1 NIEUW OF GEWIJZIGD IN NEXTGEN 3.27

Transcriptie

1 1 NIEUW OF GEWIJZIGD IN NEXTGEN Nieuw of gewijzigd in Nextgen Systeemeisen Bibliotheek Bibliotheek menu voorkeuren Bibliotheek 24 trappen Bibliotheek 28 UPE profielen Kalkzandsteen Materialen Blockomschrijvingen ALFA Render Materialen Custom materiaal polylijnen Materiaal weergave (algemeen) Arceertabel wijzigen Polylijn materiaal Index (gewijzigd) Polylijn materiaal index aanpassen Info materiaal polylijn (nieuwe dialoog) Options dialoog (wijziging) Nieuwe arceerpatronen Bouwstatus Bouwstatus algemeen Bouwstatus Lagen Bouwstatus Stijlen Nieuwe functies en opties Kopieer Verdieping Tijdelijke maatlijnen Instellingen tijdelijke maatlijnen Toolbar voor ALFA Maatbalken Ruimtezoeker Preview Kozijnmodule Stuklijsten Stuklijst uitvoer Uittrekken van Ruimtepolylijnen Massa conversie Wand uit massa Vloer uit massa...32

2 2 SYSTEEMEISEN In overeenstemming met de systeemeisen van AutoCAD 2007 zijn de systeemeisen voor ALFA ook aangepast. 2D woningbouw en utiliteitsbouw Pentium 4, 2 Ghz, MB ram geheugen, parallel printer- of USB poort Grafische kaart minimaal 768 x 1024 (woningbouw) of 1024 x 1280 (u-bouw) Windows 2000 SP4 of XP professional SP2 AutoCAD 2006 of 2007 met laatste service packs 3D woningbouw Pentium 4, 2.6 Ghz, MB ram geheugen, parallel printer- of USB poort Grafische kaart minimaal 768 x 1024 Windows 2000 SP4 of XP professional SP2 AutoCAD 2006 of 2007 met laatste service packs Voor AutoCAD 2007 een door Autodesk gecertificeerde grafische kaart 3D utiliteitsbouw Pentium 4, 3,4 Ghz of sneller, 2048 MB ram geheugen, parallel printer- of USB poort Grafische kaart minimaal 1024 x 1280 met 19" monitor Windows 2000 SP4 of XP professional SP2 AutoCAD 2006 of 2007 met laatste service packs Voor AutoCAD 2007 een door Autodesk gecertificeerde grafische kaart ADT 2006 en ADT 2007 zijn bruikbaar in combinatie met ALFA en de installatie op deze platforms wordt getest. Er is formeel geen 100% compatibiliteitsgarantie. Het door elkaar gebruik van ADT en ALFA objecten (lees bouwdelen) wordt ten sterkste afgeraden en leid in de praktijk zeker tot problemen. ADT projecten en ALFA projecten dienen dus strikt gescheiden te worden om problemen te voorkomen! Netwerk TCP IP protocol 100 Mbits / sec Switch (geen Hub) Snelle server. Bij grote organisaties: bij voorkeur afzonderlijke server voor CAD.

3 3 BIBLIOTHEEK 3.1 Bibliotheek menu voorkeuren Wat zaken aan het de weergave van de menu-layout gewijzigd. Er kunnen nu Windows kleuren of AutoCAD kleuren worden ingeregeld. Tevens is de mogelijkheid toegevoegd om bmps, jpgs etc op de buttons te tonen. Daardoor kunnen behalve AutoCAD slides nu ook andere illustraties zoals foto's in het bibliotheek menu gebruikt worden. Klik in het bibliotheek menu op de knop voorkeuren. 3.2 Bibliotheek 24 trappen Nieuwe standaard woningbouw trappen , hoogte 2900 mm In het totaal zijn er meer dan 200 nieuwe trappen aan de bibliotheek toegevoegd.

4 3.3 Bibliotheek 28 UPE profielen In de NL-sfb bibliotheek 28 zijn UPE profielen toegevoegd. Deze U profielen zijn rechthoekiger van vorm. 3.4 Kalkzandsteen In de NL-sfb bibliotheken 21, 22 en 28 zijn nieuwe kalkzandsteen wanden toegevoegd met een dikte van 175 en 250 mm.

