Stedelijke arbeidsmarkten in Nederland

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Stedelijke arbeidsmarkten in Nederland"

Transcriptie

1 Stedelijke arbeidsmarkten in Nederland Facts and figures over banen, beroepsbevolking, werkloosheid en pendel CWI Jaarcongres Werkt de stad? Doorn, 15 juni 2006 Auteurs: Peter Louter (Bureau Louter) m.m.v. Anske Bouman (CWI)

2 Inhoud 1 INLEIDING 1 2 WERKGELEGENHEID EN WERKLOOSHEID IN STEDEN Verband tussen werkloosheid en werkgelegenheid Cartografisch intermezzo: Werkloosheid stedelijke agglomeraties 6 3 ONTWIKKELING WERKGELEGENHEID NAAR GEBIEDSTYPEN 13 4 ARBEIDSPARTICIPATIE EN WERKLOOSHEID NAAR GEBIEDSTYPEN Participatiegraad en werkloosheid totaal en naar opleidingsniveau Onderscheid naar etniciteit Het effect van de bevolkingssamenstelling 24 5 WOON-WERK BALANS EN PENDEL NAAR GEBIEDSTYPEN 29 Bijlagen 5.1 Woon-werk balans en pendel totaal en naar opleidingsniveau Onderscheid naar etniciteit in kernsteden 31 I INDELING AGGLOMERATIES EN STEDEN 34 II AANDEEL NIET-WESTERSE ALLOCHTONEN 35

3 1 Inleiding Een belangrijk thema in de (groot)stedelijke arbeidsmarktproblematiek vormt de arbeidsmarktparadox : Op gemeentelijk niveau beschouwd is zowel kwantitatief als kwalitatief sprake van een mismatch op de stedelijke arbeidsmarkt. Het aantal banen is in de steden hoger (soms aanzienlijk hoger) dan de beroepsbevolking. In de suburbs is die situatie juist omgekeerd. Naast deze kwantitatieve dimensie kent de arbeidsmarktparadox ook een kwalitatieve dimensie. Aangenomen wordt dat juist de steden veelal een samenklontering van laagopgeleiden kennen, terwijl hoogopgeleiden meer in de suburbs wonen. Banen voor hoogopgeleiden zijn juist in de steden te vinden. Het resultaat is tweeledig. Ten eerste grote pendelstromen naar de kernsteden, vooral van hoogopgeleiden en ten tweede hoge werkloosheid, met name onder laagopgeleiden, in de grote steden. In dit paper wordt nagegaan in hoeverre in Nederland inderdaad sprake is van dergelijke patronen. Het doel van dit paper is vooral het blootleggen van facts and figures over ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Daarbij beperkt de analyse zich tot de huidige stand van zaken en een aantal trends uit het verleden. Op prognoses wordt niet ingegaan. Mogelijke verklaringen voor geconstateerde ontwikkelingen worden slechts zeer beperkt gegeven. Het doel van dit paper is het leveren van discussiestof, niet het leveren van pasklare antwoorden. Het paper begint met een beschrijving van de werkloosheid en de omvang van de werkgelegenheid in individuele grote steden en hun agglomeraties (hoofdstuk 2). Verwacht mag worden dat veel arbeidsplaatsen samengaan met een lage werkloosheid. Het zal echter blijken dat op het niveau van individuele steden niet of nauwelijks een verband tussen werkloosheid en werkgelegenheid te vinden is. Voor stedelijke agglomeraties is daar al meer sprake van. In hoofdstuk 2 wordt tevens een cartografisch intermezzo toegevoegd: kaarten met de werkloosheid in de vier grote steden en hun omgeving. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt welke delen van de grootstedelijke agglomeraties een hoge en welke een lage werkloosheid kennen. Nadat aldus zicht is gegeven op werkloosheid en werkgelegenheid in individuele steden, volgt een drietal hoofdstukken waarin ontwikkelingen op de arbeidsmarkt voor groepen van gemeenten ( gebiedstypen ) worden beschreven. Daarbij wordt uitgegaan van een door Bureau Louter opgestelde indeling in 25 stedelijke agglomeraties, bestaande uit stedelijke kernen en hun suburbs (gemeenten waarvan minstens 20% van de werkzame beroepsbevolking in de stedelijke kern werkt). In dit paper wordt daarbij nog onderscheid gemaakt tussen de groep van vier grootstedelijke agglomeraties en de overige stedelijke agglomeraties. De gebiedsindelingen zijn beschreven in bijlage I. In hoofdstuk 3 worden de huidige economische specialisaties en ontwikkelingen van de werkgelegenheid in het verleden beschreven voor de gebiedstypen. Daaruit wordt duidelijk welke gebiedstypen veel werkgelegenheid bieden, waar die werkgelegenheid het sterkst gegroeid is en om welke typen bedrijvigheid het daarbij gaat. Centraal staat dus de vraagkant op de arbeidsmarkt. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de beroepsbevolking, ten eerste wat betreft de participatiegraad per gebiedstype (het deel van de inwoners tussen 15 en 65 jaar dat actief is of actief wil zijn op de arbeidsmarkt) en ten tweede wat betreft verschillen in hoogte van de werkloosheid tussen gebiedstypen. Dat geeft zicht op de aanbodkant op de arbeidsmarkt. Aandacht wordt ook besteed aan enkele kwalitatieve aspecten, zoals opleidingsniveau en etniciteit. 1

4 Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt kunnen ruimtelijk verschillen. Dat kan aanleiding geven tot woon-werk stromen die gemeentegrensoverschrijdend zijn (pendel). In hoofdstuk 5 worden gebiedstypen vergeleken naar de mate waarin pendel plaatsvindt. Daarbij worden ook weer verschillen in opleidingsniveau en etniciteit in beschouwing genomen. In dit rapport worden twee begrippen voor werkloosheid gehanteerd. Ten eerste werkloosheid volgens een definitie van het CBS en ten tweede het aantal niet werkende werkzoekenden (NWW). Dat is het aantal ingeschreven werkzoekenden volgens het CWI. Het aantal NWW staat centraal in hoofdstuk 2, de CBS-definitie in de hoofdstukken 3, 4 en 5. Bij de werkloosheid volgens het CBS gaat het om alle personen tussen 15 en 65 jaar zonder werk (of met werk van minder dan twaalf uur per week) die minstens twaalf uur per week willen werken, daarvoor direct beschikbaar zijn en bovendien actief zoeken naar werk (ongeacht of men bij een CWI staat ingeschreven). Het CWI hanteert het begrip niet werkende werkzoekenden : De bij een CWI actueel ingeschreven werkzoekenden zonder werk of minder dan twaalf uur per week werkend met een inschrijfdatum en geen uitschrijfdatum. Het aantal NWW is hoger dan het aantal werklozen volgens de definitie van het CBS. De criteria om als werkloos volgens het CBS aangemerkt te worden zijn strenger dan de criteria om als niet werkende werkzoekende aangemerkt te worden. Dat hangt onder andere samen met de eis dat men direct beschikbaar moet zijn voor de arbeidsmarkt Het NWW-percentage volgens het CWI is geen steekproef. Alle ingeschreven werkzoekenden zijn geregistreerd. Hun woonadres is ook bekend, zodat op nauwkeurige wijze de ruimtelijke spreiding van het aantal NWW kan worden bepaald. De werkloosheid volgens het CBS wordt gemeten met de zogenaamde EBB (Enquête BeroepsBevolking). Dat is een steekproef. Uitspraken over gedetailleerde ruimtelijke eenheden zijn niet mogelijk. Wel bieden de CBS-gegevens de mogelijkheid om onderscheid te maken naar opleidingsniveau en etniciteit. 2

5 2 Werkgelegenheid en werkloosheid in steden 2.1 Verband tussen werkloosheid en werkgelegenheid Het idee bestaat dat in sommige steden hoge werkloosheid samengaat met veel werkgelegenheid. Ter illustratie wordt dat in dit hoofdstuk voor een aantal steden nagegaan. Daartoe zijn de vijftien gemeenten met het grootste aantal inwoners in 2005 geselecteerd. In tabel 2.1 staat het NWW-percentage van de vijftien grootste gemeenten, gebaseerd op gegevens van het CWI. In die vijftien grote gemeenten is maar liefst 36% van de ingeschreven niet-werkende werkzoekenden geconcentreerd, terwijl er minder dan een kwart van de totale beroepsbevolking woont. Met vier uitzonderingen is het NWW-percentage in alle weergegeven steden hoger (en soms aanzienlijk hoger) dan het landelijk gemiddelde. De werkgelegenheid in alle vier grote steden ligt boven het nationaal gemiddelde, met name in Rotterdam. Maar de werkloosheidsproblematiek beperkt zich niet tot de vier grootste steden in de Randstad. Steden buiten de Randstad, als Arnhem en Enschede, vertonen een NWW-percentage dat bijna twee maal zo hoog ligt als het nationaal gemiddelde. De stedelijke werkloosheid is niet toe te schrijven aan een kwantitatief tekort aan banen in de steden zelf. Van de grootste vijftien gemeenten is het aantal arbeidsplaatsen per duizend inwoners tussen 15 en 65 jaar slechts in Almere, Zaanstad en Haarlem lager dan het nationaal gemiddelde (zie de werkgelegenheidsfunctie in tabel 2.1). Ondanks hun omvang zijn Almere en Zaanstad in feite als suburbs van Amsterdam aan te merken en ook de beroepsbevolking van Haarlem is voor een groot deel aangewezen op banen in de hoofdstad. Tabel 2.1 NWW-percentage en werkgelegenheidsfunctie in de vijftien grootste gemeenten Stad NWW-percentage (dec. 2005) Werkgelegenheidsfunctie (dec. 2004) Rotterdam 18.8% 890 Enschede 17.3% 711 Arnhem 15.9% 990 Groningen 14.0% 921 s-gravenhage 13.2% 840 Nijmegen 13.1% 845 Amsterdam 12.5% 951 Almere 11.4% 472 Eindhoven 11.2% 1062 Breda 10.8% 843 Utrecht 10.4% 1090 Apeldoorn 8.5% 842 Tilburg 8.3% 819 Zaanstad 7.9% 631 Haarlem 7.4% 690 Nationaal gemiddelde 9.0% 703 Toelichting: Werkgelegenheidsfunctie = Aantal arbeidsplaatsen per duziend inwoners tussen 15 en 65 jaar Een meer algemeen beeld van de relatie tussen het NWW-percentage en de werkgelegenheidsfunctie staat in figuur 2.1. Daarin zijn die twee tegen elkaar afgezet voor de vijftig grootste gemeenten in Nederland (gemeten naar inwoneraantal). De vijftien grootste gemeenten zijn daarin afzonderlijk weergegeven. Daar waar voor Rotterdam nog een NWW- 3

