HOOGSTAD J. VAN DIJK, H.A. ROBBERS EN T. DE RIDDER (RED.), MET BIJDRAGEN VAN W.J. KUIJPER (SCHELPEN) EN J. SCHELVIS (ECTOPARASIETEN).

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "HOOGSTAD 6.036 J. VAN DIJK, H.A. ROBBERS EN T. DE RIDDER (RED.), MET BIJDRAGEN VAN W.J. KUIJPER (SCHELPEN) EN J. SCHELVIS (ECTOPARASIETEN)."

Transcriptie

1 VLAK-VERSLAG VERSLAG 3.2 HOOGSTAD HET DIERLIJK MATERIAAL J. VAN DIJK, H.A. ROBBERS EN T. DE RIDDER (RED.), MET BIJDRAGEN VAN W.J. KUIJPER (SCHELPEN) EN J. SCHELVIS (ECTOPARASIETEN). DIENST WELZIJN, VLAK VLAARDINGEN, JUNI 2003

2

3 VLAK-verslag 3.2 Hoogstad Het dierlijk materiaal uit de Romeinse Tijd. J. van Dijk, H.A. Robbers en T. de Ridder (red.), met bijdragen van W.J. Kuijper (schelpen) en J. Schelvis (ectoparasieten). juni 2003 De reeks VLAK-verslagen is een uitgave van het Vlaardings Archeologisch Kantoor (VLAK), gemeente Vlaardingen

4

5 Het botmateriaal Inhoudsopgave 1. Achtergrondinformatie Inleiding Archeologische context Fase 0, Late IJzertijd Romeinse Tijd Fase Fase 1/ Fase Dierlijke resten per fase Vraagstellingen Materiaal en methoden Verzamelwijze en determinatie Spreiding skeletelementen Leeftijd MAI en maten De dierlijke resten Fase 1 (Romeinse Tijd, n. Chr) Het zoogdierenspectrum Leeftijd, spreiding skeletelementen en schofthoogte per soort Bewerkingssporen en sporen van vraat en verbranding Fragmentatie Pathologie Overige dierklassen Schelpen Spoorgroepen Fase 1/2 (Romeinse Tijd, n. Chr) Het zoogdierspectrum Leeftijd en spreiding skeletelementen per soort Bewerkingssporen en sporen van vraat en verbranding Fragmentatie Pathologie Overige dierklassen Fase 2 (Romeinse Tijd, /175 n. Chr) Het zoogdierenspectrum Leeftijd, spreiding skeletelementen en schofthoogte per soort Bewerkingssporen en sporen van vraat en verbranding Fragmentatie Pathologie Overige dierklassen Bijzondere vondsten De reuzenalk Vis Mens Bewerkt bot Ectoparasieten Materiaal en methoden Resultaten i

6 VLAK-verslag Resultaten en discussie Omgeving Economisch gebruik Gedomesticeerde zoogdieren Jacht, vogel- en visvangst, schelpen Vergelijking Conclusie Eindnoten Literatuur Bijlagen Bijlage 1: Verhouding tussen de soorten Bijlage 2: Fase 1, leeftijdsbepaling rund Bijlage 3: Fase 1, skeletelementverdeling van zoogdieren Bijlage 4: Resten ingedeeld naar vleeshoeveelheid volgens Uerpmann (1973) Bijlage 5: Maten en schofthoogte Bijlage 6: Fase 1, leeftijdsbepaling paard en varken Bijlage 7: Fase 1, leeftijdsbepaling schaap/geit Bijlage 8: Fragmentatiegraad per soort en per fase Bijlage 9: Soortenspectrum per spoorgroep/context Bijlage 10: Fase 1/2, leeftijdsbepaling rund Bijlage 11: Fase 1/2, skeletelementverdeling van zoogdieren Bijlage 12: Fase 1/2, leeftijdsbepaling paard, schaap/geit en varken Bijlage 13: Fase 2, leeftijdsbepaling rund Bijlage 14: Fase 2, skeletelementverdeling van de zoogdieren Bijlage 15: Fase 2, leeftijdsbepaling postcraniaal paard, schaap/geit en varken Bijlage 16 en 17: Schelpen uit grondmonsters Bijlage 16: Uit de hoofdkreek (Romeinse Tijd) Bijlage 17: Uit slootopvullingen (Romeinse Tijd) Colofon ii

