Toelichting Regeling individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning gemeente DenHaag

Transcriptie

1 Toelichting Regeling individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning gemeente DenHaag Huishoudelijke verzorging algemeen Huishoudelijke verzorging kan in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) worden verstrekt. Huishoudelijke verzorging in natura houdt in dat de aanvrager een beschikking over de toegekende soort huishoudelijke verzorging en het toegekende aantal uren ontvangt. Daarmee kan de aanvrager naar één van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders, om hen te verzoeken de toegekende zorg aan hem te leveren. Huishoudelijke verzorging in de vorm van een persoonsgebonden budget houdt in dat de aanvrager een geldbedrag krijgt overgemaakt, gebaseerd op de benodigde soort en hoeveelheid zorg. Met dat bedrag kan de aanvrager een zorgverlener naar keuze inhuren. Dat kan een particulier zijn of een zorgaanbieder die niet door de gemeente is gecontracteerd. De gemeente kent twee soorten huishoudelijke verzorging: categorie 1 en 2. Categorie 1 houdt louter het geheel of gedeeltelijk overnemen van huishoudelijke werkzaamheden in. Huishoudelijke verzorging categorie 1 wordt toegekend aan mensen die zelf nog in staat zijn om de regie over het huishouden kunnen voeren en alleen door fysieke beperkingen het huishouden niet kunnen doen. Categorie 2 houdt de werkzaamheden van categorie 1 in en biedt daarnaast ondersteuning bij de organisatie van het huishouden of hulp om een ontregeld huishouden weer op orde te krijgen. Hieronder valt zonodig ook de opvang van kinderen. Toekenning vindt plaats aan mensen waar, eventueel naast fysieke beperkingen, sprake is van sociaal-psychische factoren die henn belemmeren het huishouden te voeren. Als de burger van het college een beschikking ontvangt op een aanvraag huishoudelijke verzorging, staat daarin tenminste de soort huishoudelijke verzorging, het geïndiceerde aantal uren, de ingangsdatum en de einddatum van de voorziening vermeld. De ontvanger van een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging is zelf verantwoordelijk voor een goede besteding van het budget. Hij moet er voor zorgen dat hij de juiste zorg inkoopt bij een zorgverlener. Hij dient een administratie bij te houden waarbij geregistreerd wordt wie de zorg verleent, voor hoeveel uur per maand en voor welk bedrag, gedurende de looptijd van het pgb. De budgethouder mag zelf uitmaken hoe hij deze administratie voert, maar kan daarbij gebruik maken van het door de gemeente beschikbaar gestelde formulier. Dat formulier is te downloaden van en te verkrijgen op de stadsdeelkantoren. Het college kan in individuele gevallen besluiten een onderzoek te doen naar de besteding van het pgb, als het aanwijzingen heeft dat het verstrekte budget niet op de juiste manier is besteed. Bij dat onderzoek moet de budgethouder de bovengenoemde administratie kunnen overleggen. Indien een aanvrager wordt opgenomen in een instelling als bedoeld in de AWBZ of Zorgverzekeringswet op de dag dat het persoonsgebonden budget zou aanvangen, vervalt het recht op dat persoonsgebonden budget, tenzij het gaat om kortdurend verblijf. Bij kortdurend verblijf mag iemand gedurende niet meer dan gemiddeld twee etmalen per week (per jaar) in een instelling verblijven en is het de bedoeling dat men terugkeert naar het woonadres. Wordt de aanvrager aanvankelijk voor kortdurend verblijf opgenomen, maar blijkt uiteindelijk dat hij langer dan twee maanden in een instelling als boven bedoeld moet verblijven, dan vervalt het recht op huishoudelijke verzorging.

