Regeling individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning Gemeente Den Haag 2007

Transcriptie

1 Regeling individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning Gemeente Den Haag 2007 Het college, gelet op - artikel 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) - de Verordening individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag besluit vast te stellen het volgende: Regeling individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag. Hoofdstuk 1. Algemeen 1.1 Begripsbepalingen In deze Regeling wordt verstaan onder: a. Verordening: de Verordening individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag b. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag. c. Kortdurend verblijf: tijdelijk verblijf gedurende gemiddeld niet meer dan twee etmalen per week, in een AWBZ-instelling of een daarmee te vergelijken woonvorm, waarbij de intentie is om terug te keren naar het woonadres. d. Peiljaar: het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de aanvraag om een voorziening in het kader van de Verordening wordt gedaan. e. Voorziening in natura: een voorziening als genoemd in artikel 1.1 onder k van de verordening. f. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag als genoemd in artikel 1.1 onder l van de verordening. g. Bruto-persoonsgebonden budget: het persoonsgebonden budget inclusief de eigen bijdrage. h. Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming als genoemd in artikel 1.1 onder m van de verordening. i. Beschikking: een besluit van het college op een aanvraag voor een voorziening gedaan in het kader van de Verordening. j. Budgethouder: een persoon als genoemd in artikel 1.1 onder q van de verordening. k. Eigen bijdrage: een bijdrage als genoemd in artikel 1.1 onder j van de verordening. l. Woonwagen: een wagen als bedoeld in artikel 1.1 onder u van de verordening. m. Woonschip: een vaartuig als bedoeld in artikel 1.1. onder v van de verordening. n. Woningsanering: het verwijderen van het gestoffeerde interieur in een woning. o. Korte afstand: afstand die wordt afgelegd binnen de directe omgeving van de woning. p. (Middel)lange afstand: afstand die wordt afgelegd buiten de directe omgeving van de woning. q. Collectief systeem van aanvullend vervoer: vervoer als bedoeld in artikel 1.1 onder x van de verordening. r. Goedkoopst-adequaat: zoveel mogelijk, dan wel geheel, het probleem met betrekking tot maatschappelijke participatie oplossend en tegelijkertijd zo min mogelijk kosten met zich meebrengend. s. Programma van eisen: het geheel van eisen waaraan een te verstrekken woon-, vervoers-, of rolstoelvoorziening aan moet voldoen. t. Huishoudelijke verzorging: hulp bij het huishouden als bedoeld in de verordening. 1.2 Samenhangende afstemming.

2 Om de verlening van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager, wordt bij de behandeling van de aanvraag aandacht besteed aan: - de algemene gezondheidstoestand (meer specifiek het fysiek, psychisch en sociaal functioneren) van de aanvrager; - de beperkingen die de aanvrager op het gebied van maatschappelijke participatie ondervindt; - de woning en de woonomgeving van de aanvrager; - de vervoersbehoefte van de aanvrager. 1.3 Onderdelen van de beschikking In de beschikking op een aanvraag voor een individuele voorziening wordt ten minste vermeld: - op welke voorziening de beschikking betrekking heeft; - de geldigheidsduur van de beschikking; - de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen in verband met het verkrijgen van de voorziening; - de motivering voor verstrekking dan wel afwijzing van de voorziening; - de bezwaar- en beroepsmogelijkheid. Hoofdstuk 2. Huishoudelijke verzorging 2.1 Algemene omschrijving De door het college te verstrekken voorziening voor huishoudelijke verzorging kan bestaan uit: a. een voorziening in natura; b. een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget. 2.2 Naturavoorziening of persoonsgebonden budget Het college verstrekt de voorziening huishoudelijke verzorging naar keuze van de aanvrager in de vorm van een netto-persoonsgebonden budget of in de vorm van een naturavoorziening. 2.3 Categorieën huishoudelijke verzorging De voorziening huishoudelijke verzorging is onder te verdelen in twee soorten hulp: 1. Huishoudelijke verzorging categorie 1: huishoudelijke werkzaamheden. Dit omvat het geheel of gedeeltelijk overnemen van activiteiten op het gebied van verzorging van het huishouden. Dit betreft schoonmaakwerkzaamheden, verzorging van kleding/linnengoed, het doen van dagelijkse boodschappen, verrichten van hand- en spandiensten ten behoeve van het huishouden. 2. Huishoudelijke verzorging categorie 2: huishoudelijke werkzaamheden, aangevuld met organisatie van het huishouden en hulp bij een ontregeld huishouden. Dit omvat de activiteiten uit categorie 1, aangevuld met instructie, advies en voorlichting gericht op het huishouden, ondersteuning bij de dagelijkse organisatie van het huishouden en de opvang en verzorging van kinderen. 2.4 Vaststelling omvang van de voorziening 1. Bij toekenning van een voorziening huishoudelijke verzorging categorie 1 of 2 in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget, wordt de huishoudelijke verzorging uitgedrukt in het aantal uren. 2. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging bedraagt per uur 11,51 voor huishoudelijke verzorging van categorie 1 en 18,41 per uur voor huishoudelijke verzorging van categorie 2.

