1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering om 15:30 uur en heet eenieder van harte welkom.

Transcriptie

1 VERSLAG VAN DE 1 e OVERLEGVERGADERING VAN COLLEGE VAN BESTUUR EN UNIVERSITEITSRAAD D.D. 1 FEBRUARI 16 UR/16/11273 Aanwezig: Stolker, Te Beest, Buitendijk (CvB) en Van Slooten (Secretaris CvB). Bouterse, Van Diepen, Van Duijn, Fatah-Black, Hamelink, Jansen, De Kok, De Kort, Krol (Voorzitter), Moorlag, O'Neill, Poletiek, Pols, Reid, Tiggelaar, Weeda (Griffier), Westera en Wolters. Afwezig: - 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering om : uur en heet eenieder van harte welkom. 2. Verslag vorige vergadering UR//249 - Verslag 144 e Overlegvergadering d.d. 7 december. De voorzitter meldt dat er geen schriftelijke op- of aanmerkingen zijn ontvangen. Het verslag wordt vastgesteld. Naar aanleiding van pagina 4 van het verslag geeft een Raadslid aan dat het onduidelijk is waar de Raad nu precies instemming op heeft. De Griffier antwoordt dat de instemmingsbevoegdheden helder geformuleerd zijn in brief van het College inzake de pilot hieromtrent. 3. Studiebegeleiding UR/16/276- notitie d.d. 23 december van de fracties UB en SGL inzake studiebegeleiding, UR/16/8929- informatie voor de UR over het project professionalisering studieadviseurs, De voorzitter geeft het woord aan de voorzitter van de commissie Onderwijs en Onderzoek om de reactie toe te lichten. De commissievoorzitter geeft aan dat het lijkt alsof de ratio s studenten-studiebegeleiding op bepaalde faculteiten uit balans is, ten nadele van de studenten. Daarnaast wil de Raad graag bespreken hoe het College staat tegenover studiebegeleiding via dubbelfuncties. Voor wat betreft mogelijkheden voor professionalisering is de Raad tevreden over het aanbod, maar het lijkt erop dat studieadviseurs met een kleine aanstelling weinig scholing ontvangen. Het College geeft aan dat hij de zorgen van de Raad begrijpelijk vindt. Hij stelt voor om de inhoudelijke behandeling van dit agendapunt te verdagen naar de mei- of junicyclus. De reden hiervoor is dat het College nog niet over voldoende informatie beschikt om een met feiten onderbouwde discussie te voeren met de Raad. Nadat de evaluatie van het Bindend Studieadvies in het tweede jaar afgerond is, denkt het College wel over voldoende gegevens te beschikken. Dan is er ook de gelegenheid geweest om het onderwerp met de vice-decanen te bespreken. De voorzitter van commissie Onderwijs en Onderzoek stelt voor om aan de initiatiefnemers, de fracties SGL en UB, te vragen of zij hiermee akkoord gaan. Beide fracties gaan akkoord maar SGL wijst op de urgentie van dit onderwerp en betreurt de verdaging van dit agendapunt. De kwaliteit van de studiebegeleiding dient volgens de Raad voldoende aandacht te krijgen bij de evaluatie van het BSA in het tweede jaar. Het College antwoordt dat er bij de evaluatie alleszins voldoende aandacht zal zijn voor de studiebegeleiding. Het College herhaalt dat het nu nog niet mogelijk is om goed onderbouwd dit 1

2 agendapunt te behandelen. 5 In de aansluitende vergadering zal er door de Universiteitsraad een reactie worden geconcipieerd. 4. Besteding Middelen Studievoorschot UR/16/8931- Brief inzake voorinvestering studievoorschot d.d. 12 januari 16 De voorzitter vraagt aan de voorzitter van commissie Onderwijs en Onderzoek om het conceptadvies toe te lichten. De commissievoorzitter licht toe dat de Raad zich erin zou kunnen vinden dat er zeven miljoen euro direct toekomt aan de faculteiten, maar de Raad wil de verzekering van het College dat de faculteitsraden instemming hebben over de wijze waarop deze middelen worden besteed. Het College antwoordt dat er met de Raad is afgesproken dat de pilot inzake de vormgeving van het instemmingsrecht op de begroting in hoofdlijnen binnenkort geëvalueerd zal worden. Het is wel gebleken dat de rol van de faculteitsraden in het kader van de gemaakte afspraken over het hoofd is gezien. Het College wil voorkomen dat er frictie ontstaat tussen centraal uitgezette lijnen en de keuzes die de Faculteitsraden willen maken. Het College