PrO-krant. Veel rubrieken in de PrO-krant sluiten aan bij de kerntaken waarmee in gewerkt wordt. Zoals de stage-rubriek Aan het werk.

Transcriptie

1 PrO-krant Lesbrief Pro februari K r a n t v o o r l e e r l i n g e n i n h e t p r a k t i j k o n d e r w i j s L e s b r i e f v o o r d o c e n t e n Doe meer met de PrO-krant De PrO-krant is geschreven op niveau A2 / B1. Dat is het leesniveau volgens het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader. Wat betekent dat? Teksten op A2-niveau zijn kort en zeer eenvoudig. Teksten op B1-niveau zijn eenvoudig; 95% van de Nederlandse bevolking kan deze teksten lezen en begrijpen. Wat betekent dit voor uw leerlingen? Met behulp van de PrO-krant en de oefeningen uit deze gratis lesbrief, leren leerlingen begrijpend lezen. Als ze in staat zijn de krant te lezen en begrijpen, zijn zij voldoende leesvaardig voor een praktijkopleiding. Leerlingen die deze vaardigheid nog onvoldoende bezitten, kunt u trainen met behulp van de krant. Veel rubrieken in de PrO-krant sluiten aan bij de kerntaken waarmee in gewerkt wordt. Zoals de stage-rubriek Aan het werk. In deze lesbrief staan tips, ideeën, opdrachten en suggesties om de krant in de klas te behandelen. U kunt de lesbrief downloaden in zowel Word als pdf op de website van de PrOkrant: > lesbrief. De oefeningen verschillen in moeilijkheidsgraad waardoor er gedifferentieerd gewerkt kan worden. De vragen en opdrachten lenen zich uitstekend voor samenwerkend leren, maar kunnen desgewenst ook makkelijk individueel uitgevoerd worden. De opdrachten vormen zeker geen verplicht onderdeel bij de krant, het zijn slechts handvatten voor de verwerking van uw les. U bent uiteraard vrij in de keuze welke opdrachten u uw leerlingen laat doen. De lesbrief is bedoeld om zelf te kopiëren of anderszins te vermenigvuldigen. Heeft u vragen of wilt u meer informatie over de lesbrief van Werkze!? Bel dan naar de redactie, telefoon: (020) Of stuur een naar: redactie@eenvoudigcommuniceren.nl. Rubrieksindeling van de PrO-krant: Nieuws en actualiteit - pagina 1 & 2. Natuur en techniek - pagina 3. Sport - pagina 4. Gezondheid - pagina 5. Vrije tijd en column - pagina 6. Het gesprek - pagina 7. Aan het werk - pagina 8. Op school / Aan het woord - pagina 9. Mijn Stijl - pagina 10. Puzzel, colofon en recept- pagina 11. Wist je dat? / Het land van de maand pagina 12.

2 ONRUST IN MIDDEN-OOSTEN (PAGINA 1) 1. Noem vijf landen die in het Midden-Oosten liggen. 2. In welke twee landen begon de onrust? 3. In het stukje staat dat inwoners massaal de straat op gingen. Wat wordt daarmee bedoeld? 4. Waarom zijn de inwoners van Tunesië nog steeds ontevreden? 5. Inwoners willen meer vrijheid en democratie. Wat wordt bedoeld met democratie? 6. Zoek in de atlas of op internet op wat de hoofdsteden zijn van de volgende landen: Algerije, Iran, Marokko, Libië, Bahrein en Jemen. 7. Noem twee dingen op waardoor je merkt dat Kadhafi hard optreedt tegen demonstranten. 8. Begrijp jij dat er zoveel mensen protesteren in het Midden-Oosten? Leg uit waarom wel of niet. AZ EN WILLEM II STOPPEN MET VROUWENVOETBAL (PAGINA 1) 1. Zoek op internet op in welke steden AZ en Willem II spelen. 2. Hoe denk jij dat het komt dat er maar zo weinig elftallen in de damescompetitie zitten? 3. Vind jij het nodig dat er een eredivisie voor vrouwen is? Leg je antwoord uit. 4. Was het dameselftal van AZ succesvol? Leg je antwoord uit. BOMTWEET (PAGINA 1) 1. Vind jij het terecht dat het 17-jarig meisje gearresteerd is? Leg uit waarom wel of niet. 2. Vind jij het een goede grap om te zeggen dat je een bomaanslag op je school gaat plegen? Leg uit waarom je dat vindt. 3. Vind jij dat het meisje een straf heeft verdiend? Leg je antwoord uit. NEDERLAND STEMT (PAGINA 2) 1. Wat is campagne voeren? 2. Wat voor verkiezingen zijn er op 2 maart? 3. Wat is een commissaris van de koningin? 4. Wat zijn de Provinciale Staten? 5. Hoe heet het bestuur van een provincie? 6. Wat is de taak van de Eerste Kamer? 7. Als jij op 2 maart 18 jaar zou zijn, zou je dan gaan stemmen? Leg je antwoord goed uit. 8. Zijn de volgende zinnen waar of niet waar? Met de letters van de goede antwoorden kun je een woord maken:

