VIJANDEN van gewassen en hun beheersing ste uitgave

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "VIJANDEN van gewassen en hun beheersing ste uitgave"

Transcriptie

1 VIJANDEN van gewassen en hun beheersing ste uitgave

2 ANTIGIFCENTRUM Tel Deze uitgave is met de grootste zorg samengesteld. Er kunnen evenwel fouten in de aangegeven bestrijdingsmiddelen staan, of erkenningen kunnen onverwacht gewijzigd worden. Vergewis u dus altijd vóór een toepassing met gewasbeschermingsmiddelen van de actuele toestand, o.a. via Dit document vervangt alle vorige edites. De auteurs stellen zich niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan door het gebruik van de in de brochure vermelde gegevens.

3 ONDERZOEK- EN VOORLICHTINGSCENTRUM VOOR LAND- EN TUINOUW v.z.w. WEST-VLAAMSE PROEFTUIN VOOR INDUSTRIELE GROENTEN Ieperseweg RUMEKE (ROESELARE) Tel Fax Vijanden van Gewassen en hun eheersing e uitgave

4 2 INHOUD WOORD VOORAF IJ DE 43e EDITIE... 4 Algemene bemerkingen... 5 De biologische bestrijding: enkele algemeenheden odemontsmetting VEILIGHEIDSTERMIJN VEILIGHEIDSTERMIJNEN IJ GROENTEGEWASSEN GETEELD IN OPEN LUCHT VEILIGHEIDSTERMIJNEN IJ GROENTEGEWASSEN GETEELD ONDER ESCHUTTING VEILIGHEIDSTERMIJNEN IJ GROENTEGEWASSEN GETEELD ONDER ESCHUTTING VEILIGHEIDSTERMIJNEN IJ AKKEROUWGEWASSEN VEILIGHEIDSTERMIJNEN VOOR HERICIDEN IJ GROENTEGEWASSEN IN OPEN LUCHT EN IJ AKKEROUWGEWASSEN IN OPEN LUCHT Respecteer afstand van minstens m tot eender welke waterloop of -oppervlak met klassieke spuittechniek (minimum 1 m voor alle teelten) Respecteer afstand van minstens m tot eender welke waterloop of -oppervlak met klassieke spuittechniek (minimum 1 m voor alle teelten) (vervolg) Overzicht van de opgebruikdata van de diverse gewasbeschermingsmiddelen ESTRIJDING VAN ONKRUIDGRASSEN RESISTENTIE Chemische families insecticiden en acariciden Chemische families fungiciden Chemische families herbiciden DE IN GROENTETEELT ERKENDE ADDITIEVEN DE IN AKKEROUWTEELTEN ERKENDE ADDITIEVEN IN ALLE TEELTEN ERKEND ANTI-SCHUIMMIDDEL Geleide bestrijding van ziekten en plagen AARDAPPEL AARDEI ANDIJVIE (breedblad- en krulandijvie) ASPERGE AUGURK IET OON CICHOREI C O U R G E T T E ERWT GRAANGEWASSEN GRASLAND GRASZAADTEELT VAN RAAIGRASSEN HOP KOOLGEWASSEN KOOLZAAD MAIS PETERSELIE PREI RADICCHIO ROSSO RUCOLA SCHORSENEER SELDERIJ (knol- en bleekselderij) SLA (kropsla, ijsbergsla, lollo rossa, lollo bionda, eikenbladsla en Romeinse sla) SPINAZIE STOPPELLAND SUIKERROOD TAAK UI VELDSLA VENKEL VLAS WITLOOF WORTEL GEWASESCHERMING EN ONKRUIDESTRIJDING IN DE IOLOGISCHE AKKEROUW EN OPENLUCHTGROENTETEELT MOGELIJKHEID TOT TEELT VAN VERVANGGEWASSEN: MIDDELENLIJST NOTA S

5 Deze brochure werd samengesteld onder de hoofdredactie van ing. L. VANDEWALLE (Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw (POVLT), eitem) met de medewerking van: Dr. ir. P. LEYAERT, POVLT, eitem Prof. dr. ir. R. ULCKE, Afdeling Herbologie - UGent, Gent Ir. D. CALLENS, POVLT, eitem Dr. ir. A. CALUS, POVLT, eitem Dr. ir. A. DE COCK, FOD Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu, Dienst Pesticiden en Meststoffen, russel Ir. L. DELANOTE, Interprovinciaal Proefcentrum voor de iologische Teelt vzw, eitem Dr. ir.. DE CAUWER, Afdeling Herbologie - UGent, Gent Ir. K. DEMEULEMEESTER, Interprovinciaal Proefcentrum Aardappelteelt, afdeling eitem Dr. ir. M. DEMEULEMEESTER, POVLT, eitem Ir. A. DEMEYERE, Ministerie van de Vlaamse overheid, russel Ir. G. GHEKIERE, POVLT, vzw PIVAL, eitem Ir. O. HERMANN, Koninklijk elgisch Instituut tot Verbetering van de iet vzw, Tienen Ing. J. MAHIEU, Provinciaal Centrum voor Landbouw en Milieu v.z.w., eitem Ir. M. MERTENS, Ministerie van de Vlaamse overheid, Merelbeke Dr. I. MESTDAGH, POVLT, eitem Ing. F. MEURRENS, Ministerie van de Vlaamse overheid, russel Ir. J.F. MISONNE, Koninklijk elgisch Instituut tot Verbetering van de iet vzw, Tienen Prof. dr. ir. W. STEURAUT, Vakgroep Gewasbescherming, UGent, Gent Ir. L. VANPARYS, POVLT, eitem Dr. Ir. N. VIAENE, Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek, eenheid Plant, Gewasbescherming-Nematologie, Merelbeke Ir. L. WILLAERT, POVLT, eitem Ing. D. WITTOUCK, POVLT, eitem 3

6 WOORD VOORAF IJ DE 43e EDITIE De gewasbescherming is momenteel in volle evolutie. Scheikundige gewasbescherming is thans geen evidentie meer. Geïntegreerde teelt, waarschuwingssystemen, schadedrempels, biologische bestrijding, teeltregistratie worden meer en meer gehanteerde termen niet alleen in wetenschappelijke, maar ook in praktijkmiddens. iologische teelt komt ook in elgië steeds sterker op de voorgrond. Gebruik van resistente rassen, een matige bemesting en ideale teeltomstandigheden kunnen reeds heel wat problemen voorkomen. De algemene teneur van de onderzoeksprogramma's in de laatste jaren richt zich op een beperking van het aantal bespuitingen, terugdringen van de hoeveelheid ingezet product, fractionering van toepassingen, gebruik van minder giftige en minder persistente producten, vermindering van de hoeveelheid spuitvloeistof, inzet van biologische bestrijdingsmiddelen, enz. Anderzijds gaat steeds meer aandacht naar ziektewaarschuwingssystemen, gebaseerd op grondige observaties van het gewas, van het weersverloop en van de weersverwachtingen en van de evolutie van ziekte of plaag. De redactieraad beseft ten volle dat biologische bestrijding en geïntegreerde technieken alle aandacht verdienen. Dit boekje heeft evenwel niet de pretentie een integrale cursus gewasbescherming te zijn. Vandaar dat de voornoemde technieken slechts beperkt aan bod komen. Deze uitgave richt zich vooral op de scheikundige gewasbescherming. Ze betekent geen promotie voor het gebruik van chemische middelen ter voorkoming of bestrijding van een of andere ziekte of plaag. Wel wil deze uitgave voldoen aan een reële vraag en nood die bestaan bij de voorlichting en de producenten om in die gevallen, waar zich ondanks de toepassing van een correcte teelttechniek, een ernstig probleem stelt, adequaat te kunnen ingrijpen. Op deze wijze kan de economische schade worden beperkt en een kwalitatief hoogstaand product aan de consument aangeboden. In deze optiek worden in deze brochure niet alle erkende gewasbeschermingsmiddelen vermeld, maar wordt een overzicht gegeven van de meest aan te bevelen toepassingen. ijzondere aandacht wordt daarbij besteed aan de exacte dosering en het optimale toepassingstijdstip. Op te merken valt tevens dat alleen officieel erkende middelen worden opgenomen, waarvan na grondig onderzoek vastgesteld is dat, bij naleving van de voorgeschreven wachttijden, de residu s in het te oogsten product beneden de officiële drempelwaarden vallen of totaal onbestaande zijn. De consument vraagt tegelijk een aantrekkelijk en een veilig product. ij rationeel gebruik van gewasbescherming zijn beide doelstellingen simultaan realiseerbaar. De gebruiker van gewasbeschermingsmiddelen, die erg giftig kunnen zijn, moet steeds de nodige voorzorgen nemen om zichzelf adequaat te beschermen. Elk jaar opnieuw wordt de totale inhoud van deze brochure grondig herwerkt in functie van de stand van het onderzoek en van de evolutie van de erkenning van middelen. We richten een bijzonder woord van dank tot de redactieraad, die elk jaar opnieuw eitem laat delen in zijn opgedane ervaring. Speciaal dank aan onze medewerkster L. VANDEWALLE, die met grote nauwgezetheid en vlotheid de verwerking van deze materie en de eindredactie op zich neemt. Dr. ir. A. CALUS Rumbeke (Roeselare), mei e herziene uitgave 4

7 Algemene bemerkingen Gebruik, toepassing, bewaring en verwijdering van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en biociden - De meeste gewasbeschermingsmiddelen zijn giftig voor mens en dier. ij de verkoop, het bewaren en het gebruik moeten dan ook strenge voorzorgsmaatregelen in acht genomen worden (K ;.S ). - Het lokaal voor de opslag van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en biociden moet voldoen aan de nationale wetgeving, VLAREM, VLAREO en indien nodig aan de bepalingen binnen de IKK standaard en GLOAL-GAP. Algemeen kan men stellen dat het fytolokaal moet beantwoorden aan volgende voorschriften: In het fytolokaal mogen enkel bestrijdingsmiddelen en biociden worden bewaard, steeds voorzien van de originele verpakking en etiket. Alle toegepaste producten moeten erkend zijn. Het fytolokaal moet op slot zijn met de sleutel op een niet zichtbare plaats. Aan de buitenkant moet het fytolokaal voorzien van de pictogrammen doodshoofd, vergif en geen toegang voor onbevoegden. Het lokaal moet droog zijn, vorstbestendig, goed verlucht en verlicht. Nooit in de nabijheid van woongelegenheden voor mens of dier. Houd een ordelijke stapeling aan: plaats poeders boven vloeistoffen, rangschik eventueel per teelt of per type (herbicide, fungicide, ) Voorzie opvang van lekkage Middelen voor privégebruik en vervallen of niet langer erkende producten moeten in het fytolokaal worden bewaard, maar moeten wel duidelijk worden aangeven met respectievelijk Middelen voor privé-gebruik en Niet erkende producten. Geschikte meet- en weegapparatuur. Afhankelijk van het lastenboek kunnen nog bijkomende vereisten naar de inrichting van het fytolokaal worden gesteld onder meer naar de aanwezigheid van noodvoorzieningen voor ongevallen (oogdouche, stromend water, EHO-koffer, ongevallenprocedure, noodnummers, met aanduiding van de dichtstbijzijnde telefoon met een lijst van noodnummers) en voor gemorste producten (absorberend materiaal (zand), borstel, blik, plastic zak) - Wanneer gewasbeschermingsmiddelen tevens worden beschouwd als gevaarlijke stoffen volgens VLAREM 1, worden de opslagplaatsen ingedeeld in volgende klassen: klasse Vlarem klasse K niet A N klasse biociden gerangschikt klasse klasse klasse 1 > > > > De dosis vermeld in deze brochure is meestal uitgedrukt in kilogram te gebruiken werkzame stof per ha; voor bepaalde herbiciden (groeistoffen,...) in kilogram zuurequivalent per ha. Doseringen lager dan 100 gramha worden in gram uitgedrukt. Het gebruik van een te hoge dosis is niet enkel verboden maar kan bovendien schadelijk zijn voor het gewas en het volggewas, leiden tot een overschrijding van de residutolerantie en werkt bovendien kostprijsverhogend. Volgens de wet van zijn verlaagde doses toegelaten. De vermelde doseringen werkzame stof per ha kunnen verschillen naargelang het handelsmiddel waarin ze voorkomen. 5

