Aansluiting polders in de Sliedrechtse Biesbosch op de getijdekreken
|
|
- Karolien Michiels
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Aansluiting polders in de Sliedrechtse Biesbosch op de getijdekreken Habitattoets Rijkswaterstaat Zuid-Holland Bureau Waardenburg Rijkswaterstaat Zuid-Holland
2
3 Aansluiting polders in de Sliedrechtse Biesbosch op de getijdekreken Habitattoets Rijkswaterstaat Zuid-Holland Bureau Waardenburg 29 juni 2007 rapport nr Rijkswaterstaat Zuid-Holland
4 Status uitgave: eindrapport Rapport nr.: Datum uitgave: 29 juni 2007 Titel: Subtitel: Samenstellers: Aansluiting polders in de Sliedrechtse Biesbosch op de getijdekreken Habitattoets Rijkswaterstaat Zuid-Holland Bureau Waardenburg Aantal pagina s inclusief bijlagen: 96 Project nr.: Projectleider: Naam en adres opdrachtgever: Referentie opdrachtgever: Akkoord voor uitgave: drs. T.J. Boudewijn / H. van Bommel Rijkswaterstaat Zuid-Holland Postbus 556, 3000 AN Rotterdam Raamcontractnr. ZHA25347 Hoofd sector Vogelecologie drs. S. Dirksen Paraaf: Bureau Waardenburg bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Bureau Waardenburg bv; opdrachtgever vrijwaart Bureau Waardenburg bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. Bureau Waardenburg bv / Rijkswaterstaat Zuid-Holland Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder vooraf-gaande schrif-telijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg bv is door CERTIKED gecertificeerd overeenkomstig BRL 9990:2001 / ISO 9001:2001. Rijkswaterstaat Zuid-Holland 2
5 Inhoud 1 Inleiding Projectomschrijving Algemeen Huidige situatie Toekomstige situatie Nagestreefde ontwikkeling Doelstelling van de rapportage Wettelijk kader Inleiding Natuurbeschermingswet Ecologische Hoofdstructuur Relevante natuurwaarden Inleiding Algemene beschrijving studiegebied Begrenzing Biesbosch Aanwijsbesluiten Vogel- en Habitatrichtlijn Inventarisatie relevante natuurwaarden Inleiding Habitattypen Niet-vogelsoorten Vogelsoorten Broedvogels Niet-broedvogels Voorgenomen activiteit Inleiding Werkzaamheden voor inrichting Situatie na inrichting Effecten Inleiding Tijdelijke effecten Effecten op habitats Effecten op niet-vogels Broedvogels Niet-broedvogels
6 7.3 Permanente effecten Beoordeling effecten Inleiding Gebruikte criteria Beoordeling tijdelijke effecten Beoordeling Permanente effecten Eindbeoordeling Cumulatieve effecten Mitigerende maatregelen Samenvatting en conclusies Dankwoord Literatuur
7 1 Inleiding Door inpolderingen en de aanleg van de Haringvlietsluizen is een groot deel van het in Europa zeldzame zoetwatergetijdengebied verloren gegaan. Het beleid is er op gericht daar waar mogelijk herstel te laten plaatsvinden. Eén van gebieden die daarvoor in aanmerking komt, is de Sliedrechtse Biesbosch. De Sliedrechtse Biesbosch is gelegen in de provincie Zuid-Holland. In het noorden grenst het gebied aan de Beneden Merwede, in het zuiden en oosten aan de Nieuwe Merwede en in het westen aan de bebouwing van de gemeente Dordrecht. De Sliedrechtse Biesbosch staat via het Wantij en de verbinding via de Nieuwe Waterweg nog in open verbinding met zee. In vergelijking met de andere delen van de Biesbosch is de verbindingsafstand relatief kort en de getijslag in de Sliedrechtse Biesbosch is dan ook het grootst van de gehele Biesbosch. Dit maakt de Sliedrechtse Biesbosch bij uitstek geschikt is voor herstel van de grotendeels verdwenen zoetwatergetijdennatuur. De mogelijkheid tot herstel van de zoetwatergetijdennatuur in de Sliedrechtse Biesbosch is in een stroomversnelling geraakt toen na de hoge rivierafvoeren in 1993 en 1995 voorrang is gegeven aan de plannen voor dijkverbetering langs de grote rivieren. De voor de dijkverbetering benodigde klei kon worden gewonnen in een tweetal polders in de Sliedrechtse Biesbosch. Uitgaande van het beleid zoals is vastgelegd in het Natuurbeleidsplan (Min. LNV, 1990), het Structuurschema Groene Ruimte (Min. VROM, 1995) en de Vierde Nota Waterhuishouding (Min. V en W, 1998) werken Rijkswaterstaat Zuid-Holland, Dienst Landelijk Gebied en Staatsbosbeheer sindsdien samen aan het Natuurontwikkelingsproject Sliedrechtse Biesbosch. Omdat de Sliedrechtse Biesbosch binnen een Speciale Beschermingszone valt als bedoeld in de Europese Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn dienen de plannen aan deze wetgeving te worden getoetst. De resultaten van deze toetsing zijn vastgelegd in deze rapportage. 5
8 6
9 2 Projectomschrijving 2.1 Algemeen Het Natuurontwikkelingsproject Sliedrechtse Biesbosch omvat niet de gehele Sliedrechtse Biesbosch, maar de polders Kort- en Lang Ambacht/De Ruigten Bezuiden den Perenboom (polder KL/RP) en Aart Eloyenbosch/Jonge Janswaard (polder AE/JJ) en het daartussen gelegen Engelbrechts Plekske en Platte Hoek (zie figuur 2.1). Dit wordt het plangebied genoemd. In bijlage 2 wordt het plangebied weergegeven. De hoofddoelstelling van het project is om een zo groot mogelijke oppervlakte zoetwatergetijdengebied (tussen de verwachte gemiddelde laag- en hoogwaterstand) te realiseren. Dit hangt samen met een zo groot mogelijke getijslag in de polders en de hoogteligging van de polders. Verdere doelstellingen van het project zijn een verlaging van de maatgevende hoogwaterstand ter hoogte van Gorinchem met ca. 0,5 cm en de winning van klei ten bate van de dijkversterking. Figuur 2.1 De polders Kort- en Lang Ambacht/De Ruigten Bezuiden den Perenboom en Aart Eloyenbosch/Jonge Janswaard in de Sliedrechtse Biesbosch. De kreken in de polders zijn reeds gegraven maar nog niet ingetekend. Het Natuurontwikkelingsproject Sliedrechtse Biesbosch bestaat uit 2 fasen: 1. Kleiwinning en het graven van kreken in de polders KL/RP en AE/JJ. 2. Het aansluiten van de polder KL/RP op de Beneden Merwede en het aansluiten van de polders KL/RP en AE/JJ op de omringende kreken. 7
10 Voordat met fase 2 kan worden begonnen, dienden de omringende kreken (Gat van den Hengst en Sneepkil) gesaneerd te worden, omdat er een risico bestond voor verspreiding van verontreiniging door vervuild slib bij de realisatie van de aansluitingen (i.g.v. bodemerosie). Deze sanering maakte geen deel uit van dit natuurontwikkelingsproject, maar was wel een voorwaarde om fase 2 te kunnen uitvoeren. Fase 1 is afgerond. De aansluiting van de polders op getijdenwateren zou oorspronkelijk in twee fasen uitgevoerd worden, maar zal nu in één fase binnen een periode van vijf maanden volledig gerealiseerd worden. In figuur 2.2 wordt een overzicht gegeven van de in fase 2 te realiseren verbindingen Figuur 2.2 Aansluiting van de polders op de omliggende getijdenwateren. De te realiseren verbindingen zijn rood gemarkeerd. 2.2 Huidige situatie In fase 1 zijn beide polders door het graven van geulen en door het plaatselijk verwijderen van kleilagen grotendeels omgevormd van intensief agrarisch gebruikt gebied naar zoetwatermoeras. In beide polders wordt het water zoveel mogelijk vastgehouden, zodat het waterpeil over het algemeen hoger dan 1 m +NAP staat. Met uitzondering van de noordoosthoek bestaat de polder KL/RP grotendeels uit ondiep moeras, waarin de gegraven kreken, die een diepte van 1,4 m NAP hebben, liggen. In de ondiepe delen is plaatselijk riet tot ontwikkeling gekomen en dan met name in delen waar al riet in de vroegere sloten aanwezig was. Het ondiepe water is rijk aan waterplanten als veenwortel en waterranonkel. De boomopslag in de polder is relatief beperkt. Het noordoostelijk deel van de polder en de kaden worden door vee begraasd. In de polder AE/JJ heeft zich tijdens de ontkleiing veel wilgopslag weten te vestigen op de lage delen. Na het afronden van de inrichtingswerkzaamheden is het waterpeil opgezet, waarna de wilgopslag een hoogte heeft weten te bereiken van 2-3 m, maar niet verder is uitgegroeid. Langs de randen van de polder is ook in beperkte mate riet tot ontwikkeling gekomen. De lage delen van de polder worden gedomineerd door open 8
11 water en lage wilgopslag. Op de hogere delen van de polder vindt begrazing door runderen plaats, waardoor het gebied gedeeltelijk open wordt gehouden. Wel vindt plaatselijk struweelvorming plaats. Binnen dit struweel vindt ook boomopslag plaats. Een klein deel van de polder is uitgesloten van begrazing. Hier hebben zich wilgen kunnen ontwikkelen. Dit is het enige deel van de polder waar bomen aanwezig zijn. 2.3 Toekomstige situatie Na het graven van de in figuur 2 aangegeven verbindingen met getijdenwateren komen beide polders onder de getij-invloed. In polder KL/RP wordt de gemiddelde hoogwaterstand ca. 0,88 m +NAP en de gemiddelde laagwaterstand ca. 0,35 m +NAP. De getijslag zal ongeveer 0,53 m bedragen. De stroomsnelheden in de opening zullen variëren tussen 0,5 m/s en 1,5 m/s. In de polder zelf zullen de maximale stroomsnelheden tussen de 0,2 en 1,1 m/s liggen (Snippen, 2003). In de polder AE/JJ wordt de gemiddelde hoogwaterstand 0,90 m +NAP en de gemiddelde laagwaterstand 0,33 m +NAP, zodat de gemiddelde getijslag 0,57 m zal gaan bedragen. De (maximale) stroomsnelheden zullen in de polder AE/JJ variëren tussen 0,01 en 0,3 m/s (aanvullende berekeningen volgens RIZA Dordrecht; Snippen, 2003). In beide polders ligt de huidige gemiddelde waterstand boven de toekomstige gemiddelde hoogwaterstand, zodat in de delen die nu boven het huidige waterpeil liggen weinig veranderingen in de vegetatie zullen optreden. Met name de mate van beheer zal bepalend zijn voor de vegetatie-ontwikkeling. In de delen die nu beneden 1 m +NAP liggen, zullen wel aanzienlijke veranderingen optreden. In het toekomstige intergetijdengebied zullen op de hogere delen de rietvegetaties zich uitbreiden, terwijl in lager gelegenn zones ook biezenvegetaties tot ontwikkeling kunnen komen. Daarnaast ontstaat er een aanzienlijke oppervlakte droogvallend slik. De gegraven geulen zullen watervoerend blijven, zodat een aanzienlijk deel van beide polders ook bij laagwater uit permanent open water zal bestaan. In de polder KL/RP is dit bijna 50 ha en in de polder AE/JJ 20 ha (Van de Rijt et al., 2000). In de laatst genoemde polder is op dit moment veel wilgopslag aanwezig. Dit staat momenteel permanent in het water. Bij aansluiting van de polder op het getijdenwater zakt het gemiddelde waterpeil in de polder, waardoor naar verwachting de wilgen zich verder zullen ontwikkelen. Dit gaat ten dele ten koste van de ontwikkelingmogelijkheden van riet en biezen. 2.4 Nagestreefde ontwikkeling Door Staatsbosbeheer wordt in de polders een zoetwatergetijdenlandschap nagestreefd met een afwisseling van grazige vegetaties, riet- en biezenvegetaties, bos- en struweelvegetaties en slikkige terreinen. Hiermee sluiten de polders aan bij de rondom gelegen natuurgebieden. 9
