PROJECT: BOUWPLAN DE VERLEIJDING TUSSEN DE TOUSSAINTKADE EN DE LUCEBERTSTRAAT TE LEIDEN.

Transcriptie

1 IFCO Funderingsexpertise BV Limaweg CB Waddinxveen Tel: (0182) Fax: (0182) Web: PROJECT: BOUWPLAN DE VERLEIJDING TUSSEN DE TOUSSAINTKADE EN DE LUCEBERTSTRAAT TE LEIDEN. PROGNOSE TRILLINGEN DOOR HEIEN VIBROPALEN 508/580 MM. Revisie informatie: Rev. Status Datum Opgesteld door Initialen Gecontroleerd door Initialen A Definitief Ir. T.K. Muller TM Opdrachtgever: Referentie : Ten Brinke BV Postbus AB Doetinchem r15dm tm.doc Op opdrachten is van toepassing RVOI Na een 1 e verzoek wordt een kopie van deze voorwaarden kosteloos verstrekt.

2 INHOUDSOPGAVE: 1 INLEIDING BESCHIKBAAR GESTELDE INFORMATIE HEI-ACTIVITEITEN BELENDINGEN BEOORDELING TRILLINGSHINDER SBR-RICHTLIJN A TRILLINGSSCHADE PROGNOSE HEITRILLINGEN BODEMOPBOUW PROGNOSE TRILLINGEN DOOR INHEIEN VIBROPALEN 508/580 MM Paallocaties worden niet voorgeboord Paallocaties worden grondverwijderend voorgeboord VERWACHTE TRILLINGEN T.P.V. DE BELENDENDE GEBOUWEN PAALLOCATIES WORDEN NIET VOORGEBOORD PAALLOCATIES WORDEN GRONDVERWIJDEREND VOORGEBOORD TRILLINGSREDUCERENDE MAATREGELEN TRILLINGSMETINGEN BIJLAGEN r15dm tm.doc

3 1 Inleiding Op 12 oktober 2015 ontving IFCO Funderingsexpertise BV van Ten Brinke BV schriftelijk opdracht om ten behoeve van het project Bouwplan De Verleijding tussen de Toussaintkade en de Lucebertstraat te Leiden een prognose te maken van de trillingen in belendende gebouwen door het heien van vibropalen 508/580 mm (buisdiameter / voetplaatdiameter). Navolgend wordt de gevraagde trillingsprognose uitgebracht. 2 Beschikbaar gestelde informatie. Ten behoeve van het uitbrengen van de trillingsprognose zijn aan IFCO de volgende gegevens beschikbaar gesteld: 1. Rapport grondonderzoek, Koops & Romeijn Grondmechanica, opdracht nr , dd Een situatieschets met daarin vermeld de afstanden van de nieuwbouw tot de belendende gebouwen. 3. Een situatieschets waarop vermeld staat wat de meest waarschijnlijke funderingswijze van de belendende gebouwen is. 3 Hei-activiteiten. Het Bouwplan de Verleijding wordt gefundeerd op vibropalen 508/580 mm (buisdiameter / voetplaatdiameter) met een voetdiepte van naar schatting NAP -22 à -24 m. 4 Belendingen. Nabij de bouwlocatie bevinden zich een aantal belendingen. Onderstaand wordt hiervan een opsomming gegeven. a. Aan oostzijde bevinden zich aan de andere zijde van de spoorbaan oudere woningen met 2 tot 3 bovengrondse verdiepingen in de Rijn- en Schiekade. Deze woningen zijn vermoedelijk op staal gefundeerd. De kleinste afstand van deze woningen tot aan het heiwerk is ten minste ca. 100 m en van de achter de woningen aanwezige schuurtjes tot aan het heiwerk ca. 85 m r15dm tm.doc

4 b. Aan de noordzijde bevindt zich een relatief nieuw gemetseld appartementencomplex van 3 bovengrondse bouwlagen aan de Toussaintkade. Volgens opgave is de afstand van dit gebouw tot het heiwerk ongeveer 36 m. Het appartementencomplex is vermoedelijk op palen gefundeerd. c. Aan de zuidzijde bevinden zich relatief nieuwe gemetselde woningen van 2 bovengrondse bouwlagen met erop een zadeldak aan de Lucebertstraat / n Wolkersstraat, huisnummers Volgens opgave is de afstand van deze woningen tot aan het heiwerk ongeveer 47 m. De woningen zijn vermoedelijk op palen gefundeerd. d. Aan de zuidwestzijde bevinden zich wat oudere woningen van 2 bovengrondse bouwlagen met erop een zadeldak aan de Lucebertstraat 1-5. Volgens opgave is de afstand van de schuurtjes vóór deze woningen tot aan het heiwerk ongeveer 47 m. De afstand van de schuurtjes tot aan de woningen bedraagt ongeveer 13 m, wat betekent dat de afstand van het heiwerk tot aan de woningen ongeveer 60 m bedraagt. De woningen en schuurtjes zijn op palen of op staal gefundeerd. In onderstaande figuur 1 wordt de nieuwbouwlocatie inclusief de omgeving weergegeven. Figuur 1. Locatie nieuwbouw Lucebertstraat Leiden. 5 Beoordeling trillingshinder. 5.1 SBR-richtlijn A. Het is in Nederland gebruikelijk om trillingen door heiwerk te beoordelen aan de hand van de in augustus 2002 uitgebrachte meet- en beoordelingsrichtlijn Deel A Schade aan gebouwen van Stichting Bouw Research, welke in juli 2006 is herzien r15dm tm.doc

