VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE VAN 9 JULI 2013 Bestuur en Middelen (Bestuur en Samenwerking)

Transcriptie

1 VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE VAN 9 JULI 2013 Bestuur en Middelen (Bestuur en Samenwerking) STANDPUNT VAN HET COLLEGE OVER REGIONALE SAMENWERKING, REACTIE OP DE BRIEF VAN HET ONS-D OVER DE NETWERKORGANISATIE, HET VERVOLG VAN DE PROEFTUINEN EN ONDERBOUWING VAN DE INGEBOEKTE BEZUINIGING IN DE KADERNOTA VANWEGE VERDERGAANDE REGIONALE SAMENWERKING. RAADSINFORMATIEBRIEF OVER ONTWIKKELPROGRAMMA DRECHTSTEDEN INDIENEN ZIENSWIJZE OP BEGROTING 2014 EN JAARREKENING 2012 GR DRECHTSTEDEN Voorzitter: de heer Riet Secretaris: de heer Hoogstad Verslag: Erna Verveer, Getikt! af audio Aanwezig: Mevrouw Kruger, GroenLinks Mevrouw Heijmans, PvdA Mevrouw De Smoker, D66 De heer Tazelaar, VSP De heer Hoogerduijn, ChristenUnie/SGP De heer Schalken, BETER VOOR DORDT De heer Antwerpen, BETER VOOR DORDT Mevrouw Koene, VVD Mevrouw Veldhuijzen, CDA Namens het college is aanwezig wethouder Sleeking Namens de ambtelijke organisatie is aanwezig de heer Van der Kraan De voorzitter opent de vergadering. Er is een Raadsinformatiebrief en een raadsvoorstel. Vorige week is de begroting in de Drechtraad behandeld en op dat moment is er geen zienswijze van de gemeente Dordrecht ingediend. Op verzoek van de agendacommissie is dit punt in het verleden aangehouden. Binnen de agendacommissie is de volgende politieke vraag geformuleerd. Wat is het standpunt van het college over de regionale samenwerking? Wat is de reactie van het college op de brief van de gemeentesecretarissen over de netwerkorganisatie? Er is ook gesproken over de onderbouwing van de ingeboekte bezuinigingen in de Kadernota. Mevrouw De Smoker merkt op bij interruptie dat de eerste begroting in de Drechtsteden inderdaad is behandeld; de voorzitter merkte op dat er geen zienswijze was ingediend door de gemeente Dordrecht. Maar dat is wat te kort door de bocht, want de raad reageert volgens de politieke lijnen en in de agendacommissie is opgemerkt dat de reactie van de gemeente Dordrecht later verstuurd zou worden. De voorzitter antwoordt dat hij inderdaad in zijn inleiding heeft aangegeven dat het punt op verzoek van de agendacommissie is aangehouden. Doel van de bespreking is bepalen of de Raadsinformatiebrief voor kennisgeving aangenomen kan worden en of het raadsvoorstel als hamerstuk danwel als bespreekstuk naar de raad van 16 juli gezonden kan worden. De heer Hoogerduijn merkt op dat samenwerken in de Drechtsteden onontbeerlijk is in deze tijd. Minister Plasterk werkt toe naar krachtige samenwerkingsverbanden van de gemeenten om de decentralisaties goed te laten landen, maar hij bedoelde dit ook als 1

2 een goed uitgangspunt voor gemeentelijke fusies. Zijn fractie vindt dat zo'n nadrukkelijke koppeling verlammend kan werken. Verder gaat het hem niet om de schaal, maar om de noodzakelijke uitvoeringskracht. In verband met de decentralisaties is niet-vrijblijvende samenwerking nodig, maar opschaling is geen doel op zich. De regionale ambtelijke samenwerking kan inderdaad worden verbeterd door een strakkere sturing en vergroting van daadkracht en flexibiliteit met een intensiever en minder vrijblijvend netwerk, conform de voorstellen van de zeven secretarissen naar aanleiding van de evaluatie proeftuinen. Verdergaande ambtelijke samenwerking is nodig, vooral in verband met bezuinigingen en de decentralisaties, maar niet als opmaat naar fusie of fusies. Het streven, onder andere van B&W van Dordrecht naar één gezamenlijke ambtelijke