Een juridische verkenning van de grijze zone tussen vrijwilligerswerk en professionele arbeid

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een juridische verkenning van de grijze zone tussen vrijwilligerswerk en professionele arbeid"

Transcriptie

1 S TEVEN B OUCKAERT B ÉATRICE VAN B UGGENHOUT Een juridische verkenning van de grijze zone tussen vrijwilligerswerk en professionele arbeid RAPPORT IN OPDRACHT VAN DE KONING BOUDEWIJNSTICHTING HERZIENE UITGAVE, MAART 2002

2 2 E E N J U R I D I S C H E V E R K E N N I N G V A N D E G R I J Z E Z O N E COLOFON Auteurs Steven Bouckaert, wetenschappelijk medewerker Instituut voor Sociaal Recht K.U. Leuven Prof. Dr. Béatrice Van Buggenhout, gewoon hoogleraar K.U. Leuven Coördinatie voor de Koning Boudewijnstichting Guido Knops, directeur Els Tijskens, attaché Nadine Vanoverberghe, assistente Eindredactie Patrick De Rynck Begeleidingscommissie Prof. Dr. Maria De Bie, voorzitter begeleidingscommissie, hoofddocent, Universiteit Gent, Vakgroep Sociale, Culturele en Vrijetijdsagogiek Lucien Bosselaers, wnd. directeur, Vlaams Centrum voor Volksontwikkeling v.z.w. Veerle De Beuckeleer, raadgever Welzijn, kabinet van de Vlaamse minister voor Gezondheid, Welzijn en Gelijke Kansen Ludo De Cort, voorzitter, Platform voor Voluntariaat v.z.w. Willy Ibens, algemeen directeur, Natuurreservaten v.z.w. Lia Lens, directeur, Bond van Grote en van Jonge Gezinnen Jean-Claude Marcourt, kabinetschef, kabinet van de vice-premier Lucie Mertens, voorzitter, Federatie van Toeristische Gidsengroeperingen v.z.w. Kris Molemans, stafmedewerker, Vereniging Vlaamse Jeugddiensten en -consulenten Lucie Ongenaert, voorzitter, Vlaamse Belangengroep voor Opvanggezinnen Marie-Jeanne Ribbens, brandweerinspectie, ministerie van Binnenlandse Zaken, afdeling Civiele Bescherming Hilde Stroeykens, sociaal-juridisch stafmedewerker, Ons Zorgnetwerk Marc Trifin, adviseur, kabinet van de minister van Financiën Paul Van Schoors, algemeen coördinator, Vlaamse Contactcommissie Monumentenzorg v.z.w. Pol Verhaevert, bijzonder opdrachthouder, kabinet van de minister van Sociale Zaken en Pensioenen Chris Verstraete, verantwoordelijke afdeling Begeleiding, Rode Kruis Vlaanderen Secretariaat Instituut voor Sociaal Recht K.U. Leuven Frieda Theunis Paula Mahy Magda Strackx Met dank aan de medewerkers van het Instituut voor Sociaal Recht van de K.U.Leuven voor de tussentijdse lezingen en de gewaardeerde commentaren. Verantwoordelijke uitgever: Luc Tayart de Borms Koning Boudewijnstichting Brederodestraat Brussel Tel. 02/ Fax 02/ info@kbs-frb.be Vormgeving Kaligram, Brussel Gerealiseerd met de steun van de Nationale Loterij ISBN Wett. depot D/2002/2893/07 - NUGI Maart 2002

3 TUSSEN VRIJWILLIGERSWERK EN PROFESSIONELE ARBEID 3 INLEIDING DEEL 1 DE AFBAKENING VAN HET ONDERZOEKSOBJECT EN DE ONTWIKKELING VAN EEN BEGRIPPENKADER Hoofdstuk I De afbakening van het onderzoeksobject Afdeling 1 In de marge van het vrijwilligerswerk bestaat er niet één, maar verschillende grijze zones A. Vrijwilligerswerk en bepaalde door de samenleving opgelegde vormen van arbeid De vrijwilligheid of het onverplichte karakter van het vrijwilligerswerk Een overzicht van vormen van opgelegde arbeid B. Vrijwilligerswerk en georganiseerde zelfhulp De externe gerichtheid van het vrijwilligerswerk Probleemstelling en voorstel van oplossing C. Vrijwilligerswerk en vergoede vrijwillige inzet Het onbezoldigde karakter van het vrijwilligerswerk als onderscheidingscriterium met beroepsarbeid De grijze zone van de vergoede vrijwillige inzet Afdeling 2 Het vergoeden van bepaalde vormen van vrijwillige inzet kadert in een ruimere maatschappelijke evolutie A. Enkele oorzaken van dit maatschappelijk fenomeen De toegenomen participatie van vrouwen op de reguliere arbeidsmarkt Andere evoluties op de arbeidsmarkt De zich wijzigende cultuur van het vrijwilligerswerk De toenemende vergrijzing van de bevolking B. De onrechtstreekse valorisatie van vrijwillige inzet Het kostwinnersprincipe in het sociaal recht Het systeem van loopbaanonderbreking of -vermindering C. Beperkte vormen van rechtstreekse valorisatie van vrijwillige inzet De vergoede vrijwillige inzet De vergoede mantelzorg Hoofdstuk II De ontwikkeling van een begrippenkader Afdeling 1 Probleemstelling: er bestaat vooralsnog geen eenduidig én juridisch hanteerbaar begrippenkader Afdeling 2 Voorstel van oplossing: semi-agorale arbeid als raakvlak tussen professionele (agorale) arbeid en vrijwilligerswerk (extra-agorale arbeid) A. Arbeid vrije tijd vitale tijdsbesteding B. Agorale en extra-agorale arbeid C. Semi-agorale arbeid D. Semi-agorale arbeid: vergoede vrijwillige inzet en vergoede mantelzorg DEEL 2 EEN ALGEMENE ANALYSE VAN DE RECHTSPOSITIE VAN SEMI-AGORALE ARBEID Hoofdstuk I De kwalificatie van semi-agorale arbeidsactiviteiten. Een juridische probleemstelling Afdeling 1 Interne versus externe afbakening De externe afbakening: beroepsarbeid tegenover niet-beroepsarbeid De interne afbakening van beroepsarbeid: de hoedanigheid van werknemer, zelfstandige of ambtenaar a) De toepasselijkheid van het arbeidsrecht b) De toepasselijkheid van een bepaald socialezekerheidsstelsel c) Andere verschillen Afdeling 2 De externe afbakening: beroepsarbeid tegenover niet-beroepsarbeid A. Het verrichten van arbeidsprestaties Een reële activiteit Voldoende herhaling De aard van de activiteit is in beginsel zonder belang B. Tegen een vergoeding Winstoogmerk nastreven De uitbetaling van een loon voor een arbeidsprestatie creëert een (weerlegbaar) vermoeden van winstoogmerk a) Loon in de Arbeidsovereenkomstenwet b) Loon in de Loonbeschermingswet Het tegenbewijs: de vergoede arbeidprestaties worden hoofdzakelijk / uitsluitend verricht vanuit andere motieven dan een winstoogmerk C. Semi-agorale arbeid: beroepsarbeid of niet-beroepsarbeid? De vergoede vrijwillige inzet De vergoede mantelzorg Afdeling 3 De interne afbakening van beroepsarbeid: de hoedanigheid van werknemer of zelfstandige A. De gezagsverhouding of de band van ondergeschiktheid Het begrip gezag De beoordelingscriteria

4 4 E E N J U R I D I S C H E V E R K E N N I N G V A N D E G R I J Z E Z O N E a) De kwalificatie door de partijen b) Het vervullen van bepaalde formaliteiten c) Determinerende elementen B. Semi-agorale arbeid en het gezagselement De vergoede vrijwillige inzet De vergoede mantelzorg Afdeling 4 Besluit Hoofdstuk II Semi-agorale arbeid in het arbeidsrecht. Statuut en knelpunten Inleiding Afdeling 1 Semi-agorale arbeid in het arbeidsovereenkomstenrecht A. Het arbeidsovereenkomstenrecht: toepassingsgebied en inhoud B. De toepasselijkheid van het arbeidsovereenkomstenrecht op semi-agorale arbeidsactiviteiten Soorten arbeidsovereenkomsten volgens de aard van de verrichte arbeid a) De arbeidsovereenkomst voor werklieden en voor bedienden b) De arbeidsovereenkomst voor dienstboden c) Het belang van het onderscheid Soorten arbeidsovereenkomsten volgens de duur van de overeenkomst a) De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur, voor bepaalde duur of voor duidelijk omschreven werk b) Het belang van het onderscheid c) De positie van semi-agorale arbeid Soorten arbeidsovereenkomsten volgens de omvang van de arbeidsprestatie a) De arbeidsovereenkomst voor voltijdse of voor deeltijdse arbeid b) De positie van semi-agorale arbeid C. De wenselijkheid van de toepassing van het arbeidsovereenkomstenrecht op semi-agorale arbeid Afdeling 2 Semi-agorale arbeid in het arbeidsbeschermingsrecht A. Het arbeidsbeschermingsrecht: toepassingsgebied en inhoud B. De toepasselijkheid van het arbeidsbeschermingsrecht op semi-agorale arbeidsactiviteiten C. De wenselijkheid van de toepassing van de Arbeidswet en de Wet betreffende de feestdagen op semi-agorale arbeid De toepassing van de arbeidsduurregeling a) De maximale arbeidsduur b) De minimale arbeidsduur De toepassing van de bepalingen aangaande zondagsrust en feestdagen De toepassing van de bepalingen aangaande nachtarbeid Afdeling 3 Besluit Hoofdstuk III Semi-agorale arbeid in het socialezekerheidsrecht. Statuut en knelpunten Inleiding Afdeling 1 Semi-agorale arbeid en het toepassingsgebied van de sociale zekerheid A. De actuele regelgeving inzake het toepassingsgebied van de sociale zekerheid Het uitgangspunt: de verbondenheid door een arbeidsovereenkomst Enkele uitzonderingsbepalingen a) De situatie van volledige uitbreiding b) De situatie van beperkte uitbreiding c) De situatie van beperkte uitsluiting d) De situatie van volledige uitsluiting B. De positie van semi-agorale arbeid Probleemstelling en voorstel van oplossing Een vrijstelling van de bijdrageplicht door semi-agorale arbeid uit te sluiten van het toepassingsgebied van de R.S.Z.-Wet a) De occasionele huishoudelijke arbeid b) Betrekkingen van minder dan 25 dagen per jaar in de sociaal-culturele sector c) Tijdelijke werkkrachten bij sportmanifestaties d) Vrijwillige brandweerlieden e) Niet-inwonende dienstboden f) Besluit Een vrijstelling van de bijdrageplicht via de (toekomstige) regeling voor forfaitaire onkostenvergoedingen van vrijwilligers Afdeling 2 Cumulatie van inkomensvervangende sociale uitkeringen met inkomsten uit semi-agorale arbeid Inleiding A. Cumulatie van een uitkering in de arbeidsongevallen- en beroepsziekteverzekering met inkomsten uit semi-agorale arbeid Krachtlijnen van de cumulatieregeling De positie van semi-agorale arbeid

5 TUSSEN VRIJWILLIGERSWERK EN PROFESSIONELE ARBEID 5 B. Cumulatie van inkomsten uit semi-agorale arbeid met een uitkering voor arbeidsongeschiktheid Krachtlijnen van de cumulatieregeling De vereiste om alle werkzaamheden te onderbreken a) Algemeen b) De positie van semi-agorale arbeid De mogelijkheid van een beperkte arbeid(shervatting) a) Algemeen b) De positie van semi-agorale arbeid C. Cumulatie van inkomsten uit semi-agorale arbeid met een werkloosheidsuitkering Krachtlijnen van de cumulatieregeling. Een dubbel arbeidsverbod: arbeid voor zichzelf en activiteiten voor derden Activiteiten voor derden: (toegelaten) gratis en vrijwillige activiteiten versus (verboden) beloonde activiteiten a) Algemeen b) De positie van semi-agorale arbeid Een (verboden) beloonde activiteit voor een derde vóór het K.B. van 25 maart Een (verboden) beloonde activiteit voor een derde sinds het K.B. van 25 maart a) Algemeen b) De positie van semi-agorale arbeid De toegelaten voortzetting van een nevenactiviteit a) Algemeen b) De positie van semi-agorale arbeid D. Cumulatie van inkomsten uit semi-agorale arbeid met een brugpensioen Krachtlijnen van de cumulatieregeling De positie van semi-agorale arbeid E. Cumulatie van inkomsten uit semi-agorale arbeid met een pensioen Krachtlijnen van de cumulatieregeling a) Het beroepsinkomen mag bepaalde grenzen niet overschrijden b) De uitoefening van de beroepsbezigheid moet voorafgaandelijk worden aangegeven De positie van semi-agorale arbeid F. Cumulatie van inkomsten uit semi-agorale arbeid met een loopbaanonderbrekingsvergoeding Krachtlijnen van de cumulatieregeling Cumulatie met een activiteit als loontrekkende a) Algemeen b) De positie van semi-agorale arbeid Cumulatie met een activiteit als zelfstandige a) Algemeen b) De positie van semi-agorale arbeid G. Cumulatie van inkomsten uit semi-agorale arbeid met het bestaansminimum Krachtlijnen van de cumulatieregeling De positie van semi-agorale arbeid H. Besluit Een gebrek aan precieze criteria Een gebrek aan realistische criteria Een gebrek aan soepele vormvereisten Hoofdstuk IV Semi-agorale arbeid in het fiscaal recht. Statuut en knelpunten Inleiding Afdeling 1 Enkele basisbeginselen in het fiscaal recht A. De principiële belastbaarheid van beroepsinkomsten B. Een fiscale vrijstelling voor sommige beroepsinkomsten Afdeling 2 Het fiscaalrechtelijk statuut van inkomsten uit semi-agorale arbeid A. De eigenheid van semi-agorale arbeid: fiscale gevolgen B. De toepassing van de circulaire van 5 maart 1999 op semi-agorale arbeid De inhoudelijke krachtlijnen van de circulaire van 5 maart a) Het toepassingsgebied van de circulaire b) De omschrijving en het bedrag van de niet-belastbare vergoeding Een kritische bespreking: de circulaire miskent ten dele de (juridisch) verschillende eigenheid van vrijwilligerswerk en semi-agorale arbeid Afdeling 3 Besluit Hoofdstuk V Semi-agorale arbeid in het aansprakelijkheidsrecht. Statuut en knelpunten Inleiding Afdeling 1 Krachtlijnen van het (burgerlijk) aansprakelijkheidsrecht A. Het stelsel van de buitencontractuele aansprakelijkheid Het regime van de foutaansprakelijkheid

