Elementen bewerken. Rev 00

Transcriptie

1 Rev 00

2 I N H O U D S O P G A V E 1 INLEIDING ELEMENTEN SELECTEREN Meerdere individuele elementen selecteren Een bereik van elementen selecteren Een bereik via het toetsenbord selecteren Alle elementen selecteren Elementenselectie opheffen ELEMENTEN KOPIËREN, KNIPPEN EN PLAKKEN ELEMENTEN DUPLICEREN ELEMENTEN VERWIJDEREN Bereiken verwijderen ELEMENTEN VERPLAATSEN ELEMENTEN MET BEHULP VAN "SLEPEN & NEERZETTEN" KOPIËREN MET ELEMENTGROEPEN WERKEN Elementen groeperen Groepering opheffen Groepering gebruiken ELEMENTEN GELIJKMATIG VERDELEN ELEMENTEN NAAR DE VOORGROND / ACHTERGROND VERPLAATSEN ELEMENTEN WIJZIGEN Elementen verschalen Elementen draaien Elementen uitrekken ELEMENTEIGENSCHAPPEN WIJZIGEN... 7

3 1 Inleiding Bij de bewerking in de grafische editor worden naast de Windows-bedieningstechniek (eerst elementen selecteren, dan een opdracht oproepen) in de meeste gevallen ook de uit de EPLAN 5 bekende bedieningstechniek (eerst opdracht oproepen, dan elementen selecteren) ondersteund. Door een opdracht op te roepen wordt de vorige actie niet per se beëindigd; wanneer het qua bewerking mogelijk is, wordt de eerste bewerking slechts onderbroken. Zo beëindigt bijvoorbeeld de zoomfunctie het tekenen van een lijn niet, maar onderbreekt deze actie slechts. Wanneer de zoom is uitgevoerd, wordt het tekenen van de lijn op de onderbroken plaats hervat. 2 Elementen selecteren Een element wordt geselecteerd door hierop te klikken; bij gevulde grafische elementen kunt u ook binnen het gevulde bereik klikken. 2.1 Meerdere individuele elementen selecteren 1. Druk op [Ctrl] terwijl u de individuele elementen selecteert. De geselecteerde elementen worden in een andere kleur weergegeven. 2.2 Een bereik van elementen selecteren 1. Wanneer u meerdere elementen wilt selecteren die bij elkaar liggen, trekt u met de muis een rechthoek om de gewenste groep. Alle elementen die binnen deze rechthoek liggen, worden geselecteerd. Opmerking: Wanneer u het kader van links naar rechts trekt, worden slechts die elementen geselecteerd die volledig binnen het kader liggen. Wanneer u het kader van rechts naar links trekt, worden ook "deels geselecteerde" elementen geselecteerd die slechts deels binnen het kader liggen. 2. Om een individueel element uit deze geselecteerde groep weer te verwijderen, drukt u op [Ctrl] en klikt u tegelijkertijd op het element. 2.3 Een bereik via het toetsenbord selecteren Bewerken > Selecteren > Bereik 1. Leg de eerste hoek van de bereikselectie vast met [Enter]. 2. Trek een kader met behulp van de pijltoetsen. U kunt het kader in willekeurige richting uittrekken. 3. Met [Tab] kunt u de cursor wisselen tussen de hoek rechtsonder en rechtsboven, zodat u het bereik in alle richtingen kunt uitbreiden. 4. Sluit de selectie van het bereik met [Enter] af. Alle elementen die binnen deze bereikselectie liggen, worden geselecteerd. 1

