Bijlage 2 Aanmeldingsnotitie

Transcriptie

1 bestemmingsplan 150kV-verbinding Geervliet-Middelharnis Bijlage 2 Aanmeldingsnotitie ARCADIS 65

2 AANMELDINGSNOTITIE KABELVERBINDING GEERVLIET- MIDDELHARNIS JOULZ 15 april :C - Definitief B

3

4 Inhoud 1 Inleiding Aanleiding voorgenomen activiteit Waarom een m.e.r.-beoordeling? M.e.r.-beoordelingsprocedure Doel van de m.e.r.-beoordeling Projectbeschrijving Toelichting project Projecten in de omgeving Milieubeoordeling Inleiding Beoordeling milieueffecten Natuur Bodem Water Archeologie Elektromagnetische velden Woon- en leefmilieu Samenvatting en conclusie Samenvatting Conclusie...13 Bijlage 1 Literatuurlijst...14 Colofon :C - Definitief ARCADIS 1

5

6 1 Inleiding 1.1 AANLEIDING VOORGENOMEN ACTIVITEIT Op Goeree-Overflakkee is een groot potentieel voor duurzame elektriciteitsopwekking in de vorm van wind, zon, biobrandstoffen en getijdenenergie aanwezig. Deze bronnen leveren duurzame energie terug aan het net. In het gebied Goerree-Overflakkee wordt de grens van de bestaande infrastructuur bereikt voor wat betreft duurzaam opgesteld terugleververmogen. Voorzien wordt dat op korte termijn de bestaande 50 kv-netten niet meer toereikend zijn om nieuwe projecten uit te kunnen voeren. Om die reden is door Stedin een nieuwe 150 kv-kabeltracé voorzien tussen de hoogspanningsstations Geervliet en Middelharnis. Het voorgenomen tracé heeft een totale lengte van circa 17,5 km en is weergegeven in Afbeelding 1. Afbeelding 1 Tracé tussen Geervliet en Middelharnis :C - Definitief ARCADIS 3

7 1.2 WAAROM EEN M.E.R.-BEOORDELING? De aanleg van het 150 kv-kabeltracé, welke is gelegen in twee gemeenten, valt niet binnen de geldende bestemmingsplannen (buitengebied Bernisse en buitengebied Middelharnis). Daarom worden voor de aanleg van het kabeltracé twee omgevingsvergunningen voor het afwijken van het bestemmingsplan aangevraagd (één per gemeente). De m.e.r.-beoordeling is gekoppeld aan deze vergunningaanvragen. In het Besluit m.e.r zijn drempelwaarden opgenomen voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten. Voor een ondergrondse leiding gaat het om (D-lijst, artikel 24.2, kolom 2): een spanning van 150 kv of meer, en een lengte van 5 km of meer in een gevoelig gebied. De voorgenomen activiteit overschrijdt deze drempelwaarden in absolute zin niet. Wel worden in dit project meerdere gevoelige gebieden gekruist. Waarschijnlijk zijn de afzonderlijke kruisingen kleiner dan 5 kilometer (Haringvliet 4,6 kilometer), maar wordt de drempel van alle kruisingen gezamenlijk meer dan 5 kilometer. Aangezien de drempelwaarden voor de toetsing aan het Besluit m.e.r. indicatieve waarden zijn, is gekozen om de m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Hiertoe is voorliggende aanmeldingsnotitie opgesteld. 1.3 M.E.R.-BEOORDELINGSPROCEDURE Met de voorliggende aanmeldingsnotitie deelt Stedin (initiatiefnemer) aan Gemeente Bernisse en Gemeente Middelharnis (bevoegd gezag) mede dat zij voornemens is een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, het aanleggen van een kabelverbinding, te realiseren. Daarbij is in deze aanmeldingsnotitie gemotiveerd of er al dan niet belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu verwacht worden. Op basis van de aanmeldingsnotitie kunnen de gemeenten vervolgens het besluit nemen of al dan niet een m.e.r.- procedure moet worden doorlopen. 1.4 DOEL VAN DE M.E.R.-BEOORDELING Het doel van een m.e.r.-beoordeling is het geven van inzicht in de milieueffecten van de voorgenomen activiteit aan het bevoegd gezag (Gemeente Bernisse en Gemeente Middelharnis). Dit doet de initiatiefnemer (Stedin) in een aanmeldingsnotitie waarin zij de benodigde informatie opneemt op basis waarvan het bevoegd gezag een besluit kan nemen over de noodzakelijkheid van een m.e.r.. Het bevoegd gezag besluit op basis van deze informatie of voor de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit (in dit geval aanleg van de kabelverbinding) een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden, vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die de ingreep voor het milieu kan hebben. In voorliggende notitie wordt op deze milieueffecten ingegaan, aan de hand van de volgende onderdelen: Kenmerken van de activiteit (onder andere omvang en cumulatie), uitgewerkt in hoofdstuk 2. Plaats waar de activiteit wordt verricht (de kenmerken van het plangebied in relatie met kwetsbaarheid omgeving), uitgewerkt in hoofdstuk 3. Kenmerken van de gevolgen van de activiteit (mogelijke effecten van de activiteit), uitgewerkt in hoofdstuk 3. 4 ARCADIS :C - Definitief