12 Voor de polder AE/JJ ligt de nadruk op een open landschap met een grazige vegetatie op de hogere delen en riet in de lagere delen. Hier wordt slechts in beperkte mate houtopslag toegestaan. De bedoeling is om de huidige, hoge natuurwaarden van de naastgelegen Kop van de Oude Wiel te versterken en uit te breiden naar de hogere delen van de polder AE/JJ. De polder KL/RP moet de overgang vormen van het landschappelijk open oostelijke deel van de Sliedrechtse Biesbosch naar het meer besloten westelijke deel, dat voor een belangrijk deel bestaat uit doorgeschoten grienden en wilgenstruweel. Bos- en struweelvegetaties worden ook in de polder KL/RP niet nadrukkelijk nagestreefd. Enerzijds omdat verschillende beleidskaders een open landschap voorstaan en anderzijds omdat bos- en struweelvegetaties in de Biesbosch op grote schaal voorkomen en juist rietvegetaties sterk zijn afgenomen. Dit betekent echter niet dat bos- en struweelvegetaties in het geheel niet gewenst zouden zijn. Op beperkte schaal kunnen bos- en struweelvegetaties tot ontwikkeling komen. Zij zorgen juist voor meer variatie in de vegetatiestructuur en een toename in de soortdiversiteit. Beheer De waterdynamiek is het vertrekpunt bij de ontwikkeling van het zoetwatergetijdenlandschap. Stroming voorkomt ongewenste vegetatieontwikkelingen in de kreken, terwijl plaatselijke stagnatie van water buiten de kreken gewenste vegetatieontwikkelingen juist kan initiëren. Structurering in de begroeiing zal mede ontstaan door begrazing. Hierbij zullen de graslanden intensiever begraasd worden dan de riet- en ruigtevegetaties. Begrazing vindt plaats door zoogdieren (runderen, reeën, hazen en konijnen) en door watervogels (ganzen, eenden en zwanen). Bepaalde graslanden zullen echter (gefaseerd) worden gemaaid. Recreatie Momenteel wordt er op bescheiden schaal (buitendijks) langs de randen van de polder KL/RP gerecreëerd. Na herinrichting blijft enige extensieve, natuurgerichte recreatie hier mogelijk. Met opzet is gekozen voor extensief en natuurgericht, enerzijds om te voorkomen dat er te veel verontrusting gaat optreden door het recreatief medegebruik en anderzijds om de recreanten toch een blik te gunnen op de natuurontwikkeling in de polders. De mogelijkheid om aan land te gaan zal zoveel mogelijk worden geconcentreerd op de zuidwestpunt van de polder AE/JJ. De kreken in de polders worden niet toegankelijk. Het Gat van den Hengst en de oostelijk hiervan gelegen kreken, zijn alleen met een vergunning toegankelijk voor de recreatievaart. 2.5 Doelstelling van de rapportage In dit rapport wordt antwoord gegeven op de volgende vragen: - Welke op grond van het aanwijzingsbesluit N2000-gebied Biesbosch in het kader van de Natuurbeschermingswet beschermde habitats, dieren en planten komen voor, of maken gebruik van het plangebied? - Wat zijn de waarschijnlijke effecten van het project op deze beschermde habitats en/of soorten? 10
13 - Welke mogelijkheden zijn er om door mitigerende maatregelen effecten te voorkomen of beperken? - Kan het project doorgang vinden in het licht van de Natuurbeschermingswet? Verantwoordelijk voor de uitvoering van het project is Rijkswaterstaat Zuid-Holland. 11
14 12
15 3 Wettelijk kader 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden in het kort het wettelijk kader en de toepassing ervan op ruimtelijke ingrepen en beheer beschreven. Het geeft weer hoe de wettelijke toetsingkaders worden gehanteerd bij het opstellen van de ecologische beoordeling in de voorliggende rapportage. De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland verankerd in de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998 (paragraaf 3.2). De onderhavige studie richt zich alleen op de gebiedsbescherming. 3.2 Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet 1998 (kortweg: Nbwet 1998) heeft als doel het beschermen en instandhouden van bijzondere gebieden in Nederland. In de wet zijn vier categorieën beschermde gebieden te onderscheiden. De belangrijkste zijn de Natura 2000-gebieden (oftewel Vogel- en Habitatrichtlijngebieden oftewel Speciale Beschermingszones), aangewezen op grond van artikel 10a en de beschermde natuurmonumenten, aangewezen op grond van artikel 10. Een gebied kan niet tegelijkertijd Natura 2000-gebied en beschermd natuurmonument zijn. Voor reeds aangewezen beschermde natuurmonumenten die geheel of gedeeltelijk in een Natura 2000-gebied liggen, vervalt (te zijner tijd) de aanwijzing als beschermd natuurmonument voor dat deel dat in het Natura 2000-gebied ligt, maar de doelen blijven gehandhaafd. Aanwijzingsbesluiten van deze gebieden bevatten tenminste een kaart en een toelichting, waarin (voor Natura 2000-gebieden) de instandhoudingsdoelen staan verwoord. Voor Natura 2000-gebieden dient een beheersplan te worden opgesteld (artikel 19a). Hierin staat tenminste aangegeven wat de beoogde resultaten zijn met betrekking tot de beschermde natuurwaarden en welke maatregelen daarvoor in hoofdlijnen zullen worden genomen. Voor beschermde natuurmonumenten is een beheersplan mogelijk, maar niet verplicht. Projecten en handelingen, die negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kunnen hebben en die niet nodig zijn voor of verband houden met het beheer, zijn verboden. Hiervoor kan door Gedeputeerde Staten (of in uitzonderingsgevallen door de minister van LNV) vergunning worden verleend op grond van artikel 19d. Voor plannen (bij voorbeeld bestemmingsplannen, streekplannen, waterhuishoudingsplannen) geldt dat goedkeuring van het bevoegd gezag op grond van artikel 19j nodig is. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied kunnen vergunningplichtig zijn als er negatieve effecten door externe werking kunnen optreden. 1 Hierbij is in belangrijke mate gebruik gemaakt van de brochure Algemene handreiking natuurbeschermingswet 1998 (Ministerie van LNV, 2005) 13
16 De vergunning of goedkeuring kan pas worden afgegeven nadat een zogenaamde habitattoets het bevoegd gezag de zekerheid heeft gegeven dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast en de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van de soorten niet verslechtert en dat er geen verstoring van soorten optreedt. Habitattoets Onder deze noemer valt de beoordelingsprocedure voor plannen, projecten en handelingen zoals genoemd in artikelen 19d t/m 19j. De Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998 (LNV 2005) onderscheidt een aantal stappen, die hieronder worden weergegeven. Een aantal termen en stappen staat echter niet in de wet genoemd en komt ook niet in alle gevallen overeen met de tot dusverre gevolgde werkwijze. In de oriëntatiefase voorheen ook wel voortoets genoemd wordt onderzocht of een plan, project of handeling (samen kortweg aangeduid als activiteit ), gelet op de instandhoudingsdoelen, mogelijk schadelijke gevolgen heeft voor een Natura gebied en zo ja of deze gevolgen significant kunnen zijn. De gevolgen moeten worden beoordeeld in samenhang met die van andere plannen en projecten ( cumulatieve effecten ). De oriëntatiefase kan drie uitkomsten hebben: - Er zijn geen schadelijke gevolgen te verwachten. Er is geen vergunningsaanvraag, goedkeuringsverzoek of andere vervolgstap noodzakelijk. - Er zijn mogelijk schadelijke effecten, maar deze zijn zeker niet significant. Er dient een vergunning of goedkeuring te worden (aan)gevraagd, na het uitvoeren van een verslechterings- en verstoringstoets (zie onder). - Het optreden van significant negatieve effecten kan niet worden uitgesloten. Er dient een vergunning of goedkeuring te worden (aan)gevraagd, na het uitvoeren van een passende beoordeling (zie onder). De verslechterings- en verstoringstoets dient uit te wijzen of er een reële kans bestaat op het optreden van negatieve effecten ten gevolg van de voorgenomen activiteit. Volgens de Handreiking (LNV 2005) hoeft in deze fase geen rekening meer gehouden te worden met cumulatieve effecten. De verstorings- en verslechteringstoets heeft twee mogelijke uitkomsten: - De verslechtering en verstoring is aanvaardbaar. Het bevoegd gezag verleent vergunning dan wel geeft goedkeuring. - De verslechtering en/of verstoring is onaanvaardbaar. De vergunning wordt geweigerd dan wel de goedkeuring wordt onthouden. Aan de vergunning kunnen beperkende voorwaarden (mitigatie en compensatie, zie onder) worden verbonden. De passende beoordeling is erop gericht om, op basis van de beste wetenschappelijke kennis ter zake, alle aspecten van een plan, project of handeling te inventariseren, die de 14
