De Invloed van Zelfdeterminatie bij Mensen met een Lichte Verstandelijke Beperking: de. Relatie tussen Basisbehoeften, Motivatie en Welbevinden
|
|
- Nora Lambrechts
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Running head: ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING De Invloed van Zelfdeterminatie bij Mensen met een Lichte Verstandelijke Beperking: de Relatie tussen Basisbehoeften, Motivatie en Welbevinden Margit J.J. de Jong Tilburg University Masterthesis Psychologie en Geestelijke Gezondheid Volwassenen en Ouderen ANR: Eerste beoordelaars: dr. W.M.W.J. van Oorsouw en drs. N. Frielink Tweede beoordelaar: prof. dr. P.J.C.M. Embregts Juli 2015
2 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 2 Samenvatting In het huidige onderzoek zijn de relaties tussen de belangrijkste facetten van de zelfdeterminatie theorie (ZDT), basisbehoeften en motivatie, bij mensen met een lichte verstandelijke beperking of zwakbegaafdheid onderzocht. Daarbij is gebruik gemaakt van de Basic Psychological Need Satisfaction and Frustration Scale Intellectual Disability als maat voor behoeftebevrediging. De Treatment Self-Regulation Questionnaire is gebruikt als maat voor types van motivatie en tot slotte is er gebruik gemaakt van de Beck Depression Inventory en de Satisfaction with Life Scale als maat voor psychologisch welbevinden. 184 participanten met een IQ-score tussen de 50 en 85 namen deel aan het onderzoek. Resultaten toonden dat er een positieve relatie bestaat tussen bevrediging van basisbehoeften (autonomie, competentie en verbondenheid), autonome motivatie en psychologisch welbevinden. Dit levert handvatten op voor de klinische praktijk, bijvoorbeeld door de ZDT te integreren in therapeutische interventies voor de doelgroep om het psychologisch welbevinden te verbeteren. Sleutelwoorden: Zelfdeterminatie theorie, motivatie, basisbehoeften, verstandelijke beperking, zwakbegaafdheid Abstract In the present study the relationships between the main aspects of the self-determination theory (SDT) among people with mild to borderline intellectual disabilities are investigated. The Basic Psychological Need Satisfaction and Frustration Scale Intellectual Disability is used to measure need satisfaction. The Treatment Self-Regulation Questionnaire is used as to measure types of motivation. Furthermore, the Beck Depression Inventory and the Satisfaction with Life Scale were used as a measure of psychological well-being. 184 participants with an IQ of 50 to 85 participated in the study. Results showed that there is a positive relationship between satisfaction
3 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 3 of basic needs (autonomy, competence and relatedness), autonomous motivation and psychological well-being. This leads to important implications in the clinical field. For example, by integrating the SDT in therapeutic interventions to improve the psychological well-being of people with mild to borderline intellectual disabilities. disability Keywords: Self-determination theory, motivation, basic psychological needs, intellectual
4 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 4 De Invloed van Zelfdeterminatie bij Mensen met een Lichte Verstandelijke Beperking: de Relatie tussen Basisbehoeften, Motivatie en Welbevinden De zelfdeterminatie theorie (ZDT) is een theorie over motivatie en basisbehoeften van de mens (Deci & Ryan, 1985; Ryan & Deci, 2000). De theorie omvat een aantal basisprincipes ten aanzien van persoonlijke groei, universele basisbehoeften, levensdoelen, vitaliteit, motivatie, gedrag en welbevinden (Deci & Ryan, 2008b). Het vertrekpunt van de ZDT is volgens Deci en Ryan (2000) de aanname dat mensen van nature actief en groei-georiënteerd zijn. De ZDT stelt dat het een universele eigenschap van de mens is om interessante activiteiten uit te willen voeren, capaciteiten te willen benutten, verbondenheid in sociale groepen na te streven en om intrapsychische en interpersoonlijke ervaringen te integreren tot een eenheid (Deci & Ryan, 2000). Voldoening van basisbehoeften leidt tot persoonlijke ontwikkeling en optimaal functioneren. Wanneer niet langer wordt voldaan aan deze behoeften, kan dit leiden tot psychopathologie (Ryan & Deci, 2000). De ZDT stelt dat ieder individu drie innerlijke psychologische basisbehoeften heeft: autonomie, competentie en verbondenheid (Deci & Ryan, 2000; Ryan & Deci, 2000). Naast deze basisbehoeften is motivatie een belangrijk component van de theorie. In de ZDT staat het onderscheid tussen autonome en gecontroleerde motivatie centraal (Gagné & Deci, 2005). Deze begrippen vormen tezamen de uitersten van een continuüm van gecontroleerde motivatie naar autonome motivatie. Binnen dit continuüm zijn intrinsieke motivatie, extrinsieke motivatie en amotivatie belangrijke termen (Deci & Ryan, 2000; Gagné & Deci, 2005). De belangrijkste begrippen van de ZDT, motivatie en universele basisbehoeften, zullen worden toegelicht in dit artikel.
5 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 5 Motivatie binnen de Zelfdeterminatie Theorie De verschillende soorten motivatie die de ZDT onderscheidt, vormen een belangrijke basis voor de theorie. Motivatie bevat alle aspecten van activatie en intentie: energie, richting, persistentie en equifinaliteit (Ryan & Deci, 2000). Equifinaliteit refereert naar het feit dat verscheidene wegen kunnen leiden tot dezelfde uitkomst (Ciccheti & Rogosch, 1996). De kwantiteit, hoeveelheid en intensiteit van motivatie wordt in de ZDT onderscheden van de kwaliteit of het type van motivatie. (Vansteenkiste, Sierens, Soenens, Luyckx & Lens, 2009). Deci en Ryan (2008b) stellen dat het type van motivatie belangrijker is dan de aanwezige hoeveelheid motivatie om psychologisch welbevinden te voorspellen. Binnen het concept motivatie valt een onderscheid te maken tussen intrinsieke motivatie, extrinsieke motivatie en amotivatie (Deci, 2004b). Intrinsieke motivatie vindt volgens Deci (2004b) zijn basis in de aangeboren neiging van mensen om proactief te zijn, te interacteren met de wereld om een effect te bereiken en om het gevoel te hebben competent te zijn. Intrinsieke motivatie omvat actieve betrokkenheid bij taken die interessant worden bevonden door de persoon zelf en die de groei van de persoon bevorderen (Deci & Ryan, 2000). Extrinsiek gemotiveerde gedragingen zijn daarentegen gedragingen die uitgevoerd worden om een bepaalde externe uitkomst te verkrijgen. (Deci & Ryan, 2000; Gagné & Deci, 2005). Dat betekent bijvoorbeeld het uitvoeren van een gedrag om een beloning te verkrijgen of om een straf te vermijden (Deci & Ryan, 2008a). Naast intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie onderscheidt ZDT het concept amotivatie (Deci & Ryan. 2000; Deci & Ryan, 2008b). Er is sprake van amotivatie als iemand geen enkele intentie heeft om een specifieke gedraging/handeling uit te voeren (Deci & Ryan, 2008b). Twee oorzaken kunnen ten grondslag liggen aan amotivatie: ten eerste vanuit een gebrek aan toegekend belang of waarde aan de activiteit en ten tweede vanuit een gebrek aan ervaren
6 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 6 competentie of een gebrek aan ervaren zelfeffectiviteit (Ryan, Lynch, Vansteenkiste & Deci, 2011). De verschillende vormen van motivatie liggen op een continuüm, waarbij zij volgens Ryan en Deci (2000) verschillen in de mate waarin de motivatie en het gedrag als zijnde van de persoon zelf worden ervaren, oftewel in hoeverre zij zelfgedetermineerd zijn. Dit continuüm is weergegeven in Figuur 1 (van den Broeck, Vansteenkiste, de Witte, Lens & Andriessen, 2009, p. 323). Amotivatie is niet weergegeven in dit figuur, maar ligt in feite links van het figuur gezien er geen sprake is van intentie om een bepaald gedrag uit te voeren (Ryan & Deci, 2000). Figuur 1. Het zelfdeterminatiecontinuüm gaande van gecontroleerde tot autonome motivatie (aanpassing van Ryan & Deci, 2000). Overgenomen van De zelf-determinatie theorie: kwalitatief goed motiveren op de werkvloer, van A. van den Broek, M. van Steenkiste, H. de Witte, W. Lens en M. Andriessen, 2009, Gedrag en Organisatie, 22, p Extrinsieke motivatie: verschillende types. Extrinsieke motivatie is opgedeeld in vier types: externe motivatie, geïntrojecteerde motivatie, geïdentificeerde motivatie en geïntegreerde motivatie (van den Broeck, Vansteenkiste, de Witte, Lens & Andriessen, 2009; Deci & Ryan, 2000). Deze vier types verschillen in de mate waarin zij geïnternaliseerd zijn (Deci & Ryan, 2008a). Figuur 1 toont waar de verschillende types liggen op het eerder beschreven continuüm.
