VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE VAN 17 FEBRUARI 2009 Programmakamer Wonen en Leefbaarheid

Transcriptie

1 VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE VAN 17 FEBRUARI 2009 Programmakamer Wonen en Leefbaarheid PRESENTATIE WOONVISIE EN VERSTEDELIJKING Presentatie over de Woonvisie en de verstedelijkingsafspraken met het Rijk. Dit in afwachting van het verschijnen van de Woonvisie Drechtsteden. Aansluitend gelegenheid tot het stellen van vragen aan de portefeuillehouder en zijn adviseur. Voorzitter: Dhr. C.A. van Verk Secretaris: Dhr. J.T. de Heus Verslag: Mw. E. Verveer, af tapes Aanwezig: Dhr. W.J.M. Nederpelt, GroenLinks Dhr. J. Bouter, VSP Mw. D. Koppens - van Leeuwen, BETER VOOR DORDT Dhr. B.C. Moedt, ECO-Dordt Dhr. J.F.M. Borsten, D66 Dhr. S. Tasgin, CDA Mw. G. Yanik, PvdA Mw. V.I. Versluis, PvdA Mw. I. Koene, VVD Dhr. D.E. Vermeulen, VVD Dhr. P. Verhoeve, ChristenUnie/SGP De fractie Karapinar is niet vertegenwoordigd Namens het college is aanwezig: wethouder A.T. Kamsteeg Namens de ambtelijke organisatie is aanwezig: de heer M. Val De voorzitter opent de vergadering en meldt dat de wethouder heeft aangegeven de volledige tijd nodig te hebben voor de presentaties. Hij verzoekt eventuele vragen te noteren of in een volgende sessie te behandelen. Aan het einde van deze presentatie kan geïnventariseerd worden of er behoefte is aan een tweede bijeenkomst. Wethouder Kamsteeg meldt dat hij vanavond twee presentatie heeft. (De afbeeldingen van de presentaties zijn op het RIS te bekijken secr.). Het eerste deel betreft de presentatie over het verstedelijkingsdocument wat in de regio is opgesteld en vorige week maandag aan minister van der Laan van wonen en wijken is gepresenteerd. Feitelijk is dit document te beschouwen als een lobbydossier in de richting van het rijk om een aantal lastige integrale projecten bij het rijk onder de aandacht te krijgen. Het gaat niet alleen over woningbouw, maar ook over wat daar omheen in deze regio nodig is. Sommige delen komen viermaal in de presentatie terug met het oogmerk om minister Van der Laan de kernpunten in ieder geval goed te laten onthouden. Die aanpak heeft gewerkt, want vorige week heeft hij in een algemeen overleg in de Tweede Kamer uitvoerig teruggeblikt op deze presentatie. Halverwege de presentatie merkt wethouder Kamsteeg op dat een belangrijk middel om de externe veiligheid te verbeteren de goederenspoorlijn van Rotterdam naar België is. Deze lijn ligt een stuk westelijker, waardoor de gevaarlijke stoffen niet meer door de Drechtsteden hoeven te rijden. Dit probeert hij op allerlei lijstjes te krijgen. Dat gaat natuurlijk niet van de ene op de andere dag, maar dat is een langdurig proces. Het kan in ieder geval wel de externe veiligheid in de Drechtsteden structureel en fors verbeteren. 1

2 Mevrouw Koppens vraagt hem hoe lang dit traject kan gaan duren? Wethouder Kamsteeg antwoordt dat hij dat niet weet. Daar moet je alle partijen zoveel mogelijk voor mobiliseren. Dordrecht heeft er feitelijk het meeste last van. Als je veiligheidsmaatregelen neemt met bijvoorbeeld een wat langzamer traject in het Dordtse, dan komt ook de capaciteit onder druk te staan. Op zich maakt het voor Rotterdam, Brabant of België niet uit of die treinen door een tunnel, door de Hoeksche Waard of door Dordrecht rijden. Er moeten dus argumenten gevonden worden om ook die andere partijen achter die lobby te krijgen. Het lijkt in ieder geval kansrijk en er worden ook studies naar verricht. Wethouder Kamsteeg start de presentatie over de Woonvisie Drechtsteden. De presentatie aan de Drechtraad op 19 februari gaat niet door wegens gebrek aan belangstelling. Het concept is nog ambtelijk en wordt volgende week pas voor het eerst met Drechtstedenwethouders besproken. Het heeft dus nog weinig status: dat wat hij nu zegt, kan nog onderuit gehaald worden. Vandaar dat hier later in het traject nog op teruggekomen wordt, want de formele vaststelling van de Woonvisie Drechtsteden is pas in het najaar. Het concept gaat donderdag naar de portefeuillehouders en daarna wordt het voorgelegd aan de woningcorporaties, de projectontwikkelaars et cetera. Voor of rond de zomervakantie komt het dan in het Drechtstedenbestuur waarna het formeel bij de gemeenteraden wordt neergelegd. Hij kan zich voorstellen dat een aantal onderdelen voor de raad ook een rol speelt bij de Structuurvisie 2020 van onze gemeente. Er is veel materiaal beschikbaar, dus als de raad aangeeft behoefte te hebben aan meer informatie, dan kan die gegeven worden. Hij presenteert vervolgens de verhoudingen tussen de WOZ-waardes in Dordrecht, Drechtsteden en geheel Nederland, afgezet tegen de woningen met een WOZ-waarde van minder dan , tussen de en en meer dan Het betreft een overzicht van 1 januari Van 2009 zijn deze gegevens nog niet bekend. Uit het overzicht blijkt dat Dordrecht een overmaat heeft aan sociale woningbouw in vergelijking tot de gehele Drechtsteden en geheel Nederland. De heer Vermeulen vestigt er de aandacht op dat het midden- en hoogsegment op plus wordt gesteld, terwijl een woning van deze waarde een standaard rijtjeswoning is. Hij vindt het prettig een overzicht te ontvangen met daarin de duurdere woningen van of meer. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat het inderdaad handig is om daar een meer gedifferentieerd beeld van te hebben. Het komt in ieder geval onder de 15% uit. Over de doelgroep die is aangewezen op de sociale voorraad zijn de meningen verdeeld, omdat er geen scherpe definitie meer is, zoals je vroeger de ziekenfonds-grens had. Ongeveer 25% van de bevolking in het Drechtstedengebied is aangewezen op een goedkopere woning. Uit de tabel blijkt dat deze doelgroep meer dan voldoende bediend kan worden. Ook met de toevoeging van duurdere woningen zal het percentage van deze voorraad maar heel erg langzaam veranderen. Hij behandelt vervolgens de demografische trends, waarin getoond wordt in hoeverre vier inkomenscategorieën toe- dan wel zullen afnemen. De groep die minder dan verdient, neemt af tot zowel 2010 als in de jaren daarna. De twee groepen met een inkomen van tot en van tot blijven vrijwel gelijk. De groep met een inkomen vanaf neemt fors toe. Het aantal alleenstaanden en eenoudergezinnen zal ook toenemen, wat verklaart dat er meer huishoudens zullen komen, terwijl de bevolkingsgroei langzaam gaat. De heer Vermeulen vraagt of bij het weergeven van deze ontwikkelingen rekening is gehouden met inflatie en deflatie op termijn? 2