17 instandhoudingsdoelstellingen in gevaar kunnen brengen. Hierbij moeten ook de cumulatieve effecten worden beoordeeld. De passende beoordeling kan drie uitkomsten hebben: - Er treedt geen aantasting op. De vergunning dan wel goedkeuring wordt verleend. - Negatieve effecten treden (mogelijk) wel op, maar deze zijn niet significant. Vergunning dan wel toestemming wordt verleend, mits de aantasting niet onaanvaardbaar is (zie boven). - Er treden (mogelijk) wel significante effecten op. Dan volgt toetsing aan de zogeheten ADC-criteria: - Er zijn geen geschikte Alternatieven. - Er is sprake van Dwingende redenen van groot openbaar belang, waaronder redenen van sociale en economische aard. - Er is voorzien in exacte en tijdige Compensatie. Slechts als aan deze drie criteria is voldaan, mag het bevoegd gezag vergunning of goedkeuring verlenen. Als er sprake is van aantasting van een gebied dat is aangewezen ter bescherming van prioritair natuurlijk habitat of een prioritaire soort, dient eerst door de minister van LNV aan de Europese Commissie advies te worden gevraagd. Bovendien is het aantal redenen van groot openbaar belang beperkt. Het toetsingskader voor beschermde natuurmonumenten is zeer vergelijkbaar, echter de procedure en de speelruimte van het bevoegd gezag wijken op enkele ondergeschikte punten af. Vigerend beleid De procedure voor het vaststellen van instandhoudingsdoelen loopt nog; definitieve vaststelling voor het Natura 2000-gebied Biesbosch wordt niet verwacht voor eind Op dit moment dienen vooralsnog gegevens over het voorkomen van de beschermde natuurlijke habitats en soorten ten tijde van de aanwijzing c.q. aanmelding van de Natura 2000-gebieden voor de habitattoets te worden gehanteerd. Hiermee vindt in feite toetsing aan de zowel de Vogelrichtlijn als aan de Habitatrichtlijn plaats. In overleg met het bevoegd gezag (Provincie Noord-Brabant) is afgesproken voor het onderhavige project toetsing aan de Vogelrichtlijn en aan de Habitatrichtlijn te laten plaatsvinden, waarbij de ingreep tevens niet strijdig met de concept-instandhoudingsdoelen voor het Naqtura 2000-gebied Biesbosch mag zijn. Bij de effectinschatting wordt gedetailleerd rekening gehouden met de specifieke aard van de ingreep, het gebied en de betrokken soorten en habitats. Zorgplicht Artikel 19l legt aan een ieder een zorgplicht voor beschermde natuurgebieden op. Deze zorg houdt in ieder geval in dat ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat een handeling nadelige gevolgen heeft, verplicht is die handeling achterwege te laten of, als dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd, eventuele gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. De nadelige handelingen hebben betrekking op de 15
18 instandhoudingsdoelen in het geval van een Natura 2000-gebied en op de wezenlijke kenmerken in het geval van een beschermd natuurmonument. Relevantie voor dit rapport In voorliggende rapportage wordt nagegaan of de voorgenomen ingreep mogelijk negatieve effecten kan hebben op het Natura-2000 gebied Biesbosch, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de permanente effecten (de situatie na de ingreep) en tijdelijke effecten (van de activiteiten die ondernomen worden om de gewenste eindsituatie te realiseren). In dit rapport wordt ingegaan op mogelijke effecten op vogels, vissen, amfibieën, zoogdieren, mossen en habitats. In terminologie van de Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998 (LNV 2005) kan dit rapport gezien worden als een combinatie van oriëntatiefase/voortoets en verslechterings- en verstoringstoets en als dusdanig gebruikt worden bij een vergunningsaanvraag in het kader van Nb-wet Ecologische Hoofdstructuur De Planologische Kernbeslissing (PKB) Structuurschema Groene Ruimte (LNV, 1993) bevat de doelstellingen, de hoofdlijnen en de belangrijkste maatregelen van het nationaal ruimtelijk beleid voor onder meer natuur en landschap. Onderdeel hiervan is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), die bestaat uit een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden verbonden door verbindingszones. De begrenzing van de EHS is een provinciale taak. De Ecologische Hoofdstructuur wordt in provinciale streekplannen uitgewerkt. Ruimtelijke plannen van gemeenten moeten hieraan worden getoetst. De EHS is de afgelopen jaren in gebiedsplannen nader begrensd (vaak op perceelsniveau), waarbij per begrensde eenheid natuurdoeltypen zijn aangewezen. In beschermde natuurgebieden geldt het nee, tenzij -regime. Nieuwe plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Hiervan kan alleen worden afgeweken als er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang. In dat geval moet de initiatiefnemer maatregelen treffen om de nadelige effecten weg te nemen of te ondervangen, en waar dat niet volstaat te compenseren door het realiseren van gelijkwaardige gebieden, liefst in of nabij het aangetaste gebied. Ook financiële compensatie is mogelijk. 16
19 4 Relevante natuurwaarden 4.1 Inleiding De Sliedrechtse Biesbosch is onderdeel van het Natura 2000-gebied De Biesbosch (studiegebied). Op het gebied rusten verplichtingen vanuit de Vogel- en de Habitatrichtlijn en er zijn (concept)-instandhoudingsdoelstellingen voor opgesteld. Alle hieruit voortvloeiende doelsoorten en habitattypen komen voor in de Biesbosch, maar wellicht niet allemaal in de Sliedrechtse Biesbosch. Hieronder wordt eerst ingegaan op de aanwijsbesluiten in het kader van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Vervolgens wordt ingegaan op de concept-instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000-gebied Biesbosch. 4.2 Algemene beschrijving studiegebied De onderstaande beschrijving is grotendeels overgenomen uit het gebiedendocument Natura 2000 gebied 112 Biesbosch (LNV, 2005a). De Biesbosch was eeuwenlang een uitgestrekt zoetwatergetijdengebied, dat in Europa nauwelijks zijn weerga kende. Ontstaan in het begin van de vijftiende eeuw, tijdens de beruchte St. Elizabethsvloed, werd het gebied lange tijd gekenmerkt door wilgenvloedbossen (deels in gebruik als grienden), afgewisseld met kale zand- en slikplaten, rietgorzen en biezenvelden. Na de uitvoering van de Deltawerken is de Biesbosch flink van karakter veranderd. Na de afsluiting van het Volkerak in 1960 en het Haringvliet in 1970 viel de getijslag terug van gemiddeld 2 meter naar enkele decimeters. Het gebied bestaat uit drie delen: de Sliedrechtse en Dordtse Biesbosch ten noorden van de Nieuwe Merwede en de Brabantse Biesbosch ten zuiden hiervan. Alleen in de Sliedrechtse Biesbosch resteert nog een getijverschil van ongeveer 70 centimeter door de open verbinding met de Oude Maas. Het dynamische getijdengebied veranderde na de uitvoering van de Deltawerken in een verruigd moerasgebied waarin de hoogteverschillen tussen platen en geulen geleidelijk verminderden, door afkalving van eilanden. De biezenvelden, rietgorzen en wilgenvloedbossen zijn grotendeels verdwenen: inpolderingen en de aanleg van reusachtige drinkwaterbekkens hebben verder hun tol geëist. Ook in zijn huidige vorm bezit de Biesbosch grote botanische en faunistische kwaliteiten, terwijl het landschap van eilanden en slingerende waterwegen in wezen nog steeds bestaat. De Biesbosch is naast Zuid-Flevoland het belangrijkste broedgebied voor de blauwborst; een broedvogel van verruigd rietland. Verder is de Biesbosch een belangrijk broedgebied voor moerasvogels als bruine kiekendief, porseleinhoen, snor en rietzanger en voor broedvogels van waterrijke gebieden met opgaand bos als aalscholver en ijsvogel. De Biesbosch is een belangrijk rust- en foerageergebied voor fuut, lepelaar, kleine zwaan, kolgans, grauwe gans, brandgans, smient, krakeend, wintertaling, kuifeend, 17
20 grote zaagbek en grutto. Daarnaast is het gebied van enig belang voor soorten als aalscholver, pijlstaart, slobeend, tafeleend, nonnetje, visarend en meerkoet. Voor de meeste van deze soorten is zowel de Brabantse als de Dordtse Biesbosch van betekenis als slaap- en foerageergebied. In de Dordtse Biesbosch heerst daarnaast voldoende rust voor een belangrijke functie als ruigebied (wintertaling) en als pleisterplaats voor verstoringgevoelige soorten als lepelaar en nonnetje. De Sliedrechtse Besbosch is vooral van belang voor ganzen. 4.3 Begrenzing Biesbosch De begrenzing van het Natura 2000-gebied en van het Vogelrichtlijngebied en van het Habitatrichtlijngebied wordt weergegeven in figuur 4.1. De drie killen aan de oostzijde van de Biesbosch, de Amer, en de polders Turfzakken, Moordplaat, Lepelaar en De Plomp vallen buiten het Vogelrichtlijngebied, dat verder gelijk begrensd is als het Natura 2000-gebied. In de desbetreffende polders (320 ha) en op de Amer komen honderden tot vele duizenden vogels voor. Vanwege dit voorkomen worden deze polders aan het Vogelrichtlijngebied toegevoegd. De drie killen aan de oostzijde van de Biesbosch hebben slechts een beperkte betekenis voor moerasvogels; reden waarom dit logische verschil blijft bestaan. Verder is het nog niet begrensde deel water tussen Amer en het Vogelrichtlijngebied Hollandsch Diep (tussen de Moerdijkbruggen) aan het gebied toegevoegd. Figuur 4.1 Begrenzing van het Natura 2000-gebied (studiegebied) en van de gebieden zie zijn aangewezen c.q. aangemeld in het kader van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. 18
21 4.4 Aanwijsbesluiten Vogel- en Habitatrichtlijn De beschermde natuurwaarden op grond van de oorspronkelijke aanwijs- en aanmeldingsbesluiten (respectievelijk Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn) worden hier kort besproken. Vogelrichtlijn In 1996 is de Biesbosch aangewezen als Speciale Beschermingszone (SBZ) in het kader van de Vogelrichtlijn (LNV, 1996). Gebieden worden aangewezen als SBZ wegens het voorkomen van zeldzame, kwetsbare of anderszins bedreigde vogelsoorten die zijn opgenomen in Bijlage 1 van de Vogelrichtlijn. Beschermende maatregelen worden ook genomen ten aanzien van broed-, rui- en overwinteringsgebieden en rustplaatsen in de migratiezone van trekvogels. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de bescherming van watergebieden, met name die van internationale betekenis voor vogels. Voor de selectie van gebieden wordt een aantal criteria gehanteerd. Vogelsoorten die een rol spelen bij de selectie van gebieden worden aangeduid als kwalificerende soorten. Bij de begrenzing van een gebied wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van een aantal niet-kwalificerende, maar wel in behoorlijke aantallen voorkomende soorten, die zijn opgenomen in de Nederlandse Rode Lijst. Dit betreft soorten opgenomen in Bijlage 1 van de Vogelrichtlijn, waarvan minstens 1% van de Nederlandse broedpopulatie aanwezig moet zijn in het gebied. Voor trekkende watervogels geldt dat geregeld 0,1-1% van de biogeografische populatie in het gebied aanwezig moet zijn (Van Roomen et al., 2000). In het aanwijzingsbesluit van de Biesbosch als SBZ is geen onderscheid gemaakt tussen kwalificerende en begrenzende soorten. De volgende soorten worden in het aanwijzingsbesluit genoemd als van belang uit oogpunt van de EG-Vogelrichtlijn: roerdomp, porseleinhoen, ijsvogel, blauwborst, purperreiger, kwartelkoning, visdief, zwarte stern, lepelaar, brandgans, aalscholver, kleine zwaan, wilde zwaan, visarend, bruine en blauwe kiekendief, smelleken, slechtvalk, kluut, goudplevier, kemphaan, bosruiter, velduil, zwarte wouw, rode wouw, zeearend en kwak. Door Van Roomen et al. (2000) is, gebaseerd op tellingen in de periode , een overzicht samengesteld van de vogelsoorten in de Biesbosch, die aan de criteria voor kwalificerende en begrenzende soorten voldoen. Hiervan wordt in tabel 4.1 een overzicht gegeven. Habitatrichtlijn De Biesbosch is aangemeld als Habitatrichtlijngebied bij de EU vanwege het voorkomen van met name de volgende habitats en soorten (tabel 4.2). Daarnaast is de Biesbosch aangemeld voor nog zeven soorten vissen (tabel 4.3). 19