7 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 7 Het eerste type, externe motivatie, is het klassieke type extrinsieke regulatie, waarbij het gedrag enkel wordt uitgevoerd omwille van een externe reden. De gedraging wordt uitgevoerd om een externe beloning te verwerven of om een straf te voorkomen (Deci & Ryan, 2000; Ryan & Deci, 2000). Externe motivatie is het type motivatie die het meest contrasteert met intrinsieke motivatie en deze tevens ondermijnt (Deci, Koestner & Ryan, 1999; Deci & Ryan, 2000). Het tweede type extrinsieke motivatie op het zelfdeterminatiecontinuüm is geïntrojecteerde motivatie. Als er sprake is van introjectie is een bepaalde regulering wel overgenomen door een individu, maar wordt deze niet volledig als eigen beschouwd (Ryan & Deci, 2000). Ryan en Connell (1989) stellen dat hoewel een externe regulatie wordt overgenomen door een persoon, deze regulatie nog steeds in stand wordt gehouden door externe factoren. Introjectie treedt volgens Deci en Ryan (1995) op wanneer een persoon een gedrag uitvoert omdat iemand het idee heeft dat het moet van hem- of haarzelf, of omdat diegene zich anders schuldig zou voelen. Naast het vermijden van schuldgevoelens kan er bij geïntrojecteerde motivatie sprake zijn van het vermijden van angstgevoelens (Ryan & Deci, 2000). Gedragingen worden in het geval van introjectie gecontroleerd of opgedrongen door interne standaarden en door een zelfvertrouwen dat gebaseerd is op externe factoren (zoals goedkeuring en prestatie) (Deci & Ryan, 1995). De derde vorm van extrinsieke motivatie is geïdentificeerde motivatie. Geïdentificeerde motivatie is van toepassing als een gedrag of regulatie geaccepteerd is door de persoon als een gedrag wat belangrijk of waardevol is voor henzelf (Deci & Ryan, 2000). De vierde en meest complete vorm van geïnternaliseerde extrinsieke motivatie is geïntegreerde motivatie (Deci & Ryan, 2000). Integratie vindt plaats wanneer geïdentificeerde motivatie volledig deel is geworden van de persoon (Ryan & Deci, 2000). Deci, Eghrari, Patrick en Leone (1994) stellen dat er drie factoren zijn in de sociale omgeving van een persoon die de zelfdeterminatie en daarmee ook de
8 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 8 internalisering en de integratie ondersteunen. Deze factoren zijn: (1) een betekenisvolle rationale voor het gedrag, zodat een persoon begrijpt wat het persoonlijke belang is van het gedrag voor hemzelf; (2) een erkenning van het perspectief van de persoon, zodat hij of zij zichzelf begrepen voelt door de omgeving; en (3) een interpersoonlijke stijl die eerder leidt tot keuze in plaats van controle. Autonome en gecontroleerde motivatie. Binnen de ZDT wordt onderscheid gemaakt tussen autonome en gecontroleerde motivatie. Wanneer gedrag door een individu wordt ervaren als vrijwillig, is dit een autonome ervaring (Deci & Ryan, 2008a). Autonome motivatie betreft volgens Deci en Ryan (2008b) gedrag waarbij sprake is van een gevoel van volledige vrijheid en vrije keuze. Intrinsieke motivatie is het prototype van zelf-gedetermineerd gedrag en daarmee dus het prototype van autonome motivatie (Deci, 1975; Deci & Ryan, 2000). Naast het prototype intrinsieke motivatie, omvat autonome motivatie de meest geïnternaliseerde typen van extrinsieke motivatie; geïdentificeerde en geïntegreerde motivatie (Deci & Ryan, 2000; Deci & Ryan, 2008a). Een grafische weergave is te vinden in Figuur 1. Een ervaring is gecontroleerd wanneer het door een persoon ervaren wordt als een opgelegd gedrag, hetzij vanuit een externe bron of vanuit de persoon zelf (Deci, 2004b; Deci & Ryan, 2008a). Als er sprake is van gecontroleerde motivatie ervaren mensen de druk om op een bepaalde manier te denken, voelen of zichzelf te gedragen (Deci & Ryan, 2008b). Daarnaast staat gecontroleerde motivatie in relatie tot een specifieke uitkomst die afkomstig is van externe bronnen, welke als extern van de persoon worden ervaren (Deci & Ryan, 2008b). Externe motivatie, waarbij er geen sprake is van internalisering, is het prototype van gecontroleerde motivatie (Deci & Ryan, 2000). Naast externe motivatie is geïntrojecteerde motivatie tevens een vorm van gecontroleerde motivatie (Deci & Ryan, 2008a).
9 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 9 Alle types van autonome en gecontroleerde motivatie representeren de intentie van een persoon om een gedrag uit te voeren en leiden tot verschillende uitkomsten (Deci & Ryan, 2000). Autonome motivatie is bijvoorbeeld positief gerelateerd aan het behalen van doelen, terwijl gecontroleerde motivatie dit niet is (Koestner, Otis, Powers, Pelletier & Gagnon, 2008). Autonome motivatie is daarnaast gerelateerd aan meer volharding, een positiever affect, beter functioneren (voornamelijk als het heuristische activiteiten betreft) en een hogere mate van psychologisch welbevinden (Deci & Ryan, 2008a). Een voorbeeld van meer volharding is het behouden van een verandering richting gezonder gedrag (Deci & Ryan, 2008b). Van den Broeck en collega s (2009) stellen dat gecontroleerde motivatie in relatie staat tot minder psychologisch welbevinden en verminderde prestatie. In tegenstelling tot autonome motivatie houdt gecontroleerde motivatie geheel geen verband met lange termijn volharding van bijvoorbeeld gezonder gedrag (Ryan, Patrick, Deci & Williams, 2008). Motivatie en de basisbehoeften. Motivatie is een natuurlijk proces, om dit proces te realiseren zijn bepaalde voedingsstoffen noodzakelijk. De basisbehoeften, autonomie, competentie en verbondenheid, zijn deze benodigde voedingsstoffen om het natuurlijke proces van motivatie te realiseren (Gagné & Deci, 2005). De mate waarin voldaan wordt aan bevrediging van de basisbehoeften heeft invloed op het type motivatie wat optreedt (Deci & Ryan, 2000; Deci & Ryan, 2008b). Het concept van aangeboren menselijke basisbehoeften biedt derhalve een manier om te begrijpen hoe verschillende sociale en interpersoonlijke omgevingen van een persoon autonome motivatie en gecontroleerde motivatie beïnvloeden (Deci & Ryan, 2008b). Deze veronderstelling legt een link tussen de bevrediging van de basisbehoeften en de verschillende types van motivatie. Deci en Ryan (2008b) benoemen daarnaast dat door te onderzoeken of een bepaalde factor (zoals beloningen, keuzeopties en evaluaties) bevrediging
10 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 10 van de basisbehoeften ondersteunt, het mogelijk wordt om te voorspellen wat de effecten zullen zijn van de betreffende factor op motivatie, gedrag en welbevinden. De effecten van het bevredigen van de verschillende basisbehoeften op motivatie en welbevinden worden hierna verder toegelicht. Behoeftebevrediging van Basisbehoeften binnen de Zelfdeterminatie Theorie De basisbehoeften worden door Deci en Ryan (2000) omschreven als aangeboren voedingsstoffen die essentieel zijn voor psychologische groei, integriteit en welbevinden. De behoeften aan autonomie, competentie en verbondenheid moeten het leven lang bevredigd worden, om dit gevoel van integriteit en welbevinden te behouden (Ryan & Deci, 2000). Een omgeving die de bevrediging van basisbehoeften ondersteunt, speelt volgens Ryan en Deci (2000) een belangrijke rol in het realiseren van de aangeboren neigingen tot groei en activiteit van een persoon. Daarnaast leidt bevrediging van basisbehoeften tot bevordering van optimale motivatie en levert het de meest positieve psychologische, ontwikkelende en gedragsuitkomsten op. Daarentegen geldt dat een sociale omgeving die de behoeftebevrediging onvoldoende ondersteunt, schadelijke effecten heeft op het gebied van welbevinden en meer extrinsieke motivatie oplevert (Ryan & Deci, 2000). Psychologische gezondheid wordt bereikt door het bevredigen van alle drie de behoeften, het bevredigen van enkel één of twee van de behoeften is niet voldoende (Deci & Ryan 2000; Ryan & Deci, 2000). De mate waarin behoeftebevrediging wordt ervaren bij het uitvoeren van een activiteit beïnvloedt de hoeveelheid interesse die de persoon heeft in de activiteit (Deci & Ryan, 2000). Een intrinsiek gemotiveerde gedraging is niet per definitie gericht op het bevredigen van de basisbehoeften, echter is behoeftebevrediging wel noodzakelijk om het beoogde gedrag voort te zetten (Deci & Ryan, 2000). De betekenis van de
11 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 11 basisbehoeften autonomie, competentie en verbondenheid worden in de volgende alinea s nader toegelicht. Autonomie. De behoefte aan autonomie is volgens Deci & Ryan (2000) het innerlijke verlangen van een individu om zich zelfstandig te voelen en keuzevrijheid te ervaren. Deci en Ryan (2000) stellen dat de bevrediging van autonomie essentieel is voor uitvoering van doelgericht gedrag en om zelfdeterminatie (i.e. zelfbeschikking) te bereiken. Daarnaast is autonomie essentieel voor veel optimale uitkomsten die te behalen zijn bij meer zelfdeterminatie. De ZDT ziet autonomie als de sleutel tot het begrijpen van de kwaliteit van gedragsregulatie (Ryan & Deci, 2006). In hetzelfde artikel stellen Ryan en Deci dat het ondersteunen van autonomie door de omgeving bijvoorbeeld in relatie staat met hechting, intimiteit en positieve uitkomsten die daarmee geassocieerd zijn. La Guardia, Ryan, Couchman en Deci (2000) toonden in hun onderzoek aan dat within-person variabiliteit van veilige hechting de functie is van de mate waarin een persoon autonomie en verbondenheid ervaart in relatie tot de partner. Aangaande psychopathologie, wordt er gezien dat in veel vormen een verstoring van autonomie bestaat (Ryan, Deci, Grolnick & La Guardia, 2006). Zulke verstoringen impliceren dat autonomie een belangrijke rol speelt in gezond functioneren van een individu (Ryan & Deci, 2006). Naast deze relaties zijn er voordelen van autonomie en autonomie ondersteuning gevonden in diverse andere contexten zoals bij families, scholen, werkgelegenheden, sportteams en gezondheidszorg gerelateerde contexten (Ryan & Deci, 2006). De ZDT stelt dat een hogere mate van bevrediging van de behoefte aan autonomie in positief verband staat met intrinsieke motivatie (Deci & Ryan, 2000). Competentie. Onder de behoefte aan competentie wordt verstaan het innerlijk verlangen van een individu om zichzelf effectief te voelen in interactie met de omgeving (Deci & Ryan,