7 Het botmateriaal In de tekst gebruikte figuren en tabellen: Figuur 1: De ligging van het onderzoeksgebied Figuur 2: De ligging van de spoorgroepen die genoemd worden in de tekst Figuur 3: Fase 1: verhouding tussen de soorten Figuur 4: Fase 1: leeftijdsopbouw rund postcraniaal Figuur 5: Fase 1: leeftijdsopbouw rund onderkaken Figuur 6: Fase 1: verdeling van de runderresten over het skelet Figuur 7: Fase 1: Leeftijdsopbouw paard postcraniaal Figuur 8: Fase 1: verdeling van de paardenresten over het skelet Figuur 9: Fase 1: leeftijdsopbouw schaap/geit postcraniaal Figuur 10: Fase 1: verdeling van de resten van schaap/geit over het skelet Figuur 11: Fase 1: fragmentatiegraad Figuur 12: Fase 1/2: verhouding tussen de soorten Figuur 13: Fase 1/2: leeftijdsopbouw rund postcraniaal Figuur 14: Fase 1/2: verdeling van de runderresten over het skelet Figuur 15: Fase 1/2: verdeling van de resten van schaap/geit over het skelet Figuur 16: Fase 1/2: fragmentatiegraad Figuur 17: Fase 2: verhouding tussen de soorten Figuur 18: Fase 2: verdeling van de runderresten over het skelet Figuur 19: Fase 2: fragmentatiegraad Figuur 20: Het heiligbeen van de reuzenalk Figuur 21: De reuzenalk Figuur 22: De resten van het haringskeletje kort nadat het gevonden was Figuur 23: Schedeldakfragment van een mens Figuur 24: Speelschijfje Figuur 25: Fragment van een speelschijfje Figuur 26: Pinbeater Figuur 27: Het berkenhouten kammetje Figuur 28: Een fragment van een menselijk haar (2,75 mm) en de klauw van een luis Figuur 29: Jonge en volwassen huisjes van de Getijdeslak uit de hoofdkreek Figuur 30 en 31: Verhouding gedomesticeerde zoogdieren van: Figuur 30: Inheems-Romeinse nederzettingen in Midden-Delfland Figuur 31: Hoogstad 6.36: fase 1, 1/2 en Tabel 1: Aantal dierlijke resten per fase Tabel 2: Fase1: soortenspectrum Tabel 3: Fase 1: kenmerken aan het botmateriaal Tabel 4: Soortenspectrum schelpen Tabel 5: Fase 1/2: soortenspectrum Tabel 6: Fase 1/2: kenmerken aan het botmateriaal Tabel 7: Fase 2: soortenspectrum Tabel 8: Fase 2: kenmerken aan het botmateriaal Tabel 9: Aangetroffen resten van P.humanus iii

8 VLAK-verslag 3.2 iv

9 Het botmateriaal 1. Achtergrondinformatie 1.1 Inleiding Tussen 1993 en 1997 is op het bedrijventerrein Hoogstad door het Vlaardings Archeologisch Kantoor (VLAK) archeologisch onderzoek verricht. Op twee locaties zijn opgravingen uitgevoerd, gecodeerd met de nummers en Op locatie is alleen een waarneming verricht. In een eerder verslag zijn de resultaten weergegeven van onderzoek naar het botmateriaal van locatie Dit verslag beschrijft het dierlijk materiaal (bot, schelpen en ectoparasieten) dat op de locatie is verzameld. Vlaardingen Figuur 1: De ligging van het onderzoeksgebied (Tekening: Dienst Stadswerk; nabewerking E. van der Linden, VLAK). 1