5 4 MATERIALEN 4.1 Blockomschrijvingen Zijn uitgebreid van 40 naar 80 karakters. Waardoor bouwdelen beter kunnen worden beschreven. Voorheen werden de blockomschrijvingen opgeslagen in een Dbase (*.dbf) bestand. Nu worden de blockomschrijvingen opgeslagen in een MS Acces (*.mdb) bestands formaat. Hierdoor wordt het gemakkelijker om de blockomschrijvingen aan te passen of uit te printen. De conversie van bestaande.dbf bestanden naar.mdb bestanden, zoals de blockomschrijvingen van projectbibliotheken, wordt automatisch uitgevoerd. Er is geen weg terug! Alle commando's en dialogen die blockomschrijvingen gebruiken zijn hierop aangepast. Zoals Wijzig block omschrijvingen, Project manager, stuklijsten, dialogen enz

6 4.2 ALFA Render Materialen AlfaRenderMat Laad verschillende voorgedefinieerde materialen ten behoeve van het Render en Shade commando Binnen ALFA zijn een groot aantal materialen gedefinieerd en in gebruik. Deze materialen kunnen in 3D worden gebruikt om bij visualisatie met AutoCAD 2007 direct de juiste materialen te koppelen. Deze functie leest alle door ALFA voorgedefinieerde materiaaldefinities uit en laad die vervolgens in de tekening als een AutoCAD materiaal. Vervolgens zullen de AutoCAD materialen gekoppeld worden aan de laag definities voor de 3D representaties van de ALFA objecten. De materialen worden alleen gekoppeld aan de 3D lagen die op dat moment in de tekening staan. Als u later andere objecten plaatst en daardoor nieuwe 3D lagen maakt, kunnen door het opnieuw starten van het commando ook de nieuwe lagen van een materiaal worden voorzien.

7 Mochten er al AutoCAD materialen aanwezig zijn die door ALFA kunnen worden overschreven, dan wordt de vraag gesteld of deze materialen opnieuw gedefinieerd moeten worden. Als u nee antwoord op deze vraag worden wel de koppelingen aan de 3D lagen bijgewerkt. U kunt dus uw eigen materialen in de tekening aanpassen nadat ze éénmaal geladen zijn en later nieuwe koppelingen met lagen automatisch aan laten maken zonder dat uw wijzigingen overschreven worden. Het commando maakt gebruik van het bestand RenderMaterial.mdb om de materiaal gegevens uit te lezen. Naast de automatische koppeling worden nog extra materialen geladen die niet gekoppeld worden. Voor bijvoorbeeld baksteen wordt een standaard materiaal geladen en gekoppeld, er wordt ook een aantal varianten geladen (kleur en vormvarianten), deze kunnen eenvoudig via drag & drop aan de objecten gekoppeld worden of aan de 3D lagen gekoppeld worden. Zie hiervoor de AutoCAD commando s: materials en materialattach. 4.3 Custom materiaal polylijnen In deze versie 3.27 zijn de custom materiaal polylijnen de standaard geworden. Bij het plaatsen van een materiaal polylijn staat de schakelaar voor custom materiaal polylijnen nu standaard ingeschakeld bij het opstarten van een nieuwe tekening. Daarom wordt dit stuk ALFA functionaliteit nog een keer beschreven. Bestaande tekeningen worden niet automatisch geconverteerd omdat de grafische weergave, zoals pendikte of arcering, zou kunnen veranderen. Materiaal polylijn plaatsen als Custom Object De materiaal polylijnen kunnen vanaf versie 3.10 geplaatst worden als Alfa elementen die hun eigen arcering beheren en de lijn kleur koppelen aan de gegevens uit de arceer tabel. Dit in tegenstelling tot de oude polylijnen, dit waren AutoCAD polylijnen met een losse AutoCAD arcering. Oude materialen automatisch converteren Bestaande polylijnen kunnen automatisch worden omgezet naar de nieuwe types. De elementen in de huidige tekening worden dan bewerkt, en blocks die later worden ingevoegd in de tekening, worden automatisch aangepast Materiaal weergave (algemeen) De grafische weergave van een bouwkundig element is afhankelijk van het gekozen materiaal, de ontwerpfase en de afdrukschaal. De werkwijze van ALFA NextGen maakt het mogelijk een materiaal weergave centraal te wijzigen, waardoor de arcering in alle bouwdelen waarin deze materiaalweergave voorkomt wordt aangepast. Dit geldt zowel voor de arcering als voor de omhullende polylijn contour. Deze weergave wordt vastgelegd in de arceertabellen. Standaard worden met ALFA een aantal arceertabellen meegeleverd. In deze tabellen zijn voor de verschillende materialen de arceerpatronen, -schalen en kleuren ingeregeld, binnen de mogelijkheden van AutoCAD, naar de Nederlandse norm en praktijk. ALFA materiaal weergave In een arceertabel worden de materiaaldefinities opgeslagen. Per fase kan worden bepaald of er een arcering getoond moet worden en wat de kleur van de omhullende materiaal polylijn moet zijn. Per fase kan één pen voor de omhullende worden aangeven, en één of meer arceringen voor die fase. De arceringen kunnen worden gecombineerd.