8 - Het kan gebeuren dat 2 of meerdere werkzame stoffen ter bestrijding van een bepaalde plaag worden aangeraden en dat deze werkzame stoffen achteraan in de middelenlijst niet als één handelsmiddel terug te vinden zijn. Het betreft hier dan een zelf te bereiden tankmengsel. Vermelding tussen haakjes van uitvloeier of emulgator na een herbicide, beduidt dat deze hulpstoffen reeds aanwezig zijn in het handelsmiddel. Tenzij anders vermeld, mag bijgevolg geen extra hulpstof aan de spuitoplossing meer worden toegevoegd. - Stel het spuitschema goed samen zodat spoelen en reinigen tot een minimum worden beperkt. - Spoel de lege verpakkingen grondig dit wil zeggen minstens drie keer. Verzamel de lege verpakkingen en bewaar ze in het fytolokaal of op een droge plaats voorzien van een afdak. Lege verpakkingen dienen jaarlijks te worden meegegeven met de ophaaldiensten van Phytofar Recover. - Vervallen producten en niet langer erkende producten worden tweejaarlijks opgehaald door Phytofar Recover ( ). De inzamelplaatsen en tijdstippen worden aan de land- en tuinbouwer en loonsproeier schriftelijk meegedeeld of zijn ook te raadplegen op de website. - Resten van gewasbeschermingsmiddelen kunnen ook worden toevertrouwd aan erkende ophalersverwerkers van gevaarlijk afval. De lijst van deze firma s kan bekomen worden bij de Openbare Afvalstoffenmaatschappij van het Vlaams Gewest (OVAM), 22-26, Kan. De Deckerstraat, 2800 Mechelen (Tel ). Milieubewust gebruik van gewasbeschermingsmiddelen De verontreiniging van oppervlaktewater is een belangrijke parameter waarop producten worden beoordeeld naar toepassingsvoorwaarden en het toekennen enof behoud van de erkenning. Nog steeds stellen er zich voor bepaalde actieve stoffen problemen naar de waterkwaliteit. Deze verontreiniging door resten van gewasbeschermingsmiddelen is hoofdzakelijk het gevolg van puntvervuilingen. Een andere bron van vervuiling is drift, hoewel deze in mindere mate verantwoordelijk is voor de verontreiniging van het oppervlaktewater. Puntvervuiling of directe verliezen: het zijn verliezen die los staan van het eigenlijke gebruik van de gewasbeschermingsmiddelen maar die het gevolg zijn van de handelingen met die middelen. Ze komen op elk bedrijf voor meestal zonder dat de landbouwer er zich van bewust is. Puntvervuilingen zijn onder meer het morsen bij het afmeten, het overlopen van de tank bij het vullen, lozen van spoel- en reinigingswater,. Enkele tips om puntvervuiling op het bedrijf te vermijden: Vermijd overschotten: bereken nauwkeurig de benodigde hoeveelheid en stel het spuittoestel nauwkeurig af Probeer zoveel mogelijk naar het veld te verplaatsen: alles wat daar wordt gemorst, wordt op een biologische manier afgebroken Neem de nodige voorzorgsmaatregelen zodat de spuittank niet kan overlopen tijdens het vullen Vermijd terugvloei van de spuitoplossing naar de waterbron Zorg er voor dat er altijd absorberend materiaal bij de hand is: beschouw dit als een eerste hulp bij ongevallen en geef het vervuilde absorberend materiaal mee met Phytofar Recover bij de ophaling van de vervallen producten Gebruik een herhaalde spoelmethode: dien het proper water uit de schoonwatertank in minstens 3 stappen toe, gebruik een schoonwatertank met een voldoende groot volume (minstens 10% van volume spuittank) en rijd het spoelwater versneld terug uit over het reeds behandelde veld. Ga nooit spoelwater lozen! Uitwendig reinigen van het spuittoestel: bij voorkeur op het veld of op een plaats waar er opvang voor het reinigingswater is voorzien 6

9 - Drift is de ongewenste verplaatsing van gewasbeschermingsmiddelen buiten het perceel door wind enof thermiek. Dit kan naar een nabijgelegen perceel zijn maar ook naar de berm, naar de waterloop,. De factoren die de hoeveelheid drift gaan bepalen zijn de grootte van de druppel, (hoe fijner de druppels hoe meer drift), de weersomstandigheden (vooral de windsnelheid en de windrichting), de rijsnelheid (hoe sneller, hoe meer drift) en de aanwezigheid van hagen of andere groenschermen. Er zijn een aantal eenvoudige driftreducerende maatregelen die tot de vermindering aan drift kunnen bijdragen. Het toepassen van driftreducerende doppen zoals driftreducerende spleetdoppen, luchtmengdoppen, luchtondersteunende luchtdoppen of kantdoppen kan de drift al sterk gaan beperken. Daarnaast kan aan de hand van de kleurencode van de doppen de dopgrootte worden bepaald: hoe groter de ISO dopgrootte, hoe minder drift. Maar spuiten bij hogere spuitdrukken doet de drift dan weer toenemen. Houd er wel rekening mee dat elke dop een optimaal werkinterval heeft dat onder meer afhankelijk is van de druk. Spuiten bij windsnelheden hoger dan 3 beaufort wordt het best vermeden. De meest gunstige omstandigheden om te spuiten zijn s morgens of s avonds. Plaats ook de spuitboom niet hoger dan nodig maar houd wel rekening met de dopafstand en de tophoek van de doppen om de ideale spuitboomhoogte te bepalen. Meestal ligt die ongeveer op een hoogte van 0.5 m boven het gewas. - Een gevolg van de driftproblematiek is de invoering van de bufferzonereglementering. Een bufferzone is een niet behandelde strook in het perceel in de nabijheid van een wateroppervlak. Ze wordt gemeten vanaf de laatst bespoten rij tot aan de oever van het wateroppervlak en moet worden gezien als de minimum afstand die onbespoten moet blijven. De breedte van de bufferzone wordt vastgelegd aan de hand van het risico dat elk gewasbeschermingsmiddel inhoudt naar het waterleven. Hoe groter het risico, hoe groter ook de na te leven bufferzone wordt. Maar onder alle omstandigheden dient er steeds een minimum afstand gerespecteerd te worden van 1 m voor veldspuiten en van 3 m voor boomgaardspuiten en dit ten opzichte van oppervlakken die niet behandeld moeten worden. Dit zijn bijvoorbeeld bermen, tuinen, aangrenzende percelen, voetpaden,. Een wateroppervlak wordt binnen de bufferzonereglementering gedefinieerd als een gracht, beek, vijver, poel, drainagekanaal, die water bevat op het moment van de bespuiting. Dit betekent dat wanneer er geen water staat in het wateroppervlak dat grenst aan het perceel (of zich in het perceel bevindt) op het moment dat er wordt gespoten, er alleen rekening gehouden moet worden met de minimum te respecteren afstanden van 1 m of 3 m. Grenst het perceel nergens aan een wateroppervlak dan dient er alleen rekening gehouden te worden met de minimum te respecteren afstanden. Vermijd onder alle omstandigheden steeds om over wateroppervlakken te spuiten of er nu water in staat of niet. De breedte van de bufferzone staat vermeld op het etiket van het product. Niet alle producten hebben een opgelegde bufferzone. De breedte kan variëren van 2, 5, 10, 20 tot 30 meter. Deze breedte kan onder welbepaalde voorwaarden worden verkleind. Aan de hand van de spuittechniek die wordt gebruikt, het type doppen en de aanplant van een haag of een plantenscherm of een combinatie van deze maatregelen kunnen er verschillende reductieklasses worden verkregen (50%, 75% of 90%). De grootte van de reductieklasse hangt af van de mate waarin de drift van spuitnevels wordt beperkt. Meer informatie omtrent de driftreducerende technieken kan u vinden in de brochure Maatregelen ter beperking van de verontreiniging van oppervlaktewater door gewasbeschermingsmiddelen ( - Decreet Integraal Waterbeleid: het decreet houdt in dat er naast elk wateroppervlak een afstand van 1 m dient gerespecteerd te worden die bovendien steeds onbewerkt, onbemest en onbespoten dient te zijn. Een belangrijk verschil dat zich hier stelt, in vergelijking met de bufferzonereglementering, is dat een wateroppervlak hier anders is gedefinieerd. Voor het decreet is het voldoende als er gedurende het jaar water in staat om van een wateroppervlak te spreken en niet zoals bij de bufferzone waar er water moet in staan tijdens de bespuiting. 7

10 Gewasbeschermingsmiddelen dienen onder alle omstandigheden beredeneerd, milieubewust en op een veilige wijze te worden gebruikt. - Door het toepassen van waarneming- en waarschuwingssystemen kan er gerichter en efficiënter worden behandeld maar ook door het scheppen van gunstige teeltomstandigheden en het toepassen van een optimale teelttechniek kan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen worden beperkt. - Ieder spuittoestel (behalve kleine burg. spuittoestellen en rugspuiten) dient de verplichte driejaarlijkse controle te ondergaan. Deze keuring wordt uitgevoerd door het ILVO, Dienst Keuringen, Van Gansberghelaan 115, 9820 Merelbeke, tel Een nauwkeurige afstelling en een goed onderhoud van het spuittoestel zijn essentieel om efficiënt te kunnen behandelen en om overschotten aan spuitoplossing te vermijden. Een jaarlijkse kalibratie van het spuittoestel met betrekking tot de doppen, leidingen, filters, is daarom aangewezen. - ij gebruik van bodemherbiciden moet de dosis worden aangepast aan het klei- en humusgehalte van de grond. Op een lichte enof humusarme grond zal een lagere dosis worden toegepast. Het resultaat van een bodemherbicide is tevens sterk afhankelijk van de grondvochtigheid. - Teneinde het ontstaan van resistentie van de plantenvijanden ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelen te voorkomen, wordt aanbevolen het aantal behandelingen te beperken, onderdosering te vermijden en bij herhaalde behandelingen, werkzame stoffen in te zetten behorend tot diverse chemische families. - Sommige gewasbeschermingsmiddelen zijn giftig voor bijen en andere bestuivende insecten. Men dient zich strikt te houden aan de wettelijke beschikkingen terzake en, indien verboden, niet te behandelen tijdens de bloei of tijdens het bloembezoek van de bijen. - Vanaf januari 2010 moeten pneumatische maiszaaimachines uitgerust zijn met zogenaamde deflectoren. Deze deflectoren buigen de luchtstroom af naar de grond en reduceren zo de drift met meer dan 85 procent. Tot nu toe blies de pneumaat de lucht die vrijkomt voor het creëren van het vacuüm voor zaaien omhoog of opzij. Stof met insecticide in die lucht kon daardoor naast het maisveld op bloeiende planten terecht komen. In 2008 leidde de combinatie van slecht gecoat maiszaad, ongunstig weer en zaaien met pneumaten in het buitenland tot hoge bijensterfte. - De erkenningen van de diverse gewasbeschermingsmiddelen zijn aan voortdurende veranderingen onderhevig. Controleer bijgevolg altijd of het handelsmiddel dat u wenst te gebruiken wel degelijk erkend is voor de door u beoogde toepassing. Niet alle handelsmiddelen met dezelfde werkzame stof(fen) hebben gelijklopende erkenningen. Een actueel overzicht van alle erkende handelsmiddelen vindt u op de website van de Federale overheid. Veiligheidstermijn - ij toepassing van gewasbeschermingsmiddelen in eetbare gewassen mag de residutolerantie niet worden overschreden (K , gewijzigd bij K.. van , K , K.. VAN , en K.. van ). 8