3 2.5 Inhoud van de beschikking toekenning huishoudelijke verzorging 1. Indien de huishoudelijke verzorging in natura wordt toegekend, bevat de beschikking ten minste de periode waarvoor de voorziening is toegekend, de betreffende categorie huishoudelijke verzorging en het aantal te ontvangen zorguren. 2. Indien de huishoudelijke verzorging in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt toegekend, bevat de beschikking tenminste de periode waarvoor de voorziening wordt toegekend, de betreffende categorie huishoudelijke verzorging, het aantal toegekende zorguren, de hoogte van het op basis daarvan berekende persoonsgebonden budget en de hoogte van de verschuldigde eigen bijdrage. 2.6 Periode waarin recht bestaat op de voorziening 1. Een voorziening huishoudelijke verzorging in natura dan wel een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging, wordt verleend voor een periode die: a. niet eerder aanvangt dan de dag, met ingang waarvan de aanvrager volgens de beschikking op de voorziening is aangewezen en b. eindigt met ingang van de dag, waarop de beschikking zijn geldigheidsduur verliest. 2.7 Uitbetaling persoonsgebonden budget Het college keert het persoonsgebonden budget vooraf in termijnen uit aan de aanvrager. De termijn van uitbetaling bedraagt: a. een jaar, indien het tot een jaarbedrag herleide budget of minder bedraagt; b. een half jaar, indien het tot een jaarbedrag herleide budget of minder, maar meer dan bedraagt; c. een kwartaal, indien het tot een jaarbedrag herleide budget of minder, maar meer dan bedraagt; d. een maand, indien het tot een jaarbedrag herleide budget meer dan bedraagt. 2.8 Verantwoording besteding persoonsgebonden budget 1. Het college kan onderzoek doen naar de besteding van het persoonsgebonden budget. 2. Bij dit onderzoek moet de budgethouder een administratie kunnen overleggen waarin is opgenomen: naw-gegevens van de hulpverlener, het aantal gewerkte uren per maand en het uitbetaalde bedrag per maand. 3. Indien uit het onderzoek een onrechtmatige besteding van het persoonsgebonden budget blijkt, kan het college overgaan tot geheel of gedeeltelijk terugvorderen van het persoonsgebonden budget. 2.9 Niet bestede deel van het persoonsgebonden budget Hoogstens 10% van het niet bestede deel van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging in een kalenderjaar, kan meegenomen worden naar het volgende jaar. De periode waarvoor de beschikking is afgegeven dient dan wel in meer dan één kalenderjaar gelegen te zijn Verblijf in een instelling 1. Het college weigert de verlening van een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging, indien de aanvrager op de dag waarop de aanspraak zou aanvangen, in een instelling als bedoeld in de AWBZ of de Zorgverzekeringswet zal verblijven, tenzij het gaat om kortdurend verblijf.

4 2. Een beschikking tot verlening van een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging wordt ingetrokken of gewijzigd met ingang van de dag, waarop de aanvrager langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de AWBZ of de Zorgverzekeringswet; Hoofdstuk 3. De eigen bijdrage bij huishoudelijke verzorging 3.1 Totstandkoming eigen bijdrage 1. De verschuldigde eigen bijdrage is afhankelijk van het norminkomen, leeftijd en huwelijkse staat. 2. a. Het norminkomen bedraagt voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar ,- b. Het norminkomen bedraagt voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder ,- c. Het norminkomen bedraagt voor gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar ,- d. Het norminkomen bedraagt voor gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn ,- 3. Bij ministeriële regeling worden de bedragen genoemd in het tweede lid gewijzigd aan de hand van de ontwikkelingen van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag. 4. De eigen bijdrage per vier weken bedraagt nooit meer dan het door de zorgverlener vastgestelde tarief van de voorziening. 3.2 Omvang eigen bijdrage 1. De verschuldigde eigen bijdrage bedraagt a. voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar met een norminkomen niet meer dan 16,60 per vier weken; b. voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder met een norminkomen niet meer dan 16,60 per vier weken; c. voor gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar met een norminkomen niet meer dan 23,80 per vier weken; d. voor gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn met een norminkomen niet meer dan 23,80 per vier weken. 2. Voor alle personen genoemd in het eerste lid geldt dat indien het inkomen meer bedraagt dan het norminkomen de verschuldigde eigen bijdrage wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn (gezamenlijke) inkomen en het norminkomen. 3. De berekende bedragen worden naar beneden afgerond op een veelvoud van 0,2. 4. Bij ministeriële regeling worden de bedragen van 16,60 en 23,80 als bedoeld in het eerste lid jaarlijks gewijzigd aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie. De afronding als bedoeld in het derde lid wordt buiten beschouwing gelaten. 3.3 Berekening inkomen 1. Het inkomen, bedoeld in het artikel 3.2, tweede lid, bestaat uit het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde persoon dan wel de gehuwden personen tezamen, en bedraagt: a. indien met betrekking tot het peiljaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, in het peiljaar;