8 Het gebruik van materiaal binnen ALFA Het gebruik van een materiaal is gekoppeld aan een polylijn met materiaal index. Deze polylijn (gesloten- of polylijn, ook rechthoeken, polygonen en ellipsen zijn gesloten polylijnen) bevat een verwijzing (index) naar een materiaal in de arceertabellen. De polylijn zal zichzelf weergeven aan de hand van de definitie in de arceertabel. De polylijn en de arcering zijn één geheel (custom object), dit in tegenstelling tot vorige Alfa versies, waar de polylijn en de arcering losse elementen waren. Waar extra informatie aan gekoppeld was, via Extended Entity Data. Het plaatsen van een materiaal gebeurt met de functie: Polylijn materiaal index, heeft een polylijn al een materiaalindex, dan kan deze gewijzigd worden met het commando EDITINDEX. De polylijn kan op een willekeurig laag worden geplaatst. Dit hoeft niet altijd een fase laag te zijn, maar dit kan ook (liefst en vooral) een NL-SfB laag zijn. Als de polylijn niet op een fase laag staat, wordt de arceertabel gebruikt om te bepalen in welke fase de polylijn zichtbaar is. Als de polylijn wel op een fase laag staat, bepaald de laag, in welke fasen de polylijn en dus het materiaal zichtbaar is. Alleen gesloten polylijnen worden van een arcering voorzien. Open polylijnen met een materiaal index worden niet gearceerd, maar nemen wel de kleur uit de arceertabel over. Andere materiaal weergave Wordt een arceertabel geladen met een andere arceerdefinitie voor een bepaald materiaal, dan worden de arceringen van polylijnen met die materiaalindex bijgewerkt volgens de nieuwe instellingen. Ook wanneer gearceerde polylijnen opgenomen zijn in een block, worden de arceringen bijgewerkt. Met het commando LAADTABEL is het dus mogelijk alle ALFA arceringen in een tekening bij te werken. Met het commando EDITHATCHTABLE kan een arceertabel worden aangepast. Het is mogelijk de standaard ALFA arceertabellen te kopiëren, te hernoemen en aan te passen aan eigen voorkeur en toepassing. Door tabellen op de server te zetten is het mogelijk dat alle werkstations van dezelfde tabellen gebruik maken. Op die manier wordt de uniformiteit van het tekenwerk binnen een buro verder verbeterd.

9 4.3.2 Arceertabel wijzigen Met het commando EDITHATCHTABLE kan een arceertabel worden aangepast. De dialoog toont in het linkerdeel een overzicht van alle beschikbare materiaaldefinities. Met de rechtermuisknop kunnen nieuwe definities aan deze lijst worden toegevoegd of verwijderd. Dit laatste is niet aan te raden, omdat het mogelijk is materialen te verwijderen die al in blocks, of in tekeningen, worden gebruikt. Als een dergelijke definitie is gewist kunnen deze elementen niet meer op de juiste manier worden weergeven. Na selectie van een materiaal in de linker lijst, wordt de definitie in het rechter gedeelte van de dialoog getoond. Tevens wordt van het geselecteerde materiaal een preview van een wand weergegeven. Materialen worden gedefinieerd in Materiaal.Ini. De nummers in dit bestand komen overeen met de materiaalindex die aan een polylijn wordt gekoppeld. De nummers 50 t/m 99 zijn vrij voor de gebruiker. Om conflicten te voorkomen voegt ALFA Development materialen toe vanaf nummer 100. Kleur Hier kan de kleur van de pen of de arcering worden ingeregeld, afhankelijk van of in de linker lijst gekozen is een Pen of een Arcering. Pen Instellingen Hier kunnen het Lijntype en de Lijnbreedte worden ingesteld voor een pen in een bepaalde fase.