12 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING ; White, 1959). Door aan de basisbehoefte competentie te voldoen, is een individu in staat om zich aan te passen aan complexe en veranderende omgevingen. De persoon is in staat om de omgeving te ontdekken en te manipuleren, om uitdagende taken uit te voeren en zijn of haar vaardigheden te verbreden (van den Broeck, Vansteenkiste, de Witte, Soenens & Lens, 2010). Daarnaast stellen van den Broek en collega s (2010) dat de behoefte aan competentie refereert aan een ervaring van effectiviteit, welke voorkomt uit het onder de knie krijgen van een bepaalde taak. Het begrip competentie omvat volgens Deci (1975) exploratie, manipulatie, aandacht, perceptie, gedachten en communicatie; deze zaken zijn allen nodig om effectief te interacteren met de omgeving. Deci en Ryan (2000) stellen dat het verkrijgen van positieve feedback in relatie staat tot een hogere mate van bevrediging van de behoefte aan competentie. Ervaren competentie is volgens Deci en Ryan noodzakelijk voor alle typen van motivatie. Om intrinsiek gemotiveerd te raken moet een activiteit een redelijke uitdaging vormen (Deci, 1975). Dat wil zeggen dat de activiteit niet als te simpel moet worden bevonden en dat het ook niet een te grote uitdaging moet vormen. Verbondenheid. De behoefte aan verbondenheid wordt omgeschreven als de innerlijke behoefte van een individu om zich verbonden te voelen met anderen (Baumeister & Leary, 1995; Deci & Ryan, 2000; Harlow, 1958). De behoefte aan verbondenheid omvat het verlangen om te houden van en te zorgen voor anderen en het gevoel te hebben geliefd te worden en zorg te ontvangen. Deci en Ryan vermelden dat het bevredigen van de behoefte aan verbondenheid een positieve relatie kan hebben met intrinsieke motivatie, maar dat er tevens veel intrinsiek gemotiveerde activiteiten zijn waarbij ervaringen van verbondenheid niet noodzakelijk zijn voor het onderhouden van een hoge kwaliteit van motivatie. Een veilige relationele basis lijkt ondersteuning te geven voor intrinsieke motivatie. Een gevoel van veiligheid maakt de
13 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 13 natuurlijke tendentie tot groei meer waarschijnlijk en krachtig. Verbondenheid kan een grote rol spelen in het bepalen van het type motivatie, zeker wanneer mensen zich bezig houden met sociale taken of activiteiten (Vallerand, 2000). In hetzelfde artikel wordt verbondenheid genoemd als voorspeller van zelfgedetermineerd gedrag en motivatie. Verbondenheid treedt op als voorspeller in situaties waar het sociale aspect van belang is, zoals bij teamsporten of op het werk. Samengevat kan bevrediging van de behoefte aan verbondenheid een belangrijke rol spelen als voorspeller van het type motivatie, echter zijn er ook situaties waarin de behoefte aan verbondenheid minder centraal staat dan de behoefte aan autonomie en competentie (Deci & Ryan, 2000). Universaliteit van de Zelfdeterminatie Theorie De zelfdeterminatie theorie wordt verondersteld universeel te zijn en dus op te gaan voor ieder individu (Ryan & Deci, 2002). Volgens de ZDT kunnen de basisbehoeften bevredigd worden bij het uitvoeren van een grote variëteit aan gedragingen, die per persoon en cultuur verschillend kunnen zijn. In elk geval is bevrediging essentieel voor een gezonde groei en welbevinden van ieder individu (Deci & Ryan, 2000). De meeste studies omtrent ZDT die tot op heden zijn uitgevoerd, zijn gebaseerd op steekproeven uit de normaalbegaafde populatie (Deci, 2004a). Onderzoek naar de toepasbaarheid van de ZDT heeft zich tot op heden nog zelden gericht op personen met een verstandelijke beperking. De ZDT bij mensen met een lichte verstandelijke beperking of zwakbegaafdheid. In de afgelopen decennia is de aandacht voor het verkrijgen van een plaats in de samenleving voor personen met een verstandelijke beperking toegenomen (Ralph & Usher, 1995; Roeleveld, Embregts, Hendriks, & van den Bogaard, 2011). Daarbij is het van belang dat mensen met een
14 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 14 verstandelijke beperking recht hebben op het uitoefenen van controle en het maken van eigen keuzes (Embregts, 2011; Roeleveld et al., 2011). Dit uitgangspunt wordt het burgerschapsparadigma genoemd (Embregts, 2011; Roeleveld et al, 2011). Het burgerschapsparadigma is leidend geworden in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, waarbij het belangrijk is dat vaardigheden worden ontwikkeld die leiden tot een toename van zelfbewustzijn en zelfbepaling bij cliënten (Embregts, 2011). De ZDT kan volgens Deci (2004a) een bruikbaar model zijn om levensomstandigheden van en de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking te verbeteren. Daarnaast stelt Deci (2004a) dat de invloed van motivatieprocessen een belangrijke rol speelt bij belangrijke uitkomsten in de levens van mensen met een verstandelijke beperking. Dit geeft een basis voor het ontwikkelen en onderzoeken van interventies die gericht zijn op het verhogen van zelfdeterminatie bij mensen met een verstandelijke beperking. Deci (2004a) stelt dat mensen met een beneden gemiddeld intelligentieniveau wellicht beperkt worden door hun sociale omgeving (welke van belang is bij het ondersteunen van bevrediging van de basisbehoeften) in de vervulling van de basisbehoeften. Dit leidt tot verminderde leer- en aanpassingsuitkomsten voor mensen met een verstandelijke beperking, waardoor de omgeving volgens Deci (2004a) bijdraagt aan de beperking. Deci (2004a) verwacht dat interventies een positiever effect hebben als zij worden toegepast op een autonomie ondersteunende wijze, die de bevrediging van de basisbehoeften aan autonomie, competentie en verbondenheid bevordert. Er wordt verondersteld dat de ZDT een belangrijke basis kan vormen voor een betere zorg voor en een betere kwaliteit van leven bij mensen met een verstandelijke beperking. Het is derhalve belangrijk dat wordt onderzocht in hoeverre de veronderstelde universaliteit van de theorie ook daadwerkelijk opgaat voor mensen met een verstandelijke beperking.
15 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 15 Wegens het gebrek aan onderzoek naar de toepasbaarheid van de ZDT bij mensen met een lichte verstandelijke beperking of zwakbegaafdheid is onderhavig onderzoek uitgevoerd. In de huidige studie wordt onderzocht of de basale aspecten van de ZDT (i.e. de types van motivatie en de basisbehoeften) daadwerkelijk universeel zijn en daarmee ook opgaan voor mensen met een lichte verstandelijke beperking of zwakbegaafdheid. Om dit te onderzoeken, worden de belangrijke assumpties van de theorie getoetst binnen de doelgroep van mensen met een lichte verstandelijke beperking of zwakbegaafdheid. Hierbij luidt de hoofdvraag: Wat is de relatie tussen behoeftebevrediging en de mate van psychologisch welbevinden bij mensen met een lichte verstandelijke beperking of zwakbegaafdheid? Gezien het belang van motivatie als onderdeel binnen de zelfdeterminatietheorie zal tevens onderzocht worden wat het effect is van motivatie op de relatie tussen behoeftebevrediging en psychologisch welbevinden. Om de hiervoor genoemde hoofdvraag te beantwoorden zijn een aantal deelvragen opgesteld. Deze deelvragen worden afzonderlijk beantwoord met als doel om toe te werken naar een conclusie ten aanzien van de hoofdvraag. Deze deelvragen zijn; (1) Wat is de relatie tussen de mate van behoeftebevrediging en psychologisch welbevinden? (2) Wat is de relatie tussen de mate van behoeftebevrediging en de mate en het type van motivatie? (3) Wat is de relatie tussen de mate en het type van motivatie en psychologisch welbevinden? Hypotheses De verwachting is dat de veronderstelde universaliteit ook geldt voor mensen met een lichte verstandelijke beperking of zwakbegaafdheid en zodoende toepasbaar is op zorg en
16 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 16 zorginterventies bij cliënten uit deze doelgroep. Een grafische weergave van het model dat getoetst wordt is te zien in Figuur 2. De hypotheses zijn als volgt; (1) Er is een positieve relatie tussen de mate van behoeftebevrediging en het psychologisch welbevinden. (2) Een hogere mate van behoefte bevrediging heeft een positieve relatie met autonome motivatie en een negatieve relatie met gecontroleerde motivatie. (3) De mate van autonome motivatie heeft een positieve relatie met psychologisch wel bevinden en gecontroleerde motivatie heeft een negatieve relatie met psychologisch welbevinden. 2 Mate en type van motivatie 3 Mate van behoeftebevrediging 1 Psychologisch welbevinden Figuur 2. Grafische weergave van het toetsingsmodel. Methode Participanten Aan dit onderzoek hebben 184 mensen met een lichte verstandelijke beperking of zwakbegaafdheid deelgenomen. Alle participanten waren cliënt van één van de vier
17 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 17 zorgorganisaties die deelnamen in dit onderzoek. Deze organisaties begeleiden mensen met een verstandelijke beperking en zijn gestationeerd in het zuiden van Nederland. Er zijn vier inclusiecriteria gehanteerd om de participanten te selecteren. Participanten: (1) waren 18 jaar of ouder, (2) waren licht verstandelijk beperkt of zwakbegaafd (i.e., een IQ tussen 50 en 85), (3) spraken de Nederlandse taal en (4) hadden een begeleider welke de participant ten minste drie maanden kende en waarbij er minimaal wekelijks contact is geweest. Alle participanten gaven toestemming middels informed consent voor de eigen deelname aan het onderzoek en voor het bevragen van hun begeleiders. Het bevragen van de begeleiders betrof de demografische gegevens van de participanten. De vergoeding voor deelname aan het onderzoek bedroeg tien euro. In totaal werden 368 cliënten benaderd. Van de cliënten die benaderd zijn, waren 165 cliënten om verschillende redenen niet in staat om deel te nemen aan het onderzoek. Zij wilden over het algemeen niet deelnemen vanwege de tijd (1,5 uur) die het onderzoek zou kosten of konden niet deelnemen omdat hun begeleiders inschatten dat deelname te veel spanning zou opleveren voor de cliënt. Bij 203 cliënten is de testbatterij bestaande uit elf vragenlijsten afgenomen. Zeventien cliënten voldeden op basis van inschatting van de professionals aan de inclusiecriteria, echter bleek gedurende het onderzoek dat zij op basis van hun dossiergegevens alsnog niet aan de criteria voldeden en werden om die reden alsnog geëxcludeerd. Twee cliënten voltooiden niet de gehele testbatterij en zijn om die reden geëxcludeerd. Dit betekent dat de data analyse beperkt is tot = 184 cliënten, waarvan 112 mannen en 72 vrouwen, met een leeftijd variërend tussen 18 en 84 jaar (M = 40.08, SD = 14.99).