5 b. in de overige gevallen: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, in het peiljaar. 2. Inkomen dat in het buitenland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen. 3. In afwijking van het eerste lid vindt op aanvraag van de persoon aan wie een voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning is verleend een voorlopige vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen plaats, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het inkomen in het lopende jaar ten minste 1816,- lager zal zijn dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid. 4. Indien het derde lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar definitieve vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen over dat jaar plaats. Indien daarbij blijkt dat het bijdrageplichtig inkomen minder dan 1816 lager is geweest dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid, vindt definitieve vaststelling plaats overeenkomstig het eerste lid. 3.4 Wijziging burgerlijke staat Voor de toepassing van de artikelen 3.1 en 3.2 wordt een wijziging in de burgerlijke staat van de ongehuwde persoon of gehuwde personen en het bereiken van een van belang zijnde leeftijd van een van deze personen in aanmerking genomen met ingang van de datum waarop die wijziging plaatsvindt. Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen 4.1 Naturavoorziening of persoonsgebonden budget Het college verstrekt een woonvoorziening, behoudens een financiële tegemoetkoming als genoemd in artikel 4.4, 4.12 en 4.13, naar keuze van de aanvrager in de vorm van een persoonsgebonden budget of in de vorm een naturavoorziening. 4.2 Programma van eisen Indien een woonvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, dient de woonvoorziening die de budgethouder inkoopt te voldoen aan het door het college op te stellen programma van eisen. Het programma van eisen is gebaseerd op het ergonomisch advies. 4.3 Bouwkundige of woontechnische woonvoorziening 1. De door het college te verstrekken woonvoorziening als genoemd in artikel 4.2 onder b van de verordening kan de volgende onderdelen omvatten: a. de aanneemsom waarin begrepen de loonkosten voorzover de voorziening niet in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, de materiaalkosten voor het treffen van de voorziening en de risicoverrekening (RWU 1991) tot het einde van de werkzaamheden; b. het architectenhonorarium, voorzover noodzakelijk is dat een architect wordt ingeschakeld, tot ten hoogste 10% van de aanneemsom; c. de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom; d. de leges voorzover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening; e. de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting; f. renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen; g. de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking

6 tot het verrichten van de aanpassing; h. de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening; i. de administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de gehandicapte, met dien verstande dat 10% van de aanpassingskosten met een maximum van 478,- wordt vergoed. 2. Een woonvoorziening als genoemd in artikel 4.2 onder b van de verordening, waarvan de kosten gelijk zijn aan of hoger dan wordt niet verleend, tenzij een weigering van die voorziening, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard. 4.4 Onderhoud, keuring en reparatie 1. Voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie kan een financiële tegemoetkoming worden verleend, mits deze kosten een in het kader van de verordening, dan wel de Verordening voorzieningen gehandicapten 1994 verstrekte voorziening betreft en ten tijde van het onderhoud, de keuring of de reparatie de aanvrager de woonruimte als hoofdverblijf bewoont; dit artikel is mede van toepassing op de woning die logeerbaar is gemaakt in het kader van de verordening. 2. De tegemoetkoming als genoemd in het vorige lid wordt vastgesteld aan de hand van de werkelijke kosten. 4.5 Uitbetaling woonvoorziening Een persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening als genoemd in artikel 4.2 onder b van de verordening dan wel een financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als genoemd in artikel 4.4 wordt verleend aan de eigenaar van de woonruimte, tenzij de eigenaar en de aanvrager schriftelijk anders zijn overeen gekomen. 4.6 Hoogte van het persoonsgebonden budget Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening. Ter beoordeling aan het college wordt dat bedrag verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie. 4.7 Verzekering van de voorziening Een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt slechts verleend, indien de getroffen voorziening naar het oordeel van het college toereikend is verzekerd. 4.8 Aanvang werkzaamheden en inzicht in woonruimte Het college verstrekt slechts een woonvoorziening als genoemd in artikel 4.2 onder b van de verordening en in afwijking op artikel 1.2 lid 2 onder h van de verordening indien: a. niet eerder dan zes maanden voorafgaand aan de aanvraag een begin is gemaakt met de werkzaamheden waarop de voorziening betrekking heeft en de hoogte van de woningaanpassingen 1500,- of lager is. Tevens dient de woningaanpassing voorkomen op de lijst genormeerde aanpassingen die als bijlage 2 is toegevoegd aan deze Regeling; b. niet reeds een begin met de werkzaamheden, waarop de woonvoorziening betrekking heeft, is gemaakt zonder toestemming van het college en de hoogte van de woningaanpassingen meer dan 1500,- bedraagt; c. de door het college aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht; d. de door het college aangewezen personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woonvoorziening. 4.9 Gereedmelding