8 2 Projectbeschrijving 2.1 TOELICHTING PROJECT Tussen de hoogspanningsstations Geervliet en Middelharnis wordt een dubbele 150-kV kabelverbinding aangelegd met een vermogenstransport van 300 MVA. Daarnaast worden er 2 glasvezelkabels aangelegd ten behoeve van het transport van data. Het plangebied ligt in Zuid-Holland op de eilanden Voorne- Putten, en Goeree-Overflakkee en doorkruist het Haringvliet, een voormalige zeearm van de Noordzee. Voorafgaand aan voorliggende aanmeldingsnotitie heeft een proces plaatsgevonden waarin een afweging is gemaakt om tot het voorkeurstracé te komen dat in deze notitie beschreven en beoordeeld is. Hiertoe is onder andere een knelpuntenanalyse gemaakt. In het document Knelpunten kabelverbinding Geervliet- Middelharnis zijn de knelpunten vanuit milieu en planologie in beeld gebracht. Op basis hiervan is de ligging van het kabeltracé ingepast. Op deze manier zijn bij bepaling van het tracé reeds mitigerende maatregelen opgenomen om knelpunten vanuit milieu en planologie te voorkomen. De aanleg van de kabel vindt op verschillende manieren plaats. De uitvoeringswijzen, zoals weergegeven in Afbeelding 2, zijn: Open ontgraving op het land in binnendijkse gebieden. Gestuurde boring op het land in binnendijkse gebieden waar het tracé objecten (wegen, watergangen, dijken, etc.) kruist en buitendijks onder de Beninger Slikken en het open water van het Haringvliet. Open ontgraving De kabel wordt in het binnendijkse gebied grotendeels via een open ontgraving aangelegd. Bij de open ontgraving vinden alle werkzaamheden plaats binnen een werkstrook van ongeveer 15 meter breed. Er wordt een sleuf gegraven van circa 4 tot 6 meter breed en ongeveer 2,15 meter diep. De kabel zal op een diepte van 1,20 meter onder maaiveld worden aangelegd. Bij agrarisch gebruik zal de kabel op een diepte van 1,80 komen te liggen in verband met de veiligheid van de kabels. De kabels worden beschermd door een afdekplaat op 1 meter onder maaiveld. Daarnaast worden er 2 glasvezelkabels op een diepte van 1 meter onder maaiveld aangelegd voor het transporten van data. Waar nodig wordt de sleuf bemalen. De teelaarde die wordt verwijderd vanwege de open ontgraving wordt in een depot gestort, gescheiden van andere aarde. Nadat de rijbaan is aangebracht, de sleuf ontgraven is en een onderlaag van backfill zand 1 is geplaatst, worden de kabels met een lengte van 1000 tot 1200 meter in de sleuven aangebracht. 1 Backfill is een ideaaltype zand dat de warmte van de kabels goed geleid (naar buiten verspreidt). Backfill wordt toegepast in bodemtypes klei en veen, omdat daar de risico op uitdroging van de bodem het grootst is (schade aan bodem, inklinking, uitdroging wortels gewassen, etc.). In het plangebied is sprake van een dergelijke bodemopbouw en is betere geleiding van de warmte noodzakelijk om de genoemde risico s te verkleinen :C - Definitief ARCADIS 5

