Handleiding Kennisbenutting

Transcriptie

1 Handleiding Kennisbenutting Beleidsgericht Onderwijsonderzoek augustus 2014

2 Inleiding Het NRO zet erop in om de resultaten van het door NRO gefinancierde onderzoek maximaal ten goede te laten komen van praktijk en beleid. In onderzoeksvoorstellen moeten aanvragers daarom beargumenteren hoe zij in hun project zullen werken aan kennisbenutting. In de handleidingen kennisbenutting omschrijven we wat van onderzoekers verwacht wordt om tot brede kennisbenutting te komen en welke ondersteuning NRO hierbij biedt. We gaan ook in op de vraag hoe gebruik gemaakt kan worden van de kennisbenuttingsactiviteiten van andere organisaties die zich inspannen om resultaten van onderwijsonderzoek over te dragen aan praktijk en beleid. Deze handleiding is gericht op beleidsonderzoek. Voor praktijkgericht en fundamenteel onderzoek zijn andere handleidingen beschikbaar. Het NRO heeft voor beleidsonderzoek de Programmaraad Beleidsgericht Onderzoek (ProBO). De doelgroep van de onderzoeksprojecten van de ProBO wordt primair gevormd door beleidsmakers op het niveau van scholen, schoolbesturen, gemeenten, provincies en het Rijk. Het is bekend dat onder deze doelgroep het conceptueel gebruik van onderzoeksresultaten veel voorkomt. Om dat verder te stimuleren, is het van belang onderzoeksresultaten op toegankelijke wijze breed te verspreiden onder deze doelgroep. Het NRO wil ook instrumenteel gebruik van onderzoeksresultaten door beleidsmakers bevorderen. Dat kan wanneer onderzoeksprojecten inzicht bieden in de werking van variabelen waar beleidsmakers invloed op hebben. Ook de uitkomsten van dergelijke projecten, moeten op toegankelijke wijze beschikbaar gemaakt worden voor beleidsmakers. Het is goed mogelijk dat behalve beleidsmakers ook andere partijen baat kunnen hebben bij de uitkomsten van het ProBOonderzoek. Te denken valt aan scholen, jeugdzorg, uitgeverijen, lerarenopleidingen, instellingen voor kinderopvang. In deze handleiding is daarom ook aandacht voor het bereiken van deze doelgroepen. De teksten in deze handleiding worden afgewisseld met korte voorbeelden van onderzoeksprojecten die tot veranderingen in praktijk en beleid hebben geleid. Deze voorbeelden zijn bedoeld ter illustratie en inspiratie. We willen ermee laten zien hoe het NRO samen met onderzoekers en partners in praktijk en beleid aan kennisbenutting wil werken. We realiseren ons dat vele stappen nodig zijn om wetenschappelijk onderwijsonderzoek te verbinden met de onderwijspraktijk. Een eerste kleine stap willen we graag zetten. We staan open voor reacties en ervaringen. Inhoud: 1 Betrekken van beleidsmakers 3 2 Breed verspreiden onder andere doelgroepen 6 3 Gericht overdragen aan specifieke doelgroepen 10

3 3 1 Betrekken van beleidsmakers De doelgroep van het beleidsonderzoek van het NRO wordt primair gevormd door beleidsmakers op het niveau van scholen, schoolbesturen, gemeente, provincies en het Rijk. Deze doelgroep wordt daarom betrokken bij het programmeren van het beleidsonderzoek en bij het beoordelen van de onderzoeksvoorstellen. Zo wordt bereikt dat het onderzoek aansluit bij (actuele) vraagstukken van professionals uit het onderwijsbeleid. Beleidsmakers worden ook benaderd tijdens de uitvoering van het onderzoek. Startgesprek Ieder ProBO-onderzoeksproject begint met een startgesprek tussen onderzoekers en betrokken beleidsambtenaren. De ProBO-secretaris, een vertegenwoordiger uit de Programmaraad Beleidsgericht Onderzoek en de beleidsmedewerker kennisbenutting van het NRO zijn ook bij dit gesprek aanwezig. Tijdens dit gesprek komt onder meer aan de orde hoe het onderzoeksproject aansluiting kan houden bij actuele beleidsvragen en ontwikkelingen. Ook wordt besproken wat de onderzoekers in de paragraaf kennisbenutting in hun onderzoeksvoorstel hebben geschreven over de beleidsrelevantie van hun onderzoek, welke mogelijke activiteiten zij zien voor het ontsluiten en verspreiden van onderzoeksresultaten en welk budget de onderzoekers hiervoor hebben gereserveerd. Daarnaast zal tijdens het startgesprek worden bekeken wat een logisch moment is om de voortgang en kennisbenutting gedurende de uitvoering van het onderzoeksproject te bespreken. Afspraken over voortgang en kennisbenutting Halverwege het onderzoeksproject vraagt het NRO van PrBOonderzoekers een voortgangsrapportage van het onderzoek. Deze rapportage kan aanleiding zijn voor een extra (telefonisch) >

