burgerlijk wetboek vallen ondernemingen die gedreven worden in de vorm van een NV, BV,

Nadere informatie

CONCEPT UITSLUITEND VOOR DISCUSSIEDOELEINDEN

CONCEPT UITSLUITEND VOOR DISCUSSIEDOELEINDEN O P T I E O V E R E E N K O M S T De ondergetekenden: 1. [ ] B.V., gevestigd te en kantoorhoudende te [ ], aan [ ], hierna te noemen: Optieverlener, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar statutair

Nadere informatie

CONCEPT UITSLUITEND VOOR DISCUSSIEDOELEINDEN

CONCEPT UITSLUITEND VOOR DISCUSSIEDOELEINDEN OVEREENKOMST VAN GELDLENING tussen [ ] en [ ] OVEREENKOMST VAN GELDLENING De ondergetekenden: 1 [ ] B.V., statutair gevestigd te ( ) [ ] en aldaar kantoorhoudende aan [ ], hierna te noemen: de "Geldgever",te

Nadere informatie

Hoofdstuk 9. Rechtsvormen. Voorbeelden: Eenmanszaak Vennootschap Onder Firma Besloten vennootschap Naamloze vennootschap Vereniging Stichting

Hoofdstuk 9. Rechtsvormen. Voorbeelden: Eenmanszaak Vennootschap Onder Firma Besloten vennootschap Naamloze vennootschap Vereniging Stichting www.jooplengkeek.nl Rechtsvormen Voorbeelden: Eenmanszaak Vennootschap Onder Firma Besloten vennootschap Naamloze vennootschap Vereniging Stichting 1 Rechtsvormen Natuurlijk persoon Een mens met rechten

Nadere informatie

Auteur. Onderwerp. Datum

Auteur. Onderwerp. Datum Auteur Hilde Laga Hoofddocent KULeuven Advocaat Laga, Leterme & Vennoten Onderwerp Het nieuwe wetboek van vennootschappen wijzigingen voor de praktijk van de algemene vergadering Datum 2001 Copyright and

Nadere informatie

Bemiddelingsovereenkomst van intermediaire dienstverlening

Bemiddelingsovereenkomst van intermediaire dienstverlening Bemiddelingsovereenkomst van intermediaire dienstverlening De ondergetekenden: 1. Naam Bedrijf, gedreven voor rekening van «(FW:informele_tenaamstelling)», gevestigd te «(FW:woonadres_plaats),als-leeg,(FW:domic»,

Nadere informatie

Voorlichtingsdocument inzicht OR in zeggenschapsverhoudingen in een multinationale onderneming

Voorlichtingsdocument inzicht OR in zeggenschapsverhoudingen in een multinationale onderneming COMMISSIE BEVORDERING MEDEZEGGENSCHAP Voorlichtingsdocument inzicht OR in zeggenschapsverhoudingen in een multinationale onderneming SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK

Nadere informatie

Juridisch Document ZORG

Juridisch Document ZORG Juridisch Document ZORG Wanneer ben je als bestuurder van een rechtspersoon in de zorg persoonlijk aansprakelijk? 14 maart 2014 Zorg Zaken Groep Mr. W. Wickering Mr. M.N. Minasian Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

Directiestatuut. Waterleidingmaatschappij Drenthe

Directiestatuut. Waterleidingmaatschappij Drenthe Directiestatuut Waterleidingmaatschappij Drenthe Inhoud Directiestatuut van de NV Waterleidingmaatschappij Drenthe Artikel 1 Definities 3 Artikel 2 Inleiding 3 Artikel 3 Taken van de directie 3 Artikel

Nadere informatie

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Auteur: Mr. T.L.C.W. Noordoven[1] Hoge Raad 23 maart 2012, JAR 2012/110 1.Inleiding Maakt het vanuit het oogpunt

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet in verband met het verbeteren van de kwaliteit van bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen alsmede de uniformering van enkele bepalingen

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/37915

Nadere informatie

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling 9 september 2015 Alex Ter Horst Advocaat pensioenrecht Achtergrond Indien verplichtstelling van toepassing is leidt dat voor wg en bpf tot allerlei

Nadere informatie

Monisme en het waterschapsbestel. 27 oktober Mr.dr. G.S.A. Dijkstra

Monisme en het waterschapsbestel. 27 oktober Mr.dr. G.S.A. Dijkstra Monisme en het waterschapsbestel 27 oktober 2014 Mr.dr. G.S.A. Dijkstra De aanleiding tot deze notitie wordt gevormd door vragen van leden van de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van Delfland

Nadere informatie