vaststelling Inrichtingsplan Repressieve Organisatie Westelijke Mijnstreek

Transcriptie

1 Betreft vaststelling Inrichtingsplan Repressieve Organisatie Westelijke Mijnstreek Vergaderdatum februari 2007 Gemeenteblad 2006 / Agendapunt Aan de Raad Voorstel De gemeenteraad wordt voorgesteld: - In te stemmen met het zorgniveau zoals verwoord in Samen Sterk (2005) waarvan een samenvatting als bijlage bij het Inrichtingsplan is toegevoegd; - Het Inrichtingsplan Repressieve Organisatie Westelijke Mijnstreek vast te stellen; - De repressieve brandweerzorg als flexibele taak onder te brengen bij de huidige gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijk Brandweerbureau Westelijke Mijnstreek (GBWM), waarbij het Inrichtingsplan repressieve organisatie Westelijke Mijnstreek met bijlagen geldt als de inhoud van de te verlenen opdracht aan het GBWM en de te leveren dienstverlening door het GBWM; - Akkoord te gaan met de convenant met betrekking tot de personele component; - In te stemmen met de kostentoerekening volgens de berekende percentages (Beek 7,6%, Schinnen 4,8%, Sittard-Geleen 77,7% en Stein 9,9%) en te besluiten de ontvlechtingskosten bij de gemeente te laten; - Akkoord te gaan met het voorstel om de onroerende goederen in eigendom van de gemeenten te laten en het gebruik op basis van huur te verrekenen. Inleiding Bij besluit van uw raad van 7 juli 2005 is de intentieverklaring tot samenwerking in de Westelijke Mijnstreek vastgesteld. Met de gezamenlijke intentieverklaring van de gemeenten Beek, Schinnen, Sittard-Geleen en Stein om repressief samen te gaan is ook de opdracht meegegeven om een en ander uit te werken in een Plan van Aanpak. Dat Plan van Aanpak is dit Inrichtingsplan geworden. Argumentatie Na de intentieverklaring is het nu aan de orde om de wijze waarop de beoogde samenwerking vormgegeven wordt per gemeente in de gemeenteraad vast te stellen. Met het vaststellen van dit Inrichtingsplan wordt een besluit genomen over het zorgniveau per gemeente en over de voorgestane vorming van één repressieve organisatie in de Westelijke Mijnstreek zoals verwoord in het Inrichtingsplan om dat zorgniveau op optimale wijze te realiseren. Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Brandweer Westelijke Mijnstreek (GBWM) heeft inmiddels ingestemd met het voorliggende inrichtingsplan.

2 Uitgangspunten voor de inrichting van de nieuwe organisatie zijn: a. De huidige gemeenschappelijke regeling GBWM is de juridische grondslag. Repressieve brandweerzorg wordt verlengd lokaal bestuur en wordt als flexibele taak bij het GBWM ondergebracht; b. Het zevenkazernemodel plus vormt de rode draad van de inrichting van de nieuwe organisatie; c. De organisatorische vormgeving wordt gekenmerkt door (a) een geografische en functionele spreiding van de posten over het district, (b) een beroepsmatige aansturing van de posten en (c) een zo plat mogelijke structuur van de nieuwe afdeling repressie binnen het GBWM; d. De inzet van vrijwilligers zal in het kader van de gewenste vermindering van de werklast en tijdsbeslag (a) voornamelijk plaatsvinden in de taakvelden repressie en preparatie/opleiden en oefenen, (b) zo beperkt mogelijk blijven ten aanzien van preparatie/materieel, logistiek e.d. door centralisatie en beroepsmatige taakuitvoering en (c) zo laag mogelijk worden gehouden op het terrein van de bedrijfsvoering; e. Aan het behoud van de identiteit van de vrijwilligers bij de brandweer wordt ook in de toekomst grote waarde gehecht. De taken van de vrijwilliger liggen vooral in de leefomgeving en worden vanuit de lokale gemeenschap geactiveerd. De binding en daarmee de identiteit van de vrijwilligers zijn en blijven ook in de nieuwe situatie opgehangen aan deze lokale gemeenschap; f. De relatie met de gemeenschappelijke organisatie wordt in de nieuwe situatie in stand gehouden vanuit één organisatie ten dienste van de vier gemeenten. Er wordt zo een kwaliteitsslag gemaakt, die alle gemeenten ten goede komt. Beoogd effect Het beoogde effect van de verdergaande intergemeentelijke samenwerking op repressief gebied ligt voor de deelnemende gemeenten en hun burgers op hoofdlijnen in het volgende: 1. De repressieve brandweerzorg in de Westelijke Mijnstreek wordt door de implementatie van het Inrichtingsplan conform het besluit van de raad op kwalitatief en kwantitatief niveau gebracht conform de Handleiding Brandweerzorg van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; 2. De slag naar versterking van de repressieve brandweerzorg wordt in gezamenlijk districtelijk verband gemaakt door het inrichten van één repressieve organisatie en is daardoor te realiseren met minder meerkosten voor iedere gemeente; 3. Het realiseren van een repressieve organisatie van voldoende schaalgrootte is van belang voor de brandweerzorg en rampenbestrijding in het verzorgingsgebied van de vier gemeenten en borgt evenwichtige verhoudingen binnen de regio Zuid- Limburg op zowel bestuurlijk, als ambtelijk niveau. 2