4 overleg tussen de onderzoekers, beleidsambtenaren, de beleidsmedewerker kennisbenutting van het NRO en de ProBOsecretaris. Indien dit niet het geval is, houdt het NRO vast aan het tijdens het startgesprek afgesproken moment van overleg. Tijdens dit overleg wordt opnieuw de aansluiting tussen onderzoek en beleidspraktijk besproken, alsmede de voortgang van het onderzoek. Aan de orde komt verder hoeveel zicht er al is op resultaten en of er al gewerkt kan worden aan het overdragen van eerste resultaten of het voorbereiden van kennisbenuttingsactiviteiten. Gedacht kan worden aan presentaties voor beleidsmakers om voorlopige resultaten te delen. De medewerkers van het NRO maken van deze overleggen een verslag, dat met de gesprekspartners wordt gedeeld. Als er al eventuele eerste activiteiten op het gebied van kennisbenutting kunnen worden gepland, wordt in het verslag vastgelegd wanneer, hoe en door wie deze worden uitgevoerd en welke kosten er naar schatting mee gemoeid zijn. De activiteiten worden gefinancierd uit het budget dat uitvoerders in hun projectbegroting voor kennisbenutting hebben gereserveerd. Bijeenkomsten Het NRO belegt jaarlijks bijeenkomsten waar onderzoekers en professionals uit praktijk en beleid kennis en ervaringen kunnen uitwisselen. Deze bijeenkomsten zijn doorgaans thematisch georganiseerd. Voor de bijeenkomsten over beleidsgerichte onderzoeksthema s, worden beleidsmakers uitgenodigd. Er zal > 4 voorbeeld Handreiking om schooluitval in het vmbo te voorkomen Pedagoog Mariëtte Lusse ontwikkelde een aanpak die vmbo-scholen helpt het contact en de samenwerking met ouders te versterken. Het voorkomen van schooluitval is het uiteindelijke doel van de aanpak. In haar ontwerpgerichte promotieonderzoek Een kwestie van vertrouwen (2013) toont Lusse de effectiviteit aan van de door haar ontwikkelde aanpak. Ze verwerkte haar inzichten in een overzichtelijke handreiking voor scholen. Hierin staan de tien succesfactoren op een rij voor het verbeteren van het contact tussen school en ouders. Een testversie van de handreiking liet ze beoordelen door scholen, adviesorganisaties en beleidmakers. De aanpak van Lusse zorgt voor een vroegtijdige kennismaking met alle ouders. Die maakt het makkelijker voor school en ouders om samen op te treden bij eventuele problemen. Lusse concludeert dat meer aandacht nodig is voor succes en goed gedrag op school. Als ouders trots zijn op hun kinderen, vergroot dat het zelfvertrouwen van de kinderen, wat weer gunstig is voor hun schoolresultaten. Verder moet de school stimuleren dat ouders en kind thuis praten over hoe het gaat op school, stelt Lusse. Lusse voerde haar onderzoek uit op vijftien scholen in Rotterdam-Zuid. Deze regio kent de grootste schooluitval van Nederland. Hoewel scholen het hier als lastig ervaren om contact met de ouders te leggen, laat het onderzoek zien dat het de scholen desondanks lukt (bijna) alle ouders te bereiken. In 2014 verschijnt bij uitgeverij Coutinho een publieksversie van Lusses onderzoek, bedoeld voor scholen (vmbo en mbo), lerarenopleidingen en opleidingen pedagogiek. In dit boek ligt de nadruk op de inzichten en producten voor de praktijk. Vertegenwoordigers van scholen, adviesorganisaties en opleidingen worden door Lusse betrokken bij deze publieksversie. Mariëtte Lusse werkt als hoofddocent aan de Hogeschool Rotterdam. Daar leidt zij bij het Kenniscentrum Talentontwikkeling onderzoek rond het thema ouders.