5 SBR-richtlijn A onderscheidt de volgende categorieën bouwwerken: Cat. 1: in goede staat verkerende gebouwen van beton of hout, dan wel gebouwen waarin onderdelen zijn verwerkt van beton of hout. Constructies van metselwerk, geen gebouw zijnde, vallen ook in deze categorie. Cat. 2: gebouwen van metselwerk in goede staat of gebouwen waarin gemetselde onderdelen in goede staat voorkomen. Cat. 3: oude en monumentale gebouwen met een grote cultuurhistorische waarde, dan wel gebouwen van metselwerk in slechte staat of gebouwen waarin gemetselde onderdelen in slechte staat voorkomen. Trillingen door het heien van palen zijn herhaalde kortdurende trillingen. Meer dan 10 jaar meetervaring heeft geleerd dat dergelijke trillingen veelal een frequentie bezitten van ca. 10 Hz. Beoordeeld moet worden in welke categorie de belendende gebouwen te plaatsen zijn, om te kunnen vaststellen welke trillingen in de belendende gebouwen toelaatbaar zijn. Dit werk valt buiten deze opdracht, maar moet wel worden gedaan. In deze rapportage wordt vermeld vanaf welke afstand uit een gebouw in categorie 2 en categorie 3 de trillingen naar verwachting toelaatbaar zijn bij het heien van vibropalen 508/580 mm. SBR-richtlijn A onderscheidt een drietal meetprocedures die in omvang verschillen. Het zijn: - De indicatieve meting. Hierbij wordt gemeten in één meetpunt in een stijf deel van de draagconstructie op begane grondniveau, ter plaatse van de kortste afstand tot de trillingsbron. De meting wordt in drie richtingen (x, y en z) uitgevoerd. - De beperkte meting. Hierbij wordt gemeten in 2 meetpunten. Het eerste meetpunt komt overeen met dat van de indicatieve meting. Het tweede meetpunt wordt gekozen op de bovenste verdieping in een stijf deel recht boven het eerste meetpunt. Ter plaatse van het eerste meetpunt wordt gemeten in drie richtingen (x, y en z), ter plaatse van het tweede meetpunt in twee richtingen (x en y). - De uitgebreide meting. Hierbij wordt gemeten in stijve punten van de draagconstructie die horizontale of verticale hart-op-hart afstanden van maximaal 10 m uit elkaar liggen. Op de begane grond wordt in 3 richtingen (x, y en z) gemeten, op de bovenverdiepingen in 2 richtingen (x en y). Bovendien dient te worden gemeten in één richting in het midden van enkele overspanningen van kolommen, vloeren en wanden die tot de draagconstructie behoren. Eventueel mag, indien goed gemotiveerd, met minder meetpunten worden volstaan, mits minimaal 4 à 6 meetpunten worden toegepast. Volgens SBR-richtlijn A is de kans op trillingsschade < 1 % in het geval de trillingen kleiner zijn dan de uit de richtlijn af te leiden toelaatbare waarden. Wanneer in een gebouw op meer meetpunten wordt gemeten, mogen ter plaatse van de meetpunten hogere trillingen worden toegelaten omdat bij toepassing van meer meetpunten de kans kleiner wordt dat elders in het gebouw hogere trillingen optreden. Op grond van deze filosofie mogen bij uitvoering van een uitgebreide trillingsmeting de hoogste trillingen worden toegelaten en bij uitvoering van een indicatieve meting de laagste r15dm tm.doc