18 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 18 Procedure Voorafgaand aan de start van het onderzoek werd het onderzoeksvoorstel voorgelegd aan de Psychologische Ethische Toetsingscommissie van Tilburg University. Zij hebben het onderzoek beoordeeld op de ethische aspecten en hun goedkeuring gegeven voor het onderzoek. Bij de start van het onderzoek is bij de meewerkende zorgaanbieders nagevraagd welke cliënten (op basis van een eerste inschatting) voldeden aan de inclusiecriteria. Uit de aangeleverde gegevens zijn cliënten vervolgens at random geselecteerd, waarna telefonisch contact is opgenomen met de begeleiders van deze cliënten. Tijdens het telefonische contact werd besproken of de cliënt daadwerkelijk voldeed aan de inclusiecriteria. Tevens werd overwogen wie de meest geschikte persoon was (i.e. begeleider of onderzoeker) om de procedure van het onderzoek te bespreken met de cliënt. De data is verzameld door één van de onderzoeksbegeleiders in het kader van zijn promotieonderzoek. De data werd overwegend in de thuissituatie van de cliënt verzameld, tenzij anders werd verzocht door de cliënt. Alle vragenlijsten zijn gezamenlijk ingevuld door de cliënt en de onderzoeker. Bij 52 cliënten was één afspraak voldoende om de testbatterij af te nemen; bij de overige cliënten was een tweede afspraak noodzakelijk, bij één persoon was een derde afspraak noodzakelijk. Of de testbatterij tijdens de eerste afspraak voltooid kon worden, werd na ongeveer dertig minuten na aanvang van het onderzoek bepaald door de onderzoeker. In overleg met de cliënt werd dan de beslissing gemaakt tot een vervolgafspraak. Indien mogelijk werd de ruwe data direct ingevoerd in het programma Qualtrics. Het invoeren in Qualtrics was mogelijk indien er beschikking was tot een internetverbinding. Indien dit niet het geval was werd een papieren variant van de testbatterij gebruikt. De vragenlijsten die op papier werden ingevuld werden later handmatig ingevoerd in Qualtrics. Vervolgens is deze data geëxporteerd naar het
19 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 19 programma SPSS (versie 22 voor Windows). Instrumenten Treatment Self-Regulation Questionnaire behandel- en begeleidingsmotivatie. De Treatment Self-Regulation Questionnaire (TSRQ) is ontwikkeld door Williams, Grow, Freedman, Ryan en Deci (1996). Een aangepaste versie van de Treatment Self-Regulation Questionnaire behandel- en begeleidingsmotivatie (TSRQ-ID) (Frielink et al., in voorbereiding) werd gebruikt om te meten in welke mate de cliënt autonoom en gecontroleerd gemotiveerd is (de mate van motivatie). Een aangepaste versie werd gebuikt zodat de vragen begrijpelijk waren voor de doelgroep. De vragenlijst is gericht op de soort en de mate van motivatie ten aanzien van het willen hebben van begeleiding en het nakomen van begeleidingsafspraken. Bijvoorbeeld: ik wil begeleiding houden omdat ik daarvoor gekozen heb en ik houd me aan mijn begeleidingsafspraken omdat ik bang ben dat ik anders problemen krijg met de begeleiding. De aangepaste vragenlijst bestaat uit twaalf items die beantwoord worden op een 5-punts Likertschaal met de volgende antwoordopties: helemaal niet, niet, neutraal, wel en helemaal wel. Alle items zijn positief geformuleerd. Een hogere score betekent meer motivatie. De aangepaste vragenlijst bevat drie schalen: externe motivatie, geïntrojecteerde motivatie en autonome motivatie. De schaal externe motivatie is opgebouwd uit drie vragen, de schaal geïntrojecteerde motivatie is opgebouwd uit vier vragen en de schaal autonome motivatie is opgebouwd uit vijf vragen. De TSRQ-ID resulteert in drie schaalscores variërend van minimaal 1 tot maximaal 5. De betrouwbaarheid en validiteit van de aangepaste TSRQ-ID wordt momenteel onderzocht. Levesque et al. (2007) stellen in een onderzoek naar de validiteit van de
20 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 20 TSRQ, dat deze betrouwbaar is om de verschillende vormen van motivatie binnen de zelfdeterminatietheorie in kaart te brengen Basic Psychological Need Satisfaction and Frustration Scale Intellectual Disability. De Basic Psychological Need Statisfaction and Frustration Scale is ontwikkeld door Chen et al. (2014). Deze lijst is vervolgens aangepast door Frielink, Schuengel en Embregts (ingediend) met als doel om de lijst bruikbaar te maken voor mensen met een lichte verstandelijke beperking. Deze aanpassingen resulteerden in de Basic Psychological Need Statisfaction and Frustration Scale Intellectual Disability (BPNSFS-ID). De vragenlijst is valide en betrouwbaar bevonden voor gebruik bij de doelgroep (Frielink, Schuengel & Embregts, ingediend). De BPNSFS-ID is afgenomen om de mate van ervaren bevrediging van de basisbehoeften te meten. De vragenlijst meet scores op drie verschillende schalen: autonomie, competentie en verbondenheid. De vragenlijst bestaat uit 24 items, waarvan één item steeds twee keer gesteld wordt: een keer ten aanzien van het leven van de cliënt en één keer ten aanzien van de relatie met de begeleider. Bijvoorbeeld: in mijn leven kan ik doen en laten wat ik wil en in de relatie met X kan ik doen en laten wat ik wil. Elke schaal bestaat uit acht items, waarvan er vier positief en vier negatief geformuleerd zijn. De positief geformuleerde vragen zijn gericht op behoeftebevrediging (bijvoorbeeld in mijn leven vind ik dat ik kan kiezen wat ik zelf echt wil ), de negatief geformuleerde vagen zijn gericht op behoeftefrustratie (bijvoorbeeld in mijn leven moet ik dingen doen die ik eigenlijk niet wil ). De BPNSFS-ID resulteert in twee (i.e., algemeen en relatiespecifiek) maal drie schalen, de minimale score 1 is en de maximale score 5. Daarnaast resulteert de lijst in twee totale schalen, algemeen en relatiespecifiek, waarbij de scores tevens variëren tussen 1 en 5.
21 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 21 Beck Depression Inventory. De Beck Depression Inventory (BDI) (Beck, Steer & Brown, 1996) werd gebruikt om de mate van depressieve gevoelens van participanten te meten als indicator van de variabele welbevinden. De BDI is eerder succesvol afgenomen bij mensen met een verstandelijke beperkingen en valide bevonden (McGillivray & McCabe, 2007). In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de Nederlandse variant, de BDI-II-NL (van der Does, 2002). De BDI-II-NL bestaat uit 21 items, met elk vier antwoordopties, waarbij de participant het antwoord moest selecteren wat zijn/haar stemming het beste weergaf over de afgelopen twee weken. De vragen werden ingevuld met antwoordopties variërend van 0 tot en met 3, waarvan 0 het meest positieve antwoord is en 3 het meest negatieve antwoord. De somscore van de 21 items bepaalt de mate van depressieve gevoelens, deze somscore heeft een minimale score 21 en maximale score 90. Naar mate de somscore hoger is, zijn er meer depressieve gevoelens aanwezig. De totaalscores zijn onder te verdelen in de categorieën minimaal, licht, matig ernstig en ernstig. Satisfaction with Life Scale. Om het welbevinden van cliënten te meten, werd tevens de Nederlandse versie van de Satisfaction with Life Scale (SWLS) (Diener, Emmons, Larsen & Griffin, 1985) gebruikt. Lucas-Carrasco en Salvador-Carulla (2012) onderzochten de validiteit en betrouwbaarheid van de SWLS bij personen met een verstandelijke beperking en concludeerden dat de SWLS valide en betrouwbaar is voor gebruik bij deze doelgroep. De vragenlijst meet de mate van algehele tevredenheid met het leven en bestaat uit vijf items die beantwoord worden op een 5-punts Likertschaal met de volgende antwoordopties: helemaal niet, niet, neutraal, wel en helemaal wel. Een voorbeeld van een item uit de SWLS is: in de meeste gevallen is mijn leven bijna ideaal. Hoe hoger de somscore van de items is, des te hoger is de algehele tevredenheid met het leven. De somscore is minimaal 5 en maximaal 25.
