NOTA COFFEESHOPBELEID WINTERSWIJK 2007

Transcriptie

1 NOTA COFFEESHOPBELEID WINTERSWIJK 2007 juni 2007

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2 2. Het Nederlandse drugsbeleid 2 3. Juridisch kader gemeentelijk coffeeshopbeleid 4 4. Het Winterswijkse coffeeshopbeleid 7 5. Aanpassing beleid Gedoogvoorwaarden Sluitingscriteria Vestigingslocatie Ter afsluiting 16 1

3 1. INLEIDING Op grond van het gemeentelijke coffeeshopbeleid wordt in Winterswijk slechts één coffeeshop gedoogd. Dit beleid is gebaseerd op de in 1998 vastgestelde beleidsnota Het Winterswijkse coffeeshopbeleid herijkt en is sindsdien niet gewijzigd. Dit coffeeshopbeleid is een lokale uitwerking van het landelijke cannabisbeleid waarbij de hoofddoelstellingen anders dan van het rijksbeleid de handhaving van de openbare orde en de bescherming van het woon- en leefklimaat zijn. Ook de bescherming van de volksgezondheid in relatie tot het drugsgebruik is een belang dat aan het gemeentelijke coffeeshopbeleid ten grondslag ligt. Het gemeentelijke coffeeshopbeleid wordt binnen de kaders van het landelijke beleid en de regelgeving vastgesteld door de burgemeester in samenspraak met de gemeenteraad en in afstemming met de lokale driehoek. Uit de Gemeentewet en ook de Opiumwet volgt dat de bevoegdheid tot de vaststelling van dit beleid bij de burgemeester ligt. In het Coalitieprogramma is als actiepunt opgenomen om het coffeeshopbeleid in 2007 te evalueren en eventueel bij te stellen. Daarbij is aangegeven dat het aantal coffeeshops en de vestigingslocatie bestuurlijke bespreekpunten zijn. Een tweede aanleiding om het coffeeshopbeleid te bespreken c.q. te evalueren zijn twee concrete verzoeken om het beleid aan te passen en een tweede coffeeshop in deze gemeente toe te staan. Beide verzoekers hebben plannen om in Winterswijk een (tweede) coffeeshop te exploiteren. In deze nota zal het gevoerde beleid worden geëvalueerd om vervolgens in te gaan op de vraag of dit beleid voor de komende jaren bijgesteld moet worden. Alvorens terug te kijken op de ontwikkelingen zal voor een goed begrip van het beleid en de juridische mogelijkheden c.q. beperkingen eerst worden ingegaan op het landelijke beleid en het achterliggende juridische kader. 2. HET NEDERLANDSE DRUGSBELEID Het Nederlandse drugsbeleid is gericht op preventie en beheersing van de risico s van het gebruik van drugs. Vanuit deze benadering is een onderscheid gemaakt tussen drugs met onaanvaardbare risico s voor de gezondheid en drugs waarvan de risico s minder groot worden geacht, kortweg het onderscheid in harddrugs en softdrugs. Door in beperkte mate de verkoop van softdrugs voor eigen gebruik te gedogen wordt beoogd de markten van softdrugs en harddrugs te scheiden teneinde te voorkomen dat softdruggebruikers gemakkelijk in aanraking met het criminele milieu van harddrugs komen. Op grond van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet is het bereiden, bewerken, verkopen en aanwezig hebben van zowel harddrugs als softdrugs verboden. Op grond van het zgn. opportuniteitsbeginsel kan het Openbaar Ministerie echter een gedoogbeleid voeren; dit is aldus verwoord dat aan de opsporing van de verkoop van softdrugs een lage prioriteit wordt toegekend. Volgens de Aanwijzing Opiumwet van het College van procureurs-generaal d.d. 2 november 2000 ligt de grondslag van het gedoogbeleid in een afweging van belangen waarbij het belang van handhaving moet wijken voor een hoger algemeen belang, nl. het belang van de volksgezondheid (scheiding der markten) en de openbare orde. 2