22 Tabel 4.1 Overzicht van kwalificerende en begrenzende broedvogel- en nietbroedvogelsoorten in de Biesbosch (Van Roomen et al., 2000) kwalificerende soorten begrenzende soorten broedvogels niet-broedvogels broedvogels niet-broedvogels bruine kiekendief lepelaar aalscholver fuut ijsvogel kleine zwaan porseleinhoen aalscholver blauwborst kolgans wintertaling grauwe gans pijlstaart brandgans slobeend smient tafeleend krakeend kuifeend nonnetje grote zaagbek visarend meerkoet grutto Tabel 4.2 Kwalificerende habitattypen en soorten voor het Habitatrichtlijngebied Biesbosch. De nummers corresponderen met het nummer in Bijlage 1 (habitattypen) en bijlage 2 (soorten) van de Habitatrichtlijn. * Hbitattypen en soorten die in de bijlagen van de Habitatrichtlijn als prioritair zijn aangemerkt. nummer habitattype 3260 Submontane en laaglandrivieren met vegetaties behorend tot de Verbonden van vlottende waterranonkel en/of sterrekroos-waterranonkel (Ranunculion fluitantis en Callitricho-Batrachion) 3270 Rivieren met slikoevers behorend tot de Rivierganzenvoet-associatie en/of het Moerasandijvie-verbond (Chenopodietum rubri p.p. en Bedention p.p.) 6120 *Kalkminnend grasland op dorre zandbodem 6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland en van montane en alpiene zones 6510 Laaggelegen schraal hooiland met grote vossenstaart en/of grote pimpernel (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis) 91E0 *Alluviale bossen met zwarte els (Alnus glutinosa) en es (Fraxinus excelsior) (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) nummer soort 1145 grote modderkruiper 1337 bever 1340 *Noordse woelmuis 1387 tonghaarmuts Tabel 4.3 Soorten waarvoor de Biesbosch verder is aangewezen als Habitatrichtlijngebied. nummer soort 1095 Zeeprik 1099 Rivierprik 1102 Elft 1106 Zalm 1134 Bittervoorn 1149 Kleine modderkruiper 1163 rivierdonderpad 20
23 Instandhoudingsdoelstellingen De onderstaande tekst geeft een overzicht van de beschermde natuurwaarden op basis van de concept-instandhoudingsdoelstellingen in het kader van het concept-aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Biesbosch. Voor het Natura 2000-gebied Biesbosch gelden instandhoudingsdoelen voor habitattypen, soorten uit de Habitatrichtlijn en soorten uit de Vogelrichtlijn. In de tabellen 4.4 en 4.5 wordt hiervan een overzicht gegeven. Tabel 4.4 Habitattypen en Habitatrichtlijnsoorten waarvoor concept-instandhoudingsdoelen gelden in het Natura 2000-gebied Biesbosch. nummer H3260 H3270 H6120 H6430 H6510 H91E0 nummer H1095 H1099 H1102 H1103 H1106 H1134 H1145 H1149 H1163 H1337 H1340 H1387 habitattype Submontane en laaglandrivieren met vegetaties behorend tot de Verbonden van vlottende waterranonkel en/of sterrekroos-waterranonkel (Ranun culion fluitantis en Callitricho-Batrachion) Rivieren met slikoevers behorend tot de Rivierganzenvoet-associatie en/of het Moerasandijvie-verbond (Chenopodietum rubri p.p. en Bedention p.p.) *Kalkminnend grasland op dorre zandbodem Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland en van montane en alpiene zones Laaggelegen schraal hooiland met grote vossenstaart en/of grote pimpernel (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis) *Alluviale bossen met zwarte els (Alnus glutinosa) en es (Fraxinus excelsior) (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) Soort zeeprik rivierprik elft fint zalm bittervoorn grote modderkruiper kleine modderkruiper rivierdonderpad bever Noordse woelmuis tonghaarmuts Tabel 4.5 Vogelrichtlijnsoorten waarvoor instandhoudingsdoelen gelden in het Natura 2000-gebied Biesbosch. soort categorie soort Categorie fuut n tafeleend n aalscholver b, n kuifeend n lepelaar n nonnetje n kleine zwaan n grote zaagbek n kolgans n bruine kiekendief b grauwe gans n visarend n brandgans n porseleinhoen b smient n meerkoet n krakeend n grutto n wintertaling n ijsvogel b pijlstaart n blauwborst b slobeend n snor b 21
24 22 In het concept-aanwijzingsbesluit wordt voorgesteld om roerdomp en rietzanger als broedvogelsoorten aan de database toe te voegen.
25 5 Inventarisatie relevante natuurwaarden 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het voorkomen besproken van habitats en soorten in het plangebied, die in de aanwijzing c.q. aanmelding van de Biesbosch als Vogelrichtlijngebied en Habitatrichtlijngebied worden genoemd of waarvoor instandhoudingsdoelen in het concept-aanwijzingsbesluit als Natura 2000-gebied Biesbosch zijn geformuleerd. 5.2 Habitattypen De kwalificerende habitats, op grond waarvan de Biesbosch is aangewezen als te beschermen gebied in het kader van de Habitatrichtlijn, komen in het plangebied nog sporadisch voor aangezien de omvorming van landbouwgebied in de polders naar natuurontwikkelingsgebied nog niet zo lang geleden heeft plaatsgevonden. In de polder Aart Eloyenbosch/Jonge Janswaard en in het Engelbrechts Plekske zijn soorten uit de genoemde habitattypen aangetroffen. Op basis van informatie van Staatsbosbeheer, kan ten aanzien van het al dan niet voorkomen van de genoemde kwalificerende habitats in het plangebied het volgende worden opgemerkt: Habitattype 3260 (subtype B) betreft pioniervegetaties in voedselrijk, helder, stromend water van grotere beken en rivieren, op plaatsen waar stroming of golfslag de ontwikkeling van andere begroeiingstypen tegengaat. Kenmerkend zijn rivierfonteinkruid en doorgroeid fonteinkruid. Op dit moment is rivierfonteinkruid alleen in de Dordtse en Brabantse Biesbosch aangetroffen en niet in de Sliedrechtse Biesbosch (Weeda et al., 2003). Habitattype 3270 omvat pioniergemeenschappen van voedselrijke, vooral stikstofrijke standplaatsen die s winters veelal onder water staan en die in de zomer droogvallen, maar weinig of niet uitdrogen. De standplaatsen kunnen zowel natuurlijk, als door de mens gecreëerd zijn. Vooral op natte plaatsen waar gegraven wordt kunnen deze gemeenschappen tot ontwikkeling komen. In de polder Aart Eloyenbosch/Jonge Janswaard is bruin cypergras aangetroffen, een soort die valt onder dit habitattype. Deze soort wordt in de natuurontwikkelingspolders vaak aangetroffen met slijkgroen en klein vlooiengekruid (Weeda et al., 2003). Habitattype 6120 betreft kalkminnend grasland op dorre zandbodem. Ook de pionierstroomdalgraslanden vallen binnen de definitie van dit habitattype. Op de hoger gelegen delen van het Engelbrechts Plekske worden hiervan enkele kenmerkende soorten aangetroffen zoals knolboterbloem, kruisdistel, kleine ruit en ruige weegbree (Weeda et al., 2003). Het beheer van dit gebied is ook gericht op de ontwikkeling van dit habitattype. Habitattype 6430 omvat opgaande ruigtegemeenschappen aan randen van matig brakke tot vrijwel zoete wateren. Deze gemeenschappen prefereren stikstofrijke stand- 23
26 plaatsen op kleiige of venige bodems. Dit habitattype komt thans niet voor in het plangebied. Dit habitattype is kenmerkend voor een zoetwatergetijdengebied. Zowel subtype A (moerasspirea) als subtype B (harig wilgenroosje met onder meer rivierkruiskruid) komen in de Biesbosch voor. Dit habitattype ontbreekt op dit moment in het plangebied, maar soorten van dit habitattype komen wel voor in de directe omgeving van het plangebied (Bijkerk et al., 1995a). Habitattype 6510 omvat hooi(wei)landen van glanshaver en vossenstaart op voedselrijke, vochtige zware zavel- tot lichte klei en klei-op-veengronden, die s winters veelal gedurende langere tijd onder water staan, maar s zomers oppervlakkig kunnen uitdrogen. De Hengstpolder herbergt het laatste voorbeeld van enige omvang van subtype B: vossenstaarthooilanden), terwijl subtype A (glanshaver) op wat drogere graslanden voorkomt. Dit habitattype komt thans voor in het Engelbrechts Plekske met soorten als grote pimpernel en weidekervel (Bijkerk et al., 1995; Weeda et al., 2003). Habitattype 91E0 omvat struweel- en bosgemeenschappen van periodiek overstroomde laaggelegen gronden. Deze gemeenschappen komen voor in de uiterwaarden van grote rivieren en in zoetwatergetijdengebied. Volgens Staatsbosbeheer komt dit habitattype thans in het plangebied niet voor. Wel komt dit habitat direct ten zuidwesten van de polder AE/JJ en ten zuiden van de polder KL/RP voor (Bijkerk et al., 1995b). Subtype A bestaat uit zachthoutooibos en subtype b uit rivierbegeleidend essen-iepenbos. 5.3 Niet-vogelsoorten H1095 zeeprik De zeeprik is een anadrome soort die in de periode februari tot juni vanuit zee de rivieren optrekt om er te gaan paaien. Waarschijnlijk zijn er in Nederland nooit paaiplaatsen van de zeeprik geweest. In het benedenrivierengebied vertoont de zeeprik een gelijkblijvende trend (Winters et al., 2005). Het plangebied is niet van belang voor de zeeprik, omdat het geen verbinding met de getijdenwateren heeft. H1099 rivierprik De rivierprik is een anadrome soort die in het najaar de rivier optrekt om te paaien. De verspreiding van de rivierprik is vrij algemeen in Nederland. De paaiplaatsen zijn zijstromen van de Rijn en Maas. Het plangebied is niet van belang voor de rivierprik, omdat er geen verbinding met de getijdenwateren is. H1102 elft De elft is een anadrome vis die in de paaitijd (mei-juli) de rivier optrekt. De paaiplaatsen lagen hoger stroomopwaarts in de Rijn en zijn zijrivieren. Op dit moment is nog geen sprake van een terugkerende populatie (Winter et al., 2005). In 2004 is één elft in het Haringvliet gevangen (Winter et al., 2005). Het plangebied is niet van belang voor de elft, omdat er geen verbinding met de getijdenwateren is. 24