11 Quarantainebepalingen - Knolcyperus (Cyperus esculentus L.) is een zeer moeilijk te bestrijden onkruid dat in de tachtiger jaren voor het eerst in West-Europa werd vastgesteld. Knolcyperus behoort tot de Cypergrassen, zoals zeggen en biezen en vormt knolletjes aan het uiteinde van de wortelstokken. De beste manier om knolcyperus te bestrijden is de verspreiding ervan te voorkomen. ij vaststelling van knolcyperus moet contact opgenomen worden met de Dienst Plantaardige Productie van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen(FAVV). Het FAVV is in elke provincie aanwezig met een Provinciale controle-eenheid (PCE): Telefoon Fax West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Antwerpen Limburg Vlaams-rabant Om te beletten dat bruinrot (Ralstonia solanacearum) bij aardappelen op het elgische grondgebied verder voorkomt en zich verspreidt, werd bij Ministerieel esluit van 10 januari 1995 een beschermingsgebied afgebakend in de provincies Antwerpen en Limburg. De beschermende maatregelen voor het betrokken gebied staan vermeld in het M van 14 februari Daarnaast zijn er ook een aantal andere maatregelen getroffen om de insleep van bruinrot (Ralstonia solanacearum) en ringrot (Clavibacter michiganensis subsp. sepedonicus) te vermijden. De juridische grondslag voor deze maatregelen wordt gevormd door het M van 23 maart 2007 en Richtlijn EG van 12 juni De maatregelen zijn de volgende: 1) Verplichte vermelding van telernummer van pootgoed op de handelsdocumenten 2) Verplicht bewaren van alle etiketten gedurende minstens 5 jaren 3) Verplichte aangifte van gebruik van hoevepootgoed vóór 1 maart - De maiswortelboorder (Diabrotica virgifera Le Conte) is volgens de fytosanitaire richtlijn EG (omgezet in het K van 3 mei 1994) een kever met quarantaire-voorschriften. Dit betekent dat de insleep en de verspreiding in de Europese Unie moet verhinderd worden. De maiswortelboorder is in elgië voor het eerst waargenomen in het groeiseizoen van In de nazomer van 2003 werden een aantal bestrijdingsmaatregelen van kracht die momenteel hun vervolg kennen in het M van 14 april Eind 2006 werden heel wat besmettingen met PSTVd (potato spindle tuber viroid of aardappelspoelknolviroïde) aangetroffen op sierplanten. Omdat dit viroïde grote schade kan veroorzaken in de teelt van aardappel en tomaat, is de bestrijding ervan wettelijk verplicht. Het vaststellen van de aanwezigheid van PSTVd (ongeacht op welke gastheerplant) dient onmiddellijk te worden gemeld aan het FAVV. De maatregelen om het binnenbrengen en verspreiding van PSTVd te voorkomen staan in de beschikking EG van 12 juni Om een verdere verspreiding van het aardappelcystenaaltje (Globodera rostochiensis en G. pallida) in te perken moet vanaf 1 juli 2010 een Europese Richtlijn (200733CE) omgezet worden in elgische wetgeving. Concreet zal dit betekenen dat ingeval een perceel positief bevonden wordt, het perceel officieel besmet verklaard zal worden door het FAVV. Op deze percelen mogen dan 6 jaar geen aardappelen geteeld worden of indien men vroeger wil terugkomen met aardappelen zal men verplicht worden om bepaalde maatregelen te nemen (o.a. telen van een resistent ras, inzet van nematiciden, vanggewassen). 9

12 Ook zal met de nieuwe wetgeving jaarlijks een monitoring plaats vinden, waarbij in elgië 0,5% van het areaal consumptieaardappelen zal bemonsterd worden op aanwezigheid van aardappelcystenaaltjes, dit in opdracht van het FAVV. Meer info over Globodera is terug te vinden op VLAREO - VLAREO: het decreet van betreffende de bodemsanering en het uitvoeringsbesluit VLAREO (Vlaams reglement bodemsanering) is opgebouwd rond 5 krachtlijnen. - inventarisatie van verontreinigde gronden (resultaten oriënterende en vrijwillige bodemonderzoeken vormen de basis van het register van verontreinigde gronden en informeert potentiële kopers via het bodemattest) - onderscheid tussen historische en nieuwe verontreiniging - onderscheid tussen saneringsplichtige en verantwoordelijke - vastlegging bodemsaneringsprocedure - regeling overdracht gronden VLAREO bevat een lijst van inrichtingen enof activiteiten die bodemverontreiniging kunnen veroorzaken en telt een 50-tal rubrieken. Volgende rubrieken zijn van toepassing op de land- en tuinbouwsector: Rubriek eschrijving Categorie 5.3 Opslag van biociden > 0,5 ton 2 ton O > 2 ton Opslag van zeer giftige, giftige of ontplofbare stoffen > 100 kg 1 ton > 1 ton C Opslag van oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen > 1 ton 50 ton De periodiciteit van het verplichte oriënterende onderzoek is als volgt: Categorie Verplicht oriënterend bodemonderzoek O ij overdracht, sluiting van de inrichting of stopzetting van de activiteit ij overdracht, sluiting van de inrichting of stopzetting van de activiteit en om de 10 jaar C ij overdracht, sluiting van de inrichting of stopzetting van de activiteit en om de 5 jaar 10

13 De biologische bestrijding: enkele algemeenheden Witte vlieg - Sluipwespen: * Encarsia formosa: deze uiterst kleine (± 0,6 mm), niet inheemse sluipwesp parasiteert witte vlieg, waarbij het ei, de drie larvenstadia en het popstadium van de wesp zich volledig ontwikkelen in de larve en het schijnpopstadium van de gastheer. ij voorkeur wordt het derde en vierde stadium van de witte vlieg geparasiteerd. De geparasiteerde poppen zijn zwart gekleurd. De adulten voeden zich met de honingdauw die de witte vliegen afscheiden of zelfs met het de inhoud van aangeprikte larven (eerste en tweede larvale stadium) van de witte vlieg. De mannetjes zijn volledig zwart gekleurd, de vrouwtjes zijn zwart met een geel achterlijf * Eretmocerus californicus: eveneens een zeer kleine, citroengele sluipwesp, die minder gevoelig is voor bestrijdingsmiddelen dan Encarsia formosa. De adulten van deze sluipwesp zijn geel tot bruingeel van kleur en parasiteren het tweede en derde larvale stadium van de witte vlieg. Deze geparasiteerde poppen zijn lichtbruin gekleurd in geval van Trialeurodes en donkergeel in geval van emisia. Eretmocerus californicus is in combinatie met Encarsia formosa te gebruiken. Deze sluipwesp blijft actiever bij hogere temperaturen dan Encarsia. * Eretmocerus mundus: deze sluipwesp parasiteert enkel emisia. - Roofwantsen: * Macrolophus caliginosus: zowel de nymfen als de volwassenen van deze uit het Middellandse Zeegebied afkomstige roofwants leven van witte vliegen, maar ook van spintmijt, bladluis en zelfs motteneieren. ij gebrek aan voldoende prooien, kan Macrolophus caliginosus plantensappen roven. Macrolophus caliginosus is fel lichtgroen van kleur en ongeveer 5 mm groot. ladluizen - Roofgalmuggen: * Aphidoletes aphidimyza: de oranjekleurige larven van deze inheemse galmug (volwassenen 2,5 mm groot) predateren bladluizen. De muggen van deze soort doen - hoewel hun naam het tegendeel doet vermoeden - absoluut geen schade aan planten. De muggen zijn vooral s nachts actief en de vrouwtjes leggen, na paring, hun eitjes af in de nabijheid van bladluiskolonies. Aphidoletes aphidimyza is weinig selectief wat de bladluissoort betreft en kan gemakkelijk samen met andere nuttige insecten, zoals sluipwespen of lieveheersbeestjes, worden uitgezet. - Gaasvlieg: * Chrysopa carnea: de (blinde) larven van de gaasvlieg predateren vooral bladluizen, maar voeden zich eventueel ook met witte vliegen, spintmijten enz. De larven zuigen de bladluizen leeg. - Sluipwespen: * Aphelinus abdominalis: dit sluipwespje (3 mm groot parasiteert op een aantal bladluizen, maar zou vooral goed inzetbaar zijn tegen grotere bladluissoorten, zoals de boterbloemluis, Aulacorthum solani en de aardappeltopluis, Macrosiphum euphorbiae. Om zijn eitje te deponeren zet Aphelinus abdominalis zich achterstevoren tegen zijn slachtoffer. De larve ontwikkelt zich in de bladluis en herleidt deze tot een zwarte mummie. Aphelinus abdominalis voedt zich ook als imago met bladluizen. * Aphidius colemani: Deze sluipwesp is vooral bekend om haar parasitering van de groene perzikbladluis, Myzus persicae, de katoenluis, Aphis gossypii en de zwarte bonenluis, Aphis fabae. Aphidius colemani is ongeveer 2 mm groot, vrij slank gebouwd, zwart gekleurd en met lange antennen. De vrouwtjes zetten hun eitje af in bladluizen door hun achterlijf tussen hun poten naar voor te brengen en met behulp van de legboor een eitje in de bladluis te injecteren. 11

14 * Aphidius ervi: deze iets grotere, inheemse sluipwesp gelijkt sterk op Aphidius colemani en wordt vooral ingezet tegen de aardappeltopluis, Macrosiphum euphorbiae en de boterbloemluis, Aulacorthum solani. De manier van eileg van deze sluipwesp is identiek aan die van Aphidius colemani. - Onzelieveheersbeestjes: * Adalia bipunctata, het tweestippelig lieveheersbeestje. De tweestip is ongeveer 3,5 tot 5 mm groot en voedt zich met diverse soorten bladluizen. Eigenaardig genoeg kent men 2 kleurvormen van Adalia bipunctata: de ene vorm heeft rode dekschilden met in het midden een zwarte vlek, de andere heeft zwarte dekschilden met een ronde en aan elke voor-buitenzijde een vierkante rode vlek. - Zweefvliegen: * Episyrphus balteatus, de dubbelbandzweefvlieg: is gemakkelijk te herkennen aan het geeloranje lichaam, waarop 5-6 zwarte dwarsbanden te zien zijn. Het borststuk is metaalgroen. De larven doen bijzonder sterk denken aan doorzichtige, heel onopvallende slakjes. De adulten leven van nectar en stuifmeel, de larven voeden zich uitsluitend met bladluizen. Californische trips - Roofwantsen: (Orius laevigatus, Orius insidiosus en Orius albidipennis) * Deze roofwantsjes (ongeveer 3 mm groot) zijn donkerbruin van kleur en hebben lichte vlekken op de vleugels. Met hun zuigsnavel, een steeksnuit die normaal onder het lichaam weggeborgen zit, prikken zowel de adulten als de nymfen allerlei kleine insecten, spintmijten en hun eieren aan en zuigen ze leeg. - Roofmijten: * Amblyseius cucumeris: dit is een kleine, 1 mm grote, beige tot roosachtige roofmijt, die zich bij voorkeur voedt met tripsen die ze aanprikt en leegzuigt. De mijten zijn opvallend kort gepoot en hebben een druppelvormig lichaam en gaan actief op zoek naar hun prooi en voeden zich, behalve met tripsen, ook met spintjes en zelfs met de eieren en de larven van de spintroofmijt Phytoseiulus persimilis. Amblyseius cucumeris voedt zich vooral met het eerste larvale stadium van de tripsen. Vandaar dat je Amblyseius cucumeris liefst preventief uitzet. De mijten kunnen zich in afwezigheid van tripsen ook voeden met het al hoger vermelde voedsel of zelfs met stuifmeel. * Amblyseius degenerans: deze roofmijt verdraagt lagere luchtvochtigheden, maar is erg gevoelig is aan biociden. Een voordeel van deze donkerbruine roofmijt is dan weer dat zij beweeglijker is dan Amblyseius cucumeris en snel een behoorlijke populatie opbouwt. Wel heeft Amblyseius degenerans veel pollen nodig voor haar overleving. Deze roofmijt houdt zich vaak op in bloemen, waar zij dan leeft van stuifmeel en tripsenlarven. * Hypoaspis miles: Deze bruingekleurde, circa 1 mm grote, zeer levendige bodemroofmijt vraagt voor haar overleving een vochtig substraat en een bodemtemperatuur van 10 C. De mijten voeden zich met o.a. varenrouwmuglarven, springstaarten en met tripsenpoppen. * Hypoaspis aculeifer: qua gebruik te vergelijken met H. miles. - Roofkever: * Atheta coriaria: een roofkever van de familie Staphylinidae, de Kortschildkevers. Typisch aan de vertegenwoordigers van deze kevers zijn de korte dekschilden, waardoor het abdomen grotendeels zichtbaar is. Een adulte Atheta coriaria is slank gebouwd, ongeveer 3 4 mm groot, donkerbruin glanzend en kan vliegen. De larven zijn geel tot oranjebruin van kleur, bodembewonend en ze voeden zich o.a. met het late tweede stadium van de Californische trips en met het popstadium. Ook de kevers voeden zich met het popstadium. 12