heeft er niets op tegen om de instemming over de besteding van de middelen in het kader van de Wet Studievoorschot bij de faculteitsraden neer te leggen. De Raad geeft hierbij aan dat het dan ook helemaal duidelijk moet zijn voor de Faculteitsraden dat zij instemmingsrecht hebben op de besteding van deze middelen. Daarnaast vindt de Raad het belangrijk dat de plannen inzake de besteding van de middelen in het kader van voorinvestering op de Faculteiten bottom-up worden gedragen, zo zou de Raad graag zien dat de Faculteitsraden en Opleidingscommissies door de Faculteitsbesturen gehoord worden bij de formulering van de bestedingsvoorstellen. De commissievoorzitter van O&O geeft aan dat de Raad moeite heeft met de in het voorgenomen besluit geïdentificeerde centrale projecten, omdat deze projecten naar het oordeel van de Raad in veel opzichten te weinig concreet zijn uitgewerkt. Zo ontbreekt er informatie over de precieze doelstellingen, inhoud, looptijd en financiering. Daarnaast betreft het volgens de Raad voor een groot deel al lopende projecten, zoals de projecten rond diversiteit en excellentie. De beoogde groepen zijn voor de Raad te specifiek terwijl hij graag zou zien dat de voorinvestering ten goede zou komen aan een zo groot mogelijke groep studenten aan de Universiteit. Ook lijken sommige van de lopende projecten slechts indirect invloed te hebben op de kwaliteit van het onderwijs. Dit doet overigens niet af van de waarde van deze projecten. Het College wijst erop dat de zeven miljoen euro direct aan de faculteiten toegekend wordt, omdat de voorinvesteringen ten goede moeten komen aan het onderwijs en het onderwijs wordt nu eenmaal gegeven op de faculteiten. Voor wat betreft de drie miljoen die is gereserveerd voor centrale projecten is er een goede reden om deze niet aan de faculteiten over te laten omdat het wenselijk is dat alle faculteiten profiteren van deze programma s. Het is bijvoorbeeld niet wenselijk dat een faculteit besluit om geen diversiteitsbeleid te ontwikkelen. De totale tien miljoen euro die gereserveerd wordt in het kader van de voorinvestering zou met enige samenhang moeten worden besteed en tevens in samenhang met de overige intensiveringsmiddelen. Het College is het niet eens met de Raad dat het diversiteitsprogramma slechts voor een kleine subgroep studenten van meerwaarde is. Een cultuur met een diverse studentenpopulatie komt aan alle studenten ten goede en komt daardoor eveneens ten goede aan de onderwijskwaliteit. De Raad wijst erop dat hij sterk twijfelt of hij instemming kan geven op het voorstel, zonder dat er enige helderheid is over de verdeling van de voorinvesteringsmiddelen over de verschillende 2

3 centrale projecten. Het is met name voor de Raad wenselijk om te zien welk percentage van de voorinvesteringsmiddelen direct aan onderwijsintensivering wordt besteed. Het College heeft hier begrip voor maar het is in dit stadium onmogelijk om hier een uitspraak te doen. Het College stelt voor dat de Raad in grote lijn instemt met het voorgenomen besluit en vervolgens de instemming over de meer uitgewerkte plannen aan de faculteiten overlaat. Na de instemming van de Raad kan het College met iets gedetailleerdere uitwerking komen van de projecten. Op een later moment zouden de projecten wederom in de Raad besproken kunnen worden. Instemming is op dat moment echter niet meer aan de orde omdat de plannen dan al verder ontwikkeld zijn en het zeer inefficiënt zou zijn om een of meer projecten op dat moment stop te zetten. Het College zou er prijs op stellen als de Raad op korte termijn aangaf welke projecten in het voorstel niet zijn steun hebben. De Raad vraagt uit welk deel de aanpassing van de budgetfactor wordt gefinancierd. Het College antwoordt dat dit uit het deel komt dat direct aan de faculteiten wordt gealloceerd. Het niet verlagen van de budgetfactor wordt aangemerkt als middel dat ten goede moet komen aan de onderwijskwaliteit. De Raad wijst erop dat het heel helder moet zijn in de verdere uitwerking van de projecten wat de meerwaarde gaat zijn voor de