XXXI V Jaargang, Deel 1, N r 2 Februari 1959

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "XXXI V Jaargang, Deel 1, N r 2 Februari 1959"

Transcriptie

1 NATIONALE BANK VAN BELGIE Departement Studiën en Documentatie TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELIJKS XXXI V Jaargang, Deel, N r 2 Februari 959 Dit tijdschrift wordt als objectieve documentatie uitgegeven. De artikels geven de opvatting van de schrijvers weer, onafhankelijk van de mening der Bank. INHOUD : Toespraak gehouden door de H. Gouverneur Ansiaux op de Algemene Vergadering der Aandeelhouders van 23 februari 959 De wetenschappelijke houding tegenover de conjunctuurbewegingen, door Prof. H. Guitton Ontwikkeling van de wereldmarkten van grondstoffen in de loop der jongste tien jaar Literatuur betreffende de monetaire en financiële toestand van België Economische wetgeving Grafieken van de economische toestand van België Statistieken. TOESPRAAK GEHOUDEN DOOR DE H. GOUVERNEUR ANSIAUX OP DE ALGEMENE VERGADERING DER AANDEELHOUDERS VAN 23 FEBRUARI 959 Mijne Heren, Op grond van de besluiten van het verslag der Nationale Commissie voor de studie der vraagstukken in verband met de vooruitgang der wetenschappen in België en met hun economische en sociale weerslag, heeft de Regering een programma vastgelegd dat ertoe strekt, enerzijds, het structurele apparaat van de politiek inzake wetenschappelijk onderzoek in België te hernieuwen en, anderzijds, de nodige middelen te verzamelen voor de financiering van dit programma. Op het regeringsvlak zal die nieuwe structuur omvatten een Ministerieel Comité voor de wetenschappelijke politiek, voorgezeten door de Eerste Minister, om de wetenschappelijke politiek in de schoot van de Regering uit te werken en op bestendige wijze te volgen en een Hoge Raad voor de wetenschappelijke politiek, bekleed met autonome machten en met rechtspersoonlijkheid, die de raadgever van de Regering zal zijn voor de gezamenlijke wetenschappelijke politiek. Die Raad zal aan de Regering, aan de wetenschappelijke lichamen en aan de economie de grote richtlijnen van die politiek aangeven; hij zal voor de Natie, voor de wetenschappelijke wereld en voor de instellingen die hun financiële steun aan de politiek van het wetenschappelijk onderzoek zullen verleend hebben, instaan voor de gepaste aanwending der kredieten; hij zal jaarlijks de op dat gebied bereikte resultaten ontleden en er de nodige besluiten en aanbevelingen uit afleiden; hij zal, ten slotte, elk jaar, ten behoeve van de Regering, een ontwerp voorbereiden voor de verdeling van de gezamenlijke kredieten die voor de navorsing en de verbetering van het hoger onderwijs beschikbaar zullen worden gesteld. De Regering wenst bovendien onverwijld maatregelen te treffen om de mogelijkheden van het wetenschappelijk onderzoek uit te breiden en tevens de meest oordeelkundige aanwending te verzekeren van de te zijner beschikking gestelde middelen. Te dien einde zal ze, via de begrotingen, bijkomende inkomsten verstrekken. Maar het blijkt haar wenselijk dat ook het particuliere bedrijfsleven en de nietbudgettaire sector van de overheidshuishouding een inspanning in dezelfde richting zouden doen. Die inspanning zal verwezenlijkt worden door de intekening op een lening uitgegeven door de Hoge Raad voor de wetenschappelijke politiek. Die lening, met de staatswaarborg, zal fr. 3 miljard bedragen, en 2 pct. rente opbrengen. De afbetaling van de intekeningen zal verdeeld worden over 0 jaar per jaarlijkse tranches van fr. 300 miljoen, 89

2 vervallend na 30 jaar, waarvan de eerste tranche in 960 zal betaald worden. De jaarlijkse opbrengst van die lening evenals de begrotingskredieten zullen, naar de voorstellen van de Hoge Raad, door de Regering besteed worden tot de verwezenlijking van de doelstellingen der wetenschappelijke politiek. Bekommerd om die resultaten te bereiken, stuurde de EersteMinister mij volgende brief : «Mijnheer de Gouverneur,» Ter gelegenheid van de plechtige overhandiging van de besluiten van de Nationale Commissie der Wetenschappen op 2 januari van dit jaar, heb ik, in antwoord op de rede van Z.M. Koning Leopold, gezegd welk belang de Regering hecht aan de vooruitgang van het wetenschappelijk onderzoek. Ik heb aan de Commissie onze wil bevestigd om de instellingen en de middelen voor een wetenschappelijke politiek te scheppen. Ik voegde eraan toe :» Wat de voorgestelde hervormingen en heelmid» delen betreft, is het nu voortaan de taak, niet enkel van de Staat, maar tevens van alle actieve» krachten van het land die te bestuderen en toe» te passen... Tussen de universitaire wereld en het gebied dat door de grote economische en sociale krachten bestreken wordt, dienen een voortdurende samenwerking en een wederzijdse stimulatie tot stand gebracht te worden».» De Regering is er inderdaad van overtuigd dat de wetenschappelijke bestrevingen in België zoals in het verleden op geheel de Natie moeten kunnen rekenen.» Vast besloten om van regeringswege al de nodige middelen aan te wenden, menen wij een beroep te mogen doen op de eminente medewerking van de wetenschappelijke, economische en sociale kringen en op de Belgische jeugd.» 3 zijt, Mijnheer de Gouverneur, samen met de heer ViceGouverneur De Voghel, zo welwillend geweest om ons behulpzaam te zijn bij het 9pstellen van de oproep die wij tot 's lands economische en sociale vertegenwoordigers uit al de sectoren van industrie, financiën, banken, verzekeringen en handel zowel als van landbouw willen richten.» De medewerking die wij in verschillende vormen willen verwekken beoogt vooreerst in de wetenschappelijke inspanning kredieten van nietbudgettaire oorsprong te investeren om daarmede de financieringsmiddelen van de Staat te verhogen en om in de tien komende jaren een ruime en volledig dynamische actie mogelijk te maken.» Ik wens 3 thans te danken voor de inspanning die de Nationale Bank zelf voornemens is te doen. Het is mij bekend dat andere publieke instellingen zich in dezelfde streving inschakelen en dat de particuliere sector zich voorbereidt om dezelfde oproep te beantwoorden. Ik dank de Nationale Bank dat zij de voortrekkersrol in de beweging voor steun aan de wetenschap neemt : het land mag er grote resultaten van verwachten.» Met de meeste hoogachting, G. EYSKENS.» De Bank heeft de oproep van de Regering beantwoord, oproep die ook bij de andere financiële instellingen van de openbare sector een goed gehoor vond, nl. bij de Algemene Spaar en Lijfrentekas, het Gemeentekrediet van België, de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid, het Herdiscontering en Waarborginstituut, de Nationale Kas voor Beroepskrediet, die, in aansluiting met de Bank, met haar op de helft van de uit te geven lening zullen inschrijven, d.i. fr.,5 miljard. Het Directiecomité van de Bank, na overleg met de Regentenraad,, het College der censoren en de Algemene Raad, heeft besloten deel te nemen voor fr. 600 miljoen, die in jaarlijkse tranches van fr. 60 miljoen zullen worden gestort en waarop de Bank zal intekenen door belegging van een deel der winsten die overeenkomstig de statuten in de reserve worden gestort. Het saldi, d.i. fr. 900 miljoen, zal worden verdeeld onder de andere bovengenoemde instellingen van de openbare sector, die zich met het beginsel van die bijdrage spontaan en edelmoedig akkoord hebben verklaard. De contacten die ik anderzijds met de gemachtigde vertegenwoordigers van de particuliere sector nam, waren zo bemoedigend dat ik de overtuiging heb dat de tweede helft van de lening, eveneens fr.,5 miljard, zal worden ingeschreven. Ingaand op de wens van de Regering reken ik op de medewerking van al diegenen die, in de particuliere sector, een inspanning steunen van onbetwistbaar nationale betekenis en ik doe beroep op alle bijdragen die de financiering kunnen verzekeren van een der meest noodzakelijke investeringen voor de economische toekomst van het land. Gaarne zou ik, Mijne Heren, U willen voorlichten omtrent de beweegredenen die de Bank leidden tot de belangrijke beslissing haar steun te verlenen en zich mede in te spannen om 's lands wetenschappelijk onderzoek en hoger onderwijs op te voeren tot een hoogte die zijn plaats in de gemeenschap der beschaafde landen gebiedt. Het wetenschappelijk zo fundamenteel als toegepast onderzoek, de verspreiding en de hoedanigheid van het hoger onderwijs vormen een der voornaamste bekommernissen van de moderne landen. Meer dan ooit tevoren dienen zij zich aan te passen aan de voorwaarden die de evolutie van de beschaving en de structurele wijzigingen in de menselijke gemeenschap voorschrijven. Meer dan ooit dient de navorsing dienstbaar gemaakt aan de intellectuele en morele ontwikkeling van de bevolking, aan de bescherming van haar gezondheid en aan haar economische welvaart. Meer dan ooit dient ze derhalve te beschikken over de vereiste middelen om twee doelstellingen te bereiken die de Nationale Commissie der Wetenschappen in het 90

3 licht stelde; de eerste is het behoud van het verworvene, de tweede, waarover langere studies,. uitgebreide onderzoekingen moeten ondernomen worden en nieuwe oplossingen dienen overwogen, wil het verworvene vermeerderen, d.w.z. vooruitgaan. Alle grote landen hebben zich hiervan rekenschap gegeven; naast het bevorderen van het privaat initiatief op het gebied van de navorsing, hebben zij allengs een openbare organisatie opgebouwd die bekwaam is de uitvoering van een wetenschappelijke politiek, aangepast aan de kenmerken van het land, aan de tijd en aan de omstandigheden, tot stand te brengen. Het wetenschappelijk onderzoek kan niet meer gescheiden worden van de economische en sociale vraagstukken. De universiteiten, de private ondernemingen, de particuliere stichtingen volstaan niet om de breed opgezette programma's van navorsing vereist door een technische beschaving geheel te financieren. Bovendien onderstelt een doeltreffend rendement coordinatie en een grote soepelheid van handelen. Wellicht is de te late erkenning van die evolutie oorzaak van het feit dat Europa zijn vooraanstaande plaats op wetenschappelijk gebied zag teloorgaan. Het was traditioneel de bakermat van de navorsing. Tot aan de eerste wereldoorlog waren de meeste ontdekkingen, zowel die welke zuiver theoretische kennis gebleven zijn als die welke in de industrie werden toegepast, het directe of indirecte resultaat van individuele arbeid die in Europese landen werd gedaan. Sedertdien heeft de navorsing zich ontwikkeld en ruim opgevatte programma's die initiatief en middelen coordineren werden in andere landen en voornamelijk in de Verenigde Staten uitgewerkt. Engeland sedert lang, Frankrijk meer onlangs, waren zich eerder dan wij, bewust van die ontwikkeling; zij hebben de officiële instellingen in het leven geroepen welke onmisbaar zijn om te voorzien in de fundamentele behoeften, eerstgenoemd land door de oprichting van de «Advisory Council on Scientific Policy», het tweede door de instelling van de Conseil supérieur de la Recherche scientifique et du Progrès technique». Gewis zal men opmerken dat wij reeds beschikken over een uitgebreid geheel van instellingen voor navorsing, dat de openbare en particuliere sectoren belangrijke sommen aan de navorsing besteden. En inderdaad werden sedert de redevoering van Koning Albert te Seraing, in 927, uiterst gelukkige maatregelen getroffen om een einde te stellen aan een ondankbaar en pijnlijk tijdperk voor de Belgische wetenschap. Sedert 927 kon de achterstand tegenover het buitenland in zekere mate worden ingehaald door talrijke private initiatieven, doch vooral dank zij het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek en het Instituut tot Aanmoediging van het Wetenschappelijk Onderzoek in Nijverheid en Landbouw. Het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, een instelling van openbaar nut en onafhankelijk van de Staat, bezit geen eigen laboratoria. Het stelt belang in alle wetenschappen; het steunt de vorsers en laat hen volledige vrijheid waardoor het in zeer ruime mate bijdraagt tot de vorming van universitaire wetenschappelijke kaders van hoge waarde. Het Instituut tot Aanmoediging van het Wetenschappelijk Onderzoek in Nijverheid en Landbouw, een openbare instelling, bestuurlijk ressorterend onder het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Landbouw, stelt zich ten doel de wetenschappelijke en technische navorsingen in nijverheid en landbouw op te wekken, te bevorderen en aan te moedigen bij wege van toelagen. Zonder daarom het fundamenteel onderzoek te verwaarlozen, laat het zich vooral in met het toegepast onderzoek en het spoort de industriëlen aan om, in allerlei vormen, verenigingen op te richten voor de studie, hetzij van vraagstukken eigen aan één sector, hetzij van vraagstukken die aan verscheidene sectoren gemeen zijn. Buiten die twee grote instellingen waaraan het land erkentelijkheid verschuldigd is, functioneren er in ons land, naast de laboratoria, de centra voor onderzoek en de scholen aan de universiteiten, een geheel van instellingen voor navorsing eigen aan de nijverheid en verschillende laboratoria en centra voor toegepast onderzoek, die van ministeriële departementen afhangen. Bovendien bezitten alle fabrieken van enige betekenis een dienst voor controle of navorsing gaande van het kleine laboratorium 'voor gewone analyse tot aan het complex, uitgerust zowel voor het fundamentele onderzoek als voor de toepassing en de controle van de fabricaties, zonder te gewagen van de laboratoria die door groeperingen gemeenschappelijk worden gefinancierd. Dit bondige overzicht zou nochtans een onvolledig beeld van de toestand schetsen, indien we geen melding maakten van de bestaande stichtingen en groeperingen die zich ten doel stellen het zuivere onderzoek aan te wakkeren of rationele banden te leggen tussen dit laatste en het toegepaste onderzoek zoals de Universitaire Stichting, de Francqui Stichting, de Stichting NijverheidUniversiteit voor de volmaking van de bedrijfsleiders, de Studiecommissie voor de volmaking in het Bedrijfsbeheer, de Belgische Dienst voor de Opvoering van de Produktiviteit. Ook de hulp die het buitenland verleent aan het onderzoek bij wege van de C.R.B. Educational Foundation, de FordStichting, de RockefellerStichting, evenals door de United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (UNESCO), en de Europese Organisatie voor Economische Samenwerking mag niet stilzwijgend worden voorbijgegaan. 9