6 Overeenkomstig SBR-richtlijn A dient onderscheid te worden gemaakt in trillingen waaraan de constructies worden blootgesteld en in trillingen die in de bodem aanleiding kunnen geven tot verdichting van zand. Bij het vaststellen van de toegestane trillingen dient met beide aspecten rekening te worden gehouden. Bij het heien van palen zijn de toegestane trillingen in de constructies veelal maatgevend. In het algemeen worden ter controle van de optredende trillingen indicatieve trillingsmetingen uitgevoerd aan de draagconstructie van het gebouw op de begane grond. Er wordt van uitgegaan dat ook in de onderhavige situatie deze meetwijze wordt gekozen. In de onderstaande tabel I wordt vermeld welke trillingen toelaatbaar zijn in constructies tijdens het heien van palen bij uitvoering van een indicatieve trillingsmeting. TABEL I : SBR-richtlijn A : Toelaatbare herhaalde kortdurende trillingen in mm/s aan de draagconstructie op de begane grond bij een indicatieve trillingsmeting (b.v. bij heien palen) Onderdeel 1-10 Hz 15 Hz 20 Hz 25 Hz 30 Hz 35 Hz 40 Hz categorie 1 categorie 2 categorie 3 fundering (verdichting zand) 8,33 2,08 1,25 15,92 9,38 2,60 1,51 10,61 10,42 3,13 1,77 7,96 11,46 3,65 2,03 6,37 12,50 4,17 2,29 5,31 13,54 4,69 2,55 4,55 Meestal bedraagt de frequentie van heitrillingen ongeveer 10 Hz. Hiervan uitgaande zijn volgens tabel I bij uitvoering van een indicatieve meting aan een gebouw in een goede bouwkundige staat (cat. 2) trillingen tot 2,0 mm/s toelaatbaar en in een gebouw dat in een slechte bouwkundige staat verkeert (cat. 3) trillingen tot 1,2 mm/s. In de omgeving van de bouwlocatie bevinden zich behalve woningen ook schuurtjes vóór of achter de woningen. Wanneer de schuurtjes zijn opgebouwd uit metselwerk kunnen de trillingen in de schuurtjes worden getoetst aan SBR-A. Schuurtjes van hout vallen buiten de richtlijn, omdat ze grotere trillingen kunnen incasseren. Volgens IFCO mogen gemetselde schuurtjes aan meer trillingen worden blootgesteld dan woonhuizen etc. Voorgesteld wordt om gemetselde schuurtjes te plaatsen midden tussen categorie 1 en 2. Wanneer een beperkte trillingsmeting wordt uitgevoerd, zijn in de draagconstructie op de begane grond slechts 14 % hogere trillingen toelaatbaar, zodat uitvoering van een beperkte trillingsmeting in het algemeen slechts een beperkte meerwaarde heeft. Wanneer een uitgebreide trillingsmeting wordt uitgevoerd, zijn in de draagconstructie op de begane grond 60 % hogere trillingen toelaatbaar, zodat uitvoering van een uitgebreide trillingsmeting in bijzondere omstandigheden erg nuttig kan zijn. 14,58 5,21 2,81 3, r15dm tm.doc

7 Alleen in speciale situaties worden uitgebreide trillingsmetingen uitgevoerd. Bij een uitgebreide meting dienen in een gebouw trillingsmetingen te worden uitgevoerd op de volgende plaatsen: - In de draagconstructie op de begane grond, op punten met een hart-op-hart-afstand van 10 m in horizontale richting (meting in x-, y- en z-richting). - Op de bovenverdiepingen, recht boven de meetpunten op de begane grond. De meetpunten hebben in verticale richting een hart-op-hart afstand van maximaal 10 m (ten minste meten in x- en y-richting). - In het centrum van een vloerveld en/of in het centrum van een muur of halverwege een kolom (ten minste meten één richting haaks op het vloer- of muurvlak dan wel kolomas). In het algemeen dient daardoor bij uitvoering van een uitgebreide meting per gebouw op minimaal 4 à 6 punten te worden gemeten, namelijk 2 punten op de begane grond, 2 punten op de bovenste verdieping, eventueel aangevuld met 1 punt in het centrum van een maatgevend vloerveld en/of 1 punt in het centrum van een maatgevende muur. In de onderstaande tabel II wordt vermeld welke trillingen toelaatbaar zijn in constructies tijdens het heien van palen bij uitvoering van een uitgebreide trillingsmeting. TABEL II : SBR-richtlijn A : Toelaatbare herhaalde kortdurende trillingen in mm/s aan de draagconstructie op de begane grond bij een uitgebreide trillingsmeting (b.v. bij heien palen) onderdeel 1-10 Hz 15 Hz 20 Hz 25 Hz 30 Hz 35 Hz 40 Hz categorie 1 categorie 2 categorie 3 fundering (verdichting zand) 13,33 3,33 2,00 15,92 15,00 4,17 2,42 10,61 16,67 5,00 2,83 7,96 18,33 5,83 3,25 6,37 20,00 6,67 3,67 5,31 21,67 7,50 4,09 4,55 Meestal bedraagt de frequentie van heitrillingen ongeveer 10 Hz. Hiervan uitgaande zijn volgens tabel II bij uitvoering van een uitgebreide meting aan een gebouw in een goede bouwkundige staat (cat. 2) trillingen tot 3,3 mm/s toelaatbaar en in een gebouw dat in een slechte bouwkundige staat verkeert (cat. 3) trillingen tot 2,0 mm/s. Doordat bij uitvoering van een uitgebreide trillingsmeting hogere trillingen toelaatbaar zijn, bestaat dan een grotere kans op klachten van buurtbewoners. Bovendien zijn bij een uitgebreide meting op aanmerkelijk grotere schaal trillingsmetingen noodzakelijk. In verband daarmee wordt aanbevolen om in het algemeen uit te gaan van indicatieve trillingsmetingen en zo nodig incidenteel uitgebreide trillingsmetingen te laten uitvoeren. Wanneer tijdens het uitvoeren van een indicatieve trillingsmeting de trillingen voldoen aan SBR-richtlijn A bestaat in het algemeen het minste risico op trillingsschade. In het geval bij deze meting de trillingen niet voldoen aan de richtlijn, verdient het overweging om een uitgebreide trillingsmeting uit te voeren, waardoor overeenkomstig SBR-richtlijn A 60 % hogere 23,33 8,33 4,50 3, r15dm tm.doc