3 - Nederland heeft 12 provincies. Waar S /Niet waar P - De Provinciale Staten hebben taken die te klein zijn voor de gemeente. Waar O / Niet waar T - De commissaris van de koningin wordt benoemd door de koningin. Waar L / Niet waar E - De Provinciale Staten worden gekozen door de Tweede Kamer. Waar A / Niet waar M - De Provinciale Statenkiezen de Gedeputeerde Staten. Waar M / Niet waar S - De Provinciale Staten controleren of de Gedeputeerde Staten de plannen goed uitvoeren. Waar E / Niet waar T - Als de Eerste Kamer een wetsvoorstel afkeurt gaat de wet niet door. Waar N / Niet waar A 62 EN ZWANGER (PAGINA 2) 1. Waarom kan een vrouw van 62 normaalgesproken geen kind meer krijgen? 2. Hoe kon deze 62-jarige toch zwanger worden? 3. Waarom zijn er veel mensen die kritiek hebben op deze zwangerschap? 4. Vind jij iemand van 62 te oud om een kind te krijgen? Leg je antwoord uit. OV-CHIPKAART WEER GEKRAAKT (PAGINA 2) 1. Wat wordt er bedoeld met de ov-chipkaart is makkelijk te kraken? 2. Wat is fraude? Als je het niet weet zoek het dan op in het woordenboek. 3. Hoe heet de minister die zich met dit probleem bezig moet houden? 4. Als jij de mogelijkheid zou hebben zou je de kaart dan thuis kraken? Leg uit waarom wel of niet. WAT ZIJN APPS? (PAGINA 3) 1. Leg in je eigen woorden uit wat apps zijn. 2. Zou jij betalen voor apps? Leg uit waarom wel of niet. 3. Wat is een smartphone? 4. Waarom denk jij dat een smartphone zo genoemd wordt? 5. Heb jij een smartphone? Vertel waarom wel of niet. 6. Maak jij gebruik van apps? Leg je antwoord uit.