4 Die balans is indrukwekkend zoals de sommen besteed aan de navorsing zowel door de particuliere als door de openbare sector. Doch vergeleken met de balansen die andere landen van Europa als Groot Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Nederland kunnen opmaken, is zij het veel minder. Zulks te meer daar betrouwbare tekenen erop wijzen dat wij, naar verhouding, sedert lang niet zoveel geld als de andere beschaafde landen aan zuiver en toegepast onderzoek besteden. Welnu, op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek, wie niet vooruitgaat, gaat onherroepelijk achteruit, wie tegenover het buitenland een achterstand oproopt, kan zijn welvaart zien teloorgaan. De sedert 927 ondernomen inspanning moet dus krachtdadig worden voortgezet. Het is uitgesloten dat wij zouden terugkeren naar een tijdperk waarin wij ons vergenoegden te gaan kijken naar wat er over de grens gebeurde, de vooruitgang van de wetenschap bij onze naburen te volgen, buitenlandse brevetten aan te wenden, kortom achteraan te komen. Meer dan voor andere landen is het onze plicht de navorsing zover mogelijk door te drijven, want onze natuurlijke rijkdommen zijn beperkt en ons land bezit een dichte bevolking die veroudert. Deze laatste factor wordt in zijn volle betekenis belicht wanneer men bedenkt dat de welvaart van het land hoofdzakelijk berust op de bevolkingsgroep die door de demografen als actief wordt bestempeld, d.w.z. die welke begrepen is tussen de leeftijden van 25 en 40 jaar. Welnu, die groep welke, in 940, 25 pct. van de bevolking uitmaakte, zal in 970 vermoedelijk nog slechts 8 pct. vertegenwoordigen. Die evolutie alleen reeds spreekt op afdoende wijze ten gunste van de ontwikkeling van het menselijk kapitaal, van de vakkennis van de intellectuele elites, van de evenwichtige vooruitgang van het fundamentele en het toegepaste onderzoek. Op gevaar af van ten onder te gaan, moet de Belgische nijverheid meer dan ooit zich richten op nieuwe fabricaties die de oudere aanvullen of vervangen. Wij moeten des te meer van die waarheid doordrongen zijn, daar op onze dagen de landen die later dan andere hun grootnijverheid ontwikkelden, snel het weinig renderende stadium van het halfafgewerkte produkt doorlopen en vlug de verloren tijd inwinnen dank zij de aanzienlijke vooruitgang van de navorsingen en wellicht nog meer, dank zij de doeltreffende aanwending der navorsingsmiddelen. Die landen zullen, sneller dan wij geneigd zijn te denken, onze mededingers worden. Wij zullen ze echter onder onze cliënten tellen indien wij ertoe komen een voorsprong in het fundamentele en toegepaste onderzoek te behouden. Het is de taak van ons land een krachtige wetenschappelijke inspanning te ontwikkelen om zijn concurrentiële plaats in de schoot van Benelux, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Gemeenschappelijke Markt te behouden en te verbeteren. Voor de integratie van België in deze gemeenschappen, waarin het geen overwegende plaats bekleedt, is een inspanning tot aanpassing van zijn industriële en landbouwbedrijvigheid geboden; zelfs de nijverheidstakken waarvan de produkten een overheersende positie bij de uitvoer innamen, zijn ertoe gedwongen zich te reorganiseren, naar nieuwe en minder kostende produktiemiddelen uit te zien om hun bedrijvigheid te handhaven en vooral ze te ontwikkelen. De oprichting van die gemeenschappen eist van onze industriële leiders onvermoeibare inspanningen en investeringen die alleen dank zij de wetenschap en de vakkennis vruchten kunnen afwerpen. België ziet zich hierdoor vóór een moeilijke taak geplaatst. Niet minder groot, niet minder moeilijk is de opdracht die op ons rust in Kongo. Zij legt ons verantwoordelijkheden op, waarvan de omvang voor een ieder duidelijk is. Ons beschavingswerk vertoont niet alleen politieke aspecten, doch in de eerste plaats economische en sociale aspecten. Ten slotte dwingt ons de vooruitgang die in de laatste jaren o.m. in de biologische, geneeskundige en chemische wetenschappen en in de kernenergie werd verwezenlijkt, tot een zeer grote en zeer dure inspanning op het gebied van de wetenschap en van de intellectuele investering, zowel in de universiteiten als in de nijverheid. Het is U bekend dat de vooruitgaande industriële bedrijven jaarlijks een steeds groter aantal mensen met een hoge universitaire en technische kennis in dienst nemen. Zij zouden deze politiek, zoals die van de grote industriële landen, niet kunnen volhouden indien onze universiteiten en scholen niet in staat zouden worden gesteld mensen met de vereiste vakkennis te vormen in voldoend aantal. Nochtans, indien het aantal licentiaten in de scheikunde, in de fysica en in de natuurwetenschappen sedert 946 aanzienlijk toenam, dan is dit niet het geval wat de doctors en de ingenieurs betreft en een gevaarlijk punt is voor al de zuivere wetenschappen bereikt. Tenzij er zich een ommekeer in die ontwikkeling zou voordoen, dreigt ons land op al de gebieden van de navorsing al te zeer van het buitenland afhankelijk te worden. De verwaarlozing van de navorsing die trouwens in een klein land het voorwerp van een keuze moet uitmaken komt ten slotte neer op een verzaking op het intellectuele, economische en sociale vlak. Het besluit ligt voor de hand : wij dienen verder te gaan. Telkens in een land een stuwkracht aan de navorsing werd gegeven, heeft het zich hierover snel kunnen verheugen want de produktiviteit van de navorsing en van de intellectuele investeringen is zo buitengewoon groot, wanneer op gelukkige wijze de zuivere en de toegepaste wetenschap samengaan. Wij mogen niet terugdeinzen, vooral niet op een ogenblik waarop wij in de Gemeenschappelijke Markt geplaatst worden tegenover landen als 92

5 Duitsland, Frankrijk, Italië en Nederland, die een indrukwekkende wetenschappelijke inspanning leveren en die derhalve, binnen korte tijd, de vruchten van een belangrijke toeneming hunner produktiviteit zullen plukken. Deze en andere redenen hebben onze leiders ertoe gebracht de Nationale Commissie der Wetenschappen op te richten, waarvan de verslagen en werken de grondslag vormen van het programma der Regering. Dit programma is verreikend doch redelijk. Het bekrachtigt, onder de leiding van de overheid, een evenwichtige coordinatie tussen het fundamentele en het toegepaste onderzoek, tussen de universiteit, de nijverheid en de landbouw. Noch de universiteiten aldus het Inleidend Verslag van de Nationale Commissie der Wetenschappen, noch de particuliere ondernemingen, noch de private stichtingen kunnen volstaan om de breed opgevatte programma's voor wetenschappelijk onderzoek, die voor een technische beschaving geboden zijn, geheel te financieren. Daarom neemt de Staat in de meeste wetenschappelijk vooruitstrevende landen de leiding bij de inrichting van de noodzakelijke instellingen en financiert hij mild de navorsingen. De navorsing organiseren, tijdverlies en overbodige instellingen helpen vermijden, de particuliere initiatieven steunen, zijn een der meest belangrijke opdrachten van de Staat. Een natio naal kader vormen voor de werkzaamheden, het opmaken van de balans der wisselende prioriteiten, het uitschakelen van eventuele rivaliteiten tussen de zuivere en de toegepaste wetenschap en ze omvormen tot een weldoende wedijver, ziedaar een der allereerste plichten van de Overheid. Bij de aanvullende nog te leveren inspanning, zal de tussenkomst van de Staat de meest belangrijke blijven. Is het evenwel niet normaal en in ieder geval uiterst wenselijk dat een ander deel van die tussenkomst door de particuliere economie en door de nietbudgettaire sectoren van de overheidseconomie wordt gedragen? Dit lijkt een plicht van nationale samenhorigheid, daar de particuliere economie rechtstreeks bij de wetenschappelijke investeringen baat vindt. Het lijkt eveneens dat het een onmisbare maatregel is om het private initiatief in staat te stellen invloed uit te oefenen op de richting van het fundamentele onderzoek dat de middelen moet verschaffen voor de opbouw van de economie van morgen. De prijs die de Overheid van de gemeenschap vraagt bij wege van een vrijwillige bijdrage is gering naar verhouding van het belang van het nagestreefde doel. De Bank, Mijne Heren, geplaatst als zij is aan het kruispunt der wegen tussen de openbare en de particuliere sector, is er zich volkomen van bewust, welk belang aan de ontwikkeling van het wetenschappelijk onderzoek en aan de opleiding van de intellectuele elites dient gehecht met het oog op de economische en sociale toekomst van het land. Daarom heeft zij niet geaarzeld gehoor te geven aan de tot haar gerichte oproep. 93

6 DE WETENSCHAPPELIJKE HOUDINGEN TEGENOVER DE CONJUNCTUURBEWEGINGEN door Henry Guitton, Hoogleraar aan de Rechts en Economische Faculteit te Parijs. Wij leven in een merkwaardig tijdperk. In sommige opzichten geloofden wij nooit beter dan thans het wezen van de conjunctuurbewegingen te kennen. Nooit ook dachten wij er beter tegen gewapend te zijn. En nochtans, welke econoom wordt niet, na een dag van inspanningen, door een zekere onrust aangegrepen? Zoals trouwens iedere wetenschapsmens, wordt hij, naarmate hij meer denkt le weten, steeds meer getroffen door wat hij nog niet weet. Zoals. iedere man van de daad, hoe meer hij in de doeltreffendheid van zijn beslissingen heeft geloofd, des te meer is hij verontrust over hetgeen hij niet bereikt heeft. Onze tijd is meer dan enig andere een aaneenschakeling van hoop en ontmoediging, van grootheid en ellende. Het ligt niet in onze bedoeling de vraag te stellen : hoe staat het met de conjunctuurbewegingen? In dit Tijdschrift hoeft inderdaad dergelijke vraag niet aan een nieuw onderzoek onderworpen. In ieder nummer worden die bewegingen met bijzondere zorg voorgesteld, ontleed en beschreven. Elke lezer kan er het antwoord vinden op de belangrijke vragen die de aandacht gaande houden : hoe staat het met de prijzen, de geldrente, de grote handelsstromingen, de inkomens...? Elkeen vindt er de richting en de verschillende of overeenstemmende snelheden van de bewegingen. Wij kunnen niet genoeg dergelijke ontledingen aanbevelen om onze kennis van het heden en van de toekomst voortdurend te verrijken. Doch op dit ogenblik hebben we het oog minder gericht op de eenvoudige uiterlijke kennis van de gebeurtenissen. We zouden ons willen voornemen dieper in de kern van de vraagstukken door te dringen en ons af te vragen of wij, per slot van rekening, een algemene theorie voor het geheel van die conjunctuurbewegingen bezitten. Is een dergelijke theorie, die minder broos is dan die welke tot dusver het licht zagen, voortaan mogelijk, zodat wij als laatst aangekomenen, als erfgenamen van de ervaring der ouderen en bewust van hun dwalingen, het voorrecht zouden hebben iets definitiefs op te bouwen, en ditmaal een verklaring te verschaffen die niet veroudert en niet waardeloos wordt? Met die bedoeling is het dat wij ons andermaal willen bezinnen over hetgeen wij weten en kunnen doen in verband met die conjunctuurbewegingen. Wij nemen ons voor een retrospectief overzicht te geven van de verschillende houdingen van het wetenschappelijke denken op dit gebied. We zullen nagaan hoe de gedragingen, de begrippen, de woorden geleidelijk veranderden en langs welke wegen wij op het huidige tijdstip van de wereldevolutie gekomen zijn. I. CHRONOLOGIE VAN DE TRADITIONELE HOUDINGEN. De klassieke opvatting. Laten wij niet verder teruggaan clan tot de klassieke schrijvers. Zoals bekend was men voordien weinig weetgierig. De klassieken, de eersten die belang stelden in een zekere vorm van wetenschap, schonken geen aandacht aan de bewegingen. De beginnende staathuishoudkunde is geen wetenschap van de beweging. Zij is die van het evenwicht. De beweging maakt slechts deel uit van het evenwicht indien zij kort is, slechts één ogenblik duurt, het ogenblik dat juist toelaat zich het evenwichtsherstel in te denken. Een ogenblik staat gelijk met een «kleine beweging». Het gaat hier meer om het begrip dan om een werkelijke beweging. Wij denken hier aan de slingerbeweging. Het economische is in zekere mate de korte beweging die op het evenwicht is gericht. Dit betekent echter niet dat denkers als Ricardo geen belang stellen in de beweging op lange termijn; doch zij doen het veeleer op het geschiedkundige, het tendentiële, dan op het economische vlak. Het is op lange termijn (in the long run) dat de rente een tendens tot stijgen en de winst een tot dalen vertoont. In werkelijkheid nemen de klassieke schrijvers de bewegingen niet waar. Zij leiden ze af. 2. De pathologische opvatting. Op die klassieke opvatting volgt o.i. een verklaring van de beweging, die wij pathologisch en discontinu of ook nog een kritische opvatting zouden kunnen heten. Doet het evenwichtsherstel zich niet voor, dan oordeelt men dat zulks een uitzondering is. Duurt 94

7 echter die uitzondering voort, neemt ze in omvang toe, herhaalt ze zich, waarom ze dan nog definitief en soeverein beschouwen als een uitzondering zoals de dogmatici het doen, die vanuit de hoogte oordelen en nooit hun ongelijk erkennnen? Wanneer de economische kringloop vastloopt, is er een pijnlijke discontinuïteit. Het is de crisis. Deze wordt dan als een ziekte bestudeerd. Houdt men het bij de klassieke denkwijze, dan is de crisis het gevolg van een vergissing, ze is een ongeval. De mensen zijn het die de natuur hebben verstoord. Zo zal een liberaal denken dat het geld verantwoordelijk is voor de opstopping, omdat de monetaire overheid niet genoeg krediet heeft verstrekt of teveeel op andere ogenblikken. De socialisten oordelen daarentegen dat het de «zogenaamde» natuur is die niet gesmeerd loopt; volgens hen is er geen natuur, maar wel een juridisch stelsel, zeer relatief en derhalve geenszins noodzakelijk, dat de macht van de sterksten en de onmacht van de zwaksten heeft bekrachtigd. Dergelijke dissymetrie kon op den duur slechts onevenwichtigheid door overproduktie en onderconsumptie veroorzaken. Of het nu om de ene of de andere opvatting gaat, de beweging op zichzelf vindt nog geen belangstelling. 3. De cyclische opvatting. De terugkeer van dergelijke beurtelings goede en slechte toestanden en niet meer de terugkeer naar een punctueel evenwicht, de verwatering van een evenwicht in de tijd, leidt tot de derde opvatting van het evenwicht : de welbekende cyclische opvatting, waarbij wij langer dienen stil te staan omdat zij nog op onze dagen het traditionele onderwijs beheerst. Voortaan gaat men belang stellen in de continuïteit van de beweging en de crisis wordt beschouwd als een «keerpunt» in een ononderbroken ontwikkeling. Het werd ook anders uitgedrukt : van een pathologische gedachte klimt men op tot een fysiologische. Een ziekte kan slechts worden begrepen in zover men weet wat de gezondheid is. Men zal geen geloof meer hechten aan de noodzakelijkheid van een opzienbarende ommekeer van de beweging die pijnlijk tot stand komt. Men moet zich nog steeds «keerpunten» in de beweging indenken, doch de cyclus sluit geen crisis meer in. De conjunctuurgolf staat in het brandpunt van de belangstelling. Zij wordt de haast fundamentele ontdekking van het wetenschappelijke denken in de XX.e eeuw. Terwijl voorheen alles zonder beweging werd gedacht, kan thans niets meer worden begrepen zonder te allen kante cyclussen te zien. De boeken over conjunctuurgolven worden hoe langer hoe talrijker. Ook hier kan men zich verscheidene cyclische houdingen indenken. a) Daar is vooreerst de verhalende houding. De conjunctuurgolf wordt verhalend ontdekt. De XIX eeuw leent zich wonderwel tot een dergelijk verhaal. De kritieke jaren vormen de hoogtepunten van de beschrijving. Getracht wordt uitvoerig na te gaan wat er zich in de tussenliggende jaren heeft voorgedaan. Het boek van Lescure was hier, bij voorbeeld, een model in zijn soort. Men verheugt zich over de welvaart en men is te neer geslagen over de grote ineenstortingen. De hoop flakkert weer op met de invoering van een of andere nieuwigheid, waarvan Schumpeter de essentiële rol heeft aangetoond. b) In het volgende stadium tekent zich een spectrale opvatting af. Zij is geen geschiedenis meer, doch bijna de uitwerking van een natuurkundige leer. Zij komt meer bepaald tot een ontleding van de bewegingen, naar het voorbeeld van de ontleding van het licht. Ook de econoom zou de globale beweging doorheen een prisma willen laten gaan later zal men zeggen doorheen een filter, om de periodiciteit te ontdekken die achter de uiterlijke verschijningsvormen schuil gaat (hidden periodicities). Is het niet steeds de taak van de geleerde het onzichtbare achter het zichtbare te vinden. Had Bastiat, in zijn pamflettenstijl, hiervan niet het voorgevoel? Door de economische bewegingen aan het zonnelicht te vergelijken, treedt een nieuw kenmerk naar voren. Het is de opvatting van de golfbeweging die wij polycyclisch zullen lieten. Werd de natuurkunde niet heen en weer geslingerd tussen twee opvattingen om het licht te verklaren : de ene betrekking hebbend op de vaste bestanddeeltjes, de andere op de golving? De invloed van deze laatste is gekend. De economie, die zo graag de natuurkunde nabootste, liet zich inderdaad door de gedachte van de golfbeweging verleiden. De effectieve beweging zou ontstaan uit de samenschakeling van een reeks geheel of gedeeltelijk verborgen golven. De taak van de wetenschapsmens bestaat er aldus in de golven aan het licht te brengen en die van de man van de daad deze of gene golf op de juiste wijze te beïnvloeden. Een ieder kent het resultaat van die ontleding. Zij vormt nog steeds de achtergrond van ons onderwijs. In een globale beweging zijn er tendensen en afwisselingen : eerst spreekt men van een trend en van cyclussen. Men kan ze ook uitbeelden door een klimplant die zich rondom een horizontale of een schuine tak windt. Heeft de trend betrekking op gegevens die kunnen vergroten, d.w.z. die meetbare afmetingen bezitten, dan noemt men haar groei : hier heeft het biologische beeld de uitdrukking in het leven geroepen. Daar de gedachte van een golfbeweging (trilling, schommeling) gebonden is aan die van de frequentie (het aantal trillingen per tijdseenheid) en aan die van de periode (de tijd die nodig is voor de herhaling van dezelfde beweging), worden de golven door hun tijdsduur bepaald. Op die wijze worden al de golven die de werkelijkheid suggereert, ingedeeld. De meetkundige reeks met de reden 2 : scheen aan die opeenvolging van golven te beantwoorden (Akerman). Men zou haast zeggen dat de 95