7 1. Uiterlijk binnen 3 maanden na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een woonvoorziening als genoemd in artikel 4.2 onder b van de verordening, verklaart de eigenaar van de betreffende woonruimte aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid; 2. De gereedmelding bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een daartoe door het college beschikbaar gesteld formulier plus een definitieve factuur. 3. Het college stelt een woonvoorziening als genoemd in artikel 4.2 onder b van de verordening definitief vast, indien zij instemt met de in lid 1 genoemde werkzaamheden en de in het vorige lid genoemde factuur. 4. Diegene aan wie de woonvoorziening wordt verstrekt, dient gedurende een periode van 3 jaar alle facturen en betalingsbewijzen met betrekking tot de in lid 1 genoemde werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden Vaststelling van het persoonsgebonden budget 1. Na ontvangst van de in het vorige artikel genoemde gereedmelding en factuur beslist het college omtrent de definitieve vaststelling van het persoonsgebonden budget. 2. Het college doet de aanvrager hiervan mededeling Beperkingen in de verlening van woonvoorzieningen 1. Het college verleent slechts een persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening als genoemd in artikel 4.2 onder b van de verordening, indien door de eigenaar-bewoner in de financiering van het niet door het budget gedekte deel van de voorziening is voorzien en in geval van verhuur van de woning er tussen verhuurder en huurder overeenstemming bestaat over de eventuele huurverhoging. 2. De beschikking tot toekenning van een voorziening als bedoeld in artikel 4.2 onder b van de verordening heeft een geldigheidsduur van 1 jaar, binnen welke termijn de voorziening moet zijn gerealiseerd Verhuiskostenvergoeding 1. Het bedrag van de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als genoemd in artikel 4.2 onder a van de Verordening bedraagt 2396,-. 2. In uitzondering op artikel 1.2 lid onder h van de verordening kan de verhuiskostenvergoeding met terugwerkende kracht tot zes maanden voor de aanvraagdatum worden verstrekt Kosten in verband met tijdelijke huisvesting Het bedrag voor de financiële tegemoetkoming in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting als genoemd in artikel 4.10 van de verordening, wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten, tot de maximale huurprijsgrens als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag Woonvoorzieningen ten behoeve van gemeenschappelijke ruimten Behoudens het bepaalde in artikel 4.6 in de verordening kan het college een persoonsgebonden budget voor de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte verlenen, indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de aanvrager ontoegankelijk blijft: a. het verbreden van toegangsdeuren; b. het aanbrengen van electrische deuropeners;

8 c. aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel); d. drempelhulpen of vlonders; e. het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning; f. een opstelplaats voor een rolstoel of een scootmobiel bij de toegangsdeur van het woongebouw; g. trap-, plateau- of zweeflift ten behoeve van het bereiken van een portiekwoning inclusief het aanbrengen van een toegangsdeur ter afsluiting van de gemeenschappelijke ruimte Woonwagens Het college verleent slechts een woonvoorziening als genoemd in artikel 4.2 onder b van de verordening indien: a. de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal 5 jaar is en b. de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt; c. de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag bij de gemeente op de standplaats stond en d. de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een huisvestingsvergunning als bedoeld in de Huisvestingswet Woonschepen Het college verleent slechts een woonvoorziening als genoemd in artikel 4.2 onder b van de verordening, indien a. de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is en b. het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen; c. het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag bij de gemeente op de ligplaats lag en d. de hoofdbewoner van een woonschip in het bezit is van een huisvestigingsvergunning als bedoeld in de Huisvestingswet Kosten in verband met woningsanering ten gevolge van allergie 1. Het college kan een financiële tegemoetkoming voor de kosten van woningsanering ten gevolge van allergie toekennen voor vervanging van de volgende artikelen: - vloerbedekking; - overgordijnen; - vitrage. Uitsluitend artikelen in de woonkamer, één slaapkamer, de gang en de keuken komen voor een vervanging in aanmerking. 2. De normbedragen voor de in het vorige lid bedoelde voorziening zijn opgenomen in bijlage 1 van deze regeling. 2. Bij de vaststelling van de hoogte van het normbedrag wordt de ouderdom van de te vervangen artikelen in aanmerking genomen. 3. Voor een artikel dat ouder is dan 8 jaar wordt geen vergoeding toegekend. Hoofdstuk 5. De eigen bijdrage bij voorzieningen van bouwkundige of woontechnische aard

9 5.1 Eigen bijdrage Voor een woonvoorziening van bouwkundige of woontechnische aard is een eigen bijdrage verschuldigd, indien: a. de kosten van de voorziening meer bedragen dan 2883,- én b. het verzamelinkomen van de aanvrager meer bedraagt dan tweemaal de van toepassing zijnde bruto bijstandsnorm. 5.2 Berekening eigen bijdrage 1. Voor de berekening van de eigen bijdrage wordt uitgegaan van het verzamelinkomen in het peiljaar, van het totale huishouden waartoe de aanvrager behoort. 2. De eigen bijdrage bedraagt maximaal 4% van de ruimte in het inkomen, waarbij de ruimte in het inkomen bepaald wordt door het verschil tussen het verzamelinkomen van de aanvrager en tweemaal de van toepassing zijnde bruto bijstandsnorm. 3. Voorzover de in het vorige lid genoemde ruimte in het inkomen de kosten van de voorziening overstijgen, bedraagt de eigen bijdrage niet meer dan de kosten van de voorziening. 5.3 Inning eigen bijdrage 1. Indien de voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt dan wordt de eigen bijdrage in mindering op het persoonsgebonden budget gebracht. 2. Indien een aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd is, kan gedurende een periode van negenendertig maal vier weken een eigen bijdrage in rekening worden gebracht. Hoofdstuk 6. Vervoersvoorzieningen 6.1 Naturavoorziening of persoonsgebonden budget Het college verstrekt een vervoersvoorziening, uitgezonderd de financiële tegemoetkomingen in de kosten voor vervoer als genoemd in artikel 6.5 lid 2 onder b, h tot en m alsmede artikel 6.5 lid 3 onder a en b, naar keuze van de aanvrager in de vorm van een persoonsgebonden budget of in de vorm van een naturavoorziening. 6.2 Collectief aanvullend vervoer Voor het collectief aanvullend vervoer wordt vanwege bezwaren van overwegende aard, geen persoonsgebonden budget verstrekt. Deze voorziening wordt uitsluitend in natura aangeboden. 6.3 Bepaling omvang persoonsgebonden budget Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening. Ter beoordeling aan het college wordt dat bedrag verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie. 6.4 Programma van eisen Indien een vervoersvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, dient de vervoersvoorziening die de budgethouder inkoopt te voldoen aan het door het college afgegeven programma van eisen. 6.5 Soorten vervoersvoorzieningen