organisatie op termijn wordt afgewezen vanwege de samenhang met de bestuurlijke organisatie. Dit zou ongetwijfeld tot gevolg hebben een bestuurlijke reorganisatie, fusie of fusies, plus verlamming in plaats van vergroting van de uitvoeringskracht en dat is absoluut ongewenst. De onderbouwing in de Kadernota van de besparingen als gevolg van de intensivering ambtelijke samenwerking vindt zijn fractie boterzacht, met name met betrekking tot het zogenaamde hosten. Het is compleet afwachten wat de andere gemeenten, c.q. de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden hier van vinden. Mevrouw Koene sluit zich geheel aan bij het betoog van de heer Hoogerduijn. De heer Tazelaar merkt op dat de VSP het eens is met een strakke sturing in de organisatie. Samenwerking is noodzakelijk. Zijn fractie kan instemmen met de inhoud van de brief van de secretarissen en met het voorstel. Mevrouw De Smoker merkt op er binnen de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden een afspraak is dat voordelen en bezuinigingen pas ingeboekt worden als ze behaald zijn. In de Kadernota neemt het college echter al een voorschot door in 2015 alvast 5 ton in te boeken, in miljoen en in miljoen. Haar fractie vindt dat niet juist en zal daar op terugkomen bij de behandeling van de Kadernota. In de conceptbegroting 2014 en de zienswijze zoals die nu door het college is geformuleerd, hecht ze eraan dat deze bezuiniging zoals de gemeente Dordrecht voornemens is op zijn minst in de zienswijze richting de Drechtsteden wordt vermeld, anders ben je niet echt eerlijk tegenover elkaar bezig. Wethouder Sleeking merkt op dat hij zich volledig kan vinden in de opmerking dat samenwerking geen doel op zich is. Het gaat om versterken van kwaliteit en efficiencywinst die wordt beoogd met regionale samenwerking, waarbij steeds is bekrachtigd dat alle zes gemeenten pleiten voor het behoud van hun autonomie en dat geldt zeker voor Dordrecht. Het is dus ook wat het college betreft geen opmaat tot een herindeling en opschaling is daarin ook geen doel op zichzelf. Samenwerking is onontbeerlijk gezien de decentralisaties en de forse bezuinigingen; het college denkt dat het haalbaar moet zijn om meer efficiencywinst te gaan halen dan tot nu toe. Het is niet voor niets opgenomen in het meerjarenperspectief. Bij de vaststelling daarvan en van de Kadernota was het niet echt noodzakelijk om tot een sluitende begroting te komen, omdat ook het college heeft geconstateerd dat op basis van de gegevens die nu beschikbaar zijn, de provincie deze bezuiniging die vanaf 2015 is ingeboekt, als onvoldoende onderbouwd zal beschouwen en als je die nodig zou hebben voor een sluitende begroting, dan heb je een probleem. De heer Hoogerduijn vraagt bij interruptie waarom wethouder Sleeking daar zo benauwd voor is; is dat omdat hij ook vindt dat het boterzacht is? Wethouder Sleeking antwoordt dat is afgesproken dat deze taakstelling gerealiseerd moet gaan worden vanuit de beoogde samenwerking, vanuit de 17 projecten zoals ze zijn omschreven en de ambitie is om vóór 1 november een onderbouwing te hebben door middel van business cases dat deze besparing echt gerealiseerd gaat worden. Als dat niet regionaal kan zal Dordrecht, ook kijkend naar de eigen organisatie, het zo hard moeten gaan maken dat die wel kan worden ingeboekt en dat ook de provincie dan zal gaan vaststellen dat de bezuinigingsdoelstelling inclusief de bedragen die Dordrecht meerjarig 2