3 Het Inrichtingsplan repressieve organisatie Westelijke Mijnstreek is het organisatieplan voor de uitvoering van het zevenkazernemodel plus. Het Inrichtingsplan is tot stand gebracht door een projectorganisatie, bestaande uit ambtelijke en bestuurlijke vertegenwoordigers van de vier betrokken gemeenten. Vaststelling heeft inmiddels plaats gevonden door het bestuur van het GBWM. Vanwege onder meer de personele aspecten is vooralsnog sprake van het nemen van een voornemenbesluit. Gezien de regionale ontwikkelingen is gekozen voor aanhaking bij de gemeenschappelijke regeling GBWM als flexibele taak. De opdracht tot uitvoering van de flexibele repressieve taak wordt middels afzonderlijke besluitvorming geborgd. Er is om pragmatische redenen gekozen voor aanhaking bij de gemeenschappelijke regeling GBWM. Het structureel onderbrengen van de repressieve brandweerzorg wordt gelet op de regionale ontwikkelingen niet gewenst geacht, omdat anders binnen een relatief kort tijdsbestek sprake zou zijn van wijziging van een bestaande regeling en daaropvolgend een liquidatie van diezelfde regeling. Op zich wordt de voorgestelde constructie niet als problematisch ervaren. Immers de opdracht van de vier gemeenten aan het GBWM wordt ingekaderd bij het vaststellen van het Inrichtingsplan (wat, hoe en met welke middelen) en de bevoegdheden van en de verhoudingen binnen verlengd lokaal bestuur GBWM zijn de gemeenten bekend. Het aanhaken van repressie als flexibele taak is in de lijn met het ambtelijk overleg, dat gevoerd is met de provincie over de gemeenschappelijke regeling. Vanwege de komende regionalisering van de brandweer gaat het brandweerpersoneel niet over naar het GBWM. Het borgen van de doorzettingsmacht van het management van het GBWM is verankerd in een door de gemeentebesturen met het GBWM separaat te sluiten convenant. (Zie bijlage 3 van het Inrichtingsplan). Alle rechtspositionele aangelegenheden worden voorbereid door het GBWM en ter besluitvorming voorgelegd aan de gemeentebesturen. Eigendomsverwerving van onroerend goed wordt vanwege de beheers- en onderhoudsaspecten niet wenselijk gevonden. Bovendien is het (nog) niet duidelijk op welke wijze de op te richten Brandweer Zuid-Limburg denkt om te gaan met onroerend goed/kazernes. 3