8 golven de ene uit de andere voortspruiten in opklimmende richting. De cyclus van één jaar is de seizoengolf; die van 2 jaar de landbouwgolf of de verkoopgolf (Mack). De cyclus van 4 jaar is de voorraadgolf (inventories) of de politieke golf (van de Amerikaanse verkiezingen). De golf van 8 jaar werd eerst als de echte beschouwd, diegene die door de crises geritmeerd is (Juglarcyclus). De golf van 6 jaar is de bouwcyclus (Beveridge). Die van 32 jaar werd niet geïdentificeerd. Doch de cyclus van 64 jaar is de vermaarde Konclratief, die men slechts kan waarnemen in een perspectief dat wij niet steeds bezitten. Naar het voorbeeld van hetgeen in de natuurwetenschappen geschiedde, zou men zeggen dat de kennis neerkomt op een ontleding gepaard gaande met een benaming. Begint de kennis van een plant of van een gesteente niet met de benaming ervan? Zou het bij ons evenzo het geval zijn? En tot hoever dient de indeling van de golven en het teruggrijpen naar het verleden doorgedreven? Is er onder al deze golven, die de ene van de andere zijn afgeleid, een die meer strategisch is? Is er een cyclus die cie andere in beweging brengt? Is hij de cyclus van de prijzen en van welke prijzen? Van de inkomens, van de investeringen? Hebben al die golven dezelfde intensiteit, bewegen zij gelijktijdig, lopen zij vooruit of komen ze achteraan de ene tegenover de andere? Al die vraagpunten vormen het kader van de theorie der conjunctuurbewegingen. Meer nog, sommige schrijvers beschouwen het antwoord op die vragen als de gehele theorie. Deze empirische of experimentele denkwijze leidt tot een positieve statistiek waarvan de school van Mitchell en Burns het prototype vormde (National Bureau of Economie Research,). De gezamenlijke curven worden bijeengebracht, geordend, met elkaar vergeleken. Naar het waarom van de dingen hoeft niet te worden gezocht. Deze konden anders zijn, doch ze zijn het niet. Verklaren bestaat erin, na de splitsing en de benaming, aan deze of gene component van de totale beweging dit of gene gevolg toe te schrijven. Zo zal men zeggen : «de prijs stijgt als gevolg van de seizoengolf; de werkloosheid breidt zich uit als gevolg van de beweging met lange duur». Aldus ontdekt men hoe het splitsingsvermogen van de geest het vermogen schept eerst om een oorzakelijk verband vast te stellen, daarna om te voorzien en ten slotte om handelend op te treden. Zo is het in het bijzonder bekend hoe Geoffrey Moore de eerste methode van de barometers van Harvard heeft vernieuwd; het gaat hier niet meer alleen om drie ietwat simplistische curven, waaruit men een algemeen inzicht tracht te verkrijgen. Voor een geheel van reeksen zal men de overeenstemming en de dispariteiten bepalen. Voortaan zal men voorzichtigheidshalve eerder van indicators dan van barometers spreken. Doch die onmetelijke morfologie van de bewegingen en die steeds verder gaande verfijning van de classificatie, hoe waardevol zij ook zijn, laten niettemin de geest nog onbevredigd. De aaneenschakelingen van de bewegingen geschiedden tot dan toe steeds op die zelfde wijze, net alsof men zou zeggen : «nooit was er een eeuwige nacht, want men heeft steeds de zon zien opstaan». Doch wie kan op die wijze zekerheid verschaffen dat de zon morgen nog zal opstaan? Men kan zich niet definitief aan het zoeken naar een waarom onttrekken. Die onvermijdelijke onrust brengt ons op de weg naar een andere wetenschappelijke houding. c) Het volstaat niet de beweging, de tendens, de cyclus te benamen, in te delen, te ordenen; dc geest kan zich niet veroordelen tot een zo voorzichtige en passieve houding : het ware een verzaking. Hij wil toch weten waarom de dingen zo zijn en niet anders. Hij wordt er logisch toe gedreven een beweging op te bouwen, te herbouwen, een vorm te geven. Dit is de rationele opvatting. Het is de methode van de mathematische modellen die men de rationele econometrie zou kunnen noemen. Welk onmetelijk werkterrein opent zich aldus niet voor onze opsporingen? Voortaan komt het er niet meer op aan te weten welke de effectieve beweging was : opgaand, schommelend... Men brengt de bestanddelen samen die, dank zij hun logische aaneenschakeling, het mogelijk moeten maken dit of gene type van beweging te zien ontstaan. Laten wij hier de invloed, om niet te zeggen de overheersing, erkennen van de wiskundigen en de natuurkundigen op de economisten. Beter nog, wij stellen vast dat de bouwers van modellen tegelijkertijd economisten en wiskundigen zijn. Uit hun reeds zo belangrijke groep vermelden wij Sainuelson, Hicks en Allais. De les die in hun model besloten ligt, zouden we er moeten kunnen uit opdiepen. Kortom, we zien die les op die wijze. De wiskundigen die tot dan de natuurkunde dienden, hadden vergelijkingen opgebouwd die een schommelende beweging uitdrukken. Die vergelijkingen zijn lineair of nietlineair, differentieel of nietdifferentieel. De lineaire vergelijkingen drukken een beweging uit van het sinusvormige of slingertype. Bepaalde nietlineaire vergelijkingen, de zogenaamde vertraagde vergelijkingen, drukken een schommelende beweging uit, «relaxation» genoemd : d.i. het beeld van een trage opeenstapeling waarop een min of meer snelle ontlading volgt. In die vergelijkingen komen parameters voor, d.w.z. multiplicatorcoëfficiënten die een bepaalde waarde kunnen aannemen. Bij de bespreking van een vergelijking, worden al de geassocieerde waarden uitgedacht welke die parameters kunnen aannemen; dan wordt opgemerkt dat de «oplossingen» tot dit of gene type behoren, al naar gelang deze of gene waarde van de parameters. De discussie van het model van Samuelson is, in dit opzicht, klassiek geworden : bepaalde associaties van de waarden van ct, marginale verbruiksneiging, en van p, accelerator van de investeringsvraag, maken het mogelijk te begrijpen in welke omstandigheden er zich een onderhouden, een versterkte of een gedempte schommeling voordoet. In het zuiver monetaire model van Allais (nietlineair model met vertraagde regulering) 96

9 wordt het bestaan aangetoond van een «grenscyclus», d.w.z. de convergentie van het verschijnsel naar een onderhouden cyclus, voor bepaalde hellingen van.twee fundamentele functies, de liquiditeitsvoorkeur t.? en de gezamenlijke geldcirculatie y. Ook wordt aangetoond dat er zich, met andere aanvankelijke voorwaarden, bij voorbeeld een afwijkend proces van hyperinflatie voordoet. Is men in staat al de etappes van dergelijke bewijsvoering te volgen, dan kan men slechts de besluiten aanvaarden van diegene die ze leidt. De stijl zelf van Allais is, in dit opzicht, veelbetekenend : hij laat zichzelf misleiden door de volmaakte logica van zijn constructies. Er zijn z.i. sine qua non factoren van de cyclus, die, indien zij aanwezig zijn, de golf onvermijdelijk, noodzakelijk maken : hij kan niet zijn (nec esse). Andere factoren zullen slechts bijkomstige, versnellings of vertragingsfactoren van de conjunctuurgolf zijn : dit is o.m. het geval met het onvoorzienbare, de rentedispariteiten, het versnellingseffect, de onvolmaaktheid van de markten. Er zij trouwens aangestipt dat de aldus gebouwde of bewezen cyclus, een gemiddelde cyclus is, een o.z.t.z. statistische golf, welke wellicht nooit door een concrete cyclus zal worden bevestigd, doch die geldig is voor de gemiddelde gegevens van een zekere periode. In die zin laat het model niet toe te voorspellen; om te voorzien, zou men de fundamentele functies moeten kennen die de individuele psychologie op dat ogenblik kenmerken. De wiskunde laat toe de niet bereikbare verschijnselen te verstaan, doch nog niet de werkelijkheid te doortasten; het model is verklarend, doch niet previsioneel. De wiskundige uitleg dwingt evenwel de geest en dit schrikt de «letterkundigen» af : velen onder hen verkiezen zich niet tot die overigens kostelijke geestesgymnastiek van de bewijsvoering te lenen, want zij zijn er zich van bewust dat, wanneer zij hierin eenmaal worden betrokken, zij niet al de omwegen ervan zullen kunnen volgen en toch gedwongen zullen zijn al de besluiten ervan te aanvaarden. Zo gaat het wanneer men met een vliegtuig opstijgt of al de gevolgen van een operatief ingrijpen waagt. Dit is de chronologie van de wetenschappelijke houdingen tegenover de conjunctuurbewegingen. De wetenschapsmens kon prat gaan op zijn analytisch of opbouwend vermogen. Beschikt men voortaan niet over een uitstekende waarnemingsbril om al de componenten van een beweging te ontdekken? Beter nog, is het niet een wonderbare machine voor de constructie van conjunctuurgolven, die hoe langer hoe meer gelijken op de reële cyclussen die wij bezitten? Doch ziehier de paradox. Op het ogenblik dat die apparaten worden opgebouwd en in orde gebracht om de werkelijkheid te filtreren of ze weder samen te stellen, lijkt het alsof deze laatste, als een duivel die achter de schermen grinnikt, op ondéugende wijze veranderde of zelfs verdween. Omtrent die cyclussen waarmee men zo hoog opliep, gaat men zich thans afvragen of ze sedert de tweede wereld oorlog niet onzichtbaar geworden zijn, verzwakt of op weg zijn te verdwijnen. Enkele tientallen jaren geleden werd gezegd : er zijn geen crises meer. Moet thans geloof worden gehecht aan hen die beweren dat er geen cyclus meer bestaat? Waarschijnlijk niet op een zo brutale wijze. Doch die crisis over het al of niet bestaan, veroorzaakt onvermijdelijk een crisis van de kennis. Het is niet mogelijk ineens een zo rijk wetenschappelijk verleden te verzaken en naar het uitgangspunt terug te keren. Reeds voelen we aan dat men niet te voortvarend een oordeel mag vellen. Wellicht verdween een oude vorm van cyclus, die men onbedacht en te spoedig als definitief had beschouwd. Die crisis in het denken mag, evenmin als andere crises, leiden tot ontmoediging en scepticisme. Zij moet een aansporing zijn om nieuwe vormen van onderzoek en van kennis op te doen. Die toekomstige opvatting van de conjunctuurbeweging zullen wij nu trachten te schetsen. II. DE NIEUWE WETENSCHAPPELIJKE HOUDINGEN In het raam van een schematische voorstelling zouden we die nieuwe opvattingen tot twee grote stromingen kunnen terugbrengen. Om de beweging beter te begrijpen, is men er blijkbaar toe gekomen ze niet meer te splitsen. Volgens een nog meer gedurfde opvatting, zou men ten slotte kunnen zeggen dat men niet zonder meer de noodzakelijkheid van een wel en streng bepaalde conjunctuurbeweging wil aanvaarden en men zich nu bekwaam acht ze in een nieuwe vorm te gieten, d.w.z. ze in een verschillende mate te beïnvloeden. Nietdissociatie en «activistische» opvatting van de conjunctuurbeweging zijn de twee nieuwe kenmerkende thema's.. De nietdissociatie van de bewegingen. De uitdrukking is wellicht te scherp. Men denke niet dat van elke splitsing, van elke ontleding afgezien wordt. Het economische complex mag nog steeds ingedeeld worden om het te leren begrijpen. Er zijn en er zullen steeds korte en lange golven zijn, seizoenbewegingen en trendbewegingen. Doch wat intellectueel niet meer opgaat, is de bewering dat men uit de gezamenlijke beweging die als onzuiver wordt beschouwd, een meer zuivere beweging, een zuivere of een aangepaste cyclus, zoals men placht te zeggen, zal kunnen afzonderen en vooral dat men door autonome werkwijzen, die op zichzelf volstaan, dit of gene type van de beweging los van een andere zal kunnen verklaren, de trendbeweging los van de cyclische beweging. Meer nog, men gaat erkennen dat het niet mogelijk is een wedersamenstelling te geven van de werkelijkheid die als uitgangspunt diende op basis van elementaire componenten, die zogezegd elk afzonderlijk zouden verklaard zijn, en daar 97

10 na met de andere nauwkeurig samengeteld of vermenigvuldigd. Op het Internationaal Congres te Rome (956) heeft Haberler die illusie zeer juist aan de kaak gesteld : «De statistische ontleding van een kroniek tussen een cyclus en een tendens is een onoplosbaar probleem. Misschien is het juister te zeggen dat het van geen betekenis is, althans niet in de zin waarin het gewoonlijk werd gesteld, want het is niet meer actueel. Het probleem wordt doorgaans in causaliteitstermen gesteld : hoe dienen de gevolgen voortvloeiend uit de oorzaken van de cyclus gescheiden van die welke aan de oorzaken van de trend kunnen toegeschreven worden? Een bijkomende hypothese wil dat de twee reeksen golven zouden kunnen samengeteld worden, hetgeen zeker niet opgaat. De oorzaken van de cyclische schommelingen brengen zeer verschillende gevolgen teweeg naargelang zij in een groeiende of in een stationaire economie hun invloed doen gelden. Evenzo zouden de groeifactoren verschillende gevolgen teweegbrengen in een economisch stelsel dat, in tegenstelling met het onze, niet aan cyclische schommelingen zou onderhevig zijn». Dissociatie betekent zich ontdoen van de beste mogelijkheden tot verklaring. Aldus luidt de afdoende kritiek. Gelukkig is het niet bij het stadium van de negatieve kritiek gebleven. Pogingen werden gedaan om de studie van de cyclus met die van de groei te verbinden. Wij vermelden die welke het meest voor de toekomst belooft : ze werd geleverd door R. M. Goodwin (A Model of Cyclical Growth, in The Business Cycle in the PostWar World, 955, blz. 203). Het gaat hier om een wiskundig model dat de grote zienswijze van Schumpeter belichaamt en beantwoordt aan de intuïtie : er ware geen cyclus zonder groei. De cyclus blijkt een bijprodukt te zijn van de groei en men kan zich zelfs afvragen of de stelling ook kan omgekeerd worden : is het eveneens waar dat er geen groei zou zijn zonder cyclus? Van een wiskundig standpunt uit gezien, dient men erbij te voegen : het is liet denken volgens een lineair stelsel dat leidde tot het boven elkaar plaatsen van onafhankelijk geachte elementaire bewegingen (trend, cyclus, enz.) die de werkelijke beweging kunnen wedersamenstellen. Ontdekt men dat er in werkelijkheid nietlineaire verhoudingen zijn, dan is de spectrale ontleding niet meer toegelaten. Het model van Goodwin is juist niet lineair. Goodwin verenigt twee typen van curven : die welke de waarde van het kapitaal in functie van de hoeveelheid kapitaal uitdrukt en die welke de prijs van het aanbod van nieuw kapitaal in functie van de variatievoet van dit kapitaal uitdrukt. Die handelwijze komt erop neer de schommelingen van een functie aan de schommelingen van de afgeleide van deze functie te binden. Het schema wordt duidelijker : door aandachtig de twee curven te onderzoeken, ziet men dat, indien de eerste grootheid groeit, er zich schommelingen in de ontwikkeling van de tweede voordoen. Het beeld dat schrijver ophangt, naar het voorbeeld van de voorstellingswijze van J.R. Hicks, is vrij treffend. Beeld U in dat U zich onder de treden van een trap bevindt (de trap stelt de volledige werkgelegenheid voor) : een ballon opgeblazen met een gas lichter dan de lucht stoot op de onderkant van de eerste trede; hij gaat terug neerwaarts, stijgt opnieuw en stoot tegen de tweede trede, enz. Aldus heeft men een voorstelling van een reeks opgaande schommelingen. Het is duidelijk dat er geen schommelingen van de ballon zonder een stijgende trap mogelijk zijn. Natuurlijk zou men zich ook dienen af te vragen waarom de trap stijgt : en hier denken wij aan de oorzaken van de groei : bevolking, technische vooruitgang, het openen van nieuwe ruimten. In ieder geval wordt de schommeling teweeggebracht door het binden van een externe groei aan een interne stijgende kracht, welke door de investeringen wordt teweeggebracht. En vermits de investering nooit op een bepaald ogenblik volkomen aangepast is aan de diensten die men ervan verwacht, ziet men in dat de dispariteit de schommeling veroorzaakt. De intuïtie van Aftalion zet zich voort. Een dergelijke opvatting is echter niet zo revolutionair als die welke steunt op de theorie van de invloed of van het activisme. 2. De activistische en wisselvallige opvatting van de beweging. Reeds meermaals werd vastgesteld dat de verspreiding van een betere economische kennis ertoe had bijgedragen de aard van de voorwerpen van die kennis te wijzigen. Naarmate de theorie van de cyclus werd verfijnd, zag het ernaar uit alsof de cyclus niet meer dezelfde samenhang, noch dezelfde zekerheid vertoonde. Dit komt hierdoor dat de cyclus niet zoals de natuurkundige feiten een ontplooiing is van verschijnselen die buiten de menselijke wil staan. In de mate waarin men weet dat een gebeurtenis zich op deze of gene wijze zal voordoen en men haar gunstige gevolgen wil bevestigen, haar ongunstige gevolgen verzachten of teniet doen, dan zal die gebeurtenis juist niet meer zo zijn zoals ze natuurlijkerwijze zou geweest zijn. Onze bewijsvoering kan men raden. Elke vroegere kennis geeft aanleiding tot een later doeltreffender optreden en, door een reactie die men niet steeds had begrepen, zal dit optreden ten slotte het voorwerp van de kennis veranderen. De kennis en het optreden zijn niet meer volkomen van elkaar onafhankelijk zoals zolang werd beweerd. Dit is een der redenen waarom er zich geen volkomen gelijke herhaling van dezelfde mechanismen meer voordoet. Meer nog : dit is een der redenen waarom de benaming «mechanismen», die de economen zo graag gebruiken, niet meer geheel past bij onze wetenschap, althans wanneer men onder die term verstaat de onvermijdelijke ontwikkelingen die, wanneer zij eenmaal in gang gezet worden, zich mechanisch, steeds volgens hetzelfde proces, afwikkelen en steeds tot dezelfde gevolgen leiden. 98

