Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Transcriptie

1 week 36 t/m week 38 4 Taal en Woordenschat H 1 en 3 Betekenis van woorden Strategieën kennen om de betekenis van nieuwe woorden te achterhalen Weten wat vaste voorzetsels, werkwoordelijke uitdrukkingen en voorzetseluitdrukkingen zijn Uit het hoofd weten van woordbetekenissen Strategieën om woordbetekenissen te achterhalen toepassen op nieuwe woorden Vaste voorzetsels aan werkwoorden koppelen Voorbeelden van voorzetseluitdrukkingen kunnen geven Schriftelijke overhoring : ja Weging: 2x 24 t/m 27, 106 t/m 109 Woordperfect WRTS

2 week 39 t/m week 41 4 Grammatica H 1 en 4 29 t/m 33 oef. 1, 2, 3, 7, t/m 154 oef. 1, 2, 3, Wat is lijdende en bedrijvende vorm Strategieën kennen om lijdende en bedrijvende vorm te maken Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord Zinsdeelontleding: naast pv/ow/gez/lv/mv en bwb, ook de bvb kennen en strategie om hem te vinden Woordsoorten: wat is een antecedent, het betrekkelijk vnw. en het telwoord (uitgesplitst naar hoofd, rang, bepaald en onbepaald telwoord) Lijdende en bedrijvende vorm in een zin herkennen en kunnen benoemen Van een lijdende een bedrijvende zin maken en omgekeerd Zelfstandige ww. en hulpww. herkennen in een zin De bvb herkennen in een zin, naast alle andere zinsdelen, vindstrategie toepassen Het betr. vnw. en telwoord kunnen benoemen in een zin, terug kunnen verwijzen naar het juiste antecedent Schriftelijke overhoring : ja Weging: 2x

3 week 42 t/m week 45 4 Lezen H 1 en 2 8 t/m 13, 48 t/m 53 Lessen Nieuwsbegrip Stappenplan Lezen Aan het eind van deze periode weet de leerling dat een tekst uit een inleiding, middenstuk en een slot bestaat; De leerling weet welke stappen hij moet zetten om het onderwerp te vinden van een tekst; De leerling weet in welk gedeelte van de tekst hij de hoofdgedachte kan vinden en aan welke kenmerken deze moet voldoen; De leerling weet wat een deelonderwerp is; De leerling weet dat een tekst uit alinea s bestaat De leerling weet dat de belangrijkste informatie in een alinea in de kernzin staat De leerling kan in een stuk tekst de inleiding, het middenstuk en het slot herkennen De leerling kan een onderwerp van een tekst vinden De leerling kan een hoofdgedachte van een tekst vinden De leerling kan de deelonderwerpen bepalen De leerling kan alinea s in de tekst aanwijzen De leerling kan de kernzin vinden Repetitie : ja Weging: 4x Herkansbaar: ja

4 week 42 t/m week 47 Aantal lessen per week: 3 in totaal Zelfstandig werken aan opdracht Nieuw Nederlands, theorie blz. 39, 78, 120, 160 Eigen instructie docent Extra materiaal: Theorievel van docent met verhaalanalyseaspecten Opdracht voor leerlingen, digitaal Gekleurde vellen om opdracht te maken De leerling weet hoe je een (hoofd )personage kan herkennen De leerling weet dat een personage in de loop der tijd kan veranderen De leerling weet dat er tijdsaspecten in een verhaal zitten, zoals chronologie, flashbacks, terugverwijzingen en flasforwards De leerling weet dat er sfeeraspecten zijn in een verhaal, zoals ruimte en het weer De leerling weet dat je een mening over een verhaal kan hebben en dat daarvoor beoordelingswoorden bestaan De leerling kan jeugdboeken lezen en er een verwerkingsopdracht bij maken De leerling kan in een verwerkingsopdracht verschillende verhaalanalyseaspecten laten zien, zoals tijd, sfeer, personagebeschrijvingen De leerling kan zijn mening geven over het verhaal met bijpassende beoordelingswoorden Boekopdracht 1, Historische roman Weging: 1x

5 week 46 t/m week 47 Aantal lessen totaal: 3 Eigen materiaal docent De leerling kent de conventies van een De leerling kent verschillende spellingregels (voortschrijdende kennis) De leerling weet hoe een. tekst opgebouwd wordt De leerling kan de conventies van een. toepassen op een eigen schrijfproduct, a.d.h.v. een stel je voor opdracht De leerling past spellingregels toe op zijn/haar eigen schrijfproduct De leerling hanteert de juiste opbouw van een Repetitie : ja, schrijfopdracht 1 Weging: 4x Herkansbaar: ja Spellingregels Taalperfect: stijl

6 week 47 t/m week 48 3 Spelling H1 en 2 34 t/m 38, 74 t/m 77 De leerling weet wat de gebiedende wijs is en kent de regels De leerling kent de regels van de persoonsvorm De leerling weet hoe hij/zij de pv in een samengestelde zin moet vinden De leerling oefent de juiste schrijfwijze van een aantal woorden De leerling kent de regels van het spellen van Engelse werkwoorden De leerling weet hoe hij/zij leenwoorden moet spellen De leerling past de spellingregels bij gebiedende wijs en persoonsvorm correct toe De leerling kan de pv vinden in een samengestelde zin De leerling schrijft een aantal woorden foutloos op bij dictee De leerling kan Engelse werkwoorden correct vervoegen De leerling kan leenwoorden foutloos spellen Schriftelijke overhoring : ja Weging: 2x Taalperfect: Spelperfect Stappenplan Lezen

7 Lesperiode: 2 week 49 t/m week 2 4 Taal en Woordenschat H 2 en 4 64 t/m 68, 146 t/m 149 De leerling weet wat verwijswoorden en antecedenten zijn De leerling weet hoe vergelijkingen gevormd worden De leerling herkent foute verwijswoorden De leerling weet wat rijmende uitdrukkingen zijn en waar ze toe dienen De leerling kan het juiste verwijswoord bij het juiste antecedent koppelen De leerling kan vergelijkingen herkennen De leerling begrijpt de figuurlijke betekenis van de vergelijking De leerling kan begin en eindrijm herkennen in een rijmende uitdrukking Schriftelijke overhoring : ja Weging: 2x Taalperfect: Woordperfect

8 Lesperiode: 2 week 50 t/m week 4 Zelfstandig werken n.v.t. Boekopdracht 2 Weging: 1x Eigen opdracht docent

9