10 VLAK-verslag 3.2 Figuur 2: De ligging van de spoorgroepen die genoemd worden in de tekst (Tekening: VLAK). 2

11 Het botmateriaal 2. Archeologische context 2.1 Fase 0, Late IJzertijd Op locatie zijn twee krekenstelsels aangetroffen (figuur 2). In de oudste kreek is een damstructuur (D8) ontdekt die op grond van enkele scherven en een 14 C-datering in de Late IJzertijd (175 voor Chr., fase 0) kan worden gedateerd. 2.2 Romeinse Tijd De kreekvulling uit de Late IJzertijd wordt doorsneden door een jongere kreek waarin eveneens dammen zijn aangelegd die in de loop van de bewoning in zuidelijke richting zijn opgeschoven (figuur 2). Archeobotanisch en malacologisch (schelpen) onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat het hier om een zoetwatergetijdekreek gaat. 2 Sporen van boerderijen zijn niet aangetroffen. Deze zijn waarschijnlijk op de oeverwallen langs de kreek gebouwd waarvan de top is opgenomen in de bouwvoor, zodat van de boerderijen niets meer resteert. Wel is een groepje palen op de oeverwal aangetroffen, dat mogelijk het restant zou kunnen zijn van een boerderij. Dat wel degelijk bewoning heeft plaatsgevonden rond de dammen, blijkt uit het nederzettingsafval dat niet alleen in de kreek, maar ook in de greppels en depressies is aangetroffen. De aard van het vondstmateriaal maakt duidelijk dat het om een inheems-romeinse nederzetting gaat. Tijdens de ruim 100 jaar durende bewoning is sprake van een toename van import aardewerk. Tussen 75 en 100 na Chr. maakt het ten opzichte van de scherven maximaal 10% van het totaal uit, rond na Chr. is dit percentage gestegen tot 33% Fase 1 Binnen het inheems-romeinse vondstmateriaal kunnen twee fasen worden onderscheiden. Fase 1 kan op grond van het import aardewerk tussen 70 en 125 na Chr. worden gedateerd. In deze fase zijn in het noordelijk deel van de kreek twee dammen (D1 en D2) aangelegd. Om onderspoeling van dam 1 die een klepduiker bevatte, te voorkomen, hebben de inheemse boeren de kreekbodem verstevigd met afval, waaronder meer dan scherven en meer dan botten (spoorgroep 40). 3 Een ander deel van het botmateriaal is afkomstig uit een greppel (G3, diverse spoorgroepen, fi guur 2) die is ingegraven in de oeverwal. Het materiaal uit deze greppel kent een relatief vroege datering ( na Chr.). 4 Het zuidelijke uiteinde van de greppel loopt uit in de kreek. Op dit raakpunt (D3) is de greppel op zeker moment dichtgegooid. Aan de achterzijde van de oeverwal is een kleine dam (D4) met duiker aangelegd in een greppel die voor de ontwatering van de oeverwal heeft gezorgd. Twee spoorgroepen die samenhangen met de kreekvullingen hebben verhoudingsgewijs veel kustaardewerk opgeleverd. Terwijl de meeste spoorgroepen op grond van het aantal scherven niet meer dan 1% kustaardewerk bevatten, hebben de spoorgroepen 30 en 32 respectievelijk 5% en 9% opgeleverd. Het aardewerk is gebruikt als verpakkingsmateriaal van zout Fase 1/2 Een deel van het vondstmateriaal komt uit een kreekvulling die ruimtelijk gezien nog bij de noordelijke groep dammen gerekend kan worden. Het importaardewerk uit deze kreekvulling dateert echter uit 100 tot 150 na Chr. Daarmee valt de datering deels samen met fase 1 en fase 2. Deze overgangsfase wordt derhalve ook geplaatst tussen fase 1 en 2 en hierna fase 1/2 genoemd Fase 2 Fase 2 kan op grond van het import aardewerk worden gedateerd in de periode 120 tot 175 na Chr. Tot deze fase hoort de groep damstructuren (D5, D6 en D7) die op het zuidelijk deel van het onderzochte terrein liggen. Ook hier werd nederzettingsafval aangetroffen in de kreekvulling en de depressies. 2.3 Dierlijke resten per fase Van 29 resten is de datering onduidelijk waardoor deze niet zijn opgenomen in het zoöarcheologisch onderzoek (fase 99). Uit de Late IJzertijd (fase 0) zijn slechts drie botresten overgebleven. Ze bestaan uit een wervel- en een ribfragment van een middelgroot zoogdier en een halswervelfragment met hakspoor van een groot zoogdier. Het onderzoek heeft derhalve alleen betrekking op het botmateriaal uit de 3

12 VLAK-verslag 3.2 inheems-romeinse Tijd, waarbij een onderscheid is gemaakt in fase 1, 1/2 en 2 (tabel 1). De meeste botres ten zijn afkomstig uit fase 1. Bij dit onderzoek ligt de nadruk daardoor op deze fase. fase n % 0 3 <0, ,1 1/ , , ,5 totaal ,0 Tabel 1: Vlaardingen Hoogstad 6.036: aantal dierlijke resten per fase. Tijdens de opgraving zijn tien grondmonsters verzameld voor een schelpenanalyse. 6 Alle monsters zijn afkomstig uit fase 1. 7 Het is mogelijk om met behulp van de schelpenanalyse iets te zeggen over het milieu ter plekke en in de directe omgeving van de kreek (paragraaf 7.1). Daarnaast zijn grote schelpen verzameld welke vooral etensresten weerspiegelen. Deze schelpen zijn allemaal uit fase 1 afkomstig. Ectoparasieten-onderzoek van een kam uit fase 2 geeft enige informatie over het gebruik van de kam en over de algemene hygiënische omstandigheden waaronder de gebruikers hebben geleefd. 8 4