6 6 E E N J U R I D I S C H E V E R K E N N I N G V A N D E G R I J Z E Z O N E a) De (buitencontractuele) fout b) Het oorzakelijk verband tussen fout en schade c) De schade en de schadeloosstelling Het regime van de foutloze of de objectieve aansprakelijkheid B. Het stelsel van de contractuele aansprakelijkheid De fout bij contractuele aansprakelijkheid De schade en de schadeloosstelling C. De positie van semi-agorale arbeid in het (burgerlijk) aansprakelijkheidsrecht Afdeling 2 De bijzondere aansprakelijkheidsregeling in artikel 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet A. Krachtlijnen van deze bijzondere aansprakelijkheidsregeling B. De (beperkte) aansprakelijkheid van de werknemer De aansprakelijkheid voor schade toegebracht aan een derde of de werkgever tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst De aansprakelijkheid voor het arbeidsgereedschap C. De aansprakelijkheid van de werkgever Algemeen De aansprakelijkheid als aansteller tegenover derden Afdeling 3 Besluit Hoofdstuk VI Enkele voorlopige slotbedenkingen DEEL 3 BENADERINGEN VAN SEMI-AGORALE ARBEID IN HET HUIDIGE RECHTSPRAKTIJK Inleiding Hoofdstuk I Het kwalificeren van semi-agorale arbeid als vrijwilligerswerk Afdeling 1 Een situering Afdeling 2 Een toepassing. Het statuut van opvanggezinnen A. Het statuut van de opvanggezinnen: de situatie vóór Opvangouders, aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen a) Het ruimere wettelijk kader b) Een forfaitaire en integrale onkostenvergoeding c) Het fiscaal statuut d) Het sociaal statuut e) Besluit Particuliere opvanggezinnen (of zogenaamd zelfstandige onthaalmoeders) a) Het ruimere wettelijk kader b) Een door het opvanggezin vrij te bepalen dagvergoeding c) Het fiscaal statuut d) Het sociaal statuut Het statuut van de (aangesloten) opvanggezinnen in het licht van de algemene bevindingen aangaande semi-agorale arbeid B. Het statuut van opvanggezinnen: de situatie na (Voorgestelde) maatregelen tot verfijning van het bestaande statuut van (aangesloten) opvanggezinnen a) Het rapport van de Dienst Opvanggezinnen van de Landelijke Beweging b) De initiatieven vanuit de federale en de Vlaamse Regering en het wetsvoorstel De Meyer-Burgeon (Voorgestelde) maatregelen tot invoering van een volwaardig professioneel statuut voor (aangesloten) opvanggezinnen a) Het onderzoeksrapport van de K.A.V b) De wetsvoorstellen D Hondt-Leterme en Coenen-Wauters c) Het arrest van het Arbeidshof Gent van 19 september Enkele bedenkingen bij de ontwikkelingen na 2000 in het licht van de algemen bevindingen inzake semi-agorale arbeid Afdeling 3 De kwalificatie van semi-agorale arbeid als vrijwilligerswerk. Enkele algemene bedenkingen Hoofdstuk II Het kwalificeren van semi-agorale arbeid als arbeid verricht onder een overeenkomst sui generis Afdeling 1 Een situering Afdeling 2 Een toepassing. Het statuut van au pair-jongeren A. Het regelgevend kader voor au pair-werk Het akkoord betreffende au pair-werk afgesloten binnen de Raad van Europa op 24 november De Belgische wetgeving over de tewerkstelling van buitenlandse werknemers B. Het statuut van au pair-werk onder het K.B. nr. 34 van 6 november Au pair-arbeid in het K.B. nr. 34 (en de bijbehorende uitvoeringsbepalingen) Het statuut van de au pair-jongeren in het licht van de bevindingen over semi-agorale arbeid a) De discussie in de rechtspraak en de rechtsleer b) De reactie van de wetgever in

7 TUSSEN VRIJWILLIGERSWERK EN PROFESSIONELE ARBEID 7 C. Het statuut van au pair-werk onder de Wet van 30 april Au pair-werk in het K.B. van 9 juni 1999 en het K.B. van 12 september a) Het K.B. van 9 juni b) Het K.B. van 12 september Het statuut van de au pair-jongeren in het licht van de algemene bevindingen aangaande semi-agorale arbeid a) De situatie voor de Wet van 12 augustus 2000: au pair-werk verricht onder een overeenkomst sui generis? b) De situatie na de Wet van 12 augustus 2000: au pair-werk verricht onder een (deeltijdse) arbeidsovereenkomst voor dienstboden Afdeling 3 Het kwalificeren van semi-agorale arbeid als arbeid verricht onder een overeenkomst sui generis. Enkele algemene bedenkingen Hoofdstuk III Het kwalificeren van semi-agorale arbeid als een bijzonder type beroepsarbeid (verricht onder een arbeidsovereenkomst) Afdeling 1 Een situering Afdeling 2 Een toepassing. Het statuut van de vrijwillige brandweerlieden A. Het uitgangspunt: een kwalificatie als beroepsarbeid B. Het volledig uitsluiten dan wel milderen van de effectieve gelding van bepaalde gevolgen voortvloeiend uit een kwalificatie als beroepsarbeid De onderwerping aan/de bijdragebetaling in de sociale zekerheid De toepassing van sommige bepalingen uit het arbeidsrecht De cumulatie met inkomensvervangende uitkeringen De onderwerping aan de fiscale regelgeving Afdeling 3 Het kwalificeren van semi-agorale arbeid als een bijzonder type beroepsarbeid (verricht onder een arbeidsovereenkomst). Enkele algemene bedenkingen DEEL 4 DE ONDERSTEUNING VAN SEMI-AGORALE ARBEID IN ZIJN MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT Inleiding Hoofdstuk I De krachtlijnen van een toekomstig specifiek statuut voor semi-agorale arbeid A. De noodzaak van een eigen statuut voor semi-agorale arbeid B. Een ander statuut dan dat van het vrijwilligerswerk C. Op middellange termijn: de totstandkoming van een eigensoortige overeenkomst voor het verrichten van semi-agorale arbeid D. Op korte termijn: de totstandkoming van een aangepaste arbeidsovereenkomst voor semi-agorale arbeid E. Besluit Hoofdstuk II Een specifiek statuut voor semi-agorale arbeid in een ruimere maatschappelijke beleids(her)oriëntering van menselijke arbeid A. Het rapport Arbeid en Niet-arbeid. Naar een volwaardige participatie B. Een statuut voor semi-agorale arbeid en de bevindingen van de Commissie Arbeid en Niet-arbeid SAMENVATTING A. Situering van het onderzoek B. Afbakening van het onderzoeksvoorwerp en ontwikkelen van een begrippenkader C. Het statuut van semi-agorale arbeid: een algemeen-theoretische analyse De kwalificatie van semi-agorale arbeidsactiviteiten: vrijwilligerswerk of beroepsarbeid? Semi-agorale arbeid in het arbeidsrecht. Statuut en knelpunten Semi-agorale arbeid in het socialezekerheidsrecht. Statuut en knelpunten Semi-agorale arbeid in het fiscaal recht. Statuut en knelpunten Semi-agorale arbeid in het aansprakelijkheidsrecht. Statuut en knelpunten D. Semi-agorale arbeid: een analyse van de huidige rechtspraktijk Het kwalificeren van semi-agorale arbeid als vrijwilligerswerk Het kwalificeren van semi-agorale arbeid als arbeid verricht onder een eigensoortige overeenkomst Het kwalificeren van semi-agorale arbeid als een bijzonder type beroepsarbeid (verricht onder een arbeidsovereenkomst) E. De uitbouw van een aangepast statuut voor semi-agorale arbeid BIBLIOGRAFIE

8 8 E E N J U R I D I S C H E V E R K E N N I N G V A N D E G R I J Z E Z O N E INLEIDING 1 Zie o.m.: KONING BOUDEWIJN- STICHTING, Arbeid en niet-arbeid. Naar een volwaardige participatie. Aanbevelingen van de Commissie Arbeid en Niet-Arbeid aan de Koning Boudewijnstichting, Brussel / Leuven- Apeldoorn, Koning Boudewijnstichting / Garant, 1999, 141 p.; J. VAN STEENBERGE, S. KLOSSE en H. VAN DIJK, Niet-arbeid? Wel arbeid! Verslag aan de Koning Boudewijnstichting, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1995, 61 p. 2 Uiteraard betreft dit niet de enige vorm van ondersteuning van activiteiten buiten of in de rand van de reguliere arbeidsmarkt. Zo bijvoorbeeld vergt een zinvolle en eigen -zinnige ondersteuning van activiteiten als mantelzorg en vrijwilligerswerk dat, naast de uitbouw van een aangepast statuut voor de mantelzorger en vrijwilliger, ook aandacht wordt besteed aan andere noodzakelijke randvoorwaarden voor het verrichten ervan, onder meer een ondersteuning van de institutionele omkadering van deze activiteiten (de mantelzorg- en vrijwilligersorganisaties), promotie en sensibilisering, enz. Zie over deze en andere vormen van ondersteuning, dit in het kader van dit (juridische) onderzoek verder evenwel niet aan bod zullen komen, o.m. G. KNOPS (ed.), Een eigenzinnige ondersteuning voor het vrijwilligerswerk, Explorerend onderzoek naar de wenselijkheid, opdracht en draagvlak van een Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk door de Sociale Hogeschool KVMW Gent in opdracht van de Koning Boudewijnstichting, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2000, 57 p.; R. VAN DEN HEUVEL e.a., Jaar van de vrijwilliger: langer dan een jaar, De Morgen 9 maart 2001, M.b.t. het statuut van de mantelzorger: J. PUT en J. SCHEPERS, Naar een sociaal statuut voor de informele thuisverzorger, Verslag van een onderzoek van de VZW Werkgroep Thuisverzorgers aan de Koning Boudewijnstichting, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1993, 144 p. M.b.t. het statuut van de vrijwilliger: S. D HONDT en B. VAN BUGGENHOUT, Statuut van de vrijwilliger. Knelpunten en oplossingen, Brussel / Antwerpen-Apeldoorn, Koning Boudewijnstichting / Maklu, 1998, 479 p. (1ste druk) en 1999, 485 p. (2de herziene uitgave). 1. Niet alleen op beleidsvlak, maar ook in onderzoek vanuit uiteenlopende wetenschappelijke disciplines groeit de aandacht voor menselijke activiteiten buiten de reguliere arbeidsmarkt. Uitgangspunt daarbij is dat een strikt economische benadering van het begrip arbeid als het geheel van maatschappelijk nuttige en betaalde activiteiten op de arbeidsmarkt voorbijgaat aan het gegeven dat ook buiten of in de marge van de arbeidsmarkt heel wat inzet met een onmiskenbare maatschappelijke waarde bestaat, zoals inzet voor culturele en sociale doeleinden, de opvoeding van kinderen, huishoudelijk werk, vrijwilligerswerk en mantelzorg. Meer en meer groeit overigens de overtuiging dat een toekomstgericht beleid zowel de deelname aan het marktgebonden arbeidsproces als de participatie van personen aan andere maatschappelijk nuttige, maar niet-marktgebonden activiteiten op een complementaire wijze moet stimuleren en ondersteunen Op juridisch vlak houdt deze ondersteuning in dat, rekening houdend met de eigenheid van elk van deze activiteiten, gestreefd wordt naar een zo groot mogelijke mate van rechtszekerheid omtrent het statuut van deze activiteiten en van de personen die ze verrichten. 2 Dit vergt duidelijkheid over de toepassing van vaak ingewikkelde regelgeving in verschillende rechtsdomeinen, onder meer het arbeidsrecht, het socialezekerheidsrecht, het fiscaal recht en het aansprakelijkheidsrecht. Op dit vlak verricht de Koning Boudewijnstichting reeds verscheidene jaren pionierswerk door wetenschappelijk onderzoek te financieren naar de juridische positie van personen die participeren aan sociaal nuttige activiteiten buiten of in de rand van de reguliere arbeidsmarkt. In het verleden gebeurde dit reeds in verband met het statuut van de mantelzorger, en, meer recent nog, voor het statuut van de vrijwilliger en het vrijwilligerswerk Het opzet van deze studie is nauw verbonden met deze laatste onderzoeksopdracht. Enkele juridische knelpunten die daarin werden gesignaleerd, leken verder onderzoek te rechtvaardigen. Zo betrof een eerste heikel punt de afbakening tussen vrijwilligerswerk en activiteiten van zelfhulpgroepen. Eveneens onduidelijk bleef het statuut van een aantal activiteiten die worden verricht voor een lichte vergoeding die echter meer omvat dan de strikte onkosten: onder meer oppas in de thuiszorg, occasioneel lesgeven, het werk van vrijwillige brandweerlieden, de activiteiten van parochieassistenten, babysitten en au pair-werk. Enerzijds wenst een deel van de vrijwilligerswereld dit laatste type van activiteiten niet tot het eigenlijke vrijwilligerswerk te rekenen, niettegenstaande dat in de rechtspraktijk soms toch gebeurt. Anderzijds kan moeilijk worden geduld dat deze activiteiten in een juridisch ondoorzichtig kader worden verricht, gezien het toenemende maatschappelijk belang ervan. 4. Naarmate het onderzoek van deze verschillende grijze zones rond het vrijwilligerswerk vorderde, bleek dat met name het beperkt vergoeden van bepaalde vrijwillige activiteiten geen geïsoleerd of marginaal maatschappelijk gegeven is. Het kadert daarentegen in een bredere ontwikkeling in de samenleving waarbij ook voor sommige andere voorheen onbezoldigde taken, zoals mantelzorg, thans rechtstreekse zij het veelal beperkte vergoedingen worden uitbetaald die op het eerste gezicht juridisch niet strikt te herleiden zijn tot onkostenvergoedingen of vrijgevigheden. In samenspraak met de Koning Boudewijnstichting werd ervoor geopteerd om het aanvankelijke onderzoeksobject de grijze zone(s) in de marge van het vrijwilligerswerk in hoofdzaak te bestuderen vanuit het perspectief van deze ruimere maatschappelijke ontwikkeling. 5. In het eerste deel van deze studie wordt het onderzoeksobject het vergoeden van initieel onbezoldigde vrijwillige inzet nader gesitueerd en afgebakend, in de eerste plaats tegenover vrijwilligerswerk, maar ook tegenover klassieke beroepsarbeid. Daarbij aansluitend wordt gezocht naar een (juridisch) hanteerbaar begrippenkader dat als grondslag kan dienen voor een verdere bestudering van dit maatschappelijk verschijnsel.