6 percentage van 18.8% resulteert, is dat in de gemeente met het laagste werkloosheidspercentage, de gemeente Westland (ruim binnen pendelafstand van Rotterdam), slechts 3.5%. Tussen werkloosheid en de omvang van de werkgelegenheid zou een negatief verband verwacht mogen worden. Op het niveau van individuele gemeenten blijkt dat er niet te zijn. Dat vormt een duidelijke aanwijzing dat het ruimtelijk schaalniveau van de gemeente niet het juiste is voor het afbakenen van een arbeidsmarktgebied. Er is dan ook sprake van grote pendelstromen (zie ook hoofdstuk 5). Figuur 2.1 Relatie NWW-percentage en werkgelegenheidsfunctie voor 50 grote gemeenten NWWpercentage 20% 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% % 0% Werkgelegenheidsfunctie Vijftien grootste gemeenten Overige grote gemeenten Nederlands gemiddelde De volgende logische stap is dat nagegaan wordt in hoeverre op het ruimtelijk schaalniveau van agglomeraties wel een verband tussen werkloosheid en werkgelegenheidsfunctie bestaat. Voor twaalf van de vijftien steden in tabel 2.1 geldt dat zij de kernstad vormen van een stedelijke agglomeratie (zie ook bijlage I). Daarvoor zijn in tabel 2.2 het NWW-percentage en de werkgelegenheidsfunctie weergegeven. In figuur 2.2 is dat verband voor alle 25 agglomeraties bepaald. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er op het niveau van agglomeraties wel sprake is van een negatief verband tussen de werkgelegenheidsfunctie en het NWW-percentage. Dat geldt zeker wanneer er rekening mee wordt gehouden dat de agglomeraties Hilversum, Alkmaar en Velsen in vrij sterke mate georiënteerd zijn op de Amsterdamse regio en de agglomeratie Leiden op de Haagse regio. Zij kennen geen hoge werkgelegenheidsfunctie, maar toch een lage werkloosheid door de werkgelegenheid in nabijgelegen grootstedelijke agglomeraties 4

7 Tabel 2.2 NWW-percentage en werkgelegenheidsfunctie twaalf grote agglomeraties Agglomeratie NWW-percentage (maart 2006) Werkgelegenheidsfunctie (dec. 2004) Enschede 12.4% 701 Groningen 11.8% 701 Rotterdam 11.8% 689 Arnhem 11.0% 695 Nijmegen 10.5% 674 s-gravenhage 9.7% 771 Amsterdam 9.1% 794 Eindhoven 9.1% 766 Breda 8.9% 772 Apeldoorn 8.2% 746 Utrecht 7.5% 860 Tilburg 7.3% 727 Nationaal gemiddelde 9.0% 703 Toelichting: Werkgelegenheidsfunctie = Aantal arbeidsplaatsen per duizend inwoners tussen 15 en 65 jaar Figuur 2.2 NWWpercentage Relatie NWW-percentage en werkgelegenheidsfunctie voor agglomeraties 20% 18% 16% Heerlen 14% 12% 10% 8% 6% 4% Hilversum 2% Alkmaar Leiden Velsen 0% Werkgelegenheidsfunctie Twaalf grootste agglomeraties Overige agglomeraties Nederlands gemiddelde Uit het feit dat het (negatieve) verband tussen het NWW-percentage en de werkgelegenheidsfunctie op het niveau van agglomeraties veel duidelijker blijkt dan op het 5

8 niveau van individuele gemeenten, mag worden geconcludeerd dat agglomeraties en niet individuele gemeenten het ruimtelijk schaalniveau vormen waarop het meest effectief arbeidsmarktbeleid gevoerd kan worden. 2.2 Cartografisch intermezzo: Werkloosheid stedelijke agglomeraties Aan de hand van de werkloosheidscijfers van het CWI zijn verschillen in NWW-percentage binnen de vier grootstedelijke agglomeraties bepaald. De kaarten zijn opgebouwd vanaf het niveau van viercijferige postcodegebieden (pc4-gebieden). Aldus ontstaat zicht op waar in de stedelijke agglomeraties de werkloosheidsproblematiek het grootst is en in hoeverre er overeenkomsten en verschillen tussen stedelijke gebieden bestaan in de ruimtelijke patronen. Het aantal NWW ers volgens het CWI is daarbij gedeeld door een schatting van de beroepsbevolking per pc4-gebied. In elke kaart is een grote stad weergegeven met de omliggende gemeenten. De legenda is in alle kaartbeelden exact gelijk. Gebieden met een zeer beperkt aantal inwoners (veelal bedrijventerreinen) zijn in de kaartbeelden met grijs aangegeven ( nauwelijks inwoners ). Voordat wordt ingegaan op de kaarten zijn eerst in tabel 2.3 kerngegevens weergegeven voor de vier grote agglomeraties en hun kernstad. Via de zogenaamde Gini-coëfficiënt wordt de mate van ongelijkheid berekend van NWW-percentages tussen deelgebieden (in dit geval pc4- gebieden) in een stad of agglomeratie: Hoe hoger de score, hoe hoger de ongelijkheid. Tabel 2.3 NWW-percentage in de vier grote agglomeraties (december 2005) NWW-percentage Ruimtelijke ongelijkheid NWW-percentage Stad Stad Agglomeratie Utrecht 10.4% (20).215 (2).197 (11) Amsterdam 12.5% (14).138( 24).264 (3) Den Haag 13.2% (10).244 (1).216 (4) Rotterdam 18.8% (1).177 (11).282 (1) Toelichting: Tussen haakjes staat de positie binnen de groep van 32 steden respectievelijk 25 agglomeraties Van alle 32 kernsteden heeft Rotterdam het hoogste NWW-percentage. De onderlinge verschillen in NWW-percentage tussen wijken (pc4-gebieden) zijn van alle 32 steden het hoogst in respectievelijk Den Haag en Utrecht. De onderlinge verschillen tussen wijken zijn daar groter dan in Amsterdam en Rotterdam. Op het niveau van agglomeraties staan Rotterdam, Amsterdam en Den Haag alle in de top-4 van de 25 stedelijke agglomeraties. Ruimtelijke ongelijkheden in werkloosheid zijn dus vooral in de grootste stedelijke agglomeraties hoog. Utrecht neemt een positie in het midden van de ranglijst in (positie 11 van 25 agglomeraties). De ruimtelijke ongelijkheden in NWW-percentage binnen Utrecht komen duidelijk naar voren in figuur 2.3. Naast hoge NWW-percentages op Kanaleneiland en in Overvecht (in Utrecht-Noord) is sprake van lage NWW-percentages in het centrum, in het oostelijk deel van Utrecht en in Vleuten-De Meern. Buiten de stad kennen de meeste gebieden lage tot zeer lage NWWpercentages, met uitzondering van delen van Zeist en Nieuwegein. In Amsterdam (figuur 2.4) vertonen slechts de strook van het centrum tot Nieuw Zuid lage NWW-percentages. Het aantal NWW is hoog in diverse oude wijken rond het centrum, maar ook in nieuwere delen van Amsterdam, zoals Amsterdam-West (Osdorp), Amsterdam-Noord en Amsterdam-Zuidoost. In de meeste gebieden rond Amsterdam is het aantal NWW laag. Uitzonderingen zijn Zaandam en delen van Haarlem en Almere. 6

9 Den Haag (zie figuur 2.5) is de stad met de grootste ongelijkheden in NWW-percentage tussen wijken (zie tabel 2.3). De klassieke scheiding tussen zand (de kust; bijvoorbeeld de Vogelwijk) en veen is duidelijk zichtbaar. De Schilderswijk en Den Haag Zuid kennen zeer hoge NWWpercentages. Maar ook buiten Den Haag zijn er voorbeelden van gebieden met een wat hoger NWW-percentage, zoals delen van Rijswijk en Zoetermeer en Delft-Zuid. Met name in de tuinbouwgebieden (Westland, Oostland, B-driehoek) is het aantal NWW laag. In Rotterdam tenslotte is vrijwel zonder uitzondering sprake van een hoog tot zeer hoog NWWpercentage, uitzonderingen als delen van Hillegersberg en Kralingen daargelaten (zie figuur 2.6). Dat brengt met zich mee dat de ruimtelijke ongelijkheden binnen Rotterdam niet groot zijn: het NWW-percentage is er overal hoog, overigens met name in de oude wijken rond het centrum. Buiten Rotterdam kennen ook delen van Schiedam, Vlaardingen, Spijkenisse, Ridderkerk, Capelle a/d IJssel en de Drechtsteden hoge NWW-percentages. Maar in de overige delen van het suburbane gebied van Rotterdam is de werkloosheid laag. 7

10 Figuur 2.3 NWW-percentage Utrecht en omliggende gemeenten, maart 2006 NWW-percentage 20.3 of meer 15.1 tot tot tot tot tot tot tot 2.9 Nauwelijks inwoners Centrum Nederland: 9.0 % 8

11 Figuur 2.4 NWW-percentage Amsterdam en omliggende gemeenten, maart 2006 NWW-percentage 20.3 of meer 15.1 tot tot tot tot tot tot tot 2.9 Nauwelijks inwoners Centrum Nederland: 9.0 % 9

12 Figuur 2.5 NWW-percentage Den Haag en omliggende gemeenten, maart 2006 NWW-percentage 20.3 of meer 15.1 tot tot tot tot tot tot tot 2.9 Nauwelijks inwoners Centrum Nederland: 9.0 % 10

13 Figuur 2.6 NWW-percentage Rotterdam en omliggende gemeenten, maart 2006 NWW-percentage 20.3 of meer 15.1 tot tot tot tot tot tot tot 2.9 Nauwelijks inwoners Centrum Nederland: 9.0 % 11