4 2.4 Alle elementen selecteren 1. Kies de menuopdracht Bewerken > Selecteren > Alles om alle elementen van de actuele pagina te selecteren. 2.5 Elementenselectie opheffen 1. Druk op [Esc] om de selectie van de elementen weer op te heffen. 3 Elementen kopiëren, knippen en plakken EPLAN ondersteunt de bekende Windows-opdrachten voor het kopiëren, knippen en plakken van elementen. 1. Selecteer de gewenste elementen en kies de menuopdrachten Bewerken > Kopiëren of Bewerken > Knippen. De geselecteerde elementen worden in het Windows klembord geplaatst. Bij het kopiëren blijven de geselecteerde elementen op hun oorspronkelijke positie behouden, terwijl ze bij het knippen van hun oorspronkelijke positie worden verwijderd. 2. Wanneer u met meerdere klemborden werkt (dit legt u vast in de gebruikersinstellingen), voer dan in het dialoogvenster Klembord een beschrijving in voor de inhoud van het betreffende klembord en klik op [OK]. 3. Open indien nodig een andere pagina waar u de gekopieerde / geknipte elementen wilt plakken. 4. Kies de menuopdracht Bewerken > Plakken. Wanneer u met meerdere klemborden werkt, opent EPLAN het dialoogvenster Plakken. Kies daar het gewenste element en klik op [OK]. De grafische weergave 'hangt' aan de cursor. 5. Verplaats de cursor naar de plek waarop u het element wilt invoegen en druk op [Enter]. De inhoud van het klembord wordt in de geopende pagina geplakt. Opmerkingen: Let er op dat bij elke keer dat Kopiëren of Knippen wordt gebruikt de actuele inhoud van het klembord wordt overschreven wanneer u slechts met één klembord werkt. Wanneer u bij het plakken van gekopieerde elementen op [Shift] of [Ctrl] drukt, dan worden de elementen steeds horizontaal / verticaal t.o.v. het origineel gepositioneerd. 4 Elementen dupliceren Met de opdracht Dupliceren kunt u heel eenvoudig meerdere kopieën tegelijkertijd plakken. Het dupliceren functioneert slechts binnen een pagina, niet paginaoverschrijdend. 1. Selecteer het te dupliceren element en kies de menuopdracht Bewerken > Dupliceren. 2

5 2. Plaats de eerste kopie. 3. Geef in het dialoogvenster Dupliceren het totale aantal elementen op dat moet worden gegenereerd. EPLAN genereert automatisch het aangegeven aantal kopieën en plaatst deze steeds in de voor de eerste kopie gekozen afstand. 5 Elementen verwijderen 1. Selecteer de gewenste elementen en kies de menuopdracht Bewerken > Verwijderen (of druk op [Del]). De elementen worden volledig verwijderd. In tegenstelling tot de opdracht Knippen is het niet mogelijk verwijderde elementen weer in de pagina in te voegen omdat deze niet op het klembord zijn opgeslagen. U kunt echter wel de opdracht Ongedaan maken gebruiken om de elementen weer te plakken. 5.1 Bereiken verwijderen 1. Trek met de muis een kader om de gewenste elementen. De geselecteerde elementen worden in een andere kleur weergegeven. 2. Kies de menuopdracht Bewerken > Verwijderen (of druk op [Del]). De elementen in het bereik worden volledig verwijderd. Opmerkingen: U kunt ook eerst de opdracht Verwijderen kiezen en vervolgens de te verwijderen elementen selecteren. In dit geval moet u de elementen via de bereikselectie selecteren. Wanneer u de volledige pagina-inhoud wilt verwijderen, selecteert u met [Ctrl] + [A] alle elementen op de pagina en drukt u vervolgens op [Del]. Alle schemasymbolen en grafische elementen worden verwijderd. Vernieuw indien nodig het beeld via Beeld > Vernieuwen. 6 Elementen verplaatsen 1. Selecteer de gewenste elementen en kies de menuoptie Bewerken > Verplaatsen. De grafische weergave 'hangt' aan de cursor. 2. Verplaats de cursor naar de plek waarop u de elementen wilt invoegen en druk op [Enter]. De elementen worden op de betreffende plek geplakt en op de originele positie verwijderd. 7 Elementen met behulp van "Slepen & neerzetten" kopiëren Elementen kunnen Windows-conform via de slepen & neerzetten - techniek worden verplaatst. 3

