Samenwerkingovereenkomst 260 extra plekken voor jongeren tussen jaar in de Schilder -en onderhoudssector

Transcriptie

1 Samenwerkingovereenkomst 260 extra plekken voor jongeren tussen jaar in de Schilder -en onderhoudssector tussen de Schilder -en Onderhoudssector, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het UWV WERKbedrijf Preambule In dit document wordt een gemeenschappelijke inspanning ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid via gezamenlijke acties van gemeenten, UWV en de schilder -en onderhoudsector geformuleerd. De sector biedt aan om door middel van samenwerking in de regio met gemeenten en UWV, het komende jaar 200 extra BBL plekken voor jongeren tussen 18 en 27 jaar te creëren. Daarnaast zal specifiek voor 60 kwetsbare jongeren een leerwerkplek beschikbaar worden gesteld. Gemeenten en UWV worden opgeroepen jongeren toe te leiden naar deze sector en de sectorale opleidingsinfrastructuur daarbij te benutten. Partijen gaan er van uit dat de samenwerking ook kansen biedt voor een lange termijn samenwerking in de regio. Voorts worden gemeenten opgeroepen in hun hoedanigheid van opdrachtgever van onderhoudswerkzaamheden voor de schildersbranche, in samenspraak met de sector, waar mogelijk, schilder- en onderhoudsprojecten te verschuiven van de zomermaanden naar de periode november - maart, te beginnen in de winter Daarmee leveren zij een bijdrage aan het verminderen van seizoensgebonden werkloosheid in deze sector en kunnen extra leerwerkplekken worden gecreëerd. Partijen 1. Schilder-en Onderhoudssector, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door: Ir. R. Kortenhorst, voorzitter FOSAG, gevestigd aan de Coenecoop 5 te Waddinxveen Mr. J.W.M. Kerstens, voorzitter van FNV Bouw, gevestigd aan Houttuinlaan 3 te Woerden, van Wijngaarden, vice-voorzitter CNV Vakmensen, gevestigd aan de Tibetdreef te Utrecht. Ir. R. Kortenhorst, voorzitter van de Stichting Loopbaan en Ontwikkelingsfonds, gevestigd aan de Limaweg 25 te Waddinxveen hierna te noemen Schilder- en onderhoudssector en, 2. Vereniging van Nederlandse Gemeenten, gevestigd aan de Nassaulaan 12 te 's-gravenhage ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw A. Jorritsma-Lebbink, voorzitter, hierna te nemen "VNG" en, 3. UWV WERKbedrijf, gevestigd aan de La Guardiaweg 36 te Amsterdam, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer A.M. Timmermans, directeur, hierna te noemen UWV WERKbedrijf. 1

2 Partijen nemen het volgende in aanmerking 1. Sociale partners in de schilder -en onderhoudssector hebben in mei 2009 afspraken gemaakt over het project Behoud van instroom en vakmanschap sector schilderen en onderhoud". Sociale partners willen met dit project stimuleren dat de instroom van BBL leerlingen op minimaal 500 deelnemers blijft én willen zittende medewerkers in de gelegenheid stellen om, tegen lage kosten voor werkgevers, scholing te volgen. Hierdoor wordt ruimte wordt gecreëerd om leerlingen op te leiden. Sociale partners hebben voor de scholing van volwassen medewerkers 5 miljoen euro gereserveerd in de periode 1 maart 2009 tot 1 maart De schilder -en onderhoudssector investeert daarnaast, jaarlijks collectief ruim 7 miljoen euro in het opleiden van leerlingen in het middelbaar beroepsonderwijs. 2. De economische vooruitzichten in de schilder -en onderhoudssector zijn ernstig verslechterd. Niet alle jongeren die zich aanmelden voor een leerwerkplaats kunnen worden geplaatst. Het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid heeft berekend 1 dat de schildersbranche een aantal moeilijke jaren wacht; tot en met 2011 zal de productie naar verwachting cumulatief met ruim 12 procent afnemen. Dit leidt tot een krimp van arbeidsplaatsen. 