2 Eigen bijdrage bij huishoudelijke verzorging In de Algemene Maatregel van Bestuur (Staatsblad 405, 2006) zijn de kaders opgesteld waarbinnen de hoogte van de eigen bijdrage en grondslagen voor de berekening van het inkomen moet worden vastgesteld. Het college heeft er voor gekozen om iedere aanvrager met een inkomen tot 120% van de relevante bijstandsnorm een inkomensonafhankelijke eigen bijdrage op te leggen. Voor aanvragers met een inkomen boven 120% van de voor hen relevante bijstandsnorm geldt daarnaast een inkomensafhankelijke bijdrage. Als de aanvrager heeft gekozen voor zorg in natura dan wordt de eigen bijdrage berekend, opgelegd en geïnd door een daartoe door het ministerie aangewezen rechtspersoon: het CAK-bz. De aanvrager die kiest voor een persoonsgebonden budget krijgt dit netto uitgekeerd. De gemeente berekent een voorlopige eigen bijdrage en houdt deze in op het persoonsgebonden budget. Het CAKbz stelt vervolgens de definitieve eigen bijdrage vast. Daarna stuurt het college een definitieve beschikking over de hoogte van het persoonsgebonden budget en de eigen bijdrage naar de aanvrager. Woonvoorzieningen algemeen Als de burger in aanmerking komt voor een woonvoorziening heeft hij de keuze tussen het ontvangen van de voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget, behalve bij de volgende voorzieningen: - kosten voor onderhoud, keuring en reparatie van een eerder op grond van de Wvg of de Wmo verstrekte individuele voorziening; - de verhuiskostenvergoeding; - kosten in verband met tijdelijke huisvesting; - kosten in verband met woningsanering. Bovengenoemde voorzieningen worden altijd in de vorm van een financiële tegemoetkoming verstrekt. Indien een pgb wordt verstrekt, moet de voorziening die de budgethouder aanschaft voldoen aan de specificaties die door het college worden opgesteld. Onder deze specificaties vallen zaken als soort aanpassing, functie, maatvoering, materiaal e.d. Dit om te waarborgen dat de budgethouder met het pgb de juiste voorziening aanschaft. Bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen Deze voorziening bestaat in feite uit een persoonsgebonden budget voor de verschillende kosten die gemoeid zijn met een woningaanpassing. De verschillende kosten staan in artikel 4.3 genoemd. Het pgb wordt, conform artikel 7 lid 2 van de Wmo, aan de eigenaar van de woonruimte waarop de aanpassing betrekking heeft, uitbetaald. In deze Regeling is de bepaling opgenomen dat daarvan kan worden afgeweken als de eigenaar en de aanvrager schriftelijk anders zijn overeen gekomen. De hoogte van het pgb voor een woningaanpassing wordt vastgesteld aan de hand van een door de woningeigenaar en door het college goedgekeurde offerte. Alleen bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen met een waarde tot en met komen in aanmerking voor vergoeding op grond van de verordening en deze Regeling, tenzij de hardheidsclausule van toepassing is (zie verder). Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de aanvrager om ervoor te zorgen dat de voorziening, waarop het pgb of de financiële tegemoetkoming betrekking heeft, adequaat verzekerd (bijv. een brand- of inboedelverzekering) is. Artikel 4.8 van deze Regeling bevat een uitzondering op het bepaalde in artikel 1.2 lid 2 onder h van de Verordening. Het laatstgenoemde artikel bepaalt namelijk dat er geen voorziening wordt toegekend, indien de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt. Artikel 4.8 van deze Regeling maakt een uitzondering voor bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen, mits deze voorkomen op de Lijst Genormeerde Aanpassingen die als bijlage bij deze Regeling is toegevoegd, en een waarde hebben tot 1.500,-.