5 ook altijd ten minste een vertegenwoordiger van het ministerie van OCW aanwezig zijn. Van onderzoekers die een NRO-project uitvoeren, wordt verwacht dat zij deze bijeenkomsten bijwonen. Tijdens de bijeenkomsten kunnen onder meer tussentijdse resultaten van onderzoeksprojecten worden gepresenteerd aan beleidsambtenaren voor wie de resultaten relevant zijn. Plan van aanpak kennisbenutting Uiterlijk twee maanden voor het afronden van het project wordt door de uitvoerders van het project een plan van aanpak kennisbenutting opgesteld. De paragraaf kennisbenutting in het onderzoeksvoorstel, het startgesprek, het eventuele tussentijdse overleg kennisbenutting met het NRO en de adviezen in deze handleiding, vormen het startpunt van dit plan. In het plan staat in maximaal 2 A4-tjes welke activiteiten/ werkzaamheden nodig zijn om tot een brede en succesvolle benutting van het onderzoek te komen, wanneer deze plaatsvinden, wie verantwoordelijk is voor de uitvoering, wat de geschatte kosten en het tijdpad zijn, of de kosten passen binnen het budget dat in de projectbegroting voor kennisbenutting is gereserveerd en welke ondersteuning verwacht wordt van het NRO. Gekeken wordt naar zowel de doelgroep beleidsmakers als naar eventuele andere doelgroepen (zie hoofdstuk 2 en 3). Van kennisbenuttingsactiviteiten die al lopende het onderzoek hebben plaatsgevonden, wordt in dit plan een beknopte omschrijving gegeven. Het plan wordt opgestuurd aan de beleidsmedewerker kennisbenutting van het NRO en de secretaris van de ProBO, die een bijeenkomst beleggen met de onderzoekers om de uitvoering van het plan te bespreken. Van onderzoekers wordt verwacht dat ze tot enkele maanden na de formele afronding van hun onderzoeksproject inzetbaar zijn voor de voorgestelde kennisbenuttingsactiviteiten. 5 voorbeeld Prestaties Nederlandse leerlingen gepresenteerd aan staatssecretaris Nederlandse leerlingen presteren goed in lezen en in de exacte vakken, maar excelleren nauwelijks. Dat bleek uit de door NWO gefinancierde rapporten TIMSS en PIRLS, die op 11 december 2012 bij NWO in Den Haag werden gepresenteerd. Het NOS Journaal en het Jeugdjournaal maakten opnames die s avonds werden uitgezonden. De resultaten van het onderzoek werden ook breed uitgemeten in de dagbladen Trouw, Volkskrant, Algemeen Dagblad en NRC Next. Een paar dagen voor de persconferentie spraken de onderzoekers met staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker. Ze gaven hem beleidsaanbevelingen en spraken met hem over de lessen die OCW uit hun onderzoek zou moeten trekken. De onderwijsredacteur van NRC Handelsblad was bij het gesprek aanwezig en interviewde de staatssecretaris over de uitkomsten van TIMSS en PIRLS. NRC publiceerde behalve dit interview een commentaar en een voorpaginanieuwsbericht over de rapporten. De onderzoe- kers werden verder geïnterviewd op Radio 1, Radio 2 en BNR-nieuwsradio. Ook het ANP maakte een bericht, dat werd overgenomen door dagbladen en websites. Door de brede publiciteit werd een groot publiek bereikt met de boodschap dat Nederland meer werk moet maken van het stimuleren van excellentie. In diverse toespraken en interviews die de staatssecretaris in 2013 gaf, verwees hij naar de rapporten. Zo zei hij onder meer dat hij over vier jaar afgerekend wil worden op een stijging van het aantal excellente leerlingen in Nederland.