10 1. De door het college te verstrekken vervoersvoorziening voor korte afstanden kan bestaan uit: a. een scootmobiel (maximaal 15 km/uur) b. aanschaf of gebruik van een driewiel- of rolstoelfiets; c. aanschaf of gebruik van een ander vervoermiddel, mits dit niet algemeen gebruikelijk is en voldoet aan het principe van goedkoopst-adequaat; 2. De door het college te verstrekken vervoersvoorziening voor (middel)lange afstanden kan bestaan uit: a. gebruik van een collectief systeem van aanvullend, al dan niet openbaar, vervoer; b. een tegemoetkoming in de kosten van vervoer buiten Den Haag, maar binnen de regio Haaglanden, mits gereisd wordt met Regiotaxi Haaglanden; c. een al dan niet aangepaste open buitenwagen; d. een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen; e. een al dan niet aangepaste auto; f. een hulpmiddel voor jeugdigen; g. een ander vervoermiddel dan wel een andere vervoersvoorziening dan genoemd onder a tot en met f, mits dit niet algemeen gebruikelijk is en voldoet aan het principe van goedkoopstadequaat; h. een financiële tegemoetkoming in de kosten van gebruik van een taxi, dan wel vervoer door een derde; i. een financiële tegemoetkoming in de kosten voor het gebruik van een rolstoeltaxi of ligtaxi; j. een financiële tegemoetkoming in de kosten voor het gebruik van een eigen auto, dan wel gebruik van een auto van een huisgenoot; k. een financiële tegemoetkoming in de kosten voor het gebruik van een bruikleenauto; l. een financiële tegemoetkoming in de kosten voor gebruik van een open of gesloten buitenwagen; m. een financiële tegemoetkoming in de kosten voor aanpassing van een eigen auto of ander eigen vervoermiddel; 3. De door het college te verstrekken overige vervoersvoorziening kan bestaan uit: a. begeleidingskosten; b. vergoeding van de kosten voor een parkeervoorziening in verband met een handicap. 6.6 Financiële tegemoetkomingen 1. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen bedraagt per jaar maximaal voor: a. taxivervoer 834,- b. rolstoeltaxivervoer 2492,- c. eigen vervoer of vervoer door derden niet vallend onder a. en b. 834,- d. bruikleenautovervoer 546,- e. vervoer door middel van open of gesloten buitenwagen 546,- f. begeleidingskosten 290,- 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van aanpassing van een eigen auto of ander eigen vervoermiddel bedraagt 2524,- 3. In afwijking van het vorige lid kunnen de kosten van aanpassing van een eigen auto of ander eigen vervoermiddel die meer bedragen dan 2524,- vergoed worden, indien er een medische noodzaak voor het gebruik van de eigen auto of ander eigen vervoermiddel bestaat.

11 2. Indien de in lid 1 onder a tot en met f vermelde voorziening voor korter dan een jaar wordt verleend, wordt het aldaar vermelde bedrag evenredig verminderd. 3. De financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen als genoemd in lid 1 onder a tot en met e wordt uitgekeerd op basis van bevoorschotting en van periodiek in te dienen declaraties door middel van een hiertoe door het college verstrekt formulier. 4. De gebruiker van het collectief aanvullend vervoer heeft recht op eenmalig 10 gratis ritten. 6.7 Het recht op een vervoersvoorziening 1. Afhankelijk van de vervoersbehoefte van de aanvrager kunnen de in artikel 6.5 lid 1 genoemde voorzieningen in aanvulling op de voorzieningen genoemd bij artikel 6.5 lid 2 worden verstrekt, voorzover de vervoersbehoefte van de aanvrager niet met één vervoersvoorziening te dekken is. 2. Een persoon met beperkingen kan voor één of meerdere vervoersvoorzieningen als vermeld bij artikel 6.5 lid 2 onder c tot en met m in aanmerking worden gebracht, indien aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 6.5 lid 2 onder a onmogelijk maken. 3. Afhankelijk van de beperkingen van de aanvrager op grond van ziekte of gebrek kan een vervoersvoorziening als genoemd in artikel 6.5 lid 3 onder a in aanvulling op de voorzieningen als genoemd in artikel 6.5. lid 2 onder a, b, h en i worden verstrekt. 6.8 Inkomensgrenzen 1. De grens waarboven vervoersvoorzieningen niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 5.2 van de Verordening, bedraagt ,- voor alleenstaanden en ,- voor een gehuwde aanvrager. 2. De in het vorige lid genoemde beperking geldt niet voor een vervoersvoorziening als genoemd in artikel 6.5 lid 1 onder a en artikel 6.5 lid 2 onder m. 6.9 Aanvragers 80 jaar en collectief aanvullend vervoer Alle personen die ten tijde van de aanvraag tachtig jaar of ouder zijn en waarvan het inkomen beneden het in artikel 6.8 lid 1 gestelde bedrag ligt, komen in aanmerking voor het collectief aanvullend vervoer. Aan hen worden geen aanvullende voorwaarden gesteld. Artikel 6.2 blijft onverminderd van toepassing Meereizenden Een aanvrager die in aanmerking komt voor het collectief aanvullend vervoer kan zich voor zijn rekening laten vergezellen door één persoon Beperking van vervoersvoorzieningen Geen vervoersvoorziening wordt toegekend indien het kosten betreft die in verband staan met het behalen van een rijbewijs. Hoofdstuk 7 Rolstoelvoorzieningen 7.1 Naturavoorziening of persoonsgebonden budget Het college verstrekt een rolstoelvoorziening, uitgezonderd de financiële tegemoetkoming in de kosten van een sportrolstoel, naar keuze van de aanvrager in de vorm van een persoonsgebonden budget of in de vorm van een naturavoorziening, tenzij er bezwaren van overwegende aard bestaan tegen de verstrekking van een persoonsgebonden budget.