10 Arceer Instellingen Uit de lijst Patroon kan het arceerpatroon worden geselecteerd. Door het aanvinken van de optie Relatief kan een arcering relatief aan een wand of een grootste lengte van een polylijn of polylijn met index worden getekend. Wanneer deze optie actief is volgt de arcering de richting van een wand, bijvoorbeeld een Gibo arcering. In andere gevallen wordt de arcering getekend ten opzichte van de X en Y as van de tekening, bijvoorbeeld metselwerk. Bij deze absolute arcering sluiten de arceerlijntjes in de hoeken keurig aan. In ALFA NextGen is het ook mogelijk om per segment van een wand aan te geven of deze een relatieve arcering moet krijgen. Zo kan de arcering van een metselwerkwand die onder een hoek in de tekening is geplaatst onder 45 graden t.o.v. de wand worden getekend. Schaal en Hoek definiëren de hoek en de schaal van het arceerpatroon. Arceringen in Aanzichten In ALFA NextGen is het mogelijk om in de automatisch gegenereerde aanzichten materiaal arceringen op te nemen. Zie ook: Doorsnede en aanzicht. Voor fase 4 kunnen verschillende zone arceringen worden gedefinieerd. De eerste arcering wordt voor de eerste zone wordt gebruikt, de tweede voor de tweede zone, enzovoorts. De arceervolgorde kan worden bepaald door de definities in het linker deel te verslepen, totdat de juiste volgorde gevonden is. Op deze wijze kan door het inregelen van een ander arceerpatroon per zone, worden benadrukt dat een deel van een gebouw verder weg ligt. Zones kunnen in de doorsneden lijnstijl worden vastgelegd. OPMERKING Om van deze mogelijkheid gebruik te maken dient in de viewport info dialoog de optie voor Wanden en daken in aanzicht arceren met materiaal weergave geactiveerd te worden Polylijn materiaal Index (gewijzigd) Het tekenen van een polylijn met directe koppeling van een materiaalindex. De materiaalindex bepaald de arcering en de weergave van de materiaalpolylijn. Door gebruik te maken van een materiaalindex kan de arcering en weergave van bouwdelen zeer snel worden aangepast of gewijzigd. De arcering wordt direct geplaatst.

11 Na activeren van het commando verschijnt de volgende dialoogbox: Selecteer het materiaal waarmee de polylijn moet worden getekend en klik op knop OK. Vervolgens kan via het tekenen van een gesloten polylijn de index worden geplaatst. De polylijn kan op een laag staan met een fase aanduiding (b.v. A--L21--_F12--). ALFA NextGen gebruikt de fase aanduiding in de laag om voor de betreffende fases de gewenste arceringen in arceertabel op te zoeken. Het is ook mogelijk om alleen maar een NL-SfB aanduiding in de laag op te nemen (b.v. A--L31--). ALFA zal dan met behulp van de arceertabel bekijken of een element in een bepaalde fase zichtbaar is of niet. Gesloten polylijnen (closed) zullen van een arcering worden voorzien. Open polylijnen (open) worden niet gearceerd en gebruiken alleen de materiaal kleurinstelling van de omhullende uit de arceertabel. Opties Plaatsen als Acad Polylijn met XED Indien deze optie gekozen wordt, zal Alfa de materiaal polylijnen plaatsen als alle voorgaande versie. Plaatsen als Alfa Polylijn met index Indien deze optie gekozen wordt zal Alfa de materiaal polylijnen plaatsen als custom objecten, de arceringen zullen direct getekend worden door de polylijn en niet langer apart gekoppeld zijn aan de polylijn. Er wordt dus geen losse Acad arcering geplaatst. Fase Kies hier een eventuele fase waarin de polylijn zichtbaar moet zijn. Als er geen fase wordt geselecteerd, wordt gekeken of de arceertabel fasen informatie bevat die kan worden gebruikt. Als hier wel een fase wordt gegeven zal de polylijn op die laag worden geplaatst en dus voor die fase zichtbaar zijn.