4 SMARTPHONE GEVAARLIJK (PAGINA 3) 1. Leg uit waarom smartphones voor meer ongelukken in het verkeer zorgen. 2. Waarom lopen ook voetgangers met een smartphone gevaar? 3. Vind jij dat een smartphone is het verkeer verboden zou moeten worden? Leg uit waarom wel of niet. ALLES OVER TAFELTENNIS (PAGINA 4) 2. Sinds 1988 is tafeltennis een Olympische sport. Wat wil dat zeggen? 3. Vul de juiste plaatsnamen in: Het Nk wordt gehouden in en het WK vindt plaats in 4. Beschrijf hoe een bat er uit ziet. 5. Noem drie manieren waarop je punten kunt verdienen met tafeltennis. 6. Met hoeveel punten win je een game? 7. Wie brachten het tafeltennis naar Europa? 8. Waarom denk jij dat het beledigend was om tafeltennis pingpong te noemen? 9. Vind jij tafeltennis een leuke sport om te beoefenen? Leg uit waarom wel of niet. GULLIT TAINER IN RUSLAND (PAGINA 4) 1. Tsjetsjenië is een deelrepubliek van Rusland. Wat wordt daarmee bedoeld? 2. Waarom was er zoveel kritiek op de nieuwe baan van Gullit? 3. Denk jij dat het veilig is voor Gullit om in Tsjetsjenië te werken? Leg uit waarom je dat denkt. 4. Gullit zegt: Ik kom niet voor de politiek. Ik kom voor de sport. Wat vind jij van deze opmerking? Leg uit waarom je dat vindt. WAT IS BRANDEND MAAGZUUR (PAGINA 5) 1. Hoeveel procent van de Nederlanders heeft wel eens last van brandend maagzuur? b. 20 % c. 50% d. Dat kun je niet opmaken uit dit artikel. 2. Maagzuur is een stof die a. je maagwand beschermt. b. in je slokdarm zit. c. je maag helpt het voedsel dat je eet te verteren. 3. Wat is waar? a. Je slokdarmsluitspier staat altijd open.

5 b. Je slokdarmsluitspier is altijd gesloten. c. Je slokdarmsluitspier gaat alleen open als je een hap neemt. 4. Hoe komt het dat er maagzuur je slokdarm in kan stromen? 5. Waarom krijg je een branderig gevoel in je borstkas als dat gebeurt? 6. Noem twee vervelende gevolgen van brandend maagzuur. 7. Noem drie stoffen die ervoor zorgen dat je nog sneller last van brandend maagzuur krijgt. 8. Waarom is vet eten niet goed voor je maagzuur? 9. Waarom kun je beter niet meer eten vlak voordat je naar bed gaat? 10. Heb jij wel eens last van brandend maagzuur? Zo ja, wat doe je dan? 11. Leg uit waarom mensen die te dik zijn vaker last van brandend maagzuur hebben dan mensen met een normaal gewicht. 12. Leg uit wat roken en brandend maagzuur met elkaar te maken hebben. PAASHAAS OP DE VLUCHT (PAGINA 6) 1. Zoek op internet op wanneer het dit jaar Pasen is. 2. Wie zijn de belangrijkste personages in Hop? 3. Zou jij naar Hop toe willen? Leg uit waarom wel of niet. 4. De film Hop is leuk voor: a. kinderen, omdat b. jongeren, omdat c. volwassenen, omdat d. alle leeftijden, omdat KOOSNAAMPJES (PAGINA 6) 1. Leg in je eigen woorden uit wat een koosnaampje is. 2. Welke koosnaampjes worden er voor jou gebruikt? (Bijvoorbeeld door je ouders, vriendin of vriend) 3. Wat vind jij het leukste koosnaampje dat in het stukje van Rhija staat? 4. Wat vind jij het stomste koosnaampje dat in het stukje van Rhija staat? 5. Welk koosnaampje gebruik jij voor je vriend of vriendin? HET GESPREK MET POLITICUS RONALD VAN RAAK (PAGINA 7) 1. Hoe is Ronald in de politiek terecht gekomen? 2. Wat bedoelt Ronald als hij zegt: Het werk van een politicus is niet te voorspellen? 3. Is Ronald het eens met de bewering dat politici vaak liegen? Leg je antwoord uit.