4 Personeel en organisatie De kerngegevens van de nieuwe organisatie kunnen als volgt worden omschreven. Formatie. Het organigram van de nieuwe afdeling Repressie is opgebouwd uit een mix van beroepspersoneel en vrijwilligers, kent een platte structuur en heeft een geografische en functionele component. De totale organisatie bedraagt 60,5 fte en 150 vrijwilligers. Het formatieplan ziet er als volgt uit. Functie Fte Hoofd repressie 1 Managementondersteuning en projecten 1,5 Chef eenheid 4 Totaal 6,5 Functie Beek Born Geleen Schinnen Sittard Middenweg Stein Totaal Beroeps Vrijwilligers 24 27* * 150 Totaal * Voor Born en Stein geldt een zwaardere formatie in verband met de regionaal toebedeelde specialismen De beroepsaansturing van de posten wordt over de vier chefs eenheid verdeeld. Hetzelfde geldt voor de verdeling van de functionele aandachtsgebieden (taakuitvoering per post) van de chefs van de eenheden. Aansturing personeel. Voor de aansturing van het personeel is gekozen voor een convenant, die de doorzettingsmacht regelt via directeur, hoofd repressie en chef eenheden. De overwegingen die tot dit besluit hebben geleid zijn de volgende: a. Indiensttreding of detachering bij het GBWM wordt niet wenselijk geacht in het kader van de regionale ontwikkelingen, waarbij wordt aangestuurd op overname van alle brandweerpersoneel. Rechtspositionele exercities behoeven dan maar een keer gemaakt te worden; b. Doorzettingsmacht ten aanzien van mensen en middelen blijven nog steeds in een hiërarchische structuur in één hand en wordt nader gepreciseerd door middel van de convenant, die de doorzettingsmacht regelt; c. Uniformiteit in werkprocessen e.d. blijft nog steeds bereikbaar; d. Onderlinge uitwisselbaarheid, indien gewenst, blijft mogelijk; e. Het formeel werkgeverschap van het College van B&W blijft weliswaar bestaan, maar de voeding om als bevoegd gezag op te treden ten opzichte van een medewerker komt vanuit de nieuwe repressieve organisatie, in casu de chef eenheid en het hoofd van de afdeling Repressie; 4

5 f. Belangrijk wordt de organisatie van de medezeggenschap geacht. In de convenant wordt de organisatie van de medezeggenschap nader vorm gegeven. De medezeggenschap bestaat in elk geval uit vertegenwoordigers van de vier betrokken gemeenten. De convenant brengt met zich mee, dat nog achterblijvende werkzaamheden voor elke gemeente op het vlak van personele aangelegenheden blijven. In feite ontstaat een wisselwerking tussen GBWM en gemeenten, die samen het totale HRM-pakket oplevert. Worden de onderscheiden taakonderdelen nader beschouwd, dan komt het neer op een knip tussen arbeidsvoorwaardelijke HRM-taken en de aan de bedrijfsvoering gerelateerde HRM-taken. Dit betekent in de praktijk dat alle rechtspositionele werkzaamheden voorbereid worden door het brandweerbureau en ter besluitvorming aan de gemeenten worden voorgelegd. Organisatie materieel. Met het zevenkazernemodel plus vindt een herijking van het materieelspreidingsplan plaats. Hierbij wordt een groeimodel gehanteerd, waarbij de hier onder geschetste situatie uiterlijk per 2010 gerealiseerd wordt. Kern van het plan luidt als volgt: a. Alle vrijwillige posten (te weten Beek (avond), Stein, Schinnen, Sittard, Geleen en Born) gaan terug naar één tankautospuit; b. Er vindt een herverdeling van specialismen plaats; c. De beroepskazerne Sittard/Middenweg beschikt over een tankautospuit, een redvoertuig en een reserve tankautospuit; d. De post Beek (lokatie Prins Mauritslaan/Kennedylaan) heeft een hulpverleningsvoertuig (type 1) en de vrijwillige post Sittard een hulpverleningsvoertuig (type 2); e. De post Geleen heeft de beschikking over een tweede redvoertuig; f. De vrijwilligersposten Beek, Stein, Geleen en Sittard zijn (vanaf het operationeel worden van de dagberoepspost Beek en de beroepspost Middenweg) tijdens kantoortijden voor de eerste uitruk gesloten (vanaf een middelalarm rukken deze posten wel nog uit samen met een voertuig bemand door beroepspersoneel). Financiële onderbouwing 1. Basale uitgangspunt opzet begroting. De basis is een interne beheersbegroting voor de nieuwe, repressieve organisatie, die de totale kosten in beeld brengt, en een externe begroting, die ten aanzien van de personele lasten één op één aansluit bij de gemeentelijke begrotingen. Dit laatste is een gevolg van het besluit om personeel in dienst te laten bij hun huidige werkgever (zie ook paragraaf: personeel en organisatie). Op deze wijze worden de kosten van de totale repressieve brandweerzorg in de nieuwe situatie transparant gemaakt. De meerjarenbegroting, die in het Inrichtingsplan is opgenomen (bijlage 7 van het Inrichtingsplan) is, is de interne beheersbegroting, die gebaseerd is op de begrotingen 2006 van de deelnemende gemeenten; 5