4 In de praktijk heeft deze benadering geleid tot het strafrechtelijk gedogen van de verkoop van softdrugs vanuit zgn. coffeeshops volgens de AHOJ-G richtlijnen. Deze AHOJ-G richtlijnen houden in: A - geen Affichering d.w.z. geen reclame anders dan een summiere aanduiding op het betreffende pand H - geen Harddrugs d.w.z. geen verkoop of voor handen hebben van harddrugs O - geen Overlast d.w.z. de exploitatie mag niet leiden tot overlast in de omgeving van de coffeeshop J - geen verkoop aan Jeugdigen d.w.z. jongeren < 18 jaar G - geen verkoop van een grotere Gebruikshoeveelheid dan 5 gram per persoon (met een maximum voorraad van 500 gram). Volgens deze richtlijnen moet onder het begrip coffeeshop worden verstaan een alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt. In de interdepartementale beleidsbrief van het VWS, Justitie en BiZa d.d. 23 april 2004 herhaalt het Kabinet dat voorop staat dat het coffeeshopbeleid een taak van lokaal bestuur is. Daarbij geeft het Kabinet aan dat het beleid ten aanzien van straathandel, drugstoerisme en teelt van cannabis scherper moet worden en het terugdringen van het verschijnsel coffeeshop met name in grensgebieden moet worden voortgezet. In het regeerakkoord 2007 van het nieuwe kabinet wordt deze lijn doorgetrokken. In het hoofdstuk Veiligheid, stabiliteit en respect stelt het Kabinet nadrukkelijk dat: - coffeeshops bij scholen moeten worden gesloten, - coffeeshops in de grensstreek moeten worden tegengegaan en - coffeeshops die zich niet houden aan de AHOJ-G criteria zonder pardon gesloten moeten worden 3

5 3. JURIDISCH KADER GEMEENTELIJK COFFEESHOPBELEID Het primaire belang van gemeenten om de vestiging van coffeeshops te regelen is gelegen in de bescherming van het woon- en leefklimaat en minder in het belang van de volksgezondheid. Dit laatste is primair een taak en verantwoordelijkheid van de rijksoverheid en is geregeld in de Opiumwet. Het formele verbod op de verkoop van softdrugs in relatie tot het landelijke gedoogbeleid maakte het gemeenten in het verleden zeer lastig om de vestiging van coffeeshops juridisch te regelen en tegen de ongewenste vestiging van coffeeshops op te treden. Vooral grensgemeenten hebben in de beginjaren van het gedoogbeleid geworsteld met deze juridische problemen. Gemeentelijk vergunningstelsel onverbindend Eind jaren 90 bepaalde de bestuursrechter dat een gemeentelijk vergunningstelsel voor coffeeshops zich niet verdraagt met de Opiumwet en daarom als onverbindend moet worden beschouwd. Volgens de rechter is het niet mogelijk om een gemeentelijke vergunning te verlenen voor een activiteit die bij hogere wet i.c. de Opiumwet verboden is. Toch accepteerde de bestuursrechter een gemeentelijk handhavingsbeleid om vanuit het belang van de bescherming van het woon- en leefklimaat tegen de ongewenste vestiging van coffeeshops op te treden en het aantal coffeeshops aan een maximum te binden. De juridische basis voor dit beleid was een sluitingsbevoegdheid in de APV, eventueel in combinatie met een zgn. exploitatievergunning voor horecabedrijven. Bevoegdheid burgemeester Uit artikel 174 van de Gemeentewet volgt dat de bevoegdheid om tegen de vestiging van coffeeshops op te treden en ten aanzien hiervan beleid te voeren expliciet bij de burgemeester ligt. Dit betekent dat niet de gemeenteraad maar de burgemeester bevoegd is het beleid vast te stellen. Natuurlijk kan en zal de burgemeester zich op grond van zijn politieke verantwoordelijkheid daarbij laten leiden door de opvattingen van de gemeenteraad. Artikel 13b Opiumwet Om een betere basis voor bestuurlijk optreden te scheppen is in 1999 artikel 13b in de Opiumwet opgenomen (Wet Damocles). Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen (dus een coffeeshop te sluiten) indien in een voor het publiek toegankelijke inrichting drugs worden verhandeld. Door de opname van dit artikel in de Opiumwet kwam de sluitingsbevoegdheid in de APV te vervallen en kreeg de burgemeester juridisch gezien een betere basis om effectief tegen ongewenste coffeeshops op te kunnen treden. Bovendien werden hiermee de sluitingsgronden verruimd en kan de burgemeester sindsdien ook tegen overtreding van de AHOJ-G bepalingen optreden. Ook kan door deze wetswijziging het motief van volksgezond en bescherming van jeugdigen aan een sluiting en het beleid ten grondslag worden gelegd. Theorie van de geabstraheerde overlast Zoals al eerder is opgemerkt is en blijft de hoofddoelstelling van het gemeentelijke coffeeshopbeleid de bescherming van het woon- en leefklimaat. In de jurisprudentie heeft zich de theorie van de geabstraheerde overlast ontwikkeld. Deze theorie houdt in dat bij een goed gemotiveerd beleid niet telkens in afzonderlijke gevallen de overlast hoeft te worden aangetoond. Bij het treffen van een bestuurlijke maatregel kan volstaan worden met een verwijzing naar het beleid mits dit goed onderbouwd is. 4