22 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 22 Demografische gegevens. De begeleiders van de participanten hebben een vragenlijst over de demografische gegevens van de participerende cliënten ingevuld. De demografische gegevens geven een beeld van de onderzoeksgroep en werden gebruikt om te controleren of de cliënt voldoet aan de inclusiecriteria. Design Er is sprake van een cross-sectioneel onderzoeksdesign. Alle participanten voltooien dezelfde testbatterij. Er is geen sprake van een controlegroep. Er is geen sprake van manipulatie van één van de variabelen. Statistische Analyse Ter voorbereiding op de analyses betreffende de deelvragen is een aantal stappen uitgevoerd. Een controle voor outliers (i.e., een score die minimaal drie standaarddeviaties van het steekproefgemiddelde afwijkt (Osborne & Overbay, 2004)) resulteerde in het uitsluiten van twee personen wanneer de BDI-II-NL de afhankelijke variabele was. Omdat de Little s MCAR test uitwees dat alle missende scores at random waren (TSRQ-ID 2 = 53.04, p =.192, BPNSF- ID algemeen 2 = , p =.457, BPNSFS-ID relatiespecifiek 2 = , p =.312, BDI-II- NL 2 = , p =.386, SWLS 2 = 2.73, p =.605), zijn missende scores vervangen door het steekproefgemiddelde (Little, 1988). De negatief geformuleerde items van de BPNSFS-ID zijn gehercodeerd. De schalen van de BPNSFS-ID en TSRQ-ID werden opgebouwd uit gemiddelde scores van de items. Daarnaast werd van de BPNSFS-ID de gemiddelde totaal score berekend (algemeen en relatiespecifiek). De variabelen BDI-II-NL en SWLS zijn opgebouwd uit de
23 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 23 somscores van alle items (Beck, Steer & Brown, 1996; Diener et al., 1985). Om de interne betrouwbaarheid van de schalen te controleren werd de Chronbach s Alpha berekend van alle variabelen. Hier onder worden de gehanteerde statistische analyses per deelvraag beschreven. Deelvraag 1: wat is de relatie tussen de mate van behoeftebevrediging en psychologisch welbevinden? Meervoudige regressieanalyses zijn uitgevoerd, daarbij waren respectievelijk de BDI-II-NL en de SWLS de afhankelijke variabelen. De schalen van de BPNSFS-ID vormden de onafhankelijke variabelen. Pearson-correlatie analyses zijn uitgevoerd tussen de gemiddelde totaal scores van de BPNSFS-ID en de BDI-II-NL en SWLS. Deelvraag 2: wat is de relatie tussen de mate van behoeftebevrediging en de mate en het type van motivatie? Om onderzoeksvraag twee te beantwoorden werden opnieuw meervoudige regressieanalyses uitgevoerd. De schalen van de BPNSFS-ID traden hierbij op als onafhankelijke variabelen. De schalen van de TSRQ-ID waren de afhankelijke variabelen. Deelvraag 3: wat is de relatie tussen de mate en het type van motivatie en psychologisch welbevinden? Meervoudige regressieanalyses werden uitgevoerd waarbij de schalen van de TSRQ-ID de onafhankelijke variabele waren. De BDI-II-NL en de SWLS waren de afhankelijke variabelen. Resultaten Tabel 1 geeft een weergave van de beschrijvende statistiek van de variabelen. Hierin is voor elke vragenlijst per schaal het gemiddelde, de standaarddeviatie, de Chronbach s Alpha en de reikwijdte van de schaal terug te vinden. Zoals weergegeven in Tabel 1 is de waarde van Chronbach s Alpha voor alle schalen en vragenlijsten acceptabel of goed te noemen.
24 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 24 Tabel 1 Gemiddelden, Standaarddeviaties, Chronbach s Alpha Coëfficiënten en Reikwijdtes van elke Variabele in de Studie Reikwijdte Variabele a M SD α minimum maximum TSRQ-ID Autonoom Introjectie Extern BPNSFS-ID algemeen Autonomie Competentie Verbondenheid Totaal BPNSFS-ID relatie Autonomie Competentie Verbondenheid Totaal BDI-II-NL b SWLS Notitie. a n = 184, b n = 182, α = Chronbach s Alpha coefficient. Deelvraag 1 Om deelvraag één te kunnen beantwoorden, zijn de correlaties berekend tussen de gemiddelde totaal scores van de BPNFS-ID en de SWLS en de BDI-II-NL. Dit betekent dat vier Pearson-correlatie analyses zijn uitgevoerd, deze relaties waren allen significant. Er werd een erg hoge positieve relatie gevonden tussen de gemiddelde totaal score van de BPNSFS-ID algemeen
25 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 25 en de SWLS, r =.784, p <.001. Daarnaast werd een hoge negatieve relatie gevonden tussen de gemiddelde totaal score van de BPNSFS-ID algemeen en de BDI-II-NL, r = -.692, p <.001. Tussen gemiddelde totaal score van de BPNSFS-ID relatiespecifiek en de SWLS werd een hoge positieve relatie gevonden, r =.641, p <.001. De gevonden relatie tussen de gemiddelde totaal score van de BPNSFS-ID relatiespecifiek en de BDI-II-NL was een hoge relatie, r = -.496, p <.001. Deze resultaten betekenen dat een hogere mate van behoeftebevrediging, algemeen en relatiespecifiek, in relatie staat tot een hogere mate van tevredenheid met het leven en tot een lagere mate van depressieve gevoelens. Verder zijn vier meervoudige regressieanalyses uitgevoerd met als doel om de relaties tussen de afzonderlijke schalen van de BPNSFS-ID en de SWLS en de BDI-II-NL te onderzoeken. Hierbij is gebruik gemaakt van vier modellen die zijn weergegeven in Tabel 2 en Tabel 3. Allereerst mogen we concluderen dat alle modellen een significante proportie variantie verklaren. De schalen van de BPNSFS-ID in algemene zin hebben allen een significante positieve relatie met de SWLS. Daarnaast hebben zij alleen een significante negatieve relatie met de BDI-II-NL. Dit wil zeggen dat een hogere mate van ervaren autonomie, competentie en verbondenheid in algemene zin in relatie staat tot een hogere mate van tevredenheid met het leven en daarnaast met een lagere mate van depressieve gevoelens. De relatiespecifieke schalen van de BPNSFS-ID hebben allen een significante positieve relatie met de SWLS. In relatie tot de BDI-II-NL laten alleen de schalen autonomie en competentie een significante negatieve relatie zien. Dit wil zeggen dat een hogere mate van ervaren autonomie, competentie en verbondenheid met betrekking tot contact met de begeleider in verband staat tot een hogere mate van tevredenheid met het leven. Daarnaast staat een hogere mate van ervaren autonomie en competentie met betrekking tot contact met de begeleider in relatie tot een lagere mate van
26 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 26 depressieve gevoelens. De mate van ervaren verbondenheid met betrekking tot contact met de begeleider heeft geen relatie met de mate van depressieve gevoelens. Tabel 2 Resultaten van de Meervoudige Regressieanalyses van de Algemene Schalen van de BPNSFS-ID op de SWLS en de BDI-II-NL SWLS BDI-II-NL Variabele B SE B β B SE B β BPNSFSalg. auto ** ** BPNSFSalg. verb ** ** BPNSFSalg. comp ** ** R² F ** ** Notitie. BPNSFSalg. auto = BPNSFS-ID algemeen, autonomie; BPNSFSalg. verb. = BPNSFS-ID algemeen, verbondenheid; BPNSFSalg. comp. = BPNSFS-ID algemeen, competentie. * p <.05. ** p <.001 Tabel 3 Resultaten van de Meervoudige Regressieanalyses van de Relatiespecifieke Schalen van de BPNSFS-ID op de SWLS en de BDI-II-NL SWLS BDI-II-NL Variable B SE B β B SE B β BPNSFSrel. auto * * BPNSFSrel. verb ** BPNSFSrel. comp ** ** R² F ** **
27 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 27 Notitie. BPNSFSrel. auto = BPNSFS-ID relatiespecifiek, autonomie; BPNSFSrel. verb. = BPNSFS-ID relatiespecifiek, verbondenheid; BPNSFSrel. comp. = BPNSFS-ID relatiespecifiek, competentie. * p <.05. ** p <.001. Deelvraag 2 In Tabel 4 en Tabel 5 zijn de resultaten van de regressieanalyses van de BPNSFS-ID algemeen en BPNSFS-ID relatiespecifiek op de schalen van de TSRQ-ID weergegeven. Deze analyses zijn uitgevoerd met als doel om de relaties tussen de afzonderlijke schalen van de BPNSFS-ID en de afzonderlijke schalen van de TSRQ-ID te onderzoeken. Betreffende de algemene schalen van de BPNSFS-ID is af te lezen dat de schaal autonomie een significante positieve relatie heeft met de schaal autonome motivatie. Daarnaast heeft de schaal autonomie en significante negatieve relatie met de schalen geïntrojecteerde motivatie en externe motivatie. Dit betekent dat meer ervaren autonomie in algemene zin in relatie staat tot meer autonome motivatie en tot minder geïntrojecteerde motivatie en externe motivatie. De schaal verbondenheid laat enkel een significante posititieve relatie zien tot autonome motivatie. Dit wil zeggen meer ervaren verbondenheid in algemene zin in relatie staat tot meer autonome motivatie. Er is geen relatie tussen ervaren verbondenheid in algemene zin en geïntrojecteerde motivatie en externe motivatie. De schaal competentie staat enkel in een significante negatieve relatie tot geïntrojecteerde motivatie. Dit betekent dat ervaren competentie niet in relatie staat tot de types van motivatie. Wat betreft de relatiespecifieke schaal autonomie zijn er geen significante resultaten gevonden. Dat betekent dat ervaren autonomie met betrekking tot contact met de begeleider niet in relatie staat tot de types van motivatie. De relatiespecifieke schaal verbondenheid heeft enkel een significante positieve relatie met autonome motivatie. Dit wil zeggen dat ervaren verbondenheid met betrekking tot het contact met de begeleider in relatie