6 4. Waarom hoopt Ronald op een nieuwe regering? 5. Wat vind jij van deze regering? a. Ik vind dit een goede regering, omdat b. Ik vind dit geen goede regering, omdat c. Ik heb geen mening over deze regering, omdat 6. Hoe oud is Ronald? 7. Waar komt de vrouw van Ronald vandaan? 8. Wat vind je van de muzieksmaak van Ronald? Leg je antwoord uit. WAT WIL DE SP? (PAGINA 7) 1. Lees de eerste alinea van dit stukje. Wat vind je van de SP nu je dit gelezen hebt? 2. Wat vind jij van de regeringsplannen om arme mensen veel te laten bezuinigen? Leg je antwoord uit. 3. Ben jij het ermee eens dat juist bij de rijke mensen meer geld gehaald zou kunnen worden? Leg uit waarom wel of niet. IK BEN DOL OP KINDEREN (PAGINA 8) 1. Had Sevilay al ervaring in het werken met kinderen? Leg je antwoord uit. 2. Denk je dat het goed is dat Sevilay met zowel baby s als peuters werkt? Waarom denk je dat? 3. Noem vier werkzaamheden die Sevilay tijdens haar stage uitvoert. 4. Is de stage leerzaam voor Sevilay? Leg je antwoord uit. 5. Noem twee dingen waar Sevilay nog aan kan werken in haar stage. 6. Vind je Sevilay positief of negatief over haar stage? Leg je antwoord uit. HET KINDERDAGVERBLIJF (PAGINA 8) 1. Leg in je eigen woorden uit wat een kinderdagverblijf is. 2. Denk jij dat het goed is voor een kind om naar een kinderdagverblijf te gaan? Leg je antwoord uit. 3. Zou jij later je kind naar een kinderdagverblijf laten gaan? Vertel waarom wel of niet.

7 OP KAMERS IN HET BAANHUIS (PAGINA 9) 1. Leg in je eigen woorden uit wat het Baanhuis is. 2. Beschrijf hoe een dag in het Baanhuis eruit ziet. 3. Waarom is het goed om een kasboek bij te houden? 4. Doe jij thuis veel in het huishouden? Vertel hier iets over. 5. Vind jij het een goed idee van De Baanbreker om hun leerlingen te laten oefenen in het zelfstandig wonen? Leg je antwoord uit. 6. Zou het voor jou goed zijn om te oefenen in het zelfstandig wonen? Leg uit waarom wel of niet. AAN HET WOORD (PAGINA 9) 1. Zet bij de volgende woorden een J als ze bij het stukje van Joep horen of een R als ze bij het stukje van Rob horen: - praatje - tractors - zus - broertjes - blessures - motorcross - baantje - wedstrijd - klanten - fitness - C vader IK HEB GEEN DURE SMAAK (PAGINA 10) 1. Laura omschrijft haar stijl als normaal. Als jij naar haar foto kijkt ben jij het dan met haar eens? 2. Zou jij op een boerderij kunnen wonen? Leg uit waarom wel of niet. 3. Vind jij dat je aan Laura kunt zien dat zij op een boerderij woont? 4. Woon jij liever in een dorp of stad? Leg je keuze uit. 5. Wat vind jij van de muzieksmaak van Laura? Leg je antwoord uit. 6. Zou Laura en vriendin van jou kunnen zijn? Leg uit waarom wel of niet. VAKER NAAR DE DOKTER EN TANDARTS (PAGINA 12) 1. Met hoeveel procent is het artsenbezoek gestegen in 30 jaar tijd? 2. Met hoeveel procent is het medicijngebruik gestegen in 30 jaar tijd? 3. Wat betekent vergrijzing? 4. Leg uit wat de vergrijzing te maken heeft met vaker naar de dokter en tandarts gaan.

8 5. Hoeveel recepten schrijft een huisarts per maand ongeveer uit? 6. Waarom vinden huisartsen dat mensen met eenvoudige klachten minder snel naar de huisarts zouden moeten gaan? 7. Ben jij het daarmee eens? Leg je antwoord uit. HET LAND VAN DE MAAND: BELGIE (PAGINA 12) 1. Hoeveel jaar is België onafhankelijk van Nederland? 2. Vul de volgende woorden op de goede plaats in: Wallonië. Nederlands, Vlaanderen, Frans. - In.. spreekt men en in spreekt men 3. Waarom wordt Brussel ook wel de hoofdstad van Europa genoemd? 4. Noem drie dingen waar België beroemd om is. 5. Hoeveel maanden zit België al zonder regering?