6 Deze theorie van de geabstraheerde overlast betekent dat een coffeeshop die zich in strijd met het vastgestelde maximum vestigt kan worden gesloten zonder dat aangetoond hoeft te worden dat de vestiging in de concrete situatie al dan niet tot aantasting van het woon- en leefklimaat zal leiden. Artikel 174a Gemeentewet Artikel 13b van de Opiumwet is alleen van toepassing op de sluiting van voor het publiek toegankelijke inrichtingen, niet op woningen. Om aan de bestuurlijke behoefte om tegen overlast tengevolge van drugshandel vanuit woningen op te kunnen treden is in 1997 artikel 174a in de Gemeentewet opgenomen. Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid om een woning te sluiten doch alleen indien sprake is van een ernstige verstoring van de openbare orde of vrees daarvoor. Deze laatste voorwaarde houdt verband met de grondwettelijke bescherming van het woonrecht en de persoonlijke levenssfeer. Wet Victor In 2002 is de Wet Victor in werking getreden. Deze wet geeft gemeenten de mogelijkheid om maatregelen te nemen nadat een pand op grond van artikel 13b van de Opiumwet of artikel 174a van de Gemeentewet is gesloten. Burgemeester en wethouders kunnen na sluiting van het pand het aanschrijvingsinstrumentarium uit de Woningwet hanteren en de eigenaar aanschrijven om het pand in gebruik te geven aan een andere persoon of instelling. Het college kan de eigenaar bovendien verplichten het pand op te knappen of andere maatregelen opleggen. Indien de eigenaar geen gehoor aan de aanschrijving geeft, kan een dwangsom worden opgelegd. Met dit instrument kan de situatie doorbroken worden dat de drugshandel vanuit een bepaald pand na sluiting en eventuele wisseling van huurder telkens opnieuw wordt voortgezet. Exploitatievergunning horecabedrijven Op grond van artikel 13b van de Opiumwet kan alleen repressief tegen de verkoop van drugs vanuit voor het publiek toegankelijke inrichtingen worden opgetreden. Dit betekent dat eerst na constatering van de verkoop van drugs actie ondernomen kan worden. Om de mogelijke vestiging van een coffeeshop aan preventief toezicht te onderwerpen hebben veel gemeenten een vergunningstelsel voor de exploitatie van horecabedrijven in hun APV opgenomen. Doelstelling van dit vergunningstelsel is de bescherming van het woon- en leefklimaat. Op basis van dit vergunningstelsel kan een preventieve toetsing plaatsvinden en kunnen gedragseisen aan de exploitant(en) en beheerder(s) van een horecabedrijf worden gesteld. Ook kan de vergunningsaanvraag aan een BIBOB-toetsing onderworpen worden. Dit betekent dat een onderzoek naar de integriteit van de exploitant c.s. wordt gedaan. De Wet BIBOB maakt het mogelijk om een vergunning te weigeren indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat de aangevraagde vergunning voor het plegen van strafbare feiten zal worden gebruikt of zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen voordelen te benutten (witwassen van zwart geld). Bestemmingsplan Indien een coffeeshop zich vestigt in een pand in strijd met de geldende bestemming, kan ook op grond van het bestemmingsplan hiertegen opgetreden worden. Zoals al eerder is opgemerkt wordt een coffeeshop in het kader van de AHOJ-G richtlijnen als een horecabedrijf beschouwd. Dit betekent dat coffeeshops zich alleen kunnen vestigen in panden met een horecabestemming of panden met een meer algemene bestemming w.o. horeca. 5