28 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 28 staat tot meer autonome motivatie. Er is geen relatie tussen ervaren verbondenheid met betrekking tot het contact met de begeleider en geïntrojecteerde motivatie en externe motivatie. De relatiespecifieke schaal competentie heeft een significante negatieve relatie met geïntrojecteerde motivatie. Dat wil zeggen dat ervaren competentie met betrekking tot het contact met de begeleider in relatie staat tot minder geïntrojecteerde motivatie. Er is geen relatie tussen ervaren competentie in relatie tot de begeleider en autonome motivatie en externe motivatie. Tabel 4 Resultaten van de Meervoudige Regressieanalyses van de Algemene Schalen van de BPNSFS-ID op de Schalen van de TSRQ-ID TSRQ autonoom TSRQ introjectie TSRQ extern Variable B SE B β B SE B β B SE β BPNSFSalg. auto * * * BPNSFSalg. verb * BPNSFSalg. comp * R² F 8.536** ** 9.398** Notitie. BPNSFSalg. auto = BPNSFS-ID algemeen, autonomie; BPNSFSalg. verb. = BPNSFS-ID algemeen, verbondenheid; BPNSFSalg. comp. = BPNSFS-ID algemeen, competentie; TSRQ autonoom = TSRQ-ID autonome motivatie; TSRQ introjectie = TSRQ-ID geïntrojecteerde motivatie; TSRQ extern = TSRQ-ID externe motivatie. * p <.05. ** p <
29 ZELFDETERMINATIE THEORIE BIJ MENSEN MET EEN LICHTE VERSTANDELIJKE BEPERKING 29 Tabel 5 Resultaten van de Meervoudige Regressieanalyses van de Relatiespecifieke Schalen van de BPNSFS-ID op de Schalen van de TSRQ-ID TSRQ autonoom TSRQ introjectie TSRQ extern Variable B SE B β B SE B β B SE β BPNSFSrel. auto BPNSFSrel. verb * BPNSFSrel. comp * R² F ** 5.012* 6.180* Notitie. BPNSFSrel. auto = BPNSFS-ID relatiespecifiek, autonomie; BPNSFSrel. verb. = BPNSFS-ID relatiespecifiek, verbondenheid; BPNSFSrel. comp. = BPNSFS-ID relatiespecifiek, competentie; TSRQ autonoom = TSRQ-ID autonome motivatie; TSRQ introjectie = TSRQ-ID geïntojecteerde motivatie; TSRQ extern = TSRQ-ID externe motivatie. * p <.05. ** p <.001. Deelvraag 3 De resultaten van de meervoudige regressieanalyses die zijn uitgevoerd om deelvraag drie te kunnen beantwoorden zijn weergegeven in Tabel 6. Deze analyses zijn uitgevoerd met als doel om de afzonderlijke relaties tussen de afzonderlijke schalen van de TSRQ-ID en de SWLS en de BDI-II-NL te onderzoeken. De schaal autonome motivatie laat een significante positieve relatie zien met de SWLS en een significante negatieve relatie met de BDI-II-NL. Dit betekent dat een hogere mate van autonome motivatie in relatie staat tot een hogere mate van tevredenheid met het leven en daarnaast met een lagere mate van depressieve gevoelens. De schaal geïntrojecteerde motivatie heeft een significante negatieve relatie met de SWLS en een significante positieve relatie met de BDI-II-NL. Dit betekent dat een hogere mate van
De menselijke maat: Een wetenschappelijke onderbouwing Gerben Westerhof & Ernst Bohlmeijer
De menselijke maat: Een wetenschappelijke onderbouwing Gerben Westerhof & Ernst Bohlmeijer 1 Een praktijkvoorbeeld De verzorgende helpt de bewoner zich aan te kleden en pakt de deodorant. Bewoner: Ga weg
Nadere informatieDANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1
DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1 Dankbaarheid in Relatie tot Intrinsieke Levensdoelen: Het mediërende Effect van Psychologische Basisbehoeften Karin Nijssen Open Universiteit
Nadere informatieRelatie tussen Appreciative Inquiry en Autonome Motivatie Verklaard door Psychologische. Basisbehoeften en gemodereerd door Autonomieondersteuning
Relatie tussen Appreciative Inquiry en Autonome Motivatie Verklaard door Psychologische Basisbehoeften en gemodereerd door Autonomieondersteuning The Relationship between Appreciative Inquiry and Autonomous
Nadere informatieDe Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving
De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving Relationships between Attachment and Well-being among the Elderly: The mediational Roles of Mindfulness
Nadere informatieMINDFULNESS, ZELFASPECTEN EN WELZIJN 1. Bewust (wel)zijn? De mediërende rol van het zelf in de relatie tussen mindfulness en psychologisch welbevinden
MINDFULNESS, ZELFASPECTEN EN WELZIJN 1 Bewust (wel)zijn? De mediërende rol van het zelf in de relatie tussen mindfulness en psychologisch welbevinden Mindful (well)being? The mediating role of the self
Nadere informatieFor Love or Money? Vrijwilligers motiveren op lange termijn
For Love or Money? Vrijwilligers motiveren op lange termijn Dr. Jemima Bidee Ontbijtsessies CJP/BILL, 2014 12-12-2014 pag. 1 Intro 12-12-2014 pag. 2 Intro Koecomfort: technologie, benadering Individuele
Nadere informatieHet verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij
Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij Een vergelijking van een depressieve en een niet-depressieve groep met Experience-Sampling-Method
Nadere informatieRelatie van Eigenwaarde en Motivatie met Employability bij Werklozen. Association of Unemployed Self Esteem and Motivation with Employability
Running head: EIGENWAARDE, MOTIVATIE EN EMPLOYABILITY 1 Relatie van Eigenwaarde en Motivatie met Employability bij Werklozen Association of Unemployed Self Esteem and Motivation with Employability Inge
Nadere informatieVitamine B12 deficiëntie
Vitamine B12 deficiëntie Quality of life Retrospectief onderzoek Dit rapport bevat de analyses van de B12 Quality of Life Questionnaire, waarin meer dan 200 personen met een lage vitamine B12 waarde zijn
Nadere informatieNoodondersteunend opvoeden van kinderen en jongeren met CP: Inzichten vanuit zelfdeterminatietheorie
VAKGROEP ORTHOPEDAGOGIEK VAKGROEP ONTWIKKELINGS-, PERSOONLIJKHEIDS- EN SOCIALE PSYCHOLOGIE Noodondersteunend opvoeden van kinderen en jongeren met CP: Inzichten vanuit zelfdeterminatietheorie Dra. Lisa
Nadere informatieZELF-DETERMINATIE THEORIE EN PSYCHISCH WELZIJN
ZELF-DETERMINATIE THEORIE EN PSYCHISCH WELZIJN Prof. Dr. Inge Antrop Dr. Katrijn Brenning MSc. Lana De Clercq Prof. Dr. Sarah De Pauw Ph.D. Lisa Dieleman Prof. Dr. Patrick Luyten Ph.D. Elien Mabbe Dr.
Nadere informatieMotiveren is de sleutel
Motiveren is de sleutel 1 Werken aan betere bedrijfsresultaten door je medewerkers te motiveren Motivatie is de sleutel Een medewerker die van binnenuit gemotiveerd is voor zijn werk, kan ook saaie of
Nadere informatieFysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50
De relatie tussen eigen-effectiviteit 1 De Relatie tussen Eigen-effectiviteit, Intrinsieke Motivatie en Fysieke Activiteit bij 50-plussers The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and
Nadere informatieMINIMALE DATASET VERSTANDELIJKE BEPERKINGEN. Leonieke van Boekel, Carlo Schuengel, Petri Embregts, Thessa Hilgenkamp
MINIMALE DATASET VERSTANDELIJKE BEPERKINGEN Leonieke van Boekel, Carlo Schuengel, Petri Embregts, Thessa Hilgenkamp HISTORIE EN AANLEIDING Doelstelling Nationaal Programma en Minimale Dataset Faciliteren,
Nadere informatieDe Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.
RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede
Nadere informatieDE INVLOED VAN MOEILIJKHEIDSGRAAD VAN WISKUNDEOPGAVEN EN INSTRUCTIESTIJL OP COGNITIE, MOTIVATIE EN AFFECT IN HET VIERDE LEERJAAR.
VAKGROEP EXPERIMENTEEL- KLINISCHE EN GEZONDHEIDSPSYCHOLOGIE ONDERZOEKSGROEP ONTWIKKELINGSSTOORNISSEN DE INVLOED VAN MOEILIJKHEIDSGRAAD VAN WISKUNDEOPGAVEN EN INSTRUCTIESTIJL OP COGNITIE, MOTIVATIE EN AFFECT
Nadere informatieHet belang van de relatie. Onderzoek naar werkalliantie bij jongeren met een licht verstandelijke beperking
Het belang van de relatie Onderzoek naar werkalliantie bij jongeren met een licht verstandelijke beperking Hoe zou je in één woord werkalliantie omschrijven bij jongeren met een LVB? Programma en doelen
Nadere informatieWat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?