11 Doch ook hier kan men zich in een dergelijk klimaat verscheidene graden indenken. a) De «volontaristische» opvatting. Het meest intense activisme, de machtswil in zijn meest uitgesproken vorm, is het verlangen of de bevestiging van het beheersen, niet zozeer van de beweging, doch van het cyclische deel van de beweging. Het is het denkbeeld van de beheersing van de cyclus. Aldus zal men verkondigen dat er in een planeconomie van geen crisis meer sprake kan zijn. Wellicht zal niet worden beweerd dat er geen cyclus meer bestaat, doch men zal aanvoeren dat, indien hij wel bestaat, de cyclus aan de wil van de planmaker onderworpen is. De groei wordt door middel van vijfjarenplannen tot stand gebracht. Het is niet gemakkelijk na te gaan of de Sovjetbeweringen door de feiten worden bevestigd. Het is een kiese zaak te weten of de cyclus slechts in een niet centraal geleide economie bestaat. De laatste geschriften van een schrijver als Varga (Revue Communiste, nr 8, juni 958) zijn in dit opzicht kenschetsend. Varga zet hierin uiteen waarom de kapitalistische wereld merkwaardig gespaard gebleven is van de grote crises welke door Marx waren aangekondigd en slechts hetgeen hij noemt «tussenliggende crises» heeft gekend, die in de Westerse landen met de naam «recessies» bestempeld werden. Hierin wordt gezegd dat de zich ontwikkelende Amerikaanse crisis het begin betekent van een kapitalistische wereldcrisis van overproduktie. Indien die aankondiging in de eerstvolgende maanden niet wordt bewaarheid, zal men zonder blozen herhalen : het was nogmaals een «tussenliggende crisis». Doch indien de marxistische georiënteerde landen beweren de traditionele cyclus te hebben uitgeschakeld, zou men eveneens kunnen denken dat de kapitalistische landen zich evenmin door de conjunctuurgolf willen laten overheersen. b) De prospectieve of conjectvrele opvatting. Tot dusver werd van conjunctuur gesproken derwijze dat dit begrip de studie van de economische bewegingen dekte. Sedert enkele jaren bedient men zich evenwel ook van een ietwat gelijkluidend woord, dat nochtans een zeer verschillende betekenis bezit. Conjuncturus wil zeggen : die zal gebonden worden; de conjunctuur is een studie van de toekomstige bewegingen op grond van de actuele «conjuncties», alsof de toekomst uiteraard de vrucht van het verleden is. In die zin is de conjunctuur iets als een lotsbestemming die in de feiten verdoken en geschreven ligt, zoals het fatum uit de Oudheid. Het woord conjectuur vloeit voort uit het werkwoord vooruitwerpen; conjecturus wil zeggen : die zal geworpen worden, die zal medegegooid worden. Opgemerkt zij dat het Griekse woord stochastiek dezelfde betekenis heeft, vermits het betekent het speerwerpen. Belangwekkend is het in herinnering te brengen dat in 73 een werk van de grote wiskundige Bernoulli verscheen onder de titel : Ars conjectandi sive stochastice, waarin geschreven stond : «Wat zeker en buiten twijfel is, noemt men kennis en begrip; voor al het overige, spreken wij alleen van conjectuur of mening. Een conjectuur van iets maken, betekent zijn graad van waarschijnlijkheid meten; aldus kan de conjectuurkermis of stochastiek bepaald worden als : het zo juist mogelijk meten van de waarschijnlijkheidsgraden, opdat wij in onze beslissingen en daden steeds kunnen kiezen of aanvaarden hetgeen ons als het beste, het meest bevredigende en het zekerste voorkomt». Conjectuur is, om een eenvoudig en thans zeer gangbaar woord te gebruiken, een «projectie». Doch terwijl het voorzien vroeger aan een reeds gevestigde theorie van buitenaf toegevoegd werd, maakt de projectie thans deel uit van de nieuwe theorie in wording. Andere schrijvers spreken ook van «prospectief» (zie het eerste nummer van de revue Prospective, Parijs, P.U.F., 958). Steeds keert hetzelfde denkbeeld terug, datgene wat reeds aanleiding gaf tot de uitwerking van nieuwe instrumenten voor de ontleding zoals de coëfficiënt van anticipatieelasticiteit (Hicks) of conjecturele elasticiteit (Frisch). Wat betekent dit? Hoe moet men zich die nieuwe wetenschap van de economische beweging voorstellen? Betekent zulks dat er geen noodzakelijke mechanismen meer zijn welke door de ontwikkelingen in het verleden (prijzen, kosten, investeringen, voorraden, enz.) worden teweeggebracht, alsof voortaan de heerschappij van de grilligheid in de plaats treedt van de wetenschappelijke nauwkeurigheid, alsof men om het even wat en om het even hoe zou kunnen anticiperen? In het geheel niet : het betekent veeleer dat men naast die conjunctuurontwikkelingen hoe langer hoe meer rekening dient te houden met de conjecturen van de actieve subjecten welke voor de economie verantwoordelijk zijn. Die subjecten zien niet meer lijdzaam toe zoals diegenen welke we terugvinden in de theorie van de zogenaamde volmaakte mededinging; zij aanvaarden niet meer de marktprijzen als zodanig. Zij willen invloed uitoefenen op de beweging waarvan zij met talloze anderen de scheppers zijn. In de mate waarin zij van hun macht bewust worden, gevoelen zij zich misschien in staat die beweging, die niet meer volledig buiten hen staat, in deze of gene richting om te buigen. De statistieken betreffende de conjunctuuranticipatie voor de komende zes maanden, die door Piatier op touw gezet werden in het Institut National de la Statistique et des Etudes Economiques met de medewerking van de bedrijfsleiders, zijn zeer tekenend voor die nieuwe wetenschappelijke houding. De anticipatie wordt een der factoren die de toekomstige beweging bepalen. Men zou voortaan die beweging willen volgen naarmate men ze vóór zich «uitwerpt» of ze aanpast. Men brengt ze zonder verpozen van de ene tot de andere min of meer dichtbij liggende periode tot uitdrukking. Het verschil tussen hetgeen zij wordt en hetgeen voorzien werd, wordt zorgvuldig 99

12 aangetekend. De kennis van die nieuwsoortige afwijking tussen hetgeen werkelijk gebeurt en hetgeen men verwacht had, wordt een nieuw voorwerp van wetenschap en een nieuwe basis voor handelend optreden. Die houding werd de cybernetische houding (stuurmanskunst) genoemd. Thans noemt men haar veeleer het «operationele» of «decisionele» onderzoek. De beweging verschijnt duidelijk als een resultante, als een soort vergelijk tussen de verlenging van de voorbije mechanismen (de vroegere kennis) en hetgeen de strevingen van een ieder samen uiteindelijk verwezenlijkt zullen hebben (de verwezenlijkte actie). Men zou kunnen zeggen dat men de beweging voortdurend maakt door haar te herdoen, te verklaren, te anticiperen en te compenseren. Men zou moeten kunnen uitdrukken hoe wiskundige schema's van een nieuw type toelaten die stochastische of wisselvallige opvatting in een vorm te gieten. Dergelijke uitdrukking zou buiten het bestek van onderhavige uiteenzetting vallen. Herinneren we er slechts aan dat de afwijking tussen de gevolgen van de starre mechanismen en de werkelijke gebeurtenissen kunnen «geprobaliseerd» worden of, om zich van een moeilijk vertaalbare Engelse uitdrukking te bedienen, «gerandomiseerd» worden. Het zgn. proces van de «randomisatie» ligt ten grondslag aan de constructie van deze op wisselvallige verschijnselen betrekking hebbende econometrische modellen. Belangstellenden zullen nuttige voorlichting dienaangaande vinden bij Klein (Statistical Testing of Business Cycle Theory : The Econometrie Approach in The Business Cycle in the Post War World, 955, blz. 224). Wie niet vertrouwd is met de Amerikaanse taal, vindt in de werken van Massé («Quelques Problèmes d'optimum Economique», in Statégies et Décisions Economiques, Parijs, C.N.R.S., 954) zeer leerrijke uiteenzettingen over die wisselvallige processen. Tevens zij aangestipt dat G. Th. Guilbaud thans een staf zoekers leidt, die zich inlaten met de dynamische programmering in een wisselvallige toekomst (Cahiers du Bureau Universitaire de Recherche opérationnelle, Parijs, 958, n' 2). In de uitwerking van die modellen gaat het niet meer zozeer om de gegrondheid van deze of gene oude theorie van de cyclus na te gaan of te weerleggen, zoals Tinbergen het eerst gedaan had in zijn econometrisch werk over de cyclussen (Vérification Statistique des Théories des Cycles Economiques, S.D.N., 939). Weliswaar bestaat die bekommernis nog steeds. Doch naarmate de jaren verlopen, blijkt zij scholastieke wijsheid te worden, die minder aan de noden van het ogenblik is aangepast. Thans komt het er niet op aan te weten : deze schrijver had gelijk en gene had ongelijk. Dit is een schoolse geestesgesteldheid. Doeltreffender is het de beweging uit te drukken zoals zij is, voort te gaan met erop vooruit te lopen en haar te beïnvloeden in de richting van een «evenwichtige groei». Zulks onderstelt een voortdurende verfijning van het, werkmateriaal en een voortdurende vermindering van het aandeel der vergissingen van het kenbare en in ruimere mate van het aandeel van het niet kenbare. Men zegge niet dat dit geen theoretische houding meer is. Weliswaar is het geen zuivere theorie meer die aprioristisch en definitief werd opgesteld. Doch het is een theorie die vermoedelijk van meer werkelijkheidszin getuigt, dieper gaat, nooit voltooid is, steeds vooruitgang maakt en meer aangepast is aan de feiten waarmede zij bestendig in voeling blijft. Het is geen voorzichtige theorie meer van reeds gedane zaken. Het is een meer gedurfde theorie van wat nog moet gedaan worden, in de zin waarin Tinbergen zelf, zonder zijn werk van 939 te verloochenen, in 952 een boek schreef met de veelbetekenende titel : On the Theory of Economie Policy. Bij het einde van dit ruime overzicht der opvattingen, zullen wij misschien de indruk krijgen dat wij bijna teruggekeerd zijn tot het uitgangspunt van een ontwikkeling, tot dat tijdstip waarop ook de grondleggers van de economische wetenschap er niet van hielden de kennis volledig van de handeling te splitsen, getuige de uitdrukking staathuishoudkunde waarmee nog steeds onze wetenschap bestempeld wordt. Wellicht ook zouden wij kunnen denken dat de stochastieke opvatting van het bestaan geen grote vooruitgang is, dat zij ten slotte neerkomt op een zekere verzaking van het denkvermogen, omdat zij ervan afziet nauwkeurige en sluitende bepalingen uit te werken en zoveel plaats gunt aan het toeval en de onzekerheid. Hoewel er uiteindelijk toch een zekere terugkeer is naar het verleden, hechten wij geen geloof aan een achteruitgang van de kennis, noch aan een verzwakking van onze macht. In de grond waren de vroegere theorieën slechts voorlopige vormen. Heeft het er de schijn van dat men ze laat varen, dan is dit slechts om ze voorbij te streven, óm op een ander vlak terug te vinden wat ze zelf op een nog te beperkte wijze hadden trachten te doen. Wanneer wij het hebben over economische bewegingen, zoals L.H. Dupriez (zie tweede uitgave van zijn groot werk) ons daartoe uitnodigt, dan is onze houding achter die algemene, minder nauwkeurige en schijnbaar minder wetenschappelijke benaming dan die van cyclussen, schommelingen of groei, minder aanmatigend, meer realistisch en dientengevolge ook meer vooruitstrevend. De werkelijkheid zal steeds een mengsel blijven van tendensen en terugkerende bewegingen, die beide kort of lang kunnen zijn. Onze houding te haren opzichte zal eveneens een mengsel blijven van kennis en daad, waarbij de kennis een tussenvorm betekent van de totale kennis en van de totale onwetendheid en de daad zelf het midden houdt tussen almacht en onmacht. 00

13 Het doelwit van onze inspanningen ligt onbetwist in het uitwerken van een algemeen model, dat weliswaar in een algemene vorm niet volkomen te bereiken is, doch waarin men, volgens de waarde van een aantal parameters, de aard van de exogene groeifuncties en ten slotte de marges van onzekerheid en kans, die bewegingen kan verklaren en er kan op inwerken van de zeer korte tot de zeer, lange. Uit de vroegere theorieën blijkt wel dat er twee grote wegen van verklaring waren : enerzijds die welke zich bediende van al de mechanismen verband houdend met de investeringen (volgens hun duur, hun intensiteit, hun produktief of onproduktief, spontaan, gericht of opgelegd karakter), anderzijds die welke de verschillende monetaire, budgettaire en fiscale gegevens en instrumenten inzet. Die wegen blijven open. Zij wijzigen zich in de «probabilistische» richting die wij hebben ontleed. Doch uiteindelijk ontdekken wij door de studie van die bewegingen eens te meer dat de economie essentieel een bedrijvigheid van aanpassing blijft in een wereld die voortdurend op zichzelf ten achter is, die voortdurend heen en weer schommelt tussen overmaat en tekort, waarin de goederen nooit in de tijd en in de ruimte op de menselijke behoeften zijn afgestemd. De economie is wel degelijk de wetenschap van de aanpassing door de beweging. De studie van de beweging is er aldus toe geroepen om bij te dragen tot de betere opbouw van de wetenschap van de menselijke aanpassing.