3 Bouwkundige en woontechnische woonvoorzieningen moeten binnen 1 jaar gerealiseerd zijn. Nadat de bouwkundige/woontechnische woonvoorziening is voltooid, maakt de woningeigenaar dan wel de budgethouder daarvan binnen 3 maanden melding aan het college, vergezeld van de definitieve factuur. Op basis daarvan stelt het college de definitieve hoogte van het pgb vast. Facturen en betaalbewijzen van de werkzaamheden moeten tot 3 jaar na gereedmelding van de voorziening bewaard worden in verband met een eventuele hercontrole door het college. In deze Regeling zijn naast de woonvoorzieningen van bouwkundige en woontechnische aard een aantal woonvoorzieningen opgenomen die ook al onder de Wvg en de Verordening voorzieningen gehandicapten 1994 werden verstrekt. Hierbij gaat het onder meer om de verhuiskostenvergoeding, kosten voor onderhoud, keuring en reparatie, woningsanering, kosten in verband met tijdelijke huisvesting en woningaanpassingen ten behoeve van gemeenschappelijke ruimten in een woongebouw. Eigen bijdrage bij woonvoorzieningen van bouwkundige of woontechnische aard De aanvrager is een eigen bijdrage verschuldigd voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening, indien de woonvoorziening meer kost dan het artikel 5.2 genoemde bedrag én zijn inkomen uitkomt boven het toetsinkomen als genoemd in artikel 5.3 lid 2. De eigen bijdrage wordt berekend aan de hand van de draagkracht in het inkomen. Die draagkracht is gesteld op 4%. Indien men reeds een eigen bijdrage voor huishoudelijke verzorging betaalt, wordt die bijdrage in mindering gebracht op de draagkracht in het inkomen. De eigen bijdrage wordt in mindering gebracht op het uit te betalen persoonsgebonden budget. Indien een burger een eigen bijdrage verschuldigd is in de kosten van een bouwkundige/woontechnische woonvoorziening, dient eerst duidelijk te zijn hoe in de kosten van de eigen bijdrage wordt voorzien. Pas als dit duidelijk is, kent het college de betreffende woonvoorziening toe. Dit ligt verschillend bij aanvragers die zelf eigenaar zijn van de betreffende woonruimte en aanvragers die huurder zijn van de betreffende woonruimte. In geval van huur ontvangt meestal de woningeigenaar het persoonsgebonden budget. Hij zal de eigen bijdrage bijvoorbeeld via een huurverhoging op de aanvrager moeten verhalen. Aanvragers die zelf eigenaar zijn en dus zelf het budget ontvangen, moeten aantonen dat zij uit eigen middelen kunnen voorzien in de eigen bijdrage. Vervoersvoorzieningen algemeen Vervoersvoorzieningen kunnen in natura, in de vorm van een persoonsgebonden budget of in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De volgende voorzieningen worden altijd als een financiële tegemoetkoming verstrekt: - een tegemoetkoming in de kosten voor het reizen met Regiotaxi - een tegemoetkoming in de kosten voor het reizen per (rolstoel/lig)taxi, vervoer door een derde - een tegemoetkoming in de kosten van gebruik van eigen auto of auto van huisgenoot - een tegemoetkoming in de kosten voor gebruik van bruikleenauto of buitenwagen - een tegemoetkoming in de kosten van een eigen auto of ander eigen vervoermiddel - een tegemoetkoming in de kosten voor begeleiding - een tegemoetkoming in de kosten voor een parkeervoorziening voor gehandicapten Het gebruik van het collectief vervoer (Taxibus) wordt altijd in natura verstrekt. Voor de overige vervoersvoorzieningen biedt de Regeling de keuze tussen een pgb en een naturavoorziening. Collectief vervoer Het collectief vervoer zoals bedoeld in deze Regeling wordt verzorgd door de Taxibus. Het primaat van het collectief vervoer is van toepassing. Dat betekent dat, als de aanvrager verzoekt om een vervoersvoorziening, altijd eerst bekeken wordt of het gebruik van het collectief vervoer een adequate

4 oplossing is voor het vervoerprobleem. Pas als tijdens behandeling van de aanvraag blijkt dat de Taxibus geen adequate oplossing is, komen andere vervoersvoorzieningen in het vizier. Daarbij geldt steeds het principe van goedkoopst-adequaat. Bij alle aanvragers van 80 jaar en ouder en waarvan het inkomen onder de inkomensgrens blijft, wordt niet getoetst of er een medische noodzaak voor de voorziening bestaat. Deze noodzaak wordt verondersteld bij deze groep aanwezig te zijn. Als zij een aanvraag indienen zal deze altijd gehonoreerd worden. Indien een aanvrager in aanmerking komt voor gebruik van het collectief vervoer kan hij voor zijn rekening één persoon meenemen in de Taxibus. Persoonsgebonden budget voor een vervoermiddel Een te verstrekken persoonsgebonden budget voor een vervoermiddel wordt gebaseerd op de waarde van de volgens het college goedkoopst-adequate voorziening. Hierbij hanteert het college de prijzen zoals die door de gecontracteerde leverancier voor bruikleenvoorzieningen worden