14 12

15 3 Ontwikkeling werkgelegenheid naar gebiedstypen Bepalend voor de kans op werk is het aantal arbeidsplaatsen dat binnen een redelijke reistijd bereikt kan worden. Naast de omvang is ook de aard van het type banen van belang. Naarmate de gevraagde kwalificaties beter aansluiten bij de kenmerken van de beroepsbevolking zal het voor werkzoekenden eenvoudiger zijn om een geschikte baan te vinden. Dit roept de vraag op of de stedelijke werkloosheid (waar in hoofdstuk 4 nader op zal worden ingegaan) het gevolg is van het achterblijven van de ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen. Bij een dergelijke vraagbenadering is tevens inzicht gewenst in het type arbeidsplaatsen dat in of rond steden beschikbaar is en de ontwikkeling daarvan in de tijd. Naast de economische specialisaties (de relatieve vertegenwoordiging per economische sector) is in tabel 3.1 tevens het totaal aantal arbeidsplaatsen per duizend inwoners tussen 15 en 65 jaar weergegeven (de werkgelegenheidsfunctie ). Tabel 3.1 Economische specialisaties per gebiedstype, 2005 Sector Agglomeraties Land. Vier grote aggl. Overige aggl. Nederl. Stad Suburb Totaal Stad Suburb Stad Suburb Traditionele ind Kapitaalsint. ind Chemie/ staal Metalelectro Groothandel Transport Bank en verzekering Zakelijke diensten Land- en tuinbouw Cons. diensten Openbaar bestuur Onderwijs Bouw Zorg Vrijetijdsactiviteiten Totaal Toelichting: Berekend is het aantal arbeidsplaatsen per duizend inwoners tussen 15 en 65 jaar Land. = Landelijke gebieden (gebieden buiten de agglomeraties) Conclusies uit tabel 3.1 De agglomeraties kennen een hogere werkgelegenheidsfunctie dan de landelijke gebieden (744 versus 619 arbeidsplaatsen per duizend inwoners tussen 15 en 65 jaar). Uit hoofdstuk 4 zal blijken dat verschillen in bruto participatiegraad (het deel van de 15- tot 65-jarigen dat werkt of actief zoekt naar werk) en werkloosheid daar niet de oorzaak van zijn. De verschillen hangen dus samen met woon-werk stromen die per saldo meer van gebieden van buiten de agglomeraties naar de agglomeraties zijn gericht dan andersom (zie hoofdstuk 5). In nog sterkere mate kennen de steden en suburbs binnen de agglomeraties een verschil in werkgelegenheidsfunctie. Aangezien ook hierbij verschillen in bruto participatiegraad en werkloosheid nauwelijks een rol spelen, gaat dat gepaard met zeer omvangrijke woonwerk stromen. Zowel de vier grote steden als hun suburbs kennen een hogere werkgelegenheidsfunctie dan de overige steden en hun suburbs. De werkloosheidsproblematiek in de vier grote steden hangt dus niet samen met een tekort aan banen in de grote steden of hun suburbs. 13

16 Vergeleken met landelijke gebieden kennen agglomeraties een minder sterke vertegenwoordiging van ruimte-extensieve typen bedrijvigheid (industrie, land- en tuinbouw, bouw), maar een sterkere vertegenwoordiging van alle commerciële dienstensectoren (vooral kantooractiviteiten als het bank- en verzekeringswezen en zakelijke diensten) en non-profit sectoren (openbaar bestuur, onderwijs, zorg). De bedrijvigheid buiten de agglomeraties bestaat voor een relatief groot deel uit sectoren met veel banen voor laagopgeleiden. Een vergelijking tussen steden en suburbs leert dat ruimte-extensieve activiteiten als landen tuinbouw, bouw en groothandel sterker in de suburbs zijn vertegenwoordigd. Dat geldt echter niet voor industrie. De meer kennisintensieve delen daarvan (chemie/ staal en metalelectro) zijn zelfs sterker vertegenwoordigd in de steden. Kantooractiviteiten, nonprofit activiteiten en vrijetijdsactiviteiten zijn zeer sterk oververtegenwoordigd in steden. In de vier grote steden zijn transport (met name in Rotterdam), kantooractiviteiten, openbaar bestuur (met name in Den Haag) en vrijetijdsactiviteiten (met name in Amsterdam) duidelijk sterker vertegenwoordigd dan in de overige steden. Daarentegen is industrie in de vier grote steden duidelijk minder sterk vertegenwoordigd. In tabel 3.2 staat de ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen sinds het begin van de jaren zeventig. Er is onderscheid gemaakt naar drie deelperioden. Tevens is de ontwikkeling bepaald van de verhouding arbeidsplaatsen versus de potentiële beroepsbevolking (de inwoners van 15 tot 65 jaar), ofte wel: de ontwikkeling van de werkgelegenheidsfunctie. Tabel 3.2 Ontwikkeling aantal arbeidsplaatsen per gebiedstype, naar drie deelperioden Ontwikkeling arbeidsplaatsen Ontw. arbeidsplaatsen per inw jaar Agglomeraties Kernsteden 0.7% -0.5% 0.9% 1.6% 0.4% -0.6% 0.5% 1.1% Suburbs 2.0% 1.0% 2.7% 2.1% 0.7% -1.4% 1.7% 1.6% Totaal 1.1% -0.1% 1.6% 1.8% 0.4% -1.1% 0.8% 1.3% Landelijke gebieden 1.5% 0.4% 2.3% 1.6% 0.4% -1.6% 1.5% 1.2% Vier grote agglomeraties Vier grote steden 0.2% -1.1% 0.2% 1.4% 0.3% -0.1% -0.1% 1.0% Suburbs 2.4% 1.8% 2.9% 2.4% 0.7% -1.0% 1.6% 1.4% Overige agglomeraties Kernsteden 1.1% -0.1% 1.5% 1.7% 0.5% -0.8% 1.0% 1.2% Suburbs 1.5% 0.1% 2.5% 1.8% 0.6% -1.8% 1.8% 1.8% Nederland 1.2% 0.1% 1.8% 1.7% 0.4% -1.3% 1.0% 1.3% Toelichting: Berekend is de gemiddelde jaarlijkse groei in procenten Conclusies uit tabel 3.2 Na een matige ontwikkeling in de periode is in de twee decennia daarna sprake geweest van een sterke groei van het aantal arbeidsplaatsen in Nederland (met bijna 2% per jaar). Over de gehele periode beschouwd was de groei van het aantal arbeidsplaatsen buiten de agglomeraties hoger dan erbinnen (1.5% versus 1.1% per jaar) en was de groei in de 14

17 steden lager dan in de suburbs (met name voor de vier grote agglomeraties). De overheersende trend was dus ruimtelijke deconcentratie. In het laatste decennium (sinds het midden van de jaren negentig) is echter sprake van een opmerkelijke omslag. Binnen de agglomeraties was de groei hoger dan erbuiten (1.8% versus 1.6% per jaar) en de steden bleven veel minder achter bij de groei in de suburbs dan in de twee decennia ervoor. De mate van suburbanisatie (hier opgevat als een hogere groei in suburbs dan in de kernsteden) was in de vier grootstedelijke agglomeraties hoger dan in de overige agglomeraties. In die overige agglomeraties was slechts in de periode sprake van een hoge mate van suburbanisatie. Toch hebben ook de vier grote steden in het laatste decennium relatief veel beter gepresteerd. Het verschil in groei met hun suburbs was in de periode nog slechts 1% per jaar, terwijl het in de daaraan voorafgaande twee decennia om een verschil van bijna 3% per jaar ging. Voor de ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen per inwoner tussen 15 en 65 jaar (de ontwikkeling van de werkgelegenheidsfunctie) zijn de verschillen tussen de gebiedstypen kleiner dan voor de ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen. Dat hangt samen met het feit dat ook een aanzienlijk deel van de bevolking (waaronder de 15- tot 65-jarigen) is gesuburbaniseerd. De werkgelegenheidsfunctie kende in de agglomeraties en de landelijke gebieden dezelfde ontwikkeling. In de steden bleef de ontwikkeling van de werkgelegenheidsfunctie iets achter bij de suburbs, met name in de vier grootstedelijke agglomeraties. Hierbij past de kanttekening dat de ontwikkeling van de werkgelegenheidsfunctie juist in de laatste twee decennia in de steden (vooral in de vier grote steden) is achtergebleven bij de nationaal gemiddelde ontwikkeling. Dat heeft mogelijk negatieve gevolgen gehad voor het aantal mensen met een baan in de steden. Een tweede kantekening is dat de suburbanisatie van bevolking uit de steden in de voorgaande decennia wellicht vooral de hoger opgeleiden betrof, terwijl het bij de suburbanisatie van werk vooral om banen voor laagopgeleiden ging. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt hebben zich daardoor in toenemende mate ruimtelijk gescheiden van elkaar ontwikkeld. In tabel 3.3 wordt zicht gegeven op de ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen per sector sinds het begin van de jaren zeventig. Daaruit kan worden afgeleid welke typen economische activiteiten de sterkste groei hebben gekend in de diverse gebiedstypen. Conclusies uit tabel 3.3 Op langere termijn bezien (sinds het begin van de jaren zeventig) is in Nederland het aantal arbeidsplaatsen afgenomen in de bouw, in land- en tuinbouw en in alle typen industrie. Een opvallend sterke groei (3% gemiddeld per jaar) kenden zakelijke diensten, de zorgsector en vrijetijdsactiviteiten. De sectoren met een hoge nationale groei zijn vooral in de steden geconcentreerd (zie tabel 3.1). Ook als er in veel individuele sectoren sprake is van een lagere groei binnen dan buiten de steden, kan in totaliteit toch sprake zijn van goede groeiprestaties in de steden (omdat juist de groeisectoren zijn oververtegenwoordigd: een gunstige structuur ). Deze constatering geldt ook als de agglomeraties worden vergeleken met de landelijke gebieden. Wanneer de agglomeraties worden vergeleken met de landelijke gebieden, dan blijkt dat de groei in diverse sectoren is achtergebleven in de agglomeraties. Voor de sectoren bank- en verzekeringswezen, zorg en vrijetijdsactiviteiten was het verschil echter niet groot en in openbaar bestuur en onderwijs was de groei binnen de agglomeraties zelfs 15