15 Spintmijt - Roofmijten: * Phytoseiulus persimilis: een uitheemse, kleine (0,3-0,4 mm), oranjekleurige roofmijt, die enkel gebruikt wordt om de bonenspintmijt, Tetranychus urticae te bestrijden. Het is ongetwijfeld de meest gespecialiseerde roofmijt die men tegen bonenspintmijt kan inzetten. De larve van de roofmijt eet niet, maar de beide nymfestadia eten zowel eitjes, larven als protonymfen van de spintmijten. Maar vooral het vrouwtje is de grootste predator van de spintmijten. Wanneer de roofmijten geen prooien meer vinden, bezondigt Phytoseiulus persimilis zich aan kannibalisme. * Amblyseius californicus is vuilwit tot oranje van kleur. Amblyseius californicus kan het zeer lang zonder voedsel uithouden en is bijgevolg uitermate geschikt om preventief ingezet te worden. Deze mijt houdt zich vooral op aan de bladonderzijde, waar zij meestal resideert onder de harige toefjes die bij heel wat plantensoorten te vinden zijn in de oksels van de nervatuur. Af en toe verlaat ze haar schuiloord om het blad af te schuimen, op zoek naar voedsel. Een volwassen mijt kan tot 5 spintmijten per dag oppeuzelen, maar de soort kan ongunstige omstandigheden vrij lang overleven, eventueel op een dieet van stuifmeel. - Galmuggen: * Therodiplosis persicae is een galmug, waarvan de larven leven van spintmijten. Een onmiskenbaar voordeel van deze spintbestrijder is zeker dat de adulten gevleugeld zijn en zij zich dus snel in het gewas kunnen verspreiden, daar waar een uitbreiding van roofmijten over de ganse kas eerder traag zal verlopen. ovendien zullen de galmuggen actief op zoek gaan naar spinthaarden. Therodiplosislarven zuigen alle levensstadia van spintmijten leeg en gedragen zich daarbij als echte veelvraten. * Feltiella acarisuga: zie Therodiplosis persicae - Stethorus sp. * De Stethorus-kevertjes behoren tot de familie van de lieveheersbeestjes, zijn inheems, maar ze zijn door hun geringe grootte (1,5 2,0 mm) vrijwel onbekend. De Stethorus-soorten zijn vrij donker tot zwart van kleur en dat is in tegenstelling tot de meeste andere soorten lieveheersbeestjes, die vaak erg opvallend en vrolijk gekleurd zijn. De meeste soorten lieveheersbeestjes voeden zich met bladluizen, maar de Stethorus-soorten hebben uitsluitend spintmijten op hun menu staan. odemparasieten ij de bestrijding van Sclerotinia vormt de aanwezigheid van scleroten vaak een probleem. Chemische middelen vernietigen immers enkel het mycelium enof de sporen,de infectiedruk vanuit de scleroten blijft aanwezig. Voor de bestrijding van de scleroten zelf biedt de bodemschimmel Coniothyrium minitans interessante mogelijkheden. Deze schimmel parasiteert via zijn sporen bepaalde Sclerotinia-soorten zoals Sclerotinia sclerotiorum en Sclerotinia minor. Voor praktijktoepassing is het middel Contans WG beschikbaar. Dit bevat ongeveer 100 sporen per gram van de stam CONM91-08 van Coniothyrium minitans.ehalve op de scleroten heeft Contans WG ook een directe werking op de myceliumontwikkeling van Sclerotinia minor. In de meeste gevallen is het effect van een eenmalige behandeling veelal niet toereikend. Enkel na opeenvolgende behandelingen wordt een verlaagde infectiedruk vanuit de grond bereikt. Entomopathogene nematoden (EPNs) zijn dodelijke pathogenen voor insecten. Deze nematoden dragen bij tot de regulatie van de natuurlijke populatie van insecten, maar kunnen door hun eigenschappen ook ingezet worden als biologisch insecticide. De aaltjes zoeken na toediening actief naar de prooi en dringen deze binnen. Zij voeden zich met de inhoud van de larven, waarbij specifieke bacteriën vrijkomen zodat de larven sterven binnen enkele dagen. De werking van EPN s is heel specifiek en gericht waardoor ze onschadelijk zijn voor nuttige insecten. Ze kunnen door de gebruiker toegepast worden zonder enig gezondheidsrisico en zijn geen gevaar voor het milieu. Afhankelijk van de soort kunnen EPN s ingezet worden om kevers en engerlingen, emelten, mineervliegen, vliegenmaden, rupsen en trips te bestrijden. Insectenparasitaire aaltjes van Steinernema feltiae zijn commercieel beschikbaar ter 13

16 bestrijding van de larven van champignonmuggen, toe te passen op vochtige dekaarde. Niettegenstaande de bodem de natuurlijke biotoop van deze nematoden is, kunnen zij ook effectief zijn tegen insecten die voorkomen op het blad wat onder laboomstandigheden reeds uitgebreid aangetoond werd. Er blijkt echter nog onvoldoende kennis te zijn om een openluchttoepassing van deze nematoden gangbaar te maken. Afrikaantjes (Tagetes spp.) voor beheersing van aaltjes in de bodem Tagetes zijn in staat een specifieke groep van aaltjes actief uit te schakelen, namelijk wortellesieaaltjes (Pratylenchus spp. met o.a. P. penetrans). Pratylenchus spp. worden door de planten gelokt, maar eenmaal in de wortel worden ze gedood door een chemische stof die vrijkomt bij het aanprikken van de cellen. Ook wortelknobbelaaltjes (Meloidogyne spp.) verminderen onder de teelt van Tagetes, dit vooral omdat het geen waardplant is. Een belangrijke uitzondering vormen de groepen Trichodoriden: deze kunnen zich op Tagetes zeer goed vermeerderen. Op percelen waar dus Trichodoride aaltjes voorkomen en problemen geven, kan beter geen Tagetes geteeld worden. Voor de bestrijding van Pratylenchus spp. zijn momenteel twee soorten Tagetes beschikbaar: T. patula en T. erecta. T. patula wordt als de beste aaltjesbestrijder beschouwd. Proeven hebben aangetoond dat bij de teelt van T. patula de aaljesaantasting zeker met 80% afneemt, wat toepassing met nematiciden evenaart en zelfs overtreft. Het ras Single Gold is in diverse proeven als landbouwkundig en qua aaltjesbestrijdende werking zeer geschikt naar voren gekomen. Andere goede aaltjesdodende rassen van T. patula zijn o.a. Sparky en French Rusty Red. Tagetes zijn gevoelig voor nachtvorst en kunnen daarom pas na 10 mei worden gezaaid. Voor de goede aaltjesdodende werking moet het gewas minimaal drie maanden op het veld staan, zodat 20 juli de uiterste zaaidatum is. Men heeft afhankelijk van de Tagetes-soort en de teeltwijze, drie tot tien kilogram zaad nodig per hectare. De afstand tussen de rijen, in verband met ontsnapping van aaltjes, mag niet groter zijn dan 25 cm. Het gewas ontwikkelt traag waardoor onkruid, waarop aaltjes wel kunnen vermeerderen, moet bestreden worden. De teelt kan plaatsvinden na een hoofdteelt, mits deze vroeg is geoogst, of vóór een herfstteelt die rond 1 augustus of later wordt ingezaaid of geplant. Daarnaast kan Tagetes worden ingezet als vervanger van gras, graan of groenbemester. Zie ook verder p.15 bij hoofdstuk Geïntegreerde aanpak van bodemontsmetting Elicitoren Elicitoren zijn stoffen die in planten de afweermechanismen tegen ziekten opwekken, zelfs wanneer op of rond de plant (nog) geen ziekte aanwezig is. ij een echte aanval van een pathogeen in het verdere teeltverloop is de plant al voorbereid en kan hij zich beter tegen de ziekte verdedigen. Planten worden hierdoor minder en later aangetast. Een erkende elicitor is Vacciplant. Het is een preventief middel ter bestrijding van witziekte in aardbei. De werkzame stof laminarine wordt gewonnen uit bruinwieren. espuitingen moeten preventief en op een gezond gewas gebeuren. ij infectie kan overgeschakeld worden naar de klassieke gewasbescherming, maar van zodra de ziekte terug onder controle is, kan men opnieuw overschakelen naar Vacciplant, zelfs tijdens de oogst. Zaaizaadontsmetting De bacterie Pseudomonas chlororaphis is werkzaam tegen de belangrijkste zaadgebonden ziekten zoals steenbrand (Tilletia carries), sneeuwschimmel (Fusarium nivale) en kafjesbruin (Septoria nodorum) in de teelten tarwe, rogge en triticale. De werking is gebaseerd op de inductie van systemische resistentie en op het principe van competitie voor ruimte en voedingsstoffen, waardoor de ziekten geen kans krijgen. Daarnaast heeft de bacterie ook een groeistimulerend effect. De werking is vergelijkbaar met die van andere zaaizaadontsmettingsmiddelen. 14