14 ONTWIKKELING VAN DE WERELDMARKTEN VAN GRONDSTOFFEN IN DE LOOP DER JONGSTE TIEN JAAR INLEIDING De omvang van de daling van enkele basisprodukten sedert 956 en, meer algemeen, de zwakke stemming op de wereldmarkten veroorzaakten in 958 in de meeste onderontwikkelde landen een inkrimping van de uitvoeropbrengst. De verwikkelingen welke deze evolutie met zich bracht, hebben het zoeken naar middelen om de conjuncturele teruggang in de geïndustrialiseerde landen te verhelpen, aangewakkerd. De keuze der correctieven zal vanzelfsprekend afhangen van de diagnose der oorzaken van de onevenwichtigheid. In zeer ruwe lijnen is het zaak te weten of deze onevenwichtigheid hoofdzakelijk toe te schrijven is aan conjuncturele factoren en in het bijzonder aan de inkrimping der bestedingen in de geïndustrialiseerde landen, of wel aan structurele verstoringen van de markten. Onderhavig artikel beoogt slechts dit probleem te belichten en enigszins nader te ontleden aan de hand van de evolutie van de vraag naar en het aanbod van de belangrijkste basisprodukten sedert de oorlog en in vergelijking met de vooroorlogse periode, en op grond van de wijzigingen in het internationale verkeer van deze goederen. Hierbij zijn belangrijke moeilijkheden van statistische aard gerezen. Op het eerste gezicht is blijkbaar voldoend cijfermateriaal voorhanden over de voortbrenging, het verbruik en in het bijzonder de voorraden der belangrijkste basisprodukten. Een meer omstandig onderzoek brengt echter belangrijke verschillen aan het licht in de gepubliceerde statistische reeksen betreffende een zelfde produkt. Voor de eenvormigheid houdt deze studie zich aan de officiële publikaties : de verslagen van de Food and Agricultural Organisation, de in 958 verschenen «Etude sur les produits de base des Nations Unies», de Commodity Yearbooks, evenals de verschillende publikaties van het Commonwealth Economie Committee. Over de voortbrenging, het verbruik en het ruilverkeer van de SovjetUnie, OostEuropa en continentaal China, zijn anderzijds zo onnauwkeurige en ontoereikende gegevens voorhanden, dat die landen in deze studie onmogelijk konden in aanmerking worden genomen. Hun economie draagt overigens een autarkisch karakter en hun tussenkomsten meer in het bijzonder hun aankopen op de wereldmarkten blijven sporadisch I. EVOLUTIE VAN DE GRONDSTOFFENPRIJZEN OP DE WERELDMARKTEN De algemene stemming op de grondstoffenmarkten kan nagegaan worden aan de hand van drie prijsindexcijfers : het Moodyindexcijfer weerspiegelt de tendens op de Amerikaanse markten, het Reuterindexcijfer die op de markten van het Verenigd Koninkrijk en het Schulzeindexcijfer, dat het volledigste is, die op de meeste wereldmarkten zowel in de landen van herkomst als in de invoerlanden (). Internationale goederenprijzen Indexcijfers basis 953 = 00 Kwartaalgemiddelden Moodyinclexciger Reuterindexcijfer Schulzeindexcijfer (, 958 Hoewel die indexcijfers verschillend samengesteld zijn, vertoonden hun curven van 949 tot 958 een gelijkgericht verloop. Deze overeenstemming toont aan dat de evolutie der verschillende wereldmarkten () Het Moodyindexcijfer omvat de prijzen van 5 op de handelsbeurzen der Verenigde Staten genoteerde basisprodukten, waaronder talrijke landbouwprodukten. Het Reuterindexcijfer omvat de prijzen van 2 op de handels. beurzen van het VerenigdKoninkrijk genoteerde basisprodukten. Daar het hier grotendeels industriële grondstoffen en ingevoerde voedingsmiddelen betreft, ondergaat het Reuterindexcijfer de invloed van de zeevrachten. Het aandeel van de graangewassen bedraagt 28 pct. Het Schulzeindexcijfer is het volledigste. Het omvat de noteringen van 89 produkten in de handelsbeurzen van de landen van herkomst en in die van de invoerlanden van NoordAmerika en Europa

15 Tabel I. Indexcijfers van de wereldprijzen van voedingsmiddelen en industriële grondstoffen Maandgemiddelde Basis 953 = 00 Moody Reuter Gezamenlijk Schulze Voedingsmiddelen Industriële produkten ,5 84,6 9, ,5 03,7 05,0 97, 07,5 95 8,7 22,4 25,8 04,9 34, ,6 0,3 02,9 0,9 04, ,0 00,0 00,0 00,0 00, ,5 98,6 0,9 03,9 0, ,2 99,7 03,2 99,0 05, ,6 98,0 05,2 00,0 07, ,9 92,9 03,8 98, 06, , 83,6 98,4 96, 00,0 van grondstoffen over het algemeen door een gemeenschappelijke tendens gekenmerkt wordt. Uit een vergelijking van de evolutie van die indexcijfers sedert 950 blijkt al dadelijk dat de conjuncturele expansie van 954 tot het midden van 957 geen stijging van de grondstoffen heeft veroorzaakt welke met die teweeggebracht door de Koreaboom kan vergeleken worden, hoewel zij tot een even belangrijke ontwikkeling van de economische bedrijvigheid heeft aanleiding gegeven. De jongste conjunctuurteruggang bracht anderzijds het koersgemiddelde in enkele maanden opnieuw beneden het minimum van de recessie van Wereldprijzen van de industriële grondstoffen en van de voedingsmiddelen Schulze indexcijfers basis 953 = 00 Kwartaalgemiddelden eo fl 950 a 60 Indexcijfer van de voedingsprodukten Indexcijfer van de industriale grondstoffen _ Algemeen indexcijfer rt, eo Dit verschil in de gedraging van de prijzen wijst blijkbaar op een structurele wijziging in de verhouding tussen de vraag naar en het aanbod van grondstoffen; dit laatste blijkt meer en meer de koers evolutie op de wereldmarkten te beheersen. Uit een meer omstandig onderzoek van de recente prijsschommelingen blijkt echter dat de omvang ervan van de ene groep produkten tot de andere sterk verschilde, hoewel de daling van de prijzen der grondstoffen nagenoeg algemeen was. De graannoteringen daalden sterker dan die van de tropische waren, die van de textielgrondstoffen sterker dan die van de nonferro metalen. Het verdient dan ook aanbeveling de evolutie der wereldmarkten nader te ontleden per groep van grondstoffen. Er zal derhalve een onderscheid gemaakt worden tussen de markten der voedingsmiddelen en die der industriële grondstoffen. Voor deze laatste zal dan nog verder onderscheid gemaakt worden tussen plantaardige produkten en delfstoffen. II. WERELDMARKTEN DER VOEDINGSMIDDELEN Sedert het einde van de tweede wereldoorlog veroorzaakten de snelle bevolkingsaanwas en de verhoging van de levensstandaard een belangrijke toeneming van het verbruik van voedingsmiddelen in de wereld. Deze stijging van de vraag oefende echter blijkbaar geen beslissende invloed uit op de wereldmarkten van die produkten. De prijzen van deze laatste brokkelen inderdaad sedert 954 af. Om de oorzaken van deze tegenstelling tussen de groeiende behoeften en de zwakke prijzen te kunnen vaststellen, zal de evolutie van het aanbod van en de vraag naar voedingsprodukten per geografische zone worden onderzocht. In de onderontwikkelde landen waarin de bevolking bijzonder sterk aangroeit, slorpt het verbruik van voedingsmiddelen een steeds belangrijker gedeelte op van de eigen voortbrenging, hoewel deze voortdurend toeneemt. Daaruit vloeit een inkrimping voort van hun voor uitvoer beschikbare overschotten, inkrimping die zich nog sterker openbaart in de belangrijkste zich industrialiserende landen zoals Argentinië, Brazilië, Indië. In die landen hebben de 03

16 snellere ontwikkeling van de industriële sectoren en de ontoereikende landbouwuitrusting inderdaad de expansie van de landbouwproduktie geremd. Deze evolutie van het aanbod en van de vraag der onvoldoend ontwikkelde landen zou wellicht tot een vastere stemming op de wereldmarkten van voedingsmiddelen hebben geleid indien in de meeste geïndustrialiseerde landen geen sterkere tegengestelde tendensen waren tot uiting gekomen. In die gebieden neemt het verbruik van voedingsmiddelen weinig of niet meer toe ingevolge de zwakke bevolkingsaangroei en een relatief inelastische vraag t.o.v. het inkomen. Het aanbod van voedingsprodukten, dat wegens de technische vooruitgang en de gemakkelijke aantrekking van kapitaal reeds zeer vatbaar is voor uitbreiding, werd er anderzijds nog aangewakkerd door een politiek van ondersteuning der landbouwprijzen, politiek die meestal werd ingevoerd om liet inkomen der landbouwers te stabiliseren. De geïndustrialiseerde landen met een tekort aan voedingsmiddelen konden dan ook, wat hun voedselbehoeften betreft, hun afhankelijkheid t.o.v. de wereldmarkten verminderen (), terwijl de landen met een overschot, en in het bijzonder die van NoordAmerika, hun uitvoeroverschot gevoelig zagen stijgen, hetgeen, bij gebrek aan voldoend ruime afzetgebieden, in talrijke gevallen aanleiding gaf tot een belangrijke opstapeling van voorraden. Het is derhalve de evolutie van het aanbod en van de vraag in de geïndustrialiseerde landen die het Tabel II. Indexcijfers van de prijzen der belangrijkste groepen van voedingsmiddelen Schulze indexcijfers basis 953 = 00 Periode Granen Veeteeltprodukten Tropische waren 950 9, 82, 95, ,3 9,2 00, ,8 92,9 95, ,0 00,0 00, ,6 02,8 32, ,2 00,3 03, , 0,4 02, ,3 00,4 08, ,8 0,8 02,4 meest de wereldprijzen der voedingsmiddelen beïnvloedde. Het is trouwens merkwaardig dat de noteringen het meest gedrukt zijn voor de produkten waarvan de elasticiteit van de vraag ten opzichte () Een groep deskundigen heeft kunnen vaststellen dat het percentage van het nationale verbruik van voedingsmiddelen (broodgraan, mals, rijst, boter, suiker en vlees), dat door nettoinvoer wordt gedekt, in WestEuropa van 26 pct. in 938 tot 9 pct. in 956 is gedaald. («L'évolubion du commerce international», verslag voorgelegd aan de General Agreement on Tariffs and Trade, in oktober 958, blz. 96). van liet inkomen in die gebieden liet geringst is (). De stemming is dan ook het zwakst voor de granen, minder voor de veeteeltprodukten en voor de tropische waren. Deze verschillen nopen tot een meer omstandig onderzoek van elk der groepen van voedingsmiddelen. Aldus zullen beter de «economische krachten kunnen onderkend worden die aan de basis liggen van de afbrokkeling der prijzen van die grondstoffen op de wereldmarkten. Granen. Op de graanmark ten kwam het eerst een merkelijke onevenwichtigheid tussen de vraag en een te groot aanbod tot uiting. Sedert 948 zijn de voorraden meer dan verdubbeld; ze liggen op een vódr de oorlog nooit bereikt peil; daaruit is een steeds zwakkere stemming op de markten voortgevloeid. Tabel III. Graanmarkten (In miljoenen tonnen) Bron : Rood and Agricultural Organisation. Periode Voedingsgraan (broodgraan en ijst) Voortbrenging Voorraden Voedergraan (haver, gerst en mais) Voortbrenging Voorraden ,2 8,4 8 59,4 3, ,7 6, 8 86,8 8, ,7 7,2 92,3 27, ,4 4,3 206,6 22, ,6 3,3 23,2 29, ,9 48,3 20,2 35, ,0 50,0 22,9 4, ,4 49,5 232,4 47, ,6 49,0 228, 5,7 Voorraden op liet einde aan de campagne in de belangrijkste uitvoerlanden : de Verenigde Staten, Canada, AustraliI3 en Argentin is voor het graan; Birma, Thailand, de Verenigde Staten en de landen rond do Middellandse Zee voor de rijst.,_ 2 Voorraden op het einde van de campagne in de twee belangrijkste uitvoerlanden, nl. de Verenigde Staten en Canada. 3 De cijfers betreffen slechts het graan. In de geïndustrialiseerde landen blijft het verbruik nagenoeg onveranderd. In de Verenigde Staten en in het VerenigdKoninkrijk, die belangrijke verbruikers zijn, loopt dat van voedingsgranen zelfs terug; in vergelijking met vóór de oorlog daalde het in in het VerenigdKoninkrijk van 7 tot 5,9 miljoen ton en in de Verenigde Staten van 3,5 tot 3,4 miljoen ton in weerwil van de bevolkingsaangroei. Anderzijds steeg de produktie tegen een snel tempo onder invloed van de zetting van steunprijzen en 'van de verbetering van het rendement. Wegens de stijging van het rendement bleven in de' Verenigde Staten de inspanningen van de overheid om het () De «Etude sur. les produits de base.des Nations Unies, 957» verstrekt op blz. 5 en 6 inlichtingen over de elasticiteit van de vraag in verhouding tot het inkomen in talrijke landen. 04

17 areaal in te krimpen en aldus overproduktie te bestrijden, zonder resultaat. Het aandeel van Noord Amerika in de produktie der belangrijkste uitvoerlanden van graan en rijst steeg van gemiddeld 59 pct. in tot 70 pct. in (). Op de wereldmarkten vermindert de vraag van WestEuropa, de belangrijkste invoerder van granen. Zijn brutoinvoer ligt in weerwil van de bevolkingsaanwas enigszins beneden het gemiddelde van De vergroting van het aanbod van granen in de Verenigde Staten en de grotere autarkie van de andere geïndustrialiseerde landen werden slechts in geringe mate gecompenseerd door de relatieve inkrimping van de voor uitvoer beschikbare overschotten der onderontwikkelde landen. In deze laatste stijgt het verbruik tegen een versneld tempo, welk in de meeste ervan dat van de toeneming van de voortbrenging overtreft. Die wijzigingen in het aanbod van en de vraag naar granen hebben de internationale handel beïnvloed. LatijnsAmerika en Afrika, die vóór de oorlog uitvoerden, zagen hun voor uitvoer beschikbaar overschot inkrimpen. Het Verre Oosten en het Nabije Oosten zijn, in plaats van uitvoerders, meer en meer op invoer aangewezen om hun snel stijgende behoeften te dekken. Oceanië heeft zijn uitvoer niet boven de vooroorlogse cijfers kunnen opvoeren. De voor uitvoer beschikbare overschotten blijven dan ook tot NoordAmerika beperkt. De concentratie van het voor uitvoer bestemde aanbod van granen op de markten van de dollarzone betekende een hinderpaal voor de ontwikkeling van de handel in die produkten en voor hei, wegwerken van de overschotten en de tekorten in de wereld. Wegens gebrek aan koopkracht en tekort aan harde deviezen, hebben de onvoldoend ontwikkelde landen die nog grote behoeften hebben, hun vraag op de wereldmarkten, en meer in het bijzonder op de Amerikaanse markten, beperkt. Om die moeilijkheid het hoofd te bieden en () De vergelijking heeft uitsluitend betrekking op het voedingsgraan, waarvan de statistieken meer betrouwbaar zijn dan die der andere granen. hun voorraden te kunnen verminderen, begonnen de Verenigde Staten uit te voeren tegen lagere prijzen dan hun binnenlandse en tegen betaling in nationale munt of krachtens ruilakkoorden in het kader van de Agricultural Trade Development and Assistante Act van 954 en van de sectie 402 van de Mutual Security Act. De leveringen die van 30 juni 954 tot 30 juni 957 krachtens die bijzondere programma's werden verricht, vertegenwoordigen tussen 60 en 70 pct. van de graanuitvoer van de Verenigde Staten. Zij waren hoofdzakelijk bestemd voor Indië, Joegoslavië, Turkije en Brazilië. Dank zij deze politiek kon de opstapeling van voorraden geremd worden; ze blijven nochtans vrij omvangrijk, in het bijzonder wat de voedingsgranen betreft. Voor de voedergranen is de toestand enigszins beter. De vraag naar deze produkten was vaster ten gevolge van de aangroei van de veestapel. Deze evolutie vloeit voort uit de ontwikkeling van het verbruik van veeteeltprodukten in alle streken van de wereld. Veeteeltprodukten. De vraag naar veeteeltprodukten stijgt tegen een merkelijk sneller tempo dan de bevolking daar zij gevoeliger is aan de toeneming der inkomens dan die naar granen, zelfs in de geïndustrialiseerde landen en o.m. in NoordAmerika. Deze vaste stemming verklaart de afgetekende stijging van 949 tot 954 en de stabilisatie van de prijzen op een hoog peil gedurende de jongste jaren. Ze ligt aan de basis van de uitbreiding van de produktie waarvan de omvang slechts kan gemeten worden aan de hand van de cijfers betreffende het vlees, de enige die beschikbaar zijn. Zoals uit de tabel blijkt, bleef de produktie geconcentreerd in de geïndustrialiseerde gebieden die tevens de belangrijkste verbruikers zijn. Dit verklaart het geringe percentage van de wereldhandel in vlees; het gedeelte van de produktie dat in het internationale goederenverkeer wordt opgenomen, bedroeg tussen 948 en pct. tegen 4 pct. tussen 934 en 938. De geografische verdeling ervan onderging echter sterke wijzigingen om dezelfde Tabel IV. Wereldproduktie van vlees Bron : Food and Agricultural Organisation. Periode Wereld NoordAmerika West Europa Latijns Amerika Oceaniii Totale produktie In miljoenen tonnen ,9 8,09 8,56 5,03, ,5 0,45 7,5 6,0, ,7 2,45 0,24 6,2, ,4 3,2 0,52 6,55, ,0 3,8 0,73 7,9, ,2 3,45,9 7,07,96 Produktie per hoofd ,5 58,2 28,4 42,0 53, ,3 70',3 34,8 37, 56,4 Rund, kalfs, varkens, seliape en lamsvlees. In kg 05