12 NL-SfB groep Kies hier een NL-SfB groep om aan te geven op welke laag de polylijn moet worden getekend. OPMERKING Indien na afsluiten van het commando geen arcering wordt getekend. Dan staat de polylijn waarschijnlijk niet op een correcte fase laag of is er in de arceertabel voor die fase geen representatie aanwezig. Indien u een elementhoogte heeft ingesteld heeft de polylijn in de derde dimensie de aangegeven hoogte. De materiaalindex kunt u achteraf aanpassen met het commando Polylijn materiaal index Polylijn materiaal index aanpassen Het veranderen of toevoegen van de arceerindex van een gesloten polylijn. Na het activeren van de functie Pline materiaal Edit staat in de commandoregel: Selecteer Polyline: Select objects: Selecteer een polylijn (met of zonder index). Vervolgens verschijnt de volgende dialoog: Selecteer in de lijst het materiaal dat aan de polylijn gekoppeld moet worden. Index van Pline verwijderen Met deze optie kan de materiaal code van de polylijn kan worden verwijderd.

13 Indien de polylijn niet op een fase laag staat zal de volgende dialoog verschijnen. Nieuw of gewijzigd in NextGen 3.27 Hierin kan worden aangegeven voor welke fases de polylijn gebruikt moet worden, tevens kunnen hier de NL-SfB hoofdgroep en de laag worden opgegeven. OPMERKING Deze functie regelt ALFA arceringen. De index is de verwijzing naar een arceerpatroon in de ALFA arceertabel. In de arceertabel staan achter de indexnummers de arceer instellingen voor de verschillende fasen. (Zie ook het aparte onderdeel arceringen) 4.4 Info materiaal polylijn (nieuwe dialoog) Met deze dialoog is het mogelijk om de eigenschappen van een polylijn met materiaal index te wijzigen. Commando INFO Onder de algemene polylijn gegevens staat de laagnaam waarop de polylijn geplaatst is. Indien noodzakelijk kan een andere laagnaam worden ingetypt, geselecteerd uit een lijst met bekende NL/SfB laagcoderingen, of er kan een ander element in de tekening worden geselecteerd waarvan de laagnaam moet worden overgenomen.

14 Plaatsings hoogte Deze kan alleen worden ingegeven als de polylijn niet aan een vloer is gekoppeld. Offset t.o.v. vloer. Hier kan, indien de polylijn gekoppeld is aan een vloer, de offset hoogte ten opzichte van de vloer worden ingegeven. Indien het object gekoppeld is aan een vloer kan met deze knop worden opgegeven dat deze koppeling verbroken moet worden en dat weer met een plaatsingshoogte gewerkt moet worden. Indien een object niet gekoppeld is aan een vloer maar met een plaatsingshoogte werkt, kan via deze knop een vloer worden geselecteerd om aan te linken. Deze maakt een link aan tussen polylijn en vloer. Als de vloer van hoogte verandert, wordt de polylijn mee verplaatst. Element Hgt. Hier kan de hoogte van de polylijn worden opgegeven, dit is de AutoCAD thickness. Gesloten polylijn Met deze optie is het mogelijk om polylijnen te openen of te sluiten. Een materiaal polylijn van het nieuwe type zal geen arcering tonen bij een open polylijn. Op deze manier kan wel de representatie uit de arceertabel voor het materiaal worden gebruikt, zonder dat er een arcering wordt geplaatst. Materiaal / Lijst Hier wordt de huidige materiaalkeuze weergegeven. De lijst kan worden gebruikt om een ander materiaal te kiezen. Omtrek / Oppervlakte Ter informatie wordt hier de omtrek en het oppervlak van de polylijn gegeven.

15 4.4.1 Options dialoog (wijziging) Aan de tab Alfa Algemeen in de AutoCAD Options dialoog zijn nieuwe instellingen toegevoegd. Spouwwand Fase 1 solid als 1 geheel arceren Met deze schakelaar wordt een de hele spouw wand in fase 1 vol gearceerd en niet als 2 losse volle gearceerde spouw bladen. Om het effect te zien, moet in het menu lagen de schakelaar Fase 1 Solids worden aangezet.

16 4.5 Nieuwe arceerpatronen ALFA kent 3 voorgedinieerde arceer patronen die niet uit de acadiso.pat arceertabel komen. Dit zijn: ALFASOLID, ALFAISO en ALFAZAACHTISO. Deze arceer-patronen hebben de eigenschap om zich aan de contourvorm aan te passen. Het arceerpatroon worden alleen correct weergegevens als de contourlijn een ALFA-polylijn met materiaal index is. Zie voor meer informatie polylijn materiaal index

17 Deze arceerpatronen kunnen aan een materiaal worden toegekend. Zie voor meer informatie Wijzig arceertabel. De arceerschaal van het patroon is niet belangrijk, de contourvorm wel. Isolatie arcering in gebogen wanden volgt nu de richting van de wand.