9 De kabels worden door mechanisch aangedreven kabelmachines in de sleuf getrokken en wordt op sommige plaatsen afgedekt met een laag backfill zand. Vervolgens wordt de sleuf aangevuld met de uitgegraven grond en goed verdicht. De grond welke niet in de sleuf kan worden verwerkt wordt elders in het tracé verwerkt ter opheffing van mogelijk tekorten of anders afgevoerd. Als laatste wordt de teelaarde laag weer terug op haar plaats gebracht en wordt het tracé afgewerkt en ingezaaid volgens de wens van de grondgebruiker of grondbeheerder. Gestuurde boring Het kruisen van de binnendijkse objecten, de Zeedijk (noordelijke dijk van het Haringvliet), de aanliggende buitendijkse Beninger Slikken, de Buitendijk (zuidelijk dijk van het Haringvliet) en het open water van het Haringvliet vindt plaats door middel van een gestuurde boring. Omdat het Haringvliet te breed is om met één horizontaal gestuurde boring te kruisen wordt in het midden van de kruising een tijdelijk werkeiland (damwandkuip) aangelegd (zie groene ster in Afbeelding 2). Vanuit dit werkeiland worden twee boringen uitgevoerd, namelijk richting het noorden (onder het Haringvliet, de Beninger slikken en de Zeedijk) en richting het zuiden (onder het Haringvliet en de Buitendijk). Aanvullend wordt ook vanaf het vaste land richting het werkeiland geboord (zie rode sterren in Afbeelding 2). Het werkeiland heeft een oppervlak van 3900 m² (130 x 30 meter), waarbij de buitenkant uit stalen damwanden bestaat. Het werkeiland komt ongeveer in het midden van het Haringvliet te liggen. Afbeelding 2 Aanlegmethoden. De locatie van het tijdelijk werkeiland (groene ster) en de boorlocaties op het vaste land (rode sterren) zijn globaal weergegeven. 2.2 PROJECTEN IN DE OMGEVING Er zijn geen nieuwe projecten in de omgeving bekend ( waar in het kader van cumulatie rekening mee gehouden moet worden. 6 ARCADIS :C - Definitief

10 3 Milieubeoordeling 3.1 INLEIDING In paragraaf 1.4 is aangegeven dat in de aanmeldingsnotitie drie criteria behandeld dienen te worden om het bevoegd gezag van voldoende informatie te voorzien om het besluit te kunnen nemen of voor de voorgenomen activiteit een milieueffectrapport opgesteld dient te worden. Het eerste criterium, kenmerken van de activiteit, is behandeld in hoofdstuk 2 van deze aanmeldingsnotitie. In voorliggend hoofdstuk wordt ingegaan op de twee laatste criteria: Plaats waar de activiteit wordt verricht (de kenmerken van het plangebied in relatie met kwetsbaarheid omgeving). Kenmerken van de gevolgen van de activiteit (mogelijke effecten van de activiteit). In de volgende paragraaf is voor de relevante milieuaspecten aangegeven of, en zo ja welke, milieueffecten optreden door aanleg van de kabelverbinding Geervliet-Middelharnis. 3.2 BEOORDELING MILIEUEFFECTEN NATUUR Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend onderzoek Flora- en faunawet (19 maart 2013) uitgevoerd en een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (25 maart 2013). De belangrijkste bevindingen uit deze onderzoeken worden hieronder samengevat. Flora- en faunawet Onder de Flora- en faunawet beschermde soorten die mogelijk voorkomen in het plangebied zijn: algemene grondgebonden zoogdieren, algemene amfibieën, rivierdonderpad, weidevogels (scholekster en kievit), algemene broedvogels van bos en struweel, algemene watervogels, vleermuizen en bittervoorn. Bij de aanleg van de kabelverbinding Geervliet-Middelharnis kunnen effecten op deze beschermde soorten optreden waarbij mogelijk verbodsbepalingen overtreden worden. In het verkennend onderzoek Flora- en faunawet zijn daarom mitigerende maatregelen opgenomen. Wanneer deze mitigerende maatregelen opgevolgd worden, wordt voorkomen dat verbodsbepalingen overtreden worden en zijn belangrijke nadelige gevolgen voor onder Flora- en faunawet beschermde soorten uit te sluiten. Natuurbeschermingswet 1998 Het kabeltracé kruist het Natura 2000-gebied Haringvliet. Dit gebied is beschermd onder de Natuurbeschermingswet De natuurdoelen (instandhoudingsdoelen) van het Natura 2000-gebied Haringvliet bestaan uit habitattypen, habitatsoorten en vogelsoorten. Aangezien als gevolg van de aanleg van de leiding mogelijk negatieve effecten op deze instandhoudingsdoelen niet op voorhand uitgesloten :C - Definitief ARCADIS 7