3 De heer Val legt uit dat deze tabel is gemaakt op basis van het landelijke woningonderzoek in Daarin is uiteraard uitgegaan van toekomstige ontwikkelingen. Het kan natuurlijk voorkomen dat economische ontwikkelingen ervoor zorgen dat de grafiek anders uitvalt. Er is sprake van een autonome bevolkingsgroei. De inkomensgegevens hebben te maken met de demografie, doordat er veel mensen ouder zijn geworden, vermogen hebben opgebouwd en een beter pensioen hebben. De voorzitter constateert dat vrijwel alle fracties vragen willen stellen. Hij verzoekt de fracties om hun vragen aan de griffie te sturen, die ze dan gebundeld aan de wethouder ter beantwoording kan toesturen, en sluit de vergadering

4 VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISIE D.D. 17 FEBRUARI 2009 DRECHTWERK Voorzitter: Dhr. M.P.P.M. Merx Secretaris: Mw W.V.E. Verboom Verslag: Erna verveer, Getikt! notulistenbureau Aanwezig: (*= woordvoerder) Mw J.L.M. van Benthem, VVD Mw Y.A.J. van den Berg, GroenLinks Mw M.C. Ruisch, GroenLinks* Dhr. P.H. Sleeking, BETER VOOR DORDT * Dhr. H.P.A. Wagemakers, BETER VOOR DORDT Dhr. B. Staat, CU/SGP Mw E.C. van Wenum, CDA* Dhr. J.J.W. van Dongen, D66 Mw N. de Smoker, ECO-Dordt Dhr. D. van den Eijkel, CDA Mw J. van den Bergh, PvdA Namens het college is aanwezig wethouder J.W. Spigt Namens de ambtelijke organisatie is aanwezig de gemeentesecretaris, M. Schurink. De voorzitter opent de vergadering en last een leespauze in: er is een brief uitgereikt door wethouder Spigt, gericht aan de gemeenteraad. De voorzitter geeft aan dat de vergadering een openbaar karakter heeft; zo nodig zal de vergadering in beslotenheid worden voortgezet. Dat is het geval als er over personen gesproken zal worden; hij verzoekt de commissie om daar rekening mee te houden. Wethouder Spigt merkt op dat er bij Drechtwerk een slechte en bedenkelijke situatie is ontstaan. Dat is slecht voor het bedrijf, slecht voor de naam van het bedrijf en sowieso slecht voor alle betrokkenen. Het gaat niet alleen om de koers die het bedrijf vaart, want volgens hem valt daar met iedereen goed over te praten, maar het gaat om een meningsverschil tussen mensen in het bedrijf. Als je in een situatie terechtkomt waar mensen in het bedrijf ten opzichte van elkaar niet meer in staat zijn om het gesprek goed te voeren en als het bestuur daar kennis van neemt, past het om daar op te reageren. Het bestuur is in die zin niet direct de partij waarmee gesproken wordt, maar waar wel mee gesproken gaat worden op het moment dat er conflicten ontstaan. Dat is enerzijds gebeurd langs de lijn van brieven (medio december). Daar is in het AB op 18 december over beraadslaagd en vastgesteld dat de situatie vroeg om maatregelen. Het DB is gevraagd om daar stappen voor te zetten. Op 23 december heeft het DB op basis van de informatie van dat moment, zijnde klachten met een zeer persoonlijk karakter en klachten met betrekking tot de werkcultuur in het bedrijf, zoals omgangsvormen en bejegeningkwesties, stappen gezet. Die twee dingen zijn bewust uit elkaar gehaald. Er is een klachtencommissie binnen Drechtwerk die zich in voorkomend geval bezighoudt met de klachten met een persoonlijk karakter. Binnen het bedrijf is een procedure om dergelijke klachten te behandelen. Via de vertrouwenspersoon is gevraagd of die klachten zouden kunnen worden ingediend en dat is ook gebeurd. 4

5 Daarnaast gaat het om een werkcultuur en de verhoudingen tussen mensen binnen het bedrijf; de grote verschillen van mening die er zijn, leiden tot een uitermate gespannen relatie ten opzichte van elkaar. Het bestuur heeft gezegd: dat vraagt om een onderzoek waarin scherp wordt beoordeeld hoe de werkcultuur is en hoe de verhoudingen binnen het bedrijf zijn. Directie, management en een aantal andere betrokken personeelsleden worden gehoord door een bureau dat in staat is om tot een objectief oordeel te komen. Het doel is om enige helderheid te krijgen over feiten en beelden. Het bestuur vindt het een uitermate ernstige zaak en heeft gesteld dat het heel belangrijk is dat de OR betrokken is bij de opdrachtformulering; OR leden en bestuursleden hebben hier een gesprek over gevoerd en zijn geïnformeerd over de bureaukeuze, zijnde WagenaarHoes. De directeur van dit bureau heeft eerder te maken gehad met cultuurtrajecten en veranderingsituaties en is in staat om daar op een goede manier onderzoek in te doen. Het bestuur heeft daarnaast gesproken met managers, met de briefschrijvers en met de OR en is van oordeel dat dit de juiste stappen zijn. Eind januari is het bureau gestart; er is op 6 februari een Raadsinformatiebrief opgesteld en deze is vanavond uitgereikt. De datum van inboeking bij de griffie is 6 februari en de brief was dus al eerder beschikbaar. Deze brief is onder alle gemeenteraden van de gemeenschappelijke regeling verspreid, omdat ook zij op de hoogte moeten zijn van wat er speelt. Het bestuur heeft gezegd dat er snel resultaten moeten komen; begin maart worden die verwacht. Op basis van die resultaten zal het bestuur haar bevindingen formuleren. Deze worden als eerste teruggekoppeld naar de betrokkenen binnen Drechtwerk en vervolgens in de richting van de raden, waar het gaat om de conclusies die het bestuur hier aan verbindt. Hij hoopt dat een en ander snel opgelost is, zodat doorgebouwd kan worden aan een goed en gezond Drechtwerk. De heer Sleeking vraagt naar aanleiding van de papieren beantwoording wanneer een en ander bekend was bij de portefeuillehouder; hij heeft begrepen dat er al vanaf september brieven zijn binnengekomen bij leden van het bestuur aangaande dit soort klachten. Het heeft hem zeer verbaasd dat de raad niet meteen actiever is geïnformeerd door de wethouder. Voorheen is naar aanleiding van andere onderzoeken afgesproken dat de raad actief geïnformeerd zou worden op de momenten dat dat nodig was. Pas bij het gereedkomen van het onderzoek was de wethouder van plan de raad te informeren. De raad wordt naar aanleiding van berichten in de media geïnformeerd over wat er allemaal misgaat bij Drechtwerk; hij vindt dat dat echt niet meer kan, gezien wat er ook bij andere portefeuilles is gebeurd waar deze wethouder verantwoordelijk voor is. De raad mag verwachten dat dat allerlei leermomenten heeft opgeleverd die ertoe moeten leiden dat de raad actief wordt geïnformeerd, ook door deze wethouder. Hij mist dat op dit punt weer. De signalen zijn veel eerder binnengekomen. Het is niet voor het eerst dat er over de interne bedrijfscultuur van Drechtwerk wordt gesproken; daar is iets grondig mis met de bedrijfscultuur. Hij begrijpt niet dat er kennelijk geen adequaat personeelsbeleid wordt gevoerd en dat er niet de mensen worden neergezet die de bedrijfscultuur kunnen verbeteren. Keer op keer gaat het om grote verliezen die de gemeenten moeten bijpassen. Drechtwerk gaat iedereen aan het hart, dus het geld is er tot nu toe steeds weer gekomen. Maar op deze manier krijgt hij sterk het gevoel dat het dweilen met de kraan open is, zeker als de verhoudingen tussen directie en personeel, maar ook directie en bestuur kennelijk niet goed zitten. 5