18 redenen als voor de granen. In de industriële landen werd de produktie aangewakkerd. Enkele Europese landen, Denemarken, Nederland, Ierland, Frankrijk en Joegoslavië, beschikken over steeds grotere overscholen die zij in de nabuurlanden afzetten. Over het geheel vermindert WestEuropa, belangrijkste invoerder, zijn vraag op de overzeese markten. De voor uitvoer beschikbare overschotten van Oceanië bleven daarentegen op het vooroorlogse peil, terwijl die van LatijnsAmerika, belangrijkste uitvoerder, teruglopen. Het aandeel van Oceanië (NieuwZeeland en Australië), van Argentinië en van Uruguay in de werelduitvoer daalde van 7,5 pct. in tot 60 pct. in Kortom, de primaire uitvoerlanden vonden geen baat bij de verruiming van de afzetgebieden die uit de snelle stijging van het verbruik, inzonderheid in de geïndustrialiseerde landen, is voortgevloeid. De wereldmarkten der zuivelprodukten worden door dezelfde tendensen gekenmerkt. Aan de hand van de beschikbare gegevens kan men zich echter geen gezamenlijk beeld vormen over de evolutie van de voortbrenging en van het verbruik. Er valt slechts op te merken dat er in verschillende landen een overproduktie van boter heerst, o.m. ten gevolge van het stijgende margarineverbruik. NieuwZeeland had het sterkst te lijden onder de inkrimping van de vraag op de wereldmarkt van boter, in het bijzonder vanwege WestEuropa. Tropische waren. In tegenstelling met de vorige produkten bestaat er een drukke internationale handel in tropische waren, suiker, cacao, koffie en thee. Het uitgevoerde gedeelte van de produktie bedraagt 85 pet. voor de cacao, 80 pct. voor de koffie en de thee en 40 pct. voor de suiker tegen 20 pct. voor het graan, 6 pct. voor de rijst en 4 pct. voor de maïs. De buitenlandse afzetgebieden zijn van belang voor die tropische teelten daar het verbruik in de geïndustrialiseerde landen is geconcentreerd en de tropische waren, met uitzondering van die van suiker, in enkele weinig koopkrachtige landen worden geteeld. Deze laatste zijn voor hun uitvoeropbrengst, belangrijkste bron van hun inkomen, dan ook afhankelijk van de evolutie van het verbruik in de geïndustrialiseerde landen waarvan het aandeel in de wereldinvoer schommelt tussen 70 pct. voor de suiker en 90 pct. voor de cacao en de koffie. De markten van die tropische waren nemen fundamenteel uitbreiding. Meer nog dan voor de veeteeltprodukten vertoont de vraag een grote elasticiteit tegenover het inkomen, niet alleen in de nieuwe landen doch ook in de geïndustrialiseerde landen van NoordAmerika en WestEuropa, zoals blijkt uit verschillende door de Verenigde Naties gepubliceerde studies (). De vraag vertoont echter een grote elasticiteit tegenover de prijzen zodat ze aan plotse schommelingen op korte termijn onderhevig is, daar de verbruikers de tropische waren, met uitzondering van de suiker, nog niet tot de onontbeerlijke produkten rekenen. Anderzijds past het aanbod zich moeilijk aan de bewegingen van de vraag aan. Naast de jaarlijkse, voor al de tropische waren vrij sterke schommelingen van de oogsten, dient rekening gehouden met het feit dat de produktie ervan binnen relatief korte termijnen moeilijk kan opgevoerd worden, behalve voor de () Cf. «Etude sur les produits de base des Nations Unies, 957», blz. 5.6, en Jaarverslag van de Food and Agricultural Organisation, 955. Tabel V. Bron : Fond and Agricultural Organisat ion. Markten der tropische waren (In miljoenen tonnen) Periode Centrifugesuiker Voortbrenging Koffie Cacao Thee Periode Suiker op 9 augustus Voorraden Kof f ie 2 op 80 juni ,0 2,4 0,74 0,47, ,4 2,25 0,76 0, ,7 0, ,8 2,50 0,74 0, ,2 0, ,4 2,48 0,82 0, ,0 0, ,0 2,86 0,83 0,70 955,5 0, ,b 2,60 0,9 0, ,5 0, ,6 2,98 0,76 0, ,8 0,60 958,03v Wereldvoorraden. 2 Voorraden in de Verenigde Staten en in Brazilië, incl. de regeringsvoorraden. suiker. Het duurt jaren vooraleer de nieuwe cacao, koffie en theeplantages hun eerste verkoopbare oogst opleveren. De verschillen tussen de expansietempo's van het verbruik en van de produktie zijn oorzaak van de afwisseling van periodes van relatieve schaarste en overvloed, die de markten der tropische waren kenmerkt en hun onstandvastigheid met sterke prijsschommelingen verklaart. 08

19 Onder al die markten kende die van de suiker het meest evenwichtige verloop. De prijzen konden gestabiliseerd worden, hoewel er sedert 95 overproduktie dreigt. De belangrijkste produktie en invoerlanden konden, in het kader van de in 953 afgesloten internationale suikerovereenkomst, het aanbod op de wereldmarkten beperken door restricties van de produktie, o.m. in Cuba, en door de vaststelling van uitvoercontingenten. Deze politiek werd vergemakkelijkt door een snelle toeneming van het verbruik. Dit laatste ligt één vierde boven het vooroorlogse peil in de geïndustrialiseerde landen, die meer dan 70 pct. opslorpen van de wereldinvoer, en het steeg met 80 pct. in de ontwikkelingslanden. De toeneming is het sterkst in LatijnsAmerika, in Indië en in Afrika en heeft er een inkrimping van de voor uitvoer beschikbare overschotten met zich gebracht. Anderzijds hebben zowel de Europese als de onvoldoend ontwikkelde landen die suiker invoeren, de voortbrenging aangemoedigd door een politiek van prijzensteun, in voorkomend geval, in hun overzeese gebiedsdelen. Daar de suiker in hoofdzaak een dollarprodukt is, hebben betalingsbalansmoeilijkheden er vaak mede toe genoopt een dergelijke politiek te volgen. Deze autarkische tendenties deden het gedeelte van de produktie dat in de wereldhandel ' wordt opgenomen, van 47 pct. in tot 40 pet. in teruglopen. Zij hebben bovendien een aanbod aangewakkerd welk zodanig vatbaar is voor uitbreiding, dat de opstapeling van de overschotten in 95 een ineenstorting van de markten in het vooruitzicht stelde. Alleen de internationale overeenkomst maakte een meer evenwichtige expansie van de produktie t.o.v. het verbruik mogelijk. In vergelijking met vóór de oorlog is het verbruik van koffie, cacao en thee vooral tussen 949 en 954 merkelijk toegenomen in de geïndustrialiseerde landen, vooreerst in NoordAmerika, nadien in Europa. In de loop van die periode steeg de vraag op die markten sterker dan de voortbrenging. Daaruit zijn een geleidelijke opslorping van de voorraden en een prijsstijging voortgevloeid. De wereldvoorraden van koffie daalden dan ook van miljoen ton in 946, d.i. 40 pct. van de wereldoogst in die periode, tot ton in 955. De relatieve schaarste aan die waren kwam vanaf 949 scherper tot uiting en bereikte haar hoogtepunt in ten gevolge van de slechte oogsten van koffie in Brazilië, van cacao in Afrika en van thee in Indië. Hun noteringen bereikten alsdan een sedert zestig jaar ongekend peil. De opwaartse tendens der prijzen sloeg echter snel om ten gevolge van een tijdelijke inkrimping van de vraag, doch hoofdzakelijk wegens een toeneming van de produktie. Gedurende de periode van relatieve schaarste hadden de produktielanden inderdaad hun beteelde oppervlakte uitgebreid, waar van de eerste oogsten omstreeks de jaren op de wereldmarkten gebracht werden. Sedertdien overschrijdt het aanbod van tropische dranken de lopende behoeften, die nochtans opnieuw toenemen. Daaruit is sedert 956 een opstapeling van voorraden voortgevloeid, die op de wereldmarkten drukken. De overschotten van koffie en thee vertegenwoordigden in 957 respectievelijk één derde en één vierde van de gemiddelde jaarlijkse oogst. Wat de cacao betreft, stelt zich nog geen ernstig probleem van overproduktie, daar Afrika achtereenvolgende ontoereikende oogsten heeft gekend. De verzwakking van de stemming op de wereldmarkten van tropische dranken trof hoofdzakelijk de onderontwikkelde gebieden die wegens klimatologische omstandigheden het produktiemonopolie bezitten. De koffieoogsten komen ten belope van 80 pct. voor rekening van LatijnsAmerika, waarvan 50 pct. uit Brazilië, terwijl WestAfrika 60 pct. van de cacao levert, waarvan 30 pct. uit Ghana. Het saldo wordt geleverd door LatijnsAmerika. De thee wordt voor ca. 95 pct. geoogst in MoessonAzië; de twee derden ervan worden in Ceylon en Indië geteeld. In die geografische spreiding trad geleidelijk verandering in onder invloed van wijzigingen in de structuur van de wereldvraag. Wat de koffie betreft, heeft de vergroting van de vraag vanwege Noord Amerika naar het Afrikaanse «hard»type de Europese landen ertoe aangezet de beteelde oppervlakten in hun Afrikaanse gebiedsdelen op te voeren, te meer daar dit produkt een bron van dollarontvangsten vormt. Vandaar dat het aandeel van het Afrikaanse continent in de wereldproduktie steeg van 6 pct. vóór de oorlog tot 20 pct. in In LatijnsAmerika bleven de oogsten daarentegen op een onveranderd peil, daar de vooruitgang die in sommige landen werd geboekt slechts de inkrimping goedmaakte welke in Brazilië werd waargenomen. Wat de cacao betreft, hebben de stijging van het verbruik in de landen van LatijnsAmerika en de hoge afzetprijzen in Brazilië, Ecuador en enkele andere LatijnsAmerikaanse landen opnieuw belangstelling voor deze teelt verwekt. Het tekort aan arbeidskrachten, de ziekten en de veroudering der plantages hebben daarentegen de ontwikkeling van de produktie in Afrika geremd. De stijging van de vraag naar thee in het Commonwealth en in de Arabische landen evenals de inkrimping van het voor uitvoer beschikbare overschot in Indië, waar het verbruik sedert de oorlog is verdubbeld, werkten de invoering van de theeteelt in de Afrikaanse gebiedsdelen onder Brits gezag in de hand. Hoewel er belangrijke vooruitgang geboekt wordt, blijft hun aandeel in de wereldproduktie gering. De uitvoer van tropische dranken vormt voor al die landen de belangrijkste bron van deviezen. Het valt dan ook niet te verwonderen dat zij, zodra een overproduktie aan de dag trad, getracht hebben 07

20 opnieuw internationale overeenkomsten ter stabilisatie van de prijzen af te sluiten ten einde hun uitvoeropbrengst te vrijwaren. Indië, Ceylon, Pakistan en Indonesië hebben het internationale theeakkoord, dat in maart 955 ten einde liep, verlengd, waardoor een daling van de prijzen beneden het rendabele minimum vermeden werd. Dit resultaat houdt verband met het feit dat dit akkoord, welk de twee belangrijkste producenten groepeert, de regeling van het aanbod op de wereldmarkten mogelijk maakt. Wat de koffie betreft, blijkt een internationale overeenkomst tussen producenten moeilijker tot stand te brengen, inzonderheid wegens het groot aantal produktielanden. Een stabilisatie van de wereldmarkten der tropische dranken blijkt echter wenselijk, daar deze waren de enige voedingsmiddelen zijn die aan de nieuwe landen nog de mogelijkheid bieden om hun uitvoeropbrengst te verhogen. WERELDMARKTEN DER INDUSTRIELE GRONDSTOFFEN De industriële grondstoffen vonden in grotere mate dan de voedingsmiddelen baat bij de fundamentele economische expansie in de wereld. In de geïndustrialiseerde landen gingen de gestegen inkomsten hoofdzakelijk naar de niet voor voeding bestemde verbruiksgoederen, waarnaar de vraag snel uitbreiding nam. Om daaraan het hoofd te kunnen bieden, dienden tal van investeringen verricht ten einde de bestaande produktiecapaciteit op te voeren en nieuwe industrieën te vestigen. In de onderontwikkelde landen heeft het streven naar een hogere levensstandaard en naar het scheppen van werkgelegenheid voor een groeiende bevolking belangrijke gebieden tot industrialisatie aangespoord. Onder invloed van die twee factoren steeg de industriële wereldproduktie tussen 947 en 957 zeer snel; het Tabel VI. Indexcijfers van de industriële wereldproduktie Bron : Organisatie der Verenigde Naties. Maandelijks Statistisch Bulletin. Periode Totaal Wereld Mijnen Basis 953 = 00 bedrieken bedrijven NoordAmerika 2 West.Europa LatijnsAmerika 3 Oost en ZuidOnstAnili Weging 00 9,9 90, 56,9 3, 4, 4, Wereld, excl. de U.S.S.R., OostEuropa en coutinen aal China. 2 NoordAmerika : Verenigde Staten en Canada. 3 MiddenAmerika, ZuidAmerika en de Caraiben. 4 Birma, Cambodge, China (Taiwan), Ceylon, ZuidKorea, de Maleise Unie en Singapore, Indië, Indonesië, Japan, Laos, Pakistan, do Filippijnen, en ZuidVietnam. jaarlijkse stijgingspercentage bedroeg 4,6 pct. tussen 950 en 957 en overtreft het jaarlijkse groeitempo 3,6 pct., dat tijdens de boom van 925 tot 929 werd bereikt. Deze industriële ontwikkeling intensiveerde de behoeften aan industriële grondstoffen in de wereld. De economische bedrijvigheid der geïndustrialiseerde landen bleef nochtans de vraag naar die produkten beheersen. Deze verbruiken ten minste 80 pct. van de wereldproduktie van industriële grondstoffen. Ze oefenen op de wereldmarkten een grote invloed, te meer daar hun op de Amerikaanse en Europese financiële markten belangrijke mogelijkheden geboden worden voor de financiering van speculatieve voorraden. Dank zij deze faciliteit kunnen zij hun vraag in periodes van relatieve schaarste aan industriële basisprodukten ver boven hun lopende behoeften uitbreiden. Het lijdt geen twijfel dat de geïndustrialiseerde landen het hoge tempo van hun naoorlogse economische expansie slechts konden handhaven dank zij technische uitvindingen waardoor zij ten dele in de behoeften aan grondstoffen, in het bijzonder na de Eoreaboom, konden voorzien. Er dient vooreerst rekening gehouden met de vooruitgang van de industriële techniek waardoor het mogelijk werd een belangrijk gedeelte der behoeften aan grondstoffen met recuperatieprodukten te dekken. Wat de nonferro metalen betreft, de enige waarvoor men over voldoende statistische gegevens beschikt, schommelde het aandeel van het gerecupereerde metaal in het verbruik der geïndustrialiseerde landen van 953 tot 955 tussen 2 pct. voor het aluminium en 44 pct. voor het koper. Volgens de «Etude sur les produits de base» liggen deze percentages hoger dan de vooroorlogse wegens de belangrijke hoeveelheden oud metaal afkomstig van de oorlogsfabricaties en van de hoge bedrijvigheid der metaalverwerkende bedrijven. Grotere betekenis dient nochtans gehecht aan de wijzigingen die de wereldmarkten ondergingen wegens de groeiende aanwending van vervangingsprodukten in de geïndustrialiseerde landen. De voortbrenging van synthetische vezels en rubber evenals 08

1.Inleiding. 2.Profielen per 1 augustus 2007

1.Inleiding. 2.Profielen per 1 augustus 2007 logoocw De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Den Haag Ons kenmerk VO/OK/2003/53723 Uw kenmerk Onderwerp tweede fase havo/vwo 1.Inleiding In het algemeen

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, KONINKRIJK BELGIE 1000 Brussel, Postadres : Ministerie van Justitie Waterloolaan 115 Kantoren : Regentschapsstraat 61 Tel. : 02 / 542.72.00 Fax : 02 / 542.72.12 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE

Nadere informatie

TIJDSCHRIFT. Verschijnt maandelijks INHOUD. Negentiende jaar -- October-December 1944 Twintigste jaar Vol. I. Januari-Juni 1945