11 kunnen worden, is een voortoets uitgevoerd waarin de effecten van het ontwerp op het Natura gebied Haringvliet in beeld zijn gebracht. Uit de voortoets blijkt dat het optreden van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Haringvliet kan worden uitgesloten. Nader onderzoek is niet noodzakelijk BODEM Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd (21 maart 2013). In dit bodemonderzoek is onder andere gekeken naar de (historische) bodembedreigende activiteiten binnen 50 meter van het leidingtracé en zijn de resultaten van in het verleden (in de omgeving) uitgevoerde bodemonderzoeken en saneringen geïnventariseerd. Op basis van het historisch bodemonderzoek kan het volgende geconcludeerd worden: Op het grootste deel van het leidingtracé worden ten hoogste lichte verontreinigingen verwacht. Deze verontreinigingen vormen naar verwachting geen belemmering bij de uitvoering en voor hergebruik van de grond die vrijkomt. In de buurt van het leidingtracé zijn verschillende ondergrondse- en bovengrondse opslagtanks aanwezig (geweest). Het is niet bekend of de bodem bij deze tanks verontreinigd is geraakt met brandstofcomponenten. Omdat de bovenste meters van de bodem een overwegend kleiige textuur heeft worden geen grootschalige verontreinigingen met (mobiele) brandstofcomponenten verwacht. Het leidingtracé doorkruist verschillende slootdempingen. Het is niet bekend of de dempingen zijn uitgevoerd met gebiedseigen grond of verontreinigd materiaal. Om stagnatie bij de uitvoering te beperken adviseren we om via de bij provincie Zuid Holland beschikbare informatie over slootdempingen deze dempingen op het tracé te projecteren en met een aantal proefsleuven te bepalen of de sloten zijn gedempt met verontreinigd materiaal of gebiedseigen grond. De sloten ter plaatse van Capelleweg 2a in Abbenbroek en de stortplaats van het volkstuinencomplex op het naastgelegen perceel moeten als verdacht worden beschouwd. Uit historisch onderzoek blijkt dat de sloten en de stortplaats verontreinigd zijn geweest met olie. Voordat de graafwerkzaamheden van start gaan dient eerst een waterbodemonderzoek uitgevoerd te worden. Nader onderzoek naar deze punten wordt uitgevoerd maar is nog niet beschikbaar. Indien uit nader onderzoek blijkt dat ter plaatse van de Capelleweg 2a (sloten en stortplaats) en de slootdempingen er sprake is van ernstige verontreinigingen die een belemmering vormen voor de aanleggen van het kabeltracé dient een passende maatregel getroffen te worden. Indien met bovenstaande rekening wordt gehouden, zijn belangrijke nadelige gevolgen vanuit het milieuaspect bodem niet te verwachten WATER Ten behoeve van het kabeltracé Geervliet-Middelharnis is een watertoets uitgevoerd (19 maart 2013). Uit de watertoets blijken onderstaande bevindingen. Er is geen toename van verhard oppervlak vanwege het plan. Ook worden geen waterlopen gedempt. Compenserende waterberging is niet nodig. Op waterberging zijn belangrijke nadelige effecten uit te sluiten. 8 ARCADIS :C - Definitief