18 hoger dan er buiten. Van ruimtelijke deconcentratie van agglomeraties naar landelijke gebieden is dus niet voor alle sectoren sprake, met name niet voor de non-profit sectoren. In alle sectoren was de groei in de steden lager dan in de suburbs. In de vier grote agglomeraties was voor alle sectoren (met uitzondering van chemie en staal) het verschil in groeipercentage tussen steden en suburbs groter dan in de overige agglomeraties. Met name in de non-profit sectoren (openbaar bestuur, zorg, onderwijs) waren de verschillen in groei tussen de steden en de suburbs in de overige agglomeraties gering. De verschillen tussen de vier grote agglomeraties en de overige agglomeraties hangen met het volgende samen. In nog sterkere mate dan de overige steden hebben de vier grote steden te kampen gehad met gebrek aan ruimte voor woningen en bedrijfslocaties. Ruimte voor nieuwe woonwijken en bedrijfslocaties (met name bedrijventerreinen) is dan ook veelal in de aangrenzende suburbs gevonden. De suburbanisatie in de grootstedelijke agglomeraties kan dan ook vooral worden gezien als ruimtelijke uitdijing van de steden. In de overige (kleinere) steden was veelal meer ruimte te vinden voor woningen en bedrijfslocaties binnen de gemeentegrenzen. Naarmate de dichtheid van inwoners en bedrijvigheid in een stad hoger is, zal meer sprake zijn van ruimtelijke deconcentratie. Tabel 3.3 Ontwikkeling arbeidsplaatsen naar sector en gebiedstype, Sector Agglomeraties Land. Vier grote aggl. Overige aggl. Nederl. Stad Suburb Totaal Stad Suburb Stad Suburb Traditionele ind. -2.0% -0.8% -1.5% -0.3% -2.5% -0.9% -1.9% -0.8% -1.0% Kapitaalsint. Ind. -1.8% -0.7% -1.3% -0.6% -3.3% -0.8% -1.1% -0.6% -1.0% Chemie/ staal -2.3% -0.7% -1.9% 0.4% -2.4% -2.0% -2.2% 0.7% -1.2% Metalelectro -2.5% -0.5% -1.8% 0.1% -5.2% -1.5% -1.8% 0.7% -1.3% Groothandel -0.5% 2.5% 0.7% 2.3% -2.2% 2.7% 0.9% 2.2% 1.1% Transport -0.4% 3.1% 0.8% 2.7% -1.1% 3.0% 0.7% 3.2% 1.2% Bank en verzekering 0.8% 3.5% 1.3% 1.7% 0.5% 4.0% 1.5% 2.8% 1.4% Zakelijke diensten 2.4% 4.8% 3.0% 4.2% 1.7% 5.2% 3.1% 4.1% 3.2% Land- en tuinbouw -2.0% -1.1% -1.3% -1.0% -3.2% -0.8% -1.9% -1.3% -1.1% Cons. diensten 0.4% 2.7% 1.2% 2.6% -0.4% 2.7% 1.0% 2.7% 1.6% Openbaar bestuur 0.7% 1.8% 1.0% 0.5% 0.6% 2.1% 0.8% 1.4% 0.9% Onderwijs 1.7% 2.2% 1.8% 1.6% 1.5% 2.8% 1.8% 1.5% 1.8% Bouw -1.8% 0.0% -1.0% -0.3% -2.3% 0.3% -1.5% -0.3% -0.8% Zorg 2.5% 3.7% 2.9% 3.5% 2.0% 4.4% 2.9% 3.1% 3.0% Vrijetijdsactiviteiten 2.6% 4.2% 3.1% 3.8% 2.0% 4.7% 3.2% 3.8% 3.2% Totaal 0.7% 2.0% 1.1% 1.5% 0.2% 2.4% 1.1% 1.5% 1.2% Toelichting: Berekend is de gemiddelde jaarlijkse groei in procenten Land. = Landelijke gebieden (gebieden buiten de agglomeraties) Zoals al eerder aangegeven is naast de groei per sector ook de samenstelling van de bedrijvigheid (de structuur ) van belang. Indien in een gebied vooral sectoren zijn geconcentreerd met een hoge nationale groei, zal zelfs bij achterblijvende groeiprestaties per sector in totaal nog een redelijke groeiprestatie kunnen resulteren. In figuur 3.1 is een samenvattend beeld gegeven van de specialisaties in 2005 en de groei in de ruim dertig jaar daarvoor. Dan blijkt bijvoorbeeld dat zakelijke diensten in 2005 nog steeds aanzienlijk sterker zijn vertegenwoordigd in de kernsteden dan in de suburbs en buiten de agglomeraties, ondanks een duidelijk achterblijvende groei in de steden in de drie decennia ervoor. De totale groei van het aantal arbeidsplaatsen kan worden gesplitst in een structuureffect en een gebiedseffect. Het structuureffect is de groei van de totale bedrijvigheid (in afwijking van het 16

19 nationaal gemiddelde) die zou resulteren indien voor elke sector in een gebiedstype de groei gelijk zou zijn aan het nationaal gemiddelde. Het gebiedseffect is dan het verschil tussen de feitelijk waargenomen groei van de totale bedrijvigheid en het structuureffect. In tabel 3.4 zijn het structuureffect en het gebiedseffect weergegeven voor de periode en de drie deelperioden. Conclusies uit tabel 3.4 Het structuureffect was in alle deelperioden licht positief voor de agglomeraties en negatief voor de landelijke gebieden. In stedelijke agglomeraties waren nationale groeisectoren dus sterker vertegenwoordigd dan buiten de agglomeraties. In de kernsteden was het structuureffect in alle deelperioden hoger dan in de suburbs. Het gebiedseffect, de groei na correctie voor de structuur, was tot het midden van de jaren negentig in de landelijke gebieden duidelijk hoger dan in de stedelijke agglomeraties. In het laatste decennium echter was nauwelijks sprake meer van verschil. Ook de verschillen in omvang van het gebiedseffect tussen kernsteden en suburbs zijn het laatste decennium afgenomen. Dat geldt vooral voor de vier grote agglomeraties. Ruimtelijke deconcentratietendensen blijken dus, ook na correctie voor het structuureffect duidelijk te zijn afgenomen op het schaalniveau van agglomeraties versus landelijke gebieden en binnen agglomeraties (van steden naar suburbs). Over de gehele periode beschouwd verloren per saldo (het totaal effect) de agglomeraties arbeidsplaatsen aan de landelijke gebieden. In het laatste decennium waren de rollen echter omgedraaid. Het aantal arbeidsplaatsen nam toen juist in de agglomeraties (iets) sterker toe dan in de landelijke gebieden. In de kernsteden lag de groei ook recentelijk wat lager dan in de suburbs, maar in het verleden was dat verschil aanzienlijk groter. De hoofdconclusie luidt: Van ruimtelijke deconcentratietendensen is de laatste tien jaar nauwelijks sprake meer en dat is niet het gevolg van veranderingen in het structuureffect (de vertegenwoordiging van nationale groeisectoren). Verstedelijkte gebieden hebben dus blijkbaar hun aantrekkelijkheid als vestigingsplaats voor bedrijven en instellingen weten te verhogen. Tabel 3.4 Ontwikkeling arbeidsplaatsen naar structuureffect en gebiedseffect, Structuur effect Gebiedseffect Totaal effect Agglomeraties Kernsteden 0.4% 0.1% 0.3% -1.0% -0.9% -0.5% -0.6% -0.8% -0.2% Suburbs -0.4% 0.0% -0.1% 1.3% 0.9% 0.5% 0.9% 0.9% 0.4% Totaal 0.2% 0.1% 0.2% -0.3% -0.3% -0.1% -0.1% -0.2% 0.1% Landelijke gebieden -0.5% -0.2% -0.4% 0.8% 0.8% 0.2% 0.3% 0.6% -0.1% Vier grote agglomeraties Vier grote steden 0.6% 0.2% 0.5% -1.7% -1.8% -0.8% -1.1% -1.6% -0.3% Suburbs -0.2% 0.2% 0.1% 2.0% 0.9% 0.6% 1.8% 1.1% 0.7% Overige agglomeraties Kernsteden 0.2% -0.0% 0.2% -0.3% -0.3% -0.2% -0.1% -0.3% -0.1% Suburbs -0.6% -0.1% -0.3% 0.6% 0.9% 0.4% 0.1% 0.8% 0.1% Nederland 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% 0.0% Toelichting: Berekend is de gemiddelde jaarlijkse groei in procenten 17

20 Zoals bekend is het aantal arbeidsplaatsen in Nederland na jaren van zeer sterke groei in het begin van deze eeuw een aantal jaren afgenomen. Figuur 3.2 laat de ontwikkeling in de periode zien (het betreft steeds de situatie per 1 januari van het jaar). Weergegeven is per gebiedstype het aandeel in het nationaal totaal in een jaar als index ten opzichte van het aandeel in Indien de lijn op 1 blijft is sprake van een gelijkblijvend aandeel in het nationaal totaal van een gebiedstype. Conclusies uit figuur 3.2 Het aandeel van de landelijke gebieden ( buiten agglomeraties ) is sinds 1996 afgenomen. Er is dus sprake geweest van (een lichte mate van) ruimtelijke concentratie in stedelijke agglomeraties. De kernsteden hebben nauwelijks aandeel verloren. De suburbane gebieden hebben winst geboekt. In de voorafgaande twee decennia was echter in veel sterkere mate sprake van suburbanisatie (zie bijvoorbeeld tabel 3.2). 18

21 Figuur 3.1 Economische specialisaties en groei in de stedelijke agglomeraties Traditionele industrie Specialisaties 2005 Arbeidsplaatsen per 1000 inw jaar Groei % per jaar Kapitaalsintensieve industrie Chemie/ staal Kennisintensieve industrie Groothandel Transport Bank en verzekeringsw ezen Zakelijke diensten Land- en tuinbouw Consumentendiensten Openbaar bestuur Onderw ijs Bouw Zorg Vrijetijdsactiviteiten % -2.0% 0.0% 2.0% 4.0% 6.0% Kernsteden Suburbs Landelijke gebieden Figuur 3.2 Ontwikkeling aandeel arbeidsplaatsen in nationaal totaal Kernsteden Suburbane gebieden 1.03 Landelijke gebieden Ontwikkeling arbeidsplaatsen Nederland Index (1996=1)