3. De schilder- en onderhoudssector vindt het van groot belang om de instroom van leerlingen op peil te houden. Naar verwachting zullen er volop vakkrachten nodig zijn na de crisis. Belangrijk instrument daarbij is de unieke opleidingsinfrastructuur van samenwerkingsverbanden. De sector wenst deze infrastructuur nadrukkelijk te behouden. Er zijn 18 zogeheten samenwerkingsverbanden, te weten 11 vestigingen Schilders-cool (een coöperatieve vereniging) en 7 Samenwerkingsverbanden praktijkopleiding schilders (Spos). Een leerling heeft een leerarbeidsovereenkomst met een samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband leent een leerling uit aan een schilder -en onderhoudsbedrijf dat als erkend leerbedrijf bij Savantis (het kenniscentrum voor de sector schilderen en onderhoud) is geregistreerd. Een deel van de beroepspraktijkvorming wordt verzorgd door het samenwerkingsverband, waardoor het inlenende bedrijf op dit punt wordt ontlast. Naast samenwerkingsverbanden kent de sector en meer dan 1800 actieve, individuele leerbedrijven. 4. De gemeenten zijn ingevolge de Wet Investeren in Jongeren gehouden jongeren tussen de 18 en 27 jaar die daarom vragen, een leer -of werkaanbod te doen en als dat aanbod niet beschikbaar is, hen een inkomensvoorziening te verschaffen. Ook uit anderen hoofde willen gemeenten verantwoordelijkheid nemen om jongeren een goede plek in de maatschappij te doen verwerven. 5. Het UWV WERKbedrijf heeft in haar rol als publieke arbeidsbemiddelaar een belangrijke schakelfunctie tussen sectoren en de regionale uitvoering. De bestaande structuren ten behoeve van het uitvoeren van de dienstverlening, in het bijzonder de bemiddelingstaak (werkpleinen, sectorale servicepunten, mobiliteitscentra en de leerwerkloketten) worden zoveel als mogelijk ingezet en toegepast op de afspraken zoals in onderhavige samenwerkingsovereenkomst genoemd. 6. Het is voor gemeenten, UWV WERKbedrijf en de overheid in bredere zin van belang om voldoende leerwerkbanen voor jongeren te verwerven en daarmee het gebruik van gemeentelijke vangnetten en of voorzieningen waar mogelijk te beperken 7. Het kabinet stelt tot medio 2011 extra middelen voor bestrijding van de jeugdwerkloosheid ter beschikking aan dertig grotere arbeidsmarktregio's. Dertig wethouders van deze regio's zijn eindverantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van regionale plannen van aanpak jeugdwerkloosheid. 8. Het zwaluwstaarten van publieke en private middelen ten behoeve van de jeugdwerkloosheid heeft meerwaarde en creëert meer massa om resultaten te boeken 1 Bron: EIB Instroom- en scholingsbehoefte in de schildersbranche juni

3 9. De hiernavolgende afspraken beogen een aanvulling te zijn op al bestaande afspraken in de regio of op lokaal niveau. Bestaande afspraken over de inzet van (extra) financiële middelen met en tussen gemeenten zullen in acht moeten worden genomen. In die gevallen kunnen regionale partijen de afspraken van deze overeenkomst wel inpassen in hun eigen actiepakket. 