17 odemontsmetting estrijding van bodemmoeheid odemmoeheid ontstaat als men verschillende jaren na elkaar op dezelfde grond steeds hetzelfde gewas, of gewassen van dezelfde familie teelt. Er ontstaat dan een eenzijdige ontwikkeling van organismen in de grond die leven ten koste van dat gewas. Het evenwicht tussen de nuttige en parasitaire micro-organismen wordt op korte termijn grondig verstoord. Vooral schadelijke aaltjes en bodemschimmels, zoals Verticillium en Phytophthora, zullen zich sterker gaan ontwikkelen omdat de voedselwaardplant constant aanwezig is. odemmoeheid kan men gemakkelijk voorkomen door een ver doorgedreven systeem van vruchtafwisseling. De meest geschikte gewassen voor vruchtafwisseling zijn: graangewassen (vooral gerst), raaigras, vlinderbloemigen, klavers, gele mosterd, Facelia. Waar een vruchtafwisseling niet mogelijk is, zoals vaak bij de meer gespecialiseerde teelt in serres, moet bodemmoeheid worden bestreden door bodemontsmetting. Voorwaarden voor een goede bodemontsmetting Een bodemontsmetting gebeurt met z.g. bodembegassers. Dit zijn producten die in de grond geïnjecteerd worden tot op een diepte van cm. Dichoorpropeen, metam-natrium en chloorpicrine zijn van nature vloeibaar. Zij zullen langzaam vergassen in de grond. Dazomet wordt als microkorrel verkocht en breedwerpig uitgestrooid en ingefreesd. Het werkingsprincipe is voor alle grondontsmettingsmiddelen hetzelfde: giftige dampen doden de in de bouwlaag voorkomende micro-organismen, zowel de nuttige als de schadelijke. Omdat vaak ook de cultuurplanten zelf kunnen worden beschadigd, moet het injecteren minstens 1 maand voor het planten gebeuren. Voor een goede verspreiding in de diepere bodemlagen, is een voldoende luchtige bodem en een voldoende hoge bodemtemperatuur gewenst. Een bodemontsmetting kan enkel in de zomer en in t najaar. In de winter en de vroege lente is de bodemtemperatuur te laag voor een efficiënte vergassing. Onder glas kan men ook op andere tijdstippen ontsmetten, maar ook dan is een niet te koude bodem van belang. Om een al te snelle vervluchtiging en dus verlies van de werkzame stoffen tegen te gaan, is het nuttig dat de bodem niet te droog is. Anderzijds mag voor een goede doordringing in de bodemporiën, de grond ook niet te nat zijn. Verder moet de grond onkruidvrij zijn, of hoogstens met klein onkruid begroeid zijn. Er mag kort voordien geen vers organisch materiaal (bijv. stalmest, champignonmest, stro, groenbemesting, ) ingewerkt worden. Vers organisch materiaal bindt de producten langdurig. De producten komen pas na maanden vrij als het organisch materiaal verteert tot humus. Het vrijgekomen gas verbrandt de wortels van het gewas met verdorring tot gevolg. De grond wordt kort voor de toepassing geploegd, of beter nog gespit. Een licht vochtige grond is ideaal voor een bodemontsmetting. In een zeer droge of een te natte grond kan het product langdurig aanwezig blijven, zodat nadien gewasschade kan optreden. Onmiddellijk na de toepassing wordt de ontsmette oppervlakte best afgedekt met een speciale (gasdichte) plastiekfolie. De grond blijft, afhankelijk van de bodemtemperatuur, gedurende 2 à 3 weken afgedekt. Koudere grond vraagt langere afdekking. ij leemachtige gronden kan afdekking met folie worden vervangen door het bevochtigen van de fijnverkruimelde dichtgerolde toplaag. Dit kan niet bij klei- en zandgronden. Geïntegreerde aanpak van bodemontsmetting Onder druk van mondiale en Europese regelgeving neemt het aantal beschikbare middelen voor chemische bodemontsmetting zienderogen af. Voor een behoud van een goed teeltresultaat wordt het extra belangrijk de nog resterende chemische middelen zo optimaal mogelijk in te zetten, rekening houdend met de hierboven vermelde 15

18 richtlijnen, en om de chemische bodemontsmetting te combineren met teelttechnische maatregelen, resistente rassen en niet-chemische bestrijdingsmiddelen. Mogelijke teelttechnische maatregelen zijn in het voorgaande voldoende beschreven. Voor niet-chemische bestrijding van scleroten in de bodem staan momenteel enkele middelen voor biologische bestrijding ter beschikking. Dit is belangrijk, aangezien recent onderzoek in serres aantoonde dat niet enkel Sclerotinia maar ook Rhizoctonia en otrytis via scleroten in de serregronden kunnen overleven. De erkende middelen bevatten de antagonistische schimmels Coniothyrium minitans of Trichoderma spp. Terwijl Coniothyrium werkzaam is tegen Sclerotinia zijn Trichoderma spp. werkzaam tegen otrytis en Rhizoctonia. Ook voor deze biologische bestrijdingsmiddelen is een voldoende hoge bodemtemperatuur gewenst. Een herhaalde toepassing is nodig voor het bekomen van voldoende werking. Opnieuw in gebruik nemen van de ontsmette grond Onmiddellijk na het verwijderen van de folie trekt men de grond open (met breker of frees) om de resterende gassen uit te grond te laten ontsnappen. Wanneer men vermoedt dat het gas onvoldoende uit de grond verdwenen is, is de tuinkersproef zeker aangewezen. Tuinkersproef: Enkele dagen voor het planten neemt u, op plaatsen waar aanwezigheid van gas vermoed wordt, een grondstaal tot op 20 cm diepte. Dit staal doet u in een glazen bokaal met een luchtdicht deksel. De grond in de bokaal wordt wat samengedrukt. Vervolgens wordt tuinkerszaad bovenop de aangedrukte grond uitgestrooid. Het zaad begieten met een weinig water, zodat het een goed contact met de grond krijgt. Vervolgens sluit u de bokaal luchtdicht af en plaatst hem bij een venster aan kamertemperatuur. Indien het gas voldoende verdwenen is, zullen de zaadjes binnen 24 uur gekiemd zijn. Eigenschappen van de diverse bodemontsmettingsmiddelen 1. dichloorpropeen: (opgebruikdatum: ) Dichloorpropeen is onder normale omstandigheden een sterk ruikende, vluchtige vloeistof, die langzaam in de grond vergast. Voor een goede werking moet de grondtemperatuur minimum 12 C en maximum 30 C bedragen. Een licht vochtige bodem houdt het product voldoende lang in de bodem. Dichloorpropeen werkt uitstekend tegen aaltjes en goed tegen Verticillium. De sporen van deze laatste zijn na behandeling niet meer levensvatbaar. De werking tegen Phythopthora schimmels is onvoldoende. Met een plastiekafdekking zorgt dichloorpropeen ook voor een goede onkruidbestrijding. Meestal is dan geen supplementaire onkruidbestrijding met een herbicide nodig. Na een bodemontsmetting met dichloorpropeen moet men zeer omzichtig omspringen met chemische stikstofmeststoffen (wegens de vrijstelling door de bodem van ammoniakale stikstof). 2. metam-natrium: Metam-natrium is in normale omstandigheden eveneens een vloeistof die na injectie langzaam vergast. In de grond wordt het omgezet tot methyl-iso-thiocyanaat. Deze stof oefent de feitelijke bestrijding uit. Het gas is minder mobiel in de grond dan dichloorpropeen. De minimum bodemtemperatuur voor een voldoende vergassing bedraagt 8 à 10 C In de praktijk wordt metam-natrium meestal geïnjecteerd, waarna de bodem wordt dichtgeweld. De onkruidwerking is via deze methode meestal beter dan met dichloorpropeen, de werking tegen aaltjes en bodemschimmels iets minder. 3. dazomet: Dazomet wordt verkocht als microgranulaat. Het product moet uitgestrooid worden en nadien ingefreesd. Dazomet wordt na vrijstelling in de grond eveneens omgezet tot methyl-iso-thiocyanaat. Om de werkzame stof vrij te stellen moet de korrel eerst oplossen. Daarvoor is er voldoende bodemvocht nodig. Op een droge grond zal de 16

19 korrel niet oplossen. Indien dat pas gebeurt na het planten, zullen de wortels van het geplante gewas verbranden. Omdat het product na uitstrooiing wordt ingefreesd is de verdeling in de grond zeer regelmatig. In de praktijk stelt men vaak een betere werking vast dan met metam-natrium. De betere verdeling van dazomet in de grond zou dit verklaren. 4. chloorpicrine: Chloorpicrine mag enkel door erkende bodemontsmetters toegepast worden. Onder normale omstandigheden is het een zeer giftige vloeistof. De werking tegen aaltjes en onkruiden is iets zwakker, die tegen Verticillium goed. Schematische voorstelling van het werkingsspectrum van de bodembegassers. De werkingsgraad wordt weergegeven met de volgende legende: +++ = zeer goed ++ = goed + = matig De gegevens zijn enkel van toepassing voor een klassieke toepassing met plastiekafdekking: Middel chloorpicrine dazomet dichloorpropeen metam-natrium Fusarium Verticillium Phytophthora Pythium Rhizoctonia Sclerotinia Pyrenochaeta Aaltjes Onkruiden (bron: CEUSTER, H. DE & PAUWELS, F. (1995). Soil disinfestation in the elgian horticulture - a practice view. Verslag van het 4 th International Symposium on Soil and Substrate infestation and disinfection op 6 12 september Acta Horticulturae 382, 37 50). De klassieke bodemontsmetting: ij de klassieke bodemontsmetting wordt de ganse oppervlakte geïnjecteerd tot op een diepte van cm. Deze toepassing gebeurt minstens 1 maand voor zaaien of planten. Een afdekking met plastiek is niet verplicht, maar wel raadzaam om het gas langer en beter in de grond te houden. Zonder folie moet de grond minstens dichtgeweld worden. Voordelen van een klassieke bodemontsmetting: efficiëntste ontsmettingsmethode. Met plastiekafdekking worden zowel aaltjes, Verticillium als onkruiden door de meeste producten quasi volledig bestreden; de klassieke bodemontsmetting geeft de hoogste opbrengsten en beste kwaliteit. Nadelen van een klassieke bodemontsmetting: een dure toepassing, veel product en speciaal apparatuur noodzakelijk; milieubelastend, veel product nodig, supplementaire plastiekafdekking. De bandontsmetting: ij de bandontsmetting wordt enkel de grond onder de zwarte plastiek ontsmet. Het injecteren van het product gebeurt gelijktijdig met het leggen van de zwarte folie. De grondstrook tussen de folie wordt dus niet ontsmet. ijgevolg is er minder dan de helft aan product nodig ten opzichte van de klassieke ontsmetting. ovendien fungeert de zwarte folie als afdekking om het gas tijdelijk in de grond te houden. 17

Vijanden. Gewassen. Beheersing

Vijanden. Gewassen. Beheersing ONDERZOEK- EN VOORLICHTINGSCENTRUM VOOR LAND- EN TUINOUW v.z.w. WEST-VLAAMSE PROEFTUIN VOOR INDUSTRIELE GROENTEN Ieperseweg 87 8800 RUMEKE (ROESELARE) Tel. 05127.32.00 Fax 05124.00.20 E-mail: povlt@west-vlaanderen.be

Nadere informatie

VIJANDEN van gewassen en hun beheersing

VIJANDEN van gewassen en hun beheersing VIJANDEN van gewassen en hun beheersing 2012-2013 45ste uitgave ANTIGIFCENTRUM Tel. 070 245.245 www.fytoweb.fgov.be Deze uitgave is met de grootste zorg samengesteld. Er kunnen evenwel fouten in de aangegeven

Nadere informatie

de biologische bouwsteen in de geïntegreerde teelt.

de biologische bouwsteen in de geïntegreerde teelt. de biologische bouwsteen in de geïntegreerde teelt. NeemAzal-T/S onmisbaar in de geïntegreerde teelt Geïntegreerde teelt is alleen mogelijk bij een goed evenwicht tussen bestrijdende maatregelen en plagen

Nadere informatie

Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding Biologische bestrijders (deel 2)

Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding Biologische bestrijders (deel 2) Redactie Nieuwsbrief : PCS, Adviesdienst Gewasbescherming: Marc Vissers, Joachim Audenaert, Bart Haleydt, Ruth Verhoeven Vlaamse Overheid: Frans Goossens Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding Biologische

Nadere informatie

Plagen en natuurlijke vijanden in de Glastuinbouw. Ellen Beerling WUR Glastuinbouw, Bleiswijk