27 H1103 fint De fint is een anadrome vissoort. Na 1970 werd de fint verspreid in het Haringvliet gevangen maar na 1999 ligt het zwaartepunt van de verspreiding in de Biesbosch. Hier worden dan ook de meeste jonge finten geregistreerd. Vermoedelijk zijn deze dieren van elders afkomstig, omdat tot 2007 geen paaiende finten in de Biesbosch zijn waargenomen (Patberg et al., 2005). In 2007 werden in het Noordergat van de Visschen voor het eerst weer rakkende (paaiende) finten waargenomen (mond. med. J. van der Neut, Staatsbosbeheer). In de periode vertoont de fint in Nederland een min of meer gelijkblijvende trend (Winter et al., 2005). Het plangebied is niet van belang voor de fint, omdat er geen verbinding met de getijdenwateren is. H1105 zalm Dit is een anadrome soort die paait in bergbeken. De zalmpjes groeien op in bergbeekjes tot een lengte van circa cm, waarna ze naar zee trekken. Na enkele jaren keren de volwassen dieren terug naar de geboorterivier. Het benedenrivierengebied wordt alleen als doortrekgebied gebruikt. Over het algemeen nemen de aantallen vissen licht toe Winter et al., 2005). Het plangebied is niet van belang voor de zalm. H1134 bittervoorn De Bittervoorn heeft een voorkeur voor wateren met een goede begroeiing van waterplanten (RAVON-website). Voor zijn voortplanting is hij afhankelijk van schildersen zwanenmosselen, waarin de eieren worden afgezet (De Nie, 1996). De Bittervoorn komt verspreid door de gehele Biesbosch voor met name in de poldersloten. Het is een soort van stilstaand of langzaam stromend water met een gevarieerde plantengroei. In het plangebied komt de bittervoorn met name voor in de sloten in de polders. Zwanenmosselen zijn er voldoende aanwezig. Ook in de kreken komen Bittervoorns voor, maar deze zijn vermoedelijk deels afkomstig uit overlaat vanuit de poldersloten en kunnen zich enige tijd in de kreken handhaven (mond. med. M. Dubbeldam, AquaSense). In de huidige situatie lijkt het plangebied door het ontbreken aan stroming en door de aanwezigheid van veel waterplanten zeer geschikt voor de bittervoorn. H1145 grote modderkruiper Deze soort wordt aangetroffen in stilstaande of langzaam stromende wateren, waarin een dikke modderlaag aanwezig is (50 tot 100 cm), waar zij zich overdag in ingraven (RAVON-website; De Nie, 1996). s Nachts foerageren zij in en op de bodem. Een dikke modderlaag is bovendien ook van belang om in te overwinteren. De grote modderkruiper gebruikt water- en oeverplanten eieren af te zetten of doet dit op de modderbodem tussen boomwortels (Siebeling, 2004; Emmerik & de Nie, 2006). De grote modderkruiper is een soort die door de gehele Biesbosch voorkomt (informatie J. van der Neut, Staatsbosbeheer, ongepubliceerd). In het plangebied komt de grote modderkruiper regelmatig voor in de sloten van de voormalige polders (mond. med. M. Dubbeldam, AquaSense). De soort wordt in de regel vooral aangetroffen in combinatie 25
28 met zeelt en tiendoornige stekelbaars in wateren met weinig andere vissoorten. In beide polders zijn ondiepe wateren met veel waterplanten ontstaan. Naar verwachting is hierdoor weliswaar een gunstig paaimilieu voor de grote modderkruiper in de polders ontstaan en een gunstig opgroeigebied (Siebeling, 2004; Van Eekelen & van den Berg, 2006; Emmerik & de Nie, 2006), maar in de natuurontwikkelingspolders is op dit moment geen modderlaag aanwezig (mond med. J. Van der Neut, Staatsbosbeheer), waardoor de polders op dit moment geen geschikt habitat vormen. De sloot tussen de Platte Hoek en het Engelbrechts Plekske is naar verwachting wel geschikt voor grote modderkruipers. H1149 kleine modderkruiper De eenjarige soort graaft zich overdag in de bodem in en vindt ook daar zijn voedsel (RAVON-website; Gerstemeier & Romig, 2000). Het paaisubstraat bestaat uit stenen, wortels, waterplanten of flab (Emmerik & de Nie, 2006). De soort komt in de gehele Biesbosch voor. De belangrijkste leefgebieden in de Sliedrechtse Biesbosch zijn de sloten in de polders (mond. med. M. Dubbeldam, AquaSense). De soort heeft waarschijnlijk geprofiteerd van de natuurontwikkeling in het plangebied. H1163 rivierdonderpad De rivierdonderpad is een reofiele soort, die zowel in kleine, snelstromende wateren voorkomt als wel in grote, langzaam stromende rivieren en zelfs in stagnante wateren. In het benedenrivierengebied komt de soort veel voor op plekken tussen stortsteenbeschoeiingen en op andere plaatsen met hard substraat. Aangezien de polders tot nu toe geïsoleerd zijn van het buitenwater en er niet of nauwelijks hard substraat in de polders aanwezig is, zal deze soort er naar verwachting niet of nauwelijks voorkomen. H1318 Meervleermuis Meervleermuizen maken het gehele jaar door gebruik van gebouwen om te rusten. De dieren foerageren op een halve meter boven het wateroppervlak op insecten. De afstand tussen kolonieplaats en het foerageergebied kan tot enkele tientallen kilometers bedragen. In de Sliedrechtse Biesbosch zijn geen meervleermuizen waargenomen (Haan, 2001). H1337 bever De bever komt voor in bossen en parkachtige gebieden langs beken en rivieren, oude beddingen en meren. Een minimale waterdiepte van 50 cm is een vereiste. Er is geen voorkeur voor stromend of stilstaand water. In Nederland bedraagt de actieradius langs waterlopen 1 tot 10 kilometer. Bevers eten bladeren en bast van bomen (vooral wilg en populier), wortelstokken, waterplanten en landplanten. Doorgaans lopen bevers niet verder dan ca 30 m van de oever om voedsel te verzamelen. Burchten en holen worden aangelegd in oevers door zelf gangen te graven of bestaande gangen verder uit te graven. De ingang bevindt zich meestal onder water. Daarnaast gebruiken bevers regelmatig legers op de oever (LNV, 2006). 26
29 Sinds 1988 komt de bever, als gevolg van herintroductie, weer in Nederland voor. Bevers lijken zich in de Gelderse Poort en in de Biesbosch, langzaam maar zeker uit te breiden en zich redelijk te kunnen handhaven. De soort komt ook voor in Flevoland (dit zijn ontsnapte dieren) en, sinds enkele jaren, ook in Limburg. Deze populaties liggen nu nog te geïsoleerd van elkaar om uitwisseling te bewerkstelligen (Platteeuw, et al., 2003). In de Biesbosch waren in actieve burchten aanwezig, waarin ruim 100 dieren leefden. De bevers in de Biesbosch vormen een belangrijk deel van de landelijke populatie. Tussen 2000 en 2005 zijn er 21 waarnemingen van Bevers bekend bij de Natuur- en Vogelwacht Dordrecht. Deze waarnemingen zijn regelmatig verspreid over de gehele Sliedrechtse Biesbosch. Voor het overgrote deel van de waarnemingen is de exacte locatie niet bekend. De bever is voornamelijk waargenomen in de middelgrote en kleine kreken en de moerasgebieden. Uit het plangebied zijn geen waarnemingen van bevers bekend. H1340 Noordse Woelmuis Noordse woelmuis komt in natte rietlanden en ruigten voor en is in staat om in korte tijd nieuwe gebieden te koloniseren. Voorwaarde voor het voorkomen van de Noordse woelmuis is dat, naast de vochtige tot natte oevers, voldoende droog leefgebied voorhanden is. Behoud van dekkingsmogelijkheden en strooisel om holen in te graven, is voor de Noordse woelmuis essentieel (Wansink & Van der Vliet, 2001). De Noordse woelmuis komt op diverse plaatsen in de Biesbosch voor, met name in het Brabantse deel. De Noordse woelmuis is inmiddels ook waargenomen in het plangebied, zowel in de beide polders als in de Platte Hoek (o.a. Wansink, 1999). De Noordse woelmuis maakt in het plangebied voornamelijk gebruik van moerasgebied en rietkragen. De oevers langs kleine kreken worden ook gebruikt door deze soort. H1387 tonghaarmuts Tonghaarmuts is een mossoort die epifytisch op stammen van vooral wilgen groeit. Het successiestadium van het wilgenbos is van groot belang: de soort heeft zijn optimum in jonge griendbossen die zo n jaar gelden voor het laatst zijn gekapt. De soort heeft een voorkeur voor open-schaduw-situaties en voor op het oosten of noorden geëxponeerde bosranden, in het bijzonder langs kreken en natte strooiselruigten. Groeit op horizontale stammen of schuine stammen in bossen langs lijnvormige wateren. Op het substraat hebben zich nog geen grote matten slaapmossen gevestigd (BLWG, 2004; Sparrius et al., 2004). Gezien de leeftijd van de natuurontwikkelingsgebieden komt de tonghaarmuts naar verwachting niet in het plangebied voor. 27
