DAFTrucks SLEEPAS,H EFI N RIC HTI NG ELECTRO.HYDRAULISCH ERKPLAATSINSTRUCTIES

Transcriptie

1 ERKPLAATSINSTRUCTIES DAFTrucks SLEEPAS,H EFI N RIC HTI NG ELECTRO.HYDRAULISCH Beschrijving systeem en komponenten Werking van de hefinstallatie. Heffen. Hiervoor moet de schakelaar in het dashboard op de Stand "heffen" gezet worden. Deze schakelaar is veerbelast in de hefstand en komt dus terug naar de neutraalstand wanneer deze wordt losgelaten. De micro-schakelaar bii de achteras is gesloten, zodat het relais bekrachtigd wordt. Dit heeft tot gevolg dat de elektromotor wordt ingeschakeld. Deze drijft een oliepomp aan' welke olie onttrekt aan de voorraadtank 41 en pompt het vervolgens via terugslagventiel 8 naar de beide hefcilinders. Het drukventiel 9 en het electrohydraulisch ventiel 11 ziin op dit moment gesloten. Wanneer de sleepas de uiterste te heffen stand heeft bereikt, wordt de microschakelaar bediend, waardoor het elektrisch circuit wordt onderbroken. HierdOor wordt de electromotor uitgeschakeld. De oliepomp zal dan ook niet langer olie naar de hefcilinders persen. Tussen oliepomp en terugslagventiel I zal de oliedruk terugvallen. Hierdoor zal terugslagventiel 8 sluiten, waardoor de oliedruk in de hefcilinders nagenoeg geliik blijft en de sleepas in deze stand geheven bliift. Nu kan de schakelaar op het dashboard worden losgelaten. Opmerking Wanneer de oliedruk tijdens het heffen van de sleepas te hoog oploopt, zal het drukventiel 9 openen en stroomt er olie terug naar de voorraadtank 41. Wanneer de schakel aat op het dashboard tiidens de hefprocedure tussentijds zal worden losgelaten, dan zal de sleepas in de op dat moment bereikte geheven stand blijven staan. Zakken. Om de sleepas te laten zakken moet de schakelaar op het dashboard in de stand "zakken" worden gezet. Vanuit deze stand zal de schakelaar niet uit zichzelf teruggaan naar de neutraalstand wanneer deze wordt losgelaten. Nu wordt het electro-hydraulisch ventiel 11 bekrachtigd, waardoor het opent. De olie in de hefcilinders kan nu via dit geopende ventiel 11 en het drukventiel 9 naar de voorraadtank 41 terugstromen. Door de hefboomwerking van de tuimelas 44, zal door het gewicht van de sleepasjukken, een oliedruk in de hefcilinders gehandhaafd blijven, totdat de sleepas geheel op de grond rust. Hierna moet de schakelaar op het dashboard weer terug in de neutraalstand worden gezet, waardoor de bekrachtiging van het electro' hydraulisch ventiel 11 wegvalt. Het electro.hydraulisch ventiel zal nu sluiten. Zakken automatisch. Bij deze uitvoering wordt de sleepas automatisch neergelaten als de overbelasting langer dan t 2A sec. aanhoudt. Deze tijdsvertraging is ingebouwd om ervoor te zorgen dat de sleepas niet neergelaten wordt wanneer de achteras kortstondig wordt overbelast. Na deze i 20 sec. worden de kontakten van een tijdrelais gedurende É 2,5 minuut gesloten gehouden. Hierdoor wordt het electro-hydraulisch ventiel 11 gedurende deze tijd geopend gehouden. Bediening d.m.v. de schakelaar op het dashboard blijft mogelijk. Deze is ook nodig om de sleepas opnieuw te heffen. Opmerking Zie ook Werkplaatsinstructies groep 5 Sleepas' hef inrichting. 13