Plagen en natuurlijke vijanden in de Glastuinbouw. Ellen Beerling WUR Glastuinbouw, Bleiswijk Plagen en natuurlijke vijanden in de Glastuinbouw Ellen Beerling WUR Glastuinbouw, Bleiswijk Inhoud Plagen waarnemen: scouten Waarom Hoe Plagen & Natuurlijke vijanden Witte vlieg Mineervlieg Bladluis Rups

Nadere informatie

Correct gebruik van gewasbeschermingsmiddelen Martijn D hoop. Studienamiddag: Bescherm de berm 02/10/12

Correct gebruik van gewasbeschermingsmiddelen Martijn D hoop. Studienamiddag: Bescherm de berm 02/10/12 Correct gebruik van gewasbeschermingsmiddelen Martijn D hoop Studienamiddag: Bescherm de berm 02/10/12 Van belang omdat 01_ we een gezond en kwaliteitsvol product willen 02_ we een zo optimaal mogelijke

Nadere informatie

MONITORING EN BIOLOGISCHE BESTRIJDING IN AARDBEI. Eline Braet Inagro 16 januari 2018

MONITORING EN BIOLOGISCHE BESTRIJDING IN AARDBEI. Eline Braet Inagro 16 januari 2018 MONITORING EN BIOLOGISCHE BESTRIJDING IN AARDBEI Eline Braet Inagro 16 januari 2018 Inleiding Overzicht van plagen en nuttigen Monitoringstechnieken Praktijkvoorbeelden 2 Inleiding Aardbei is een diverse

Nadere informatie

Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding Biologische bestrijders (deel 3)

Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding Biologische bestrijders (deel 3) Redactie Nieuwsbrief : PCS, Adviesdienst Gewasbescherming: Marc Vissers, Joachim Audenaert, Bart Haleydt, Ruth Verhoeven Vlaamse Overheid: Frans Goossens Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding Biologische

Nadere informatie

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw,

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, 2012-2016 Indicator 16 januari 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

905957_Eveleens_hfdst_14:Eveleens#hfdst14 29-12-2009 12:04 Pagina 149

905957_Eveleens_hfdst_14:Eveleens#hfdst14 29-12-2009 12:04 Pagina 149 905957_Eveleens_hfdst_14:Eveleens#hfdst14 29-12-2009 12:04 Pagina 149 GEWAS BESCHE RM ING BIOLOGISCH (Professioneel gebruik) GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN ENZ. (BIOLOGISCH) (Prijs op aanvraag) Leverbaar in

Nadere informatie

PUNTVERVUILING. Goede landbouwpraktijken voor een betere waterkwaliteit. Puntvervuiling vermijden

PUNTVERVUILING. Goede landbouwpraktijken voor een betere waterkwaliteit. Puntvervuiling vermijden PUNTVERVUILING landbouwpraktijken voor een betere Puntvervuiling vermijden HOU ONS WATER SCHOON De TOPPS projecten hebben als doel om verontreiniging van het oppervlaktewater door gewasbeschermingsmiddelen

Nadere informatie

Nieuwe ontwikkelingen in de biologische bestrijding van bladluis in paprika

Nieuwe ontwikkelingen in de biologische bestrijding van bladluis in paprika Nieuwe ontwikkelingen in de biologische bestrijding van bladluis in paprika Gerben Messelink, Chantal Bloemhard, Laxmi Kok Wageningen UR Glastuinbouw Boterbloemluis, Aulacorthum solani Groene perzikluis

Nadere informatie

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw,

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, 2000-2012 Indicator 30 maart 2015 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Aanleren van monitoringstechnieken, sleutel tot succes van biologische gewasbescherming in aardbei

Aanleren van monitoringstechnieken, sleutel tot succes van biologische gewasbescherming in aardbei Aanleren van monitoringstechnieken, sleutel tot succes van biologische gewasbescherming in aardbei Bladluizen, trips en kasspintmijt beheersen Aziatische fruitvlieg monitoren Van gangbare bestrijding naar

Nadere informatie

Gebruik van natuurlijke vijanden bij aanplanting in openbaar groen. Lode Van Schaeren Crop protection specialist

Gebruik van natuurlijke vijanden bij aanplanting in openbaar groen. Lode Van Schaeren Crop protection specialist Gebruik van natuurlijke vijanden bij aanplanting in openbaar groen Lode Van Schaeren Crop protection specialist Inhoudstafel Waarom? Plagen & nuttigen Plan van aanpak Vragen 1/14/2013 Waarom nuttige insecten

Nadere informatie

Kasspintbestrijding in roos

Kasspintbestrijding in roos Kasspintbestrijding in roos De ontwikkeling van spinteieren is afhankelijk van de temperatuur, de relatieve luchtvochtigheid en de waardplant. Met de zonnige dagen, soms gecombineerd met een lage luchtvochtigheid,

Nadere informatie

Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding Biologische bestrijders (deel 1)

Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding Biologische bestrijders (deel 1) Redactie Nieuwsbrief : PCS, Adviesdienst Gewasbescherming: Marc Vissers, Joachim Audenaert, Bart Haleydt, Ruth Verhoeven Vlaamse Overheid: Frans Goossens Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding Biologische

Nadere informatie

Biologische bestrijding in bloembolgewassen

Biologische bestrijding in bloembolgewassen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Bollen, Bomen & Fruit Biologische bestrijding in bloembolgewassen Cor Conijn Onderzoeker insecten en aaltjes Bloembollen Biologische bestrijding in bloembolgewassen Detectie,

Nadere informatie

Actara, WG en aanbevelingen, N W.7

Actara, WG en aanbevelingen, N W.7 Actara, WG en aanbevelingen, 12679 N W.7 Wettelijk Gebruiksvoorschrift Het middel is uitsluitend toegelaten als insectenbestrijdingsmiddel voor het professionele gebruik in de volgende sgebieden (volgens

Nadere informatie

Afwijkingen bestrijden

Afwijkingen bestrijden Afwijkingen bestrijden De ziekte- of schadeveroorzaker is al aanwezig en je bent tot de conclusie gekomen dat er bestreden moet worden. Welke methode ga je dan hanteren? Er zijn verschillende methoden

Nadere informatie

Plaagbestrijding als teamsport

Plaagbestrijding als teamsport Plaagbestrijding als teamsport Een inleiding over Natuurlijke Vijanden Jerre de Blok Oktober 2007 Werken met natuurlijke vijanden Natuurlijke vijanden: dieren of micro-organismen die van nature plagen

Nadere informatie

Biologische bestrijding van bladluizen in paprika. Aphidoletes kan meer dan we denken.. Jeroen van Schelt. Koppert Biological Systems

Biologische bestrijding van bladluizen in paprika. Aphidoletes kan meer dan we denken.. Jeroen van Schelt. Koppert Biological Systems Biologische bestrijding van bladluizen in paprika. Aphidoletes kan meer dan we denken.. Jeroen van Schelt Koppert Biological Systems Belangrijkste bladluizen in paprika Aulacorthum solani Boterbloemluis

Nadere informatie

Praktische ervaringen met eetbare bloemen

Praktische ervaringen met eetbare bloemen Praktische ervaringen met eetbare bloemen Blindeman Liesbet PDPO- project 1 juli 2015 31 december 2017 Eetbare bloemen: sierlijk én smakelijk! 1 Keuze teeltsysteem Open lucht Onder bescherming Keuze in

Nadere informatie

Evenwicht in de volkstuin? april 1, 2014 DLV Plant

Evenwicht in de volkstuin? april 1, 2014 DLV Plant Evenwicht in de volkstuin? Evenwichtige bemesting Bodemmonster Belangrijk om te weten: Algemeen: Fosfaat, kali, magnesium Op zand: ph en o.s. Op klei: % slib Bodemmonster Fosfaat laag: voldoende bemesten

Nadere informatie

Een correcte spuittechniek voor een duurzame toepassing van GBM

Een correcte spuittechniek voor een duurzame toepassing van GBM Een correcte spuittechniek voor een duurzame toepassing van GBM David Nuyttens Studievoormiddag IPM: eerst info, dan fyto Agriflanders, 13 januari 2017 Inleiding - Onderzoek Spuitlabo Keuring spuittoestellen

Nadere informatie

Verslag geïntegreerde bestrijding in de teelt van anjer.

Verslag geïntegreerde bestrijding in de teelt van anjer. Verslag geïntegreerde bestrijding in de teelt van anjer. Onderzoeksperiode 2009 Inhoud Inleiding... 2 Werkwijze... 2 Resultaten... 4 Discussie en conclusie... 8 1 Inleiding De anjerteelt heeft het onderzoeksproject

Nadere informatie

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw,

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, 2000-2008 Indicator 4 oktober 2011 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Bodemmonster Bodemmonster

Bodemmonster Bodemmonster Evenwicht in de volkstuin? Evenwichtige bemesting Bodemmonster Bodemmonster Belangrijk om te weten: Fosfaat laag: voldoende bemesten Kali laag: voldoende bemesten of bijsturen Magnesium laag: bijsturen

Nadere informatie

Bijlage VMBO-KB biologie CSE KB. tijdvak 1

Bijlage VMBO-KB biologie CSE KB. tijdvak 1 Bijlage VMBO-KB 2012 tijdvak 1 biologie CSE KB. KB-0191-a-12-1-b Glastuinbouw informatie Lees eerst informatie 1 tot en met 5 en beantwoord dan vraag 38 tot en met 46. Bij het beantwoorden van die vragen

Nadere informatie

Herkennen van plagen in potchrysant

Herkennen van plagen in potchrysant Herkennen van plagen in potchrysant Joachim Audenaert 1 Scouten Voor kruipende insecten (met een loep) 1. Bekijk de kop van de plant: witte vlieg (adulten) weekhuidmijt jonge rupsen spint en roofmijten

Nadere informatie

Biologische controle van bladluizen: BerryProtect en beproefde concept

Biologische controle van bladluizen: BerryProtect en beproefde concept Biologische controle van bladluizen: BerryProtect en beproefde concept Studiedag Klein- en Steenfruit Woensdag 19 februari 2013 Introductie Bladluizen: een van de voornaamste problemen in kleine fruiten

Nadere informatie

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 24 januari 2018, Zwartewaal

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 24 januari 2018, Zwartewaal Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 24 januari 2018, Zwartewaal Rode draad in deze presentatie Waarom bloemenranden op je bedrijf? Natuurlijke plaagbestrijding is dichtbij.