onderwijskwaliteit. Het College antwoordt dat hij het hier mee eens is. Een raadslid voegt hieraan toe dat het voor de studenten die geen beurs meer krijgen van belang is om te zien wat zij hiervoor terugkrijgen. Het College geeft desgevraagd aan dat niet alle bestedingen een project vergen. Bijvoorbeeld het aannemen van meer studieadviseurs is een actie en geen project. De Raad overweegt om instemming te geven op het deel van het voorstel waarin zeven miljoen euro direct naar de faculteiten wordt gealloceerd en om voor het deel inzake de centrale projecten voorlopig zijn instemming te onthouden. In de aansluitende vergadering zal hierover worden besloten. Daarnaast zal de Raad in een separaat schrijven zijn standpunten kenbaar maken over de zijns inziens wenselijke inhoud en vormgeving van de centrale projecten. Hierop zal er door het College een nadere uitwerking worden gegeven van deze projecten. 5. Dataprotocol Sterker aan de Start UR/16/8933- aanbiedingsbrief dataprotocol Sterker aan de Start d.d. 13 januari 16, UR/16/8932- dataopslag en dataprotocol Sterker aan de Start 16-17, -- conceptadvies UR. De voorzitter vraagt de voorzitter van commissie Onderwijs en Onderzoek om het conceptadvies toe te lichten. De commissievoorzitter van O&O geeft aan dat de Raad het van groot belang vindt dat de aankomend student er expliciet van op de hoogte wordt gesteld dat de gegevens van de vragenlijst gebruikt kunnen worden in het kader van studiebegeleiding. Hieraan dient tevens de keuze te worden verbonden hier niet aan mee te werken. De invuller wordt nu voordat hij aan de vragenlijst begint, gevraagd om toestemming te geven voor zowel matching als het doorgeven van de gegevens aan de studieadviseur. De Raad vindt de koppeling van deze twee doelen van de vragenlijst zeer onwenselijk. Dit standpunt heeft de Raad overigens al eerder geuit. 3

4 Het College antwoordt dat het technisch mogelijk is om aan het eind van de vragenlijst een optie toe te voegen waarin de gebruiker ervoor kan kiezen dat zijn gegevens niet gebruikt worden in het kader van studiebegeleiding. Als dit de wens van de Raad is, zal deze aanpassing worden gemaakt. Op het punt in het conceptadvies dat een aankomend student zou moeten kunnen weigeren om in te gaan op de vraag rond functiebeperkingen verzoekt het College de Raad dit te heroverwegen. Het College hecht grote waarde aan de vraag rond functiebeperkingen, gezien het gegeven dat studenten met een functiebeperking extra steun nodig hebben bij hun studie en deze steun vaak eenvoudig kunnen krijgen. Ongeveer % van de studenten in Nederland heeft een functiebeperking die hinder veroorzaakt bij de studie. Zij geven dit vaak zelf niet of op later moment aan en dit kost veel studietijd. De Raad gaat akkoord aangezien de gebruiker aan kan geven dat een deel van de gegevens uit de vragenlijst of de vragenlijst in zijn geheel niet mag worden gebruikt voor andere doeleinden dan matching. De Raad komt nog met de vraag of bepaalde vragen en hun terugkoppeling naar de studenten wel functioneel is, bijvoorbeeld de vraag of de student gesteund wordt door de ouders in zijn keuze voor de studie. Wat is de meerwaarde voor de student om het percentage te weten van het aantal studenten dat gesteund wordt? Het College antwoordt dat hij deze vraag zal meenemen naar de opstellers van de vragenlijst. De Raad vraagt of het mogelijk is voor een student om nog eens terug te kijken naar de terugkoppeling. Het College gaat hier navraag naar doen. In de aansluitende vergadering zal er door de Raad een definitief advies worden geconcipieerd. 