12 7.2 Programma van eisen Indien de rolstoelvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, dient de rolstoelvoorziening die de budgethouder inkoopt te voldoen aan het door het college afgegeven programma van eisen. 7.3 Soorten rolstoelvoorzieningen De door het college te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit: a. een al dan niet aangepaste elektrisch voortbewogen rolstoel; b. een al dan niet aangepaste handbewogen rolstoel of duwwandelwagen; c. een electrisch of handmatig voortbewogen duwwandelwagen; d. een sportrolstoel; e. onderhoud en reparatie; f. accesoires. 7.4 Bepaling hoogte persoonsgebonden budget Het persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening. Ter beoordeling aan het college wordt dat bedrag verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie. 7.5 Sportrolstoel De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel en het onderhoud daarvan bedraagt 2961,- en wordt eens per drie jaar verstrekt. Hoofdstuk 8. Nadere bepalingen betreffende het persoonsgebonden budget en de eigen bijdrage. 8.1 Evenredige reductie Indien de periode, waarvoor het persoonsgebonden budget is verleend, met ingang van een andere dag dan 1 januari van een kalenderjaar, aanvangt of eindigt, wordt het persoonsgebonden budget voor dat jaar naar evenredigheid berekend. 8.2 Bruto en netto persoonsgebonden budget Het netto persoonsgebonden budget bedraagt het verschil tussen het bruto persoonsgebonden budget en de eigen bijdrage. 8.3 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget 1. Indien het persoonsgebonden budget een doorlopende voorziening betreft, wordt het persoonsgebonden budget uitgekeerd op basis van periodieke betaling. 2. Indien het persoonsgebonden budget een eenmalig aan te schaffen voorziening betreft wordt het persoonsgebonden budget uitbetaald voorafgaand aan de aanschaf van de voorziening door de aanvrager. 8.4 Verantwoording besteding persoonsgebonden budget 1. Indien het persoonsgebonden budget een eenmalig aan te schaffen voorziening betreft, anders dan een voorziening als genoemd in artikel 4.3 van deze Regeling, dient de aanvrager de besteding van het persoonsgebonden budget binnen 30 kalenderdagen na dagtekening van de beschikking te verantwoorden, door middel van het overleggen van een factuur en een bewijs van betaling. 2. Indien een aanvrager de besteding van het persoonsgebonden budget als bedoeld in het vorige lid niet adequaat kan verantwoorden, kan het college het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

13 8.5 Wijziging van omstandigheden De budgethouder deelt het college op verzoek of zo snel mogelijk uit eigen beweging, alle feiten en omstandigheden mee, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verstrekking van het persoonsgebonden budget, dan wel de hoogte daarvan. 8.6 Gronden voor weigering Het college kan de verlening van een persoonsgebonden budget weigeren indien: 1. a. de aanvrager zich in de periode van twee jaar voorafgaand aan het moment van aanvraag niet heeft gehouden aan bij de verstrekking van een eerder persoonsgebonden budget opgelegde verplichtingen. De weigering voor de duur van twee jaar kan verlengd worden tot de levensduur van de voorziening die aangeschaft had moeten worden met het persoonsgebonden budget; b. aanvragers in een financieel hulpverleningstraject van de Gemeentelijke Kredietbank zitten; c. op grond van individuele omstandigheden sprake is van bezwaren van overwegende aard; 2. Het college omschrijft in de af te geven beschikking de redenen voor het weigeren van verstrekking van de voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget. 8.7 Afzien oplegging eigen bijdrage De eigen bijdrage wordt niet opgelegd voor zover: a. binnen twee jaar na aanvang van de maatschappelijke ondersteuning voor de te betalen eigen bijdrage geen beschikking dan wel voorlopige beschikking tot vaststelling van deze bijdrage is verzonden; b. binnen een jaar nadat de aanbieder van de maatschappelijke ondersteuning de naam, het adres en de woonplaats alsmede de omvang van de maatschappelijke ondersteuning heeft aangeleverd bij de op grond van artikel 16 van de Wet maatschappelijke ondersteuning aangewezen rechtspersoon, deze rechtspersoon de naam, het adres en de woonplaats niet heeft teruggevonden in de gemeentelijke basisadministratie. 8.8 Samenloop eigen bijdrage huishoudelijke verzorging en woonvoorziening Indien een aanvrager zowel een eigen bijdrage voor een verstrekking huishoudelijke verzorging als een verstrekking woonvoorziening verschuldigd is, wordt de eigen bijdrage voor huishoudelijke verzorging in mindering gebracht op de draagkracht voor het berekenen van de eigen bijdrage woonvoorziening. Hoofdstuk 9. Overgangs- en slotbepalingen. 9.1 Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in de Regeling als toepassing van de bepalingen uit deze Regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. 9.2 Intrekking Het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten, zoals dat is vastgesteld per 1 januari 2006, wordt ingetrokken. 9.3 Geldigheid beschikkingen Beschikkingen die zijn afgegeven op grond van het in het eerste lid genoemde Besluit blijven van kracht voor tenminste de geldigheidsduur van de beschikking, maar uiterlijk tot een jaar na het van kracht worden van de verordening.