30 5.4 Vogelsoorten Broedvogels Aalscholver De aalscholver is afhankelijk van de aanwezigheid van voldoende vangbare vis van goede kwaliteit. De soort foerageert op zowel grote open wateren als in kleinere watergangen. De aalscholver broedt in de Dordtse Biesbosch, op de Sassenplaat en op de Ventjagersplaten. Nesten worden over het algemeen in moeilijk toegankelijk moerasbos gebouwd, maar kunnen in geïsoleerde gebieden ook op de grond gebouwd worden. Indien het doorzicht >1,5 m Secchischijf diepte is, foerageren aalscholvers individueel. Bij een geringer doorzicht (tot 0,4 m) wordt er sociaal gefoerageerd (Eerden & Voslamber, 1995). De aalscholver broedt op het ogenblik niet in de Sliedrechtse Biesbosch (Meijer, 2007). Roerdomp De Roerdomp leeft in halfopen tot open waterrijke landschappen met overjarige, brede waterrietzones, rijk aan overgangszones riet-water en/of riet-grasland. Hij bouwt zijn nestplaats in periodiek geïnundeerd of permanent in water staand rietland (riet, lisdodde) van minimaal enkele jaren oud, waar ophoping van oude stengels ( kniklaag ) heeft plaatsgevonden (Den Boer, 2000). De Roerdomp broedt van april tot en met juli. De soort is moeilijk waar te nemen, anders dan op basis van geluid. De Roerdomp kwam voor de afsluiting van het Haringvliet betrekkelijk schaars voor in de Biesbosch door de intensieve rietteelt. Toen deze na de afsluiting minder intensief werd, nam de soort licht toe, maar na enkele strenge winters in de jaren tachtig verdween de soort vrijwel (Meijer, 1995). Met het verdwijnen van het riet in de Biesbosch is de soort achteruit gegaan in het gebied. De Roerdomp heeft in 2005 gebroed in de polder AE/JJ. In 2006 waren er 3 broedparen: 2 in de polder AE/JJ en 1 paar in de polder KL/RP. Bruine kiekendief De Bruine kiekendief komt met name voor in en bij rietmoerassen. Overgangen van vegetaties en oevers vormen geschikte foerageerplaatsen. Het nest wordt bij voorkeur in het riet gemaakt. De aanwezigheid van rietvelden en rietzomen van enige omvang in combinatie met extensiever beheerde graslanden bepaalt in belangrijke mate het voorkomen. De bruine kiekendief is zeer verstoringgevoelig en kan sterk onder overdadige recreatie te lijden hebben. De broedtijd begint half april. Bruine kiekendieven hebben 1 legsel per jaar. De broedtijd bedraagt dagen per ei en de jongen vliegen na dagen uit (Snow & Perrins, 1998a). De jongen zijn pas na circa 8 weken zelfstandig. De verstoringgevoelige periode strekt zich daarom uit van april tot augustus. De Bruine kiekendief is een redelijk regelmatige broedvogel in de Biesbosch. Het aantal broedparen in de Biesbosch was in de periode ongeveer 35 (Roomen et al., 2000). 28
Natura 2000 gebied Biesbosch
Natura 2000 gebied 112 - Biesbosch CONCEPT GEBIEDENDOCUMENT Kenschets 112_gebiedendocument_Biesbosch_november 2007 Natura 2000 Landschap: Status: Site code: Beschermd natuurmonument: Beheerder: Provincie:
Nadere informatieInstandhoudingsdoelstellingen Hollands Diep en Haringvliet, doelen beschermde natuurmonumenten
BIJLAGE 5 Instandhoudingsdoelstellingen Hollands Diep en Haringvliet, doelen beschermde natuurmonumenten Hollands Diep Habitattypen SVI Landelijk Opp.vl. Kwal. H6430B Ruigten en zomen (harig - = = wilgenroosje)
Nadere informatieNatura 2000 gebied 89 - Eilandspolder
Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL3004002 + NL4000056 Beschermd natuurmonument:
Nadere informatieBijlagen van Plan-MER windenergie Dordrecht. Opdrachtgever:
Bijlagen van Plan-MER windenergie Dordrecht Opdrachtgever: Bijlagen van Plan-MER windenergie Dordrecht 5 juni 2015 Auteurs: Drs. Ing. Jeroen Dooper Steven Velthuijsen Msc. Bosch & Van Rijn Prins Bernhardlaan
Nadere informatieNatuurtoets omgevingsvergunning bouw woning Horsterweg 217 Ermelo
Natuurtoets omgevingsvergunning bouw woning Horsterweg 217 Ermelo Opdrachtgever Contactpersoon Grondvitaal Voorthuizerstraat 256 3881 SN PUTTEN Cobie Mertens Uitvoering Groenewold Adviesbureau voor Milieu
Nadere informatieNatura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving
Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Status: Site code: Beschermd natuurmonument: Beheerder: Provincie: Gemeente: Oppervlakte:
Nadere informatieMER Bedrijventerrein Moerdijkse Hoek
Provincie Noord Brabant MER Bedrijventerrein Moerdijkse Hoek Bijlagenrapport F: Habitattoets, Soortenbeschermingstoets en Provinciale gebieden toets December 2005 Versie 11 Provincie Noord Brabant MER
Nadere informatieNatura 2000 gebied 74 Zwarte Meer
Natura 2000 gebied 74 Zwarte Meer (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003056 + NL9802031 Beschermd natuurmonument:
Nadere informatieNatura 2000 gebied 111 Hollands Diep
Natura 2000 gebied 111 Hollands Diep (Zie leeswijzer) Kenschets 111_gebiedendocument_Hollands Diep_november 2006 Natura 2000 Landschap: Rivierengebied Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code:
Nadere informatieNatura 2000 gebied 36 Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht
Natura 2000 gebied 36 Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Rivierengebied Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL1000005 + NL9902003 Beschermd
Nadere informatieQuickscan natuur Besto terrein Zwartsluis
Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april
Nadere informatieBIJLAGE 1 BIJ BESLUIT DRZZ/ , D.D Voor herstelwerkzaamheden aan het stortebed van de stuw van Borgharen. Inhoudelijke overwegingen
BIJLAGE 1 BIJ BESLUIT DRZZ/2010-3163, D.D. 31-08-2010 Voor herstelwerkzaamheden aan het stortebed van de stuw van Borgharen Inhoudelijke overwegingen DE AANVRAAG De aanvrager verzoekt om een vergunning
Nadere informatieBUITENGEBIED ZUIDOOST SPIJKENISSE - VOORTOETS NATUURBESCHERMINGSWET
BUITENGEBIED ZUIDOOST SPIJKENISSE - VOORTOETS NATUURBESCHERMINGSWET Inleiding De gemeente Spijkenisse werkt aan de ontwikkeling van een recreatief- en natuurgebied ten zuidoosten van de stad. Deze Groenzone
Nadere informatieBijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)
Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk 14-16 (KuiperCompagnons) NATUUR Kader De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen
Nadere informatieONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND
ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 24 juni 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2016-001656 - gemeente Lingewaard Activiteit : Festival
Nadere informatieNatura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder
Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003054 + NL9802058
Nadere informatieNATURA 2000 IN NIEUWKOOP
1 NATURA 2000 IN NIEUWKOOP Gebiedsanalyse Aanvulling en wijziging van gegevens in verband met de publicatie van het Ontwerpbesluit INCAconsult 16 september 2008 2 Aanvulling en wijziging van gegevens in
Nadere informatieWaterbodemsanering Biesbosch
Waterbodemsanering Biesbosch Ligging van beverburchten en beverholen winter 2008/2009 Ir. V. Dijkstra Datum: 17 maart 2009 Rapport: 2009.06 van Zoogdiervereniging VZZ In opdracht van: Rijkswaterstaat Zuid-Holland
Nadere informatieBij besluit Wet natuurbescherming Project Peilbesluit IJsselmeergebied 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER...
Bij besluit Wet natuurbescherming Project Peilbesluit IJsselmeergebied Directoraat-generaal Agro en Directie en Biodiversiteit Behandeld door Datum 29 september 2017 Bijlage nummer 1 Horend bij kenmerk
Nadere informatie10 Wettelijke toetsingskaders natuur
MER Windpark Bouwdokken 133 10 Wettelijke toetsingskaders natuur 10.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de effecten op de natuur, zoals beschreven in het voorgaande hoofdstuk, getoetst aan het beleid en
Nadere informatieONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND
ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 1 juni 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 - gemeente Rijnwaarden Activiteit : Natuurontwikkeling
Nadere informatieOnderzoek flora en fauna
Onderzoek flora en fauna 1. Conclusie Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde functieveranderingen geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Hierbij dient wel gewerkt te worden
Nadere informatieBijlage bij besluit DRZO/ Vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Kribverlaging Waal Traject Km INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN
Bijlage bij besluit DRZO/2010-3270 Vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Kribverlaging Waal Traject Km 902-905 INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN De aanvraag De aanvraag betreft de realisatie van het project Kribverlaging
Nadere informatieONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND
ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum : 8 oktober 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2014-021574 - gemeente Zaltbommel Activiteit : productie chemische
Nadere informatieEffecten van recreatief gebruik van woning nr. 10 (Huiswaard) op de natuurwaarden in het Natura 2000-gebied Biesbosch
Effecten van recreatief gebruik van woning nr. 10 (Huiswaard) op de natuurwaarden in het Natura 2000-gebied Biesbosch Opdrachtgever: Seegers project ontwikkeling & management Kaatsheuvel September 2012
Nadere informatieDeze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland
Bijlage 3. Ecologie B3.1. Beleidskader Aanleiding en doel De beoogde ontwikkeling betreft de bouw van 31 woningen op een deels braakliggende kavel en delen van zeer diepe achtertuinen (zie ook paragraaf
Nadere informatieBetreft: Zienswijze ontwerp-aanwijzingsbesluit Natura2000-gebied #79 Lepelaarplassen
Aan het Inspraakpunt Natura 2000 t.a.v. gebied 79 (Lepelaarplassen) Postbus 30316 2500 GH Den Haag Betreft: Zienswijze ontwerp-aanwijzingsbesluit Natura2000-gebied #79 Lepelaarplassen Almere, 15 februari
Nadere informatieNatuurdoelstellingen voor Vogelrichtlijngebied IJzervallei. Danny Maddelein Agentschap voor Natuur en Bos
Natuurdoelstellingen voor Vogelrichtlijngebied IJzervallei Danny Maddelein Agentschap voor Natuur en Bos 183 Natuurdoelen SBZ-V IJzervallei Infomoment Blankaartwaterlopen 19 juni 2017 Europees beschermde
Nadere informatieNatura 2000 gebied Markiezaat
Natura 2000 gebied 127 - Markiezaat (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Noordzee, Waddenzee en Delta Status: Vogelrichtlijn Site code: NL3009015 Beschermd natuurmonument: Markiezaatsmeer
Nadere informatieNatura 2000 gebied 74 Zwarte Meer
Natura 2000 gebied 74 Zwarte Meer (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en Moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003056 + NL9802031 Beschermd natuurmonument:
Nadere informatieBeheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting
Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting Samenvatting van het beheerplan 2012-2017 een bijdrage aan het Europese programma Natura 2000 Het beheerplan is
Nadere informatieReferentienummer Datum Kenmerk 317645.ehv.N001 14 februari 2012 SKu/RvS
Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 317645.ehv.N001 14 februari 2012 SKu/RvS Betreft Risico inventarisatie ecologie voor percelen Brabantse Wal 1 Inleiding De Buisleidingenstraat N.V. onderzoekt op
Nadere informatieArt. 14. Art. 15. Art. 16.