22 20

23 4 Arbeidsparticipatie en werkloosheid naar gebiedstypen Niet iedereen tussen 15 en 65 jaar werkt. Voor een deel van de niet-werkenden geldt dat zij ook niet actief op zoek zijn naar werk. Dat kan een vrijwillige keuze zijn, maar soms ook het gevolg van weinig kansen op werk. Mensen worden daardoor ontmoedigd om actief naar werk te zoeken ( discouraged worker effect ). Het deel van de inwoners tussen 15 en 65 jaar dat werkt of actief zoekt naar werk wordt aangeduid als de bruto participatiegraad 1. Naast inactiviteit als gevolg van het niet actief participeren op de arbeidsmarkt is er nog een tweede vorm van inactiviteit: werkloosheid. In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de totale participatiegraad en het totale werkloosheidspercentage, met tevens een onderscheid naar opleidingsniveau (paragraaf 4.1). Vervolgens gaat in paragraaf 4.2 de aandacht uit naar het onderscheid in etniciteit (met name het verschil tussen niet-westerse allochtonen en overigen). In paragraaf 4.3 wordt nagegaan in hoeverre de samenstelling van de bevolking (op basis van opleidingsniveau en etniciteit) van invloed is op verschillen in participatiegraad en werkloosheid. 4.1 Participatiegraad en werkloosheid totaal en naar opleidingsniveau In tabel 4.1 staat de participatiegraad, met een onderscheid naar gebiedstype en opleidingsniveau. Tabel 4.1 Participatiegraad naar gebiedstype en opleidingsniveau, 2002/2004 Opleidingsniveau Basis Laag Midden Hoog Wet. Totaal Agglomeraties Kernsteden Suburbs Totaal Landelijke gebieden Vier grote agglomeraties Vier grote steden Suburbs Overige agglomeraties Kernsteden Suburbs Nederland Toelichting: Weergegeven is het percentage van de 15- tot 65-jarigen dat werkt of actief zoekt naar werk. Gebaseerd op EBBgegevens, voor het gemiddelde over de jaren 2002 t/m Conclusies uit tabel 4.1 De bruto participatiegraad (werkenden plus werkzoekenden) neemt duidelijk toe naarmate het opleidingsniveau hoger is. Dat geldt voor Nederland totaal en voor alle onderscheiden gebiedstypen. 1 Daarnaast kan de netto participatiegraad worden onderscheiden: het deel van de inwoners tussen 15 en 65 jaar dat betaalde arbeid verricht. 21

24 De participatiegraad is in de agglomeraties iets hoger dan er buiten. In de kernsteden in de agglomeraties is de bruto participatiegraad iets lager dan in hun suburbs. Tussen de vier grote agglomeraties en de overige agglomeraties bestaan geen grote verschillen. Kleine uitzonderingen daargelaten vertonen de participatiegraden per opleidingsniveau nauwelijks verschillen tussen de gebiedstypen. De belangrijkste conclusie luidt dat voornamelijk het opleidingsniveau en niet de woonplaats bepalend is voor de mate van arbeidsparticipatie. Overigens zijn in de loop der tijden opgebouwde ruimtelijke verschillen in gemiddeld opleidingsniveau niet toevallig ontstaan. Ze hangen mede samen met ruimtelijke verschillen in sectoropbouw. Tussen sectoren kunnen grote verschillen in opleidingseisen bestaan. In tabel 4.2 staat het werkloosheidspercentage, met een onderscheid naar gebiedstype en opleidingsniveau. Tabel 4.2 Werkloosheidspercentage naar gebiedstype en opleidingsniveau, 2002/2004 Opleidingsniveau Basis Laag Midden Hoog Wet. Totaal Agglomeraties Kernsteden Suburbs Totaal Landelijke gebieden Vier grote agglomeraties Vier grote steden Suburbs Overige agglomeraties Kernsteden Suburbs Nederland Toelichting: Weergegeven is het werkloosheidspercentage. Gebaseerd op EBB-gegevens, voor het gemiddelde over de jaren 2002 t/m Conclusies uit tabel 4.2 Het werkloosheidspercentage neemt toe naarmate het opleidingsniveau lager is. De verschillen tussen wetenschappelijk, hoger en middelbaar opgeleiden zijn overigens niet groot. Het werkloosheidspercentage is in de stedelijke agglomeraties wat hoger dan in de landelijke gebieden. In de kernsteden is het werkloosheidspercentage hoger dan in de suburbs, vooral in de vier grote agglomeraties. Bestaande verschillen (agglomeraties meer werkloosheid dan erbuiten, steden meer werkloosheid dan suburbs) gelden voor alle onderscheiden opleidingsniveaus. 22

25 4.2 Onderscheid naar etniciteit In deze paragraaf wordt ingegaan op verschillen tussen niet-westerse allochtonen en overige bevolkingsgroepen. In bijlage II zijn de aandelen aangegeven van niet-westerse allochtonen in de totale bevolking voor verschillende gebiedstypen, opleidingsniveaus en groepen op de arbeidsmarkt. In tabel 4.3 staat de verhouding van de bruto participatiegraad onder niet-westerse allochtonen ten opzichte van overige bevolkingsgroepen. Onderscheid is gemaakt naar gebiedstype en opleidingsniveau. Tabel 4.3 Verhouding participatiegraad niet-westerse allochtonen versus overigen Opleidingsniveau (2002/2004) Basis Laag Midden Hoog Wet. Totaal Agglomeraties Kernsteden Suburbs Totaal Landelijke gebieden Vier grote agglomeraties Vier grote steden Suburbs Overige agglomeraties Kernsteden Suburbs Nederland Toelichting: Berekend is de participatiegraad onder niet-westerse allochtonen als index van de participatiegraad onder de overige beroepsbevolking. Wanneer deze aan elkaar gelijk zijn, resulteert een score van Gebaseerd op EBB-gegevens, voor het gemiddelde over de jaren 2002 t/m Conclusies uit tabel 4.3 Voor alle combinaties van gebiedstypen en opleidingsniveaus is de participatiegraad onder niet-westerse allochtonen lager dan onder de overige inwoners tussen 15 en 65 jaar. De participatiegraad van niet-westerse allochtonen blijft in de agglomeraties minder ver bij de overige inwoners van Nederland achter dan er buiten. Dat geldt voor elk van de vijf opleidingsniveaus. In de suburbs is het verschil in participatiegraad tussen niet-westerse allochtonen en overige bevolkingsgroepen kleiner dan in de kernsteden. Met name in de vier grote steden (niet in de overige kernsteden overigens) is de participatiegraad onder niet-westerse allochtonen aanzienlijk lager dan onder de overige bevolkingsgroepen.dat geldt overigens vooral voor opleidingen op basisniveau. De lagere participatiegraad van niet-westerse allochtonen in de vier grote steden dan in hun suburbs hangt vooral samen met de sterke vertegenwoordiging van groepen met een laag opleidingsniveau in de steden (ofte wel: met samenstellingseffecten ) In tabel 4.4 staat de verhouding van het werkloosheidspercentage onder niet-westerse allochtonen ten opzichte van overige bevolkingsgroepen, met een onderscheid naar gebiedstype en opleidingsniveau. 23

26 Conclusies uit tabel 4.4 Voor alle combinaties van gebiedstypen en opleidingsniveaus is het werkloosheidspercentage onder niet-westerse allochtonen hoger (soms aanzienlijk hoger) dan onder de overige bevolkingsgroepen. Binnen de agglomeraties is de verhouding van de werkloosheidspercentages tussen niet- Westerse allochtonen en de overige inwoners kleiner dan erbuiten en in steden kleiner dan in de suburbs. Tabel 4.4 Verhouding werkloosheidspercentage niet-westerse allochtonen versus overigen Opleidingsniveau (2002/2004) Basis Laag Midden Hoog Wet. Totaal Agglomeraties Kernsteden Suburbs Totaal Landelijke gebieden Vier grote agglomeraties Vier grote steden Suburbs Overige agglomeraties Kernsteden Suburbs Nederland Toelichting: Berekend is het werkloosheidspercentage onder niet-westerse allochtonen als index van de participatiegraad onder de overige beroepsbevolking. Gebaseerd op EBB-gegevens, voor het gemiddelde over de jaren 2002 t/m In figuur 4.1 staat een samenvattend beeld van de participatie en werkloosheid in verschillende gebiedstypen en onderscheiden naar opleidingsniveau. Weergegeven is in de figuur niet de participatiegraad, maar de contramal daarvan: de non-participatiegraad (het percentage van de inwoners tussen 15 en 65 jaar dat niet participeert op de arbeidsmarkt). Daardoor kunnen het linker- en het rechterdeel van de figuur op identieke wijze worden geïnterpreteerd: hoe groter het staafje, hoe ongunstiger de score. Omdat in elke combinatie van gebiedstype en opleidingsniveau de non-participatiegraad en het werkloosheidspercentage hoger zijn onder niet-westerse allochtonen dan onder de overige bevolking van Nederland, geeft het lichte deel van het staafje steeds de score voor de overige bevolking aan en de som van het lichte en het donkere deel van het staafje steeds de score voor de niet-westerse allochtonen. 4.3 Het effect van de bevolkingssamenstelling Er blijken verschillen in participatiegraad en werkloosheid te bestaan tussen gebiedstypen. De verschillen zijn echter nog aanzienlijk groter voor kenmerken als opleidingsniveau en etniciteit. Mogelijk verklaren samenstellingseffecten geheel of gedeeltelijk de waargenomen verschillen tussen de gebiedstypen 2. Om dat na te gaan is een verwachte score voor de participatiegraad en 2 Naast opleidingsniveau en etniciteit zouden overigens ook andere kenmerken, zoals leeftijd, nog toegevoegd kunnen worden als verklaring voor verschillen in participatiegraad. 24