18 5 BOUWSTATUS 5.1 Bouwstatus algemeen Voor het toekennen en/of onderscheiden van bouwstatussen in een tekening. De bouwstatus van een object geeft aan of dat object voor nieuwbouw is of één van de andere bouwstatussen. Het DigitaleHuis kent de volgende bouwstatussen: Normaal Renovatie Sloop Bestaand Vrij te kiezen door gebruiker Uit het GB-CAD Afspraken Stelsel zijn daar de volgende 2 aan toegevoegd: Tijdelijke voorzieningen Informatie De bouwstatus wordt per bouwkundig element vastgelegd. De bouwkundige elementen waar een bouwstatus aan gekoppeld kan worden zijn: wanden, kozijnen en multiview blocks, funderingen, vloeren en daken. Teksten, maatlijnen en standaard AutoCAD elementen kennen geen bouwstatus. De status kan invloed hebben op zaken als uittrekstaten, weergave, maar ook de aansluiting van verschillende wanden. Bestaande wanden die aansluiten op nieuw te plaatsen wanden kunnen anders gerepresenteerd worden. De Bouwstatus stijl De weergave is in de verschillende viewports in paperspace in te regelen. Hier kan gekozen worden voor een bepaalde bouwstatus stijl. In deze stijl is vervolgens vast gelegd hoe de bouwstatus invloed heeft op de weergave van bouwdelen in de betreffende viewport. In deze stijl wordt vastgelegd hoe objecten met een verschillende bouwstatus eruit zien. Dit wordt per stijl voor alle statussen vast gelegd. Er kunnen verschillende stijlen zijn die per viewport worden gekozen. In modelspace is geen bouwstatus stijl te kiezen, hier is altijd de stijl standard actief.

19 Voor iedere status (behalve voor de normale status) zijn in de stijl de volgende eigenschappen in te regelen. Lijnkleur Lijntype Lijnbreedte (lineweight) Wel of niet arceren De bouwstatus wordt in geregeld via het bouwstatus commando. Ook kan de bouwstatus worden gekozen in de Infodialoog. Hier is de mogelijkheid om per element of per groep elementen de bouwstatus aan te passen. Een andere optie is om in de Acad Properties dialoog de bouwstatus aan te passen. De bouwstatus is alleen van invloed op ALFA objecten. Op AutoCAD objecten werkt deze status niet. Tenzij de objecten opgenomen zijn in een block en getoond worden via een Alfa Multiview block. Bouwstatus en lagen Het GB-CAD Afspraken Stelsel schrijft voor dat objecten met een verschillende bouwstatus op aparte lagen staan. Dit wordt door ALFA automatisch geregeld op het moment dat de bouwstatus van een object gewijzigd wordt. Voor de verschillende bouwstatussen zijn de volgende lagen in gebruik: A--L21-- A-RL21-- A-SL21-- A-BL21-- A-GL21-- A-TL21-- A-IL21-- Normaal Renovatie Sloop Bestaand Vrij te kiezen door gebruiker Tijdelijke voorzieningen Informatie Deze lagen zijn via het bouwstatuslagen commando aan en uit te zetten. Hierdoor kan een overzicht verkregen worden van de verschillende stadia en de status van diverse objecten. Op het moment dat een tekening geëxporteerd wordt naar Standaard AutoCAD via exporteer verdieping, worden de instellingen van de bouwstatus stijl meegenomen. De nieuw gecreëerde objecten komen op de betreffende lagen die voor de bouwstatus vereist zijn.

20 5.2 Bouwstatus Lagen Bouwstatuslagen Via dit commando kunnen de verschillende lagen waarop de elementen met een verschillende bouwstatus staan, aan of uit worden gezet. Het schakelen gebeurt op modelspace nivo, het is niet mogelijk om de verschillende lagen per viewport te schakelen. Op het moment dat een tekening geëxporteerd wordt naar Standaard AutoCAD via exporteer verdieping, worden de instellingen van de bouwstatus stijl meegenomen. De nieuw gecreëerde objecten komen op de betreffende lagen die voor de bouwstatus vereist zijn. 5.3 Bouwstatus Stijlen EBS Via dit commando kan de weergave (stijl) van de elementen met een verschillende bouwstatus worden aangepast. Hierdoor is het mogelijk om één tekening de bouwdelen met verschillende status weer te geven. Per stijl zijn de volgende zaken in te regelen: Lijnkleur Lijntype Lijnbreedte (lineweight) Wel of niet arceren

21 De verschillende stijlen zijn alleen te selecteren in een layout of viewport. In modelspace wordt altijd de stijl standard gebruikt. Alle info dialogen hebben nu een optie om de bouwstatus te wijzigen.