N. 2000 2153 [C 2000/35885] 17 JULI 2000. Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin
Nadere informatieAchter de Schotbalken. Een evaluatie
Achter de Schotbalken Een evaluatie Sinds 2010 is de regeling van de toegang tot het gebied achter de schotbalken opnieuw onder de loep genomen. In het verleden was er een ontheffing nodig die was aan
Nadere informatieRijksdienst voor Ondernemend Nederland T.a.v. Natura 2000 o.v.v. Krammer-Volkerak Postbus DE Zwolle. Middelburg, 17 oktober 2017
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland T.a.v. Natura 2000 o.v.v. Krammer-Volkerak Postbus 40225 8004 DE Zwolle Middelburg, 17 oktober 2017 Onderwerp: Zienswijze ontwerp-aanwijzingsbesluit Krammer-Volkerak
Nadere informatieNotitie. 1 Aanleiding
Aan Bart van Eck Onderwerp Advies over natuurwetgeving bij de inrichtingsplannen voor de waterberging de Ronde Hoep 1 Aanleiding De polder de Ronde Hoep is aangewezen voor calamiteitenberging in de deelstroomgebiedsvisie
Nadere informatieToetsing Leeuwenveld III en IV te Weesp Onderzoek in kader van Natuurbeschermingswet en EHS
projectnr. 249939 rev. 00 13 augustus 2012 auteur ir. M. Korthorst Opdrachtgever Blauwhoed Eurowoningen B.V. Piet Heinkade 201 1019 HC Amsterdam datum vrijgave beschrijving revisie 0.0 goedkeuring Vrijgave
Nadere informatieBijlage 1 Onderzoek ecologie
Bijlage 1 Onderzoek ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan
Nadere informatieKoppel kuifeenden. Kuifeenden
42 Ecologie en natuurfuncties Het IJsselmeergebied is een uniek natuurgebied van (inter-)nationale betekenis. Het is een van de zee afgesloten, benedenstrooms gelegen, zoet laaglandmeer met een relatief
Nadere informatieVoortoets Spuimonding West
Voortoets Spuimonding West Toetsing van de voorgenomen inrichtingsplannen langs het Haringvliet aan de Natuurbeschermingswet Definitief Deltanatuur Projectsecretariaat Postbus 800 3000 AV ROTTERDAM Grontmij
Nadere informatieNotitie. Voortoets Spoorallee Zevenaar
Notitie Contactpersoon Marike Aalbers en Elles van Drunen Datum 12 juni 2014 Kenmerk N005-1222424XMA-baw-V02-NL Aanleiding Voor het terrein aan de Spoorallee te Zevenaar wordt een nieuw bestemmingsplan
Nadere informatie- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw,
Bureauonderzoek ecologie, wijzigingsplan IJsseldijk-West Ecologie Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het
Nadere informatieBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND
BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum : 3 november 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-011120 - gemeente Gennep (Li.) Activiteit : compostfabriek
Nadere informatieomgevingsdienst HAAGLANDEN
Zaaknummer Ons Kenmerk Datum Beschikking 00490424 ODH-2017-00073147 2 8 JULI 2017 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899
Nadere informatieBijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1
Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1 In en in de ruimere omgeving van het plangebied zijn verschillende Natura 2000-gebieden gelegen. Binnen het plangebied zijn geen ontwikkelingen voorzien in de Natura
Nadere informatieAanvulling op de effectbeoordeling Regelwerk Pannerden [R SIH-evp-V03-NL] ten behoeve van de beoordeling voor een NB-wet vergunning
Notitie Contactpersoon Hanneke Oudega (telefoon: +31 65 46 80 79 5 / email: hanneke.oudega@tauw.nl) Datum 21 februari 2012 Kenmerk N002-4798963OJT-evp-V03-NL Aanvulling op de effectbeoordeling Regelwerk
Nadere informatieNatura 2000 gebied 78 - Oostvaardersplassen
Natura 2000 gebied 78 - Oostvaardersplassen (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en Moerassen Status: Vogelrichtlijn Site code: NL9802054 Beschermd natuurmonument: Oostvaardersplassen
Nadere informatieVerkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg
Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verantwoording Titel : Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Subtitel : Projectnummer : Referentienummer : Revisie : C1 Datum : 30-10-2012 Auteur(s) :
Nadere informatieTrekvissen in Natura2000 gebieden. Vissennetwerk 11 maart 2010 Martin Kroes
Trekvissen in Natura2000 gebieden Vissennetwerk 11 maart 2010 Martin Kroes martin.kroes@tauw.nl Inhoud Achtergrond Natura2000 Bijlage IV HR Relatie met Flora- en Faunawet Bijlage V HR Relatie met Visserijwet
Nadere informatieONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND
ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 16 december 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-008636 - gemeenten Harderwijk, Nunspeet en
Nadere informatie: Vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Natura-2000 gebied IJsselmeer
Staatsbosbeheer Naritaweg 221 1043 CB AMSTERDAM Leeuwarden, 11 juni 2008 Verzonden, Ons kenmerk : 00771280 Afdeling : Landelijk Gebied Beleid Behandeld door : Arjan de Haan / (058) 292 50 77 of arjan.dehaan@fryslan.nl
Nadere informatieDefinitieve beschikking
Definitieve beschikking M.C.M. Schellekens Schuddebeursweg 1 4926 SH LAGE ZWALUWE Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 info@brabant.nl www.brabant.nl
Nadere informatieQuickscan flora en fauna Vijfheerenlanden Vianen 12 december 2013
Quickscan flora en fauna Vijfheerenlanden Vianen 12 december 2013 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan flora en fauna Vijfheerenlanden Vianen Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon
Nadere informatieQuick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt
Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt CONCEPT Omgevingsdienst Regio Utrecht juli 2012 kenmerk/ opgesteld door beoordeeld door Ronald Jansen Dagmar Storm INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding...