27 de werkloosheid bepaald 3 (zie tabel 4.5). De afwijking van het nationaal gemiddelde levert het structuureffect : hoeveel hoger of lager scoort een gebied(stype) als gevolg van samenstellingseffecten. Het gebiedseffect geeft vervolgens aan hoe een gebied(stype) scoort na correctie voor samenstellingseffecten. Naast de resultaten per gebiedstype, zijn tevens de scores voor Leiden en Rotterdam weergegeven. Dat zijn steden met een sterk van het nationaal gemiddelde afwijkende bevolkingssamenstelling in termen van opleidingsniveau en etniciteit. Tabel 4.5 Onderverdeling participatiegraad en werkloosheidspercentage naar structuureffect en gebiedseffect Verwacht Participatiegraad Feitelijk Structuureffect Gebiedseffect Verwacht Werkloosheidspercentage Feitelijk Structuureffect Gebiedseffect Agglomeraties Kernsteden Suburbs Totaal Landelijke gebieden Vier grote agglomeraties Vier grote steden Suburbs Overige agglomeraties Kernsteden Suburbs Nederland Leiden Rotterdam Toelichting: Verwacht: Participatiegraad zoals verwacht volgens samenstelling potentiële beroepsbevolking (15-65 jaar); Werkloosheidspercentage zoals verwacht volgens samenstelling beroepsbevolking Structuureffect: Afwijking van verwachte participatiegraad en werkloosheidspercentage van het nationaal gemiddelde Gebiedseffect: Afwijking van feitelijke participatiegraad en werkloosheidspercentage van verwachte participatiegraad en werkloosheidspercentage Conclusies uit tabel 4.5 voor participatiegraad In de agglomeraties zijn zowel het structuureffect (0.2 versus -0.4) als het gebiedseffect (0.2 versus -0.4) hoger dan erbuiten (in de landelijke gebieden). De onderlinge verschillen zijn echter niet groot. In de kernsteden is het structuureffect lager dan in de suburbs (-0.2 versus 0.6). Dat geldt vooral voor de vier grote steden (-1.1 versus 0.5). Alleen al op basis van de samenstelling van de bevolking tussen 15 en 65 jaar mag dus een lagere participatiegraad in de 3 Voor elke combinatie van etniciteit (niet-westers allochtoon versus overig) en opleidingstype (in totaal 15 typen: combinaties van opleidingsniveau en opleidingsrichting), dus voor in totaal 30 groepen, is daartoe voor elke individuele gemeente aangenomen dat de participatiegraad c.q. de werkloosheid gelijk is aan het nationaal gemiddelde. Als de samenstelling van de groepen ongunstig is (een zwaar gewicht van groepen met een lage arbeidsparticipatie c.q. een hoge werkloosheid) zal alleen al op basis van samenstellingseffecten een lage participatiegraad c.q. hoge werkloosheid worden verwacht. 25

28 kernsteden worden verwacht. In de vier grote agglomeraties resulteren verschillen in bevolkingssamenstelling alleen al in een 1.6 %-punt lagere participatiegraad in de steden dan in de suburbs. Na correctie voor het structuureffect blijkt in de agglomeraties wel degelijk sprake te zijn van een hogere arbeidsparticipatie dan verwacht. Dat geldt overigens vooral voor de grote agglomeraties. Zowel in de vier grote steden als in hun suburbs ligt de participatiegraad namelijk ruim hoger dan verwacht op basis van de bevolkingssamenstelling (een gebiedseffect van respectievelijk 0.9 en 1.4). De samenballing van arbeidsplaatsen in de grote agglomeraties die al in tabel 2.1 werd gesignaleerd, vertaalt zich dus onder andere in een hoger dan verwachte arbeidsparticipatie (een positief gebiedseffect ). Geconstateerd moet worden dat de verschillen tussen de onderscheiden gebiedstypen niet groot zijn. Maar tussen individuele steden kunnen de verschillen soms aanzienlijk zijn. Zo ligt de participatiegraad in Leiden bijna 11 %-punt hoger dan in Rotterdam. Dat blijkt echter voor bijna 80% verklaard te worden door verschillen in bevolkingssamenstelling. Rotterdam blijkt zelfs nog een iets hogere participatiegraad te hebben dan verwacht mocht worden op basis van de bevolkingssamenstelling (een gebiedseffect van 0.2, dat echter samengaat met een structuureffect van -4.3). Conclusies uit tabel 4.5 voor werkloosheidspercentage In de stedelijke agglomeraties is zowel het structuureffect (0.2 versus -0.4) als het gebiedseffect (0.1 versus -0.3) iets hoger dan in de landelijke gebieden. De samenstelling van de beroepsbevolking levert dus een gedeeltelijke, maar geen volledige verklaring voor de hogere werkloosheidspercentages in de stedelijke agglomeraties. Het structuureffect levert ook slechts een deel van de verklaring voor de vergeleken met de suburbs hogere werkloosheidspercentages in de kernsteden. Met name in de vier grote agglomeraties is het verschil in werkloosheidspercentage tussen steden en suburbs groot. Voor bijna de helft hangt dat samen met samenstellingseffecten (een verschil van 1.2 %- punt ten faveure van de suburbs), maar voor ruim de helft ook met een gebiedseffect (een verschil van 1.5 %-punt ten faveure van de suburbs). Het is intrigerend waarom ook na correctie voor de samenstelling van de beroepsbevolking het werkloosheidspercentage in de kernsteden nog steeds aanzienlijk hoger is dan in de suburbs (zie het gebiedseffect ). Spelen hier andere kenmerken van de beroepsbevolking nog een rol? Of is juist voor de steden sprake van een disproportioneel grote mismatch tussen kenmerken van de beroepsbevolking en kenmerken van de arbeidsplaatsen? Speelt sociale controle in de anonimiteit van de (grote) stad minder een rol dan in landelijke gebieden? Of wreekt zich hier de sinds het midden van de jaren tachtig achterblijvende ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen per inwoner tussen 15 en 65 jaar in de kernsteden ten opzichte van de suburbs (zie tabel 3.2)? Mogelijk kunnen analyses van verschillen tussen individuele steden en/of agglomeraties meer duidelijkheid bieden. Het zeer grote verschil in werkloosheid tussen Rotterdam en Leiden blijkt bijvoorbeeld voor een aanzienlijk deel te kunnen worden verklaard uit verschillen in samenstelling van de beroepsbevolking. Maar zelfs na correctie blijft nog een aanzienlijk verschil in werkloosheidspercentage tussen die twee steden over (zie het verschil in gebiedseffect). 26

Dordrecht in de Atlas 2013

Dordrecht in de Atlas 2013 in de Atlas Een aantrekkelijke stad om in te wonen, maar sociaaleconomisch kwetsbaar Inhoud:. Conclusies. Positie van. Bevolking. Wonen. De Atlas voor gemeenten wordt jaarlijks gepubliceerd. In mei is

Nadere informatie

Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2019

Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2019 Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2019 Thema groei en krimp - De positie van Utrecht uitgelicht Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl

Nadere informatie

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2016 Thema Water. De positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 29 juni Utrecht.

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2016 Thema Water. De positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 29 juni Utrecht. Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2016 Thema Water De positie van Utrecht uitgelicht IB Onderzoek, 29 juni 2016 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht Postbus 16200

Nadere informatie

Economisch rapport Zwolle 2011 Opgesteld door Bureau Louter in opdracht van de gemeente Zwolle

Economisch rapport Zwolle 2011 Opgesteld door Bureau Louter in opdracht van de gemeente Zwolle Economisch rapport Zwolle 20 Opgesteld door Bureau Louter in opdracht van de gemeente Zwolle Bureau Louter april 20 Auteurs: Peter Louter (Bureau Louter) Pim van Eikeren (Bureau Louter) Bureau Louter Rotterdamseweg

Nadere informatie

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 - Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 Factsheet maart 2017 Het aantal banen van werknemers en zelfstandigen in Amsterdam nam het afgelopen jaar toe met bijna 14.000 tot bijna 524.000 banen, een groei van bijna

Nadere informatie

Arbeidsdeelname van paren

Arbeidsdeelname van paren Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24

Nadere informatie

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2017 Thema geluk. De positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 18 mei Utrecht.

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2017 Thema geluk. De positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 18 mei Utrecht. Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2017 Thema geluk De positie van Utrecht uitgelicht IB Onderzoek, 18 mei 2017 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl

Nadere informatie

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%)

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%) Werkloosheid Amsterdam sterk gestegen Volgens de nieuwste cijfers van het CBS steeg de werkloosheid in Amsterdam van bijna 5% in 2002 naar 8,4% in 2003. Daarmee is de werkloosheid in Amsterdam sneller

Nadere informatie

Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht. notitie van Onderzoek.

Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht. notitie van Onderzoek. Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht notitie van Onderzoek www.onderzoek.utrecht.nl mei 2013 Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl internet

Nadere informatie

Atlas voor gemeenten 2014: de positie van Utrecht

Atlas voor gemeenten 2014: de positie van Utrecht Atlas voor gemeenten 2014: de positie van Utrecht een notitie van Onderzoek 6 juni 2014 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl internet

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2015 Erfgoed positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 29 mei 2015. Utrecht.nl/onderzoek

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2015 Erfgoed positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 29 mei 2015. Utrecht.nl/onderzoek Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 015 Erfgoed positie van Utrecht uitgelicht IB Onderzoek, 9 mei 015 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 86 1350 onderzoek@utrecht.nl

Nadere informatie

Regionale arbeidsmarktprognose

Regionale arbeidsmarktprognose Provincie Zeeland Afdeling Economie Regionale arbeidsmarktprognose 2011-2012 Inleiding Begin juni 2011 verscheen de rapportage UWV WERKbedrijf Arbeidsmarktprognose 2011-2012 Met een doorkijk naar 2016".

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Aanleiding Sinds 2006 publiceert de Gemeente Helmond jaarlijks gedetailleerde gegevens over de werkloosheid in Helmond. De werkloosheid in Helmond

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017 Gemeente Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 201 Factsheet maart 201 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald ten opzichte van 201. Van de.000 Amsterdamse

Nadere informatie

Leiden in de Atlas voor gemeenten 2014

Leiden in de Atlas voor gemeenten 2014 Beleidsonderzoek & Analyse BOA Feitenblad draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming Leiden in de Atlas voor gemeenten 2014 Samenvatting Dit jaar is het thema van de Atlas Economie & Arbeidsmarkt.