6 6 2 Breed verspreiden onder andere doelgroepen De uitkomsten van ProBO-projecten worden opgeleverd in de vorm van een eindrapport met een managementsamenvatting, geschreven voor beleidsmakers. Daarnaast publiceren ProBO-onderzoekers een of meer artikelen in wetenschappelijke tijdschriften en geven zij mogelijk presentaties op (wetenschappelijke) conferenties 1. Langs deze wegen worden met name de doelgroepen beleidsmakers, vakgenoten en wetenschappers uit aanverwante disciplines geïnformeerd over de onderzoeksresultaten. ProBO-onderzoek kan ook relevantie hebben voor andere doelgroepen. Te denken valt aan scholen, jeugdzorg, uitgeverijen, lerarenopleidingen of instellingen voor kinderopvang. Om deze 1 Het NRO stelt het op prijs geïnformeerd te worden over publicaties en presentaties. We maken er graag melding van op onze website en we kunnen eventueel behulpzaam zijn bij open access publiceren. doelgroepen te bereiken, dienen de uitkomsten van het onderzoek in een andere vorm en via andere kanalen breed verspreid te worden. Hier is aandacht voor in het startgesprek, in het overleg over voortgang en kennisbenutting en in het gesprek over de uitvoering van het plan van aanpak kennisnbenutting. Brede verspreiding komt tot stand door: 1. Toegankelijke samenvattingen in databanken met resultaten van onderwijsonderzoek en in de databanken van het NRO en van NWO. 2. Berichten, artikelen en interviews in kranten, vakbladen en nieuwsbrieven, op websites, via sociale media, of interviews op radio en televisie. Deze kanalen hebben een groot bereik en worden ook geraadpleegd door potentiële gebruikers van uw resultaten. 3. Verspreiding van filmpjes, handreikingen, checklists of andere producten. >

7 Ad 1) Toegankelijke samenvattingen Diverse organisaties in Nederland spannen zich in om resultaten van onderwijsonderzoek op toegankelijke wijze over te dragen aan de onderwijspraktijk. Sommige richten zich daarbij, naar de aard van hun organisatie, op deelgebieden van het onderwijs, zoals het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ecbo) of het Nederlands Jeugdinstituut (NJI). Andere initiatieven zijn onderwijsbreed, zoals Leraar24. Deze organisaties gebruiken onder meer databanken, waarin onderzoekresultaten op toegankelijke en bruikbare wijze gepresenteerd, met zoekmachines kunnen worden terug gevonden. Het NRO legt zelf ook een catalogus aan, waarin de resultaten van NRO-projecten terug te vinden zullen zijn, gesorteerd op thema ( kenniscatalogus). Via de zogenoemde kennisportal onderwijs van het NRO ( is een groot aantal van dergelijke databanken, inclusief de catalogus van het NRO, vanuit één zoekscherm in een keer doorzoekbaar. Dit maakt het voor bijvoorbeeld docenten en beleidsmakers die zoeken naar specifieke informatie gemakkelijker om de juiste informatie en eventuele contactpersonen te vinden. Het NRO verwacht van onderzoekers die een NRO-project op leveren bij de eindrapportage een korte, toegankelijke samenvatting van onderzoeksresultaten, die opgenomen kan worden in de catalogus van het NRO en die aangeboden kan worden aan andere relevante databanken. Voor de ProBO-projecten kan deze samenvatting een ingekorte versie van de managementsamenvatting zijn. Deze samenvatting kan tegelijkertijd de eerste opzet zijn voor een persbericht (zie ad 2). Ad 2) Publiciteit in algemene media en vakbladen De ervaring leert dat publiciteit in algemene media en vakbladen, benutting van kennis bevordert. Geïnteresseerden leggen bijvoorbeeld naar aanleiding van de berichtgeving contact met onderzoekers of vragen een artikel of eindrapport op. Dit kan het begin zijn van toepassing van resultaten. De voorlichter en de beleidsmedewerker kennisbenutting van het NRO kunnen helpen onderzoeksresultaten in de publiciteit te brengen. Dit gebeurt onder meer door het opstellen en versturen van persberichten en het actief benaderen van media > 7 voorbeeld Reguliere leerlingen hebben geen last van zorgleerlingen Het percentage leerlingen met speciale onderwijsbehoeften in een klas van het reguliere basisonderwijs heeft geen negatieve invloed op de prestaties van de andere leerlingen, bleek in 2013 uit een NWO-onderzoek van onderwijskundige Jaap Roeleveld. Trouw berichtte over het onderzoek op de voorpagina van de krant, en ook de Telegraaf, vakblad Didactief en het Nederlands Dagblad schreven over het onderzoek. De Algemene Onderwijsbond publiceerde een uitgebreid bericht op haar website. Tevens verschenen het persbericht en het bericht dat persbureau Novum rondstuurde op diverse relevante websites, zoals het vaktijdschrift Vroeg (voor en door professionals die werken met jonge kinderen tussen nul en zeven jaar), Vives (het vakblad ten behoeve van vernieuwingen binnen het onderwijs), het Nederlands Jeugdinstituut en de Onderwijskrant. Op de Linkedin-discussiegroep Passend Onderwijs ontstond een levendige discussie over het onderwerp, tussen onderzoekers en onder anderen docenten. Medeonderzoeker Guuske Ledoux werd naar aanleiding van de publiciteit uitgenodigd door een schoolbestuur in Friesland met scholen voor speciaal onderwijs, om een lezing te komen geven.