Nadere informatie

Herkennen van natuurlijke vijanden in de boomkwekerij

Herkennen van natuurlijke vijanden in de boomkwekerij Herkennen van natuurlijke vijanden in de boomkwekerij Studiedag Boomkwekerij 11 februari 2011 Véronique De Bleeker INHOUD Inleiding Nuttige insecten en mijten Waarnemingsmethoden Perceelsranden INLEIDING

Nadere informatie

Het TOPPS Project. Eenvoudige methodes om water schoon te houden. TOPPS Doelstellingen. Goede praktijken. De TOPPS middelen

Het TOPPS Project. Eenvoudige methodes om water schoon te houden. TOPPS Doelstellingen. Goede praktijken. De TOPPS middelen Het TOPPS Project TOPPS is een multi-stakeholderproject dat gedurende drie jaar loopt in 15 Europese landen. Het staat voor Training the Operators to prevent Pollution from Point Sources (Preventie van

Nadere informatie

Lastenboek geïntegreerde pitfruitproductie in België

Lastenboek geïntegreerde pitfruitproductie in België Lastenboek geïntegreerde pitfruitproductie in België Annie Demeyere Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Voorlichting Landbouw en Visserij 1 Inhoud lezing Evolutie IFP

Nadere informatie

NOODPLAN BELGIË MAÏSWORTELBOORDER (DIABROTICA VIRGIFERA LE CONTE)

NOODPLAN BELGIË MAÏSWORTELBOORDER (DIABROTICA VIRGIFERA LE CONTE) NOODPLAN 2009 - BELGIË MAÏSWORTELBOORDER (DIABROTICA VIRGIFERA LE CONTE) 1 ALGEMEEN Het volgende ontwerpplan wordt jaarlijks ontwikkeld voor België om een snelle reactie toe te laten in geval van een uitbraak

Nadere informatie

Biologische bestrijding spintmijten in framboos

Biologische bestrijding spintmijten in framboos Biologische bestrijding spintmijten in framboos Project INSECT H. van Doornspeek Eindverslag demo-object project INSECT (maart 2006), gefinancierd door Productschap Tuinbouw. Ing. H. (Heino) van Doornspeek,

Nadere informatie

TRACER. Een nieuwe aanpak bij de bestrijding van trips in prei

TRACER. Een nieuwe aanpak bij de bestrijding van trips in prei Een nieuwe aanpak bij de bestrijding van trips in prei TRIPSSCHADE DETAIL VOLWASSEN TRIPS een biologisch geproduceerd insecticide met een unieke werkingswijze doodt de schadelijke insecten snel en zeker

Nadere informatie

Risico-evaluatie voor niet-doel arthropoden bij toepassing van gewasbeschermingsmiddelen (bijlage IIA 8.3, IIIA 10.5)

Risico-evaluatie voor niet-doel arthropoden bij toepassing van gewasbeschermingsmiddelen (bijlage IIA 8.3, IIIA 10.5) - 1 - MEI 2003 FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU Risico-evaluatie voor niet-doel arthropoden bij toepassing van gewasbeschermingsmiddelen (bijlage IIA

Nadere informatie

Introductie Batavia. 7 juni 2018 World Horti Center, Naaldwijk

Introductie Batavia. 7 juni 2018 World Horti Center, Naaldwijk Introductie Batavia 7 juni 2018 World Horti Center, Naaldwijk Spirotetramat Werkzame stof: Formulering: Chemische groep: IRAC code: Spirotetramat 100 g/l SC Keto-enolen 23 Envidor (contact) Oberon (translaminair)

Nadere informatie

BIOLOGISCHE ALTERNATIEVEN IN DE AARDBEITEELT. Céline De Baere Crop specialist

BIOLOGISCHE ALTERNATIEVEN IN DE AARDBEITEELT. Céline De Baere Crop specialist BIOLOGISCHE ALTERNATIEVEN IN DE AARDBEITEELT Céline De Baere Crop specialist Inhoudsopgave Wat gaan we bespreken? Trips bestrijding resultaten proef Proefcentrum Hoogstraten Bladluis bestrijding Flying

Nadere informatie

Een correcte spuittechniek met het oog op een goede efficiëntie en het beperken van drift. Donald Dekeyser, Johan Declercq, David Nuyttens

Een correcte spuittechniek met het oog op een goede efficiëntie en het beperken van drift. Donald Dekeyser, Johan Declercq, David Nuyttens Een correcte spuittechniek met het oog op een goede efficiëntie en het beperken van drift Donald Dekeyser, Johan Declercq, David Nuyttens Inleiding Enerzijds eisen overheid en publieke opinie een duurzaam

Nadere informatie

Relatie bodemstructuurbodemschimmels

Relatie bodemstructuurbodemschimmels Relatie bodemstructuurbodemschimmels? PCS Destelbergen 30 november 2011 Fons Vanachter Schimmels : wat? Wat zijn schimmels of zwammen? Microscopische organismen : micro-organismen Vruchtlichamen soms zichtbaar

Nadere informatie

VIJANDEN van gewassen en hun beheersing

VIJANDEN van gewassen en hun beheersing VIJANDEN van gewassen en hun beheersing 2014-2015 47ste uitgave ONDERZOEK & ADVIES IN LAND-& TUINBOUW INAGRO vzw Ieperseweg 87 8800 RUMBEKE (ROESELARE) T 051 27 32 00 F 051 24 00 20 E info@inagro.be Vijanden

Nadere informatie

Spuittechniek. Phytofar

Spuittechniek. Phytofar Spuittechniek Phytofar 2012-2013 Spuittechniek - overzicht Belang van de druppelgrootte 1. Bekomen van een maximale werking 2. Voorkomen van ongewenste effecten Spuitdoppen 1. Functie 2. Types en eigenschappen

Nadere informatie

Spirit Fungicide Werkzame stof: Aard van het preparaat: Resistentiecode: Scan voor gebruik Toelatingsnummer: 13168N Toelatingshouder: Productname

Spirit Fungicide Werkzame stof: Aard van het preparaat: Resistentiecode: Scan voor gebruik Toelatingsnummer: 13168N Toelatingshouder: Productname Spirit Bescherming tegen onder andere vuur tijdens de groei en bloei Fungicide Werkt preventief en curatief door de combinatie van 2 actieve stoffen Ter bestrijding van schimmels in diverse teelten zoals

Nadere informatie

Floramite. Het einde der mijten. Voor de bloemisterij, boomkwekerij, vruchtgroenten en aardbeien

Floramite. Het einde der mijten. Voor de bloemisterij, boomkwekerij, vruchtgroenten en aardbeien Floramite Het einde der mijten. Voor de bloemisterij, boomkwekerij, vruchtgroenten en aardbeien Uniek werkingsmechanisme Spint. Een lastig te bestrijden en hardnekkige plaag Bij mijten beïnvloedt bifenazate

Nadere informatie

( BIOLOGISCHE ) Akker- en tuinbouw. Vol met boerenwijsheid én leuke Wist je datjes... CAMPAGNE GEFINANCIERD MET STEUN VAN DE EUROPESE UNIE

( BIOLOGISCHE ) Akker- en tuinbouw. Vol met boerenwijsheid én leuke Wist je datjes... CAMPAGNE GEFINANCIERD MET STEUN VAN DE EUROPESE UNIE BIOLOGISCHE ) Akker- en tuinbouw Vol met boerenwijsheid én leuke Wist je datjes... CAMPAGNE GEFINANCIERD MET STEUN VAN DE EUROPESE UNIE Een krop sla zonder gif Biologische aardappelen, granen en groenten

Nadere informatie

Ontwikkelingen in de biologische bestrijding. Gerben Messelink, Wageningen UR Glastuinbouw

Ontwikkelingen in de biologische bestrijding. Gerben Messelink, Wageningen UR Glastuinbouw Ontwikkelingen in de biologische bestrijding Gerben Messelink, Wageningen UR Glastuinbouw Wat zijn de ontwikkelingen? Grote ontwikkelingen op het gebied van roofmijten Veel studies naar interacties in

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU Dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Meststoffen Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding DOW AGROSCIENCES B.V.

Nadere informatie

IPM Integrated Pest Management: hoe voldoen aan wettelijke verplichtingen? Bart Debussche Vlaamse Overheid Departement Landbouw en Visserij

IPM Integrated Pest Management: hoe voldoen aan wettelijke verplichtingen? Bart Debussche Vlaamse Overheid Departement Landbouw en Visserij IPM Integrated Pest Management: hoe voldoen aan wettelijke verplichtingen? Bart Debussche Vlaamse Overheid Departement Landbouw en Visserij Overzicht IPM: vanwaar komt het? IPM: wat is dit? IPM: hoe toepassen

Nadere informatie

Inleiding. Van paard naar drone? 2/06/2015. Spuitdoppen klein maar belangrijk. Spuitdoppen belangrijkste eigenschappen. Doptypes

Inleiding. Van paard naar drone? 2/06/2015. Spuitdoppen klein maar belangrijk. Spuitdoppen belangrijkste eigenschappen. Doptypes Keuze spuittechniek en gewasbeschermingsmiddel: praktische benadering via Onderzoek Inleiding Spuitlabo Veel vragen bij gebruikers van GBM David Nuyttens Keuring spuittoestellen Opleiding & demo s +/-

Nadere informatie

Teelt van aardbei. Peilers IPM. 1. Preventie 2. Monitoring 3. Interventie 4. Registratie. Inagro 4/03/2016

Teelt van aardbei. Peilers IPM. 1. Preventie 2. Monitoring 3. Interventie 4. Registratie. Inagro 4/03/2016 Inagro 4/3/216 Teelt van aardbei HOE EEN EFFICIËNTE MONITORING EN BIOLOGISCHE BESTRIJDING OPZETTEN IN DE PRAKTIJK Serre, stelling, vollegrond Junidragers & doordragers Diverse klimaatomstandigheden Omschakeling

Nadere informatie

DRIFT. Goede landbouwpraktijken voor een betere waterkwaliteit. Drift verminderen

DRIFT. Goede landbouwpraktijken voor een betere waterkwaliteit. Drift verminderen DRIFT Goede landbouwpraktijken voor een betere waterkwaliteit Drift verminderen U KUNT HELPEN OM HET OPPERVLAKTEWATER TE BESCHERMEN. DE DOELSTELLINGEN VAN TOPPS TOPPS heeft als doel om vervuiling van het

Nadere informatie

KENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 ZIEKTEN EN PLAGEN / INSECTEN. www.dlvplant.nl TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN

KENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 ZIEKTEN EN PLAGEN / INSECTEN. www.dlvplant.nl TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN KENNISBUNDEL Biologische aardappelen Mei 2013 TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN ZIEKTEN EN PLAGEN / VIRUSZIEKTEN ZIEKTEN EN PLAGEN / PHYTOPHTHORA INFESTANS ZIEKTEN EN PLAGEN / RHIZOCTONIA SOLANI DE SMAAK

Nadere informatie

Azalea s telen met minder GBM: een utopie of ooit werkelijkheid?

Azalea s telen met minder GBM: een utopie of ooit werkelijkheid? Azalea s telen met minder GBM: een utopie of ooit werkelijkheid? Els Pauwels 1 Azalea s telen zonder chemische gewasbescherming? 2 Azalea s telen zonder chemische gewasbescherming? Is dit een utopie ja/nee?

Nadere informatie

Bijlage VMBO-GL en TL

Bijlage VMBO-GL en TL Bijlage VMBO-GL en TL 2012 tijdvak 1 biologie CSE GL en TL Deze bijlage bevat informatie GT-0191-a-12-1-b Glastuinbouw informatie Lees eerst informatie 1 tot en met 6 en beantwoord dan vraag 38 tot en

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU DG Dier, Plant en Voeding (DG4) DIENST GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN MESTSTOFFEN EVERGREEN GARDEN CARE BELGIUM B.V.B.A.

Nadere informatie

WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT

WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT Switch WGGA, 12819 N W.3 WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT Toegestaan is uitsluitend het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel door middel van een gewasbehandeling in: a. de teelt van peulvruchten b. de teelt

Nadere informatie

Gearchiveerd op 01/03/2012

Gearchiveerd op 01/03/2012 Provinciale dienst van:... Datum:... Verantwoordelijke Controleur:... Nr:... Operator :... N uniek... Adres :...... PRI 228 Plantaardige productie bestemd voor consumptie - Pesticiden [228] v5 C : conform

Nadere informatie

SPECIMEN BELVEDERE TRIPEL 5 L. Herbicide. Zeer effectief in de na-opkomst bestrijding van grassen en breedbladige onkruiden

SPECIMEN BELVEDERE TRIPEL 5 L. Herbicide. Zeer effectief in de na-opkomst bestrijding van grassen en breedbladige onkruiden Zeer effectief in de na-opkomst bestrijding van grassen en breedbladige onkruiden Werkzame stof: Aard van het preparaat: Suspo-emulsie Resistentiegroep: C1, N Toelatingshouder: ADAMA Registrations B.V.