De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve
Nadere informatieMotivatie van leerlingen Motivationeel leerklimaat
Gwen Weeldenburg test Test Motivatie van leerlingen Motivationeel leerklimaat Onderwijs is gericht op het leren van leerlingen te optimaliseren door het leren te richten en met name te faciliteren Beoordelen
Nadere informatieVoorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel
Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Een onderzoek naar de invloed van cognitieve stijl, ziekte-inzicht, motivatie, IQ, opleiding,
Nadere informatieRunning head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende
Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1 Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende Problematiek: De Mediërende Invloed van de Ouder-Therapeut Alliantie
Nadere informatieSamenvatting (in Dutch)
Summary Samenvatting (in Dutch) Motivatie is een veelgebruikte term, ook in het dagelijks leven. Iedereen heeft een bepaald beeld bij het concept motivatie, maar vaak loopt de perceptie hiervan uiteen.
Nadere informatieMotiverende gespreksvoering. Noud Frielink Annemarie Kroon
Motiverende gespreksvoering Noud Frielink Annemarie Kroon Symposium Wetenschap en Praktijk: door co-creatie verbonden 11/4/13 Motiverende gespreksvoering bij mensen met een lichte verstandelijke beperking
Nadere informatieVandaag programma. Opleiding Positieve Psychologie. Vandaag. Self-determination Theory Algmeen. 1. Self-determination Theory 29/03/14.
29/03/14 Vandaag programma Opleiding Positieve Psychologie Week 4 10:30 11:00 Nabespreken literatuur en oefeningen week 3 11:00 13:00 Presentatie Self-determination 13:00 13:45 Lunch 13:45 17:00 Demonstratie
Nadere informatieMotivatie door eigenaarschap
Motivatie door eigenaarschap Piet BUYSE & Maaike VERSTRAETE BaNaBa SchoolONtwikkeling 2 3 4 Denk terug aan een concreet moment waarop jij je helemaal niet gemotiveerd voelde om een activiteit te doen.
Nadere informatieHelpt het hulpmiddel?
Helpt het hulpmiddel? Het belang van meten Zuyd, Lectoraat Autonomie en Participatie Faculteit Gezondheidszorg Dr. Ruth Dalemans, Prof. Sandra Beurskens 08-10-13 Doelstellingen van deze presentatie Inzicht
Nadere informatieDe Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie
De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een Vaste Relatie The Association between Daily Stress, Emotional Intimacy and Affect with Partners in a Commited
Nadere informatieDe relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style
De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style Jenny Thielman 1 e begeleider: mw. dr. Esther Bakker 2 e begeleider: mw. dr.
Nadere informatieAnalyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels
Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten G.E. Wessels Datum: 16 augustus 2013 In opdracht van: Stichting Informele Zorg Twente 1. Inleiding Het belang van mantelzorg wordt in Nederland
Nadere informatievan Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw
De Invloed van Werk- en Persoonskenmerken op het Welbevinden van Werknemers The Influence of Job and Personality Characteristics on Employee Well-being Drs. P.E. Gouw Eerste begeleider: Dr. S. van Hooren
Nadere informatieSAMENVATTING SAMENVATTING
SAMENVATTING Voor veel mensen met een verstandelijke beperking is werk een belangrijk onderdeel van het leven. Vaak vindt hun werk plaats op een beschutte werkplek, zoals een sociale werkplaats of dagcentrum.
Nadere informatieZien, bewogen worden en in beweging komen. Prof. dr. Petri Embregts
Zien, bewogen worden en in beweging komen Prof. dr. Petri Embregts 20-6-2018 Zien, bewogen worden, in beweging komen Kwaliteit van zorg- en hulpverlening vindt in de meest wezenlijke vorm plaats in een
Nadere informatieZelfsturend leren met een puberbrein
Zelfsturend leren met een puberbrein Jacqueline Saalmink In het hedendaagse voortgezet onderwijs wordt een groot beroep gedaan op zelfsturend leren. Leerlingen moeten hiervoor beschikken over vaardigheden
Nadere informatieHoe autonomie-ondersteunend werkt een docent binnen honoursonderwijs? Tineke Kingma Elanor Kamans Marjolein Heijne-Penninga Marca Wolfensberger
Hoe autonomie-ondersteunend werkt een docent binnen Tineke Kingma Elanor Kamans Marjolein Heijne-Penninga Marca Wolfensberger Fellow onderzoeker Adviseur en coördinator 2 Opzet onderzoekspresentatie 1.
Nadere informatieDe Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen
De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen The Association between Daily Hassles, Negative Affect and the Influence of Physical Activity Petra van Straaten Eerste begeleider
Nadere informatieZijn cijfers motiverend, of geven cijfers juist een verhoogd gevoel van druk? Examens november 2017 nr 4
Zijn cijfers motiverend, of geven cijfers juist een verhoogd gevoel van druk? 24 Cijfers en motivatie van leerlingen in de gymles Christa Krijgsman C. Krijgsman is promovenda aan Universiteit Utrecht,
Nadere informatie1 Aanbevolen artikel
Aanbevolen artikel: 25 november 2013 1 Aanbevolen artikel Ik kan het, ik kan het zélf, ik hoor erbij Over de basisingrediënten voor het (psychologisch) welzijn Een klassieke motivatietheorie toegelicht
Nadere informatieWORKSHOP Je kind kan winnen, los van het wedstrijdresultaat
Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Partner in de Hogeschool-Universiteit Brussel - Huart Hamoirlaan 136-1030 Brussel WORKSHOP Je kind kan winnen, los van het wedstrijdresultaat Joris Lambrechts Hans
Nadere informatieINVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren
De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:
Nadere informatieRelatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën
Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual
Nadere informatieCompatibility Process Scale (ACPS). De therapeutische alliantie is gemeten met de Werk
De invloed van indicatiestelling door overleg (the Negotiated Approach) op patiëntbehandelingcompatibiliteit en uitkomst bij de behandeling van depressieve stoornissen 185 In deze thesis staat de vraag
Nadere informatieVerbinding in perspectieven. Jelle de Vos Petri Embregts
Verbinding in perspectieven Jelle de Vos Petri Embregts Inhoud Voorstellen: waarom doen we dit? Empowerment, autonomie en zelfbepaling: hoe kom ik in mijn kracht, hoe leer ik zelf te bepalen? Competentie:
Nadere informatieS a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting
S a m e n v a t t i n g 149 Samenvatting 150 S a m e n v a t t i n g Dit proefschrift richt zich op de effectiviteit van een gezinsgerichte benadering (het DMOgespreksprotocol, gebruikt binnen het programma
Nadere informatieDe relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.
De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. The Relationship between Intimacy, Aspects of Sexuality and Attachment
Nadere informatieUitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie
Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Voorlopige resultaten van het onderzoek naar de perceptie van medewerkers in sociale (wijk)teams bij gemeenten - Yvonne Zuidgeest
Nadere informatieEr staat veel op het spel bij selectie voor de geneeskundeopleiding. Slechts 6-30% van de kandidaten kan toegelaten worden tot de opleiding en selecti
Samenvatting Er staat veel op het spel bij selectie voor de geneeskundeopleiding. Slechts 6-30% van de kandidaten kan toegelaten worden tot de opleiding en selectieprocedures zijn over het algemeen prijzig.
Nadere informatieEmotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.
Open Universiteit Klinische psychologie Masterthesis Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: De Leidinggevende als hulpbron. Emotional Job Demands, Vitality and Opportunities
Nadere informatieWat als een wortel niet meer helpt?! Of, hoe mensen écht motiveren! 15/04/2018. Inleiding Inzicht in motivatie Motivatie concreet Inzichten toepassen
Wat als een wortel niet meer helpt?! Of, hoe mensen écht motiveren! Maarten Andriessen Inleiding Inzicht in motivatie Motivatie concreet Inzichten toepassen 1 MOTIVATIE? 4 Motivatie quotes Case (poll 1)
Nadere informatiewaardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.
amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum
Nadere informatieWat als een wortel niet meer helpt?! Of, hoe mensen écht motiveren! MOTIVATIE? 12/06/2019
Wat als een wortel niet meer helpt?! Of, hoe mensen écht motiveren! Maarten Andriessen 1 Inleiding Inzicht in motivatie Motivatie concreet Inzichten toepassen 2 MOTIVATIE? 3 3 1 Motivatie in het leven
Nadere informatieThe relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope
The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope Een onderzoek naar de relatie tussen sociale steun en depressieve-
Nadere informatieSamenvatting. (Summary in Dutch)
(Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur
Nadere informatieValorisatieverslag. Master thesis Onderwijswetenschappen
Valorisatieverslag Master thesis Onderwijswetenschappen 2017-2018 Student: Marianne den Hertog Studentnummer: 4159616 Datum: 25-06-2018 Lesgeven aan (hoog)begaafde leerlingen in de reguliere klas Hoe kunnen
Nadere informatieMedewerkersprestatie, verklaarbaar?