9 TUSSEN VRIJWILLIGERSWERK EN PROFESSIONELE ARBEID 9 6. Het tweede onderzoeksluik gaat dieper in op de belangrijkste juridische knelpunten die het fenomeen van het beperkt vergoeden van voorheen onbezoldigde taken oproept. Dat is in de eerste plaats de meer algemeen-theoretische vraag naar een correcte positionering en kwalificatie als vrijwilligerswerk dan wel als beroepsarbeid van dergelijke activiteiten. Het antwoord op deze vraag bepaalt, zo zal blijken, in overwegende mate het al dan niet voorkomen van meer specifieke knelpunten in rechtsdomeinen, als het arbeids-, het socialezekerheids-, het fiscaal en het aansprakelijkheidsrecht. 7. In het derde deel worden enkele concrete activiteiten die zich situeren binnen deze maatschappelijke ontwikkeling, aan een nadere analyse onderworpen Daarbij wordt niet zozeer een volledige en exhaustieve inventaris van activiteiten uit deze sfeer beoogd, aangezien er nog (te) weinig zekerheid is over de precieze juridische contouren ervan. De geselecteerde activiteiten kunnen wellicht wel als voorbeeld dienen voor verder juridisch onderzoek naar gelijkaardige activiteiten. Een analyse van enkele concrete activiteiten laat, enerzijds, toe inzicht te verwerven in de (verschillende) technieken die op dit ogenblik in het recht worden gehanteerd bij de regulering van dit fenomeen. Het is, anderzijds, ook de bedoeling om, uitgaande van de (algemene) bevindingen uit het tweede onderzoeksluik, de juridische waarde van elk van deze methoden en strategieën te beoordelen. 8. We besluiten in het vierde en laatste deel met de belangrijkste conclusies en enkele globale, toekomstgerichte voorstellen ter verbetering van de rechtspositie van activiteiten uit de grijze zone tussen het vrijwilligerswerk en de professionele arbeid. Daarbij wordt ook zij het beknopt ingegaan op de plaats die dit onderzoeksobject inneemt in het bredere maatschappelijk debat over mogelijke beleids(her)oriëntaties inzake menselijke arbeid en participatie in het algemeen. 9. Dit onderzoek werd afgerond in januari Op dit ogenblik, ongeveer anderhalf jaar later, is de gevoeligheid voor het thema van de grijze zone tussen het vrijwilligerswerk en de professionele arbeid onmiskenbaar toegenomen. Getuige daarvan zijn de verschillende parlementaire interventies over dit onderwerp en de vaststelling dat het thema van de grijze zone het voorwerp vormt van een interministeriële conferentie werkgelegenheid in het najaar van Eén en ander heeft er inmiddels toe geleid dat, zo blijkt ook uit het (herwerkte) derde onderzoeksdeel, de regulering van enkele activiteiten uit de grijze zone werd aangepast (o.m. voor au pair-werk) of, met het oog op toekomstige hervormingen, het voorwerp heeft uitgemaakt van een intensief maatschappelijk en parlementair debat (o.m. voor het werk van opvanggezinnen). De verhoogde belangstelling voor activiteiten in de grijze zone tussen vrijwilligerswerk en professionele houdt ongetwijfeld ook verband met het feit dat 2001 door de Verenigde Naties werd uitgeroepen tot het Internationale Jaar van de Vrijwilliger. In het licht daarvan hebben zowel de federale overheid als de gemeenschapsinstellingen in ons land zich geëngageerd om een aantal wetgevende initiatieven te treffen, waaronder de creatie van een statuut voor het vrijwilligerswerk en de vrijwilliger. 5 Bij het nader uitwerken van deze initiatieven blijkt dat men er zich van overheidswege in toenemende mate van bewust is geworden dat een deugdelijk statuut voor het vrijwilligerswerk mede duidelijkheid en rechtszekerheid veronderstelt omtrent de activiteiten die zich situeren in de grijze zone tussen vrijwilligerswerk en professionele arbeid. Deze herwerkte tekst vormt dan ook slechts een stap in het maatschappelijk debat op weg naar een aangepaste regulering van de grijze zone. In de huidige snel evoluerende context, zowel wat regelgeving als praktijk betreft, wil het rapport de uitdagingen en knelpunten verduidelijken. Het beoogt ook elementen aan te brengen die meer rechtszekerheid en een aangepast statuut waarborgen voor al wie zich inzet in de grijze zone. 4 Zie o.m. Parl. Vr. nr. 35 van 8 februari 2001 (R. VAN CLEUVENBERGEN), Vr. en Antw. Vlaams Parlement , afl. 10, 30 maart 2001, 1301 en Op 31 maart 2000 besliste de Vlaamse Regering zowel het vrijwilligerswerk als de grijze zone tussen het vrijwilligerswerk en de professionele arbeid duidelijker te erkennen en de waarderen. In opvolging van deze beslissing werd door Vlaams Minister van Tewerkstelling R. Landuyt een werkgroep semi-agorale arbeid opgericht om de knelpunten m.b.t. de grijze zone tussen vrijwilligerswerk en beroepsarbeid te inventariseren en aan een onderzoek te onderwerpen. Een nota van de werkzaamheden van deze werkgroep werd voorgelegd aan de Vlaamse regering op 1 december 2000, waarbij de betrokken minister opdracht kreeg de knelpunten te laten agenderen op de Interministeriële Conferentie Werkgelegenheid van 22 december 2000, waar werd beslist een nieuwe werkgroep op te richten om oplossingen uit te werken. 5 Met het oog op de totstandkoming van een globaal statuut voor de vrijwilliger en het vrijwilligerswerk werden er onder meer twee wetsvoorstellen in het parlement ingediend: Wetsvoorstel tot instelling van een statuut voor de vrijwilligers, ingediend op 7 september 2000 door de dames Simonne CREYF en Greta D HONDT, Parl. St. Kamer , nr. 0863/001 en Wetsvoorstel tot instelling van een statuut voor vrijwilligers, ingediend op 24 april 2001 door mevrouw Magda DE MEYER, Parl. St. Kamer , nr. 1214/001. Voor een bespreking van deze wetsvoorstellen, zie infra Deel 2.

10 10 EEN JURIDISCHE VERKENNING VAN DE GRIJZE ZONE

11 TUSSEN VRIJWILLIGERSWERK EN PROFESSIONELE ARBEID 11 Deel 1 De afbakening van het onderzoeksobject en de ontwikkeling van een begrippenkader

12 12 EEN JURIDISCHE VERKENNING VAN DE GRIJZE ZONE 6 Voor een overzicht: J. BREDA en K. GOYVAERTS, Vrijwilligerswerk vandaag. Een eerste verkenning. Eindrapport in opdracht van de Koning Boudewijnstichting, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1996, 84 p.; B. VAN BUGGENHOUT, Een statuut van de vrijwilliger naast dat van de beroepskracht?, T.W. 1998, S. D HONDT en B. VAN BUGGENHOUT, Statuut van de vrijwilliger. Knelpunten en oplossingen, 40 (Idem: G. KNOPS (ed.), Vrijwilligerswerk: wat kan, mag en moet? Een concrete stand van zaken (Editie voorjaar 2001), Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2001, 23-27). Een zevende element, met name dat de vrijwilliger zich hoogstens in een asymmetrische wederkerigheidsrelatie tot zijn doelgroep bevindt (M. BOUVERNIE- DE BIE, F. LAMMERTYN, S. OPDEBEECK, A. CLAEYS, W. ROMMEL en G. VERSCHELDEN, Vrijwillige inzet in Vlaanderen. Een exploratie. Een onderzoek in opdracht van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, Leuven, LUCAS, 1997, 22) werd niet in aanmerking genomen als constitutief voor een (juridische) definiëring van vrijwilligerswerk. H OOFDSTUK I DE AFBAKENING VAN HET ONDERZOEKSOBJECT AFDELING 1 IN DE MARGE VAN HET VRIJWILLIGERSWERK BESTAAT ER NIET ÉÉN, MAAR VERSCHILLENDE GRIJZE ZONES 10. Niettegenstaande er in beleidsinstrumenten en in de literatuur uiteenlopende definities van het vrijwilligerswerk en de vrijwilliger voorhanden zijn, 6 hanteren we in dit onderzoek als uitgangspunt de omschrijving uit de studie Statuut van de vrijwilliger. Knelpunten en oplossingen. Uitgaande van gemeenschappelijke kenmerken in het veld van het vrijwilligerswerk werd daarin de volgende definitie in aanmerking genomen: vrijwilligerswerk betreft (1) een activiteit die (2) uit vrijwilligheid of met onverplicht karakter, (3) onbezoldigd (4) door een natuurlijk persoon wordt verricht (5) ten behoeve van anderen of van de samenleving en (6) die plaatsvindt in min of meer georganiseerd verband Uit (de reacties op) dit onderzoek blijkt dat er rond drie van de zes bestanddelen van deze omschrijving noemenswaardige afbakeningsproblemen bestaan, die elk op zich aanleiding kunnen geven tot een grijze zone aan de rand van het vrijwilligerswerk. Het gaat met name om de vereiste van het onverplichte karakter, het kenmerk van de gerichtheid op derden of de samenleving, en het aspect van het onbezoldigdzijn. Dé grijze zone aan de rand van het vrijwilligerswerk bestaat dus niet. Al naargelang het betrokken criterium ontstaat er een probleem van demarcatie tussen, enerzijds, vrijwilligerswerk en, anderzijds, bepaalde door de samenleving min of meer opgelegde vormen van arbeid (het element van de vrijwilligheid), activiteiten van zelfhulporganisaties (de vereiste van de externe gerichtheid) en een categorie van activiteiten die we voorlopig als vergoede vrijwillige inzet kwalificeren (het element van het onbezoldigde karakter). 12. Ter wille van de duidelijkheid overlopen we in deze eerste afdeling beknopt de drie genoemde probleemvelden. Toch zal, zoals vooropgesteld in de inleiding, het verder verloop van dit onderzoek nagenoeg volledig gewijd zijn aan de grijze zone aan de rand van het vrijwilligerswerk die voortvloeit uit de vereiste van het onbezoldigde karakter.

13 TUSSEN VRIJWILLIGERSWERK EN PROFESSIONELE ARBEID 13 A. VRIJWILLIGERSWERK EN BEPAALDE DOOR DE SAMENLEVING OPGELEGDE VORMEN VAN ARBEID 1. DE VRIJWILLIGHEID OF HET ONVERPLICHTE KARAKTER VAN HET VRIJWILLIGERSWERK 13. Enkel al het benoemen van bepaalde activiteiten als vrijwilligers-werk toont aan dat het onverplichte karakter ervan, zonder dat dit gelijkgesteld mag worden met vrijblijvendheid, een essentieel kenmerk is. 8 Op grond van het element van de vrijwilligheid kan men een cluster van activiteiten die in mindere of meerdere mate door de samenleving worden opgelegd, onderscheiden van het vrijwilligerswerk, maar ook van de in principe eveneens vrijwillig aangegane professionele arbeid. Wie dergelijke activiteiten verricht, is daartoe gehouden door de wet of door zijn statuut. In tegenstelling tot wat geldt voor vrijwilligerswerk, heeft de overheid (begrepen in ruime zin) daardoor een juridisch afdwingbare aanspraak op deze activiteiten, wat onder meer betekent dat een eventuele niet-nakoming kan worden gesanctioneerd Niettegenstaande er zich regelmatig toepassings- of interpretatieproblemen aandienen in verband met de vaak complexe en ondoorzichtige regelgeving van door de samenleving opgelegde vormen van arbeid, beperken we ons hier tot een overzicht van deze activiteiten die in het vervolg van dit onderzoek verder onbesproken blijven. Het statuut van deze personen is immers reeds vastgelegd en de rechten en plichten van de betrokkenen zijn in beginsel gekend. Een bijkomende reden is dat er terzake reeds een vrij uitgebreide juridische literatuur voorhanden is, waarnaar in het voetnotenapparaat wordt verwezen. 2. EEN OVERZICHT VAN VORMEN VAN OPGELEGDE ARBEID 8 S. D HONDT en B. VAN BUGGENHOUT, Statuut van de vrijwilliger. Knelpunten en oplossingen, J. BRANCKAERTS, Standpunt, in B. VAN BUGGENHOUT, O. VANACHTER en D. SIMOENS, Werken als vrijwilliger. Rechtsstatuut en beleid, Brugge, Die Keure, 1986, J. DE COCK, [Geplaatste minderjarigen. Toestand t.a.v. de sociale zekerheid], noot onder Arbh. Antwerpen (afd. Hasselt) 18 mei 1978, R.W , 2385; J. VAN LANGENDONCK, Handboek sociale zekerheid, Diegem, Ced. Samsom, 1997, Art. 216ter Wetboek van Strafvordering; K.B. van 24 oktober 1994 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de procedure voor bemiddeling in strafzaken. 12 S. LORVELLEC, Travail et peine, in A. SUPIOT (red.), Le travail en perspective, Parijs, Librairie générale de droit et de jurisprudence, 1998, ; B. VAN BUGGENHOUT, Een statuut van de vrijwilliger naast dat van de beroepskracht?, l.c., M. DE VOS, Loon naar Belgisch arbeidsovereenkomstenrecht. Rechtspositie, recht op loon, loonbegrip, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2001, 106. Zie ook: M. DAMS, Het statuut van gedetineerde in de Belgische sociale zekerheid, T.S.R. 1998, 65-96; P. HUMBLET, De gezagsuitoefening door de werkgever, in R.S.R. nr. 37, Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1994, 43, nr Een eerste categorie personen die niet-beroepsmatige activiteiten verrichten met een verplicht karakter zijn de minderjarigen die worden geplaatst met de impliciete of uitdrukkelijke opdracht arbeid te verrichten voor de persoon waarbij of de instelling waarin ze worden geplaatst, doorgaans tegen een geringe (grotendeels in natura betaalde) vergoeding. Hun plaatsing is een eenzijdige overheidsdaad die uitgaat van de jeugdrechter en waarbij de toestemming van de betrokkenen in beginsel niet wordt gevraagd. 10 Hetzelfde kan men mutatis mutandis zeggen van het systeem van alternatieve straffen of gemeenschapsdienst. 11 Die veronderstellen het vervullen van een verplichting in het kader van het strafbeleid en vinden dus niet louter vrijwillig plaats. 12 Minder eenduidig is de situatie van gedetineerden die vrijwillig deelnemen aan een nieuw type van gevangenisprojecten, waarbij men vanuit de idee van herstelgerichte detentie via een herstelfonds aan de slachtoffers tegemoet poogt te komen. De gedetineerde krijgt de mogelijkheid om tijdens zijn detentie, in ruil voor het verrichten van bepaalde activiteiten zowel binnen als buiten de gevangenis, een geldelijke bijdrage te ontvangen die echter rechtstreeks en volledig in het herstelfonds terechtkomt. Niettegenstaande de gedetineerde in vrijheid beslist om al dan niet deze voor hem onbezoldigde activiteiten te verrichten, is ons inziens toch niet voldaan aan de vereiste van het onverplichte karakter, aangezien de arbeid van de gedetineerde steeds gekoppeld is minstens onrechtstreeks aan diens wettelijke schadevergoedingsplicht ten opzichte van het slachtoffer. 13