13 Het botmateriaal 3. Vraagstellingen De vraagstellingen voor dit onderzoek vallen uiteen in vier onderdelen. Het eerste onderdeel betreft de economie ten tijde van de inheems-romeinse bewoning (paleo-economie). Getracht wordt hier inzicht in te krijgen en vast te stellen of verschillen optreden in de loop van de tijd. Voor zover de analyseresultaten daarvoor toereikend zijn, wordt voor de onderscheiden fasen bekeken hoe de veestapel is opgebouwd, waar de voedselbronnen uit bestaan en welk gebruik is gemaakt van de dieren. Het ontstane beeld van de paleo-economie wordt vergeleken met die van andere vindplaatsen uit de regio. Het tweede onderdeel bestaat uit het vaststellen van de mate van beïnvloeding door de Romeinen. Deze vraag wordt in samenhang met de paleo-economie bekeken. Als derde onderdeel wordt de inhoud van drie specifieke spoorgroepen of contexten onderzocht. Spoorgroep 40 bevat botmateriaal dat tezamen met scherfmateriaal is gebruikt als versteviging van de kreekbodem. De inhoud van greppel 3 is vroeger gedateerd dan het overige materiaal van deze locatie. Spoorgroepen 30 en 32 bevatten relatief veel aardewerk (respectievelijk 5 en 9 %) dat als verpakkingsmateriaal voor zout heeft gediend. Hierbij wordt de vraag gesteld of de samenstelling van het botmateriaal van deze spoorgroepen/contexten verschilt van het algemene beeld. Het is mogelijk dat het zout is gebruikt voor het conserveren van vlees. Dit zou dan kunnen blijken uit de botsamenstelling. Bij het vierde onderdeel wordt geprobeerd een beeld te schetsen van het landschap ten tijde van de bewoning evenals van de leefomstandigheden van de bewoners met betrekking tot de hygiëne. 5

14 VLAK-verslag Materiaal en methoden 4.1 Verzamelwijze en determinatie Het botmateriaal is vooral met de hand verzameld. Een klein deel dat afkomstig is uit gezeefde monsters voor botanisch onderzoek is niet nader onderzocht. Tijdens de determinatie is zoveel mogelijk informatie over de dierlijke resten genoteerd. 9 Dit houdt in dat van elk botfragment indien mogelijk gegevens zijn genoteerd met betrekking tot dierklasse, soort, skeletelement, leeftijd, sexe, fragmentatie, afmeting en specifi eke kenmerken zoals hak-, snij- of zaagsporen en sporen van verbranding, vraat of pathologische aandoeningen. Sommige zoogdierresten kunnen niet meer op soort worden gedetermineerd maar nog wel worden ingedeeld naar diergrootte. Tot groot zoogdier (LM) behoren de soorten rund, paard en edelhert. De middelgrote zoogdieren (MM) omvatten de soorten schaap/geit, varken, hond en ree. Kleine zoogdiersoorten (SM) zijn onder meer kat en roofdieren als bunzing en marter. Met microfauna worden kleine soorten als ratten en muizen bedoeld. Soms is het nog mogelijk binnen deze groep een onderscheid te maken naar insecteneter en klein knaagdier. Het is bij dit complex niet mogelijk gebleken onderscheid te maken tussen de resten van schaap en geit. 4.2 Spreiding skeletelementen De spreiding van de verschillende botfragmenten over de lichaamsdelen is in figuren weergegeven volgens de methode van Spenneman. 10 Dit is gedaan voor soorten waarvan meer dan 100 fragmenten zijn gevonden. Losse tanden en kiezen zijn buiten beschouwing gelaten, evenals wervels en ribben. Bij de telling is de bovenkaak telkens samen genomen met de schedel en het tongbeen met de onderkaak. Uit de spreiding kan bijvoorbeeld blijken of sprake is van een onder- dan wel oververtegenwoordiging van lichaamsdelen, waardoor uitspraken met betrekking tot overmaat of gebrek aan respectievelijk consumptie- en slachtafval mogelijk worden. Behalve deze methode is bij de consumptiesoorten een verdeling gemaakt in vleesrijke, vleesarme en vleesloze delen volgens de methode van Uerpmann. 11 Vleesrijk zijn de bovenste delen van de poten (bekken, schouderblad, dijbeen, opperarmbeen), de wervels (exclusief de staartwervels) en het heiligbeen. Onder vleesarm vallen de onderste delen van de bovenpoten (scheenbeen, kuitbeen, spaakbeen, ellepijp), de ribben, het borstbeen en de kop. Vleesloos zijn de onderpoten (middenhands- en -voetsbeenderen, hand- en voetwortelbeentjes), de voet en de staartwervels. De overblijvende skeletelementen hoornpit, gewei, gebitselementen, knieschijf en niet te determineren wervelfragmenten zijn ingedeeld in de groep overig. 4.3 Leeftijd Een schatting van de leeftijd waarop dieren zijn geslacht (of gestorven), kan worden gedaan met behulp van de doorbraak en slijtage van gebitselementen uit onderkaken en met postcraniale (= voorbij de schedel; niet tot de schedel behorende) botten. Vooral de pijpbeenderen leveren postcraniale leeftijdsgegevens. Bij een volwassen dier is zowel het proximale (= dichtst bij de wervelkolom liggende) als het distale (= verst van de wervelkolom verwijderd liggende) gewrichtsuiteinde van een pijpbeen vergroeid met de diaphyse (het middendeel). De leeftijd waarop deze vergroeiing ongeveer plaatsvindt, is voor de diverse gedomesticeerde soorten geïnventariseerd. 12 De verkregen leeftijden zijn vervolgens ingedeeld in leeftijdsgroepen. 13 Een schatting van de leeftijd met behulp van gebitselementen vindt plaats aan de hand van de doorbraak, wisseling en slijtage van tanden en kiezen uit de onderkaken. 14 Ook deze leeftijdsgegevens zijn in leeftijdsgroepen verdeeld MAI en maten Het minimum aantal individuen (MAI) is vastgesteld op basis van het aantal onderkaken. Bij de bepaling is rekening gehouden met de indeling in leeftijdsgroepen en de symmetrie van de kaak. Indien onderkaken ontbreken, zijn de postcraniale resten gebruikt, waarbij eveneens rekening is gehou- 6