8 om interviews met onderzoekers voor te stellen. De publiciteit wordt afgestemd met zowel de onderzoekers als de voorlichters van de instelling waar onderzoekers werkzaam zijn. Het NRO verwacht van uitvoerders van NRO-projecten dat zij beschikbaar zijn voor deze afstemming over bijvoorbeeld de tekst en verzenddatum van een persbericht. Het gaat om publiciteit voor diverse doelgroepen en via diverse kanalen: Persberichten. Deze worden door het NRO verzonden aan een verzendlijst waarop onder anderen journalisten en voorlichters staan, maar ook scholen, onderwijsvakorganisaties en onderwijsonderzoekers. De persberichten worden ook op de websites van NRO en NWO geplaatst en eventueel via twitter verspreid. Artikelen en interviews in algemene media, zowel geschreven pers als radio en eventueel televisie. Deze kunnen het resultaat zijn van een door het NRO verzonden persbericht, of van een actieve mediabenadering door het NRO of de consortiumpartners. Artikelen op Kennislink, een website die veel geraadpleegd wordt door docenten en scholieren en die de meest bezochte populairwetenschappelijke website is in het Nederlandse taalgebied. voorbeeld Publicaties in vakbladen, nieuwsbrieven en op de websites van vakbladen en organisaties als: Didactief, Van 12 tot 18, Talent, HJK, de wereld van het jonge kind, Jeugd in school en wereld, Volgens Bartjens, Zone, Praxisbulletin, JSW, Plein Primair, Vives, 4W Weten Wat Werkt en Waarom, Profiel, Back Stage, Lezen, EDventure. Publicaties in de organen en op de websites van koepelorganisaties en onderwijsvakbonden. Berichten in de NRO-nieuwsbrief: deze worden gelezen door vertegenwoordigers van organisaties die actief zijn in het onderwijs; zij verspreiden de berichten weer onder hun eigen achterban, onder meer door publicatie op hun websites en in hun nieuwsbrieven. Berichten via de twitterkanalen van het NRO, van NWO MaGW en van de betrokken onderzoeksinstelling. Het NRO verkent de mogelijkheden om behalve twitter ook andere sociale media in te zetten voor de brede verspreiding van onderzoeksresultaten (Facebook, Linkedin, Youtube). > Kamervragen MBO dreigt te verschoolsen Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) in Nederland raakt te ver af van de beroepspraktijk. Die conclusie trok prof Loek Nieuwenhuis op grond van internationaal literatuuronderzoek in 2012, gefinancierd door NWO. Dagblad Trouw nam een interview af met Nieuwenhuis. De gratis krant Spits pakte onder de kop Monteur voor de klas uit met een vraaggesprek op de voorpagina. In het NOS 8 Radio 1 Journaal mocht Nieuwenhuis zijn aanbevelingen geven. Naar aanleiding van de publiciteit stelde PvdA-Kamerlid Tanja Jadnanansing Kamervragen over het onderwerp. De vragen werden met hulp van Nieuwenhuis beantwoord. Verder verscheen er een interview op ScienceGuide en kwamen de onderzoeksresultaten terecht op specialistische websites, Werkplekleren. net, Beleidsonderzoek, Vakgilde, SOS Vakmanschap Samenwerkende Organisaties Specialistisch Vakmanschap, en Het Nieuwe Beroepsonderwijs.