6 Mevrouw Ruisch merkt op dat de Dordtenaar op 30 januari over Drechtwerk schreef. De bestuurder gaf aan het management niet voor de voeten te willen lopen. Haar fractie verwachtte na dat weekend op de reguliere wijze te worden geïnformeerd over wat er aan de hand was. Die informatie kwam echter niet, waarop haar fractie heeft besloten om artikel 40 vragen te stellen. Een bestuurder loopt het management uiteraard niet voor de voeten, tenzij zich ernstige zaken voordoen. Daar is sprake van op dit moment. Sinds 2004 doen zich bij Drechtwerk problemen voor, zowel op financieel als op managementniveau; zij verwijst naar de second opinion van PWC en het onderzoek van de Rekenkamer uit Een bestuurder hoort zijn verantwoordelijkheid te nemen bij personeelszaken en ernstige financiële problemen; in dergelijke gevallen geldt terughoudendheid niet. De gemeenteraden moeten in dat geval worden geïnformeerd. Zelfs als de bestuurder zich er niet mee wil bemoeien, waar haar fractie het overigens niet mee eens is, dient hij wel informatie te verschaffen als dergelijke berichten in de publiciteit komen. Haar fractie vraagt opheldering over de kwestie Zoetermeer; niet zozeer om antwoord te krijgen op de vraag of er is gefraudeerd, maar vooral hoe er überhaupt een contract kon worden afgesloten voor groenonderhoud in Zoetermeer. Er zijn ruim 60 sociale werkplaatsen in Nederland en allemaal zijn ze op zoek naar werk. Het is vreemd dat Drechtwerk ervoor kiest om een groep WSW werknemers dagelijks te vervoeren om het werk in Zoetermeer te doen; het lijkt op platte concurrentie en dat is zeker in deze sector niet acceptabel. Naar aanleiding van vraag 3 wordt door de wethouder nadrukkelijk geantwoord: nee. Dat verbaast haar zeer; zij heeft uit diverse hoeken de bevestiging gekregen dat er iets aan de hand was en vraagt om een toelichting. Mevrouw De Smoker merkt op geschokt te zijn over de wijze waarop de wethouder omgaat met deze raad; het is jammer genoeg ook niet de eerste keer dat de wethouder de raad zo laat informeert. De brief van 3 februari wordt door haar beschouwd als een nabrander. Maar wie zich brandt, moet op de blaren zitten. De wethouder zou geleerd kunnen hebben van het debacle van de Stadswerven. Maar nee: de raad moet de informatie uit de krant vernemen. Wel informatie naar de Dordtenaar, maar de raad is gepasseerd. Het bestuur moet deze kwestie zeker uiterst zorgvuldig oppakken; dat is zij met de wethouder eens. Inmiddels zijn er twee maanden verstreken; ze gaat er van uit dat de klachten inmiddels wel afgehandeld zijn door de klachtencommissie. Dat er een bureau is ingeschakeld die onderzoek doet naar het verschil in inzicht over omgangsvormen en cultuur is prima, maar ze heeft niets gehoord over wat er in de tussenliggende tijd bij Drechtwerk gebeurt. Ze vraagt naar de status quo die is afgesproken bij Drechtwerk om het werk gewoon doorgang te laten vinden en te bewerkstelligen dat mensen met plezier naar hun werk gaan. Ze blijft erbij dat de wethouder de raad eerder in beslotenheid had moeten informeren. In de collegecarrousel kan immers altijd een besloten mededeling worden aangekondigd; andere wethouders doen dat ook. De voorzitter van het bestuur en de wethouder van deze portefeuille heeft de raad behoorlijk gepasseerd; daar past een nadere toelichting en een andere opstelling bij. De heer Van Dongen geeft aan ook een beetje boos te zijn dat de raad zo laat is geïnformeerd. Met betrekking tot vraag 3, die ontkennend wordt beantwoord, stelt de wethouder dat hij in december op de hoogte is gesteld via brieven. Hij vraagt naar de relatie bestuur directie; er hadden toch veel eerder signalen vanuit de directie moeten 6

7 komen, die geweten moet hebben hoe de vlag er bij Drechtwerk bij hing. Het college heeft hier een actieve informatieplicht. De vraag begint zich, gezien de zich opstapelende problemen, op te dringen bij zijn fractie of Drechtwerk in deze vorm nog toekomst heeft. Hij vraagt welke maatregelen zijn of worden getroffen om de situatie bij Drechtwerk nu eens echt goed op te lossen. Mevrouw Van Benthem merkt op dat een klachtencommissie, na het behandelen van een aantal individuele klachten, een conclusie kan trekken of er sprake is van een algemeen bejegeningsprobleem. Ze vraagt of ook de klachtencommissie bevraagd wordt door het bureau dat het onderzoek uitvoert. Als er algemene tendensen zijn, moet de klachtencommissie die ook kunnen melden. Mevrouw Van den Bergh, PvdA is geschrokken dat er weer toestanden zijn binnen Drechtwerk. De wethouder spreekt over een conflict tussen mensen. Vorig jaar is een nieuw bedrijfsplan gepresenteerd door de nieuwe directeur en alles zou in het werk worden gesteld om de situatie te verbeteren. Desondanks blijkt weer dat het toch niet goed gaat. Het gaat hier om mensen die bescherming nodig hebben en extra kwetsbaar zijn. Haar fractie is dan ook zeer benieuwd naar het onderzoek en wil weten wanneer dat klaar is, want deze zaak wordt hoog opgenomen en wil dan zo snel mogelijk het onderzoek bespreken en bekijken wat er verder moet gebeuren. Ze vraagt naar de ervaringen met de klankbordgroep. Mevrouw De Smoker vraagt hoe de PvdA denkt over de tijdigheid van de informatievoorziening. Mevrouw Van den Bergh antwoordt dat dat wel wat beter had gekund. De heer Staat is het daar mee eens; het informeren had wel wat beter gekund. Hij vraagt hoe het op dit moment met het werk gaat, mede gezien het grote aantal aanwezige managers en leidinggevenden. Mevrouw Ruisch vindt dat wat zwak uitgedrukt als de heer Staat zegt dat het informeren wel wat beter had gekund. De heer Staat antwoordt dat hij de uitslag van het onderzoek af wil wachten alvorens te zeggen dat de raad daar erg laat over is geïnformeerd. Er lopen twee onderzoeken; de raad is daar helaas vandaag pas over geïnformeerd. Mevrouw De Smoker merkt op bij interruptie dat de onderzoeken toch niets zeggen over de snelheid van informeren. De heer Staat antwoordt dat hij wel wil zeggen dat hij het jammer vindt dat vanavond volslagen onverwacht die brief op tafel komt; dat is inderdaad laat, ook al zegt de wethouder dat die brief al sinds 6 februari bij de griffie is. Mevrouw Ruisch vraagt of de heer Staat in januari de krant niet heeft gelezen. De heer Staat antwoordt dat hem dat niet ontgaan is, maar er zijn vragen over gesteld en het proces loopt nu. De heer Sleeking merkt op dat er drie weken geleden in de collegecarrousel is gevraagd naar het uittreden van twee partners bij de regeling en er is gevraagd naar de voortgang van het bedrijfsplan. De wethouder heeft daarbij de gelegenheid niet aangegrepen om meer informatie aan te kondigen; dat vindt hij echt een gemiste kans. Mevrouw Van Wenum merkt op dat het CDA zich aansluit bij de vorige sprekers; het is een ernstige situatie en ook wel een illustratie van de problemen die de afgelopen jaren zijn geconstateerd. De informatie had eerder verstrekt kunnen worden, maar ze kan zich ook wel voorstellen dat de wethouder, gezien de ernst van de situatie, hier wel erg zorgvuldig in zal hebben willen handelen. Dat neemt zij althans aan. Mevrouw Ruisch vraagt om een toelichting op die opmerking. 7