15 Het botmateriaal den met de leeftijdsbepaling en de symmetrie maar ook met skeletelementen die voor meer dan 50% aanwezig zijn. De maten van de botelementen zijn genomen volgens Von den Driesch. 16 De schofthoogtes worden berekend door middel van vermenigvuldigingsfactoren. Voor rund zijn de factoren van Von den Driesch & Boessneck en Matolcsi gebruikt, voor paard die van May. 17 Voor de schofthoogtes van schaap/geit zijn de vermenigvuldigingsfactoren van Teichert gebruikt en voor hond die van Harcourt. 18 7

16 VLAK-verslag De dierlijke resten 5.1 Fase 1 (Romeinse Tijd, n. Chr) Tot fase 1 behoren 4824 botresten en 70 schelpen. Veruit het merendeel van de botresten is afkomstig van zoogdieren (tabel 2). Hieronder bevindt zich ook een fragment van mens (paragraaf 5.4.3). De overige resten zijn van vogel en van vis. Eén botrest is bewerkt tot gebruiksvoorwerp (paragraaf 5.4.4). De schelpen uit deze fase worden in een aparte paragraaf besproken (paragraaf 5.1.7). Klasse Soort n %a %b MAI Zoogdier Homo sapiens Mens Bos taurus ,5 55,5 54 Rund Equus caballus 323 6,7 12,7 9 Paard Ovis aries/capra hircus ,5 27,2 31 Schaap/geit Sus domesticus 55 1,1 2,2 4 Varken Canis familiaris 55 1,1 2,2 4 Hond Cervus elaphus 2 <0,1 0,1 1 Edelhert Capreolus capreolus 6 0,1 0,2 1 Ree Arvicola terrestris 1 <0,1 <0,1 1 Woelrat subtotaal gespecificeerd ,2 100,0 105 Large mammal ,6 50,3 groot zoogdier Medium mammal ,5 41,6 middelgroot zoogdier Small mammal 7 0,1 0,3 klein zoogdier Microfauna 2 <0,1 0,1 microfauna mammal 171 3,6 7,6 zoogdier subtotaal niet gespecificeerd ,8 100,0 totaal zoogdier ,0 Vogel Gallus gallus 1 Kip Anas plathyrhynchos 4 Wilde eend Anser anser cf. domesticus 1 Grauwe of Tamme gans Anser fabalis 1 Rietgans Anser albifrons 1 Kolgans Anser brachyrhynchus 1 Kleine rietgans Anser sp. 9 Gans Gallinago gallinago 1 Watersnip Corvus corax 1 Raaf Aves 2 Vogel totaal vogel 22 Vis Clupea harengus* 1 Haring Cyprinide* 1 Karperachtige Esox lucius 2 Snoek Gadidae 1 Kabeljauwachtige Leuciscus idus 1 Winde totaal vis 6 Totaal 4824 n aantal resten % a procentuele verdeling gebaseerd op het totale aantal zoogdierresten % b procentuele verdeling gebaseerd op het totale aantal gespecificeerde c.q. niet gespecificeerde zoogdierresten MAI Minimum Aantal Individuen * partieel skelet Tabel 2: Vlaardingen Hoogstad fase 1: soortenspectrum Het zoogdierenspectrum Iets meer dan de helft van de zoogdierresten kan op soort worden gebracht (tabel 2, % a ). Deze resten zijn vooral van gedomesticeerde soorten. Slechts een klein aantal, naar verhouding nog minder dan 1%, is afkomstig van wilde soorten. Het merendeel van de niet gespecificeerde resten kan naar diergrootte worden ingedeeld. Ongeveer de helft is van grote zoogdieren terwijl de overige resten vooral zijn toegeschreven aan middelgrote zoogdieren (tabel 2, % b ). Enkele resten van kleine zoogdieren en microfauna zijn aanwezig. Een klein deel van de resten kan noch op soort worden gebracht noch naar diergrootte worden ingedeeld. 8