9 Ad 3) Producten Mogelijk lenen de uitkomsten van het ProBO-project zich voor vertaling in een concreet, toegankelijk product, bedoeld voor bijvoorbeeld onderwijsinstellingen. Gedacht kan worden aan een handreiking, een korte instructiefilm of een checklist. Deze producten kunnen breed verspreid worden door in de publicaties, in de samenvattingen, in (pers)berichten en artikelen, een verwijzing op te nemen naar een website waar het product gratis te raadplegen, te downloaden of op te vragen is. Het NRO verwacht van uitvoerders dat zij bijdragen aan het bedenken, voorbereiden en realiseren van dit eventuele product. Het NRO kan adviseren en ondersteunen. Het is ook mogelijk dat andere organisaties die zich bezighouden met het overdragen van onderwijsonderzoek, ondersteunen bij het maken van een toegankelijk product. Zo kunnen medewerkers van Leraar24 bijvoorbeeld helpen bij het maken van een instructiefilm. De producten worden gefinancierd uit het budget dat binnen het onderzoeksproject is gereserveerd voor kennisbenutting. Training Het NRO verzorgt een keer per jaar een training van een dag voor een groep van maximaal 15 onderzoekers. Tijdens deze training leren onderzoekers hoe zij hun onderzoek op een toegankelijke en overtuigende manier kunnen presenteren aan diverse doelgroepen, hoe contact gelegd kan worden met de media en hoe het NRO onderzoekers kan helpen om resultaten in de publiciteit te brengen en over te dragen. Een aantal maanden voordat de training wordt georganiseerd, krijgen onderzoekers een uitnodiging. De training is niet verplicht en is bedoeld om onderzoekers te ondersteunen bij hun kennisbenuttingsactiviteiten. 9 voorbeeld Stimuleren van de taalontwikkeling van peuters en kleuters Peuters en kleuters die al vroeg gebruik leren maken van zogenoemde academische taal komen later tot betere schoolprestaties. Dat blijkt uit het door NWO gefinancierde promotieonderzoek van Lotte Henrichs (2010). Peuterleidsters, kleuterjuffen en ouders moeten jonge kinderen daarom met complexere taal confronteren dan nu vaak gebeurt. Academische taal is onder meer het gebruik van samengestelde zinnen en het introduceren van nieuwe woorden. Deze taal stelt kinderen in staat instructies te begrijpen en op een efficiënte manier hun kennis te laten zien. Lotte Henrichs schreef in het vakblad Het Jonge Kind een artikel over de uitkomsten van haar onderzoek, met praktische tips. Verder werden Henrichs aanbevelingen op toegankelijke wijze overgedragen in een filmpje op Leraar24. In deze video toont een leerkracht hoe kleuters kennis kunnen maken met schooltaal ( Door het verspreiden van een persbericht verscheen het onderzoek van Lotte Henrichs in verschillende algemene media, zoals de Volkskrant, Nu.nl en het Algemeen Dagblad en in het vakblad Didactief.

10 10 3 Gericht overdragen aan specifieke doelgroepen In hoofdstuk 1 is beschreven hoe het NRO en onderzoekers proberen te bevorderen dat de primaire doelgroep van beleidsmakers de kennis uit ProBO-projecten benut. Hoofdstuk 2 beschrijft hoe brede verspreiding van onderzoeksresultaten ertoe kan leiden dat ook (grote) andere doelgroepen de kennis uit ProBO-projecten benutten. In dit hoofdstuk bespreken we het bereiken van (kleine) specifieke doelgroepen. Uitvoerders kunnen kleine, specifieke doelgroepen het beste bereiken door het gericht, eventueel zelfs persoonlijk overdragen van resultaten. Dit begint met de vraag: welke organisatie of instelling zou in het bijzonder kennis moeten nemen van de uitkomsten van het onderzoek; voor wie of voor welke groep professionals zijn de onderzoeksresultaten bij uitstek relevant? Deze vraag kan in alle fasen van het onderzoek gesteld worden en zal aan de orde komen in het startgesprek, in het overleg over voortgang en kennisbenutting en in het gesprek over de uitvoering van het plan van aanpak kennisbenutting. Als een specifieke doelgroep wordt geïdentificeerd, kan een eerste stap zijn: telefonisch of via contact leggen om vrijblijvend te informeren of er bij de genoemde partij inderdaad belangstelling bestaat voor het onderzoek. Het is zaak om de juiste contactpersoon te pakken te krijgen. Vervolgens kan een korte samenvatting van het onderzoeksvoorstel of de onderzoeksresultaten worden opgestuurd. Mogelijk kunnen bij de onderzoeksresultaten ook al aanbevelingen voor toepassing in beleid en praktijk worden genoemd. Vervolgens kan samen met de contactpersoon besproken worden hoe de resultaten bij de specifieke doelgroep terecht kunnen komen. De beleidsmedewerker kennisbenutting van het NRO kan hierbij helpen. >