14 14 EEN JURIDISCHE VERKENNING VAN DE GRIJZE ZONE 14 J. VAN LANGENDONCK, Handboek sociale zekerheid, 121. J. Van Langendonck merkt wel op dat de situatie voor een ander type stage, namelijk stages die men ná het verwerven van een diploma moet doormaken om in een bepaald ambt of vrij beroep te kunnen worden benoemd, wel enigszins anders ligt. 15 Wet van 12 januari 1993 houdende een Urgentieprogramma voor een meer solidaire samenleving, B.S. 4 maart Voor een bespreking: R. TAECKE, Het geïndividualiseerd project voor sociale integratie, in J. PUT en D. SIMOENS (eds.), O.C.M.W. in de kering, Gent, Mys & Breesch, 1994, ; L. VAN ROMPAEY, Bestaansminimum, in J. PUT (ed.), Praktijkboek sociale zekerheid, Diegem, Ced. Samsom, 2001, Voor een bespreking, zie: B. CANTILLON en A. THIRION, Wegen naar een activerende verzorgingsstaat: tussentijdse balans van het P.W.A.- experiment, B.T.S.Z. 1998, afl. 2, ; R. DUMONT, Het PWA: analyse van de regelgeving en eerste praktijkervaringen, T.S.R. 1997, ; J. PUT, Sociale zekerheid en vrije tijd, in J. VAN STEENBERGE en A. VAN REGENMORTEL (eds.), Actuele problemen van het sociale zekerheidsrecht (Deel 1), Brugge, Die Keure, 1995, ; J. VAN STEENBERGE, De P.W.A. s: wie is de klus, in X., Liber Amicorum Prof. Dr. Alfons Vandeurzen, Gent, Mys & Breesch, 1995, Al naargelang de hoedanigheid van de werkloze heeft het begrip langdurig een andere inhoud (Art. 79, 4 K.B. 25 november 1991; Artt. 32bis en 54, 3 M.B. 26 november 1991): voor jongeren en schoolverlaters geldt als vereiste het genieten van wachtuitkeringen gedurende twee jaar; voor andere werklozen geldt een termijn van drie jaar. De ambtshalve inschrijving geldt niet voor langdurig werklozen die vrijgesteld zijn van de verplichting beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt, zoals oudere werklozen en werkloosheidsonderbrekers vanwege sociale en familiale redenen (Zie ook: G. MERTESN, Een PWA er als hulp in de huishouding, Kijk Uit 2001, afl. 3, 9-12). 18 Door de wet van 7 april 1999 (en het K.B. van 13 juni 1999) werd het statuut van de P.W.A.-overeenkomst overigens omgevormd tot een echte, deeltijdse arbeidsovereenkomst. 19 Wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, B.S. 5 augustus S. D HONDT en B. VAN BUGGENHOUT, Statuut van de vrijwilliger. Knelpunten en oplossingen, 26. Wanneer evenwel blijkt dat de arbeidsprestaties hoe dan ook niet kunnen leiden tot het recht op sociale zekerheidsprestaties of wanneer deze prestaties onvoldoende zijn om de betrokkene in staat te stellen een menswaardig leven te laten leven, beschikt de OCMW-cliënt weliswaar niet over een afdwingbaar recht op tewerkstelling in het kader van art. 60, 7 OCMW-wet (Arbrb. Gent 1 september 2000, OCMW-visies 2000, afl. 4, 60). 16. Tot deze eerste grijze zone rond het vrijwilligerswerk behoren ook sommige activiteiten van stagiairs in het kader van hun opleidingsprogramma. Dat is met name het geval voor studenten die in het kader van hun studieprogramma een praktijkstage moeten doorbrengen onder leiding van een stagemeester die is aangesteld of goedgekeurd door de onderwijsinstelling. 14 Dergelijke doorgaans onbezoldigde stages maken deel uit van de noodzakelijke opleidingsactiviteit en vormen dus een verplichting waarvan het al dan niet verwerven van een diploma afhangt. 17. Het criterium van de vrijwilligheid bepaalt ten slotte ook het onderscheid tussen vrijwilligerswerk en het geheel van diverse tewerkstellingsvormen die worden opgelegd aan werklozen en andere sociaal uitkeringsgerechtigden. Daartoe behoort onder meer het contract betreffende het geïndividualiseerd project voor sociale integratie, waaraan de toekenning of het behoud van het bestaansminimum is gekoppeld, althans voor jongeren onder de 25 jaar, en dit op straffe van weigering of van gehele dan wel gedeeltelijke schorsing van hun recht. 15 Hetzelfde geldt tot op zekere hoogte voor de Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschappen. Daarin krijgen sommige werklozen de kans, maar worden anderen verplicht om soms gelijkaardig werk als dat van vrijwilligers uit te voeren voor een beperkte, met hun uitkering cumuleerbare vergoeding. De wetgever heeft voorzien in een verplichte of ambtshalve inschrijving bij het P.W.A. voor de langdurig volledig uitkeringsgerechtigde werklozen, 17 op straffe van weigering of schorsing van hun uitkering. Wie vrijwillig tot het P.W.A.-systeem toetreedt, is evenmin een vrijwilliger, gezien de bezoldiging in ruil voor de geleverde arbeidsprestatie. 18 Het ontbreken van het element van de vrijwilligheid vindt men ook terug bij een tewerkstelling op grond van artikel 60, 7 van de O.C.M.W.-wet. 19 Krachtens dit artikel berust bij het O.C.M.W. de plicht om ten behoeve van een persoon die het bewijs moet leveren van een bepaalde periode van tewerkstelling teneinde het volledige voordeel van een bepaalde sociale uitkering te verkrijgen alle maatregelen te nemen om deze een betrekking te bezorgen, desnoods via een terbeschikkingstelling aan de gemeente of het O.C.M.W. zelf. 20 B. VRIJWILLIGERSWERK EN GEORGANISEERDE ZELFHULP 1. DE EXTERNE GERICHTHEID VAN HET VRIJWILLIGERSWERK 18. Bij het verrichten van vrijwilligerswerk staan in beginsel de belangen van één of meerdere andere personen, of van de samenleving in haar geheel centraal. 21 Op grond van deze vereiste van externe gerichtheid maakt men doorgaans een onderscheid met de (ongeorganiseerde) zelfzorg, dit zijn activiteiten die een persoon louter ten voordele van zichzelf verricht. 22 Het kenmerk van de gerichtheid op anderen of de samenleving betekent evenwel niet dat vrijwilligerswerk noodzakelijkerwijze neerkomt op een zich zuiver belangeloos inzetten. Vaak, en wellicht ten dele onbewust, streven vrijwilligers met hun inzet immateriële voordelen na, zoals zelfbevestiging, vorming of morele verrijking. 23 Vandaar het voorstel van S. D Hondt en B. Van Buggenhout om de grens zo te trekken dat vrijwilligerswerk naast eventueel de vrijwilliger steeds in hoofdzaak één of meerdere andere personen, of de hele samenleving ten goede komt. 24

15 TUSSEN VRIJWILLIGERSWERK EN PROFESSIONELE ARBEID PROBLEEMSTELLING EN VOORSTEL VAN OPLOSSING 19. Deze correcte invulling van het criterium van de externe gerichtheid bemoeilijkt evenwel de delicate afbakening tussen vrijwilligerswerk en de zogenaamde zelfhulpgroepen of georganiseerde zelfzorg Nagenoeg alle zelfhulpgroepen beogen in hun beginfase de individuele lotsverbetering van de deelnemers door het bespreken, onder lotgenoten, van een gemeenschappelijk probleem en van de wijze waarop men er (emotioneel) mee kan omgaan. 26 Doorgaans wordt het standpunt gehuldigd dat bij leden van een dergelijke zelfhulpgroep de vereiste van de externe gerichtheid niet aanwezig is, zodat hun activiteiten niet tot het vrijwilligerswerk, eventueel wel tot het ruimere begrip van de vrijwillige inzet kunnen worden gerekend Deze laatste stelling blijkt echter moeilijk te handhaven op het ogenblik dat een zelfhulpgroep, die initieel werd opgestart als een loutere lotgenotengroep, haar werking geheel of gedeeltelijk openstelt voor derden, niet-groepsleden of de samenleving in haar geheel. Dat laatste gebeurt onder meer door het ontwikkelen van activiteiten als informatieverstrekking, sensibilisering of preventie. Bij minstens een aantal leden van dit type zelfhulpgroep doet het element van de gerichtheid op anderen of de samenleving op dat ogenblik zijn intrede. Dat is met name het geval wanneer deze leden activiteiten ontwikkelen in hun organisatie, andere dan bestuursactiviteiten, 28 die niet louter tot participatie te herleiden zijn, maar ook één of meer andere personen of de gehele samenleving ten goede komen, zoals het telefonisch verstrekken van informatie over een bepaalde ziekte Met betrekking tot dit punt werd in de studie van S. D Hondt en B. Van Buggenhout voorgesteld dat, zodra bij een zelfhulpgroep de nadruk komt te liggen op hulpverlening aan derden, sensibilisering of het vestigen van maatschappelijke aandacht op een probleem met het oog op beleidsmatige tussenkomsten, een kwalificatie als vrijwilligersorganisatie overwogen kan worden. 30 Hoewel uit onderzoek blijkt dat de meeste zelfhulpgroepen, naast het organiseren van individuele lotsverbetering, ook activiteiten als informatieverstrekking en sensibilisering ontwikkelen, 31 verwerft slechts een minderheid een erkenning als vrijwilligersorganisatie. 32 Hoe dat komt is niet steeds duidelijk: de erkennende overheid oordeelt wellicht dat de klemtoon in het activiteitengamma van de zelfhulpgroep niet ligt op sensibiliserende activiteiten of informatieverstrekking. 23. Zelfhulpgroepen kunnen derhalve in drie categorieën ondergebracht worden. In de eerste plaats is er de traditionele zelfhulpgroep, waarin de participatie van de leden aan activiteiten van wederzijdse ondersteuning centraal staat. Daarnaast heeft men het type zelfhulpgroep dat zich zowel met individuele lotsverbetering als met sensibilisering e.d. bezighoudt, zonder evenwel erkend te zijn als vrijwilligersorganisatie. Veruit de meeste zelfhulpgroepen behoren tot deze tweede categorie. Als derde en laatste type zijn er de als vrijwilligersorganisatie erkende zelfhulpgroepen. 24. Het Trefpunt Zelfhulp VZW werpt op dat de leden van zelfhulpgroepen van het eerste of het tweede type niet de bescherming kunnen genieten van het (in de toekomst verder uit te bouwen) statuut van vrijwilliger. Ook al beantwoorden hun individuele activiteiten in de organisatie aan de vereiste van de externe gerichtheid, toch worden deze niet als vrijwilligerswerk gekwalificeerd, omdat de zelfhulpgroep geen erkenning als vrijwilligersorganisatie bezit. 21 B. VAN BUGGENHOUT, Een statuut van de vrijwilliger naast dat van de beroepskracht?, l.c., J. BREDA en K. GOYVAERTS, Vrijwilligerswerk vandaag. Een eerste verkenning, B. VAN BUGGENHOUT, Een statuut van de vrijwilliger naast dat van de beroepskracht?, Hierbij verwijzen beide auteurs naar Hand. Vlaamse Raad , 4 april 1995, 1534 (Vr. GOUTRY). 25 S. D HONDT en B. VAN BUGGENHOUT, Statuut van de vrijwilliger. Knelpunten en oplossingen, J. BREDA en K. GOYVAERTS, Vrijwilligerswerk vandaag. Een eerste verkenning, M. BOUVERNIE-DE BIE, F. LAMMERTYN, S. OPDEBEECK, A. CLAEYS, W. ROMMEL en G. VERSCHELDEN, Vrijwillige inzet in Vlaanderen. Een exploratie, 19. Vrijwillige inzet is een ruimer begrip dan vrijwilligerswerk. Het omvat, naast het meewerken in een zelfhulpgroep, onder meer ook het vrijwillig en belangeloos ter beschikking stellen van organen en het doen van financiële giften. 28 Art. 2, 1 en 2 Decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector (B.S. 19 mei 1994), waarin de vrijwilliger wordt omschreven als de natuurlijke persoon die een activiteit - behalve een bestuursfunctie - uitoefent of zich daartoe verbindt, die zich onderscheidt van en/of complementair is aan activiteiten die gewoonlijk door professionelen worden verricht en die in een gestructureerd verband, niet verplicht en onbezoldigd wordt uitgevoerd, met inzet voor de gezondheid en het welzijn van individuen en groepen. 29 S. D HONDT en B. VAN BUGGENHOUT, Statuut van de vrijwilliger. Knelpunten en oplossingen, S. D HONDT en B. VAN BUGGENHOUT, Statuut van de vrijwilliger. Knelpunten en oplossingen, 29. Daarbij zou onder meer het aantal vestigingen van de organisatie als richtlijn kunnen dienen. 31 J. BRANCKAERTS, Dossier Zelfhulp, Sociaal 1991, afl. 14, 13-20; P. GIELEN, Zelfhulpgroepen en professionals, Sociaal 1997, afl. 1, 8-16; A. VANDERMEULEN, Zelfhulpgroepen anno 88: de kinderschoenen ontgroeid, T.W. 1988, afl. 121, 9-17; C. VAN PEER, Zelfhulp, zelfhulpgroepen en zelfhulporganisaties, in H. SABBE, C. VAN PEER en F. LAMMERTYN, De informele zorg en het vrijwilligerswerk, Reeks De welzijnszorg in de Vlaamse Gemeenschap: voorzieningen en overheidsbeleid nr. 10, Leuven, Sociologisch Onderzoeksinstituut, 1990,

16 16 EEN JURIDISCHE VERKENNING VAN DE GRIJZE ZONE 32 Van de ongeveer 800 zelfhulpgroepen in Vlaanderen werden er in 1995 dertig erkend als vrijwilligersorganisatie (K. ROETE, Overzicht van de uitvoering van het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector -opties voor verder onderzoek, Administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, Afdeling Welzijnszorg, 1996, 5). In antwoord op een parlementaire vraag hierover bevestigde Minister van Welzijn M. Vogels nochtans formeel dat het criterium zelfhulpgroep niet als uitsluitingscriterium wordt gehanteerd bij de evaluatie van de erkenningsaanvragen en [...] dat in de toepasselijke regelgeving geen enkele rechtsgrond voor de uitsluiting van zelfhulpgroepen voorhanden is (Parl. Vr. nr. 54 van 21 december 2000 (P. CEYSEN), Vr. en Antw. Vlaams Parlement , afl. 9, 16 maart 2001, ). 33 In Statuut van de vrijwilliger. Knelpunten en oplossingen wordt in dit verband terecht gesteld dat het element van de belangeloosheid niet nodeloos ver doorgedreven mag worden. 25. De hier door ons voorgestelde oplossing stelt de bescherming van de vrijwilliger, zoals die wordt gedefinieerd in Statuut van de vrijwilliger. Knelpunten en oplossingen, centraal. We hanteren daarbij als uitgangspunt dat in principe in elke zelfhulpgroep een duidelijk onderscheid kan worden gemaakt tussen de vrijwillige medewerkers en de louter participerende leden. Men kan hier de vergelijking maken met andere vrijwilligersorganisaties, zoals jeugdbewegingen of speelpleinen, waar de leiderskring of de monitoren activiteiten organiseren voor de louter participerende leden. De vrijwillige medewerker verricht activiteiten (o.m. organisatie, sensibilisering) die beantwoorden aan de vereiste van de externe gerichtheid, 33 d.w.z. ze komen naast het eigen, persoonlijk nut dat ze verschaffen ook ten dele ten goede aan anderen, minstens aan de participerende leden van de groep. Deze vrijwillige medewerker kan dan ook als vrijwilliger worden gekwalificeerd, in tegenstelling tot de leden van de groep die louter participeren aan de activiteiten. Zelfs in een traditionele zelfhulpgroep (het eerste type) kan men eventueel vrijwillige medewerkers terugvinden: de personen die als ervaringsdeskundige hun vaardigheden en deskundigheid ter beschikking stellen van en activiteiten organiseren voor de participerende leden van de groep. 26. Het kwalificeren van de vrijwillige medewerker van een zelfhulpgroep als vrijwilliger zou niet (meer) mogen afhangen van de erkenning van de zelfhulpgroep als vrijwilligersorganisatie. Een oplossing hiervoor ligt misschien in het differentiëren van de erkenning van een beweging als vrijwilligersorganisatie en de subsidiëring ervan. Voorgesteld wordt om de criteria voor de erkenning van een zelfhulpgroep als vrijwilligersorganisatie soepel(er) in te vullen, terwijl de subsidiëring aan stringentere voorwaarden kan worden gekoppeld. Zo kan bijvoorbeeld worden overwogen om een zelfhulpgroep als vrijwilligersorganisatie te erkennen zodra deze naast individuele lotsverbetering ook activiteiten als sensibilisering organiseert (tweede type), of, nog verder gaand, zodra de groep met vrijwillige medewerkers werkt van wie de activiteit hoofdzakelijk op anderen of op de maatschappij is gericht. Voor de subsidiëring zou dan bijvoorbeeld wel kunnen worden geëist dat taken als informatieverstrekking en sensibilisering de hoofdactiviteit van de zelfhulpgroep uitmaken. 27. Een dergelijke differentiatie biedt twee voordelen. Op de eerste plaats laat ze toe dat de vrijwillige medewerker in elk geval beantwoordt aan alle constitutieve bestanddelen van de omschrijving van vrijwilliger en aanspraak kan maken op de huidige en toekomstige elementen van bescherming die verbonden zijn aan dit statuut. Al naargelang het gebruikte erkenningscriterium zou ofwel enkel een oplossing worden geboden voor de medewerkers van zelfhulpgroepen van het tweede type, ofwel voor deze van het eerste én het tweede type. Tevens vermijdt men op deze manier dat de bescherming van vrijwilligers in zelfhulpgroepen al te zeer zou afhangen van onduidelijke criteria, waarbij het risico van uiteenlopende interpretaties nooit volledig valt uit te sluiten.