6 1. Selecteer de elementen die moeten worden verplaatst. 2. Houd de linkermuisknop ingedrukt, verplaats de elementen naar de nieuwe positie en laat de muisknop los. De elementen worden op de betreffende plek geplakt en op de originele positie verwijderd. Opmerking: Wanneer u slepen & neerzetten in combinatie met [Ctrl] gebruikt, worden de geselecteerde elementen niet verplaatst, maar gekopieerd. 8 Met elementgroepen werken Elementen kunnen in groepen worden ondergebracht die als geheel bewerkt kunnen worden. Of de groepen of de individuele elementen worden bewerkt, kan naar keuze worden in- of uitgeschakeld. Het is bijvoorbeeld niet nodig een groep op te heffen wanneer u een keer een afzonderlijk element in de groep wilt bewerken. 8.1 Elementen groeperen De optie Groepering gebruiken is ingeschakeld. 1. Houd [Ctrl] ingedrukt en klik op de elementen die u wilt groeperen. (U kunt ook met de muis een kader om de gewenste elementen trekken.) De elementen worden geselecteerd. 2. Kies de menuopdracht Bewerken > Overig > Groeperen. De geselecteerde elementen worden gegroepeerd. 3. Om een individueel element van de groep te verplaatsen zonder de groepering op te heffen, selecteert u het element, houdt u [Shift] ingedrukt en verplaatst u het element. Het element wordt verplaatst maar blijft onderdeel van de groep. Ook reeds gegroepeerde elementen kunnen worden opgenomen in een nieuwe groep. Op deze wijze is het nesten van groepen mogelijk. Daarbij is een combinatie van reeds gegroepeerde en nog niet gegroepeerde elementen mogelijk. 8.2 Groepering opheffen De optie Groepering gebruiken is ingeschakeld. 1. Selecteer de groep die u wilt opheffen. 2. Kies de menuopdracht Bewerken > Overig > Groepering opheffen. De groep wordt opgeheven en verdeeld in de componenten van die groep. Daarbij blijven subgroepen behouden. 8.3 Groepering gebruiken Wanneer de optie Groepering gebruiken is ingeschakeld, dan worden alle opdrachten toegepast op de hele groep. Wanneer u een element in een groep selecteert, wordt de hele groep geselecteerd. Overeenkomstig worden ook alle acties, zoals blokbewerking, verwijderen, kopiëren, verplaatsen etc. voor de hele groep uitgevoerd. 4

7 Opmerking: Om een individueel element van de groep te verplaatsen zonder de groepering op te heffen of tijdelijk buiten beschouwing te laten, selecteert u het element, houdt u [Shift] ingedrukt en verplaatst u het element. Wanneer deze optie is uitgeschakeld, worden alle elementen als afzonderlijke elementen behandeld. Het is daardoor mogelijk ook elementen te bewerken, te verwijderen, te verplaatsen etc. die onderdeel van een groep vormen. Worden dergelijke elementen gekopieerd, dan gaat bij de nieuwe elementen de relatie met de groep verloren. Wanneer Groepen gebruiken is uitgeschakeld, kunnen ook de opdrachten Groeperen en Groepering opheffen niet meer worden uitgevoerd. 1. Kies de menuopdracht Opties > Groepering gebruiken om deze optie in te schakelen of weer uit te schakelen. Tip: Via [Shift] kan de optie Groepering gebruiken tijdelijk worden uitgeschakeld. Dan zijn de invoegpunten, het eigenschappendialoogvenster en het snelmenu voor de geselecteerde elementen snel toegankelijk. 9 Elementen gelijkmatig verdelen Met de opdracht Gelijkmatig verdelen kent u aan meerdere geselecteerde elementen dezelfde onderlinge afstand toe in horizontale of verticale richting. 1. Selecteer de betreffende elementen en kies de menuopdracht Bewerken > Overig > Gelijkmatig verdelen (horizontaal) of Bewerken > Overig > Gelijkmatig verdelen (verticaal). EPLAN bepaalt de afstand tussen het eerste en laatste element en verdeelt alle andere gelijkmatig daartussen. Opmerking: Houd er rekening mee dat het raster bij het verdelen van de elementen niet wordt gebruikt. Gebruik indien gewenst de opdracht Uitlijnen op raster om de elementen weer op het raster te plaatsen. 10 Elementen naar de voorgrond / achtergrond verplaatsen Met Op de voorgrond en Op de achtergrond kunt u de rangschikking van elementen op het scherm alsmede de volgorde van toegang beïnvloeden. Wanneer er bijvoorbeeld meerdere elementen over elkaar heen liggen, dan ligt normaal gesproken het laatst getekende element bovenop. 1. Selecteer een element en kies de menuopdracht Bewerken > Overig > Op de voorgrond of Bewerken > Overig > Op de achtergrond. Het element wordt nu als bovenste of onderste element van de stapel weergegeven. 5