8 trillingen toegelaten mogen worden. De kans op trillingsschade is ook dan klein. Het toelaten van nog hogere trillingen verdient in het algemeen geen aanbeveling, omdat dan het risico op trillingsschade te groot wordt. 6 Trillingsschade. Wanneer trillingsschade door heiwerk ontstaat, is dit in het algemeen zogenaamde cosmetische schade. Hieronder worden verstaan haarscheurtjes in pleister-, tegel- en metselwerk, alsmede naadvorming langs kozijnen en plafonds, etc. De kans op constructieve trillingsschade is in het algemeen gering. Risico op constructieve schade is met name aanwezig wanneer verzakking kan optreden, bijvoorbeeld door verdichting van zand onder de fundering. Wanneer de trillingen voldoen aan SBR-richtlijn A is de kans op het ontstaan van cosmetische trillingsschade klein tot erg klein. Het ontstaan van constructieve trillingsschade is dan (nagenoeg) uitgesloten. Zakkingsschade ontstaat door een ongelijkmatige neerwaartse beweging van het bouwwerk, met plaatselijk (sterk) verschillende grootte. In dat geval is, na te zijn teruggekeerd in de bewegingsloze toestand, de positie van het bouwwerk niet dezelfde als voor aanvang van het heiwerk. Meestal is het bouwwerk gezakt en de positie lager dan voorheen. Statische zakking is niet via een trillingsmeting na te gaan, doch alleen via waterpassing. Zakkingsschade houdt veelal in dat het constructieve verband is aangetast. Dit kan ontstaan door verdichting van zand of door meeheien van funderingspalen. SBR-richtlijn A heeft betrekking op schade aan gebouwen, maar geeft geen informatie over de hinder en voelbaarheid van de trillingen voor personen. Uit ervaring is gebleken dat trillingen tot ca. 0,35 mm/s niet of nauwelijks voelbaar zijn. Trillingen tussen ca. 0,35 en 0,80 mm/s zijn in het algemeen (licht) voelbaar en trillingen groter dan ca. 0,80 mm/s zijn (goed) voelbaar. 7 Prognose heitrillingen. IFCO is sinds 1988 jaarlijks betrokken bij tientallen trillingsmetingen op diverse locaties verspreid over Nederland. De resultaten van de trillingsmetingen zijn gerangschikt naar het type heiwerk en de afstand tussen het meetpunt en de trillingsbron, waarna uit deze gegevens een relatie tussen de afstand van de trillingsbron tot het meetpunt en de snelheidsamplitude van de trilling is afgeleid. Dit is gedaan voor het in- en uittrillen van dubbele damplanken, alsmede voor het heien van palen (systeem prefab beton en vibro). De ervaring heeft geleerd dat bij conusweerstanden tot ca. 10 MPa de trillingshinder de opgestelde prognosegrafiek in het algemeen goed volgt. Als bijlage I wordt de opgestelde prognosegrafiek van trillingen bij het r15dm tm.doc