6. Jaarverslag Kwaliteitszorg Onderwijs UR/16/8934- Jaarverslag Kwaliteitszorg Onderwijs inclusief de aanbiedingsbrief d.d. 12 januari 16, De voorzitter geeft het woord aan de voorzitter van de commissie Onderwijs en Onderzoek. De commissievoorzitter geeft aan dat de Raad zich afvraagt of er iets in algemene zin te vermelden valt over de wijze waarop er met de uitkomsten van de midterms wordt omgesprongen. Het College antwoordt dat er een standaardprocedure is. Dit dient voortaan duidelijker in het jaarverslag te worden opgenomen. Daarnaast stelt de Raad voor om de rol van de faculteitsbesturen duidelijker op te nemen in het jaarverslag. Deze rol is wel toegelicht in de commissievergadering van de commissie maar ontbreekt in het verslag. Het College antwoordt dat dit ook een goede suggestie is. Als derde punt wil de Raad graag weten wat de stand van zaken is in de discussie rond de accreditatie en de Taskforce Kwaliteitszorg. Het College antwoordt dat de Taskforce in actie is gekomen nu de politiek zich uitgesproken heeft. Het is nu van belang om te besluiten hoe nu verder te gaan. Er zijn twee reële opties: doorgaan met de Instellingstoets Kwaliteitszorg of terug naar opleidingsaccreditaties. Deelname aan de pilot met instellingsaccreditatie lijkt, zoals bekend, niet voor de hand liggend. Ook blijft de Universiteit op het gebied van kwaliteitszorg zijn eigen plan trekken. Onderwerpen als de peerreview, de mogelijkheid tot een studentenpanel en de focus op verbetering, die worden gesteund door de Raad zullen binnen de Taksforce worden besproken. 4

5 De Raad brengt naar voren dat bij de Faculteit der Geesteswetenschappen in elk jaarverslag de vraag is opgenomen wat er gebeurt met de implementatie van het plan van aanpak dat op basis van de uitkomsten van de midterm is geschreven. Dit zou volgens de Raad bij iedere faculteit usance moeten zijn. Het College antwoordt dat er voor alle faculteiten een vast format is voor het jaarverslag en dat deze vraag in alle jaarverslagen is opgenomen. In de aansluitende vergadering zal er door de UR een definitieve reactie worden geconcipieerd. 7. Strategisch Uitvoeringsprogramma 16 UR/16/280- Strategisch Uitvoeringsprogramma 16 inclusief de aanbiedingsbrief d.d. 18 december, De voorzitter geeft het woord aan de voorzitter van de commissie Personeel, Studentenzaken en Internationalisering. De Raad verneemt graag van het College de beoogde inhoud, eindverantwoordelijke dienst, begroting, en deadlines van de belangrijkste plannen van aanpak en hun relatie met de facultaire strategische meerjarenplannen. Het College antwoordt dat deze plannen momenteel in de maak zijn. Het schrijven van de plannen vindt gefaseerd plaats zodat de opstellers niet te veel belast worden. Overigens zijn de desbetreffende medewerkers erg enthousiast. Het College verwijst naar de in het stuk opgenomen interne deadlines. Het College zegt toe dat er in augustus of september van dit jaar een stand van zaken gegeven zal worden. Hij is op ieder moment aanspreekbaar over de voortgang van projecten. Desgevraagd geeft het College aan dat hij ook bereid is om in een eerder stadium preciezer in te gaan op de inhoud van de plannen van aanpak. Het College wijst erop dat er ook aan strategievorming wordt gedaan op de faculteiten. Daarbij is het belangrijk dat het college de ambities van de faculteiten niet in de weg staat. Het College raadt aan om voor wat betreft dit onderwerp contact te houden met leden van faculteitsraden. Het valt de Raad op dat er nergens sprake is van beleid voor promovendi in het uitvoeringsprogramma. Het College antwoordt dat promovendi veel aandacht gaan krijgen op een andere manier. De Raad heeft begrepen dat sommige opleidingen problemen zouden hebben met het invoeren van een studietijd van 42 weken. Het College antwoordt dat hierop in de meicyclus teruggekomen zal worden. Op dit moment loopt er nog een inventarisatie bij de faculteiten. Het is absoluut de bedoeling dat er in de nabije toekomst 42 weken onderwijs aangeboden gaan worden. In het de kalender van academisch jaar 16/17 blijkt volgens de Raad bovendien sprake te zijn van slechts studieweken. De Raad hoort graag van het College waarom dit zo is. Het College antwoordt dat deze kalender er al was. Er wordt hard aan gewerkt om te realiseren dat er daadwerkelijk 42 weken onderwijs aangeboden gaan worden, herhaalt het College nogmaals. De Universiteit wil studenten activeren en meer betrekken bij onderwijs en onderzoek alsmede management en valorisatie. De Raad wil graag met het College in gesprek over de beoogde manieren om dit te realiseren. Het College nodigt de Raad uit om hierover vooral mee te denken. In de aansluitende vergadering zal er door de UR een definitieve reactie worden geconcipieerd. 5