14 9.4 Citeertitel Deze Regeling kan worden aangehaald als Regeling individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning Gemeente Den Haag Ingangsdatum Deze Regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

15 Bijlage I FINANCIËLE TEGEMOETKOMING KOSTEN WONINGSANERING TEN GEVOLGE VAN ALLERGIE Artikelomschrijving afmeting Normbedrag 2007 Deken/dekbed - éénpersoons 150 x ,00 - tweepersoons 190 x ,00 Vloerbedekkinglinoleum per m² 26,50 woonkamer, keuken, gang, toilet Vloerbedekking linoleum slaapkamer per m² 13,25 Overgordijnen breed 1.20 m per mtr. 14,50 Vitrage breed 1.20 m per mtr. 11,25 Bij ouderdom - Tot 2 jaar 100% van het normbedrag. - Tot 4 jaar 75% van het normbedrag. - Tot 6 jaar 50% van het normbedrag. - Tot 8 jaar 25% van het normbedrag.

16 Bijlage II LIJST GENORMEERDE AANPASSINGEN 2007 BESCHRIJVING Norm 2006 incl. BTW Aangepaste raamopener 223,00 Anti-slip coating (tot 5 vierkante meter) 389,00 Badkraan, begrenzer, eenhandel 10 cm 249,50 Badkraan, begrenzer, eenhandel 17 cm 266,00 Badkraan, thermostaat 290,00 Badkraan, thermostaat, eenhandel 15 cm 432,00 Bedpapegaai, plafondmontage 142,00 Bedpapagaai, wandmontage 233,00 Deurautomaat: deurautomaat incl. duw of glij-arm 2.509,00 Deurautomaat: inbouw ontvanger en handzender 135,00 Deurautomaat: Afdekkap voor buitenmontage 278,00 Deurautomaat: sleutelschakelaar op/inbouw (incl. cilinder) 241,00 Deurautomaat: nalevering en instellen van handzender 130,00 Deurautomaat: nalevering van ontvanger, opbouw op bestaande 444,50 Deurontgrendeling: bedieningspunt extra 313,00 Deurontgrendeling: bedieningspunt verpl. 155,50 Dorpel verwijderen en afwerken (binnen) 108,00 Dorpeloploop afschuinen met kunstharstmortel 101,00 Dorpeloploop, hout 88,00 Douchekop op glijstang, lengte 100 cm 134,00 Douchekraan verplaatsen 165,00 Douchekraan, begrenzer, eenhandel 10 cm, 193,00 Douchekraan, begrenzer, eenhandel 10 cm, omstel 244,00 Douchekraan, begrenzer, eenhandel 10 cm, handel in verticaal vlak 197,00 Douchekraan, begrenzer, eenhandel 17 cm 209,00 Douchekraan, begrenzer, eenhandel 17 cm, omstel 261,00 Douchekraan, begrenzer, eenhandel 17 cm, handel in verticaal vlak 212,00 Douchekraan, thermostaat 237,00 Douchekraan, thermostaat, omstel 290,00 Douchekraan, thermostaat, eenhandel 15 cm 378,00 Douchekraan, thermostaat, eenhandel 15 cm, omstel 417,00 Doucheslang 31,00 Douchezitje verwijderen (incl. wand herstellen) 29,00 Douchezitje, meerprijs contraplaat 72,00 Douchezitje, opklapb., dubbele scharn. hulppoot, kunststof 344,00 Douchezitje, opklapbaar, kunststof 247,50 Douchezitje, opklapbaar, rugleuning, armleggers, dubbele scharn. 467,00 Douchezitje, opklapbaar, rugleuning, dubbele schanierende hulppoot, 435,00 kunststof Douchezitje, opklapbaar, rugleuning, kunststof 340,00 Douchezitje, opklapbaar, rugleuning, opklapbare armleggers op statief 698,00 Douchezitje, opklapbaar, rugleuning, opklapbare armleggers, kunststof 372,00 Douchezitje, opklapbaar, rugleuning, opklapbare armleggers, scharn. 437,00 hulppoot Douchezitje, opklapbaar, rugleuning, scharn. hulppoot 406,00 Douchezitje, opklapbaar, scharn. hulppoot, kunststof 313,00 Fonteinkraan, eenhandel 10 cm 136,00 Fonteinkraan, eenhandel 17 cm 154,50 Fonteintje verhangen 114,00 16