17 TUSSEN VRIJWILLIGERSWERK EN PROFESSIONELE ARBEID 17 C. VRIJWILLIGERSWERK EN VERGOEDE VRIJWILLIGE INZET. 1. HET ONBEZOLDIGDE KARAKTER VAN HET VRIJWILLIGERSWERK ALS ONDERSCHEIDINGSCRITERIUM MET BEROEPSARBEID 28. De afbakening van vrijwilligerswerk met andere activiteiten verloopt het meest problematisch, althans op juridisch vlak, bij het criterium van het onbezoldigde karakter. Meer dan op de andere constitutieve bestanddelen berust het fundamentele onderscheid tussen vrijwilligerswerk en professionele arbeid op dit element Het onbezoldigde karakter van vrijwilligerswerk houdt in dat aan een vrijwilliger geen loon in arbeidsrechtelijke zin wordt uitbetaald. Niettegenstaande aan het begrip loon in verschillende rechtsdomeinen een verschillende inhoud wordt gegeven, 35 betekent dit dat aan een vrijwilliger in principe slechts twee zaken kunnen worden (terug)betaald: 1) de door hem of haar reëel gemaakte onkosten, en 2) vrijgevigheden, dit zijn voordelen die niet als tegenprestatie voor een activiteit worden toegekend. Zodra een vergoeding aan een vrijwilliger, ongeacht de benaming die men eraan geeft (kostenvergoeding, zakgeld...), de reëel gemaakte onkosten overstijgt of niet als een vrijgevigheid kan worden gekwalificeerd, blijft er sprake van loon in arbeidsrechtelijke zin. De hoogte van het bedrag, hoe gering ook, of het feit dat het geen voordeel in geld maar in natura betreft, 36 spelen daarbij in principe geen enkele rol. 30. De kwalificatie van een (deel van een) vergoeding als (arbeidsrechtelijk) loon heeft verstrekkende gevolgen, ook in andere rechtsdomeinen. Op enkele uitzonderingen na beschouwt het Belgisch recht elke activiteit verricht voor een loon als een beroepsactiviteit. Wordt deze arbeid bovendien verricht onder gezag, dan zijn de drie constitutieve bestanddelen van een arbeidsovereenkomst aanwezig. Dit laatste heeft tot gevolg dat in principe zowel de regelgeving van het (individueel en collectief) arbeidsrecht als deze inzake sociale zekerheid (bijdragebetaling) van toepassing zijn. De aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst leidt ook tot een specifieke regeling op het vlak van aansprakelijkheid. Voor gerechtigden op inkomensvervangende uitkeringen is de mogelijkheid van de cumulatie van hun uitkering met beloonde arbeid doorgaans nog veel strikter geregeld dan in het geval onbezoldigde activiteiten, zoals vrijwilligerswerk, worden verricht. Op het inkomen uit beroepsarbeid moeten in beginsel eveneens belastingen worden betaald. 34 P. RENOOY, Werkloosheid, niet betaalde arbeid alleen, Tijdschrift voor Arbeid en Bewustzijn 1993 (Ndl.), afl. 3, Zie ook: B. VAN BUGGENHOUT, Een statuut van de vrijwilliger naast dat van de beroepskracht?, l.c., 11: Bij de overige kenmerken van vrijwilligerswerk zijn slechts accentverschillen merkbaar met professionele arbeid. Ook een arbeidscontract wordt op vrijwillige basis aangegaan. De uitoefening van een economisch (bij-)beroep gebeurt eveneens vanuit een min of meer georganiseerd verband. Heel wat professionele arbeid staat ook ten dienste van anderen of de samenleving. 35 F. VANISTENDAEL, Sociaal en fiscaal loon, in X, Liber Amicorum Prof. Dr. Roger Blanpain, Brugge, Die Keure, 1998, 589. Vanwege de uiteenlopende doelstellingen met betrekking tot het loon in het arbeids-, het socialezekerheids- en het fiscaal recht heeft het loonbegrip in deze rechtstakken telkens een andere inhoud. Zelfs binnen een en hetzelfde rechtsdomein kan een licht verschillende inhoud van het loonbegrip voorkomen. Zie wat dit laatste betreft, toegespitst op het arbeidsrecht: M. DE VOS, Loon naar Belgisch arbeidsovereenkomstenrecht. Rechtspositie, recht op loon, loonbegrip, J. VAN LANGENDONCK, Handboek sociale zekerheid, L. DE CORT, Formele aspecten van niet-professionele betaalde zorg, T.W. 1991, afl. 12, 51-58; S. D HONDT en B. VAN BUGGENHOUT, Statuut van de vrijwilliger. Knelpunten en oplossingen, Cass. 20 april 1977, R.W , 1878, concl. adv.-gen. H. LENAERTS. 31. Het is dan ook bijzonder belangrijk de draagwijdte van de noties vergoeding voor reële onkosten en vrijgevigheden correct in te schatten. 37 In tweede deel van deze studie komen we op dit probleem meer uitgebreid terug. In de studie van S. D Hondt en B. Van Buggenhout betreffende het vrijwilligerswerk werd reeds gewezen op het diffuse onderscheid tussen een loutere onkostenvergoeding en een (forfaitaire) vergoeding die meer kan omvatten dan een tegemoetkoming in gemaakte onkosten. Wat de notie vrijgevigheden betreft, valt een restrictieve invulling waar te nemen in de rechtspraak van het Hof van Cassatie. In zijn conclusie bij de arresten van 20 april 1977 onderscheidt advocaat-generaal Lenaerts vier mogelijke categorieën vrijgevigheden: (1) vergoedingen verleend om de bestaanszekerheid van de werknemer te vrijwaren tijdens een arbeidsonderbreking (bv. ingevolge arbeidsongeschiktheid); (2) vergoedingen toegekend ter gelegenheid van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst (bv. ontslagvergoeding); (3) voordelen toegekend naar aanleiding van persoonlijke of familiale gebeurtenissen, of omstandigheden die zich in het leven van de werknemer voordoen, buiten de arbeidsverhouding om (bv. een huwelijksgeschenk) en (4) voordelen die worden verleend naar aanleiding van gebeurtenissen die verband houden met de arbeidsverhouding, omdat zij betrekking hebben op bijzondere gebeurtenissen uit het leven van de werkgever of de onderneming, maar die niet worden verleend als tegenprestatie voor verrichte arbeid (bv. naar aanleiding van een bedrijfsjubileum). 38

18 18 EEN JURIDISCHE VERKENNING VAN DE GRIJZE ZONE 39 Conclusie adv.-gen. H. LENAERTS bij Cass. 20 april 1977, R.W , A. EVERS, M. PIJL, C. UNGERSON (eds.), Payments for care. A comparative overview, Avebury, 1994, 347 p.; M. PIJL, Payment for care. Kennismaking met buitenlandse initiatieven van vergoede informele zorg, T.W. 1991, afl. 12, L. DE CORT, Vergoede informele zorg. Een schets van de contouren, T.W. 1991, afl. 12, E. VAN TILT, Vrijwilligers: de onbetaalbare krachten van een zorgzame samenleving, Alert 1992, afl. 12, Zie o.a.: J. BREDA en K. GOYVAERTS, Vrijwilligerswerk vandaag. Een eerste verkenning, 43-45; M. PIJL, When private care goes public. An analysis of concepts and principles concerning payments for care, in A. EVERS, M. PIJL, C. UNGERSON (eds.), Payments for care. A comparative overview, Avebury, 1994, 9-16; H.J. VAN DAAL, Vrijwilligerswerk binnen een veranderend zorg- en arbeidsbestel, Tijdschrift voor Arbeid en Bewustzijn 1993 (Ndl.), afl. 3, Zie ook, S. SOMERS, Vrijwilligers doen niets nog voor niets. Familie die op zoek is naar vrijwillige pleegzorg voor subcomateuze dochter wil speld in hooiberg, De Morgen 26 juni 2001, Hieruit kan voorlopig worden geconcludeerd dat alle voordelen die niet wegens de beëindiging of de schorsing van de arbeidsovereenkomst worden verleend, maar daarentegen in de loop van de uitvoering ervan (d.i. wanneer er werkelijk arbeid wordt verricht), in beginsel loon in arbeidsrechtelijke zin uitmaken, met uitzondering van de voordelen die worden opgesomd onder de nummers (3) en (4) en de terugbetaling van reëel gemaakte onkosten DE GRIJZE ZONE VAN DE VERGOEDE VRIJWILLIGE INZET 33. Tussen vrijwilligerswerk en beroepsarbeid in, die juridisch onderling worden afgebakend door de af- of aanwezigheid van loon in arbeidsrechtelijke zin, is er over de jaren heen vooral sedert eind jaren tachtig daadwerkelijk een grijze zone totstandgekomen: de vergoede vrijwillige inzet. Het betreft de tendens waarbij voor initieel onbezoldigde vrijwilligerstaken thans systematisch een beperkte prestatievergoeding wordt uitbetaald, d.i. een vergoeding die de reële onkosten, gemaakt tijdens de uitoefening van de activiteit, overstijgt en die evenmin, omwille van het systematische karakter ervan, als een vrijgevigheid kan worden gekwalificeerd. 34. Deze evolutie doet zich op uiteenlopende wijzen in de meeste West-Europese landen voor. 40 Zoals dat tevens het geval is bij (echt) vrijwilligerswerk, komt het fenomeen van vergoede vrijwillige inzet voor in de meest uiteenlopende maatschappelijke domeinen. Men vindt het verschijnsel niet alleen terug in de welzijns- en gezondheidssector (o.a. vergoede informele zorg in het kader van de thuiszorg, de pleegzorg of gezinsplaatsing, de persoonlijke assistentie ten behoeve van personen met een handicap), al treft men het daar wellicht het meest uitgesproken aan. 41 Het komt evenzeer tot uiting op andere maatschappelijke terreinen, zoals bij de combinatie gezinsleven-beroepsarbeid (o.a. babysitten, au pair-werk, onthaalmoeders of bepaalde opvanggezinnen), in de socio-culturele sector (o.a. occasionele lesgevers, sommige stads- en natuurgidsen), in de religieuze sector (o.a. parochieassistenten) en in de civiele sector (o.a. vrijwillige brandweerlieden, vrijwilligers in de civiele bescherming en voetbalstewards). 35. Rond het verschijnsel van de vergoede vrijwillige inzet vinden, vereenvoudigd gesteld, twee verschillende debatten plaats. 36. Allereerst rijst de vraag naar de algemene opportuniteit van deze ontwikkeling. Het vergoeden van vrijwillige inzet blijft, ook vandaag nog, een erg controversieel gegeven, 42 waarvan men de argumenten pro en contra een lichte vergoeding elders reeds uitgebreid heeft uiteengezet. 43 Samengevat gelden als argumenten voor een lichte betaling onder meer het feit dat de hulpvrager zich dan minder bezwaard voelt vanwege de dienstverlening, waardoor een grotere gelijkwaardigheid tussen hulpverlener en hulpvrager ontstaat en deze laatste meer en sneller een beroep op de vrijwilliger-hulpverlener durft te doen. Daarnaast speelt de verwachting dat men met een lichte vergoeding meer vrijwilligers hoopt te kunnen aantrekken, aan wie bovendien hogere eisen kunnen worden gesteld. Een lichte vergoeding zou ook meer genoegdoening (en wellicht erkenning) geven aan de vrijwilligers die het financieel nodig hebben. Bij vrijwilligers die erg zwaar (fysisch en/of emotioneel) werk verrichten, zoals bijvoorbeeld vrijwillige brandweerlieden en oppassers bij zwaar zieken of zorgbehoevende bejaarden, stelt zich de vraag of men dergelijke vormen van inzet überhaupt nog kan vragen zonder dat daar een (beperkte) financiële compensatie tegenover staat. Als argumenten contra een lichte prestatievergoeding wordt verwezen naar het feit dat vrijwilligerswerk gevrijwaard moet blijven van direct persoonlijk belang, teneinde rechtstreeks menselijk contact, los van financiële belangen, mogelijk te maken. Betaling zou leiden tot verlies van vrijheid en onafhankelijk en een meer formele verzakelijkte band tussen vrijwilligers en beroepskrachten tot stand brengen. Dat laatste zou ook niet steeds het belang van de hulpvrager dienen: door de (financiële) onafhankelijkheid van de vrijwilliger, kan deze de hulpvrager steunen, die zich door de professionele wereld bedreigd