6 8. Notitie Taalbeleid UR/16/283- notitie Taalbeleid Universiteit Leiden alsmede de aanbiedingsbrief d.d. 12 december, De voorzitter geeft het woord aan de voorzitter van de commissie Personeel, Studentenzaken en Internationalisering. De commissievoorzitter geeft aan dat de Raad zeer te spreken is over het feit dat de Raad in een vroeg stadium betrokken wordt bij de ontwikkeling van het taalbeleid. Hij vat kort de conceptreactie samen. In antwoord op de conceptreactie van de Raad verzoekt het College om de punten in deze reactie te herformuleren naar aanbevelingen. Deze aanbevelingen zullen worden meegenomen naar de commissie. Op de vraag uit de conceptreactie of de Universiteit niet over moet gaan naar Amerikaans- Engels antwoordt het College dat dit niet zal gebeuren omdat al het Engels op dit moment Brits-Engels is. Daarbij voegt het College nog toe, dat in het kader van de vindbaarheid op het internet het wellicht zo zal zijn dat er meer informatie die nu uitsluitend in het Engels aangeboden wordt ook in het Nederlands moet worden opgenomen. De Raad voegt nog toe dat Engelstalige documenten tijdig moeten worden aangeleverd. Het College is het hiermee eens. Het is voor belangrijke documenten wenselijk dat er direct bij publicatie een Engelstalige versie beschikbaar is. De Raad vraagt of er bij de volgende versie van de notitie Taalbeleid een begroting zal worden toegevoegd of in ieder geval een overzicht van de meerkosten die het taalbeleid met zich mee zal nemen. Het College zegt dit toe. In de aansluitende vergadering zal er door de UR een definitieve reactie worden geconcipieerd. 9. Onderwerpen Promovendi UR/16/286- notitie van PhDoc d.d. 1 januari 16 over verschillende onderwerpen aangaande promovendi, -- conceptadvies UR. De voorzitter vraagt het College of de in de notitie genoemde werkgroep in het leven geroepen mag worden. De werkgroep zal zich gaan bezighouden met arbeidsmarktvraagstukken van promovendi. Het College stemt hiermee in. 11. Mededelingen en informatie UR/16/285- conclusies van de CvB-vergaderingen van 3 november t/m 8 december, UR/16/290- brief van het College van Bestuur d.d. 18 november inzake de follow-up personeelsmonitor, UR/16/293- brief van Inspectie SZW d.d. 17 november met een afschrift van een brief aan het College van Bestuur van dezelfde datum betreffende de handhaving van de Kernenergiewet. De voorzitter meldt dat er drie vragen zijn binnengekomen naar aanleiding van de ingekomen stukken. Hij verzoekt het College de vragen te beantwoorden. Voor wat betreft de brief van SZW antwoordt het College dat er bij Universiteit Leiden en LUMC een systeem van schriftelijke interne toestemmingen bestaat. Middels deze toestemmingen 6

7 heeft de algemeen coördinerend stralingsdeskundige het mandaat om binnen de twee organisaties voor het gebruik van apparatuur waarbij radioactieve straling vrijkomt, zoals röntgentoestellen, vergunningen te verlenen. Op basis van de wetgeving moet er voor ieder afzonderlijk apparaat waarbij sprake is van radioactieve straling een risicoanalyse plaatsvinden. Dergelijke risicoanalyses zijn bij de Universiteit wel opgesteld maar niet voor elke interne toestemming apart. Dit wordt door de Inspectie SZW opgevat als een overtreding van de wet. Gecoördineerd door de stralingsdeskundige zal nu voor ieder stralingstoestel een interne vergunningsprocedure plaatsvinden. Dit zal naar verwachting van het College half februari afgerond zijn. Voor wat betreft de personeelsmonitor vraagt de Raad welke acties zijn ondernomen in het kader van ontregeling. Het College antwoordt dat bij de faculteiten nog een inventarisatie loopt. Bij het Bestuursbureau is er teruggegaan van vier BFR s per jaar naar drie. In samenwerking met de Kleine Consultant wordt er geïnventariseerd tegen welke bureaucratische problematiek studenten bij de Universiteit oplopen. Voor wat betreft de vraag over de catering