17 Fonteintje verwijderen (incl. wand herstellen) 108,00 Gallerij:leuningwerk/balustrade ophogen (per m¹) 73,00 Glijstang plaatsen (100 cm) 84,00 Glijstang verplaatsen (incl. wand herstellen) 31,00 Handzender (zonder ontvanger) 125,00 Keukenkraan (blad), begrenzer, eenhandel 10 cm 271,00 Keukenkraan (blad), begrenzer, eenhandel 17 cm 286,00 Keukenkraan (wand), begrenzer, eenhandel 10 cm 236,00 Keukenkraan (wand), begrenzer, eenhandel 17 cm 251,50 Keukenkraan (wand), thermostaat 335,00 Keukenkraan (wand), thermostaat, eenhandel 10 cm 418,00 Leuning (hout) per meter 44,00 Opklapbare beugel 50 cm 125,00 Opklapbare beugel 60 cm 127,00 Opklapbare beugel 70 cm 129,00 Opklapbare beugel 80 cm 132,00 Opklapbare beugel 90 cm 134,00 Opklapbare beugel meerprijs contraplaat 67,00 Opklapbare beugel meerprijs hulppoot 68,00 Opklapbare beugel meerprijs statief 117,00 Opklapbare beugel meerprijs toiletrolhouder 18,00 Opklapbare beugel verplaatsen 64,00 Radiator verplaatsen 132,00 Schakelaar verplaatsen 145,00 Scooterstalling: verzorgen van het aanvragen bouwvergunning 419,00 Scooterstalling: aanbrengen van straatwerk incl. grond/planten 126,00 Scooterstalling: herstraten van bestaande bestrating, circa 4 m² 303,00 Scooterstalling: scooterstalling metaal, leveren en plaatsen LxBxH 3.689,00 Scooterstalling: scooterstalling beton, leveren en plaatsen LxBxH 3.247,00 Scooterstalling: (ver)plaatsen van de betonnen berging: kraanhuur en 416,00 Scooterstalling: aanleggen van electra 253,00 Scooterstalling: graaf en straatwerk voor electra-leiding (per m¹) 50,50 Scooterstalling: wandcontactdoos, lichtpunt en plankje voor acculader 252,50 Straatwerk: ophogen per m² tot 15 cm hoog ex. opsluitbanden 96,00 Straatwerk: ophogen per m² tot 15 cm hoog incl. opsluitbanden 108,00 Straatwerk: aanbrengen van nieuw straatwerk incl. grond/planten 126,00 Terras ophogen (max. 15 cm) per vierkante meter 58,00 Toilet, hoog reservoir aanbrengen 138,00 Toilet, reservoir verhogen 70,70 Toilet, toiletpot van andere hoogte, incl. bril 410,00 Toiletrolhouder verplaatsen 28,00 Tussentrede verplaatsen 196,00 Vlonders/hellingbanen (per m²) 242,00 Wandbeugel meerprijs contraplaten (2 stuks) 58,00 Wandbeugel verplaatsen 29,00 Wandbeugel verwijderen (incl. herstellen) 28,00 Wandbeugel, 030 cm staalgecoat 63,00 Wandbeugel, 040 cm staalgecoat 65,00 Wandbeugel, 050 cm staalgecoat 67,00 Wandbeugel, 060 cm staalgecoat 68,00 Wandbeugel, 070 cm staalgecoat 70,00 Wandbeugel, 080 cm staalgecoat 72,00 Wandbeugel, 090 cm staalgecoat 73,00 Wandbeugel, 100 cm staalgecoat 76,00 Wandbeugel, 110 cm staalgecoat 85,00 Wandbeugel, 120 cm staalgecoat 89,00 17

18 Wandbeugel, 130 cm staalgecoat 92,00 Wandbeugel, 140 cm staalgecoat 95,00 Wandbeugel, 150 cm staalgecoat 139,00 Wandbeugel, 160 cm staalgecoat 142,00 Wandbeugel, 170 cm staalgecoat 144,00 Wandbeugel, 180 cm staalgecoat 150,00 Wandbeugel, 190 cm staalgecoat 153,00 Wandbeugel, 200 cm staalgecoat 155,00 Wandcontactdoos + plankje (voor opladen accu) 265,00 Wandcontactdoos verplaatsen 145,00 Wasmachineaansluiting aanpassen 145,00 Wasmachinekraan, eenhandel 72,00 Wastafelbeugel, staalgecoat 223,00 Wastafelkraan, begrenzer, eenhandel 10 cm 217,00 Wastafelkraan, begrenzer, eenhandel 17 cm 233,00 Zeepbakje verhangen 28,00 Voorrijkosten 39,00 18

19 Bijlage III FINANCIËLE TEGEMOETKOMING VERVANGING WOONVOORZIENING Keuken, 270 cm Vergoeding Nastelbaar 1652,00 Mechanisch verstelbaar 3974,00 Electrisch verstelbaar 5794,00 Hittebestendig werkblad 311,00 Hoge toiletpot 112,,00 Genoemde bedragen zijn exclusief BTW. 19