8 Mevrouw Van Wenum antwoordt dat zij zich kan voorstellen dat je eerst het resultaat van het onderzoek wilt hebben en wilt weten wat er eigenlijk aan de hand is voor je zaken naar buiten gaat brengen. Maar in beslotenheid had wel het een en ander kunnen worden gewisseld. Deze kwetsbare groep is gebaat bij een gezonde organisatie. Het is belangrijk dat er een zorgvuldig onderzoek wordt gedaan en dat hier ingegrepen wordt. Wethouder Spigt merkt op dat duidelijk zal zijn dat eind januari / begin februari de brief klaar lag; die is ook verzonden. Dat die vanavond pas op tafel ligt, kan hij niet helpen. In de lijn van stappen die het bestuur heeft gezet, heeft het bestuur natuurlijk ook een bijzondere verantwoordelijkheid, niet alleen omdat het om zaken gaat die tussen mensen spelen, maar ook rechtspositionele consequenties zouden kunnen hebben. Daar dien je als bestuur ook rekening mee te houden. De stappen die zijn geformuleerd in de opdracht aan het bureau en de afspraken die gemaakt zijn met de klachtencommissie zijn omgeven met zorgvuldigheid waarin hoor en wederhoor op zijn plek is, waarin de mensen uit de organisatie de gelegenheid krijgen om vrijuit te spreken over de problemen in de organisatie. Dit staat ook in de brief van 30 januari als zijnde de besluiten van het bestuur over de richting waarin het bestuur een oplossing denkt te bereiken. Er is gevraagd of het bestuur eerder op de hoogte was. Er komen wel meer brieven naar het bestuur; in de bestuursvergadering wordt besproken hoe de behandeling moet zijn. De directie is de meest aangewezen orgaan om handelend op te treden, zeker als het gaat om zaken die intern spelen. Dat is eerder ook zo gedaan. Mevrouw Van Benthem merkt op dat brieven die gaan over de directie, niet door de directie zouden moeten worden afgehandeld. Wethouder Spigt antwoordt dat dat ook niet aan de orde was; het ging om afspraken over een begrotingssystematiek van één van de divisies. Het ging nog helemaal niet over de spanningen die later, dus in december, in de brieven terecht gekomen zijn. Dat kwam pas later in januari. Als dat wel zo was geweest, was het een andere situatie geweest. Er zijn ook anonieme brieven gekomen; daar wordt per definitie niet op gereageerd. Die worden voor kennisgeving aangenomen; je kunt er ook weinig mee. Uiteindelijk kwamen er in december ondertekende brieven en dan kun je stappen nemen zoals die genomen zijn. Hij is van mening dat de informatievoorziening op orde is gebracht en op orde is gehouden. Het bestuur was in die zin helemaal niet van plan om de raad die informatie niet te verstrekken. Mevrouw De Smoker merkt op dat de wethouder die bijzondere verantwoordelijkheid ook heeft jegens de raad. Het college is al op 16 december geïnformeerd; pas toen er artikelen in de krant kwamen, heeft de wethouder er aan gedacht om ook de raad te informeren. Wethouder Spigt antwoordt dat de volgordelijkheid die mevrouw De Smoker noemt, niet klopt. Mevrouw De Smoker merkt op dat zij dat opmaakt uit de Raadsinformatiebrief. Op 16 december wordt het college geïnformeerd. Daarna is door de wethouder verzuimd om naar de raad te gaan. Dat gebeurt pas als er berichten in de krant komen. Ze vraagt waarom dat zo lang heeft geduurd. Wethouder Spigt antwoordt dat de informatie richting het college vooral betrekking had op de stappen die het bestuur zou gaan zetten en welke zaken in de bestuursvergadering aan de orde zouden komen. Dat was op dat moment niet meer dan er zijn spanningen binnen de top van de organisatie van Drechtwerk en we gaan daar in het bestuur over spreken. 8