12 De aanleg van een ondergronds kabeltracé heeft vooral tijdens de uitvoering beperkte gevolgen voor de (grond-)water huishouding. Daarnaast heeft de (permanente) ligging van de kabels gevolgen voor het beheer van waterkeringen en waterlopen. Deze gevolgen worden hier besproken. Tijdelijke effecten op grondwater en oppervlaktewater vanwege sleuf ontgraving Zoals beschreven in paragraaf 2.1 vindt bij de open ontgraving, indien nodig, sleufbemaling plaats om de grondwaterstand tijdelijk te verlagen. Het bemalen van het grondwater zal leiden tot een (beperkte) extra zoutvracht op het ontvangende watersysteem. Voor aanvang van de werkzaamheden zal nader onderzoek moeten uitwijzen of de zoutbelasting en de onttrekking nadelige gevolgen hebben voor het ontvangende watersysteem en voor de omgeving. Indien nodig worden passende maatregelen getroffen om deze effecten te beperken. Voor zover bekend ligt het tracé ligt niet binnen milieubeschermingsgebieden voor grondwater. Voor het drooghouden van een bouwput met een debiet van m3 per maand, korter dan 6 maanden en buiten volledig beschermd gebied kan de bemaling met een melding volstaan. In andere gevallen is een watervergunning vereist. Voor het Haringvliet geldt dat de aanleg van het werkeiland tot tijdelijke en lokale vertroebeling van het water leidt. De effecten op de waterkwaliteit zijn hierbij verwaarloosbaar, gezien de omvang van het waterlichaam van het Haringvliet. Belangrijke negatieve effecten op grondwater en oppervlaktewater zijn niet te verwachten. Niet altijd haakse kruising van de kering Het beoogde tracé kruist de kernzone van een aantal waterkeringen niet altijd loodrecht. Het gaat om de keringen van het Haringvliet (Zeedijk, Van Pallandtdijk) en de Zeedijk (waterkering De Vlieger). De Beleidsnota Waterkeringen (Beleidsregels inzake de vergunningverlening op grond van de Keur voor waterschap Hollandse Delta) geeft aan dat dit niet gewenst is. Ook kruist het beoogde tracé de beschermingszone van een aantal keringen niet loodrecht (n.l. Oud Hoenderhoeksedijk (Bernisse) en Gemeenlandse dijk) op additionele locaties. Het tracé doorkruist hierbij de kernzone niet; over deze situatie is de beleidsnota niet expliciet. Daarbij kruist het tracé een aantal primaire oppervlaktewaterlichamen niet loodrecht, wat niet overeenkomstig de voorschriften in de Keur van waterschap Hollandse Delta is. Er dient ontheffing aangevraagd te worden bij het waterschap voor kruisingen van de kernzone van de keringen met een hoek van 45 of meer. Daarnaast zal aangetoond moeten worden dat alternatieve oplossingen voor het raken van beschermingszones van een aantal keringen en het niet loodrecht kunnen kruisen van deze beschermingszones niet beschikbaar zijn ARCHEOLOGIE Voor archeologie kan het plangebied worden verdeeld in 3 zones: een noordelijk en zuidelijk deel van de gemeente Bernisse en het deel op grondgebied van de gemeente Middelharnis. In het noordelijk deel van Bernisse ligt een groot aantal vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse Tijd, Vroege en Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. De meest voorname vindplaatsen hebben de status van AMK-terrein gekregen. Een groot deel van het noordelijk onderzoeksgebied bestaat uit AMK-terreinen. Hierin zijn op basis van de huidige beschikbare gegevens geen zones te onderscheiden waarvoor de verwachting hoger/lager is :C - Definitief ARCADIS 9