TIJDSCHRIFT. Verschijnt maandelijks INHOUD. Negentiende jaar -- October-December 1944 Twintigste jaar Vol. I. Januari-Juni 1945 NATIONALE BANK VAN BELGIË' Afdeeling Studiën en Documentatie O TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting Verschijnt maandelijks Birtiotlitg!e. INHOUD Negentiende jaar -- October-December 1944 Twintigste

Nadere informatie

NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP

NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP 6 (1971-1972) - N 1 ARCWIE~ VWMSE RAAR TERUG0EZORGEN VOOR DE NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP ZITTING 1971-1972 13 DECEMBER 1971 VOORSTEL VAN DECREET tot aanmoediging van de deelneming aan cursussen voor

Nadere informatie

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. ------

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. ------ MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. ------ Advies nr. 1 van 18 november 1996 met betrekking tot het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging

Nadere informatie

De waarheid over de notionele intrestaftrek

De waarheid over de notionele intrestaftrek De waarheid over de notionele intrestaftrek Februari 2008 Wat is de notionele intrestaftrek? Notionele intrestaftrek, een moeilijke term voor een eenvoudig principe. Vennootschappen kunnen een bepaald

Nadere informatie

A D V I E S. over EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE NATUURLIJK MINERAAL WATER EN BRONWATER

A D V I E S. over EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE NATUURLIJK MINERAAL WATER EN BRONWATER Doc. nr. E2:90005C04 Brussel, 30.3.1999 MH/GVB/LC A D V I E S over EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE NATUURLIJK MINERAAL WATER EN BRONWATER (bekrachtigd door de Hoge Raad voor de Middenstand

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 60.262/1 van 16 november 2016 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei

Nadere informatie

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw Latijn en Grieks in de 21ste eeuw Kiezen voor Latijn en/of Grieks? Als leerling in het laatste jaar van de basisschool sta jij voor een belangrijke keuze. Welke studierichting moet je gaan volgen in het

Nadere informatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet van 3 december 1987, Stb. 635, houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Zoals deze is gewijzigd bij de wetten van 02-12-1993(Stb.759)

Nadere informatie

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Verschillende factoren bepalen het aantal arbeidsongevallen. Sommige van die factoren zijn meetbaar. Denken we daarbij

Nadere informatie

Doc. nr. Th gez. en veiligheid zelfst A07 Brussel, MH/FD/LC A D V I E S. over een

Doc. nr. Th gez. en veiligheid zelfst A07 Brussel, MH/FD/LC A D V I E S. over een Doc. nr. Th gez. en veiligheid zelfst A07 Brussel, 03.12.2002 MH/FD/LC A D V I E S over een VOORSTEL VOOR EEN AANBEVELING VAN DE RAAD BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE WETGEVING INZAKE GEZONDHEID EN VEILIGHEID

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1979 Nr. 6

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1979 Nr. 6 29 (1978) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1979 Nr. 6 A. TITEL Vriendschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname;

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992 10 (1992) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1993 Nr. 51 A. TITEL Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992 B. TEKST De Nederlandse

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.12.1999 COM(1999) 703 definitief 1999/0272 (CNS) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk

Nadere informatie

Er zijn voortdurende bewegingen rond deze trend. Maar welke trend?

Er zijn voortdurende bewegingen rond deze trend. Maar welke trend? 1 De Conjunctuur Welke groei hebben we gehad achter de tweede oorlog? We hebben achter WO2 een lange tijd een positief groei gehad. Er zijn voortdurende bewegingen rond deze trend. Maar welke trend? De

Nadere informatie

BIJZONDER VERSLAG VAN DE RAAD VAN BESTUUR AAN DE AANDEELHOUDERS

BIJZONDER VERSLAG VAN DE RAAD VAN BESTUUR AAN DE AANDEELHOUDERS UCB NV - Researchdreef 60, 1070 Brussel - Ondernemingsnr. 0403.053.608 (RPR Brussel) BIJZONDER VERSLAG VAN DE RAAD VAN BESTUUR AAN DE AANDEELHOUDERS over het gebruik en de nagestreefde doeleinden van het

Nadere informatie

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)

Nadere informatie

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT De Regeringen van de hierna genoemde landen: De Bondsrepubliek Duitsland, Oostenrijk, België, Denemarken, Spanje, Finland, Frankrijk,

Nadere informatie

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2637 Advies Luchtaanvallen IS(IS) Datum 24 september 2014 Opgemaakt door Prof. dr. P.A. Nollkaemper

Nadere informatie

WIJ zijn hier gekomen niet alleen om jullie en alle anderen hier te

WIJ zijn hier gekomen niet alleen om jullie en alle anderen hier te SAMENVATTING VAN DE REDEVOERINGEN GEHOUDEN VOOR DE JEUGD IN SURINAME EN DE NEDERLANDSE ANTILLEN Willemstad, 19 oktober 1955, Oranjestad, 22 oktober 1955. Paramaribo, 5 november t 955 WIJ zijn hier gekomen

Nadere informatie

Historie. Oprichting van de NDP. Missie en visie

Historie. Oprichting van de NDP. Missie en visie Historie In 1980 werd onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken het Directoraat Volksmobilisatie opgericht. In geheel Suriname werden Volks Comites in het leven geroepen. Buurtbewoners werkte met elkaar

Nadere informatie

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN Juli 2014 Statistisch verslag van de arbeidsongevallen van 2013 - Privésector 1 Aanpassing van de formule van de gevolgen van arbeidsongevallen 1.1 EVOLUTIE IN DE OVERDRACHT

Nadere informatie

BONDIGE GESCHIEDENIS VAN DE HOGE RAAD VAN FINANCIEN

BONDIGE GESCHIEDENIS VAN DE HOGE RAAD VAN FINANCIEN BONDIGE GESCHIEDENIS VAN DE HOGE RAAD VAN FINANCIEN 1. De huidige Hoge Raad van Financiën vindt haar oorsprong in het Koninklijk Besluit van 31 januari 1936 houdende instelling van een hoogen raad van

Nadere informatie

* * * Gezien de stukken van het door de Raad samengestelde en aan de Tuchtcommissie toegezonden dossiers;

* * * Gezien de stukken van het door de Raad samengestelde en aan de Tuchtcommissie toegezonden dossiers; 0379/08/N Tuchtcommissie van 3 maart 2009 (beroep aangetekend) Inbreuk op paragrafen 1.1, 1.4, 2.1, 2.2, 2.4, 2.5, 3.10 en 3.10.1 van de algemene controlenormen; Inbreuken op de artikelen 2, 15 en 17 van

Nadere informatie

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST 1) Omschrijving van de arbeidsovereenkomst Artikel 3 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1961 Nr. 74

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1961 Nr. 74 51 (1959) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1961 Nr. 74 A. TITEL Europees Verdrag inzake de academische erkenning van universitaire kwalificaties; Parijs, 14 december 1959

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, KONINKRIJK BELGIE 1000 Brussel, Postadres : Ministerie van Justitie Waterloolaan 115 Kantoren : Regentschapsstraat 61 Tel. : 02 / 542.72.00 Fax : 02 / 542.72.12 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Wat houdt het begrip internationale samenwerking in?

Samenvatting. 1. Wat houdt het begrip internationale samenwerking in? Aanleiding voor het onderzoek Samenvatting In de 21 ste eeuw is de invloed van ruimtevaartactiviteiten op de wereldgemeenschap, economie, cultuur, milieu, etcetera steeds groter geworden. Ieder land dient

Nadere informatie

RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE PENSIOENSECTOR

RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE PENSIOENSECTOR RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE PENSIOENSECTOR Het Raadgevend comité voor de pensioensector, dat werd opgericht krachtens het koninklijk besluit van 5 oktober 1994 houdende oprichting van een Raadgevend comité

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 2 mei

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 2 mei A D V I E S Nr. 1.559 ----------------------------- Zitting van dinsdag 2 mei 2006 ---------------------------------------- Generatiepact - Financiering gezondheidszorg x x x 2.162/6-1 Blijde Inkomstlaan,

Nadere informatie

A D V I E S Nr. 1.386 ------------------------------ Zitting van dinsdag 29 januari 2002 --------------------------------------------

A D V I E S Nr. 1.386 ------------------------------ Zitting van dinsdag 29 januari 2002 -------------------------------------------- A D V I E S Nr. 1.386 ------------------------------ Zitting van dinsdag 29 januari 2002 -------------------------------------------- Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 7, 3

Nadere informatie

DE EUROPESE GEMEENSCHAP (hierna "de Gemeenschap" te noemen) enerzijds, en

DE EUROPESE GEMEENSCHAP (hierna de Gemeenschap te noemen) enerzijds, en bron : Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen PB L 284 van 22/10/98 OVEREENKOMST inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Verenigde

Nadere informatie

Sint-Jozefscollege: studierichtingen 3 de graad ASO

Sint-Jozefscollege: studierichtingen 3 de graad ASO Economie-Moderne Talen Economie Moderne Talen natuurwetenschappen 2 2 Duits 3 3 Engels 3 3 Frans 4 4 economie 5 5 wiskunde 3 3 In deze studierichting wordt inzicht in het economisch gebeuren gecombineerd

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIEN EN ENERGIE EN DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: -

Nadere informatie

4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1

4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1 4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1 4.1 Het prestige van de kerken De kerken zijn niet meer de gezaghebbende instanties van vroeger. Dat is niet alleen zo in Nederland. Zelfs in uitgesproken godsdienstige

Nadere informatie

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (2 de deel)

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (2 de deel) «Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (2 de deel) Tweede deel In de vorige Stat info ging de studie globaal (ttz. alle statuten bijeengevoegd) over het verband

Nadere informatie

Embargo tot de datum waarop deze toespraak wordt gehouden / toetsen aan deze datum

Embargo tot de datum waarop deze toespraak wordt gehouden / toetsen aan deze datum Bouwen aan de democratische veiligheid in Europa Ontwerptoespraak van de secretaris-generaal Brussel, woensdag 12 november 2014 Embargo tot de datum waarop deze toespraak wordt gehouden / toetsen aan deze

Nadere informatie

... /... Samenvatting door de Voorzitter van de vverkzaamheden. van de Europese Raad Maastricht - 23/24 maart 1981

... /... Samenvatting door de Voorzitter van de vverkzaamheden. van de Europese Raad Maastricht - 23/24 maart 1981 1, maatregelen. Ivionetair Stelsel. van de Europese Raad Maastricht - 23/24 maart 1981... /... gebied van het monetair beleid en de rentevoeten. De Europese Raad heeft de Raad Ministers van Financien)

Nadere informatie

Thije Adams KUNST. Wordt een mens daar beter van? vangennep amsterdam

Thije Adams KUNST. Wordt een mens daar beter van? vangennep amsterdam Thije Adams KUNST Wordt een mens daar beter van? vangennep amsterdam Inhoud Vooraf 5 I. Inleiding 7 II. Wat doen wij met kunst? 9 III. Wat doet kunst met ons? 42 IV. Plato en Rousseau 59 V. Onzekerheid

Nadere informatie

Voorwoord 9. Inleiding 11

Voorwoord 9. Inleiding 11 inhoud Voorwoord 9 Inleiding 11 deel 1 theorie en geschiedenis 15 1. Een omstreden begrip 1.1 Inleiding 17 1.2 Het probleem van de definitie 18 1.3 Kenmerken van de representatieve democratie 20 1.4 Dilemma

Nadere informatie

logoocw De heer prof. dr. F. P. van Oostrom 26 mei 2005 ASEA/DIR/2005/23876 Taakopdracht voor de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon geen

logoocw De heer prof. dr. F. P. van Oostrom 26 mei 2005 ASEA/DIR/2005/23876 Taakopdracht voor de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon geen logoocw De heer prof. dr. F. P. van Oostrom Den Haag Ons kenmerk 26 mei 2005 ASEA/DIR/2005/23876 Onderwerp Taakopdracht voor de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon Bijlage(n) geen Geachte heer Van

Nadere informatie

TRANSPARANTE EN UNIFORME FISCALITEIT OP DE WAARDE DIE ONDERNEMERS CREËREN VIA HUN VENNOOTSCHAP Anonieme bijdrage

TRANSPARANTE EN UNIFORME FISCALITEIT OP DE WAARDE DIE ONDERNEMERS CREËREN VIA HUN VENNOOTSCHAP Anonieme bijdrage TRANSPARANTE EN UNIFORME FISCALITEIT OP DE WAARDE DIE ONDERNEMERS CREËREN VIA HUN VENNOOTSCHAP Anonieme bijdrage De lage vennootschapsbelasting voor ondernemingen laat bedrijven toe om winst te maken.

Nadere informatie

Gemeenschappelijke Raadszitting van donderdag 2 mei 2002 ----------------------------------------------------------------------------------

Gemeenschappelijke Raadszitting van donderdag 2 mei 2002 ---------------------------------------------------------------------------------- CENTRALE RAAD VOOR HET BEDRIJFSLEVEN NATIONALE ARBEIDSRAAD ADVIES Nr. 1.402 Gemeenschappelijke Raadszitting van donderdag 2 mei 2002 ----------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 22.1.2004 COM(2004) 32 definitief 2004/0009 (CNS) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD over de omrekeningskoersen tussen de euro en de munteenheden

Nadere informatie

Laatste aanpassing: 27/03/ Paritair Comité voor de non-ferro metalen

Laatste aanpassing: 27/03/ Paritair Comité voor de non-ferro metalen 1050000 Paritair Comité voor de non-ferro metalen Sectoraal stelsel van de bestaanszekerheid... 2 Collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 2005 (74.724)... 2 Arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur,

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 14.3.2003 COM(2003) 114 definitief 2003/0050 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de statistische gegevens die moeten worden gebruikt

Nadere informatie

medische verzekeringen sinds 1944 AMMA VERZEKERINGEN 18-02-1998-De Huisarts BUITENBEENTJE AMMA VERZEKERINGEN medische verzekeringen sinds 1944

medische verzekeringen sinds 1944 AMMA VERZEKERINGEN 18-02-1998-De Huisarts BUITENBEENTJE AMMA VERZEKERINGEN medische verzekeringen sinds 1944 AMMA VERZEKERINGEN 18.02.1998 De Huisarts BUITENBEENTJE AMMA VERZEKERINGEN medische verzekeringen sinds 1944 onderlinge verzekeringsonderneming toegelaten door de Controledienst voor de Verzekeringen onder

Nadere informatie

INITIATIEFADVIES. Overheveling van de voorziening voor uitbetaling van de kinderbijslag in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

INITIATIEFADVIES. Overheveling van de voorziening voor uitbetaling van de kinderbijslag in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. INITIATIEFADVIES Overheveling van de voorziening voor uitbetaling van de kinderbijslag in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 16 juni 2016 Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Nadere informatie

Arbitragecommissie. Wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten

Arbitragecommissie. Wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten Advies nr 2008/01 van 8 september 2008 Arbitragecommissie Wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten Advies over de verplichting om een

Nadere informatie

Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, titel III, hoofdstuk II, afdeling III, onderafdeling 4. Ondernemingen die investeren in een raamovereenkomst voor de productie van een audiovisueel werk Art. 194ter.

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie EUROPEES PARLEMENT 1999 2004 Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie 10 april 2001 VOORLOPIGE VERSIE 2000/2243(COS) ONTWERPADVIES van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek

Nadere informatie

VERKLARING VAN EUSKADI

VERKLARING VAN EUSKADI VERKLARING VAN EUSKADI De voorzitsters en voorzitters die deelnemen aan de XII Conferentie van de Europese Regionale Wetgevende Parlementen gehouden in Euskadi/Baskenland op 3 en 4 november (Lijst met

Nadere informatie

ADVIES. Uitgebracht door de Raad van Bestuur van. 1 april 2019

ADVIES. Uitgebracht door de Raad van Bestuur van. 1 april 2019 ADVIES Ontwerpbesluit 2019/570 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit 2013/129 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 19 december 2013 betreffende

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I Opgave 3 Vreemder dan alles wat vreemd is 12 maximumscore 3 de twee manieren waarop je vanuit zingevingsvragen religies kunt analyseren: als waarden en als ervaring 2 een uitleg van de analyse van religie

Nadere informatie

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN TOT HET VOORKOMEN

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 07 / 96 van 22 april 1996 ------------------------------------------- O. ref. : 10 / A / 96 / 011 BETREFT : Ontwerp van koninklijk

Nadere informatie

Toespraak staatssecretaris H.A.L. van Hoof bij de opening van de miniconferentie O&O-fondsen op 10 september 14.00u in Den Haag

Toespraak staatssecretaris H.A.L. van Hoof bij de opening van de miniconferentie O&O-fondsen op 10 september 14.00u in Den Haag Toespraak staatssecretaris H.A.L. van Hoof bij de opening van de miniconferentie O&O-fondsen op 10 september 14.00u in Den Haag Welkom, blij dat u er bent. Uit het feit dat u met zovelen bent gekomen maak

Nadere informatie

De Registratiekamer voldoet hierbij gaarne aan uw verzoek.