antwoordt het College of het mogelijk is om gedetailleerder te bezien waar de negatieve reacties over de catering vandaan komen. Thans onderzoekt UFB via enquêtes bij personeel van de faculteiten wat de precieze wensen zijn rond de catering. De resultaten zullen op een nader moment met de Raad worden gedeeld. Desgevraagd geeft het College aan dat de studentenpopulatie jaarlijks wordt geënquêteerd over de catering. De voorzitter vraagt het College of hij nog verder mededelingen heeft. Het College brengt naar voren dat in het kader van de Nationale Wetenschapsagenda er thans routes worden uitgezet bij de verschillende instellingen. Als dit proces is afgerond zal pas blijken of dit invloed heeft op de financiering. 12. Rondvragen De eerste rondvraag betreft de pensioenpremie. Het College antwoordt dat bij het opstellen van de begroting is uitgegaan van de salaristabellen per januari inclusief het niveau van de sociale lasten. Met de daling van de ABP-premies per januari 16 van 19,6% naar 17,8% is dus geen rekening gehouden want deze daling was nog niet vastgesteld bij het opstellen van de begroting. De daling resulteert voor de Universiteit in lagere personeelslasten. Als de ABP-premie per 1 april 16 weer gaat stijgen van 17,8% naar 18,8% is dat nog steeds een meevaller aan de lastenkant ten opzichte van de begroting. De tweede rondvraag betreft de wetswijziging inzake datalekken. Het College meldt dat er een nieuwe regeling is gemaakt inzake datalekken. De vraag is vooral hoe de universitaire gemeenschap op de hoogte wordt gesteld. Het is voorlopig nog niet helemaal duidelijk wat een datalek precies is. Jurisprudentie moet over dit onderwerp nog worden opgebouwd. Alle mogelijke datalekken zullen dus gemeld moeten worden. De derde rondvraag betreft het onderwerp versterking band van studenten in Den Haag met Leiden. Het College antwoordt dat er eigenlijk nog steeds grote behoefte is aan de versterking van de onderlinge banden van de studentgroeperingen in Den Haag. Dit heeft prioriteit gekregen boven de versterking van de band met Leiden. Daarnaast is het buitengewoon lastig om de Haagse studentengemeenschap dichter bij de Leidse te brengen. Mocht de Raad nog suggesties hebben dan verneemt het College deze graag. 7

8 De Raad wijst erop dat er in Den Haag een andere cultuur heerst onder de studentengemeenschap. Haagse studenten zijn meer carrièregericht. De Raad vraagt hoe het College hiermee om wil gaan. Het College antwoordt dat er gezocht wordt naar een faciliteit waar feesten en wat serieuzere evenementen gecombineerd kunnen worden. Een raadslid wijst erop bij de Faculteit der Geesteswetenschappen een plan is opgesteld om de opleiding International Studies meer te betrekken bij de faculteit. Het College zou bij die Faculteit navraag kunnen doen. Het College dankt de Raad voor deze aanbeveling. De vierde rondvraag betreft een vraag naar aanleiding van een artikel in de Mare over promovendileed. Het College antwoordt dat hij met de Ombudsfunctionaris in gesprek is over de mogelijkheid om een aparte Ombudsfunctionaris in te stellen voor promovendi. De vijfde rondvraag betreft de aanduiding PHD Student op de website van de Universiteit. Het College antwoordt dat dit begrip niet altijd een goede beschrijving is van de functie. Met Marketing en Communicatie wordt besproken of er meer categorieën gebruikt kunnen worden in de aanduiding van promovendi. De zesde rondvraag betreft een vraag naar de enquête over het Onderwijsbureau. Het College antwoordt dat dit vermoedelijk een vraag is voor de Faculteit Rechten. De vragensteller wijst erop dat het Faculteitsbestuur aldaar hem verteld had dat dit een Universiteitsbrede enquête zou betreffen. Hij zal nogmaals navraag doen. 13. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering om 16:56. De reacties, adviezen e.d. worden in een aansluitende vergadering vastgesteld en zo spoedig mogelijk naar het CvB gestuurd. De voorzitter verzoekt de raadsleden om na een korte pauze snel naar de zaal terug te keren voor de bespreking met het College van een vertrouwelijk onderwerp. 8