8 Wanneer u een element hebt bewerkt dat naar de achtergrond is verplaatst, gebruik dan de menuopdracht Beeld > Vernieuwen om de gedefinieerde voorgrond- / achtergrondeigenschappen opnieuw in te schakelen. 11 Elementen wijzigen 11.1 Elementen verschalen 1. Selecteer de gewenste elementen en kies de menuopdracht Bewerken > Schaal. 2. Leg het basispunt voor de schaal vast. 3. Selecteer een schaal in het dialoogvenster Schaal en klik op [OK]. Het geselecteerde grafische element wordt verschaald t.o.v. het basispunt. Ook teksten kunnen worden verschaald; in dit geval wordt de tekengrootte gewijzigd Elementen draaien 1. Selecteer de gewenste elementen en kies de menuopdracht Bewerken > Draaien. 2. Leg het basispunt voor de draaiing vast. 3. Draai vervolgens de geselecteerde elementen met de muis om het basispunt en klik met de linkermuisknop in de pagina om het draaien af te sluiten. Let op: Als de geselecteerde elementgroep een symbool bevat of als het geselecteerde element een symbool is, wordt de actie niet uitgevoerd, omdat symbolen in EPLAN niet gedraaid kunnen worden! Wanneer u een gedraaid symbool nodig hebt, maak dan in de symbooleditor een overeenkomstige symboolvariant Elementen uitrekken Met de opdracht Uitrekken rekt u een geselecteerde lijn uit tot een vrij punt, vangpunt of tot een element (snijpunt). Hierbij wordt de lijn of verleng of ingekort. Let op: Alleen grafische elementen kunnen worden uitgerekt, schemasymbolen niet. Grafische elementen die volledig zijn geselecteerd, worden verplaatst. Bewerken> Uitrekken 1. Trek een kader om de gewenste elementen om deze te selecteren. 2. Verplaats de geselecteerde elementpunten naar de gewenste plek. De lijn wordt tot dit punt verlengd of ingekort. 6

9 12 Elementeigenschappen wijzigen 1. Dubbelklik op een element met de linkermuisknop, of selecteer het element en kies menuopdracht Bewerken > Eigenschappen. 2. In het dialoogvenster Eigenschappen bewerkt u de eigenschappen van het element. De verschillende bewerkingsmogelijkheden hangen af van het geselecteerde element. Voorbeeld: Wanneer u dubbelklikt op een tekst, wordt het eigenschappendialoogvenster voor tekst geopend. Hier kunt u uw invoer wijzigen of uitbreiden of de weergaveeigenschappen (kleur, lettertype,...) bewerken. Wanneer u dubbelklikt op een lijn, wordt het eigenschappendialoogvenster voor lijnen geopend. Hier kunt u de omvang en de weergave-eigenschappen van de lijn controleren en indien nodig wijzigen. 7