3 heeft ingeboekt, dan ook voldoende onderbouwd zullen zijn. Op dit moment vindt de provincie het inderdaad niet voldoende hard. De heer Hoogerduijn merkt op bij interruptie dat hetgeen in de Kadernota staat, dus wat dun ijs is. Wethouder Sleeking antwoordt ontkennend. Hij zei al eerder dat voor een sluitend meerjarenperspectief de geraamde taakstelling niet nodig is. Dat was ook duidelijk toen de Kadernota werd opgesteld, inclusief meerjarenperspectief, maar tegelijkertijd is bekend dat als gevolg van de meicirculaire het beeld nog zal verslechteren. De taakstelling die er nu in zit, is echt nodig om een sluitend meerjarenperspectief te bereiken. Het invullen daarvan door middel van business cases die dus ook hard gemaakt kunnen worden, zo hard dat die bezuinigingen ook gehaald kunnen gaan worden, moeten echt bij de begrotingsbehandeling beschikbaar zijn, ook voor de raad. Mevrouw De Smoker merkt op dat haar fractie dat een merkwaardig betoog vindt. De provincie zal de argumentatie in de Kadernota dus niet accepteren, maar het is niet nodig voor een sluitend meerjarenperspectief. Maar in de Kadernota staat wel degelijk bij beslispunt 4 dat je dit bezuinigingsvoorstel moet honoreren. Het is of het een, of het ander. Het bedrag is gewoon meegenomen in de berekeningen. Wethouder Sleeking antwoordt dat dat klopt, maar de provincie beoordeelt straks de begroting; het college heeft vastgesteld dat op basis van de ambitie zoals die nu al is meegenomen in de Kadernota, als dit het moment zou zijn waarop je deze taakstelling nodig zou hebben voor een sluitend meerjarenperspectief, dat dat onvoldoende hard gemaakt kan worden. Dus er is tussen nu en de begrotingsbehandeling en 1 november nog echt veel werk te doen, maar er is bevestigd, ook door de organisatie die er mee belast is, dat dit wel een realistisch beeld is. Voor volgend jaar hoeft dat nog niet behaald te worden, maar vanaf 2015 moet er om te beginnen een half miljoen hard op de plank liggen en als het niet via de business cases in de regio gerealiseerd kan worden, dan zal er in de eigen organisatie gekeken moeten worden. Het is niet de bedoeling van het college om het zo te laten staan zoals het nu is; de provincie zou die geraamde bedragen als onvoldoende onderbouwd beschouwen. Mevrouw De Smoker vraagt hoe zich dat verhoudt tot de afspraak in de Drechtsteden om bezuinigingen pas in te boeken als ze echt behaald zijn. Wethouder Sleeking antwoordt dat ze straks zo onderbouwd moeten zijn dat zeker is dat ze gerealiseerd zullen gaan worden. Dat is de taakstelling die er ligt vanaf De heer Hoogerduijn merkt op niet goed te begrijpen waarom het in de Kadernota staat als het niet nodig is. De heer Schalken merkt op blij te zijn dat het nu in ieder geval al in de Kadernota is vermeld, omdat dat nadrukkelijk de ambitie van het college aangeeft om die doelstelling te behalen. Het zou jammer zijn als het pas in november uit de hoge hoed zou komen. Wethouder Sleeking merkt op dat als je de beoogde bezuiniging in het kader van de regionale samenwerking er nu uit zou halen vanaf 2015, je alsnog uitkomt op een sluitend meerjarenperspectief. Het college heeft zich tot taak gesteld, nu meer bekend is van de effecten van de Meicirculaire en dat zal blijken uit de uitwerking van de business cases van onder andere het KCC en het projectmanagement, om zodanig inzicht te geven in het te bereiken efficiencyvoordeel dat dat dan ook hard gemaakt kan worden op het moment dat de raad de begroting 2014 en de meerjarenbegroting vaststelt. De heer Hoogerduijn merkt op te begrijpen dat het nodig zal blijken vanwege de gevolgen van de Meicirculaire, maar dat is op dit moment nog niet bekend. Wethouder Sleeking antwoordt