13 Voor het noordelijk deel geldt een zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologisch resten uit de IJzertijd tot en met de Nieuwe Tijd. Voor resten uit de Steentijd en Bronstijd geldt een lage verwachting. In het zuiden van Bernisse liggen vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse Tijd, Vroege en Late Middeleeuwen. Voor het zuidelijk deel geldt een hoge verwachting op het aantreffen van resten uit de IJzertijd, Romeinse Tijd en Middeleeuwen. Voor de Nieuwe Tijd geldt een middelhoge verwachting. Het deel van het plangebied dat binnen Middelharnis ligt, bevindt zich in een zone die met een lage en zeer lage trefkans. Binnen dit gebied liggen geen AMK-terreinen, tevens zijn er geen vondstmeldingen of waarnemingen bekend. De verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit alle periode is zeer laag. De gemeente Middelharnis heeft besloten om aan dit gebied geen waarde te verbinden. Dit betekent dat er binnen dit deel van het plangebied geen verdere restricties ten aanzien van archeologie gelden en effecten op archeologie kunnen worden uitgesloten. Conclusie noordelijk en zuidelijk deel van Bernisse Het cluster van monumenten aan de noordzijde van het tracé wordt zoveel mogelijk ontzien. In dit deel komen twee gestuurde boringen onder het archeologische monument door. Op deze wijze kan de archeologie (zoveel mogelijk)in situ bewaard worden. Voor de locaties waar de gestuurde boring de grond ingaat en de grond uitkomt wordt vervolgonderzoek uitgevoerd in de vorm van verkennend en karterend booronderzoek om vast te stellen of hierbij archeologische waarden worden verstoord. De overige delen van het plangebied bestrijken een zeer grote zone waarvoor een zeer hoge verwachting of een redelijk hoge tot hoge verwachting geldt. Om de omvang van gravend onderzoek in een later stadium zoveel mogelijk te beperken, wordt geadviseerd om eerst vervolgonderzoek in de vorm van verkennend en karterend booronderzoek plaats te laten vinden. Dit onderzoek moet er op gericht zijn om de intactheid van de bodemopbouw te bepalen en te karteren of er zich daadwerkelijk archeologische vindplaatsen bevinden. Binnen de zones met een lage archeologische verwachting liggen eventueel aanwezige archeologische resten dieper dan de huidige waterbodem of dieper dan 4 meter beneden maaiveld. Aangezien de leiding niet zo diep wordt gelegd, is voor deze zones geen archeologisch vervolgonderzoek nodig. Indien er bij graafwerkzaamheden (niet voorspelbare) toevalsvondsten worden aangetroffen, zoals bedoeld in paragraaf 7, artikel 53 van de Monumentenwet, moet hiervan melding gedaan worden bij het Bevoegd Gezag. Door bovenstaand advies op te volgen wordt het eventuele effect op archeologie geminimaliseerd ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN Bij transport van elektriciteit ontstaan magnetische velden. De blootstellingslimieten van deze magnetische velden zijn voor kabelverbindingen niet wettelijk vastgelegd. Wel heeft het ministerie van VROM in 2005 een voorzorgbeleid geformuleerd voor bovengrondse hoogspanningslijnen op basis van de norm 0,4 µt. Hoewel dit beleid niet van toepassing is op hoogspanningsstations en ondergrondse kabelverbindingen wenst Stedin wel inzicht te verschaffen in de ligging van de magneetveldcontour rond 10 ARCADIS :C - Definitief