9 heien van prefab betonpalen toegevoegd. De onderste groene onderbroken lijn is de standaard trillingsprognosegrafiek behorend bij het heien van prefab betonpalen #400 mm in zand met een conusweerstand van 10 MPa. De bovenste blauwe doorgetrokken lijn is de trillingsprognosegrafiek behorend bij het heien van vibropalen 508/580 mm in zand met een conusweerstand van 15 à 20 MPa De trillingsprognose geldt voor gemetselde / betonnen gebouwen van 2 à 4 verdiepingen. Wanneer de gebouwen hoger zijn, is de gemiddelde belasting op de ondergrond per eenheid van oppervlakte groter. Dat betekent dat bij levering van dezelfde hoeveelheid energie de trillingen in het gebouw kleiner zijn. Een en ander betekent dat in een hoog gebouw de trillingen kleiner zijn dan de prognosegrafiek aangeeft. Gelet op bovenstaande wordt verwacht wordt dat in schuurtjes trillingen optreden die 60 % groter zijn. De verwachte trillingen gelden voor een stijf onderdeel van het gebouw ter hoogte van de begane grondverdieping. Er wordt vanuit gegaan dat bij het heien de paal zakt (met minimaal 3 à 4 mm per heiklap). Wanneer de paal niet zakt, kunnen de trillingen hoger worden. Via uitvoering van trillingsmetingen is gebleken dat bij heien van palen in een topzandlaag de trillingen ongeveer 50 tot 100 % (gemiddeld 80 %) hoger zijn dan uit de standaard IFCOanalyse blijkt. Daarmee wordt in de onderhavige prognose rekening gehouden. In de trillingsprognose is geen rekening gehouden met de aanwezigheid van obstakels. Wanneer op een obstakel wordt gestuit nemen de trillingen in het algemeen (sterk) toe. De trillingsprognose waarover in deze brief wordt gerapporteerd is een zogenaamde best guess. 7.1 Bodemopbouw. In de navolgende tabel III wordt op basis van de beschikbaar gestelde sonderingen een globale omschrijving gegeven van de aanwezige bodemopbouw. TABEL III: Bodemopbouw Laag Diepte [m t.o.v. NAP] Beschrijving bodem Nr. bovenkant onderkant 1 +0,7 à +0,4 +0,7 à +0,4-0,5 à -2,0 Maaiveldhoogte. Topzandlaag, stevig, conusweerstand q c = 3 à 39 MPa. Maximum waarde gemiddelde conusweerstand over ten minste 1,0 m hoogte in het algemeen q c = 4 à 14 MPa. 2-0,5 à -2,0-2,0 à -4,0 Klei / veen, slap, conusweerstand q c = 0,2 à 0,5 MPa r15dm tm.doc

10 TABEL III: Bodemopbouw Laag Diepte [m t.o.v. NAP] Beschrijving bodem Nr. bovenkant onderkant 3-2,0 à -4,0-5,0 à -6,5 Silt, weinig draagkrachtig, conusweerstand q c = 1 à 6 MPa, gemiddeld 1,5 à 3 MPa. 4-5,0 à -6,5-10,5 Zand, draagkrachtig, conusweerstand q c = 2 à 14 MPa. Maximum waarde minimum conusweerstand over ten minste 1,0 m hoogte in het algemeen q c = 6 à 10 MPa. 5-10,5-12,5-12,8 Klei / veen, weinig draagkrachtig, conusweerstand q c = 0,8 à 1,5 MPa, gemiddeld 1 MPa. 6-12,5 à -12,8-22,0 à -24,0 Zand, draagkrachtig, conusweerstand q c = 4 à 31 MPa. Maximum waarde minimum conusweerstand over ten minste 1,0 m hoogte in het algemeen q c = 15 à 20 MPa. -22,0 à -24,0-33,5 Diepste inheiniveau palen Maximum sondeerdiepte De freatische grondwaterstand is aangetroffen op NAP -0,85 m à NAP -0,92 m. Dit is éénmalig gemeten t.p.v. de handboringen HB-1 en HB-2 op Prognose trillingen door inheien vibropalen 508/580 mm. De trillingen tijdens het heien van palen hangen onder andere af van de vastheid van de bodem. Bij het heien in vastere grond ontstaan namelijk hogere trillingen dan tijdens het heien in minder vaste grond. Bij het heien in grond met een conusweerstand van 10 MPa komen de trillingen ongeveer overeen met de groene onderbroken (onderste) lijn van de prognosegrafiek, zie bijlage I. Bij het heien in grond met een andere vastheid worden de waarden uit de prognosegrafiek vermenigvuldigd met de vermenigvuldigingsfactor fgrond. In de navolgende tabel IV wordt vermeld welke factor voor de verschillende lagen wordt gehanteerd. TABEL IV: Vermenigvuldigingsfactor f grond bij bodembeschrijving volgens tabel III. Laag bk laag ok laag grondsoort Conusweerstand Trillingen Volgens tabel III Nr. m tov NAP m tov NAP MPa Vermenigvuldigingsfactor bij op palen gefundeerde belending ,7 à +0,4-0,5 à -2,0-0,5 à -2,0-2,0 à -4,0 Zand Klei/veen 4 à 14 0,2 à 0,5 f grond 0,7 à 1,2 (gem. 1,0) 0,5-9 - r15dm tm.doc