17 Het botmateriaal Figuur 3: Vlaardingen Hoogstad 6.36 Fase 1 Verhouding tussen de soorten 70% 60% 56% op soort gedetermineerde resten (n=2549) 50% 51% incl. naar diergrootte ingedeelde resten (n=4614) percentage 40% 30% 27% 32% 20% 10% 0% 13% 12% 2% 3% 2% 3% 0,1%0,1% 0,2% 0,3% Rund Paard Edelhert Schaap/geit Varken Hond Ree diersoort Van de op soort gebrachte resten is ruim de helft (tabel 2, % b ) afkomstig van rund en ruim een kwart van schaap/geit. Paard is in dit complex vertegenwoordigd met een aandeel van 13%. Het aantal resten van varken en hond ontloopt elkaar niet veel en omvatten elk 2% van de resten. De overige resten, slechts negen in totaal, zijn van wilde zoogdieren. Ze zijn afkomstig van edelhert, ree en woelrat. Deze laatste soort is een klein knaagdier en wordt tot de lokale fauna gerekend en is waarschijnlijk zonder tussenkomst van de mens tussen het andere botmateriaal terechtgekomen. De verhouding bij de naar diergrootte ingedeelde resten volgt in het ideale geval de verhouding binnen de gespecifi ceerde resten (ingedeeld naar diergrootte). In dit complex ligt het aandeel middelgrote zoogdieren bij de naar diergrootte ingedeelde resten echter hoger dan bij de op soort gespecifi ceerde resten (42% tegenover 32%). Dit kan worden verklaard doordat resten van middelgrote zoogdieren fragieler zijn dan resten van grote zoogdieren waardoor ze eerder in kleine fragmenten uiteenvallen die niet op soort te brengen zijn. Indien de naar diergrootte ingedeelde resten van middelgrote en grote zoogdieren naar verhouding worden verdeeld over de op soort gebrachte resten ontstaat een reëler beeld van de verhouding tussen de soorten (bijlage 1). Het aandeel van de grote zoogdieren wordt dan lager waardoor het aandeel rund en paard afneemt voornamelijk ten gunste van schaap/geit (fi guur 3). Figuur 4: Vlaardingen Hoogstad 6.36 Fase 1 Leeftijdsopbouw rund postcraniaal (n=165) percentages 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 36% 31% 29% 4% < >48 leeftijdsgroep in maanden 9

18 VLAK-verslag 3.2 Figuur 5: Vlaardingen Hoogstad 6.36 fase 1: leeftijdsopbouw rund onderkaken (n=51) percentages 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 40% 33% 17% 10% < >40 leeftijdsgroep in maanden Leeftijd, spreiding skeletelementen en schofthoogte per soort Bij het rund geven 169 postcraniale skeletelementen en 91 onderkaken een beeld van de leeftijdsopbouw van de kudde (bijlage 2). Vier postcraniale resten zijn van niet-voldragen kalveren (foeten) of van zeer jonge kalveren. Op basis van de overige 165 postcraniale leeftijdsgegevens zijn ongeveer evenveel runderen gestorven in de leeftijdsgroep jonger dan anderhalf jaar, tussen de anderhalf en drieënhalf jaar en ouder dan vier jaar (figuur 4). De leeftijdsgroep van anderhalf tot drieënhalf jaar bevat vooral resten van runderen die zijn gestorven op een leeftijd van anderhalf tot tweeënhalf jaar. De leeftijdsgroep drieënhalf tot vier jaar komt nauwelijks voor. Een deel van de onderkaken (n=51) kan in één bepaalde leeftijdsgroep worden ondergebracht. Het beeld dat deze kaken leveren, komt goed overeen met de postcraniale leeftijdsindeling (figuur 5). Het geeft eveneens aan dat ongeveer evenveel dieren zijn geslacht op een leeftijd jonger dan anderhalf jaar, tussen anderhalf en circa drieënhalf jaar en ouder dan circa drieënhalf jaar. Bij de kaken komt goed naar voren dat de leeftijdsgroep van anderhalf tot ongeveer drieënhalf jaar vooral runderen met een leeftijd van anderhalf tot tweeënhalf bevat. De laatste leeftijdsgroep van de kaken is niet meer, zoals bij de postcraniale resten, onder te verdelen. Categorie-indeling volgens Spenneman (1985) 1: 0 2: 0,1-14,1 3: 14,1-56,6 4: 56,6-127,1 5: 127,1-226,0 Figuur 6: Vlaardingen Hoogstad fase 1: verdeling van de runderresten over het skelet. 10