9 Mevrouw De Smoker vraagt wat er tegen is om de raad op dat moment van die spanningen op de hoogte te brengen, in beslotenheid, zodat de raad enigszins voorbereid zou zijn. Mevrouw Ruisch vraagt of in het college dan niet is gezegd dat de raad geïnformeerd zou moeten worden: er wordt al zoveel jaren over Drechtwerk gesproken. Daar kan ze echt niet bij. Wethouder Spigt antwoordt dat de belangrijkste conclusie is dat het bestuur daarin zijn verantwoordelijkheid nam. Het bestuur heeft gehandeld zoals beschreven: er zijn onderzoeken geëntameerd en er is gezorgd dat er duidelijkheid kon komen. Dat zijn de stappen die gezet zijn en daar zit ook de informatievoorziening aan de raad in. Dat betekent niet dat het bestuur bij elk conflict onmiddellijk hier aan tafel zit. Dat betekent wel dat het bestuur onmiddellijk daar achteraan probeert aan te geven welke stappen welke stappen worden gezet. Hij is van mening dat het belangrijk is dat er met die zorgvuldigheid gehandeld is. Mevrouw Van Benthem merkt op bij interruptie dat zij de kwalificatie bij ieder willekeurig conflict niet op zijn plaats vindt in dit dossier. Wethouder Spigt merkt op dat de heer Sleeking constateerde dat er al jaren problemen zijn bij Drechtwerk. Er is een visie opgesteld op de sociale werkvoorziening die ook met de raad is besproken. Eén van de doelstellingen daarin was om in 2008 binnen de begroting te blijven. Dat is gelukt; hij feliciteert de organisatie daarmee, want daar is heel hard aan gewerkt. Het ondernemingsplan zal ook aan de raad worden gezonden en zal onderwerp van debat worden. Daarin wordt uitwerking gegeven aan de visie die is geformuleerd, met name als het gaat over de toekomst van het bedrijf, welke ontwikkelingen er op de organisatie af komen en hoe daar op gereageerd kan worden. De heer Sleeking merkt op dat het bedrijfsplan er in september al zou zijn. Om die reden was er ook alle aanleiding om daar drie weken geleden naar te vragen. De problemen betroffen voor een groot deel de bedrijfscultuur; deze verhalen zingen al veel langer rond. Zijn fractie ging er van uit dat de rapportage, de conclusies en aanbevelingen van de Rekenkamer serieus zijn opgevat door de wethouder. Een van de onderdelen was het op orde brengen van de bedrijfscultuur. In zijn visie betekent dat dat je heel zorgvuldig bent in je personeelsbeleid, dat je daar goeie mensen neerzet en dat je informatie hebt over de mensen die je daar benoemt. Het is onbestaanbaar dat je iemand kennelijk blanco daar neerzet en geen informatie hebt over ervaringen elders. Ten tweede moet de raad daadwerkelijk worden betrokken bij wat er gebeurt. Volgens hem was de wethouder in het eerste weekeinde van februari eigenlijk helemaal niet van zins om de raad te informeren, als je die brief leest. Daar wordt immers verwezen naar de publicaties in de krant; dat was de aanleiding om de raad via een A4- tje te gaan informeren, hetgeen volstrekt onvoldoende is. De wethouder heeft alle kans gehad om de raad op een fatsoenlijke manier te informeren. Wethouder Spigt antwoordt dat de informatie klaar lag; het krantenbericht lag er ook. Daar is hij op zich niet verantwoordelijk voor. Dat hij reageert op het krantenbericht, lijkt hem duidelijk. Het zou ook raar zijn om er helemaal niet op te reageren als er een Raadsinformatiebrief ligt en er is een krantenbericht. Als het gaat over de wijze waarop is omgegaan met de verhoudingen tussen management en bestuur, is het zo dat op het moment dat zich problemen voordoen die raken aan het functioneren van de organisatie en de top van de organisatie, het zaak is dat het bestuur daar maatregelen op treft. Het bestuur heeft in zijn ogen de juiste keuze gemaakt door eerst een onderzoek te laten plaatsvinden alvorens tot oordelen te komen. Het is heel makkelijk om snel tot een oordeel te maken, maar niet dan nadat je jezelf eerst goed hebt laten informeren. Hetzelfde geldt voor de situatie rondom Zoetermeer. De eigen accountant is gevraagd 9

10 om onderzoek te doen naar deze problemen en te onderzoeken of er sprake is van fouten in de boekhouding of van oneigenlijke zaken. Mevrouw Ruisch merkt op bij interruptie verbaasd te zijn dat er in Zoetermeer werk gezocht wordt, die dagelijks met een busje daarheen gebracht moeten worden. Ze heeft niet naar de fraude gevraagd. Wethouder Spigt antwoordt dat hij niet over fraude heeft gesproken. Er moet boekenonderzoek plaatsvinden en dat doet de accountant. De sociale werkvoorziening komt aan werk via aanbesteding. De SW is een bedrijf en dat moet acquireren om omzet te genereren. Om dat te organiseren moet het bedrijf ook werk binnenhalen tegen een concurrerende prijs. Mevrouw Ruisch merkt op bij interruptie dat er waarschijnlijk erg scherp is gecalculeerd, hetgeen tot problemen heeft geleid. Wethouder Spigt antwoordt dat SW bedrijven van elders ook in deze regio werken; dat heeft te maken met de wijze van aanbesteding. Dat is op zich een problematiek die samenhangt met de ietwat hybride organisatie die de SW is. Er is een gespannen situatie bij Drechtwerk. Het is heel bijzonder dat de mensen dusdanig professioneel zijn dat zij ondanks de problemen, het werk zo goed mogelijk oppakken, en begrijpen dat het bedrijf niet zomaar stilgelegd kan worden. Er zijn werknemers. Heel veel mensen hebben uiteraard niet direct te maken met dit conflict en willen gewoon hun werk kunnen doen. Dat geeft ook de urgentie aan om snel klaarheid te krijgen; dat is van belang voor de toekomst van het bedrijf. Als het gaat om de ingrepen in de cultuur. Het is heel belangrijk dat er vooral met de mensen afspraken gemaakt worden en ze te vragen om een knop om te draaien en te focussen op de toekomst waarin van Drechtwerk een gezond bedrijf gemaakt moet worden. Als dat niet de uitkomst is van het onderzoek, is er volgens hem een nog veel groter probleem. De klachtencommissie wordt uiteraard betrokken in het onderzoek; de individuele klachten worden echter individueel behandeld en je kunt daar geen algemene conclusie aan verbinden. Het zal wel zo zijn dat de uitkomst van de klachten en de wijze waarop dat behandeld is, natuurlijk met de nodige prudentie omgeven, door het bestuur betrokken wordt bij het algemeen oordeel. Maar de klachten zelf vragen om een individuele behandeling, dus ook om een individueel oordeel. Mevrouw Van Benthem merkt op bij interruptie dat een klachtencommissie volgens haar gehoord mag worden over eventuele algemene tendensen die zij in diverse klachten terugvindt, dat ze daarover rapporteren en dat dat er dus bij betrokken wordt. Wethouder Spigt antwoordt dat de voorzitter van de klachtencommissie zal rapporteren; in hoeverre zij vindt dat zij daar in algemene zin een opmerking over moet maken, is haar verantwoordelijkheid. Hij kan vraag 3 alleen met nee beantwoorden als hij niet over die informatie beschikt. Mevrouw Ruisch merkt op dat zij redelijk eenvoudig aan informatie kon komen. Ze neemt aan dat je nagaat waar mensen in het verleden hebben gewerkt. Dat zou op tafel moeten komen; dat is in ieder geval een manco in de procedure. De voorzitter merkt op dat die vraag eigenlijk wel over personen gaat en stelt voor dit te laten rusten tot de onderzoeken gereed zijn. De heer Sleeking merkt op dat het niet over personen gaat, maar om het proces. Er is keer op keer geconstateerd dat de cultuur binnen het bedrijf niet op orde was. Nu wordt iemand aangesteld op een cruciale positie die de cultuur moet gaan verbeteren. Dan wil je toch zeker stellen dat die persoon over de juiste competenties beschikt om zo n proces aan te gaan sturen; kennelijk is dat hier achterwege gebleven. Dat is een fout van de verantwoordelijke portefeuillehouder. 10