19 TUSSEN VRIJWILLIGERSWERK EN PROFESSIONELE ARBEID 19 voelt. Een lichte betaling doet de grenzen tussen het werk van vrijwilligers en dat van beroepskrachten vervagen, wat aanleiding kan geven tot het bestaan van een grijs, onderbetaald circuit, dat een bedreiging vormt voor de werkgelegenheid (het houdt het risico in betaalde krachten te vervangen door licht betaalde vrijwilligers). Een ander tegenargument is dat organisaties met meer financiële middelen, beter zouden kunnen recruteren, waardoor een scheve verhouding ontstaat tussen de onbetaalde ( zuivere ) vrijwilliger en de licht betaalde vrijwilliger. Al blijft de vraag of men met een lichte betaling niet net omwille van de lichte vergoeding mensen aantrekt tot het vrijwilligerswerk en men op die manier mensen recruteert die minder aan het algemene profiel van de vrijwilliger beantwoorden. 44 M. JUSTAERT, Het sociaal statuut van de vergoede informele zorger, De Gids 1991, V.I.W., Vrijwilligerswerk...belastingsvrij?, T.W. 1999, afl. 3, Zonder het belang van deze discussie te willen miskennen of te minimaliseren vormt deze algemene opportuniteitsvraag echter niet het voorwerp van dit juridisch onderzoek. Het fenomeen waarbij bepaalde vormen van vrijwillige inzet worden vergoed, benaderen wij daarentegen als een feitelijk gegeven, een realiteit die misschien in de toekomst als een strategie kan (zal?) worden aangewend om aan nog andere vrijwillige activiteiten een nieuw elan en / of een erkenning te geven. Vanuit een dergelijke benadering stelt zich een tweede cluster van vragen die op het eerste gezicht eerder technisch-juridisch van aard lijken, maar bij nader inzien ook een belangrijke component opportuniteit in zich dragen. Deze cluster vragen die centraal staat in dit onderzoek, heeft betrekking op het statuut van activiteiten van vergoede vrijwillige inzet en van de persoon die ze verricht: hoe komt een fenomeen als vergoede vrijwillige inzet (het best) tot zijn recht? 38. Gegeven de huidige betekenis en draagwijdte van het begrip loon in het arbeidsrecht lijkt de kwalificatie als loon van (minstens een deel van) de vergoeding bij vergoede vrijwillige inzet het wellicht meest correcte uitgangspunt. 44 Daardoor verwerft dit type van inzet juridisch de status van beroepsarbeid, wat op zijn beurt talloze rechtsgevolgen met zich meebrengt, zowel voor de vrijwilliger als voor de organisatie, en dit onder meer in het arbeidsrecht en het socialezekerheidsrecht, op het vlak van de fiscaliteit en in het aansprakelijkheidsrecht. Zo kan bijvoorbeeld de relatie tussen degene die de vergoede activiteiten verricht en de organisatie veel moeilijker worden verbroken. De organisatie die optreedt als werkgever, dient de betrokkene in beginsel in te schrijven als werknemer bij de R.S.Z. (en in dit kader ook bijdragen te betalen), en voor deze persoon belastingen te betalen. Bij niet-registratie kunnen, wanneer de inspectie dit ontdekt, achterstallige bijdragen en boetes worden gevorderd. In het tweede deel van dit onderzoek worden deze en andere gevolgen meer gedetailleerd in kaart gebracht. 39. Deze situatie roept uiteraard ook verscheidene (opportuniteits)vragen op. Vooreerst: is het wenselijk om activiteiten van vergoede vrijwillige inzet juridisch als beroepsarbeid te beschouwen? Of dringt zich daarentegen in de toekomst reeds op dit niveau van de probleemstelling een wetgevende ingreep op? Een beknopt en eenduidig antwoord hierop is niet eenvoudig te geven (cf. infra: Deel 2, Hfdst. I). In bepaalde gevallen zoals bij assistenten van personen met een handicap en onthaalmoeders of opvanggezinnen lijkt deze vraag eerder positief te moeten worden beantwoord, in andere gevallen neigt men veeleer naar een negatief antwoord. Anderzijds leeft in de vrijwilligerswereld reeds enige tijd de volgens ons terechte eis om een duidelijk onderscheid aan te brengen tussen het echte (onbezoldigde) vrijwilligerswerk en de verschillende vormen van vergoede vrijwillige inzet. 45 Vooral dit laatste argument verantwoordt naar onze mening de handhaving van een principiële kwalificatie van vergoede vrijwillige inzet als beroepsarbeid.

20 20 EEN JURIDISCHE VERKENNING VAN DE GRIJZE ZONE 46 B. VAN SCHOEBEKE, Vrijwilligersvergoedingen. Fiscus en R.S.Z. behandelen vrijwilligerswerk verschillend, Fisc. Act. 1999, afl. 18, De leidraad in dit onderzoek is dan ook veeleer een andere opportuniteitsvraag, met name of het wenselijk is dat bij activiteiten van vergoede vrijwillige inzet vanuit de veronderstelling dat deze juridisch beroepsarbeid uitmaken alle gevolgen die uit deze kwalificatie voortvloeien, hun gelding effectief moeten behouden. Hier menen we dat, gezien het onmiskenbare maatschappelijk nut van vergoede vrijwillige inzet, het absoluut wenselijk is om alle betrokkenen, zowel de organisatie als degene die de vergoede vrijwillige activiteit verricht, niet nodeloos (financieel en administratief) te belasten met allerlei sociale en fiscale verplichtingen. Dat hoeft overigens niet: in elk van deze rechtsdomeinen is immers in de mogelijkheid voorzien om beroepsactiviteiten geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van bepaalde sociaal- en fiscaalrechtelijke verplichtingen. Voor sommige vormen van vergoede vrijwillige inzet, zoals voor de vrijwillige brandweerlieden, heeft de wetgever terzake een reeds aangepaste regelgeving uitgevaardigd, zij het meestal fragmentair; ze blijft beperkt tot een of meerdere facetten (bv. het fiscale of de bijdragebetaling aan de sociale zekerheid). Het komt er dan ook op aan na te gaan in welke mate uitbreidingen van deze bepalingen nodig zijn om ook de nog niet geregelde vormen van vergoede vrijwillige inzet te omvatten. 41. In elk geval is het belangrijk dat er een meer coherente en globale regeling totstandkomt. Die moet niet alleen het ruime gamma van vergoede vrijwillige inzet omvatten, maar ook en vooral de verschillende basisaspecten van een statuut. Vooral dat laatste kan niet genoeg worden beklemtoond. Hoe aantrekkelijk ook, een voorstel van regeling dat zich zou beperken tot specifieke knelpunten, zoals de behandeling van de vergoeding in het fiscaal recht of een vrijstelling op het vlak van de bijdragebetaling aan de sociale zekerheid, volstaat niet en creëert, vaak ongewild, nieuwe juridische problemen. 46 Met betrekking tot vergoede vrijwillige inzet behoeven ook andere aspecten de nodige aandacht, onder meer de (mate van) toepasselijkheid van het arbeidsrecht, het vraagstuk van de aansprakelijkheid en de cumulatie van inkomsten uit vergoede vrijwillige inzet met sociale uitkeringen. Voorafgaand aan de juridische analyse van vergoede vrijwillige inzet wordt eerst de ruimere context van dit gegeven kort toegelicht. Het verschijnsel waarbij personen thans voor bepaalde vrijwillige activiteiten (beperkt) worden vergoed, is namelijk geen op zichzelf staand gegeven, maar kadert in een bredere maatschappelijke evolutie.

Een juridische verkenning van de grijze zone tussen vrijwilligerswerk

Een juridische verkenning van de grijze zone tussen vrijwilligerswerk Arbeidsmarkt Een juridische verkenning van de grijze zone tussen vrijwilligerswerk en professionele arbeid Bouckaert, S. Van buggenhout, B. (2002), Een juridische verkleining van de grijze zone tussen

Nadere informatie

!" # $$! #% "! " "# #& # ' $ #! "! # & # )! * " + "!,-!./ " # 1 0 #2 #3! 4./# " $! " # "! #) "! " $ # 0 " 5!! $ 1 8. (/# " "!

! # $$! #% !  # #& # ' $ #! ! # & # )! *  + !,-!./  # 1 0 #2 #3! 4./#  $!  # ! #) !  $ # 0  5!! $ 1 8. (/#  ! $$ % & ' ( $ & ) * +,-./ 0 & 1 0 2 3 4./,56-5 $ ) $ 0 0 ( 7 $ 5 $ 1 8. (/ 8 (0 1 & 2 9 9 : ( + - 8 (0; - ; -./; - ; - ; - 4

Nadere informatie

DEEL 1. STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT) 1

DEEL 1. STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT) 1 DEEL 1. STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT) 1 Hoofdstuk 1. Situering 7 Hoofdstuk 2. Strategie/Beleidsluik 7 Hoofdstuk 3. Wettelijk kader 9 Afdeling 1. Basiswetgeving 9 Afdeling 2. Afwijkingen

Nadere informatie

Eindelijk een statuut voor de vrijwilliger

Eindelijk een statuut voor de vrijwilliger Eindelijk een statuut voor de vrijwilliger Inhoud van de toelichting Historiek Krachtlijnen van de wet En verder? Historiek Legislatuur 1999-2003 Verschillende studies over vrijwilligerswerk Twee wetsvoorstellen

Nadere informatie

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 55 VAN 13 JULI 1993 TOT INSTELLING VAN EEN REGELING VAN AANVULLENDE VERGOEDING

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 55 VAN 13 JULI 1993 TOT INSTELLING VAN EEN REGELING VAN AANVULLENDE VERGOEDING COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 55 VAN 13 JULI 1993 TOT INSTELLING VAN EEN REGELING VAN AANVULLENDE VERGOEDING VOOR SOMMIGE OUDERE WERKNEMERS, IN GEVAL VAN HAL- VERING VAN DE ARBEIDSPRESTATIES, GEWIJZIGD

Nadere informatie

Hoofdstuk 3. Wettelijk kader 8 Afdeling 1. Basiswetgeving 8 Afdeling 2. Afwijkingen op het niveau van de sector of de onderneming 9

Hoofdstuk 3. Wettelijk kader 8 Afdeling 1. Basiswetgeving 8 Afdeling 2. Afwijkingen op het niveau van de sector of de onderneming 9 DEEL 1. VOLTIJDS BRUGPENSIOEN 1 Hoofdstuk 1. Situering 7 Hoofdstuk 2. Strategie/Beleidsluik 7 Hoofdstuk 3. Wettelijk kader 8 Afdeling 1. Basiswetgeving 8 Afdeling 2. Afwijkingen op het niveau van de sector

Nadere informatie

DEEL 1. STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT) 1

DEEL 1. STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT) 1 DEEL 1. STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT) 1 Hoofdstuk 1. Situering 7 Hoofdstuk 2. Strategie/Beleidsluik 7 Hoofdstuk 3. Wettelijk kader 9 Afdeling 1. Basiswetgeving 9 Afdeling 2. Afwijkingen

Nadere informatie

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 55 VAN 13 JULI 1993 TOT INSTELLING VAN EEN REGELING VAN AANVULLENDE VERGOEDING

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 55 VAN 13 JULI 1993 TOT INSTELLING VAN EEN REGELING VAN AANVULLENDE VERGOEDING COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 55 VAN 13 JULI 1993 TOT INSTELLING VAN EEN REGELING VAN AANVULLENDE VERGOEDING VOOR SOMMIGE OUDERE WERKNEMERS, IN GEVAL VAN HAL- VERING VAN DE ARBEIDSPRESTATIES, GEWIJZIGD

Nadere informatie

De arbeidstijd van kaderpersoneel en leidinggevenden

De arbeidstijd van kaderpersoneel en leidinggevenden De arbeidstijd van kaderpersoneel en leidinggevenden FORUM ADVOCATEN BVBA Nassaustraat 37-41 2000 Antwerpen T 03 369 95 65 F 03 369 95 66 E info@forumadvocaten.be W www.forumadvocaten.be 1 Inleiding 24

Nadere informatie

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, inzonderheid op artikel 15; SCSZ/07/007 1 BERAADSLAGING NR. 07/004 VAN 9 JANUARI 2007 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR DE VERENIGING ZONDER WINSTOOGMERK CIMIRE AAN DE RIJKSDIENST VOOR PENSIOENEN MET HET

Nadere informatie

SECTORCOMITE XVIII VLAAMSE GEMEENSCHAP EN VLAAMS GEWEST

SECTORCOMITE XVIII VLAAMSE GEMEENSCHAP EN VLAAMS GEWEST SECTORCOMITE XVIII VLAAMSE GEMEENSCHAP EN VLAAMS GEWEST protocol nr. 170.499 PROTOCOL HOUDENDE DE CONCLUSIES VAN DE ONDERHANDELINGEN VAN 25 SEPTEMBER EN 23 OKTOBER 2001 DIE GEVOERD WERDEN IN HET SECTORCOMITE

Nadere informatie

Wet betreffende de rechten van de vrijwilliger

Wet betreffende de rechten van de vrijwilliger Wet betreffende de rechten van de vrijwilliger De wet betreffende de rechten van de vrijwilliger (3 juli 2005, gewijzigd door de Wet houdende Diverse bepalingen van 27/12/2005) is aangepast. De nieuwe

Nadere informatie

Vrijwilligers: een nieuwe toekomst voor de politie?

Vrijwilligers: een nieuwe toekomst voor de politie? Vrijwilligers: een nieuwe toekomst voor de politie? Inhoud Inzet vrijwilligers politie België: wettelijk kader Mogelijkheden inzet vrijwilligers bij politie in België Politie in bijberoep Conclusie 1 Hoge

Nadere informatie

KON-tact. Vermaatschappelijking. 27 oktober 2016

KON-tact. Vermaatschappelijking. 27 oktober 2016 KON-tact Vermaatschappelijking 27 oktober 2016 2 3 KRACHTGERICHTE METHODIEKEN NETWERKGERICHTE METHODIEKEN BUURTGERICHTE NETWERKEN 4 BELEID Lokaal sociaal beleid Geïntegreerde doelstellingen en regie Breed

Nadere informatie

Praktijkboek sociale zekerheid 2014. Voor de onderneming en de sociale adviseur

Praktijkboek sociale zekerheid 2014. Voor de onderneming en de sociale adviseur Praktijkboek sociale zekerheid 2014 Voor de onderneming en de sociale adviseur Praktijkboek sociale zekerheid 2014 Voor de onderneming en de sociale adviseur Johan PUT Editor Gewoon hoogleraar KU Leuven-Instituut

Nadere informatie

INHOUD. VOORWOORD... v HOOFDSTUK 1. DISCRIMINATIE OP DE WERKVLOER EN DE WETTEN VAN 10 MEI 2007... 1

INHOUD. VOORWOORD... v HOOFDSTUK 1. DISCRIMINATIE OP DE WERKVLOER EN DE WETTEN VAN 10 MEI 2007... 1 INHOUD VOORWOORD....................................................... v HOOFDSTUK 1. DISCRIMINATIE OP DE WERKVLOER EN DE WETTEN VAN 10 MEI 2007........................................ 1 I. Inleiding

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid SCSZ/13/105 BERAADSLAGING NR. 13/045 VAN 7 MEI 2013 INZAKE DE UITWISSELING VAN PERSOONSGEGEVENS TUSSEN DE (BELGISCHE)

Nadere informatie

INTELLECTUELE RECHTEN VAN WERKNEMERS

INTELLECTUELE RECHTEN VAN WERKNEMERS INTELLECTUELE RECHTEN VAN WERKNEMERS INTELLECTUELE RECHTEN VAN WERKNEMERS Ilse Van Puyvelde Antwerpen Cambridge Intellectuele rechten van werknemers Ilse Van Puyvelde 2012 Antwerpen Cambridge www.intersentia.be