11 TABEL IV: Vermenigvuldigingsfactor f grond bij bodembeschrijving volgens tabel III. Laag bk laag ok laag grondsoort Conusweerstand Trillingen Volgens tabel III Nr. m tov NAP m tov NAP MPa Vermenigvuldigingsfactor bij op palen gefundeerde belending ,0 à -4,0-5,0 à -6,5-10,5-12,5-12,8-5,0 à -6,5-10,5-12,5-12,8-22,0 à -24,0 Silt Zand Klei/veen Zand 1,5 à 3 6 à 10 0,8 à 1,5 15 à 20 f grond 0,4 0,8 à 1,0 (gem. 1,0) 0,3 1,25 à 1,45 (gem. 1,35) In de navolgende tabel V worden in de kolom behorend bij laag nr. 1, 4 & 6 de absolute waarden van de maximum trillingen (uitgedrukt in mm/s) vermeld die worden verwacht bij het inheien van vibropalen 508 / 580 mm tot NAP -22 à -24 m. TABEL V: Prognose maximum trillingen draagconstructie begane grond van een bouwwerk bij inheien van vibropalen vibropalen 508/580 mm met voetdiepte NAP -22 à -24 m. Trillingen bij inheien [mm/s] (*) Voldoet aan SBR-A Laag nr. 4 Tot -5,0 à 6,5 4 Tot -5,0 à 6,5 6 Tot -22 à Tot -2,0 Indicatieve meting Diepte [m t.o.v. NAP] Afstand bouwwerk uit paal [m] q c 10 MPa 100 % 2,4 2,2 1,8 1,6 1,5 1,2 1,1 0,9 q c 6 MPa q c 15 à 20 MPa 80 % 135 % wanneer grondverwijderend wordt voorgeboord tot NAP -1,5 m 2,0 1,7 1,4 1,2 1,2 1,0 0,9 0,7 3,3 2,9 2,4 2,1 2,0 1,6 1,5 1,2 q c 4 à 14 MPa 180 % Wanneer niet wordt voorgeboord 4,4 3,9 3,2 2,8 2,7 2,1 2,0 1,6 (*): T.p.v.gemetselde schuurtjes worden ongeveer 60 % grotere trillingen verwacht. Cat. 2 Cat. 3 Uitgebreide meting Cat. 2 Cat. 3 Belending op staal of op palen (excl. schuurtjes) wanneer grondverwijderend wordt voorgeboord tot NAP - 1,5 m of dieper Trillingen in een gebouw op een andere afstand dan vermeld in tabel V kunnen aan tabel V worden ontleend door een schalingsfactor te bepalen. Deze factor stelt het gemiddelde voor van een omgekeerd lineair verband met de afstand en de wortel uit een omgekeerd lineair verband met de afstand. De schalingsfactor is te berekenen met de navolgende formule: r15dm tm.doc

12 Factor = { Lo ( Lo + Ln) } / (2 Ln), hierin is: Lo = oude afstand tussen heiwerk en belending Ln = nieuwe afstand tussen heiwerk en belending. Dit betekent dat bij verdubbeling van de afstand de trillingen ca. 40 % afnemen en bij halvering van de afstand ca. 65 % toenemen Paallocaties worden niet voorgeboord. Verwacht wordt dat bij uitvoering van een indicatieve trillingsmeting de maximum trillingen, die in de belendenden gebouwen (exclusief schuurtjes) ontstaan bij het heien van vibropalen 508/580 mm naar NAP -22,0 à -24,0 mm vrijwel altijd kleiner blijven dan SBR-richtlijn A toestaat voor een gebouw in categorie 2, mits het gebouw zich bevindt op een afstand > 85 m van de te heien palen. Voor gemetselde schuurtjes geldt dit voor een afstand > 170 m. Verwacht wordt dat bij uitvoering van een uitgebreide trillingsmeting de maximum trillingen, die in de belendende gebouwen (exclusief schuurtjes) ontstaan bij het heien van vibropalen 508/580 mm naar NAP -22,0 à -24,0 mm vrijwel altijd kleiner blijven dan SBR-richtlijn A toestaat voor een gebouw in categorie 2, mits het gebouw zich bevindt op een afstand > 47 m van de te heien palen. Voor gemetselde schuurtjes geldt dit voor een afstand > 100 m Paallocaties worden grondverwijderend voorgeboord. Verwacht wordt dat bij uitvoering van een indicatieve trillingsmeting de maximum trillingen, die in de op staal gefundeerde gebouwen ontstaan bij het heien van vibropalen 508/580 mm naar NAP -22,0 à -24,0 mm vrijwel altijd kleiner blijven dan SBR-richtlijn A toestaat voor een gebouw in categorie 2, mits het gebouw zich bevindt op een afstand > 60 m van de te heien palen. Voor gemetselde schuurtjes geldt dit voor een afstand > 120 m. Verwacht wordt dat bij uitvoering van een uitgebreide trillingsmeting de maximum trillingen, die in de op staal gefundeerde gebouwen ontstaan bij het heien van vibropalen 508/580 mm naar NAP -22,0 à -24,0 mm vrijwel altijd kleiner blijven dan SBR-richtlijn A toestaat voor een gebouw in categorie 2, mits het gebouw zich bevindt op een afstand > 30 m van de te heien palen. Voor gemetselde schuurtjes geldt dit voor een afstand > 60 m r15dm tm.doc