dat dat beeld bij de begrotingsbehandeling beschikbaar is. Mevrouw De Smoker merkt op dat er al iets over de Meicirculaire is opgenomen in de Kadernota, namelijk een voordeel van 2,3 miljoen en dat is gewoon ingeboekt. "een schatting vooruitlopend op de mei/junicirculaire, een tegemoetkoming op de indexatie algemene uitkering" (blz. 14). Wethouder Sleeking antwoordt dat er inmiddels rekening wordt gehouden met een negatief effect van de Meicirculaire. Het was wellicht voorbarig om dit op te nemen in de Kadernota, aangezien de Meicirculaire toen nog niet binnen was. 3

4 De heer Schalken gaat in op het ontwikkelprogramma. De samenwerking is geen doel, maar een middel om je efficiencyvoordeel te behalen en de kwaliteit van de organisatie op peil te houden. BETER VOOR DORDT kan zich vinden in het voornemen om de samenwerking minder vrijblijvend te maken. De voorstellen om tot een eenduidige sturing te komen ondersteunt BETER VOOR DORDT ook. ONS-D krijgt de eindverantwoordelijkheid van de netwerk MT's; hij vraagt naar de formele status. De uitwerking van de uniformering van processen is ook van belang; zijn fractie ziet de uitwerking graag tegemoet voor wat betreft de samenwerkingsovereenkomsten, de voorstellen voor de verrekeningen en het uitmiddelen van overhead en flexibiliteit et cetera. BETER VOOR DORDT is blij dat dit onderwerp nu ook in Dordrecht wordt besproken. Bij lokale bevoegdheden vindt hij dat de lokale raden in control moeten zijn, in positie moeten zijn en er ook in de voorbereidingen met elkaar lokaal wat van moeten kunnen vinden. Wat BETER VOOR DORDT betreft gebeurt dat veel vaker bij onderwerpen met een nadrukkelijk lokaal belang. Er worden nog geen harde uitspraken gedaan over mogelijke besparingen, maar BETER VOOR DORDT gaat er van uit dat in de uitwerking het efficiencyvoordeel een nadrukkelijke besparing is, naast het feit dat er een sterke en voor de werknemers aantrekkelijke organisatie ontstaat om bij te werken. Met betrekking tot de zienswijze op de begroting 2014 zoals verwoord in het raadsvoorstel kan die wat BETER VOOR DORDT betreft aangeboden worden aan het bestuur van de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden en de fractie gaat ook akkoord met de jaarrekening 2012 gemeenschappelijke regeling Drechtsteden. Mevrouw Heijmans geeft aan dat ze er geen chocola van kan maken. Er is een bezuiniging van een behoorlijk bedrag die formeel nog niet mag worden ingeboekt, maar dat gebeurt toch; de onderbouwing is niet hard genoeg, maar het is wel nodig. Ze vraagt om uitleg. Mevrouw Kruger merkt op dat ze zich wel kan aansluiten bij mevrouw Heijmans. Ze heeft gelezen over de evaluatie van de proeftuinen en vond dat verwarrend. De proeftuinen zien er heel goed uit, maar er is wel uitgegaan van vrijwilligheid. Als je de evaluatie ziet worden er hoge scores gehaald, maar er is slechts een lage respons. Straks is het minder vrijwillig en moet de vrijblijvendheid er af, maar als het in vrijwillige vorm al moeilijk is om te gaan samenwerken vraagt ze zich af of het enthousiasme wel zo groot blijft als het straks moet. Dat is een punt van zorg. Mevrouw Veldhuijzen merkt op dat deze bijeenkomst meer vragen oproept dan beantwoordt. In principe staat het CDA zeer positief tegenover intensivering van samenwerking tussen ambtelijke apparaten, waardoor je een betere kwaliteit kunt behalen en van elkaars kracht gebruik maakt. Wel wil haar fractie dat je, net als bij de Wmo, bekende gezichten houdt op je lokale terrein, zodat het herkenbaar blijft voor de burger uit Dordrecht. Maar gaandeweg en