Medewerkersprestatie, verklaarbaar? Onderzoek naar de relatie tussen psychologische basisbehoeften, autonome motivatie en prestatie. Master Thesis Open Universiteit Faculteit Managementwetenschappen Mei
Nadere informatieWat als een wortel niet meer helpt?! Of, hoe mensen écht motiveren! 29/11/2017. Inleiding Inzicht in motivatie Motivatie concreet Inzichten toepassen
Wat als een wortel niet meer helpt?! Of, hoe mensen écht motiveren! Maarten Andriessen Inleiding Inzicht in motivatie Motivatie concreet Inzichten toepassen 1 MOTIVATIE? 4 Motivatie quotes Case (poll 1)
Nadere informatieDe Nederlandse doelgroep van mensen met een LVB 14-12-2011. Van Basisvragenlijst LVB naar LVB-screeningsinstrument (screener LVB)
Zwakzinnigheid (DSM-IV-TR) Code Omschrijving IQ-range Van Basisvragenlijst LVB naar LVB-screeningsinstrument (screener LVB) Xavier Moonen Orthopedagoog/GZ-Psycholoog Onderzoeker Universiteit van Amsterdam
Nadere informatieModererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal
Running head: momentaan affect en seksueel verlangen bij vrouwen 1 De Samenhang Tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen van Vrouwen en de Modererende Rol van Seksuele Gedachten The Association Between
Nadere informatiePassend Onderwijs: motivatie van aankomende basisschoolleraren om. maken. Masterthesis
Passend Onderwijs: motivatie van aankomende basisschoolleraren om de nieuwe rol voor het uitvoeren van Passend Onderwijs eigen te maken. Masterthesis Auteur Ronaisa Jano Student Onderwijskundig Ontwerp
Nadere informatieDe Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering
De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering The relation between Mindfulness and Psychopathology: the Mediating Role of Global and Contingent
Nadere informatieVerklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of
Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van het I-change Model The explanation of the physical activity of elderly by determinants of the I-change Model Hilbrand Kuit Eerste begeleider:
Nadere informatieType Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?
Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type of Dementia as Cause of Sexual Disinhibition Presence of the Behavior in Alzheimer s Type? Carla
Nadere informatieChatcoachen. Een zinvolle vorm van online coaching. Myra Ponte, Universiteit van Tilburg. Drs. Alexander Waringa, Universiteit van Tilburg
Chatcoachen Een zinvolle vorm van online coaching Myra Ponte, Universiteit van Tilburg Drs. Alexander Waringa, Universiteit van Tilburg Jeanette Krijnen, KrijnenCoaching&Concern De ChatCoach Webapplicatie:
Nadere informatieErvaringsdeskundigheid in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Petri Embregts
Ervaringsdeskundigheid in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking Petri Embregts Inhoud Waarom een kans in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking? Inzetbaarheid en effectiviteit
Nadere informatieDe rol van sekse, hechting en autonomie in as-i en persoonlijkheidspathologie.
De rol van sekse, hechting en autonomie in asi en persoonlijkheidspathologie. Drs. N. Bachrach GZ psycholoog io Klinisch psycholoog VVGI Externpromovendus UvT Promotor Prof. Dr. M. Bekker Copromotor: Dr.
Nadere informatieHuiswerk, het huis uit!
Huiswerk, het huis uit! Een explorerend onderzoek naar de effecten van studiebegeleiding op attitudes en gedragsdeterminanten en de bijdrage van de sociale- en leeromgeving aan deze effecten Samenvatting
Nadere informatieMOTIVERENDE FEEDBACK GEVEN
MOTIVERENDE FEEDBACK GEVEN EVEN VOORSTELLEN Docent / coach Sport / zorg / onderwijs Fysiotherapie / Bewegingswetenschappen / Coaching / begeleiding / communicatie / Groepsdynamica / teamontwikkeling /
Nadere informatieInvloed van Coping en Ziektepercepties op Depressie- en Angstsymptomen. bij Voormalige Borstkankerpatiënten
Invloed van Coping en Ziektepercepties op Depressie- en Angstsymptomen bij Voormalige Borstkankerpatiënten Influence of Coping and Illness Perceptions on Depression and Anxiety Symptoms among Former Breast
Nadere informatieGeven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.
Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van
Nadere informatieSAMENHANG TUSSEN ZINGEVING, RESILIENCY EN PSYCHOSOCIALE PROBLEMATIEK BIJ ADOLESCENTEN
De Samenhang tussen Zingeving, Resiliency en Psychosociale Problematiek bij Adolescenten The Relationship between Meaning, Resiliency and Psychosocial Problems in Adolescents Jan C. Oosterwijk Arjan Oosterwijk
Nadere informatieen duurzame inzetbaarheid
Sensortechnologie en duurzame Lectoraat Arbeidsparticipatie Hanzehogeschool Groningen: Dr. Hilbrand Oldenhuis (Senior-onderzoeker lectoraat Arbeidsparticipatie) Dr. Louis Polstra (Lector Arbeidsparticipatie)
Nadere informatievan motivatie onder havo-scholieren. Bachelorthesis Beek, C. van der ( ) In samenwerking met: Leloup, M. ( ) Beem, K.
Behoefte-ondersteuning en behoefte-frustratie: samenhang met motivatie en uitstelgedrag bij het maken van huiswerkopdrachten. Onderzoek naar de positieve en negatieve oorzaken en gevolgen van motivatie
Nadere informatieCover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/20846 holds various files of this Leiden University dissertation.
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20846 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Knittle, Keegan Title: Motivation, self-regulation and physical activity among
Nadere informatieHTS Report. Positiviteitstest. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam
PT Positiviteitstest HTS Report ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Zelfrapportage PT Inleiding 2 / 8 INLEIDING De Positiviteitstest is een vragenlijst die op basis van zelfrapportage in kaart brengt in hoeverre
Nadere informatieDe Invloed van Familie op
De Invloed van Familie op Depressie- en Angstklachten van Verpleeghuisbewoners met Dementie The Influence of Family on Depression and Anxiety of Nursing Home Residents with Dementia Elina Hoogendoorn Eerste
Nadere informatieInclusie van mensen met een verstandelijke beperking: Reële mogelijkheden zelfbepaling en participatie. Petri Embregts
Inclusie van mensen met een verstandelijke beperking: Reële mogelijkheden zelfbepaling en participatie Petri Embregts Participatie Geplande ratificatie VN verdrag voor rechten van mensen met beperking
Nadere informatieLet s motivate the patient
LET S MOTIVATE THE PATIENT Melissa.Ooms@Ugent.be Let s motivate the patient 1. Wat is motivatie? 2. Het belang van motivationele gespreksvoering (MG) 3. Theoretische achtergrond 4. Basisprincipes in MG
Nadere informatieDe invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis.
De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis. The influence of resilience on the relationship between pain and psychological symptoms
Nadere informatieCover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/45808 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Bosma, A.Q. Title: Targeting recidivism : an evaluation study into the functioning
Nadere informatieHoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het
Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve
Nadere informatieZorg dat je kind wint, los van het resultaat! Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen
Infosessie Opvoedingsondersteuning van ouders in jeugdsportclubs Zorg dat je kind wint, los van het resultaat! Deze infosessie is het resultaat van het PWO-project van de HUB Ouders en jeugdsport: geen
Nadere informatieDe Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner
De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner The association between momentary affect and sexual desire: The moderating role of partner
Nadere informatieOuderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit
1 Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit Nicola G. de Vries Open Universiteit Nicola G. de Vries Studentnummer 838995001 S71332 Onderzoekspracticum scriptieplan
Nadere informatieBeïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?
Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety
Nadere informatieDe causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie
Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal
Nadere informatieBaankenmerken en autonome motivatie: De mediërende rol van de psychologische basisbehoeften
Universiteit Utrecht Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap Baankenmerken en autonome motivatie: De mediërende rol van de psychologische basisbehoeften Een toepassing van de Self-Determination
Nadere informatieDe Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS
Persoonskenmerken en ervaren lijden bij verslaving en PTSS 1 De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij Verslaafde Patiënten met PTSS The Relationship between Personality Traits and Suffering
Nadere informatieOuders & Clubs: één doel?!
Ouders & Clubs: één doel?! Infosessie Opvoedingsondersteuning van ouders in jeugdsportclubs Zorg dat je kind wint, los van het resultaat! Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Kenniscentrum Hoger Instituut
Nadere informatieThe Effect of Gender, Sex Drive and Autonomy. on Sociosexuality. Invloed van Sekse, Seksdrive en Autonomie. op Sociosexualiteit
The Effect of Gender, Sex Drive and Autonomy on Sociosexuality Invloed van Sekse, Seksdrive en Autonomie op Sociosexualiteit Filiz Bozkurt First supervisor: Second supervisor drs. J. Eshuis dr. W. Waterink
Nadere informatierapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.
Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst
Nadere informatieFEEL-E. Vragenlijst over emotieregulatie bij volwassenen. HTS Report. Simon Janzen ID 4589-2 Datum 11.11.2015. Zelfrapportage
FEEL-E Vragenlijst over emotieregulatie bij volwassenen HTS Report ID 4589-2 Datum 11.11.2015 Zelfrapportage FEEL-E Inleiding 2 / 14 INLEIDING De FEEL-E brengt de strategieën in kaart die volwassenen gebruiken
Nadere informatiePositieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen
Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positive, Negative and Depressive Subclinical Psychotic
Nadere informatieDe sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid
Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen
Nadere informatieDESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum
DESSA Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties HTS Report ID 5107-7085 Datum 10.11.2017 Leerkrachtversie Informant: Jan Jansen Leerkracht INLEIDING DESSA 2/23 Inleiding De DESSA is een vragenlijst
Nadere informatieExecutief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression
Executief Functioneren en Agressie bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag Executive Functioning and Aggression in a Forensic Psychiatric Population in PPC The Hague Sara Helmink 1 e begeleider:
Nadere informatiehet laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en
Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens
Nadere informatieFactsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap
Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Katrien Symons (contact: Katrien.Symons@UGent.be) Prof. Dr. Mieke Van Houtte Dr. Hans Vermeersch ACHTERGROND Een vroege eerste geslachtsgemeenschap
Nadere informatieHR Performancemanagement
HR Performancemanagement MiniMBA HR Dag 5 Prof.dr. Willem van Rhenen Leadership Entrepreneurship Stewardship info@nyenrode.nl +31 (0)346-291 291 www.nyenrode.nl 2 Overzicht Performance Labour > Leadership
Nadere informatie