13 8 Verwachte trillingen t.p.v. de belendende gebouwen. In dit hoofdstuk worden voor de belendende gebouwen de verwachte trillingen vermeld bij het heien voor nieuwbouw van vibropalen 508/580 mm tot NAP -22,0 à -24,0 m. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in niet voorgeboorde paallocaties en in paallocaties die tot NAP - 1,5 m grondverwijderend worden voorgeboord met een voldoende grote avegaar. 8.1 Paallocaties worden niet voorgeboord. a. Ter plaatse van de oudere woningen aan de Rijn- en Schiekade, op ca. 100 m van het heiwerk, worden trillingen verwacht tot ca. 2 mm/s. Deze trillingen voldoen bij uitvoering van een indicatieve trillingsmeting aan SBR-richtlijn A. b. Ter plaatse van de gemetselde schuurtjes bij de oudere woningen aan de Rijn- en Schiekade, op ca. 85 m van het heiwerk, worden trillingen verwacht tot ca. 3,3 mm/s. Wanneer de schuurtjes worden geplaatst midden tussen categorie 1 & 2 voldoen bij uitvoering van een indicatieve trillingsmeting deze trillingen voldoen aan SBR-richtlijn A. Wanneer het geen gemetselde schuurtjes betreft, hoeven de daarin optredende trillingen niet te worden getoetst aan SBR-richtlijn A. c. Ter plaatse van het appartmentencomplex aan de Toussaintkade, op ca. 36 m van het heiwerk, worden trillingen verwacht tot ca. 3,9 mm/s. Deze trillingen voldoen zowel bij uitvoering van een indicatieve trillingsmeting als bij uitvoering van een uitgebreide trillingsmeting niet aan SBR-richtlijn A. d. Ter plaatse van relatief nieuwe woningen aan de Lucebertstraat / n Wolkerstraat, op ca. 47 m van het heiwerk, worden trillingen verwacht tot ca. 3,2 mm/s. Deze trillingen voldoen bij uitvoering van een indicatieve trillingsmeting niet aan SBR-richtlijn A, maar bij uitvoering van een uitgebreide trillingsmeting net wel. e. Ter plaatse van de wat oudere woningen aan de Lucebertstraat 1-3, op ca. 60 m van het heiwerk, worden trillingen verwacht tot ca. 2,8 mm/s. Deze trillingen voldoen bij uitvoering van een indicatieve trillingsmeting niet aan SBR-richtlijn A, maar bij uitvoering van een uitgebreide trillingsmeting net wel. f. Ter plaatse van de schuurtjes vóór de wat oudere woningen aan de Lucebertstraat 1-3, op ca. 47 m van het heiwerk, worden trillingen verwacht tot ca. 5,1 mm/s. Wanneer de schuurtjes worden geplaatst midden tussen categorie 1 & 2 voldoen bij uitvoering van een indicatieve trillingsmeting deze trillingen aan SBR-richtlijn A. Wanneer bij uitvoering van een indicatieve trillingsmeting de trillingen voldoen aan SBR-A, is het niet nodig om te toetsen aan de toelaarbare waarden behorend bij een uitgebreide trillingsmeting r15dm tm.doc