10. Dit convenant kan worden aangemerkt als een sectorarrangement als bedoeld in het kader van ESF actie Jeugd 2 en ESF Actie A. Partijen komen het volgende overeen Partijen zullen zich inspannen om, door middel van samenwerking in de regio, 260 extra leerwerkplekken in de schilder -en onderhoudsector voor jongeren van 18 tot 27 jaar te creëren. Het gaat om 200 extra BBL plekken, als mede 60, maar tenminste 30, leerwerkplekken specifiek voor kwetsbare jongeren. Het betreft de invulling van plekken die zonder deze overeenkomst niet ingevuld zijn -of worden. De doelgroep van deze leerwerkplekken zijn geregistreerde werkloze jongeren. De inzet is er tevens op gericht is eventuele tijdelijke plekken na verloop van tijd om te zetten in vaste plekken. Partijen zullen verdringingsrisico s trachten te voorkomen opdat de leerwerkplekken die ontstaan als gevolg van deze overeenkomst niet ten koste gaan van reeds bestaande leerwerkplekken. Partijen zullen hier nadrukkelijk op monitoren. Partijen hebben als uitgangspunt bij de beschreven financiële arrangementen genomen dat er sprake moet zijn van een gezamenlijke -en evenredige investering door gemeenten/ UWW Werkbedrijf en de werkgever/ sector en O&O fonds. De beschreven varianten zijn landelijk afgewogen en inbreng van het sectorfonds is daarmee gewaarborgd Partijen zullen zich gezamenlijk inspannen om 30 schilder- en onderhoudsprojecten verspreid over het hele land, te doen verschuiven van de zomermaanden naar de periode november - maart. De eerste projecten zullen in de winter 2010/2011 starten. De sector zal specifieke kennis van winterwerkprojecten ( 4 seizoenenwerk ) inbrengen. Partijen zullen gezamenlijk informatiemateriaal over de spreiding van werkzaamheden aan gemeenten verspreiden. Ook zal worden voorzien in een schets van de sector. Partijen zullen zich gezamenlijk inzetten om regionale partijen te enthousiasmeren voor deze afspraken en waar nodig hen te faciliteren bij de implementatie daarvan De VNG bevordert dat gemeenten, in hun hoedanigheid van opdrachtgever, zich inspannen om, Waar mogelijk, schilder -en onderhoudsprojecten van de zomermaanden naar de periode november - maart te verschuiven Meer leerwerkplekken voor jongeren te creëren, door projecten die zich daarvoor lenen, in opdracht te geven in de maanden november - maart. Waar mogelijk schilder -en onderhoudsprojecten in de tijd naar voren te trekken en in deze projecten zoveel mogelijk werk voor leerlingen te creëren In aanbestedingen met opdrachtnemers afspraken te maken over het opnemen van leerlingen. Partijen vinden dat, waar mogelijk, een betekenisvol percentage van de loonsom, bijvoorbeeld 5%, zou moeten worden gerealiseerd door leerlingen. Dit kunnen bestaande leerlingen zijn, of werkloze jongeren die naar het oordeel van de werkgever gekwalificeerd kunnen worden tot leerling. Op deze wijze worden schilder- en onderhoudsbedrijven gestimuleerd (meer) leerlingen op te nemen. De Schilder- en onderhoudssector bevordert dat individuele leerbedrijven in de schilder- en onderhoudssector, alsmede de samenwerkingsverbanden in de schilder- en onderhoudssector zich inspannen om: Zoveel mogelijk werkloze jongeren die naar het oordeel van de werkgever gekwalificeerd kunnen worden tot leerling een leerwerkplek met leerarbeidsovereenkomst aan te bieden. 3

4 200 extra leerlingen per schooljaar te plaatsen, op te leiden en te begeleiden op de plekken die door deze samenwerkingsovereenkomst ontstaan. 60, maar tenminste 30, kwetsbare jongeren per jaar te plaatsen in een leerwerkplek en hen verder op te leiden en te begeleiden. De leerlingen die niet regulier uitgeplaatst kunnen worden, te begeleiden danwel op te leiden in de werkplaats van het samenwerkingsverband of op een (speciaal met een gemeente te creëren) leerlingonderhoudsplaats. Beschikbare leerwerkplekken te melden bij het UWV WERKbedrijf. Verplichtingen van het UWV WERKbedrijf: Het in kaart brengen van de geschikte en gemotiveerde jongeren. Het bemiddelen van jongeren op de bij UWV WERKbedrijf gemelde baanopeningen. Het frequent verstrekken van