7 Besluit horeca-, sport en recreatiebedrijven milieubeheer Een coffeeshop valt als horeca-inrichting onder het Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen. Dit besluit bevat rechtstreekse voorschriften ter voorkoming van hinder waaraan een horecabedrijf en dus ook coffeeshops moeten voldoen. Het Besluit biedt evenwel geen specifieke mogelijkheden om de vestiging van coffeeshops tegen te gaan. 6

8 4. HET WINTERSWIJKSE COFFEESHOPBELEID Begin jaren 90 vestigden zich de eerste coffeeshops in Winterswijk. Na de opheffing van de grenscontroles in 1992 groeiden het aantal coffeeshops en daarmee het aantal Duitse coffeeshopbezoekers snel. Deze ontwikkeling leidde ook al snel tot veel overlast in de omgeving van deze coffeeshops hetgeen voor de gemeenteraad aanleiding was om in 1993 een Overlastverordening Coffeeshops met een vergunningstelsel voor coffeeshops in het leven te roepen. Binnen enkele maanden werd duidelijk dat met dit vergunningstelsel de overlast weliswaar kon worden tegengegaan maar de vestiging van nieuwe coffeeshops niet kon worden voorkomen. Daarom is in 1994 in samenhang met de vergunningspicht een maximumstelsel ingevoerd waarbij het maximum aantal coffeeshops op 2 werd gesteld (volgens een landelijke norm van 1 coffeeshop op inwoners). Door deze maatregelen konden verschillende coffeeshops worden gesloten en kon het aantal coffeeshops in korte tijd worden teruggebracht tot 3 (waarvan 1 op basis van overgangsrecht). Hierdoor werd het overlastprobleem goed beheersbaar. Desondanks werd de toestroom van Duitse coffeeshopbezoekers en daarmee de overlast niet beduidend minder en bleef de problematiek veel tijd en energie van zowel politie als gemeente vragen. Mede door de omstandigheden van dat moment (brand en strijd met bestemmingsplan) heeft de burgemeester in 1998 in samenspraak met de gemeenteraad besloten het maximumstelsel bij te stellen en het aantal coffeeshops tot 1 te beperken. Doel van deze beperking was om de toestroom van Duitse coffeeshopbezoekers verder terug te dringen vanuit de verwachting dat de aanwezigheid van slechts 1 coffeeshop (zonder concurrentie) de aantrekkingskracht op Duitse bezoekers van verder weg zou kunnen verminderen. In samenhang hiermee werd met politie en justitie de afspraak gemaakt extra prioriteit aan straathandel en illegale verkoop toe te kennen. Tevens werden aan de als enige overgebleven coffeeshop, coffeeshop Sensi in de Jonenstraat, strenge voorschriften met betrekking tot de exploitatie opgelegd. Dit beleid is vastgelegd in de nota Het Winterswijkse coffeeshopbeleid herijkt, vastgesteld door de burgemeester bij besluit van 27 oktober Deze aanpak bleek redelijk succesvol; het aantal coffeeshopbezoekers liep in de daarop volgende jaren inderdaad duidelijk terug en de overlast in de omgeving van t Spekende/Jonenstraat werd mede onder invloed van de voorschriften waaraan coffeeshop Sensi zich moest houden - ook duidelijk minder. Dit laatste werd bevestigd door een onderzoek van het bureau Intraval in opdracht van het Ministerie van Justitie. Vanaf 2001 nam het aantal illegale verkooppunten echter weer toe en verplaatste de verkoop zich (door de inschakeling van gidsen/koeriers) naar woningen en andere locaties binnen en buiten de bebouwde kom. Dit leidde tot verschillende sluitingsacties en (opnieuw) een verscherpt optreden van de politie. De laatste tijd (v.a. 2006) is de situatie redelijk stabiel en goed beheersbaar. De overlast van de handel in drugs beperkt en het aantal overlastklachten is relatief laag. Dit is vooral te danken aan het feit dat handhaving van het beleid nog steeds hoge prioriteit heeft, zowel bij de gemeente als bij de politie. 7