11 De voorzitter vraagt de wethouder aan te geven hoe de selectieprocedure er uit heeft gezien. Wethouder Spigt verwijst naar het antwoord op vraag 4. Daar wordt uitgebreid ingegaan op hoe die selectieprocedure is verlopen; die is omgeven met alle zorgvuldigheid. Er zijn vele mensen bij betrokken geweest om uiteindelijk tot een voordracht te komen. De voorzitter concludeert dat er een aantal onderzoeken loopt; het rapport is begin maart gereed. Nadat het college zich een oordeel heeft gevormd, zal de raad worden geïnformeerd. Hij vraagt de wethouder om een datum. Wethouder Spigt geeft aan niet vooruit te willen lopen op de inhoud van het rapport. In de rapporten worden eerst in het DB besproken. Op basis van de conclusies van het DB worden via het AB de raden van de gemeenschappelijke regeling geïnformeerd. Hij gaat er van uit dat de raad nog in maart kan worden geïnformeerd, uitgaande van verschijning van het rapport begin maart. Mevrouw De Smoker verwacht dan ook een toelichting van de wethouder op de actieve informatieplicht die hij tot nu toe niet is nagekomen. Wethouder Spigt antwoordt dat hij al heeft uitgelegd dat hij van mening is dat hij op een hele goede manier met de informatieplicht is omgegaan, ook vanuit de verantwoordelijkheden die hij heeft, en op het juiste moment de informatie heeft verstrekt die hij kon verstrekken. Mevrouw De Smoker stelt voor het oordeel van de raad af te wachten. Mevrouw Van den Bergh stelt voor Drechtwerk op te nemen bij de grote projecten. De voorzitter sluit de vergadering onder dankzegging voor ieders aanwezigheid. 11

12 VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISIE VAN 17 FEBRUARI 2009 Programmakamer Wonen en Leefbaarheid RAADSINFORMATIEBRIEF OVER BELEIDSPLAN HEMELWATER EN GRONDWATER (dossiernr ) Gelegenheid om met elkaar en de portefeuillehouder van gedachten te wisselen over het beleidsplan. Zoals afgesproken in de collegecarrousel van 10 februari 2009 kan de adviescommissie het antwoord van het college op het bezwaarschrift van de BVFP m.b.t. de herinrichting van de Reeweg Oost bij deze bespreking betrekken. Voorzitter: Dhr. A.G. Hoogerduijn Secretaris: Dhr. J.T. de Heus Verslag: Mw. E. Verveer, af tapes Woordvoerders: Mw. N. de Smoker-van Andel, ECO-Dordt Dhr. A.G. van Zanten, PvdA Dhr. B. Staat, ChristenUnie/SGP Dhr. S. Tasgin, CDA Dhr. D.E. Vermeulen, VVD Dhr. J.F.M. Borsten, D66 Dhr. D.F.M. Schalken-den Hartog, BETER VOOR DORDT Dhr. W.J.M. Nederpelt, GroenLinks (later) De fracties VSP en Karapinar zijn niet vertegenwoordigd Tevens aanwezig: Mw. I. Koene, VVD Dhr. C.E.S.J. Goos, BETER VOOR DORDT Inspreker: de heer A. van Wensen, voorzitter Belangenvereniging Funderingsproblematiek Dordrecht (BVFP) Namens het college is aanwezig: wethouder D.A. van Steensel Namens de ambtelijke organisatie zijn aanwezig: de heer M. Ruisch, mevrouw M. van der Plas en de heer J. van Eijnsbergen Sprekersplein: (Het betoog van de heer van Wensen wordt op papier uitgereikt en is ook op het RIS te raadplegen secr.). De voorzitter opent de vergadering. De heer Van Wensen van de BVFP spreekt in. Zie zijn woordelijke tekst hieronder: De gemeente heeft de plicht om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand in openbaar gebied zoveel mogelijk te voorkomen. Zie bovenaan blad 8/19 en even verder onder punt 3.2 staat: In de wet gemeentelijke watertaken is deze zorgplicht omschreven als het in het openbare gemeentelijk gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van het waterschap behoort. Niemand zal ontkennen dat funderingsschade zoveel mogelijk voorkomen moet worden en dat het voorkomen van funderingsschade doelmatig is en toch gaat het voortdurend 12

13 mis. In tegenstelling tot de gemeente is de BVFP van mening dat rioolvideoinspecties in combinatie met peilbuismetingen beoordeeld behoren te worden om te voldoen aan de normbladen. Peilbuizen zijn niet voor niets geplaatst, waarmee de meest belangrijke omgevingsfactor, het grondwaterniveau, afgelezen kan worden. Van een stromende of spuitende voeg is, als al het grondwater het riool is ingelopen, niet meer te zien dan een druppende voeg op de videobeelden. Het gat blijft echter even groot, maar wordt niet benoemd als stromende of spuitende voeg. Bovendien zijn we van mening dat drainages via zandcunetten en drainerende wegfunderingen tot een minimum beperkt moeten worden in gebieden met houten funderingen door het aanbrengen van kleidammen of andere afschermingen. In het beleidsplan wordt onder 3.2 gesproken over externe factoren die het grondwaterniveau beïnvloeden. Ze worden daar niet genoemd, maar de belangrijkste externe factoren zijn lekkende drainerende riolen, niet verwijderde of volgeschuimde niet meer in gebruik zijnde riolen en verkeerd afgestelde drainages. Het is daarom zaak de grondwaterproblematiek bij de kern aan te pakken en te zorgen dat grondwater niet onnodig via het riool verdwijnt. Daarnaast verstoren diepe kelders van bijvoorbeeld ondergrondse parkeergarages blijvend grondwaterstromen en zou de gemeente ook daarin zeer voorzichtig moeten zijn met het verlenen van vergunningen, nog los van de problemen die tijdens de uitvoering kunnen ontstaan. Bovendien behoren door de bodemdaling verzakte wegen bij herinrichting teruggebracht te worden op het oorspronkelijk uitgifteniveau. Meegaan met de bodemdaling betekent dat de grondwaterbeheersing ten opzichte van het door de gemeente zelf vastgestelde hoogste funderingshout in de bouwvergunning niet meer gehaald kan worden. Zo lang de gemeente hierin eigen keuzes blijft maken, zal dat ten koste gaan van houten funderingen die daardoor droog komen te staan en wegrotten, totdat alle houten funderingen, ook die buiten het aandachtsgebied funderingen zijn voorzien van een nieuwe fundering. Door het voortdurend weghalen van klei en het terugbrengen van zand in de openbare ruimte wordt het eigenaren van woningen onmogelijk gemaakt om hun houten funderingen onder water te houden. Een aantal bouwblokken heeft een funderingshandhavingstermijn van 25 jaar gekregen, onder gelijkblijvende omstandigheden. Als de omstandigheden in de openbare ruimte verslechteren, wordt de handhavingstermijn soms gehalveerd of nog erger. Dit houdt in dat de subsidieregeling funderingsherstel of een opvolger daarvan tot in lengte van jaren in werking moet blijven. In gebieden met houten funderingen en funderingen op staal is een structureel andere aanpak nodig dan gebieden met uitsluitend woningen met betonpalen. In de oudere wijken staan woningen met houten funderingen en funderingen op staal soms vlak naast of tegenover elkaar. Er is dus maatwerk nodig, waarbij een gemeente zichzelf ook beperkingen dient op te leggen ten aanzien van drooglegging, drainage en gebruik van drainerend zand. Bovendien behoren ten aanzien van rioolinspecties de externe factoren conform de normbladen zoals grondwaterstandmetingen, meegewogen te worden bij het beoordelen of een riool draineert. Zoals in het beleidsplan terecht gesteld wordt onder 3.1: De gemeentelijke verantwoordelijkheid betreffende grondwater beperkt zich tot de zorgplicht met betrekking tot de kwantiteit. De gemeente is dus wel degelijk verantwoordelijk voor de stand van het grondwater. Mevrouw De Smoker hoorde de heer van Wensen aangeven dat er een andere aanpak nodig is voor funderingen op houten palen dan voor funderingen op staal. Tegelijkertijd zegt hij dat door bodemdaling verzakte wegen bij herinrichting teruggebracht dienen te worden op het oorspronkelijke uitgifteniveau. Dit kan volgens haar niet bij huizen waar houten en stalen funderingen door elkaar staan, want dan ontstaat immers een trapsgewijze situatie. De heer Van Wensen antwoordt dat dit soort situaties er helaas al zijn in Dordrecht. Het probleem met houten funderingen is dat, als dat niet gebeurt en de weg wordt 60 cm lager dan het oorspronkelijk uitgifteniveau en je wilt dan nog een keer een 13