actuele overzichten met beschikbare en gemotiveerde kandidaten aan de samenwerkingsverbanden, opdat zij hun inspanningsverplichting om zoveel mogelijk jongeren te plaatsen, kunnen realiseren. Het inzetten en gebruik maken van de reeds in oprichting zijnde sectorale servicepunten voor de bouwsector van UWV Werkbedrijf. Deze hebben tot doel om de arbeidsmarkt en de personeelsvoorziening in de bouw zo optimaal mogelijk te doen functioneren. Zij kunnen tevens worden benut om een bijdrage te leveren aan de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Werkgevers melden hun vacatures bij deze sectorale servicepunten. Ook kunnen werkzoekenden welke een functie in de bouw ambiëren zich hier aanmelden. Tenslotte wordt in samenwerking met de Mobiliteitscentra werknemers van werk naar werk bemiddeld, waarbij zoveel als mogelijk gestreefd wordt naar behoud van vakmanschap voor de sector. De VNG bevordert dat gemeenten de volgende middelen ter beschikking stellen a) Een loon(kosten)subsidie van 80% van het WMJL voor werkloze jongeren tot mbo 4 niveau, die worden geplaatst in een BBL baan. De werkgever en sector zullen conform hun eigen regelingen in de branche en het branche O&O fonds de aanvulling tot het betreffende CAO loon alsmede de scholings -en begeleidingskosten voor hun rekening nemen. In bijlage 1. wordt nader beschreven welke kosten de werkgever/ sector voor hun rekening nemen. b) Leerwerkplekken voor kwetsbare jongeren De werkloze jongere wordt voor de duur van 6 maanden tewerkgesteld. Basis voor de vergoeding aan werkgever is de eventuele inkomensvoorziening van de jongere. Globaal betekent dat een inkomen voor de jongere ter hoogte van 70% van het WMJL. De gemeente/uwv WERKbedrijf zorgt ook voor eventuele schadeloosstelling van de werkgever voor de begeleiding van de jongeren. De doelgroep bestaat uit jongeren met een zwakkere arbeidsmarktpositie, zoals jongeren met een beperking, jongeren zonder startkwalificatie en allochtone jongeren. c) Leerlingen die door het samenwerkingsverband volledig kunnen worden uitgeplaatst. Samenwerkingsverbanden kunnen gedurende de looptijd van deze overeenkomst een subsidie conform bijgaande tabel tegemoet zien voor elke leerling (die een extra leerwerkplek heeft op grond van deze samenwerkingsovereenkomst) die volledig is uitgeplaatst. Voor deze subsidie komen alleen de samenwerkingsverbanden in aanmerking. Hiermee kunnen de opleidingen van leerlingen die niet kunnen worden uitgeplaatst en de begeleiding van de stagiaires die bij het opleidingsbedrijf stage lopen, worden gefinancierd. Een leerling is volledig uitgeplaatst als hij/zij 982,5 uur op jaarbasis is uitgeplaatst (zie bijlage I). Gemeenten en samenwerkingsverbanden bepalen in goed overleg welke periode als uitgangspunt wordt genomen om te bepalen of het samenwerkingsverband in aanmerking komt voor subsidie. De voorkeur van de schilder- en onderhoudssector gaat uit naar de in de sector gebruikelijke betalingsperiode van vier weken of een veelvoud daarvan. 4

5 De duur van deze financiële bijdrage is minimaal voor de duur van deze overeenkomst en maximaal 1 jaar. In zeer specifieke gevallen, waarin bijvoorbeeld een duurzaam en gunstig loopbaanperspectief voor de jongere in het vooruitzicht wordt gesteld, kan de gemeente beslissen de duur van de loonkostensubsidie gedurende een beperkte aansluitende periode te verlengen, Partijen gaan er van uit dat de inzet op decentraal niveau is om de middelen zo selectief mogelijk in te zetten. Leeftijd leerlingen niveau 1-5 Bedragen per vier weken Bedragen per maand Uitvoeringsbepalingen 1. De samenwerkingsverbanden