6 2. Uitgangspunten meerjarenbegroting. Bij de opstelling van de nieuwe meerjarenbegroting zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: a. De nieuwe begroting is niet hoger dan de som van de huidige begrotingen, inclusief meerjarenperspectief en op basis van de begroting 2006 zoals in de financiële bijlage van het IP opgenomen. b. De meerjarenbegroting is gebaseerd op vastgesteld meerjarenbeleid en een geaccepteerde indexering; c. De begrotingsopzet is conform de huidige begrotingen van de deelnemende gemeenten, behalve voor de doorbelasting van kosten waar met de deelnemende gemeenten afzonderlijke dienstverleningsovereenkomsten worden afgesloten. Dit betreft onder andere huisvestingslasten en ICT. Voor wat betreft de huisvestingslasten wordt op grond van de analyse van de huidige gemeentelijke begrotingen geopteerd voor een harmonisatie op basis van huur te komen; d. Indien de deelnemende gemeenten de doorbelastingen wijzigen, wijzigt met eenzelfde bedrag de begroting van de brandweer; e. De roerende activa gaan in zijn geheel tegen boekwaarde over naar het GBWM; f. De onroerende activa blijven eigendom van de betreffende gemeenten; g. De grondslag van de kostentoerekening voor de nieuwe repressieve organisatie is gebaseerd op de huidige begrotingen (inclusief getroffen noodmaatregelen en nieuw beleid) en wordt uitgedrukt in een percentage van de gehele begroting. De kostentoerekening vindt vanaf 2010 plaats volgens een vast percentage per gemeente: Beek 7,6%, Schinnen 4,8%, Sittard-Geleen 77,7% en Stein 9,9%. Aangezien is uitgegaan van de bestaande begrotingen 2006 van de deelnemende gemeenten zal de gehele samenwerking voor de gemeente Stein budgettair neutraal verlopen. Eventuele financiële risico s komen derhalve geheel voor rekening van het district. De som van het samenstel van de begrotingen in 2010 kan worden beschouwd als input voor de bijdrage van de Westelijke Mijnstreek aan de op te richten Brandweer Zuid- Limburg. 3. Ontvlechtingskosten. De ontvlechtingskosten zijn met medewerking van de gemeenten in beeld gebracht. Er is een inventarisatie bij de gemeenten gehouden om te kunnen bepalen wat de maximale en minimale gevolgen van de omvorming van de repressieve diensten zijn. Vast is komen te staan dat het hierbij veelal gaat om fracties van een aantal gemeentelijke functies. De medewerker rampenbestrijding/brandweer is momenteel voor 40% werkzaam voor de brandweer. Deze taken worden in principe m.u.v. de werkzaamheden in het kader van de Regionale Brandweer overgenomen door het GBWM. Aangezien het echter noodzakelijk is kennis in eigen huis te houden (beoordeling van de gang van zaken binnen het brandweerburo/begroting) worden deze uren anders ingezet maar zijn ze wel nog noodzakelijk. De daadwerkelijke ontvlechtingskosten voor het achterblijven van betrokken functionaris zijn daarom verwaarloosbaar. 6

7 Daarom wordt de voorkeur uitgesproken de ontvlechtingskosten bij de gemeente te laten. De ontvlechtingskosten kunnen pas helemaal concreet in beeld gebracht worden nadat de onderlinge dienstverleningsovereenkomsten zijn afgesloten. Medezeggenschap Tot op heden is door de Ondernemingsraad nog geen schriftelijk standpunt kenbaar gemaakt aan de WOR-bestuurder. Wel is mondeling kenbaar gemaakt dat men met uitzondering van het gestelde ten aanzien van het sluiten van de kazerne tijdens de daguren kan instemmen met het inrichtingsplan. Aangezien het sluiten van de kazerne tijdens de daguren pas mogelijk is na het operationeel worden van de dagbezette kazernes in Beek en Sittard, dient de passage in het inrichtingsplan in overeenstemming te worden gebracht met de feitelijke situatie. Door het GBWM is toegezegd hiervoor zorg te zullen dragen. Gelet op het vorenstaande en het feit dat de participerende gemeenten in een gelijke periode tot besluitvorming dienen te komen, wordt thans voorgesteld om te besluiten conform voorstel. Relevante beschikbare achtergrondinformatie A. Intentieverklaring van uw raad d.d. 7 juli 2005 en het daarbij behorende rapport Samen Sterk B. Inrichtingsplan Repressieve Organisatie Westelijke Mijnstreek en de daarbij behorende bijlagen Burgemeester en Wethouders, de Secretaris, de Burgemeester, Dict. GV 7