al luisterend ziet ze een reorganisatieprobleem ontstaan als je moet constateren dat het niet kostendekkend zal zijn of juist meer problemen oplevert. De heer Schalken merkt op dat uit die evaluatie ook duidelijk werd dat juist door al die vrijheid en het gebruik maken van verschillende processystemen en manieren van werken het lastiger was om echt die efficiencyvoordelen te behalen; juist wanneer je daar wat meer afspraken over maakt, kun je wel die efficiencyslag maken. Maar het is inderdaad altijd wel afwachten of mensen het werk plezierig blijven vinden als er strakkere regels worden gehanteerd, maar dat zal naar hij aanneemt verder uitgewerkt worden in de voorstellen. Mevrouw Kruger is dat wel met hem eens; GroenLinks is voor intensiveren waar het kan en waar het nodig is, waar door grootschaligheid efficiencyvoordeel behaald kan worden. Juist door die vrijwilligheid en het moeten wennen aan elkaar vraagt ze zich af of je het niet eerst beter moet uitwerken. Dat gebeurt kennelijk in de komende business cases, maar ze kan daar nu nog geen oordeel over geven. 4

5 Wethouder Sleeking merkt op dat er verschillende zaken door elkaar lopen. De input en de gevolgen van de Meicirculaire waren bij het opstellen van de Kadernota nog niet bekend; die is dus ook niet verwerkt in de Kadernota. Die effecten worden pas verwerkt bij de begrotingsbehandeling in november. Eerst werd nog uitgegaan van een positief effect, maar inmiddels is de inschatting dat de circulaire zal leiden tot een fors negatief effect. Hij was in de veronderstelling dat de raad die Raadsinformatiebrief al ontvangen zou hebben, maar die wordt morgen verstuurd; daarin staan de effecten van de Meicirculaire voor zover ze nu bekend zijn. Mevrouw Koene merkt op bij interruptie dat het haar dan bevreemdt dat die bij een positieve verwachting überhaupt in de Kadernota is gezet als je er op dat moment toch niets mee wilt. Wethouder Sleeking antwoordt dat dat inderdaad voorbarig genoemd kan worden. Hij denkt dat nu pas de effecten van de Meicirculaire beschikbaar komen, hoewel ook daar nog onzekere factoren in zitten, omdat op onderdelen nog discussies lopen met het Rijk die tot bijstelling kunnen leiden. Dit wordt in de Raadsinformatiebrief ook nader toegelicht. Mevrouw De Smoker merkt op bij interruptie dat de Meicirculaire wel degelijk als positief is meegerekend, voor 2,3 miljoen. De heer Van der Kraan geeft uitleg. Er zitten twee effecten in. Enerzijds een ambtelijke korting, direct in het huis van de gemeente Dordrecht ad 7,5 ton. Dat komt in de voorstellen van pakket A terug. Daar is een één op één relatie gelegd. Er staat 2 miljoen opgenomen die te maken heeft met ambtelijke bezuinigingen in de gemeente Dordrecht die te maken hebben met het tempo van wat er gehaald moet worden in de regionale samenwerking, het verder optimaliseren van processen en een aantal voorstellen die te maken hebben met het bijeen brengen van ambtelijke capaciteit. In de systematiek is het zo dat in het zachte deel van de dekking die twee miljoen eigenlijk niet nodig was voor het technisch rondmaken van het meerjarenbeeld, omdat dat meerjarenbeeld iedere keer boven twee miljoen positief uitkwam, exclusief de Meicirculaire. Dordrecht heeft overigens de Meicirculaire altijd buiten beschouwing gelaten. Er zit wel verschil tussen de eerste jaarschijf, de begroting en in de begroting niet inboeken; dat heeft het college netjes gevolgd en het geven van een meerjarenbeeld waarvan het college heeft gezegd: we doen daar een kaderstellende uitspraak, feitelijk richting ambtelijke organisatie / ambtelijke organisaties om die twee miljoen op termijn wel te halen en dat is de verwerking die voorligt. Wethouder Sleeking zegt nu: dat meerjarenbeeld voor de begroting 2014 wordt straks ook anders, dus we zullen meerjarig wel nodig hebben omdat die twee miljoen uiteindelijk beneden de streep niet blijft staan. Dat is het debat dat de raad na dinsdag met elkaar aangaat. Mevrouw De Smoker merkt op dat ze de uitleg begrijpt ten aanzien van de 5 ton, 1 miljoen en 2 miljoen. Ze vraagt wat ze dan moet verstaan bij de Kadernota, want daar ontstaat nu de verwarring, onder "tegemoetkoming indexatie algemene uitkering schatting vooruitlopend op Meicirculaire". Ze vraagt wat dat dan is. De heer Van der Kraan antwoordt dat de verwachte indexering wel ongeveer geklopt zal hebben, maar er zit een hele reeks aan maatregelen in de Meicirculaire die een beleidsmatige component krijgt; dat wordt in de Raadsinformatiebrief uitgelegd. Die maatregelen doen het indexatie-effect geheel teniet waardoor je onder de streep behoorlijk negatief uitkomt voor de grote steden. Mevrouw Heijmans vraagt of het klopt dat de Meicirculaire niet in de Kadernota is meegenomen voor wat betreft alle maatregelen, maar alleen voor wat betreft de indexering. Wethouder Sleeking antwoordt dat het vanavond meer over de Kadernota gaat dan over de stukken die in het kader van de regionale samenwerking voorliggen. De ambitie is de taakstelling die oploopt in 2017 tot 4 miljoen. De gezamenlijke gemeentesecretarissen hebben aangegeven dat door al die samenwerkingsoperaties een totale besparing van meer dan 10% gerealiseerd kan worden. Dat komt overeen met een bedrag van 4 miljoen in 2015, oplopend tot 6 miljoen in Het aandeel voor Dordrecht is wat dat 5

6 betreft nog bescheiden ingeboekt. Ook daar zit dus nog een flinke ruimte tussen wat de gemeentesecretarissen inschatten als realistisch en de ambitie die is opgenomen in het meerjarenperspectief. Tegelijkertijd is het zo dat er nog een flinke slag gemaakt moet worden aan de hand van business cases om die ook hard te maken en daar wordt aan gewerkt. Mede als gevolg van de negatieve gevolgen van de Meicirculaire blijkt nu dat die ook nodig zullen zijn om het meerjarig perspectief sluitend te krijgen en dat was nog niet het beeld op het moment dat de Kadernota is vastgesteld. Maar de systematiek zoals Dordrecht die gewend was, is gewoon weer gevolgd. De effecten van de Meicirculaire worden pas bij de begroting verwerkt. Mevrouw Heijmans merkt op bij interruptie dat Dordrecht dan niet de afspraak met de regio volgt om bezuinigingen pas in te boeken als ze zijn gerealiseerd. Wethouder Sleeking merkt op dat ze ingeboekt worden op het moment dat ze voldoende onderbouwd zijn. Mevrouw Heijmans merkt op dat ze toch al ingeboekt zijn. Wethouder Sleeking antwoordt dat dat klopt; vanaf Mevrouw Veldhuijzen merkt op dat de business cases in haar optiek leiden in een richting van reorganisatie of intensivering van de samenwerking. Gaat dat proces voortgang krijgen en gaat dat, ongeacht de business cases, ook uitgevoerd worden? Wethouder Sleeking antwoordt dat alle colleges in de regio hebben ingestemd met de 17 projecten zoals die zijn geformuleerd en de verwachting is dat er regionaal door de raden steun komt, zodat dit proces kan worden voortgezet. Richting mevrouw Kruger merkt hij op zelf ook wat verrast te zijn dat de gemeenteraad niet echt meer een debat heeft gevoerd toen de evaluatie van de proeftuinen beschikbaar kwam.; dat was wel zijn verwachting. Vorig jaar heeft hij nadrukkelijk aan de raad toegezegd dat die