2 Voorraadtank De voorraadtank 41 is voorzien van een peilstok met ontluchting 23 en in het midden een schroefkap 63 welke wordt losgenomen om olie te vullen. Dit dient te gebeuren bii niet geheven sf eepas. Onder de schroefkap bevindt zich een by'pass klep en een metalen oliefilter. Het filterelement moet regelmatig in benzine worden schoongewassen. Bii beschadiging moet het filter worden vervangen. Pomp De komplete pomp bestaat uit een motor en een oliepomp. De oliepomp is een zogeheten tandwielpompje, waarin de olie wordt verplaatst zoals in de figuur is weergegeven. Terugslagventiel De oliepomp pompt de olie aan de ondeniide van het terugslagventiel 8 naar binnen. De kegel wordt tegen de veerdruk in naar boven gedrukt, waardoor via de openingen doorstroming plaatsvindt. Wanneer de oliedruk onder de kegel wegvalt, sluit de kegel, welke door de veerdruk naar beneden wordt gedrukt, opnieuw af op haar zitting. Het terugstromen van de olie wordt op deze manier voorkomen. 14

3 WE R K PLAATSI N STRU CTI ES DAFTrucks SLEEPAS.H EFI N RIC HTI NG ELECTRO.HYDRAU LISCH F,, î rtr t)t { Pomp kpl. 2. Motor 3. Oliepomp 4. Bout 5. Veerring 6. Set dichtringen 7. Dichtring 8. Meenemer 9. Oliekeerring 10. Lagerschilcl 1 1. Borgring 12. Opvulring 13. Lager 14. Opvulring 15, Borgring 16. Anker 17. Veldwikkeling 18. Schroef 19. Lager 20. Klemband 21. Schroef 22. Borstelschild 23. Koolborstelset 24. Koolborstelveer 25. Bout 26. Veerring 27. Moer 28. Aansluitbout 15

4 Electro-hydraul isch ventiel Het electro-hydraulisch ventiel 11 is opgebouwd uit een elektrisch en hydrauf isch gedeelte. Vanaf chassisnummer wordt een nieuw electro-hydraulisch ventiel gemonteerd, waarbij in verschil met het oude ventiel, tussen het elektrische en hydraulische gedeelte een rubber manchet is gemonteerd i.p.v. een O-ring om corrosie in het hydraulisch gedeelte tegen te gaan. De oude ventielen ziin om te bouwen tot het nieuwe type door het monteren van reeds genoemde manchet met een vloeibare pakking (Omnifit 150 L, of een gelijkwaardig produkt). Het hydraulisch gedeelte heeít 2 aansluitingen. De aansluiting welke zich het dichtst bij de magneetspoel bevindt, wordt aangesloten op drukventiel 9. De andere aansluiting is voor de hefcilinders. Wanneer de magneetspoel niet bekrachtigd is, zal de veer de klep tegen zijn zitting aandrukken. Er is dan geen inwendige doorverbinding tussen de beide aansluitingen. Het electro-hydraulisch ventiel is dan gesloten. Wanneer de magneetspoel wordt bekrachtigd zal de klep van zijn zitting worden gelicht, waardoor de olie vanuit de hefcilinders terug kan stromen door dit geopende ventiel 11 en drukventiel 9 naar de voorraadtank

5 WER KPLAATS I N STR UCTI ES DAFTrudcs SLEEPAS.H EFI N RIC HTI N G ELECTRO.HYDRAULISCH Drukventiel De oliedruk van het hydraulisch gedeelte kan door dit instelbaar drukventiel worden afgesteld. Dit gebeurt door het verdraaien van een stelschroef/contramoerkonstruktie boven op het ventiel, waardoor de veer meer of minder voorspanning wordt gegeven. Zie voor afsteldrukken hoofdstuk Tech. geg. efî Storingen. Bij het drukventiel is de doorgang van A naar B (of andersom) ten alle tiiden geopend. Wanneer in C, welke is aangesloten op de perszijde van de pomp, de oliedruk hoger wordt dan de ingestelde druk, zal klep 1 tegen de veerdruk in geopend worden, zodat er een oliestroom ontstaat vanuit C naar A en B. De klep opent zich vanwege het oppervlakteverschil op de klepgeleidingssteel. A <r 1 fc 17