gehanteerd. Het pgb voor de voorziening kan worden verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie. De voorziening die de aanvrager met zijn pgb aanschaft, dient te voldoen aan de specificaties die door het college zijn opgesteld. Onder deze specificaties vallen zaken als soort voorziening, functie, maatvoering, materiaal e.d. Dit om te waarborgen dat de budgethouder met het pgb de juiste voorziening aanschaft. Bruikleen Als de burger kiest voor een vervoersvoorziening in natura, dan wordt de voorziening in bruikleen verstrekt. In de praktijk zal het gaan om vervoermiddelen als scootmobielen of gesloten buitenwagens. Korte en lange afstand In de Regeling wordt een onderscheid gemaakt tussen vervoersvoorzieningen voor de korte en de lange afstand. Vervoersvoorzieningen voor de korte afstand zijn bedoeld om activiteiten te kunnen ondernemen in de directe omgeving van de woning. Denk hierbij aan boodschappen doen in het nabijgelegen winkelcentrum, bezoek aan de kerk of wijk- en dienstencentrum in de buurt. Doorgaans zal het hierbij gaan om afstanden van ca. 2 km. Vervoersvoorzieningen voor de lange afstanden zijn bedoeld om de vervoersbehoefte te dekken die zich uitstrekt tot buiten de eigen buurt of wijk. Hier kunnen allerlei activiteiten onder vallen, mits het sociaal-recreatief vervoer betreft. Deze twee soorten vervoersvoorzieningen kunnen in aanvulling op elkaar aan een persoon verstrekt worden, indien hij voor beide afstanden een aantoonbare vervoersbehoefte heeft en deze vervoersbehoefte niet met één vervoersvoorziening te dekken is. Er is een mogelijkheid om een andere dan in de Regeling specifiek benoemde voorziening te verstrekken, mits die voorziening als niet-algemeen gebruikelijk te beschouwen is en voldoet aan de voorwaarde van goedkoopst-adequaat. Rolstoelvoorzieningen Alle rolstoelvoorzieningen, behalve de sportrolstoel, kunnen worden verstrekt in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Indien de aanvrager kiest voor een voorziening in natura zal die voorziening doorgaans in bruikleen worden verstrekt via de door de gemeente gecontracteerde leverancier. Een te verstrekken persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening wordt gebaseerd op de waarde van de volgens het college goedkoopst-adequate voorziening. Hierbij hanteert het college de prijzen zoals die door de gecontracteerde leverancier voor bruikleenvoorzieningen worden gehanteerd. Het pgb voor het middel kan worden verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie. Het middel dat de aanvrager met zijn pgb aanschaft, dient te voldoen aan de specificaties die door het college zijn opgesteld. Onder deze specificaties vallen zaken als soort voorziening, functie, maatvoering, materiaal e.d. Dit om te waarborgen dat de budgethouder met het pgb de juiste voorziening aanschaft.

5 Nadere bepalingen betreffende het persoonsgebonden budget en de eigen bijdrage. Indien een pgb voor een eenmalig aan te schaffen voorziening betreft ontvangt de aanvrager het pgb en het overzicht van specificaties waaraan de aan te schaffen voorziening aan moet voldoen. Daarna kan de budgethouder de betreffende voorziening aanschaffen, conform de specificaties die zijn opgesteld door het college. Binnen 30 dagen na dagtekening van de beschikking moet de budgethouder een bewijsstuk overleggen dat hij de betreffende voorziening conform de vereiste specificaties heeft aangeschaft. Budgethouders hebben een informatieplicht. Dat houdt in dat de budgethouder zelf verantwoordelijk is voor het doorgeven van wijzigingen die van invloed kunnen zijn op het recht op een pgb. Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren ten aanzien van bepaalde categorieën aanvragers, maar ook in individuele gevallen. Doel hiervan is het voorkomen van oneigenlijk gebruik van het pgb of om te voorkomen dat een onverantwoorde voorziening wordt aangeschaft.. Indien een aanvrager zowel een eigen bijdrage voor huishoudelijke verzorging als een eigen bijdrage voor een woningaanpassing verschuldigd is, wordt de eigen bijdrage voor huishoudelijke verzorging van de draagkracht, die wordt gehanteerd bij de berekening van de eigen bijdrage voor een woningaanpassing, afgetrokken. Dit om ongewenste cumulatie van eigen bijdragen Wmo te voorkomen. Hardheidsclausule Net als de Verordening individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning kent de Regeling een zogenaamde hardheidsclausule. Deze clausule is bedoeld om in bijzondere, individuele gevallen te kunnen afwijken van de Regeling. In de praktijk kunnen situaties voorkomen, waarbij een strikte toepassing van de Regeling een onredelijke en onbillijke hardheid zou inhouden. Om in die situaties een adequaat besluit in de geest van deze Regeling te kunnen nemen, is een hardheidsclausule opgenomen.