9 Uit de onderstaande grafieken blijkt dat het aantal aangehouden verdachten van de verkoop van softdrugs vanaf 2002 een stijgende lijn vertoond doch in 2006 weer teruggelopen is. De uitschieter in 2005 is te verklaren uit de extra aandacht die de politie dat jaar aan de opsporing van de handel in (soft)drugs heeft gegeven. Voorts kan uit figuur 2 worden opgemaakt dat het aantal overlastmeldingen de laatste jaren relatief laag en redelijk stabiel is. Figuur 1 Aangehouden verdachten softdrugs 2002 t/m 2006 R 2 = 0, Figuur Meldingen overlast drugs/medicijnen 2002 t/m 2006 Winterwijk R 2 = 0,

10 Onderstaand overzicht geeft een beeld van de ontwikkelingen m.b.t. de vestiging en sluiting van coffeeshops in de periode van 1992 tot Aantal coffeeshops Aantal sluitingen

11 5. AANPASSING BELEID In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de vraag of het wenselijk het huidige beleid aan te passen. Hoofddoel van het coffeeshopbeleid was en is nog steeds de bescherming van het woon- en leefklimaat tegen overlast als gevolg van de exploitatie van coffeeshops. Mede onder invloed van het rijksbeleid zijn de doelstellingen van het beleid geleidelijk aan verruimd en kunnen als volgt geformuleerd worden: 1. het beschermen van het woon- en leefklimaat tegen de negatieve effecten van de exploitatie van coffeeshops; 2. het tegengaan van drugstoerisme en de negatieve effecten hiervan; 3. het bestrijden en voorkomen van de handel in soft- en harddrugs vanuit niet-gedoogde verkooppunten en straathandel; 4. de bescherming van de volksgezondheid tegen het gebruik van drugs in zijn algemeenheid en in het bijzonder door jeugdigen onder de 18 jaar. Huidige situatie Bij de vraag of het wenselijk is het huidige beleid te wijzigen c.q. aan te passen is het allereerst van belang om vast te stellen dat: - coffeeshop Sensi weinig of geen overlast veroorzaakt, - de overlast van straathandel en andere illegale verkooppunten het laatste jaar teruggelopen is, - de straathandel volgens gegevens van de politie vooral was/is gericht op jeugdigen beneden de 18 jaar die in Sensi conform de AHOJ-G richtlijnen niet worden toegelaten, - de prijzen bij verkoop van producten via de illegale handel altijd lager zullen liggen dan bij legale verkoop; dit geldt ook voor de verkoop van softdrugs, - drugshandel in grensgemeenten aandacht zal blijven vragen zolang de verschillen tussen het Duitse en Nederlandse drugsbeleid blijven bestaan. Zoals in het vorige hoofdstuk al is opgemerkt, zijn gemeente en politie beiden van oordeel dat de situatie op dit moment redelijk stabiel en goed beheersbaar is. Niettemin blijft de illegale drugshandel voortdurend aandacht vragen en het is het van belang te (blijven) kijken naar de vraag of het beleid nog beter en effectiever kan. Aanpassing maximumstelsel uitbreiding aantal coffeeshops? Op grond van het in 1998 vastgestelde maximumstelsel wordt in de gemeente Winterswijk de vestiging van slechts 1 coffeeshop gedoogd. Sinds de invoering van dit maximumbeleid is meermalen gediscussieerd over de vraag of dit maximum bijgesteld zou moeten worden om effectiever tegen straathandel en andere illegale verkooppunten te kunnen optreden. De gedachte hierachter was dat door een uitbreiding van het aantal coffeeshops de verkoop beter gereguleerd zou kunnen worden en de behoefte aan het verkrijgen van sofdrugs via het illegale circuit zou afnemen. Telkens was de conclusie dat uitbreiding van het aantal coffeeshops geen enkele garantie op vermindering van de illegale verkooppunten geeft en zelfs het averechtse effect van meer publiek, meer overlast en ook meer illegale verkooppunten zou kunnen hebben. In deze opvatting c.q. verwachting is geen verandering gekomen. Vooral op basis van de ervaringen uit het verleden wordt gevreesd dat een uitbreiding van het aantal coffeeshops weer meer Duitse jongeren naar Winterswijk zal trekken en daardoor ook weer tot meer overlast zal leiden. Bovendien is het niet ondenkbaar dat meer vraag ook weer tot meer aanbod en dus tot een toename van illegale verkoop(punten) zal leiden. 10