en de regionaal verantwoordelijke wethouder geven gezamenlijk vorm en inhoud aan de afspraken zoals in deze samenwerkingsovereenkomst omschreven, op basis van de in deze overeenkomst opgenomen bepalingen. Decentrale sociale partners worden hierover geïnformeerd. Regionale partners zullen zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd over contactpersonen en procedures ( zie bijlage 2). VNG en de Schilder- en onderhoudssector zullen zich gezamenlijk inzetten om regionale partijen te enthousiasmeren voor deze afspraken en waar nodig hen te faciliteren bij de implementatie daarvan. Brancheadviseurs op het gebied van winterwerk zullen via de Schilder- en onderhoudssector beschikbaar komen voor gemeenten met winterprojecten zoals eerder omschreven. 2. Indien gewenst kunnen door de regionaal verantwoordelijke wethouders en de samenwerkingsverbanden targets worden afgesproken. De samenwerkingsverbanden verbinden zich aan de wethouders in wier regio het opleidingsbedrijf zich bevindt. Partijen gaan er van uit dat het landelijke beoogde aantal leerwerkplekken evenredig over alle 30 arbeidsmarktregio s kan worden gespreid. 3. Deze overeenkomst tussen de partijen wordt gesloten voor de bepaalde tijd van een jaar, die ingaat op 1 maart 2010 en eindigt op 28 februari Partijen hebben de intentie, mocht de economische situatie in de sector daartoe aanleiding geven, de overeenkomst te verlengen. 4. Partijen zullen de voortgang van deze afspraken nauwgezet volgen en periodiek overleggen over eventuele knelpunten die gemeenten en schilder- en onderhoudsbedrijven in de praktijk tegenkomen. Indien partijen een dringende reden zien, bijvoorbeeld gewijzigde omstandigheden, kan de onderhavige samenwerkingsovereenkomst worden aangepast. 5. Uiterlijk 3 maanden voor afloop van deze overeenkomst zullen de afspraken worden geëvalueerd en wordt bezien of een duurzame structurele samenwerking tussen gemeenten, UWV WERKbedrijf en schilder- en onderhoudssector kan worden vormgegeven. 5

6 Werkgevers in de schilder- en onderhoudssector Koninklijke FOSAG Ir. R. Kortenhorst, voorzitter FOSAG Werknemers FNV Bouw Mr. J. Kerstens, voorzitter van FNV Bouw CNV Vakmensen A. van Wijngaarden, vice-voorzitter Stichting Loopbaan en Ontwikkelingsfonds Ir. R. Kortenhorst, voorzitter FOSAG Vereniging van Nederlandse Gemeenten, mevrouw A.M. Jorritsma - Lebbink, voorzitter UWV WERKbedrijf, A.M. Timmermans, directeur 6

7 Uitplaatsbare uren 2010 Bijlage 1 Aantal werkbare dagen op jaarbasis 261 Vakantiedagen 20 Bovenwettelijke vakantiedagen 5 Extra verplichte snipperdagen (ATV-dagen)* 7 Doordeweekse feestdagen** 6 Ziektedagen (o.b.v. 5% verzuim) 12 Niet werkbare dagen 5 Schooldagen 40 Werkplaatsdagen 20 Af: Totaal niet-werkbare dagen Af: 10% frictie-leegloop 15 Totaal aantal uitplaatsbare dagen op jaarbasis 131 Aantal uitplaatsbare uren per dag 7,5 Totaal aantal uitplaatsbare uren op jaarbasis 982,5 * Werktijd op jaarbasis gemiddeld 36 uur per week. Werktijd per dag 7,5 uur, per week 37,5 uur. Hierin is een deel van de arbeidstijdverkorting vorm gegeven. Het andere deel zit in 7 extra verplichte snipperdagen. ** Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, Tweede Paasdag, Koninginnedag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag, 1 e en 2 e Kerstdag: totaal 8 dagen, die echter voor een deel in het weekend kunnen vallen. In 2010 betreft het Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, Tweede Paasdag, Koninginnedag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag = 6 dagen. (BIJLAGEN 2 e.v. worden separaat toegezonden aan belanghebbenden) 7