evaluatie beschikbaar zou komen; die is wel meegenomen met een ander stuk, over de netwerkorganisatie, maar niet meer in de bewoordingen zoals mevrouw Kruger die vanavond gebruikte. Voor een deel herkent hij zich wel in haar teleurstelling dat ook de respons bij bestuurders wat achterbleef bij zijn verwachtingen, gezien het grote belang van een dergelijke ontwikkeling. De ene bestuurder heeft er wat dichter bij gezeten en heeft die ervaring wat meer beleefd dan de ander, wellicht is dat een deel van de verklaring, maar de respons is ook hem tegengevallen. Wat de nabijheid betreft, dat punt wordt door elke gemeente benadrukt. Wat er ook gaat gebeuren in de intensivering van die samenwerking, de nabijheid van de dienstverlening moet wel gegarandeerd zijn en dat blijft ook uitgangspunt van het handelen. De bewoners moeten er geen last van krijgen, hoe je het ook organiseert. Het moet tot besparingen leiden, maar niet tot last voor de individuele burger. De status van het ONS- D overleg kan beschouwd worden als een van de onderdelen van de netwerkorganisatie. Het heeft een ambtelijke status en niet meer dan dat. De heer Hoogerduijn merkt op dat de wethouder onomwonden zei uit te gaan van de autonomie van de gemeenten in de Drechtsteden; er is geen sprake van een opmaat voor herindeling. Hij heeft geciteerd uit een brief van B&W uit het voorjaar waarin staat dat Dordrecht streeft naar één ambtelijke organisatie op termijn. Ongetwijfeld betekent dat een bestuurlijke reorganisatie, dat wil zeggen een fusie of fusies in de Drechtsteden. Die twee uitspraken kan hij niet rijmen met elkaar. De VNG zegt dat als je streeft naar een fusie, of een opmaat tot, dan leidt dat onherroepelijk tot krampachtigheid, ook in de Drechtsteden en dat wil je niet. De heer Schalken merkt op dat BETER VOOR DORDT niet naar één grote ambtelijke organisatie wil, maar vooral intensief wil samenwerken. Wethouder Sleeking merkt op dat hij de analyse van de heer Hoogerduijn deelt. Misschien is die formulering destijds wel wat voorbarig geweest. Je ziet natuurlijk in een organisch proces dat onderdelen van die ambtelijke organisatie meer naar elkaar toe groeien, maar hij is begonnen te stellen dat samenwerking en opschaling geen doel op zichzelf is. Het gaat om versterken en verbeteren van kwaliteit en efficiency en waar dat 6

7 ooit toe gaat leiden, hangt in hoge mate af van hoe politieke partijen en fracties daar ook individueel in zitten. Uiteindelijk zal ook de raad zich daarover moeten uitspreken, dus in de verkiezingsprogramma's is het goed om daar een lijn in te kiezen, hoe ver je daar in wilt gaan. Mevrouw Heijmans sprak haar verbazing er over uit dat juist een wethouder van BETER VOOR DORDT zo voor samenwerking pleit en dat verbaast hem dan weer, want in het verkiezingsprogramma van BETER VOOR DORDT staat daar een duidelijke regionale paragraaf in waarin die samenwerking wordt nagestreefd, maar wel om daar die kwaliteits- en efficiency slag te maken. Mevrouw Kruger merkt op dat ze niemand hoort over uniformering en standaardisering; ook dat zou bewerkstelligen dat je wat anders met elkaar gaat werken en ze vraagt of daar goed rekening mee wordt gehouden in de business cases. Wethouder Sleeking antwoordt dat dat onontkoombaar is, want juist daar is die winst te boeken. Mevrouw Kruger is daar blij mee. De voorzitter vraagt of de Raadsinformatiebrief voor kennisgeving aangenomen kan worden. Dat is het geval. Het raadsvoorstel wordt geagendeerd als hamerstuk met een stemverklaring van D66. Hij sluit de vergadering onder dankzegging voor de inbreng. 7