Nadere informatieDe Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus AA Ede. Geldermalsen, 28 oktober Geachte heer Van den Top,
De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus 8029 6710 AA Ede Geldermalsen, 28 oktober 2015 betreft: project: referentie: behandeld door: bijlage(n): Toetsing herinrichting aan NNN en Natura-2000
Nadere informatie1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie
1 NATUUR 1.1 Natuurwetgeving & Planologie De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking
Nadere informatieONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND
ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum : 8 oktober 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2010-005930- gemeente Harderwijk Activiteit : Uitbreiding
Nadere informatieBijlage 1 Wettelijk kader
Bijlage 1 Wettelijk kader Inleiding In deze bijlage worden de wettelijke kaders voor ecologische beoordelingen van ruimtelijke ingrepen en andere handelingen beschreven. In de natuurbeschermingswetgeving
Nadere informatieOnderzoek flora en fauna
Bijlage 3 Onderzoek flora en fauna Ecologie In dit onderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven
Nadere informatieEffecten op Natura 2000-gebieden herinrichting Spoorstraat te Lent
Effecten op Natura 2000-gebieden herinrichting Spoorstraat te Lent Oriëntatiefase Natuurbeschermingswet 1998 K.D. van Straalen J.A.M. van Zundert Effecten op Natura 2000-gebieden herinrichting Spoorstraat
Nadere informatieNieuwe bedrijfslocaties
E c o l o g i s c h e i n v e n t a r i s a t i e Om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Midwolda-Nieuwlandseweg Arts/Rulo te toetsen, is een ecologische inventarisatie uitgevoerd. Tevens is gekeken
Nadere informatiePASSENDE BEOORDELING MER WINDPARK DEN TOL
PASSENDE BEOORDELING MER WINDPARK DEN TOL PONDERA CONSULT 19 juni 2013 076222253:C - Definitief B02043.000197.0100 Inhoud 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Afbakening 4 1.3 Leeswijzer 5 2 Projectbeschrijving
Nadere informatieomgevingsdienst HAAGLANDEN
Zaaknummer Ons Kenmerk Datum Beschikking 00490425 ODH-2017-00081885 2 8 AUG. 2017 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899
Nadere informatieVerslechterings- en verstoringstoets ten behoeve van een nieuwe geluidszone in de 3 e Merwedehaven te Dordrecht
Verslechterings- en verstoringstoets ten behoeve van een nieuwe geluidszone in de 3 e Merwedehaven te Dordrecht Natuurbeschermingswet 1998 NATUUR-WETENSCHAPPELIJK CENTRUM, NOORDERELSWEG 4A, 3329 KH DODRECHT
Nadere informatieVragen van de heer A. Hietbrink en mevrouw ing. V.M. Dalm (GroenLinks) over vuurwerkshow nabij Natura-2000 gebied in Huizen
Aan de leden van Provinciale Staten van Noord-Holland Haarlem, 19 mei 2015 Vragen nr. 31 Vragen van de heer A. Hietbrink en mevrouw ing. V.M. Dalm (GroenLinks) over vuurwerkshow nabij Natura-2000 gebied
Nadere informatieInhoudelijke overwegingen; Nb-wet 1998 vergunning 'Ruimte voor de Rivier Deventer' Besluit Uiterwaardvergraving Deventer
Inhoudelijke overwegingen; Nb-wet 1998 vergunning 'Ruimte voor de Rivier Deventer' Verzetslaan 30 7411 HX DEVENTER Postbus 554 7400 AN DEVENTER T 070 888 31 60 F 070 888 31 70 Bijlage nummer 1 Horend bij
Nadere informatieInrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2
Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2 Dit inrichtingsplan is een schets van de door Staatsbosbeheer wenselijk geachte situatie voor de verbindingszone tussen
Nadere informatieInstandhoudingsdoelen Nederlandse Natura 2000- gebieden
Bijlage C. Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura 2000- gebieden Waddenzee Habitat H1110A H1140A Permanent overstroomde zandbanken (getijdengebied) Slik- en zandplaten, (getijdengebied) Behoud oppervlakte
Nadere informatieInhoudelijke overwegingen; Nb-wet 1998; vergunning 'Ruimte voor de Rivier Deventer'
Inhoudelijke overwegingen; Nb-wet 1998; vergunning 'Ruimte voor de Rivier Deventer' Verzetslaan 30 7411 HX DEVENTER Postbus 554 7400 AN DEVENTER T 070 888 31 60 F 070 888 31 70 Bijlage nummer 1 Horend
Nadere informatiePROVINCIE FLEVOLAND. 'erbeek. mr. drs T. van der Wal. Geacht College,
PROVINCIE FLEVOLAND Postbus 55 8200 AB Lelystad Het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Lelystad Postbus 91 8200 AB LELYSTAD Telefoon (0320)-265265 Fax (0320)-265260 E-mail provincie@flevoland.nl
Nadere informatieBijlage 1 Natuurtoets
Bijlage 1 Natuurtoets B1.1. Aanleiding en doel Aanleiding Door de aanleg van de N57 ten oosten van Middelburg dient ook de aansluiting in de stad aangepast te worden. Dit betreft een herinrichting van
Nadere informatieGrip op ecologische risico s met de Ecologische Kosten-Baten Analyse Aukje Beerens (ARCADIS)
Grip op ecologische risico s met de Ecologische Kosten-Baten Analyse Aukje Beerens (ARCADIS) Even opwarmen: Wat is natuur? Natuur volgens bevoegde gezagen Aspect Gezichtspunt bodem Wat is natuur? Definitie
Nadere informatieBijlage bij besluit DRZO/2010-2825
Bijlage bij besluit DRZO/2010-2825 Natuurbeschermingswet 1998 Vergunning project Verbreding A50 tracé Ewijk-Valburg, aanleg en gebruik extra Waalbrug en renovatie huidige Waalbrug INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN
Nadere informatieNatura 2000 gebied 77 Eemmeer & Gooimeer Zuidoever
Natura 2000 gebied 77 Eemmeer & Gooimeer Zuidoever (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en Moerassen Status: Vogelrichtlijn Site code: NL9802035/NL3009011/NL9902008 Beschermd natuurmonument:
Nadere informatieEffecten provinciale ruimtelijke structuurvisie op natuur Provincie Utrecht
Bijlage: Toevoeging aan bijlage planmer Effecten provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013-2028 op natuur Provincie Utrecht Inleiding In september 2012 is door ecologisch advies- en projectbureau het
Nadere informatieRapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren
Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins Quickscan Spankerenseweg 20 Dieren februari 2011 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Gegevens plangebied... 2 3 Methode... 3 4 Resultaten... 3 4.1 Bureaustudie...
Nadere informatieReferentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182
Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Betreft Actualisatie locatieonderzoek natuurwaarden 1 Aanleiding In 2007 is door Grontmij het Locatieonderzoek natuurwaarden Projectlocatiegebied
Nadere informatieHuidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, opgaande beplanting en watergangen.
Ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen
Nadere informatieVoortoets Dijkverbetering Merwededijk Werkendam Toetsing aan de Natuurbeschermingswet
Dijkverbetering Merwededijk Werkendam Toetsing aan de Natuurbeschermingswet Waterschap Rivierenland 19 december 2011 Definitief rapport 9S6258.H0 HASKONING NEDERLAND B.V. WATER George Hintzenweg 85 Postbus
Nadere informatieQuickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen
Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 21 Mei 2014 Rapportnummer 031 Projectnummer 012 opdrachtgever Fam. Ten Dam Kolenbranderweg
Nadere informatieDirectie Natuur en Biodiversiteit Team Vergunningen Nb-wet POV-dag 'het delen-durven-doen'festival donderdag 5 januari 2017
Directie Natuur en Biodiversiteit 1 Directoraat-Generaal Agro en Natuur Directie Natuur en Biodiversiteit Team Vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 Het delen, durven, doen festival Directie Natuur en
Nadere informatieONTWERPBESLUIT OUDE MAAS
ONTWERPBESLUIT OUDE MAAS Gelet op artikel 3, eerste lid en artikel 4, vierde lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke
Nadere informatieStaatsbosbeheer Regio Oost T.a.v. De heer Winterman Postbus 6 ' 7400 AA DEVENTER. Geachte heer Winterman,
PROVINCIE FLEVOLAND Postbus 55 8100 AB Lelystad Telefoon Fax Staatsbosbeheer Regio Oost T.a.v. De heer Winterman Postbus 6 ' 7400 AA DEVENTER E-mail provincie@flevoland nl Website www.flevoland.nl Datum
Nadere informatieNatura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen
Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Hoogvenen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL9801007 + NL9801007 Beschermd natuurmonument: -
Nadere informatieNatuurtoets innamepunt Epe
NOTITIE Vitens watertechnologie NV dhr. H. Hunneman Postbus 1090 8200 BB Lelystad DATUM: 20 december 2011 ONS KENMERK: 11-614/11.14032/DimEm UW KENMERK: e-mail d.d. 14-10-2011 AUTEUR: PROJECTLEIDER: CONTROLE:
Nadere informatieNotitie veldbezoek Middelweg 12 te Moordrecht
NOTITIE R. Stout Middelweg 12 2841 LA Moordrecht DATUM: 16 april 2012 ONS KENMERK: 12-200/12.01680/DirSt UW KENMERK: Gunning 22-03-2012 AUTEUR: PROJECTLEIDER: STATUS: ing. K.D. van Straalen drs. I. Hille
Nadere informatieVoortoets Natura 2000 Deest Zuid
Gemeente Druten Voortoets Natura 2000 Deest Zuid Rapportnummer: 213x00126.041197_1 natura 2000 Datum: 28 april 2008 Contactpersoon opdrachtgever: Juan van Beek Projectteam BRO: Trefwoorden: Saskia Seelen,
Nadere informatieBriefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1
Briefrapport van: ons kenmerk: SAB Arnhem B.V. KUEN/80685 datum: 30 januari 2009 betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1 aanleiding en methode Aan de Bloksteegweg 1, te Borne (gemeente Borne)
Nadere informatieBijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1
Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1 Natura 2000 Binnen het plangebied en in de omgeving daarvan zijn verschillende Natura 2000-gebieden gelegen (zowel in Nederland als in Vlaanderen). Op grond van
Nadere informatieQUICKSCAN FLORA EN FAUNA
QUICKSCAN FLORA EN FAUNA Behorende bij project: Oostkanaalweg 44, te Ter Aar Gemeente Nieuwkoop Opdrachtgever : Keijzer Dakbedekking b.v. Projectnummer : PS.2017.714 Datum : 21 augustus 2017 Niets uit
Nadere informatieVleermuisonderzoek De Waterwijzer Lelystad
Vleermuisonderzoek De Waterwijzer Lelystad Opdrachtgever : DG Groep Rapporteur : R. van der Kuil Status : concept Datum : 27 augustus 2011 Stichting CREX Boekenburglaan 54 2215 AE Voorhout 06-48410531
Nadere informatieNatuurtoets Haarweg 127 te Gorinchem
NOTITIE Van den Heuvel Ontwikkeling & Beheer B.V. dhr. E. van den Heuvel Lekdijk 44 2967 GL Langerak (ZH) DATUM: 1 mei 2012 ONS KENMERK: AUTEUR: PROJECTLEIDER: STATUS: versie 1 CONTROLE: 12-244/12.02267/DimEm
Nadere informatieSoortenonderzoek Julianahof Zeist
Soortenonderzoek Julianahof Zeist 21 sept 2013 ZOON ECOLOGIE Colofon Titel Soortenonderzoek Julianahof Zeist Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 21 sept 2013 ZOON ECOLOGIE
Nadere informatieWetland. Groot Wilnis-Vinkeveen
Groot Wilnis-Vinkeveen Moeras met Lisdodde in de Krimpenerwaard Wetland Wetland is een mozaïek van open water, drijvende waterplanten, planten die met hun voeten in het water staan, riet dat in het water
Nadere informatieBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND
BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 18 maart 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2015-012117 - gemeente Ermelo Activiteit : verbreden van het
Nadere informatieQuick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63
Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63 Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63 Auteur P.J.H. van der Linden Opdrachtgever Projectnummer Ingen Buro Vijn 10.109 januari 2011 foto omslag het huidige
Nadere informatieNatura 2000 gebied 67 Gelderse Poort
Natura 2000 gebied 67 Gelderse Poort CONCEPT GEBIEDENDOCUMENT Kenschets 067_gebiedendocument_Gelderse Poort_november 2007 Natura 2000 Landschap: Rivierengebied Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn
Nadere informatieverwachting zullen de aanwijzingsbesluiten vóór oktober 2010 definitief worden. Voorlopig wordt daarom getoetst aan de bestaande gebiedsdocumenten.
E c o l o g i e Voor onderhavig bestemmingsplan is het noodzakelijk te beoordelen of er sprake is van eventuele effecten op de Ecologische Hoofdstructuur en/of gebieden die zijn beschermd in het kader
Nadere informatieDe inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen.
Beschrijving kwelderherstelmaatregelen 1 1.1 Inleiding Aan de noordkust van Groningen heeft Groningen Seaports, mede ten behoeve van RWE, circa 24 ha. kwelders aangekocht. Door aankoop van de kwelders
Nadere informatieBijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 gebieden zonder vogeldoelen
Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 en zonder vogeldoelen Erratum Bijlage 9 Toetsing typische soorten in Natura 2000 en zonder vogeldoelen Onderstaande tekst vervangt bijlage 9 bij het
Nadere informatie