Nadere informatie

Bijlage VMBO-GL en TL

Bijlage VMBO-GL en TL Bijlage VMBO-GL en TL 2012 tijdvak 1 biologie CSE GL en TL Deze bijlage bevat informatie GT-0191-a-12-1-b Glastuinbouw informatie Lees eerst informatie 1 tot en met 6 en beantwoord dan vraag 38 tot en

Nadere informatie

Diffuse vervuiling Druppeldrift stofdrift

Diffuse vervuiling Druppeldrift stofdrift Diffuse vervuiling De verontreiniging van het oppervlaktewater door gewasbeschermingsmiddelen (gbm) wordt veroorzaakt door directe en diffuse bronnen. In het verleden werden reeds heel wat sensibilisatieprojecten

Nadere informatie

Dopkeuze en bufferzonereglementering: praktische benadering via David Nuyttens

Dopkeuze en bufferzonereglementering: praktische benadering via   David Nuyttens Dopkeuze en bufferzonereglementering: praktische benadering via David Nuyttens Inleiding Onderzoek Spuitlabo Veel vragen bij gebruikers van GBM Keuring spuittoestellen Opleiding & demo s +/- 1900 Van paard

Nadere informatie

SPECIMEN SULCOGAN 300 SC. Herbicide

SPECIMEN SULCOGAN 300 SC. Herbicide Werkzame stof: Sulcotrion 300 g/l (26,5 % w/w) Aard van het preparaat: Suspensie concentraat Resistentiecode: HRAC F2 Toelatingshouder: ADAMA Registrations B.V. Arnhemseweg 87, 3832 GK LEUSDEN, Nederland

Nadere informatie

GEWASBESCHERMING. Praktische gids voor de professionele gebruiker

GEWASBESCHERMING. Praktische gids voor de professionele gebruiker GEWASBESCHERMING BESCHERMING VAN NIET TOT DE DOELSOORTEN BEHORENDE GELEEDPOTIGEN/INSECTEN EN NIET DOELWITPLANTEN BIJ HET GEBRUIK VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN GEVOLGEN VOOR HET OPPERVLAKTEWATER Praktische

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 18289 2 juli 2014 Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken 24 juni 2014 nr. 14099747, houdende tijdelijke

Nadere informatie

Stomp 400 SC. BASF Nederland B. V., Divisie Agro WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT. Toelatingsnummer 10766 N W.22 Productgroep: herbicide Formulering:

Stomp 400 SC. BASF Nederland B. V., Divisie Agro WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT. Toelatingsnummer 10766 N W.22 Productgroep: herbicide Formulering: Stomp 400 SC Toelatingsnummer 10766 N W.22 Productgroep: herbicide Formulering: suspensie concentraat Werkzame stof: 400 g/l pendimethalin Verpakking: 10 x 1 l en 2 x 10 l Gevarenaanduidingen: WAARSCHUWING

Nadere informatie

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 6 september 2017, Kronenberg

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 6 september 2017, Kronenberg Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 6 september 2017, Kronenberg Rode draad in deze presentatie Waarom bloemenranden op je bedrijf? Natuurlijke plaagbestrijding is dichtbij.

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU DG Dier, Plant en Voeding (DG4) DIENST GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN MESTSTOFFEN SCOTTS BENELUX B.V.B.A. VOSHOL 8 9160

Nadere informatie

Workshop: Herkennen van plagen en nuttigen

Workshop: Herkennen van plagen en nuttigen Workshop: Herkennen van plagen en nuttigen Deze workshop kadert binnen het project Monitoring in de glastuinbouw: Hét basisinstrument voor efficiënte geïntegreerde bestrijding Joachim Audenaert (PCS) Justine

Nadere informatie

WAARNEMINGS- EN WAARSCHUWINGSSYSTEMEN

WAARNEMINGS- EN WAARSCHUWINGSSYSTEMEN WAARNEMINGS- EN WAARSCHUWINGSSYSTEMEN Els Lapage Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling KVIV-studiedag, 24 april 2014 Inhoud Wat? Financiering en uitvoerders Waarnemingen

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU DG Dier, Plant en Voeding (DG4) DIENST GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN MESTSTOFFEN SCOTTS BENELUX B.V.B.A. OOSTJACHTPARK

Nadere informatie

Aardappelteelt. Docent: Muhtezan Brkić

Aardappelteelt. Docent: Muhtezan Brkić Aardappelteelt Docent: Muhtezan Brkić Programma voor vandaag: Belangrijke plagen en knolgebreken. Oogst / rooien van aardappelen. Opdrachten aardappelteelt Thuis zelf bestuderen en leren Aardappelen signalen

Nadere informatie

Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding Correcte opslag en gebruik van fytoproducten in de sierteelt

Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding Correcte opslag en gebruik van fytoproducten in de sierteelt Redactie Nieuwsbrief : PCS, Adviesdienst Gewasbescherming: Marc Vissers, Joachim Audenaert, Bart Haleydt, Ruth Verhoeven Vlaamse Overheid: Adrien Saverwyns, Frans Goossens Nieuwsbrief Geïntegreerde Bestrijding

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU DG Dier, Plant en Voeding (DG4) DIENST GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN MESTSTOFFEN SYNGENTA CROP PROTECTION N.V. POSTBUS

Nadere informatie

Gedragscode met betrekking tot het gebruik van pesticiden op volkstuinenpark Slotenkouter.

Gedragscode met betrekking tot het gebruik van pesticiden op volkstuinenpark Slotenkouter. vzw Volkstuin Werk van den Akker Sint-Amandsberg Koninklijke Vereniging Maatschappelijke zetel: Sint-Dorotheastraat 80 B-9040 Gent Gedragscode met betrekking tot het gebruik van pesticiden op volkstuinenpark

Nadere informatie

IPM ALS BASIS VOOR EEN MODERNE LANDBOUW VERPLICHT VANAF Annie Demeyere Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

IPM ALS BASIS VOOR EEN MODERNE LANDBOUW VERPLICHT VANAF Annie Demeyere Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling IPM ALS BASIS VOOR EEN MODERNE LANDBOUW VERPLICHT VANAF 2014 Annie Demeyere Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Wetgeving Richtlijn 2009/128 voor een duurzaam gebruik van pesticiden Hoofdstuk 1 definities

Nadere informatie

Workshop Voorjaarsproblemen

Workshop Voorjaarsproblemen Workshop Voorjaarsproblemen Hoe stel ik de juiste diagnose? Bram Hanse, Peter Wilting, Ellen van Oorschot en Marco Bom Valthermond, 24 juni 2015 Workshop Korte uitleg: hoe stel ik de juiste diagnose? Aan

Nadere informatie

FAB2 Onderdeel Bovengronds

FAB2 Onderdeel Bovengronds FAB2 Onderdeel Bovengronds Universiteit van Amsterdam (IBED): Paul van Rijn (voorheen NIOO) Wageningen UR: Marian Vlaswinkel, Frans van Alebeek (PPO) Janneke Elderson, Eefje den Belder (PRI) Centrum Landbouw

Nadere informatie

Koolzaadbericht nr 03 mei 2013 Koolzaadsnuitkever -Sclerotinia

Koolzaadbericht nr 03 mei 2013 Koolzaadsnuitkever -Sclerotinia Koolzaadbericht nr 03 mei 2013 Koolzaadsnuitkever -Sclerotinia 1. Stand van het gewas (observatie 7mei) Op vandaag zijn alle percelen volop in bloei. Op de percelen met een egale gewasstand, behalen we

Nadere informatie

Gearchiveerd op 15/12/2010

Gearchiveerd op 15/12/2010 Page 1 of 10 1. Erkende producten De checklist is niet van toepassing voor producten die onbetwistbaar voor privégebruik bestemd zijn. 1.1. Product 1. De aanwezige producten - voor gebruik in België -

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU DG Dier, Plant en Voeding (DG4) DIENST GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN MESTSTOFFEN EVERGREEN GARDEN CARE BELGIUM B.V.B.A.

Nadere informatie

Gearchiveerd op 09/06/2011

Gearchiveerd op 09/06/2011 Provinciale dienst van:... Datum:... Verantwoordelijke Controleur:... Nr:... Operator :... N uniek... Adres :...... PRI 228 Plantaardige productie bestemd voor consumptie - Pesticiden [228] v4 C : conform

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU DG Dier, Plant en Voeding (DG4) FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU DIENST PESTICIDEN EN MESTSTOFFEN EUROFYTO N.V. DEHEMLAAN 6A 8900 IEPER Correspondent

Nadere informatie

Vragen & Antwoorden over toepassing BIO 1020

Vragen & Antwoorden over toepassing BIO 1020 Vragen & Antwoorden over toepassing BIO 1020 Biologisch insecticide op basis van de schimmel Metarhizium anisopliae Aan de hand van een twintigtal concrete vragen wordt een advies gegeven hoe het product

Nadere informatie

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw Vergelijking van de efficiëntie van fungiciden tegen valse meeldauw in groene erwt - eigen onderzoek 1 Efficiëntie van middelen tegen valse

Nadere informatie

Grondontsmetting. Gera van Os, Wageningen UR

Grondontsmetting. Gera van Os, Wageningen UR Grondontsmetting Gera van Os, Wageningen UR Vier vormen van grondontsmetting Chemische grondontsmetting Inundatie Biofumigatie Biologische grondontsmetting Chemische grondontsmetting Natte grondontsmetting

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU DG Dier, Plant en Voeding (DG4) DIENST GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN MESTSTOFFEN DOW AGROSCIENCES B.V. SNEEUWBESLAAN

Nadere informatie

Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe biologische teelt

Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe biologische teelt Interprovinciaal Proefcentrum voor de Biologische Teelt (P.C.B.T.) v.z.w. Ieperseweg 87 8800 RUMBEKE Tel. : 051/26 14 00, Fax. : 051/24 00 20 Verslag BT03ZTA_RAS01 Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe

Nadere informatie

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa Spanje, Javea, Cap Sant Antoni december 2013 - februari 2014 Door: Silvia Hellingman-Biocontrole Onderzoek en Advies en Jan van Eijle

Nadere informatie

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN 12491N HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2018. 1 BESLUIT WIJZIGING WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT EN GEBRUIKSAANWIJZING

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU DG Dier, Plant en Voeding (DG4) DIENST GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN MESTSTOFFEN SYNGENTA CROP PROTECTION N.V. POSTBUS

Nadere informatie

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17 landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17 variant a Naam kandidaat Kandidaatnummer Meerkeuzevragen Omcirkel het goede antwoord (voorbeeld 1). Geef

Nadere informatie

Infoblad gewassen. rozen. IPM-strategie voor rozen

Infoblad gewassen. rozen. IPM-strategie voor rozen GEBRUIKT U CHEMICALIËN? CONTROLEER DAN OP ONZE WEBSITE, www.biobest.be, OF ZE VERENIGBAAR ZIJN MET ONZE NUTTIGE INSECTEN Infoblad gewassen rozen IPM-strategie voor rozen Infoblad gewassen Rozen Waarom

Nadere informatie

Omzendbrief betreffende de vooroogstcontrole

Omzendbrief betreffende de vooroogstcontrole Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Omzendbrief betreffende de vooroogstcontrole Kenmerk PCCB/S1/JFS/925956 Datum 15/01/2015 Huidige versie 1.0 Van toepassing vanaf 15/01/2015 Trefwoorden

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU DG Dier, Plant en Voeding (DG4) DIENST GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN MESTSTOFFEN FINE AGROCHEMICALS Ltd. HILL END HOUSE

Nadere informatie

Invloed van licht op gewasgezondheid

Invloed van licht op gewasgezondheid Invloed van licht op gewasgezondheid Workshop Plantgezondheid Event 2019 11-4-2019, Marjolein Kruidhof Invloed licht op gewasgezondheid Introductie Rol van licht in systeemaanpak gewasgezondheid Invloed

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU DG Dier, Plant en Voeding (DG4) DIENST GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN MESTSTOFFEN BAYER CROPSCIENCE SA-NV J. E. MOMMAERTSLAAN

Nadere informatie