11 Gedacht kan worden aan: Het geven van een presentatie of workshop. Het opstellen van een factsheet met puntsgewijs de aanbevelingen voor de betreffende organisatie of instelling. Het organiseren van een minisymposium. Een op een gesprekken met een directeur of beleidsverantwoordelijke. De activiteiten en mogelijke producten worden gefinancierd uit het budget dat binnen het onderzoeksproject is gereserveerd voor kennisbenutting. Als dit bedrag onvoldoende blijkt, is het mogelijk om na overleg met het NRO onder bepaalde voorwaarden extra financiering aan te vragen bij het NRO voor kennisbenuttingsactiviteiten. Voorwaarde is dat een partner in beleid of praktijk bereid is bij te dragen, financieel of in natura (inzet van mankracht, beschikbaar stellen van ruimtes of materialen). Deze partner is bij voorkeur de organisatie waarvoor de extra kennisbenuttingsactiviteit bedoeld is. De activiteiten worden zoveel mogelijk door onderzoekers en een vertegenwoordiger uit de groep (toekomstige) gebruikers voorbereid, ontwikkeld en uitgevoerd. Ten slotte Gedurende de looptijd van het onderzoek kunnen uitvoerders altijd contact opnemen met de beleidsmedewerker kennisbenutting van het NRO en de secretaris van de ProBO om te overleggen over kennisbenutting. Bijvoorbeeld als het onderzoek een fase bereikt waarin afstemming met of presentaties aan beleidsambtenaren gewenst is. Bekeken kan worden of tussentijdse gesprekken of bijeenkomsten mogelijk zijn. 11 voorbeeld Training voor ouders van delinquente jongeren Ouders van delinquente jongeren die hun kinderen weer op het rechte pad willen krijgen, moeten vooral veel met hen praten. Adolescentie-psycholoog Loes Keijsers van de Universiteit Utrecht verbeterde samen met het expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling (JSO) een training door deze inzichten te verwerken. Onder anderen hulpverleners van bureau Jeugdzorg passen deze verbeterde training sinds 2012 toe. Het door NWO gefinancierde promotieonderzoek van Keijsers lag aan de basis van de training. In dit onderzoek toonde Keijsers in 2011 aan dat ouders die ervoor zorgen dat hun kinderen spontaan dingen vertellen en weinig geheim houden, bijdragen aan vermindering van strafbaar gedrag. Door deze nieuwe wetenschappelijke inzichten te vertalen naar praktische materialen, zoals animaties en discussieposters, voor het opvoedprogramma, kunnen we ouders nog beter helpen om verdere escalatie van het probleemgedrag van hun kinderen te voorkomen, aldus Keijsers. Dagblad Trouw publiceerde een interview met Keijsers over de nieuwe training. Tevens verscheen het NWO-persbericht over de training op diverse relevante websites, zoals het Centrum Criminaliteitspreventie en Veiligheid, het Trimbos Instituut en in de nieuwsbrief van het Nederlands Jeugdinstituut. In 2013 bracht Keijsers een populairwetenschappelijk boek uit: Waarom tieners zo irritant kunnen zijn. En hoe je daar als ouder mee kunt leren leven (Lannoo Campus). Hierin geeft ze praktische tips en toegankelijke informatie voor alle ouders met pubers.

12 Contactgegevens Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) Postadres: Postbus 93461, 2509 AL Den Haag Bezoekadres: Laan van Nieuw Oost Indië 300, 2593 CE Den Haag Website: Maya Wijnen, secretaris ProBO Marion Stenneke, beleidsmedewerker kennisbenutting Annemarijke Jolmers, voorlichter