14 drooglegging hebben van een meter onder de kruin van de weg, je dan dermate diep onder de bovenkant van het funderingshout zit, dat dit nooit meer onder water komt te staan. Het is dus kiezen of delen. Al veel eerder is door de BVFP aangegeven dat er ook aandacht moet zijn voor de fundering op staal, omdat die een veel groter probleem vormen. Mevrouw De Smoker stelt dat je niet kunt kiezen voor hout of staal. Je hebt te maken met straten met gemengde bouw. Je kunt niet meer terug naar het oorspronkelijke uitgiftepunt, want dan kun je de huizen op staal niet meer in. De heer Van Wensen bevestigt dat dit probleem inderdaad speelt, onder andere op de Reeweg Oost. Intussen ontstaat wel de situatie dat, als je kiest voor herinrichting van de Reeweg Oost op het huidige straatniveau, er een aantal huizen behoorlijk in de problemen komt met de drainage. Hij is heel benieuwd hoe de gemeente dat wil gaan oplossen. De heer Van Zanten heeft een informatieve vraag met betrekking tot de functie van klei. De BVFP zegt dat er in bepaalde buurten klei wordt weggehaald door de gemeente, dat wordt vervangen door zand. Hij wil graag weten in welke buurten dat speelt of gaat spelen, welke signalen op dat punt zijn afgegeven door de BVFP en wat de reacties van de gemeente daarop zijn geweest? De heer Van Wensen licht toe dat dit in alle buurten is gebeurd waar rioolrenovaties hebben plaatsgevonden in de afgelopen anderhalf tot twee jaar. Op de herinrichtingstekening van de gemeente is te zien dat onder de Reeweg Oost een fundering wordt aangebracht van een meter bestaande uit een drainerend pakket en dan kom je op een niveau wat aanzienlijk lager ligt dan de bovenkant van het funderingshout. Het is een ongelofelijk gecompliceerd probleem. In een brief die vandaag is verstuurd, is aan de gemeente gevraagd om in ieder geval aan de bewoners uit te leggen hoe dit wordt opgelost. Dit probleem wordt alleen maar groter. Inhoudelijke behandeling: De voorzitter constateert dat er verder geen vragen zijn en gaat over tot de commissiebehandeling. Het is wellicht merkwaardig dat er vanavond een raadsinformatiebrief wordt behandeld, in die zin dat er eerder in de raad een startnotitie is vastgesteld en het nu gaat om de uitwerking van een beleidsplan. In de raadsinformatiebrief staat dat deze ter informatie naar de raad is gestuurd; dat is een standaardzin. Het is nadrukkelijk de bedoeling om er vanavond een debat over te hebben en daar zal de wethouder vervolgens op reageren. Het zou kunnen dat deze raadsinformatiebrief naar de raadsvergadering van 3 maart gaat en voor kennisgeving wordt aangenomen. Het kan tot een voorgezette commissiebehandeling leiden en mogelijk wordt het een bespreekstuk in de raadsvergadering van 3 maart. Hij roept iedereen op, ook de wethouder, rekening te houden met het feit dat technische vragen buiten de vergadering om geregeld kunnen worden. Er is afgesproken om het beschikbare antwoord van het college B&W op het bezwaarschrift herinrichting Reeweg Oost van de BVFP te betrekken bij de beschouwingen. Eerste termijn De heer Staat wijst erop dat de adviescommissie op 13 mei 2008 ook over dit onderwerp heeft gesproken met het document: Van rioleringszaak naar gemeentelijke watertaak. Het stuk van vanavond bevat niet zo heel veel nieuws. Ten aanzien van het hemelwaterbeleid is vorig jaar ook gesproken over nut en noodzaak van het al dan niet afkoppelen en afvoeren in gescheiden stelsels. 14