14 de geplande kabelverbinding. In het beleid wordt aanbevolen te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig worden blootgesteld aan magnetische velden van meer dan 0.4 µt. Voor het tracé Geervliet-Middelharnis zijn de magneetveldzones berekend. Uit de berekeningen blijkt dat het magnetisch veld van 0,4 µt voor het kabeltracé gelegen is op een maximale afstand van 18 meter van het hart van de leiding. Binnen deze 18 meter moet, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, vermeden worden dat er nieuwe gevoelige bestemmingen opgericht worden. Het gaat hierbij om bestemmingen waar kinderen (tot 15 jaar) langdurig verblijven (woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen). Belangrijke nadelige gevolgen vanuit het milieuaspect elektromagnetische velden is niet te verwachten WOON- EN LEEFMILIEU Deze werkzaamheden en het hierbij in te zetten materieel veroorzaken een tijdelijke hinder op de leefomgeving. Hierbij kan mogelijk geluidshinder optreden en hinder voor verkeer en scheepvaart. Hieronder wordt een korte toelichting gegeven. Aangezien in de uiteindelijke situatie de kabel geen invloed heeft op deze aspecten, wordt hieronder een toelichting ge Geluid Tijdens de werkzaamheden kan tijdelijk geluidsoverlast optreden voor de omgeving. Deze verstoring ontstaat door werkzaamheden aan het tracé, maar ook door extra verkeersbewegingen. De overlast is echter maar tijdelijk en niet van dien aard dat milieunormen worden overschreden. Belangrijke nadelige effecten door geluid op woon- en leefmilieu worden uitgesloten. Hinder voor (scheepvaart)verkeer De aanleg van de kabels leidt tot extra verkeersbewegingen voor aan- en afvoer van de benodigde materialen en personeel. Een deel van het materieel (o.a. graafmachines) wordt één keer aangevoerd en blijft dan gedurende de aanleg van het tracé op locatie. Gedurende de aanleg worden deze telkens verplaatst. Een deel van het materieel wordt wekelijks aan- en afgevoerd (o.a. kabels en backfill zand). Tevens vinden er dagelijks extra verkeersbewegingen plaats voor het vervoer van personeel van en naar het werk. De aan en afvoer van de materialen geschiedt voor 60% via de A15, voor 20% via de A29 en 20% over het water. De transporten welke te maken hebben met de kruising van het haringvliet vinden voor 80% via het water plaats. Dit betreft met name de aanvoer van haspels en de mantelbuizen. Er zijn circa 2 dieplader transporten per week via de weg. Hierbij worden er onder andere mantelbuizen, keten en materiaal aangevoerd. De extra verkeersbewegingen die veroorzaakt worden door de werkzaamheden kunnen leiden tot overlast op het (scheepvaart)verkeer. Deze hinder is slechts tijdelijk van aard. In de uiteindelijke situatie leidt het nieuwe kabeltracé niet tot een effect op (scheepvaart)verkeer. Tevens kan de aanwezigheid van het werkeiland in het Haringvliet en de aanleg hiervan enige hinder opleveren voor het scheepvaartverkeer. Indien nodig worden maatregelen getroffen om te voorkomen dat het werkeiland een belemmering gaat vormen voor de scheepvaart. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het aanbrengen van boeien en waarschuwingslichten. Aangezien de hinder van tijdelijke aard is en er, indien nodig, maatregelen getroffen worden voor de scheepvaart zijn belangrijke nadelige effecten uit te sluiten :C - Definitief ARCADIS 11

15 4 Samenvatting en conclusie 4.1 SAMENVATTING In deze m.e.r.-beoordeling zijn de kenmerken van de activiteit, de plaats waar de activiteit wordt verricht en de kernmerken van de gevolgen van de activiteit in beeld gebracht. De voorliggende conclusie in dit hoofdstuk is toegespitst op de gevolgen van de opwaardering van de activiteit. In de m.e.r.-beoordeling is geconcludeerd dat significante effecten op Natura 2000-gebied Haringvliet zijn uit te sluiten. Ook zijn belangrijke negatieve effecten uit te sluiten voor elektromagnetische velden. Voor de overige milieuaspecten geldt dat belangrijke negatieve effecten eveneens uit te sluiten zijn indien de genoemde adviezen en/of maatregelen opgevolgd worden. Hierbij gelden per aspect de volgende adviezen en/of maatregelen: Natuur Indien de mitigerende maatregelen, zoals opgenomen in het verkennend onderzoek Flora- en faunawet, opgevolgd worden zijn effecten op de soorten die beschermd zijn vanuit de Flora- en faunawet uit te sluiten. Bodem Indien uit de geadviseerde aanvullende onderzoeken (ter plaatse van de Capelleweg 2a (sloten en stortplaats) en de slootdempingen) blijkt dat er ernstige verontreinigingen aanwezig zijn die een belemmering vormen voor het aanleggen van het kabeltracé, dient een passende maatregel getroffen te worden. Daarmee worden belangrijke nadelige effecten vanuit bodem uitgesloten. Water Indien uit nader onderzoek blijkt dat door zoutbelasting en onttrekking nadelige effecten optreden op het watersysteem en de omgeving, dienen passende maatregelen getroffen te worden om deze effecten te beperken. Het beoogde tracé kruist de kernzone van een aantal waterkeringen niet altijd loodrecht. Het gaat om de keringen van het Haringvliet (Zeedijk, Van Pallandtdijk) en de Zeedijk (waterkering De Vlieger). De Beleidsnota Waterkeringen (Beleidsregels inzake de vergunningverlening op grond van de Keur voor waterschap Hollandse Delta) geeft aan dat dit niet gewenst is. Ook kruist het beoogde tracé de beschermingszone van een aantal keringen niet loodrecht (n.l. Oud Hoenderhoeksedijk (Bernisse) en Gemeenlandse dijk) op additionele locaties. Het tracé doorkruist hierbij de kernzone niet; over deze situatie is de beleidsnota niet expliciet. Daarbij kruist het tracé een aantal primaire oppervlaktewaterlichamen niet loodrecht, wat niet overeenkomstig de voorschriften in de Keur van waterschap Hollandse Delta is. Er dient ontheffing aangevraagd te worden bij het waterschap voor kruisingen van de kernzone van de keringen met een hoek van 45 of meer. Daarnaast zal aangetoond 12 ARCADIS :C - Definitief