22 6 NIEUWE FUNCTIES EN OPTIES 6.1 Kopieer Verdieping Kopieert geselecteerde elementen naar een ander verdieping CopyVerdiep Maak eerst met de verdiepingen dialoog de benodigde verdiepingen aan. Start het CopyVerdiep commando (Zie menu Wijzig Kopieren Verdieping) Selecteer de te kopieren elementen. Na het afsluiten van de selectie verschijnt de dialoog Selecteer Verdiepingen. Selecteer in deze dialoog de verdiepingen, waar de geselecteerde elementen naartoe moeten worden gekopieerd. Na het verlaten van de dialoog Selecteer Verdiepingen zullen de verdiepingen worden gekopieerd.

23 Het resultaat na het beëindigen van het commando. LETOP Deze functie controleert niet op fouten. Het is mogelijk om elementen naar een dezelfde verdieping te kopieren waar ze al op staan. Elementen die met een link aan een vloer zijn gekoppeld, zullen als kopie ook een kopeleing hebben met de kopie van de vloer. 6.2 Tijdelijke maatlijnen Hulpmiddel voor het positioneren van bouwdelen in de tekening Tijdelijke maatlijnen worden automatisch weergegeven bij het plaatsen van bouwdelen in de tekening en bij het wijzigen van bouwdelen posities in de tekening. Deze tijdelijke maatlijnen maken het gebruik hulplijnen, het rela commando, het gestuntel met hoeken of UCS instellingen in veel gevallen overbodig. Bij het invoegen van bouwdelen in een wand, b.v. kozijnen en kolommen. Bij het plaatsen van bouwdelen tegen een wand. In veel gevallen bij het selecteren van een grip. Deze tijdelijke maatlijnen vertonen een intelligent gedrag, doordat ze alleen relevante maten tonen tot het dichtstbijzijnde referentie punten. Voor het positioneren van kozijnen worden vier tijdelijke hulpmaatlijnen weergegeven. Twee maatlijen aan iedere zijde van de wand. (zie afbeelding)

24 Na het selecteren van een kozijn grip, komen de tijdelijke maatlijnen automatisch in beeld. Gebruik de TAB toets om bij de maatlijn te komen waarvan de waarde moet worden ingevuld. Na het invoeren van een nieuwe lengte wordt het kozijn op de juiste plaats neergezet. De volgende afbeelding laat zien wat er gebeurd als een bouwdeel wordt verplaatst.

25 De tijdelijke plaatsings maatlijnen kunnen ook voor gebogen wanden worden gebruikt. Of in verticale doorsneden. Of in gevel aanzichten. OPMERKING Op dit moment kan het graden teken bij de weergave van de lengte nog niet worden onderdrukt. Er staat dus geen hoek maar een lengte maat.

26 6.2.1 Instellingen tijdelijke maatlijnen Om optimaal gebruik te kunnen maken van de tijdelijke maatlijnen, moeten de volgende instellingen worden ingeregeld. Selecteer met de rechtermuisknop de knop DYN in de statusbalk van AutoCAD. Klik In de Dialoog Drafting Settings op de knop Settings Stel de instellingen in volgens de dialoog Dimenion Input Settings, zoals in de bovenstaande afbeelding wordt weergegeven. 6.3 Toolbar voor ALFA Maatbalken De ALFA maatbalk functies zijn nu via de toolbar Maatbalken te activeren. 6.4 Ruimtezoeker Preview Zoekt de ruimte contour op, door een punt aan te geven in de gewenste ruimte. Er wordt gekeken welke wanden, kolommen en kozijnen de betreffende ruimte omsluiten. Op het moment dat de kruisdraad in een ruimte wordt geplaatst zal de ruimte zoeker direct laten zien welke ruimte is gevonden.