12 Daarom wordt een uitbreiding van het aantal coffeeshops ongewenst geacht. Uitbreiding van het aantal coffeeshops past bovendien ook niet in het eerder beschreven rijksbeleid waarin o.m. aangegeven wordt dat de vestiging van coffeeshops in de grensstreek moet worden tegengegaan. Een bijkomend probleem is de locatie van een tweede en eventueel derde coffeeshop. Ervaringen hebben uitgewezen dat er onder de bevolking weinig draagvlak voor de vestiging van coffeeshops bestaat, zeker als het gaat om een coffeeshop in een woonomgeving. Bovendien kan een coffeeshop alleen worden gevestigd in een pand met een horecabestemming zodat de vestigingsmogelijkheden beperkt zijn en hoofdzakelijk in het centrum van Winterswijk zijn gelegen. Ervaringen hebben daarbij uitgewezen dat de exploitatie van coffeeshops het winkelklimaat zeer negatief kunnen beïnvloeden en zelfs tot verpaupering kunnen leiden. Bovendien heeft ook de Winterswijkse horeca in het verleden meermalen heeft aangegeven tegen meer verkooppunten van drugs te zijn. In ieder geval wordt de vestiging van een coffeeshop in de omgeving van de bestaande coffeeshop absoluut ongewenst geacht met het oog op mogelijke cumulatie van overlast in deze omgeving. Omgekeerd wordt een nulbeleid ook ongewenst geacht omdat daarmee de drugshandel volledig in de illegaliteit verdwijnt en het risico groot is dat deze handel oncontroleerbaar en onbeheersbaar wordt. Dit zal vervolgens nog meer capaciteit van politie en gemeente vragen. Standpunt gemeenteraad Op 22 maart en 12 april 2007 is de nota Evaluatie Coffeeshopbeleid in de raadscommissie Burger & Samenleving behandeld en heeft de commissie mede naar aanleiding van de twee concrete aanvragen om een tweede coffeeshop te vestigen - gediscussieerd over de vraag of het gewenst is het beleid aan te passen en meer coffeeshops toe te staan. M.u.v. Progressief Winterswijk hebben alle andere fracties zich uitgesproken voor voortzetting van het huidige beleid en handhaving van het maximum van 1 coffeeshop. Conclusie Het huidige beleid heeft geleid tot een stabiele en goed beheersbare situatie. Mede vanwege de negatieve effecten die een uitbreiding van het aantal coffeeshops mogelijk zal hebben wordt het ongewenst geacht het beleid en met name het maximumstelsel te wijzigen en meer coffeeshops toe te staan. Dit standpunt wordt in meerderheid gesteund door de gemeenteraad van Winterswijk 11