19 Het botmateriaal Figuur 7: Vlaardingen Hoogstad 6.36 Fase 1 Leeftijdsopbouw paard postcraniaal (n=77) percentage 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 70% 19% 11% >42 leeftijdsgroep in maanden Naast deze onderkaken zijn 40 exemplaren niet bij één bepaalde leeftijdsgroep onder te brengen maar slechts in een cluster van leeftijdsgroepen (bijlage 2). Het hierboven geschetste beeld verandert echter nauwelijks indien deze kaken erbij worden betrokken, aangezien het aantal kaken van dieren die hooguit tweeënhalf jaar oud zijn geworden nagenoeg gelijk ligt aan het aantal kaken van dieren ouder dan tweeënhalf jaar. Op basis van de kaken bedraagt het minimum aantal individuen 54. De runderresten zijn uit alle lichaamsdelen afkomstig (bijlage 3). Het relatief grote aandeel kopresten daarin is een veelvoorkomend verschijnsel in vondstcomplexen en wordt veroorzaakt door de sterke fragmentatie en de goede herkenbaarheid van deze resten (figuur 6). Behalve de eerste en tweede halswervel (resp. atlas en axis) ontbreken wervels en ribben omdat deze zijn geplaatst bij de naar diergrootte ingedeelde resten (bijlage 3). Veel van deze botelementen zullen van rund afkomstig zijn, hoewel ook het aandeel paard niet mag worden onderschat. De wervels en ribben vallen in klasse 3 of 4 als ze in de fi guur van rund worden opgenomen. De skeletelementen uit de ledematen van rund vallen eveneens merendeels in klasse 3 of 4. Categorie-indeling volgens Spenneman (1985) 1: 0 2: 0,1-1,9 3: 1,9-7,5 4: 7,5-16,9 5: 16,9-30,0 Figuur 8: Vlaardingen Hoogstad fase 1: verdeling van de paardenresten over het skelet. 11

20 VLAK-verslag 3.2 percentages 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Figuur 9: Vlaardingen Hoogstad 6.36 fase 1: leeftijdsopbouw schaap/geit postcraniaal (n=55) 14% 31% 17% 38% < >42 leeftijdsgroep in maanden Indien wordt gekeken naar de hoeveelheid vlees die om de botten zit, zijn vooral vleesarme botten aanwezig (bijlage 4). Het aantal vleesloze en vleesrijke delen ontloopt elkaar niet veel. Van sommige botelementen kan worden vastgesteld dat ze van hetzelfde dier afkomstig zijn (zogenaam de associaties). Dit geldt bijvoorbeeld drie keer voor een linker en rechter onderkaak. Ook komen tot tweemaal toe elementen uit de onderpoot geassocieerd voor. Eén van deze elementen is compleet zodat een schofthoogte kan worden berekend, namelijk 115 cm (bijlage 5). Dit is ook mogelijk voor twee andere complete botten. Zij geven waarden van 104 en 106 cm. Bij het paard kunnen 77 postcraniale botten worden gebruikt voor een leeftijdsbepaling (bijlage 6). In de eerste twee levensjaren is een klein deel van de dieren gestorven waaronder een enkel dier dat in het eerste levensjaar is gestorven (figuur 7). In de volgende leeftijdsgroep (tussen 2 en 3,5 jaar) is eveneens een klein deel gestorven. De meeste dieren zijn ouder geworden dan 3,5 jaar. Behalve deze resten is ook nog een botje van een foetaal of zeer jong veulentje aanwezig. Negen onderkaken geven eveneens leeftijdsinformatie. 19 Eén onderkaak is van een dier ouder dan tweeënhalf jaar, één van een dier van circa drieënhalf jaar, vier ouder dan drieënhalf jaar en drie ouder dan vierenhalf jaar. Hoe veel ouder deze paarden zijn geworden is niet vast te stellen. De resten van paard zijn afkomstig uit alle lichaamsdelen (figuur 8). De elementen uit de achterpoot zijn beter vertegenwoordigd dan de elementen uit de voorpoot. Deze oververtegenwoordiging wordt vooral veroorzaakt door een sterke fragmentatie van dijbeen en scheenbeen. De middenvoetsbeenderen zijn ook in ruime mate aanwezig maar dit betreft nagenoeg complete botten. Van dit element zijn eenvoudigweg relatief veel exemplaren aanwezig. Verdeeld naar de hoeveelheid vlees dat om de botten zit (bijlage 4) zijn bij paard de vleesloze elementen, vooral bestaande uit teenkoten en middenhands- en -voetsbeenderen, in ruime mate aanwezig. Onder deze elementen worden ook de rudimentaire middenhands- en -voetsbeenderen gerekend. Het minimum aantal individuen is gebaseerd op rechter middenvoetsbeenderen en bedraagt tien. Sommige botelementen zijn geassocieerd. Enkele aan elkaar gegroeide voetwortelbeentjes (spat, paragraaf 5.1.5) horen bij een middenvoetsbeen en tweemaal zijn behalve de complete middenhands- en -voetsbeenderen ook de bijbehorende rudimentaire beentjes aangetroffen. De schofthoogtes van de paarden kunnen worden bepaald met behulp van veertien complete pijpbeenderen (bijlage 5). Ze variëren tussen 125 en 140 cm. De gemiddelde schofthoogte is 134 cm. Voor een leeftijdsbepaling van schaap/geit zijn 55 postcraniale botten en 51 onderkaken beschikbaar. Op basis van de postcraniale elementen is een klein deel van de dieren gestorven tussen de 0-16 maanden (fi guur 9, bijlage 7). Bijna eenderde deel is gestorven tussen de 16 en 36 maanden. De meerderheid (55%) is ouder geworden dan drie jaar. Hiervan is het grootste deel ouder geworden dan 3,5 jaar. 12