Nadere informatie

A D V I E S Nr. 1.438 ------------------------------- Zitting van woensdag 19 maart 2003

A D V I E S Nr. 1.438 ------------------------------- Zitting van woensdag 19 maart 2003 A D V I E S Nr. 1.438 ------------------------------- Zitting van woensdag 19 maart 2003 Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van artikel 19 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot

Nadere informatie

Wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers (B.S.29.VIII.2005) 1

Wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers (B.S.29.VIII.2005) 1 Wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers (B.S.29.VIII.2005) 1 HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK II. - Definities HOOFDSTUK III. - De organisatienota HOOFDSTUK IV. - Aansprakelijkheid

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING EN VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de

Nadere informatie

SECTORCOMITE XVIII VLAAMSE GEMEENSCHAP EN VLAAMS GEWEST. protocol nr

SECTORCOMITE XVIII VLAAMSE GEMEENSCHAP EN VLAAMS GEWEST. protocol nr SECTORCOMITE XVIII VLAAMSE GEMEENSCHAP EN VLAAMS GEWEST protocol nr. 170.498 PROTOCOL HOUDENDE DE CONCLUSIES VAN DE ONDERHANDELINGEN VAN 23 OKTOBER 2001 DIE GEVOERD WERDEN IN HET SECTORCOMITE XVIII VLAAMSE

Nadere informatie

A D V I E S Nr

A D V I E S Nr A D V I E S Nr. 1.371 ------------------------------ Onderwerp : Ontwerp van koninklijk besluit betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot

Nadere informatie

VERSTERKING VAN DE KLIMAATGOVERNANCE IN BELGIË

VERSTERKING VAN DE KLIMAATGOVERNANCE IN BELGIË VAKGROEP EUROPEES, PUBLIEK- EN INTERNATIONAAL RECHT CENTRUM VOOR MILIEU- EN ENERGIERECHT VERSTERKING VAN DE KLIMAATGOVERNANCE IN BELGIË GRONDWETTELIJKE EN INSTITUTIONELE MOGELIJKHEDEN Prof. Dr. L. Lavrysen,

Nadere informatie

A D V I E S Nr

A D V I E S Nr A D V I E S Nr. 1.391 ---------------------------------- Raadszitting van woensdag 20 februari 2002 -------------------------------------------------------------- Behoud van het recht van sommige oudere

Nadere informatie

VERSTERKING VAN DE KLIMAATGOVERNANCE IN BELGIË GRONDWETTELIJKE EN INSTITUTIONELE MOGELIJKHEDEN

VERSTERKING VAN DE KLIMAATGOVERNANCE IN BELGIË GRONDWETTELIJKE EN INSTITUTIONELE MOGELIJKHEDEN VAKGROEP EUROPEES, PUBLIEK- EN INTERNATIONAAL RECHT CENTRUM VOOR MILIEU- EN ENERGIERECHT VERSTERKING VAN DE KLIMAATGOVERNANCE IN BELGIË GRONDWETTELIJKE EN INSTITUTIONELE MOGELIJKHEDEN Prof. Dr. L. Lavrysen,

Nadere informatie

A D V I E S Nr. 1.406. Zitting van woensdag 12 juni 2002 -----------------------------------------------

A D V I E S Nr. 1.406. Zitting van woensdag 12 juni 2002 ----------------------------------------------- A D V I E S Nr. 1.406 Zitting van woensdag 12 juni 2002 ----------------------------------------------- Sociaal statuut voor de erkende en gesubsidieerde onthaalouders x x x 1.930-1 1.912-1 Blijde Inkomstlaan,

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door het Arbeidshof te Gent.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door het Arbeidshof te Gent. Rolnummer 2926 Arrest nr. 186/2004 van 16 november 2004 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door het Arbeidshof te Gent. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

LSLGEMEEN E3EHEERSCOMITE VOOR HET SOCIAAL STATUUT DER ZELFSTANDIGEN

LSLGEMEEN E3EHEERSCOMITE VOOR HET SOCIAAL STATUUT DER ZELFSTANDIGEN LSLGEMEEN E3EHEERSCOMITE VOOR HET SOCIAAL STATUUT DER ZELFSTANDIGEN Opgericht bij de wet van 30 december 1992 Brussel, 6 februari 2019 Advies 2019102 Uitgebracht op eigen initiatief Artikel 109 van de

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 19 maart 2003

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 19 maart 2003 A D V I E S Nr. 1.440 Zitting van woensdag 19 maart 2003 Voorontwerp van wet tot wijziging van artikel 30 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten - verlenging van het rouwverlof

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 16 juli

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 16 juli A D V I E S Nr. 1.857 ------------------------------ Zitting van dinsdag 16 juli 2013 ----------------------------------------- Huispersoneel: Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk

Nadere informatie

INHOUD VII. Intersentia

INHOUD VII. Intersentia INHOUD De gespannen verhouding tussen artikel 1134 BW en de sociaalrechtelijke finaliteit inleidende beschouwingen Marc Rigaux gewoon hoogleraar, Onderzoeksgroep Sociaal Recht, Universiteit Antwerpen,

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid" SCSZ/13/177 BERAADSLAGING NR. 13/082 VAN 3 SEPTEMBER 2013 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS

Nadere informatie

VR DOC.0797/1

VR DOC.0797/1 VR 2019 2405 DOC.0797/1 DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE en SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: - Ontwerp van Samenwerkingsakkoord tussen de Federale staat, het Waals Gewest, het

Nadere informatie

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN DECREET. van de heer Marc Olivier c.s. houdende invoering van een recht op opleiding voor structureel werklozen

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN DECREET. van de heer Marc Olivier c.s. houdende invoering van een recht op opleiding voor structureel werklozen Stuk 1025 (1997-1998) Nr. 1 VLAAMS PARLEMENT Zitting 1997-1998 29 april 1998 VOORSTEL VAN DECREET van de heer Marc Olivier c.s. houdende invoering van een recht op opleiding voor structureel werklozen

Nadere informatie

Het statuut van de sportbeoefenaar, een round-up

Het statuut van de sportbeoefenaar, een round-up Het statuut van de sportbeoefenaar, een round-up Sport is een vaste waarde geworden in onze maatschappij. Steeds meer mensen nemen deel aan het sportgebeuren, hetzij als hoofdactiviteit, hetzij als hobby.

Nadere informatie

PARITAIR COMITE VOOR DE VLAAMSE WELZIJNS- EN GEZONDHEIDSSECTOR (331)

PARITAIR COMITE VOOR DE VLAAMSE WELZIJNS- EN GEZONDHEIDSSECTOR (331) PARITAIR COMITE VOOR DE VLAAMSE WELZIJNS- EN GEZONDHEIDSSECTOR (331) Bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst van 3 december 2012, in toepassing van artikel 27 van de wet van 5 december 1968 betreffende

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 25 november

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 25 november A D V I E S Nr. 1.708 --------------------------------- Zitting van woensdag 25 november 2009 ---------------------------------------------------- Vrijwilligerswerk - Vergoedingen voor vrijwilligerswerk

Nadere informatie

AUTEURSRECHTEN EN FISCALITEIT

AUTEURSRECHTEN EN FISCALITEIT AUTEURSRECHTEN EN FISCALITEIT pagina 1 1.) Auteursrechten, naburige rechten en loon. Analyse van het arrest van het Hof van Cassatie dd. 15 september 2014 Moeten naburige rechten onderworpen worden aan

Nadere informatie

De gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor overwerk

De gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor overwerk 3 HOOFDSTUK I De gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor overwerk AFDELING 1 Inleiding Doelstelling Achtergrond Sinds 1 juli 2005 geldt een fiscale lastenverlaging voor

Nadere informatie

Dimona of de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling

Dimona of de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling Dimona of de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling Philip BRAEKMANS Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Sociale Praktijkstudies nr. 11001 Stof bijgehouden tot 1 oktober

Nadere informatie

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012) Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012) De Hoge Raad voor Vrijwilligers (HRV) kijkt relatief tevreden terug op 2011, het Europees Jaar voor het Vrijwilligerswerk.

Nadere informatie

MEDEDELING Nr. 11 -------------------------------- Zitting van dinsdag 30 oktober 2012 --------------------------------------------------

MEDEDELING Nr. 11 -------------------------------- Zitting van dinsdag 30 oktober 2012 -------------------------------------------------- MEDEDELING Nr. 11 -------------------------------- Zitting van dinsdag 30 oktober 2012 -------------------------------------------------- MEDEDELING BETREFFENDE DE INTERPRETATIE VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDS-

Nadere informatie

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. ------

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. ------ MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. ------ Advies nr. 1 van 18 november 1996 met betrekking tot het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging

Nadere informatie

Vrijwilligerswetgeving

Vrijwilligerswetgeving Vrijwilligerswetgeving Titel: Wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers Wet houdende diverse bepalingen (B.S. 30-12-05) Wet van 19 juli 2006 tot wijziging van de wet van 3 juli 2005

Nadere informatie

Dit voordeel geeft aanleiding tot fiscale en sociale zekerheidsrechtelijke heffingen.

Dit voordeel geeft aanleiding tot fiscale en sociale zekerheidsrechtelijke heffingen. Vorstlaan 280 1160 Brussel Tel +32 2 761 46 00 Fax +32 2 761 47 00 www.claeysengels.be info@claeysengels.be KOSTELOZE BESCHIKKING OVER EEN WONING www.iuslaboris.com Sommige werkgevers stellen aan hun personeel

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 11. Maklu 5

Inhoud. Voorwoord 11. Maklu 5 Inhoud Voorwoord 11 I Inleiding 13 1 Wat is aansprakelijkheid? 13 1.1 Voorbeelden uit de media en de rechtspraak 13 1.2 Omschrijving begrip aansprakelijkheid 15 2 Aansprakelijkheid versus verantwoordelijkheid

Nadere informatie

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 03 / 2004 van 15 maart 2004

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 03 / 2004 van 15 maart 2004 KONINKRIJK BELGIE Brussel, Adres : Hallepoortlaan 5-8, B-1060 Brussel Tel. : +32(0)2/542.72.00 Email : commission@privacy.fgov.be Fax.: : +32(0)2/542.72.12 http://www.privacy.fgov.be/ COMMISSIE VOOR DE

Nadere informatie

INHOUDSTAFEL. (farde 1) Handboek manifestaties en evenementen Integrale veiligheid. Voorwoord Algemene inleiding I. INHOUDSTAFEL COMMENTAAR

INHOUDSTAFEL. (farde 1) Handboek manifestaties en evenementen Integrale veiligheid. Voorwoord Algemene inleiding I. INHOUDSTAFEL COMMENTAAR INHOUDSTAFEL (farde 1) Handboek manifestaties en evenementen Integrale veiligheid Voorwoord Algemene inleiding I. INHOUDSTAFEL II. COMMENTAAR Inleiding integrale veiligheid Hoofdstuk 1: De rol van de gemeentelijke

Nadere informatie

I. Context (1) I. Context (2) Het Akkoord van Brussel van 16 september 2002: Een juridisch kader voor grensoverschrijdende intercommunales

I. Context (1) I. Context (2) Het Akkoord van Brussel van 16 september 2002: Een juridisch kader voor grensoverschrijdende intercommunales Het Akkoord van Brussel van 16 september 2002: Een juridisch kader voor grensoverschrijdende intercommunales Prof. dr. Jan Wouters Maarten Vidal Instituut voor Internationaal Recht K.U. Leuven www.internationaalrecht.be

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 4 mei

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 4 mei A D V I E S Nr. 1.512 ----------------------------- Zitting van woensdag 4 mei 2005 -------------------------------------------- - Resolutie inzake de invoering van sport- en cultuurcheques 3-706, aangenomen

Nadere informatie

Structurele hervormingen van de arbeidsmarkt: naar meer flexibiliteit inzake arbeidsduur?

Structurele hervormingen van de arbeidsmarkt: naar meer flexibiliteit inzake arbeidsduur? Structurele hervormingen van de arbeidsmarkt: naar meer flexibiliteit inzake arbeidsduur? Mr. Eric Carlier Partner ec@tetralaw.com Mrs. Sylvie Lacombe Partner sl@tetralaw.com Kris Peeters wenst het arbeidsrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 28 467 Wijziging van de Wet arbeid en zorg en enige andere wetten in verband met het tot stand brengen van een recht op langdurend zorgverlof en

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de regels tot bepaling van de bedragen

Nadere informatie

DISCRIMINATIE OP BASIS VAN HANDICAP EN GEZONDHEIDSTOESTAND IN DE ARBEIDSVERHOUDING

DISCRIMINATIE OP BASIS VAN HANDICAP EN GEZONDHEIDSTOESTAND IN DE ARBEIDSVERHOUDING DISCRIMINATIE OP BASIS VAN HANDICAP EN GEZONDHEIDSTOESTAND IN DE ARBEIDSVERHOUDING Anne RAHMÉ Frank HENDRICKX Othmar VANACHTER Aline VAN BEVER intersentia Antwerpen - Oxford INHOUD VOORWOORD. v HOOFDSTUK

Nadere informatie

Memorandum Hoge Raad voor vrijwilligers

Memorandum Hoge Raad voor vrijwilligers Memorandum 2019 Hoge Raad voor vrijwilligers Vrijwilligerswerk? Ja, natuurlijk! Over het belang van vrijwilligerswerk is al veel geschreven. De cijfers van de meting van het vrijwilligerswerk door de Koning

Nadere informatie

Gelet op de aanvraag van het Belgische Rode Kruis ontvangen op 11/10/2011;

Gelet op de aanvraag van het Belgische Rode Kruis ontvangen op 11/10/2011; 1/7 Sectoraal comité van het Rijksregister Beraadslaging RR nr 71/2011 van 14 december 2011 Betreft: machtigingsaanvraag van het Belgische Rode Kruis om het Rijksregisternummer te gebruiken zodat zij voor

Nadere informatie

Halftijds brugpensioen

Halftijds brugpensioen Halftijds brugpensioen //dossier Eindeloopbaan Inhoud Wat verstaat men onder halftijds brugpensioen?... 01 Onder welke voorwaarden krijgt men toegang tot het halftijds brugpensioen?... 01 Welke procedure

Nadere informatie

DECREET. houdende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur

DECREET. houdende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur VLAAMS PARLEMENT DECREET houdende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1

Nadere informatie

BEKNOPTE ANALYTISCHE INHOUDSOPGAVE. Een inhoudsopgave komt voor bij het begin van de titels, van de hoofdstukken en de afdelingen.