13 6. GEDOOGVOORWAARDEN In de nota Het Winterswijkse coffeeshopbeleid herijkt zijn de volgende voorwaarden voor de exploitatie van een coffeeshop i.c. Sensi opgenomen: 1. de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving van de coffeeshop mag door de exploitatie daarvan niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed; 2. de coffeeshop mag niet zijn gevestigd in de directe nabijheid d.w.z. binnen een afstand van 200 meter van een school die door jongeren beneden de 16 jaar wordt bezocht, tenzij de openingstijden van de coffeeshop zodanig op de schooltijden zijn afgestemd dat leerlingen van die school redelijkerwijze niet met de exploitatie van de coffeeshop kunnen worden geconfronteerd; 3. de exploitatie van de coffeeshop mag niet in strijd met het geldende bestemmingsplan zijn; 4. de exploitatie moet voldoen aan de volgende inrichtingseisen: - de coffeeshop moet bestaan uit tenminste één voor het publiek toegankelijke lokaliteit met een oppervlakte van minimaal 35 m2; elke eventueel andere lokaliteit moet een oppervlakte van tenminste 25 m2 hebben; - de coffeeshop moet zijn voorzien van ramen met een zodanige oppervlakte dat voldoende daglichttoetreding is gewaarborgd met dien verstande dat het raamoppervlak teenminste gelijk moet zijn aan de oppervlakte die in het Bouwbesluit ten aanzien van woonkamers in woonhuizen is gesteld; - de ramen moeten zijn bezet met blank doorzichtig glas waarvan ten hoogste 20 % mag zijn bedekt met materiaal dat daglichttoetreding verhindert; verder mag de daglichttoetreding niet worden gehinderd door afscherming van het raamoppervlak binnen de coffeeshop; - de verlichtingssterkte in de coffeeshop moet gemeten op 1 meter boven de vloer tenminste 50 lux bedragen; - de luchtverversings-, electriciteits- en drinkwatervoorzieningen in de coffeeshop moeten voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit; - in de coffeeshop`moet een voorziening zijn om het glas- en vaatwerk met deugdelijk stromend water te reinigen; - in de coffeeshop moeten gerelateerd aan het aantal bezoekers voldoende deugdelijke toiletvoorzieningen aanwezig zijn; 5. de coffeeshop moet onverminderd het bepaalde onder 2. in ieder geval gesloten zijn op doordeweekse dagen van tot uur en in het weekend van tot uur; 6. de ondernemer(s) en beheerder(s) van de coffeeshop mogen binnen de laatste 3 jaar geen coffeeshop of andersoortige horeca-inrichting hebben geëxploiteerd die op grond van verstoring van de openbare orde is gesloten; 7. de ondernemer dient ervoor te zorgen dat in de directe omgeving van de coffeeshop voldoende toezicht op gedragingen van bezoekers is en door bezoekers achtergelaten afval dagelijks wordt opgeruimd. Deze voorwaarden zijn in het verleden functioneel gebleken en daarom wordt geadviseerd hierin geen verandering aan te brengen. Onder verwijzing naar het vermelde in hoofdstuk 3 onder artikel 13b van de Opiumwet wordt aan deze gedoogvoorwaarden toegevoegd dat de exploitant zich dient te houden aan de AHOJ-G richtlijnen zoals in hoofdstuk 3 staan vermeld. 12

14 Dit betekent dat: 9. geen reclame anders dan een summiere aanduiding op het betreffende pand is toegestaan; 10. geen handel in c.q. verkoop van harddrugs in of in de directe omgeving van de coffeeshop is toegestaan; 11. geen verkoop van softdrugs aan jongeren beneden de 18 jaar is toegestaan; 12. geen grotere hoeveelheden dan 5 gram per persoon per transactie is toegestaan; 13. in de coffeeshop geen grotere handelsvoorraad dan 500 gram aanwezig mag zijn; 14. geen verkoop en/of aanwezigheid van alcoholische dranken is toegestaan. 13