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-27 7 februari 2002 9.30 uur Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig De reeks van jaren met een gunstige arbeidsmarkt is in 2001 voortgezet. De groei van de

Nadere informatie

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud 4 e editie Economische monitor Voorne PutteN Opzet en inhoud In 2010 verscheen de eerste editie van de Economische Monitor Voorne-Putten, een gezamenlijk initiatief van de vijf gemeenten Bernisse, Brielle,

Nadere informatie

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 5 e editie. Opzet en inhoud. Deze factsheet is de vijfde editie van de

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 5 e editie. Opzet en inhoud. Deze factsheet is de vijfde editie van de 5 e editie Economische monitor Voorne PutteN Opzet en inhoud Deze factsheet is de vijfde editie van de Economische Monitor Voorne-Putten en presenteert recente economische ontwikkelingen van Voorne-Putten

Nadere informatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging

Nadere informatie

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013 Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013 1. Inleiding In 2012 hebben Etil en Research voor Beleid in opdracht van de Provincie Limburg de ontwikkeling van de Limburgse arbeidsmarkt onderzocht

Nadere informatie

Werkloosheid Amsterdam

Werkloosheid Amsterdam Werkloosheid Amsterdam Weesperstraat 79 Postbus 658 1018 VN Amsterdam 1000 AR Amsterdam Telefoon 020 527 9459 Fax 020 527 9595 www.os.amsterdam.nl Amsterdam, februari Werkloosheid in Amsterdam neemt verder

Nadere informatie

Analyse vraaghuurprijzen kantoorruimte 2012-2014

Analyse vraaghuurprijzen kantoorruimte 2012-2014 Analyse vraaghuurprijzen kantoorruimte 2012-2014 Kantorenmarkt uit balans De situatie op de Nederlandse kantorenmarkt is zeer ongunstig. Het aanbod van kantoorruimte ligt structureel op een zeer hoog niveau

Nadere informatie

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Leiden in de Atlas voor gemeenten 2015

Leiden in de Atlas voor gemeenten 2015 Beleidsonderzoek & Analyse BOA Feitenblad draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming Leiden in de Atlas voor gemeenten 2015 Samenvatting De Atlas voor Gemeenten vergelijkt al 17 jaar de 50

Nadere informatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkloosheid Redenen om niet actief te Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking

Nadere informatie

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 Lian Kösters, Paul den Boer en Bob Lodder* Inleiding In dit artikel wordt de arbeidsparticipatie in Nederland tussen 1970

Nadere informatie

Factsheet Jongeren buiten beeld 2013

Factsheet Jongeren buiten beeld 2013 Factsheet Jongeren buiten beeld 2013 1. Aanleiding en afbakening Het ministerie van SZW heeft CBS gevraagd door het combineren van verschillende databestanden meer inzicht te geven in de omvang en kenmerken

Nadere informatie

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Ronald van Bekkum (UWV), Harry Bierings en Robert de Vries In arbeidsmarktbeleid en in statistieken van het CBS wordt een duidelijk onderscheid gemaakt

Nadere informatie

Persbericht. Werkloosheid in alle provincies gedaald

Persbericht. Werkloosheid in alle provincies gedaald Persbericht PB99-191 28 juli 1999 9.30 uur Werkloosheid in alle provincies gedaald De gunstige ontwikkeling op de arbeidsmarkt in 1998 leidde in alle provincies tot een daling van de werkloosheid en een

Nadere informatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald 7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van

Nadere informatie

Atlas voor gemeenten 2012:

Atlas voor gemeenten 2012: BestuursBestuurs- en Concerndienst Atlas voor gemeenten 2012: de positie van Utrecht notitie van Bestuursinformatie www.onderzoek.utrecht.nl Mei 2012 Colofon uitgave Afdeling Bestuursinformatie Bestuurs-

Nadere informatie

Overzichtsrapport SER Gelderland

Overzichtsrapport SER Gelderland Overzichtsrapport SER Gelderland Bevolking en participatie In opdracht van SER Gelderland September 2008 Drs. J.D. Gardenier L.T. Schudde CAB Martinikerkhof 30 9712 JH Groningen 050-3115113 cab@cabgroningen.nl

Nadere informatie

Vitaliteitsscan Zwolle 2011 Opgesteld door Bureau Louter

Vitaliteitsscan Zwolle 2011 Opgesteld door Bureau Louter Vitaliteitsscan Zwolle 2011 Opgesteld door Bureau Louter Bureau Louter april 2011 Auteurs: Peter Louter (Bureau Louter) Pim van Eikeren (Bureau Louter) Bureau Louter Rotterdamseweg 183c 2629 HD Delft Telefoon:

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Arbeidsmarkt: verschil tussen Utrecht en Noorden van het land blijft groot

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Arbeidsmarkt: verschil tussen Utrecht en Noorden van het land blijft groot Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB00-145 29 juni 2000 9.30 uur Arbeidsmarkt: verschil tussen Utrecht en Noorden van het land blijft groot Door de gunstige ontwikkeling op de arbeidsmarkt

Nadere informatie

Amsterdam, 14 januari 2019 P e r s b e r i c h t

Amsterdam, 14 januari 2019 P e r s b e r i c h t Hoeveel van je eerste maandsalaris geef je uit aan afval? Cijfers Adzuna: In Hoorn geeft men gemiddeld 14,9% van een maandsalaris uit aan afvalstoffenheffing AMSTERDAM - Het percentage salaris dat huishoudens

Nadere informatie

Economisch rapport Goes 2018

Economisch rapport Goes 2018 Economisch rapport Goes 208 Opgesteld door 208 Auteurs: Peter Louter () Pim van Eikeren () Rotterdamseweg 83c 2629 HD Delft Telefoon: 05-2682556 peter@bureaulouter.nl www. bureaulouter.nl LEESWIJZER Jaarlijks

Nadere informatie

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar In de vorige nieuwsbrief in september is geprobeerd een antwoord te geven op de vraag: wat is de invloed van de economische situatie op de arbeidsmarkt? Het antwoord op deze vraag was niet geheel eenduidig.

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-013 17 februari 2009 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Minder sterke daling werkloosheid niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juli 2011

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juli 2011 Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juli 2011 1 Inleiding In 2011 hebben Etil en Research voor Beleid in opdracht van de Provincie Limburg de ontwikkeling van de Limburgse arbeidsmarkt onderzocht

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Samenvatting Twente Index 2016

Samenvatting Twente Index 2016 Samenvatting Twente Index 2016 Kijk voor regionale en lokale data op www.twenteindex.nl INLEIDING De Twente Index wordt door Kennispunt Twente samengesteld in opdracht van de Twente Board. De Board wil

Nadere informatie

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun s Karin Hagoort en Maaike Hersevoort In 24 verdienden samenwonende of gehuwde vrouwen van 25 tot 55 jaar ongeveer de helft van wat hun s verdienden. Naarmate het

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD

Nadere informatie

Toelichting gegevens waarstaatjegemeente.nl bij de thema s:

Toelichting gegevens waarstaatjegemeente.nl bij de thema s: Toelichting gegevens waarstaatjegemeente.nl bij de thema s: - Jeugd en Jeugdhulpverlening - Onderwijs Oktober 2015 Ctrl/BI C. Hogervorst Het beeld dat bij dit thema naar voren komt past bij een grotere

Nadere informatie

Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2018

Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2018 Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2018 Thema cultuur - De positie van Utrecht uitgelicht Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl @onderzoek030

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB06-015 13 februari 2006 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005 In 2005 is de werkloosheid onder niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Ouders op de arbeidsmarkt

Ouders op de arbeidsmarkt Ouders op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Johan van der Valk De bruto arbeidsparticipatie van alleenstaande s is sinds 1996 sterk toegenomen. Wel is de arbeidsparticipatie van paren nog steeds een stuk

Nadere informatie

Wonen en werken in Schouwen- Duiveland. Peter Louter. Zierikzee, 15 oktober 2010

Wonen en werken in Schouwen- Duiveland. Peter Louter.  Zierikzee, 15 oktober 2010 Wonen en werken in Schouwen- Duiveland Peter Louter www.bureaulouter.nl Zierikzee, 15 oktober 2010 Rijkenkaart Quote500 Wie is het rijkst in Schouwen-Duiveland? Jan en Roeland Voerman 95 mln. Besturen

Nadere informatie

Bijlage 4 Aan: portefeuillehoudersoverleg REO d.d Betreft: Aanalyse economische ontwikkelingen Voorne-Putten

Bijlage 4 Aan: portefeuillehoudersoverleg REO d.d Betreft: Aanalyse economische ontwikkelingen Voorne-Putten Bijlage 4 Aan: portefeuillehoudersoverleg REO d.d. 230114 Betreft: Aanalyse economische ontwikkelingen Voorne-Putten Sinds 2010 is de Economische Monitor Voorne-Putten een signalerend document inzake de

Nadere informatie

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal

Nadere informatie

Inkomens in de grote steden

Inkomens in de grote steden Inkomens in de grote steden 1950 2000 Hendrika Lautenbach en Petra Ament mermeer, en zijn de steden met gemiddeld de rijkste inwoners. In en zijn ze het armst. De inkomensontwikkeling van de steden is

Nadere informatie

Werkloosheid 50-plussers

Werkloosheid 50-plussers Gemeente Amsterdam Werkloosheid 50-plussers Amsterdam, 2017 Factsheet maart 2018 Er zijn ruim 150.000 Amsterdammers in de leeftijd van 50 tot en met 64 jaar. Hiervan is 64% aan het werk. Ongeveer 6.200

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN

Nadere informatie

Maandelijkse cijfers over de werkloze beroepsbevolking van het CBS en nietwerkende werkzoekenden van het UWV

Maandelijkse cijfers over de werkloze beroepsbevolking van het CBS en nietwerkende werkzoekenden van het UWV 16 februari 2012 Maandelijkse cijfers over de werkloze beroepsbevolking van het CBS en nietwerkende werkzoekenden van het UWV Samenvatting Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en UWV publiceren

Nadere informatie

Hoofdstuk 13. Arbeidsmarkt

Hoofdstuk 13. Arbeidsmarkt Hoofdstuk 13. Arbeidsmarkt Samenvatting De potentiële beroepsbevolking wordt gedefinieerd als alle inwoners van 15-64 jaar en bestaat uit ruim 86.000 Leidenaren. Van hen verricht ruim zeven op de tien

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV.

Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV. 17 maart 2011 Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV Samenvatting Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en UWV publiceren maandelijks in een gezamenlijk

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK LAAGGELETTERDHEID IN LAAK Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN OPDRACHT

Nadere informatie

Onbenut arbeidsaanbod aandachtswijken

Onbenut arbeidsaanbod aandachtswijken Onbenut arbeidsaanbod aandachtswijken Binding met de arbeidsmarkt van 25 tot 65-jarigen in gemeenten met aandachtswijken Raad voor Werk en Inkomen Nicis Institute Juni 28 Onbenut arbeidsaanbod aandachtswijken

Nadere informatie

BEROEPSBEVOLKING EN PENDEL PROVINCIE FLEVOLAND 2000 SAMENVATTING

BEROEPSBEVOLKING EN PENDEL PROVINCIE FLEVOLAND 2000 SAMENVATTING BEROEPSBEVOLKING EN PENDEL PROVINCIE FLEVOLAND 2000 SAMENVATTING Arbeidsmarkt Arbeidsparticipatie Van de 15 tot 65-jarige bevolking in Flevoland behoort 71% tot de beroepsbevolking (tabel 1) tegenover

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 6 e editie. Opzet en inhoud

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 6 e editie. Opzet en inhoud 6 e editie Economische monitor Voorne PutteN Opzet en inhoud Deze factsheet is de zesde editie van de Economische Monitor Voorne-Putten en presenteert recente economische ontwikkelingen van Voorne-Putten

Nadere informatie

's-hertogenbosch. in de rij. 's-hertogenbosch vergeleken met alle overige Nederlandse gemeenten met meer dan inwoners O&S september 2011

's-hertogenbosch. in de rij. 's-hertogenbosch vergeleken met alle overige Nederlandse gemeenten met meer dan inwoners O&S september 2011 's-hertogenbosch in de rij 2 0 1 1 's-hertogenbosch vergeleken met alle overige Nederlandse gemeenten met meer dan 100.000 inwoners O&S september 2011 Voorwoord In deze publicatie wordt 's-hertogenbosch

Nadere informatie

Beroepsbevolking en Pendel 2013

Beroepsbevolking en Pendel 2013 Dit factsheet is gebaseerd op een onderzoek onder 26. Flevolanders. Eind 213 is het onderzoek afgenomen middels een vragenlijst. De respons was 17%. Met de toepassing van wegingsfactoren is het onderzoek

Nadere informatie

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Martine Mol De geboorte van een heeft grote invloed op het arbeidspatroon van de vrouw. Veel vrouwen gaan na de geboorte van het minder werken.