16 moeten worden dat alternatieve oplossingen voor het raken van beschermingszones van een aantal keringen en het niet loodrecht kunnen kruisen van deze beschermingszones niet beschikbaar zijn. Archeologie Door het uitvoeren van een aantal vervolgonderzoeken en melding aan het Bevoegd Gezag bij toevalsvondsten tijdens de graafwerkzaamheden worden eventuele effecten op archeologie geminimaliseerd. Woon- en leefmilieu Bij het aspect woon- en leefmilieu kan er tijdelijke hinder optreden tijdens de werkzaamheden, zoals geluidhinder (scheepvaart)verkeershinder (door extra verkeersbewegingen voor aanvoer van materiaal en personeel en de aanwezigheid van het werkeiland). Aangezien de hinder op dit aspect slechts tijdelijk van aard is en, indien nodig, maatregelen getroffen worden om de hinder te beperken, vormt dit geen belemmering voor de voorgenomen activiteit. 4.2 CONCLUSIE Samengevat kan geconcludeerd worden dat belangrijke nadelige milieukundige effecten uit te sluiten zijn en het doorlopen van de m.e.r.-procedure voor het project daarom niet noodzakelijk is :C - Definitief ARCADIS 13

17 Bijlage 1 Literatuurlijst ARCADIS, 150 kv-verbinding Middelharnis Watertoets, :0.1 - Definitief, 19 maart ARCADIS, Bureauonderzoek archeologie 150 kv kabelverbinding tracé Geervliet-Middelharnis, :A Definitief, 19 maart ARCADIS, Geluidscontouren aanlegwerkzaamheden 150 kv verbinding Geervliet-Middelharnis, :C, 25 maart ARCADIS, Historisch bodemonderzoek 150 kv-kabelverbinding Geervliet-Middelharnis (tracé ), :0.3 Concept, 21 maart ARCADIS, Historisch onderzoek locatie 1, Capelleweg 2A te Abbenbroek, :0.1 Concept, 18 maart ARCADIS, Knelpunten kabelverbinding Geervliet-Middelharnis, :B Definitief, 8 augustus ARCADIS, Ondergrondse 150 kv hoogspanningsleiding Geervliet-Middelharnis, :C, 2 augustus ARCADIS, Verkennend onderzoek Flora- en faunawet 150 kv-kabelverbinding Geervliet-Middelharnis, :A.2 - Definitief, 19 maart ARCADIS, Voortoets Natuurbeschermingswet kv leiding Haringvliet, :A.3 Definitief, 25 maart Joulz, Concept Studie kabelsysteem 150 kv, 300MVA Geervliet-Middelharnis, versie 1.6, S414659, 21 november Joulz, Kruising van het Haringvliet ten behoeve van de aanleg van een nieuw 150 kv kabeltracé, UP MER-PROC-HVLT Rev 2 0, 11 februari ARCADIS :C - Definitief