15 Daar zitten bepaalde milieukundige nadelen aan. In het stuk staat nu ook dat het afkoppelen geen doel op zichzelf meer is. Het is wel een wettelijke plicht, die ook weer in twijfel wordt getrokken. Hij vraagt of er mee doorgegaan wordt? De heer Tasgin vraagt bij interruptie aan de heer Staat of hij zelf vindt dat er mee doorgegaan moet worden?. Dat denkt de heer Staat inderdaad, maar dat er dan wel een nadrukkelijke keuze gemaakt moet worden. Het wordt in dit stuk weer ter discussie gesteld. Zeker in nieuwbouwwijken en bij nieuwe ontwikkelingen zijn technische mogelijkheden te bedenken om dit goed in te passen. In een bestaande omgeving is dat wellicht anders. In het stuk proeft hij een bepaalde twijfel dat het geen doel op zich meer is en dat het afkoppelen maar losgelaten moet worden. De heer Schalken is van mening dat er vooral ook gekeken wordt naar de kosten. De fractie BTER VOOR DORDT is van mening dat de gemeente ook haar verantwoordelijkheid moet nemen voor wat betreft duurzaamheid en daar bij nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk op moet inspelen om op een andere manier met het relatief goedkope hemelwater om te gaan. Misschien moet dit meer meegewogen worden bij toekomstige keuzes. De heer Staat vervolgt met de kanttekening dat in de stukken staat dat het zink uit de dakgoten negatief kan zijn voor het afkoppelen. In het stuk blijft dat onduidelijk. Wat hem betreft wordt het wel afgekoppeld, maar het moet wel haalbaar zijn. Ten aanzien van het grondwaterbeleid is vorig jaar gepleit dat het grondwater naast overlast ook onderlast zou moeten krijgen. Hij vindt het heel jammer om te moeten constateren dat er slechts een beperkt deel van het budget is uitgegeven aan proeven voor het tegengaan van grondwateronderlast, terwijl hier in ,- beschikbaar voor is gesteld. Hij vraagt of dit aan onvoldoende communicatie ligt of dat er technische problemen zijn? Bij een groot aantal woonblokken is dit namelijk een heel kansrijke optie. Het duurt allemaal heel erg lang. Op blz. 16 staat onder het kopje Samenwerking bestuursakkoord waterketen dat het mogelijk zou moeten zijn om een doelmatigheidsverbetering van 10% tot 20% tot stand te brengen in 10 jaar tijd. Hij vraagt wat hij zich daarbij moet voorstellen? Ten aanzien van het bezwaarschrift Reeweg Oost is hij van mening dat het een verkeerde interpretatie geweest is van een waterpeil. Tot zover kan de fractie ChristenUnie/SGP met de raadsinformatiebrief instemmen. De heer Vermeulen vraagt of er indertijd bij het herstraten goed gekeken is hoe het kornet opgebouwd moest worden in een gebied waar waterhuishouding zo belangrijk is? De kosten van het waterdicht maken van kelders zijn in het stuk niet in beeld. Dat kan wel eens de kosten overstijgen van het opnieuw funderen van de woning. Er zijn subsidies vrijgemaakt voor onderzoek naar funderingsherstel. Het bevreemdt hem dat er momenteel niet gekeken wordt, als er geen funderingherstel hoeft plaats te vinden, hoe de fundering kan worden bewaard door een goede waterhuishouding. Dat kan onderdeel zijn van hetzelfde onderzoek. Het advies kan zijn dat het grondwater op een bepaald peil gehouden moet worden, maar daar blijft het dan bij en het bureau zou daar tevens een adviserende rol in moeten spelen hoe daar in de toekomst mee omgegaan moet worden. In een aantal straten wordt het riool vervangen. Hij vraagt waarom er na herbestrating niet direct parkeervakken in een open structuur worden gemaakt, zodat de gemeente ervoor kan zorgen dat de indringing van regenwater langs de parkeervakken kan plaatsvinden? In een aantal wijken gebeurt dit al en hij vraagt zich af waarom dit niet ook op de Reeweg Oost gebeurt. De bijdrage zal niet zo heel groot zijn, maar alle beetjes helpen en bij elkaar wordt zo op vele m2 waterinfiltratie gecreëerd. Hij vraagt de wethouder of er al eens onderzoek is gedaan naar de mogelijke bijdrage van de gemeente? 15

16 De heer Van Zanten vindt dat dit beleidsplan goed aansluit op de startnotitie. De PvdAfractie is voorstander van duurzame oplossingen voor afvoer van hemelwater en hij is benieuwd welke afwegingen het college heeft gemaakt om daar al dan niet wat op toe te geven. Zijn fractie neemt kennis van de brief over de Reeweg Oost. Het is hem opgevallen dat er bij de pilot grondwaterherstel slechts ,- van de beschikbare ,- is gebruikt. Hij hoort graag hoe dat kan. Elke keer dat er riolen worden vervangen, wordt er zand in gegooid, terwijl hij van de vertegenwoordigers van de BVFP hoort dat dit niet goed is. Hij hoort hier straks graag een goede oplossing voor. De heer Borsten brengt in dat de grote winst is dat de zorgplicht nu geregeld is. Iedereen kan daar een andere invulling bij hebben. In de komende jaren zal jurisprudentie en een stukje ervaring uitwijzen wat dat precies inhoudt. Die ervaring wordt opgedaan met dit eerste beleidsplan. Hij vindt het verstandig dit voor twee jaar uit te proberen om langzamerhand naar het gemeentelijk rioleringsplan nummer 5 toe te gaan. Tegen die tijd hoopt hij dat het dossier fundering voor een belangrijk deel is afgesloten. In 2010 heeft Dordrecht veel kennis en kunde van funderingen en grondwater. Voor een belangrijk deel wordt dit ook door de BVFP aangedragen. Hij zou het knap vinden als de gemeente met de bewoners in staat zou zijn om die kennis en kunde te materialiseren en er een echt sterk punt van zou kunnen maken en dus ook beleid maakt wat er met kleidammen gedaan wordt. Ten aanzien van de zorgplicht vraagt hij hoe dit op de Reeweg Oost wordt ingevuld? Er zijn daar houten en stalen funderingen en hij wil graag van de wethouder horen wat de afwegingen zijn geweest om voor een bepaalde grondwaterstand te kiezen op een bepaalde plaats. Hij hoort ook graag hoe dat verder wordt afgeregeld en hoe je dat zo houdt? Mevrouw De Smoker geeft aan dat toen zij deze nota las, zij zo het BARG (= Beheerplan Afvalwater, Regenwater en Grondwater ) van een aantal jaren geleden erbij had kunnen pakken. Destijds was iedereen het eens en volgens haar is dat nu nog zo. Ze vraagt zich af waarom er zoveel vergadertijd voor is gereserveerd. De heer Tasgin sluit aan bij de opmerkingen van de heer Staat en de heer van Zanten over de grondwaterherstelprojecten van ,-. Hij kan zich niet voorstellen dat de mensen hier geen gebruik van willen maken. Hij denkt dat het meer aan de criteria ligt. Zijn voorstel is om deze te versoepelen, waardoor meer bewoners van deze pilot gebruik kunnen maken. Dat het scheiden van hemelwater geen doel op zich meer is, juicht hij van harte toe. Het heeft weinig nut om dit gescheiden te houden. Hij kan zich wel voorstellen dat je dit bij nieuwbouwprojecten en bij gebieden die dicht bij het water liggen altijd toepast, maar als dat heel veel riool zou moeten betekenen om hemelwater goed af te voeren, dan moet een kosten-batenanalyse worden gemaakt. Voor het verwerken van particulier hemelwater worden vier maatregelen genoemd, waarbij wordt vermeld dat deze lastig zijn uit te voeren. Als het allemaal niet lukt wordt het naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie gestuurd. Hij vraagt zich af waarom, want het kost extra energie en geld om water te zuiveren. Hij stelt voor om minder hemelwater naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie te sturen en dan te bekijken of de situatie verbetert. De heer Staat merkt bij interruptie dat hij zojuist van de heer Tasgin hoort dat die het ermee eens is om het stimuleren van afkoppeling geen doel op zich te laten zijn, terwijl hij er later voor pleit. De heer Tasgin antwoordt dat er meer inzicht zou moeten zijn in wat er nu wordt afgevoerd en welke inzet nodig is om hier winst uit te halen. Als je dat weet, kun je een afweging maken en dan kun je ook zeggen dat de verbeteringen niet gerealiseerd zijn, omdat het te veel kost of technisch niet mogelijk is. De heer van Zanten vraagt of de heer Tasgin het geld belangrijker vindt dan het principe? 16