Nadere informatie

Leiden 2018 Atlas voor gemeenten

Leiden 2018 Atlas voor gemeenten Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming Leiden 2018 Atlas voor gemeenten Samenvatting De Atlas voor Gemeenten vergelijkt al 20 jaar de 50 grootste stedelijke

Nadere informatie

Eindexamen aardrijkskunde oud progr vwo 2010 - I

Eindexamen aardrijkskunde oud progr vwo 2010 - I Migratie en mobiliteit Opgave 4 Binnenlandse migratie Bestudeer bron 1 die bij deze opgave hoort. Uit de bron valt een verschil op te maken tussen de noord- en de zuidvleugel van de Randstad wat betreft

Nadere informatie

Helmond, 8 november 2010 Ons kenmerk: Doorkiesnr.: Onderwerp: Werkloosheidsrapportage 2010 Uw kenmerk: Uw brief d.d.

Helmond, 8 november 2010 Ons kenmerk: Doorkiesnr.: Onderwerp: Werkloosheidsrapportage 2010 Uw kenmerk: Uw brief d.d. Aan de leden van de gemeenteraad. Raadsinformatiebrief 97 Beleidscoördinatie Onderzoek en Statistiek Helmond, 8 november 2010 Ons kenmerk: 1099009331 Doorkiesnr.: 0492-587299 Onderwerp: Werkloosheidsrapportage

Nadere informatie

Participatiewijzer Enschede

Participatiewijzer Enschede Gerard Marlet, Roderik Ponds Clemens van Woerkens, Rutger Zwart Participatiewijzer Enschede 19 december 2014 Atlas voor gemeenten Postbus 9627 3506 GP UTRECHT T 030 2656438 F 030 2656439 E info@atlasvoorgemeenten.nl

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014 Fact sheet juni 2015 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is voor het eerst sinds enkele jaren weer gedaald. Van de bijna 140.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Participatie in arbeid

Participatie in arbeid 6 Participatie in arbeid Werken is één van de primaire vormen van participatie. Naast een inkomen, geeft een baan ook toegang tot sociale netwerken en opleidingsmogelijkheden. Nu de economie in zwaar weer

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV WERKbedrijf.

Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV WERKbedrijf. 9 juli 2010 Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV WERKbedrijf Samenvatting Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en UWV publiceren maandelijks

Nadere informatie

Trickle down in de stad

Trickle down in de stad Trickle down in de stad Roderik Ponds (RUG/Atlas) ponds@atlasvoorgemeenten.nl Gerard Marlet (RUG/Atlas) Harry Garretsen (RUG) Clemens van Woerkens (Atlas) & de steden Arnhem, Delft, Haarlem, Leeuwarden

Nadere informatie

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014 MEI 214 Neimed Krimpbericht Potentiële beroepsbevolking Voor de ontwikkeling van het aanbod van arbeidskrachten is de potentiële beroepsbevolking van belang. Deze leeftijdsgroep daalt in al sinds 1995.

Nadere informatie

Inwoners van Leiden Opleiding en inkomen

Inwoners van Leiden Opleiding en inkomen Inwoners van Leiden Het aantal inwoners blijft vrijwel stabiel. Relatief jonge en hoogopgeleide bevolking. Tweeverdieners met kleine kinderen en een gemiddeld inkomen verlaten de stad. Meer Leidenaren

Nadere informatie

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt Tussen maart en mei is het aantal mensen met een baan met gemiddeld 6 duizend per maand gestegen. De stijging is volledig aan vrouwen toe te schrijven. Het

Nadere informatie

Factsheet arbeidsmarkt Overijssel (bijlage bij Investeringsvoorstel Iedereen in Overijssel doet mee )

Factsheet arbeidsmarkt Overijssel (bijlage bij Investeringsvoorstel Iedereen in Overijssel doet mee ) Factsheet arbeidsmarkt Overijssel (bijlage bij Investeringsvoorstel Iedereen in Overijssel doet mee 2016-2019 ) Economische kerngetallen uit de begroting (kerntaak 5: Regionale Economie) Er zijn 3 kerngetallen

Nadere informatie

Persbericht. Werkloosheid blijft dalen in januari Centraal Bureau voor de Statistiek. Trend werkloosheid blijft dalend

Persbericht. Werkloosheid blijft dalen in januari Centraal Bureau voor de Statistiek. Trend werkloosheid blijft dalend Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB06-018 16 februari 2006 9.30 uur Werkloosheid blijft dalen in januari 2006 Nederland telde in de periode november 2005-januari 2006 gemiddeld 450 duizend

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek 31 oktober 2007 Maandelijkse cijfers over de werklozen en van het CBS en CWI Samenvatting Vanaf 20 januari 2004 publiceren het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en CWI (Centrum voor Werk en Inkomen)

Nadere informatie

4. Werkloosheid in historisch perspectief

4. Werkloosheid in historisch perspectief 4. Werkloosheid in historisch perspectief Werkloosheid is het verschil tussen het aanbod van arbeid en de vraag naar arbeid. Het arbeidsaanbod in Noord-Nederland hangt samen met de mate waarin de inwoners

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

Foto van de Drechtsteden

Foto van de Drechtsteden Foto van de Drechtsteden Raadscommissie ABZ 3 september 2012 Sjoerd Veerman Rien Val 1 De aantrekkingskracht van de Drechtsteden Gerard Marlet 6 maart 2012 The paradox of urban triumph bereikbaarheid banen

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

Regiorapportage Nijmegen

Regiorapportage Nijmegen Regiorapportage Nijmegen In opdracht van SER Gelderland Oktober 2008 Drs. J.D. Gardenier L.T. Schudde M. Nanninga MSc CAB Martinikerkhof 30 9712 JH Groningen 050-3115113 cab@cabgroningen.nl www.cabgroningen.nl

Nadere informatie

Profiel brede welvaart Goeree Overflakkee

Profiel brede welvaart Goeree Overflakkee Profiel brede welvaart Goeree Overflakkee Rapportcijfer Positie* Totaal 111 Thema's Welvaart 166 Gezondheid 247 Milieu 59 Saamhorigheid bevolking 163 Woongenot 205 Kansen op w erk 20 Veiligheid en w einig

Nadere informatie

Gebruik van kinderopvang

Gebruik van kinderopvang Gebruik van kinderopvang Saskia te Riele In zes van de tien gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar hebben de ouders hun werk en de zorg voor hun kinderen zodanig georganiseerd dat er geen gebruik hoeft

Nadere informatie

Concentratie allochtonen toegenomen

Concentratie allochtonen toegenomen Jan Latten 1), Han Nicolaas 2) en Karin Wittebrood 3) Niet-westerse wonen vanouds geconcentreerd in het westen van Nederland. Daarbinnen zijn ze geconcentreerd in de vier grote steden. In 4 bestond procent

Nadere informatie

's-hertogenbosch. in de rij. 's-hertogenbosch vergeleken met alle overige Nederlandse gemeenten met meer dan inwoners O&S september 2012

's-hertogenbosch. in de rij. 's-hertogenbosch vergeleken met alle overige Nederlandse gemeenten met meer dan inwoners O&S september 2012 's-hertogenbosch in de rij 2 0 1 2 's-hertogenbosch vergeleken met alle overige Nederlandse gemeenten met meer dan 100.000 inwoners O&S september 2012 Voorwoord In deze publicatie wordt 's-hertogenbosch

Nadere informatie

Een blik over de Grens: Profielschets Regierungsbezirk Münster

Een blik over de Grens: Profielschets Regierungsbezirk Münster Een blik over de Grens: Profielschets Regierungsbezirk Münster Ann-Kristin Engelhardt Deze special van de Twente Index 2006 geeft een beknopte profielschets van de economie en arbeidsmarkt van het Regierungsbezirk

Nadere informatie

Arbeidsmarktprognoses Noord-Holland 2012

Arbeidsmarktprognoses Noord-Holland 2012 Arbeidsmarktprognoses Noord-Holland 2012 t.b.v. Monitor Arbeidsmarkt en Onderwijs Provincie Noord-Holland IJmuiden, 23 november 2012 Arjan Heyma www.seo.nl - secretariaat@seo.nl - +31 20 525 1630 Belangrijkste

Nadere informatie

Kerngegevens Pekela. Gemeentebezoek d.d. 29 september 2006

Kerngegevens Pekela. Gemeentebezoek d.d. 29 september 2006 Kerngegevens Pekela Gemeentebezoek d.d. 29 september 2006 Kerngegevens gemeente Pekela Inleiding In dit document worden een aantal kerngegevens weergegeven over de gemeente Pekela. Deze zijn door het BeleidsInformatieCentrum

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Kwantitatieve ontwikkelingen rondom jeugdwerkloosheid

Kwantitatieve ontwikkelingen rondom jeugdwerkloosheid Bijlage 1 Kwantitatieve ontwikkelingen rondom jeugdwerkloosheid Landelijk beeld Algemeen beeld: Daling jeugdwerkloosheid zet door Vanaf het 1 e kwartaal 2010 is de jeugdwerkloosheid 15-26 jaar aan het

Nadere informatie

Leefbaarheid en leefklimaat volgens:

Leefbaarheid en leefklimaat volgens: Leefbaarheid en leefklimaat volgens: Atlas voor Gemeenten: Leefbaarometer Elsevier: De beste gemeenten 2013 notitie van Onderzoek www.onderzoek.utrecht.nl juli 2013 Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente

Nadere informatie