De Registratiekamer voldoet hierbij gaarne aan uw verzoek. R e g i s t r a t i e k a m e r Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid..'s-Gravenhage, 19 januari 1999.. Onderwerp AMvB informatieplicht banken Bij brief van 8 oktober 1998 heeft u de Registratiekamer

Nadere informatie

(" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN).

( ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN ). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN). ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 APRIL 1980. UNA COONAN TEGEN INSURANCE OFFICER. (" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE

Nadere informatie

Vest. V. Beroepen A04 Brussel, BL/LC A D V I E S. over DE REGLEMENTERING VAN DE TITEL EN HET BEROEP VAN LANDMETER-EXPERT ***

Vest. V. Beroepen A04 Brussel, BL/LC A D V I E S. over DE REGLEMENTERING VAN DE TITEL EN HET BEROEP VAN LANDMETER-EXPERT *** Vest. V. Beroepen A04 Brussel, 31.5.2002 BL/LC A D V I E S over DE REGLEMENTERING VAN DE TITEL EN HET BEROEP VAN LANDMETER-EXPERT *** 2 Op 22 februari 2002 werd aan de Ministerraad een voorontwerp van

Nadere informatie

Verschijnt maandelijks INHOUD. Twintigste jaar Vol. II Juli-December 1945

Verschijnt maandelijks INHOUD. Twintigste jaar Vol. II Juli-December 1945 NATIONALE BANK VAN BELGIË Afdeeling Studiën en Documentatie O TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting Verschijnt maandelijks INHOUD Twintigste jaar Vol. II Juli-December 1945 Nummer van het Tijdschrift

Nadere informatie

BELGISCHE VERENIGING VAN FARMACEUTISCHE ARTSEN. Vereniging Zonder Winstoogmerk. Wedrennenlaan 5 bus B1 1050 BRUSSEL

BELGISCHE VERENIGING VAN FARMACEUTISCHE ARTSEN. Vereniging Zonder Winstoogmerk. Wedrennenlaan 5 bus B1 1050 BRUSSEL BELGISCHE VERENIGING VAN FARMACEUTISCHE ARTSEN Vereniging Zonder Winstoogmerk Wedrennenlaan 5 bus B1 1050 BRUSSEL Naam STATUTEN Art. 1. De "Belgische Vereniging van Farmaceutische Artsen" (BEVEFA), in

Nadere informatie

Nieuwe gewaarborgde rentevoeten voor de pensioenplannen die afgesloten worden door een onderneming Vragen & Antwoorden

Nieuwe gewaarborgde rentevoeten voor de pensioenplannen die afgesloten worden door een onderneming Vragen & Antwoorden Nieuwe gewaarborgde rentevoeten voor de pensioenplannen die afgesloten worden door een onderneming Vragen & Antwoorden Employee Benefits Institute 1. Welke zijn de nieuwe rentevoeten die AXA Belgium waarborgt

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 63.607/1 van 28 juni 2018 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de nadere regels over het toezicht, de nalevingsondersteuning en de handhaving

Nadere informatie

TRIPARTITE VERHOUDING

TRIPARTITE VERHOUDING ThvG/NR Mij is gevraagd om vandaag 1 mei 1988 een korte toespraak te houden via A.T.V.. Ik heb gedacht om op deze dag te praten over de TRIPARTITE VERHOUDING. Maar alvorens dit te doen is het misschien

Nadere informatie

N Financiële planners A2 Brussel, 27 maart 2014 MH/SL-EDJ/AS 717-2014 ADVIES. over

N Financiële planners A2 Brussel, 27 maart 2014 MH/SL-EDJ/AS 717-2014 ADVIES. over N Financiële planners A2 Brussel, 27 maart 2014 MH/SL-EDJ/AS 717-2014 ADVIES over EEN ONTWERP VAN WET INZAKE HET STATUUT VAN EN HET TOEZICHT OP DE ONAFHANKELIJK FINANCIËLE PLANNERS EN INZAKE HET VERSTREKKEN

Nadere informatie

Om de sector zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, hebben we alle ondernemingen geïdentificeerd die hun jaarrekening op de website van de NBB

Om de sector zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, hebben we alle ondernemingen geïdentificeerd die hun jaarrekening op de website van de NBB 1 Om de sector zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, hebben we alle ondernemingen geïdentificeerd die hun jaarrekening op de website van de NBB (Nationale Bank van België) hebben gepubliceerd. Ondernemingen

Nadere informatie

1. Met andere ogen. Wetenschap en levensbeschouwing. De wereld achter de feiten

1. Met andere ogen. Wetenschap en levensbeschouwing. De wereld achter de feiten 1. Met andere ogen Wetenschap en levensbeschouwing De wereld achter de feiten Dit boek gaat over economie. Dat is de wetenschap die mensen bestudeert in hun streven naar welvaart. Het lijkt wel of economie

Nadere informatie

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.12.2017 SWD(2017) 479 final WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement

Nadere informatie

VERTALING EUROPEES VERDRAG TOT BESCHERMING VAN HET ARCHEOLOGISCH PATRIMONIUM. De lidstaten van de Raad van Europa, de ondertekenaars van dit Verdrag.

VERTALING EUROPEES VERDRAG TOT BESCHERMING VAN HET ARCHEOLOGISCH PATRIMONIUM. De lidstaten van de Raad van Europa, de ondertekenaars van dit Verdrag. VERTALING EUROPEES VERDRAG TOT BESCHERMING VAN HET ARCHEOLOGISCH PATRIMONIUM De lidstaten van de Raad van Europa, de ondertekenaars van dit Verdrag. Overwegende dat het doel van de Raad van Europa erin

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2009 - I

Eindexamen filosofie vwo 2009 - I Beoordelingsmodel Opgave 1 Religieuze ervaring 1 maximumscore 5 een bruikbare definitie van religie 1 drie problemen die zich kunnen voordoen bij het definiëren van religie 3 meerdere religieuze tradities;

Nadere informatie

'S-G R AVE N H AG E. 9 k APR iqc"7 /J 4 i*^7 Datum: </~&'

'S-G R AVE N H AG E. 9 k APR iqc7 /J 4 i*^7 Datum: </~&' M I N I S T E R I E VAN B U I T E N L A N D S E Z A K E N 'S-G R AVE N H AG E 2C. y. s 7 / /On V E R Z O E K E BI) B E A N T W O O R D I N G. K E N M E R K, O N D E R W E R P, D A T U M EN N U M M Ministerraad,

Nadere informatie

Aangenomen resolutie van het MSEUE (Den Haag, 11 Oktober 1953)

Aangenomen resolutie van het MSEUE (Den Haag, 11 Oktober 1953) Aangenomen resolutie van het MSEUE (Den Haag, 11 Oktober 1953) Source: Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam. Partij van de Arbeid (PvdA) 1946-1966 (- 1967). Commissie Buitenland

Nadere informatie

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering Nec.doc - 2002-12-06 MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN Bestuur Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Metrologie Metrologische Reglementering Koninklijk besluit van 6 juli 1981 betreffende de instrumenten bestemd

Nadere informatie

Eindexamen Filosofie havo I

Eindexamen Filosofie havo I Opgave 2 Denken en bewustzijn 8 Een goed antwoord bevat de volgende elementen: een omschrijving van het begrip bewustzijn 2 argumentatie aan de hand van deze omschrijving of aan Genghis bewustzijn kan

Nadere informatie

Regeringsverklaring. woensdag 31 december "Werken aan het vertrouwen"

Regeringsverklaring. woensdag 31 december Werken aan het vertrouwen Regeringsverklaring woensdag 31 december 2008 "Werken aan het vertrouwen" Het jaar dat vandaag zijn allerlaatste dag beleeft is getekend door de grootste financiële wereldcrisis sedert de jaren dertig

Nadere informatie

Numerieke aspecten van de vergelijking van Cantor. Opgedragen aan Th. J. Dekker. H. W. Lenstra, Jr.

Numerieke aspecten van de vergelijking van Cantor. Opgedragen aan Th. J. Dekker. H. W. Lenstra, Jr. Numerieke aspecten van de vergelijking van Cantor Opgedragen aan Th. J. Dekker H. W. Lenstra, Jr. Uit de lineaire algebra is bekend dat het aantal oplossingen van een systeem lineaire vergelijkingen gelijk

Nadere informatie

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELG IE DE REPUBLIEK TURKIJE TOT HET VERMIJDENVAN DUBBELE BELASTING

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELG IE DE REPUBLIEK TURKIJE TOT HET VERMIJDENVAN DUBBELE BELASTING PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELG IE EN DE REPUBLIEK TURKIJE TOT HET VERMIJDENVAN DUBBELE BELASTING INZAKE BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN, ONDERTEKEND TE ANKARA OP 2 JUNI

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2018 No. 38 Landsverordening, van de 25 e september 2018, tot wijziging van de Landsverordening identiteitskaarten in verband met de invoering van een identiteitskaart

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 juni 2009 (08.06) (OR. en) 10523/2/09 REV 2

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 juni 2009 (08.06) (OR. en) 10523/2/09 REV 2 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 4 juni 2009 (08.06) (OR. en) 10523/2/09 REV 2 JAI 346 COMIX 469 COTER 60 ENFOPOL 159 USA 39 ASIM 57 COHOM 126 COJUR 15 POLGEN 97 RESULTAAT BESPREKINGEN van: de Raad datum:

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving VR 2018 0106 DOC.0552/3 RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 63.246/1 van 18 mei 2018 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende sommige maatregelen betreffende de modernisering

Nadere informatie

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten 1 Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding G.J.E. Rutten Introductie In dit artikel wil ik het argument van de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga voor

Nadere informatie

SOCIAAL-ECONOMISCHE ADVIES INZAKE WIJZIGING VAN DE WET OP HET PREVENTIEFONDS UITGAVE VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD

SOCIAAL-ECONOMISCHE ADVIES INZAKE WIJZIGING VAN DE WET OP HET PREVENTIEFONDS UITGAVE VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD ADVIES INZAKE WIJZIGING VAN DE WET OP HET PREVENTIEFONDS UITGAVE VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Bezuidenhoutseweg 60, 's-gravenhage SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD ADVIES INZAKE WIJZIGING

Nadere informatie

Rechtsvorm en gebruik van LLP s en LLC s

Rechtsvorm en gebruik van LLP s en LLC s Rechtsvorm en gebruik van LLP s en LLC s Onderzoek door mr. J.M. Blanco Fernández en prof. mr. M. van Olffen (Van der Heijden Instituut, Radboud Universiteit Nijmegen) in opdracht van het Wetenschappelijk

Nadere informatie

In de eeuwigheid van het leven waarin ik ben is alles volmaakt, heel en compleet en toch verandert het leven voortdurend. Er is geen begin en geen

In de eeuwigheid van het leven waarin ik ben is alles volmaakt, heel en compleet en toch verandert het leven voortdurend. Er is geen begin en geen 14 In de eeuwigheid van het leven waarin ik ben is alles volmaakt, heel en compleet en toch verandert het leven voortdurend. Er is geen begin en geen einde, alleen een voortdurende kringloop van materie

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2014 No. 4 Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 10 de januari 2014 tot vaststelling van de jaarlijkse bijdrage van het Land aan het Algemeen Fonds

Nadere informatie

De VLAAMSE RAAD heeft aangenomen en Wij, EXECUTIEVE, bekrachtigen hetgeen volgt:

De VLAAMSE RAAD heeft aangenomen en Wij, EXECUTIEVE, bekrachtigen hetgeen volgt: De VLAAMSE RAAD heeft aangenomen en Wij, EXECUTIEVE, bekrachtigen hetgeen volgt: Artikel 1 Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet. Artikel 2 Bij het Ministerie

Nadere informatie

Tekststudio Schrijven en Schrappen 06-13 59 30 44 www.schrijven-en-schrappen.nl - lotty@schrijven-en-schrappen.nl -

Tekststudio Schrijven en Schrappen 06-13 59 30 44 www.schrijven-en-schrappen.nl - lotty@schrijven-en-schrappen.nl - Graag zou ik je bij dezen iets vertellen betreffende onnodig moeilijk taalgebruik dat geregeld wordt gebezigd. Alhoewel de meeste mensen weten dat ze gerust in spreektaal mogen schrijven, gebruiken ze

Nadere informatie

De begrippen calculeren, begroten en ramen en de toepassingsgebieden

De begrippen calculeren, begroten en ramen en de toepassingsgebieden De begrippen calculeren, begroten en G1020 1 De begrippen calculeren, begroten en ramen en de toepassingsgebieden 1. Inleiding G1020 3 2. Calculeren G1020 3 3. Begroten G1020 3 4. Ramen G1020 4 5. Toepassingsgebieden

Nadere informatie

Dutch Summary. Dutch Summary

Dutch Summary. Dutch Summary Dutch Summary Dutch Summary In dit proefschrift worden de effecten van financiële liberalisatie op economische groei, inkomensongelijkheid en financiële instabiliteit onderzocht. Specifiek worden hierbij

Nadere informatie

STUDIEGEBIED CHEMIE (tso)

STUDIEGEBIED CHEMIE (tso) (tso) Tweede graad... Techniek-wetenschappen Derde graad Techniek-wetenschappen Studierichting Techniek-wetenschappen de graad Een woordje uitleg over de studierichting... Logisch denken Laboratoriumwerk

Nadere informatie

Commissie juridische zaken ONTWERPVERSLAG. over het beleid inzake controle van financiële overzichten: lessen uit de crisis (2011/2037(INI))

Commissie juridische zaken ONTWERPVERSLAG. over het beleid inzake controle van financiële overzichten: lessen uit de crisis (2011/2037(INI)) EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie juridische zaken 2011/2037(INI) 2.3.2011 ONTWERPVERSLAG over het beleid inzake controle van financiële overzichten: lessen uit de crisis (2011/2037(INI)) Commissie

Nadere informatie

R A P P O R T Nr

R A P P O R T Nr R A P P O R T Nr. 95 ------------------------------- IAO Rapport uitgebracht ter aanvulling van de rapporten uitgebracht door de Belgische regering overeenkomstig de bepalingen van artikel 19 van het Statuut

Nadere informatie

Aanvraagformulier openen Rabo Business Account voor een feitelijke vereniging

Aanvraagformulier openen Rabo Business Account voor een feitelijke vereniging Aanvraagformulier openen abo Business Account voor een feitelijke vereniging Gegevens van de feitelijke vereniging: Sociale benaming: Oprichtingsdatum: Doel van de vereniging: BTW-nummer: ]]]]]]]]] ]]]]]]]]]

Nadere informatie

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin ruime zin in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland in 2014 Directie Statistieken, Begroting en Studies stat@rva.be Inhoudstafel: 1

Nadere informatie

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis Oktober 2009 De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis De werkloosheid: moet het ergste nog komen? De uitzendarbeid en het aantal openstaande betrekkingen lopen weer terug Het

Nadere informatie

CONCLUSIES V.~~ DE VOORZITTER BETREFFENIIE DE WERKZ.AMiiHEDEN VA!~ DE EUROPESE KOl'ENHAGEN: 3/4 DECEMBER DE ECONOMISCHE EN SOCL~E SITUATIE

CONCLUSIES V.~~ DE VOORZITTER BETREFFENIIE DE WERKZ.AMiiHEDEN VA!~ DE EUROPESE KOl'ENHAGEN: 3/4 DECEMBER DE ECONOMISCHE EN SOCL~E SITUATIE CONCLUSIES V.~~ DE VOORZITTER BETREFFENIIE DE WERKZ.AMiiHEDEN VA!~ DE EUROPESE KOl'ENHAGEN: 3/4 DECEMBER 198 2 HERZIENE VERSIE 6.12.1982 DE ECONOMISCHE EN SOCL~E SITUATIE De Europese Raad spreekt zijn

Nadere informatie

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel)

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel) «Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (1 ste deel) Eerste deel Evolueert de werkloosheidsduur naargelang de leeftijd van de werkloze? Hoe groot is de kans

Nadere informatie

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO N EU - Contractenrecht A03 Brussel, 9 december 2010 MH/SL/AS A D V I E S over DE CONSULTATIE VAN DE EUROPESE COMMISSIE OVER HET EUROPEES CONTRACTENRECHT VOOR CONSUMENTEN

Nadere informatie