15 7. SLUITINGSCRITERIA / HANDHAVINGSARRANGEMENT Op grond van artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen indien in een voor het publiek toegankelijk lokaal en op het daarbij behorende drugs (als genoemd in lijst I of lijst II van de Opiumwet) worden verkocht, afgeleverd, verstrekt danwel daartoe aanwezig zijn. Dit artikel geeft de burgemeester aldus de bevoegdheid om een pand te sluiten indien in dit pand drugs worden verkocht, verhandeld of daartoe aanwezig zijn. Vestiging nieuwe coffeeshops/verkooppunten Onder verwijzing naar het gestelde in hoofdstuk 5 wordt in de gemeente Winterswijk maximaal 1 coffeeshop gedoogd; volgens de theorie van de geabstraheerde overlast (zie hfd. 3) kan elke coffeeshop die in strijd met dit maximum wordt gevestigd op grond van dit criterium met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet worden gesloten. In dat kader worden de volgende handhavingsregels gehanteerd: - eerste constatering van drugsverkoop proces-verbaal politie en schriftelijke waarschuwing c.q. -handel burgemeester en aanschrijving dat verkoop onmiddellijk moet worden stopgezet - tweede constatering van drugsverkoop opnieuw proces-verbaal politie en sluiting van de c.q. -handel inrichting van de duur van 3 maanden - opnieuw constatering van drugsverkoop/ proces-verbaal en sluiting van inrichting voor de c.q. -handel na sluiting de duur van tenminste één jaar. Gedoogde coffeeshop Bij overtreding van de gedoogvoorwaarden als genoemd in hoofdstuk 6 volgt eveneens een waarschuwing en bij een tweede overtreding een passende maatregel in overeenstemming met de ernst van de overtreding. Bij de overtreding van de AHOJ-richtlijnen kan dit een tijdelijke sluiting van de coffeeshop betekenen. Verkoop harddrugs Bij de constatering van de verkoop van en/of handel in harddrugs in een horeca-inrichting volgt een onmiddellijke sluiting van een jaar. Handel in harddrugs moeten worden gezien als een ernstige aantasting van de openbare orde en uit jurisprudentie is gebleken dat sluiting van een jaar als een passende maatregel wordt gezien om een herhaling c.q. voortzetting van deze handel te voorkomen. Verkoop van drugs vanuit woningen Tegen de verkoop van en/of handel in drugs vanuit woningen zal op grond van artikel 174a van de Gemeentewet worden opgetreden. Ook dan zal de bewoner eerst worden aangeschreven met een waarschuwing. Afhankelijk van de ernst van de overlast voor de omgeving zal bij voortzetting van de verkoop c.q. handel ook dan een sluiting volgen. 14

16 8. VESTIGINGSLOCATIE Al eerder is aangegeven dat coffeeshop Sensi weinig of geen overlast veroorzaakt. Deze conclusie is gebaseerd op het aantal overlastklachten van de laatste jaren en eigen waarnemingen van de politie en gemeente (afdeling Handhaving). Niettemin is de aanwezigheid van coffeeshop Sensi van invloed op het woon- en leefklimaat in deze omgeving en is in het kader van de herontwikkeling van dit gebied de vraag gesteld of deze coffeeshop niet naar elders verplaatst zou kunnen worden. Ook de beheerder van Sensi heeft in het verleden zelf geïnformeerd naar verplaatsingsmogelijkheden. Wat geldt voor de vestiging van een tweede coffeeshop geldt ook voor de eventuele verplaatsing van coffeeshop Sensi. Vrijwel overal in de gemeente stuit de vestiging van een coffeeshop op bezwaren en is verplaatsing alleen mogelijk naar een ander pand met een horecabestemming (of ruimer). Ondanks het feit dat een verplaatsing dus lastig kan zijn, valt te overwegen de mogelijkheden van verplaatsing van Sensi nader te onderzoeken met het oog op de herontwikkeling van dit deel van het centrumgebied. Verplaatsing is voor de exploitant bespreekbaar. Voorwaarden voor een eventuele verplaatsing zijn in ieder geval: - geen strijdigheid met het bestemmingsplan; - situering niet binnen 200 meter afstand van scholen (d.w.z. basis- of middelbare scholen); - geen verplaatsing naar een andere locatie binnen het centrumgebied; - geen verplaatsing naar een locatie met een woonomgeving. Vanzelfsprekend zal bij een eventuele verplaatsing naar een andere locatie een inspraakprocedure op grond van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd (moeten) worden en zal rekening moeten worden gehouden met de belangen van derden. 15

17 9. TER AFSLUITING Op basis van een evaluatie van het coffeeshopbeleid is in deze nota de conclusie getrokken dat de situatie met betrekking tot de verkoop van c.q. handel in (soft-)drugs de laatste jaren redelijk stabiel en goed beheersbaar is. Mede op grond hiervan zal het huidige coffeeshopbeleid vrijwel ongewijzigd worden voortgezet. Tevens wordt vastgehouden aan het maximum van 1 coffeeshop. Voortzetting van het beleid incl. maximumstelsel heeft ook de steun van de gemeenteraad. Met de politie en het OM zullen opnieuw afspraken worden gemaakt over voldoende inspanning op het terrein van opsporing en vervolging teneinde het beleid te kunnen continueren. Deze nota is bij besluit van 3 juli 2007 door de burgemeester van Winterswijk vastgesteld en op 10 juli 2007 gepubliceerd. 16