27 Kies een ruimte door op de linker muisknop te klikken. Op basis daarvan wordt vervolgens een polylijn geconstrueerd. De ruimtezoeker is te vinden in de volgende functies: Tekenen ruimte polylijnen Ruimtezoeker Tegels Ruimtezoeker Vloeren Automatisch Daken Automatisch

28 7 KOZIJNMODULE Er zijn een aantal instellingen toegevoegd om de vorm ven het kozijn beter te kunnen vastleggen. Deze instellingen zijn toegankelijk via de optie wandaansluiting in de dialoog van de kozijnmodule. Voor de lateien kan nu een opleglengte worden opgegeven.

29 Voor de raamdorpels kan nu een doorsteek lengte worden opgegeven. De raamdorpel stopt dan niet bij de kozijnopening maar kan nu verder doorlopen of worden teruggelegd. Voor de venterbanken kan nu een doorsteek lengte worden opgegeven. De venterbank stopt dan niet bij de kozijnopening maar kan nu verder doorlopen of worden teruggelegd.

30 8 STUKLIJSTEN 8.1 Stuklijst uitvoer Bouwstatus gegevens kunnen naar de sltuklijst worden geschreven. Stuklijst uitvoer naar Access (*.MDB) is nu mogelijk. Er is een Calkey2 template gemaakt voor een koppeling met het elementen begrotingsprogramma Calkey. Als gebruik wordt gemaakt van deze template is het mogelijk elke wijziging in de tekening direct te verwerken in de begroting. 8.2 Uittrekken van Ruimtepolylijnen Van de Bouwbesluitpolylijnen kunnen nu ook de ruimtenummers uitgetrokken worden. De Niet bouwbesluitpolylijnen voor hij bijhouden van ruimtes in utiliteitsbouw projecten hebben nu de juiste formattering van het ruimte nummer in de uittrekstaten: in plaats van MASSA CONVERSIE 9.1 Wand uit massa Plaatst wanden in een AutoCAD massa object. WandUitMassa (WUM) Na het opstarten van het commando WUM Verschijnt de dialoog voor het plaatsen van wanden. Kies of selecteer een wand of wandstijl. Selecteer een vlak van het AutoCAD massa object. Een vlak wordt geselecteerd door een snijlijn te selecteren.

31 Het gekozen vlak wordt met een stippellijn weergegeven. Klik op de rechter muisknop om een vlak keuze te bevestigen. Op de plaast van het geselecteerde vlak wordt een wand aangemaakt. De buitenkant van de wand valt samen met het gekozen vlak. Indien het verkeerde vlak is geselecteerd, kan met de linker muisknop het andere vlak worden geselecteerd. Herhaal de hiervoor beschreven handelingen om andere wanden aan te maken. Het selecteren van vlakken worden gestopt met de enter toets. Vervolgens zal worden geprobeerd om hoekoplossingen te maken tussen de geselecteerde wanden. OPMERKINGEN Op dit moment is het niet mogelijk vlakken om te zetten in wanden indien: ze niet precies vier hoekpunten hebben

32 ze niet vlak zijn. (simpele cylinders en kegels kunnen ook worden omgezet) Gaten in de massa studie kunnen niet automatisch worden omgezet naar gaten in de wand. In de huidige versie van het commando worden vloeren niet automatisch gekoppeld aan wanden, zoals wel wordt gedaan door het vloer commando. 9.2 Vloer uit massa Plaatst vloeren in een AutoCAD massa object. VloerUitMassa (VUM) Na het opstarten van het commando VUM Verschijnt de dialoog voor het plaatsen van vloeren. Kies, selecteer een vloer of geef een vloer dikte in. De vloeren worden door dit commando automatisch aan verdiepingen gekoppeld. Indien er nog geen verdiepingen zijn aangemaakt verschijnt de volgende mededeling: Daarna kan met de normale verdiepingen dialoog een of meer verdiepingen worden aangemaakt. Zie verdiepingen voor meer informatie.

33 De volgende dialoog verschijnt indien er tenminste één verdieping gedefinieerd is. Selecteer de verdiepingen waar een vloer moet worden geplaatst. Alle aangevinkte verdiepingen krijgen een vloer. OPMERKING ALFA controleert niet of er al een vloer op die verdieping aanwezig is. Het is dus mogelijk om met dit commando twee vloeren over elkaar te tekenen. Selecteer vervolgens de massa van het gebouw:

34 Ter hoogte van iedere verdieping wordt een vloer op basis van die horizontale doorsnede aangemaakt. Deze vloer wordt automatisch aan de verdieping gekoppeld zodat eventuele wijzigingen in de verdiepingshoogte ook effect hebben op de vloer.