BEKNOPTE ANALYTISCHE INHOUDSOPGAVE. Een inhoudsopgave komt voor bij het begin van de titels, van de hoofdstukken en de afdelingen. SOZE_2013.book Page VII Tuesday, August 13, 2013 3:20 PM BEKNOPTE ANALYTISCHE INHOUDSOPGAVE Een inhoudsopgave komt voor bij het begin van de titels, van de hoofdstukken en de afdelingen. Achteraan het

Nadere informatie

Vrijwillige en gratis arbeid. voor een derde

Vrijwillige en gratis arbeid. voor een derde Vrijwillige en gratis arbeid voor een derde Om recht te hebben op inschakelings- of werkloosheidsuitkeringen, mag je geen bezoldigde activiteit voor een derde verrichten. Vrijwilligerswerk daarentegen

Nadere informatie

SOCIAAL COMPENDIUM SOCIALEZEKERHEIDSRECHT 2010-2011

SOCIAAL COMPENDIUM SOCIALEZEKERHEIDSRECHT 2010-2011 SOCIAAL COMPENDIUM SOCIALEZEKERHEIDSRECHT 2010-2011 met fiscale notities Band 1 Algemeen, toepassingsgebied, administratieve organisatie en financiering (werknemers en zelfstandigen) Socialezekerheidsprestaties

Nadere informatie

Paritair Subcomité voor de socioculturele sector van de Vlaamse Gemeenschap

Paritair Subcomité voor de socioculturele sector van de Vlaamse Gemeenschap Paritair Subcomité voor de socioculturele sector van de Vlaamse Gemeenschap 3290105 Nederlandstalige organisaties voor socio-professionele inschakeling in Brussel Eindejaarspremie... 1 Aanvullend pensioen...

Nadere informatie

Omzendbrief Welzijn en Gezondheid 2005/001

Omzendbrief Welzijn en Gezondheid 2005/001 Omzendbrief Welzijn en Gezondheid 2005/001 Vlaamse Regering Kabinet van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Koolstraat 35, 1000 BRUSSEL Tel. 02-552 64 00 - Fax. 02-552 64 01 E-mail: kabinet.vervotte@vlaanderen.be

Nadere informatie

INHOUDSTAFEL. (farde 1) Handboek manifestaties en evenementen Integrale veiligheid. Voorwoord Algemene inleiding I. INHOUDSTAFEL COMMENTAAR

INHOUDSTAFEL. (farde 1) Handboek manifestaties en evenementen Integrale veiligheid. Voorwoord Algemene inleiding I. INHOUDSTAFEL COMMENTAAR INHOUDSTAFEL (farde 1) Handboek manifestaties en evenementen Voorwoord Algemene inleiding I. INHOUDSTAFEL II. COMMENTAAR Inleiding integrale veiligheid Hoofdstuk 1: De rol van de gemeentelijke overheid,

Nadere informatie

Inhoudstafel. Inleiding 1. Titel 1 TOEGANGSVOORWAARDEN

Inhoudstafel. Inleiding 1. Titel 1 TOEGANGSVOORWAARDEN Inleiding 1 Titel 1 TOEGANGSVOORWAARDEN Toepassingsgebied 5 Werkgevers 5 Werknemers 5 Specificiteiten voor sommige sectoren 6 Ontslag door de werkgever 9 Begrip ontslag 9 Ontslagprocedure Overleg 10 1.

Nadere informatie

A D V I E S Nr. 1.674 ------------------------------ Zitting van vrijdag 20 februari 2009 ------------------------------------------------

A D V I E S Nr. 1.674 ------------------------------ Zitting van vrijdag 20 februari 2009 ------------------------------------------------ A D V I E S Nr. 1.674 ------------------------------ Zitting van vrijdag 20 februari 2009 ------------------------------------------------ Maatregelen inzake tijdskrediet - Cao nr. 77 bis - Uitvoering

Nadere informatie

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités; COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 137 VAN 23 APRIL 2019 TOT VASTSTELLING VOOR 2019-2020 VAN HET INTERPROFESSIONEEL KADER VOOR DE VERLAGING VAN DE LEEFTIJDSGRENS, VOOR WAT DE TOEGANG TOT HET RECHT OP

Nadere informatie

Ontwerp van decreet betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin DE VLAAMSE REGERING,

Ontwerp van decreet betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin DE VLAAMSE REGERING, Ontwerp van decreet betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid SCSZG/18/032 BERAADSLAGING NR. 14/081 VAN 7 OKTOBER 2014, GEWIJZIGD OP 2 DECEMBER 2014, OP 1 SEPTEMBER 2015 EN

Nadere informatie

De inkomsten uit de deeleconomie

De inkomsten uit de deeleconomie De inkomsten uit de deeleconomie Belastingregeling Inkomstenbelasting EIGEN BELASTINGREGELING (Programmawet van 1.7.2016, BS 4.7.2016, Ed. 2) Deze regelgeving voorziet dat: de winst of baten die voortkomen

Nadere informatie

Vlaamse regering. Besluit van de Vlaamse regering betreffende de bevoegdheid, de samenstelling en de werking van de Vlaamse Havencommissie

Vlaamse regering. Besluit van de Vlaamse regering betreffende de bevoegdheid, de samenstelling en de werking van de Vlaamse Havencommissie Vlaamse regering Besluit van de Vlaamse regering betreffende de bevoegdheid, de samenstelling en de werking van de Vlaamse Havencommissie DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 27 juni 1985 op de

Nadere informatie

VRIJWILLIGERSWERK INFORMATIEPLICHT

VRIJWILLIGERSWERK INFORMATIEPLICHT VRIJWILLIGERSWERK Sinds 1 augustus 2006 is de hernieuwde wet op het vrijwilligerswerk van kracht. Deze wet legt vast wat onder de vorm van vrijwilligerswerk mogelijk is en op welke manier dit dient te

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk.

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. ------ Advies nr. 125 van 18 april 2008 over het ontwerp van koninklijk besluit

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit 6e Directie Welzijn en Gezondheid Provincieraadsbesluit betreft verslaggever STEUNPUNT VRIJWILLIGERSWERK Reglement betreffende de provinciale collectieve verzekering vrijwilligerswerk de heer Eddy Couckuyt

Nadere informatie

Gedifferentieerde interpretatie: sommige auteurs menen dat de uitwinningsvergoeding volledig voor beslag vatbaar is, terwijl het Hof van Cassatie

Gedifferentieerde interpretatie: sommige auteurs menen dat de uitwinningsvergoeding volledig voor beslag vatbaar is, terwijl het Hof van Cassatie De niet voor beslag of overdracht vatbare n van de inkomsten bijgewerkt ingevolge het koninklijk besluit van 8 december 2008 tot uitvoering van artikel 1409, 2, van het Gerechtelijk Wetboek (B.S.: 12.12.2008)

Nadere informatie

ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING

ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING I. ALGEMENE TOELICHTING 1. Samenvatting De overeenkomst heeft tot doel het verrichten van betaalde werkzaamheden (als loontrekkende of zelfstandige) door bepaalde gezinsleden

Nadere informatie

Paritair Subcomité voor de socioculturele sector van de Vlaamse Gemeenschap Integratiecentra

Paritair Subcomité voor de socioculturele sector van de Vlaamse Gemeenschap Integratiecentra Paritair Subcomité voor de socioculturele sector van de Vlaamse Gemeenschap 3290104 Integratiecentra Overwerk... 1 Nachtarbeid... 2 Arbeid op zon en feestdagen... 3 Eindejaarspremie... 4 Vervoerskosten...

Nadere informatie

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO N KMO-beleid - studentenarbeid A04 Brussel, 25.06.2009 MH/MG/LC ADVIES OP EIGEN INITIATIEF over EEN UITBREIDING VAN DE BESTAANDE REGELING INZAKE STUDENTENARBEID

Nadere informatie

- Nieuwe loongrenzen vanaf 1 januari 2013 betreffende de Wet op de Arbeidsovereenkomsten. Wet (oorspronkelijke bruto bedragen)

- Nieuwe loongrenzen vanaf 1 januari 2013 betreffende de Wet op de Arbeidsovereenkomsten. Wet (oorspronkelijke bruto bedragen) DECEMBER NIEUWS - Nieuwe loongrenzen vanaf 1 januari 2013 betreffende de Wet op de Arbeidsovereenkomsten De toepassing van bepaalde clausules en de mate waarin deze kunnen worden toegepast, is afhankelijk

Nadere informatie

SECTORCOMITE XVIII VLAAMSE GEMEENSCHAP EN VLAAMS GEWEST. protocol nr

SECTORCOMITE XVIII VLAAMSE GEMEENSCHAP EN VLAAMS GEWEST. protocol nr SECTORCOMITE XVIII VLAAMSE GEMEENSCHAP EN VLAAMS GEWEST protocol nr. 202.628 PROTOCOL HOUDENDE DE CONCLUSIES VAN DE ONDERHANDELINGEN VAN 28 JULI EN 22 SEPTEMBER 2003 DIE GEVOERD WERDEN IN HET SECTORCOMITE

Nadere informatie

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST 1) Omschrijving van de arbeidsovereenkomst Artikel 3 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten

Nadere informatie

[2013-07-10] WERKGEVERS EN VAKBONDEN BEREIKEN EEN AKKOORD OVER HET EENHEIDSSTATUUT

[2013-07-10] WERKGEVERS EN VAKBONDEN BEREIKEN EEN AKKOORD OVER HET EENHEIDSSTATUUT [2013-07-10] WERKGEVERS EN VAKBONDEN BEREIKEN EEN AKKOORD OVER HET EENHEIDSSTATUUT Na een marathonvergadering van 27 uur hebben de sociale partners afgelopen vrijdag op de valreep een akkoord bereikt over

Nadere informatie

De vrijwilliger in de zorgsector. Gert Geerts & Tom Peeters

De vrijwilliger in de zorgsector. Gert Geerts & Tom Peeters De vrijwilliger in de zorgsector Gert Geerts & Tom Peeters Inhoud I. Inleiding II. Bronnen III. Kenmerken vrijwilligerswerk IV. Aansprakelijkheid en verzekering M.b.t. de aansprakelijkheid M.b.t. de immuniteit

Nadere informatie

ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING

ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING I. ALGEMENE TOELICHTING 1. Samenvatting De overeenkomst heeft tot doel het verrichten van betaalde werkzaamheden (als loontrekkende of zelfstandige) door bepaalde gezinsleden

Nadere informatie

ADVIES ONTWERPBESLUIT AANPASSINGSPREMIE VOOR WONINGEN

ADVIES ONTWERPBESLUIT AANPASSINGSPREMIE VOOR WONINGEN ADVIES ONTWERPBESLUIT AANPASSINGSPREMIE VOOR WONINGEN Advies 2018-18 / 30.08.2018 www.vlaamsewoonraad.be INHOUD 1 Situering... 3 2 Beknopte inhoud... 3 3 Bespreking... 3 3.1 Algemeen 3 3.2 Modaliteiten

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 13 juli

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 13 juli A D V I E S Nr. 1.774 ----------------------------- Zitting van woensdag 13 juli 2011 ---------------------------------------------- Gelegenheidswerk in de landbouwsector en de tuinbouwsector Eenparig

Nadere informatie

Wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers (B.S.29.VIII.2005) 1

Wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers (B.S.29.VIII.2005) 1 Wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers (B.S.29.VIII.2005) 1 HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK II. - Definities HOOFDSTUK III. [De informatieplicht] HOOFDSTUK IV. - Aansprakelijkheid

Nadere informatie

Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE... 2

Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE... 2 bedrijfstoeslag (Brugpensioen) 2014 Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE... 2 DEEL I: HET STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (VOLTIJDS BRUGPENSIOEN)... 7 INLEIDING... 7 1. TOEKENNINGSVOORWAARDEN... 8

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van

Nadere informatie

RAPPORT november 2006

RAPPORT november 2006 ONDERZOEK NAAR HET STATUUT VAN GIDS EN REISLEIDER RAPPORT november 2006 PLANNING & ONDERZOEK EXTERNE VORMING 3 1. INHOUDSTAFEL 1. INHOUDSTAFEL...3 2. INLEIDING...5 3. METHODOLOGIE...7 4. RESULTATEN...7

Nadere informatie

ADVIES VAN DE HOGE RAAD VOOR VRIJWILLIGERS OP HET WETSVOORSTEL VAN GOOL-DE MEYER BETREFFENDE DE RECHTEN VAN DE VRIJWILLIGERS (Doc.51/0455/001).

ADVIES VAN DE HOGE RAAD VOOR VRIJWILLIGERS OP HET WETSVOORSTEL VAN GOOL-DE MEYER BETREFFENDE DE RECHTEN VAN DE VRIJWILLIGERS (Doc.51/0455/001). ADVIES VAN DE HOGE RAAD VOOR VRIJWILLIGERS OP HET WETSVOORSTEL VAN GOOL-DE MEYER BETREFFENDE DE RECHTEN VAN DE VRIJWILLIGERS (Doc.51/0455/001). Vooreerst verheugt de Hoge Raad voor Vrijwilligers (H.R.V.)

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 20 december

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 20 december A D V I E S Nr. 2.014 ------------------------------ Zitting van dinsdag 20 december 2016 ---------------------------------------------------- Ouderschapsverlof Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 9 november

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 9 november A D V I E S Nr. 1.528 ----------------------------- Zitting van woensdag 9 november 2005 ----------------------------------------------------- Uitvoering van het Europese vrijwillige kaderakkoord van 16

Nadere informatie

Vlaams Gecoördineerd Vrijwilligersbeleid. Ledendag 2016

Vlaams Gecoördineerd Vrijwilligersbeleid. Ledendag 2016 Vlaams Gecoördineerd Vrijwilligersbeleid Ledendag 2016 Grote lijnen conceptnota Eerste ontwerp: februari 2016 Principiële goedkeuring Vlaamse Regering juli 2016 Actieplan Strategische Opties Actieplan

Nadere informatie

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 77 SEPTIES

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 77 SEPTIES COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 77 SEPTIES ------------------------------------------------------------------------------ Zitting van woensdag 2 juni 2010 -----------------------------------------

Nadere informatie

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID IN SCHOOLVERBAND. Prof. dr. Aloïs VAN OEVELEN Gewoon hoogleraar Universiteit Antwerpen

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID IN SCHOOLVERBAND. Prof. dr. Aloïs VAN OEVELEN Gewoon hoogleraar Universiteit Antwerpen BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID IN SCHOOLVERBAND Prof. dr. Aloïs VAN OEVELEN Gewoon hoogleraar Universiteit Antwerpen INHOUD I. De begrippen burgerlijke aansprakelijkheid en strafrechtelijke II. Twee concrete

Nadere informatie

VR DOC.1315/1BIS

VR DOC.1315/1BIS VR 2018 2311 DOC.1315/1BIS DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, MEDIA, JEUGD EN BRUSSEL NOTA VOOR DE VLAAMSE REGERING Betreft: Tweede principiële goedkeuring van: - besluit van de Vlaamse Regering betreffende

Nadere informatie

INLICHTINGENBLAD (voor de werkgevers behalve de administraties)

INLICHTINGENBLAD (voor de werkgevers behalve de administraties) ACTIRIS Terug te sturen naar : ACTIRIS Dienst GECO Anspachlaan 65 1000 BRUSSEL AANVRAAGFORMULIER VOOR GESUBSIDIEERDE CONTRACTUELEN (GECO) PROGRAMMAWET VAN 30.12.1988 Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke

Nadere informatie

Het statuut van de kunstenaar Enkele knelpunten

Het statuut van de kunstenaar Enkele knelpunten Het statuut van de kunstenaar Enkele knelpunten Voorwoord De lijst met knelpunten welke volgt is niet exhaustief. De opsomming is gebaseerd op de vragen welke onze consulenten krijgen en hun analyses van

Nadere informatie