14 8.2 Paallocaties worden grondverwijderend voorgeboord. a. Ter plaatse van de oudere woningen aan de Rijn- en Schiekade, op ca. 100 m van het heiwerk, worden trillingen verwacht tot ca. 1,5 mm/s. Deze trillingen voldoen bij uitvoering van een indicatieve trillingsmeting aan SBR-richtlijn A. g. Ter plaatse van de gemetselde schuurtjes bij de oudere woningen aan de Rijn- en Schiekade, op ca. 85 m van het heiwerk, worden trillingen verwacht tot ca. 1,6 mm/s. Deze trillingen voldoen bij uitvoering van een indicatieve trillingsmeting aan SBR-richtlijn A. Wanneer het geen gemetselde schuurtjes betreft, hoeven de daarin optredende trillingen niet te worden getoetst aan SBR-richtlijn A. b. Ter plaatse van het appartmentencomplex aan de Toussaintkade, op ca. 36 m van het heiwerk, worden trillingen verwacht tot ca. 2,9 mm/s. Deze trillingen voldoen bij uitvoering van een indicatieve trillingsmeting niet aan SBR-richtlijn A, maar bij uitvoering van een uitgebreide trillingsmeting net wel c. Ter plaatse van relatief nieuwe woningen aan de Lucebertstraat / n Wolkerstraat, op ca. 47 m van het heiwerk, worden trillingen verwacht tot ca. 2,4 mm/s. Deze trillingen voldoen bij uitvoering van een indicatieve trillingsmeting net niet aan SBR-richtlijn A, maar bij uitvoering van een uitgebreide trillingsmeting wel. d. Ter plaatse van de wat oudere woningen aan de Lucebertstraat 1-3, op ca. 60 m van het heiwerk, worden trillingen verwacht tot ca. 2,1 mm/s. Deze trillingen voldoen bij uitvoering van een indicatieve trillingsmeting aan SBR-richtlijn A. e. Ter plaatse van de schuurtjes vóór de wat oudere woningen aan de Lucebertstraat 1-3, op ca. 47 m van het heiwerk, worden trillingen verwacht tot ca. 2,4 mm/s. Wanneer de schuurtjes worden geplaatst midden tussen categorie 1 & 2 voldoen bij uitvoering van een indicatieve trillingsmeting deze trillingen aan SBR-richtlijn A. Wanneer bij uitvoering van een indicatieve trillingsmeting de trillingen voldoen aan SBR-A, is het niet nodig om te toetsen aan de toelaarbare waarden behorend bij een uitgebreide trillingsmeting. 9 Trillingsreducerende maatregelen. Trillingen bij het heien van de vibropalen door de vaste topzandlaag zijn te verminderen door grondverwijderend voor te boren tot NAP -1,5 m met een voldoende grote avegaar. De diameter van de avegaar dient meestal vrijwel even groot te zijn als de diameter van de vibro-casing of voor voldoende trillingsreductie te zorgen. Wanneer niet wordt voorgeboord kunnen de trillingen bij het passeren van de toplaag namelijk maatgevend zijn r15dm tm.doc

15 10 Trillingsmetingen. Het verdient aanbeveling om tijdens het heiwerk trillingsmetingen te laten uitvoeren op grond van de volgende overwegingen: 1. Via trillingsmetingen kan worden gecontroleerd of de verwachte trillingen overeenkomen met de praktijk. Aan de hand van de resultaten van trillingsmetingen kan de kans op het ontstaan van trillingsschade aan de belendingen worden ingeschat. 2. Er kan worden nagegaan vanaf welk moment eventueel trillingsreducerende maatregelen genomen dienen te worden om de trillingen te laten voldoen aan SBR-richtlijn A. 3. Bij eventuele schadeclaims zijn feitelijke gegevens beschikbaar aan de hand waarvan het realiteitsgehalte van schadeclaims kan worden beoordeeld. In het algemeen kan per heistelling worden volstaan met de uitvoering van indicatieve trillingsmetingen op een tweetal punten tegelijk nabij het begane grondniveau van het gebouw. Door de meting uit te voeren op minimaal twee punten tegelijk kunnen heitrillingen worden gescheiden van trillingen die afkomstig zijn van een lokale trillingsbron in of nabij het gebouw. Indien bij uitvoering van indicatieve trillingsmetingen de trillingen niet voldoen aan SBRrichtlijn A, voor gebouwen in categorie 2 of 3, kan worden overwogen om een uitgebreide trillingsmeting uit te voeren. Hierbij is de kans dat de trillingen voldoen groter dan bij uitvoering van een indicatieve meting. IFCO is gecertificeerd voor het uitvoeren van trillingsmetingen en kan desgevraagd alle trillingsmetingen verzorgen. Sinds kort bestaat de mogelijkheid om de trillingen via een internetverbinding online te bewaken, waardoor meerdere personen tegelijk in een kantooromgeving de grootte van de trillingen realtime op het beeldscherm van een computer kunnen volgen. De meting wordt uitgevoerd onder procescertificaat BRL 5023, wat inhoudt dat door IFCO uitgevoerde trillingsmetingen door de certificeringsinstelling worden gecontroleerd. Waddinxveen,, Ir. T.K. Muller IFCO Funderingsexpertise BV r15dm tm.doc

16 Bijlagen I. Prognosegrafiek trillingen bij heien vibropalen 508/580 mm r15dm tm.doc

17 BIJLAGE I. Prognosegrafiek trillingen bij heien vibropalen 508/580 mm. - I.1 - r15dm tm.doc