21 Het botmateriaal Hoewel niet alle kaken in één bepaalde leeftijdsgroep zijn in te delen, komt de aanwezigheid van veel volwassen en oude dieren ook hier naar voren (bijlage 7). De 38 onderkaakshelften die wel bij één groep zijn in te delen geven een MAI van 29. Een deel van de onderkaakshelften die niet bij één leeftijdsgroep zijn in te delen, kan tot deze groep behoren. Wanneer echter wordt gekeken naar de rechter M1 treedt deze overlap niet op en bedraagt het MAI 31. Resten uit alle lichaamsdelen zijn aanwezig. De verdeling van de botresten over het skelet laat zien dat kopresten, met name de onderkaken, in ruime mate aanwezig zijn (figuur 10). Daarnaast zijn de bovenpoten beter vertegenwoordigd dan de onderpoten. In beide gevallen ligt een sterke fragmentatie daaraan ten grondslag. Al deze elementen: onderkaak, opperarmbeen, radius, dijbeen en scheenbeen, zijn ook bij sterke fragmentatie nog goed herkenbaar waardoor veel resten aan deze lichaamsdelen kunnen worden toegewezen. In tegenstelling tot wat de figuur laat zien, zijn de resten van gehoornde dieren afkomstig (bijlage 3). Ingedeeld naar hoeveelheid vlees zijn vooral vleesarme botten aanwezig (bijlage 4). Het aantal vleesrijke elementen bedraagt tweemaal het aantal vleesloze botten. Twee schofthoogtes kunnen worden bepaald: 62 en 65 cm (bijlage 5). Vijf onderkaken van varken kunnen worden gebruikt voor een leeftijdsbepaling. Twee kaken zijn van hetzelfde individu zodat het minimum aantal individuen uiteindelijk kan worden vastgesteld op vier. Eén van deze dieren is onvolgroeid, één is juveniel, één is halfvolwassen en één is volwassen. Voor een leeftijdsbepaling met postcraniale resten zijn dertien botfragmenten beschikbaar (bijlage 6). Bijna de helft van deze resten is van varkens die zijn gestorven in hun eerste levensjaar. Geen van de dieren is ouder geworden dan drieënhalf jaar. De botfragmenten komen uit alle lichaamsdelen maar het aantal fragmenten is te gering voor een inzicht in de spreiding over het lichaam (bijlage 3). Het is voor varken niet mogelijk een schofthoogte te berekenen bij gebrek aan complete pijpbeenderen. De resten van hond zijn afkomstig uit bijna alle lichaamsdelen (bijlage 3). Alleen elementen uit de voet ontbreken maar deze teenkootjes en sesambeentjes zijn klein en kunnen tijdens het handmatig verzamelen over het hoofd zijn gezien. Met behulp van dijbenen kan worden bepaald dat de resten afkomstig zijn van tenminste vier honden. Ze zijn allemaal tenminste anderhalf jaar oud zijn geworden. Een linker en een rechter compleet dijbeen zijn van hetzelfde dier afkomstig. Deze botten kunnen samen met acht andere complete botten worden gebruikt om schofthoogtes te berekenen. Ze variëren tussen 33 en 62 cm (bijlage 5). Categorie-indeling volgens Spenneman (1985) 1: 0 2: 0,1-7,5 3: 7,5-30,0 4: 30,0-67,5 5: 67,5-120,0 Figuur 10: Vlaardingen Hoogstad fase 1: verdeling van de resten van schaap/geit over het skelet. 13

22 VLAK-verslag 3.2 Bewerking Vraat Brand totaal per soort n % van totaal n % van totaal n % van totaal n Rund , ,4 21 1, Paard 68 21, ,4 3 0,9 323 Schaap/geit 84 12, ,2 22 3,2 694 Varken 4 7,3 4 7, Hond 2 3,6 3 5, Ree 2 33, groot zoogdier 104 9,2 59 5, , middelgroot zoogdier 51 5,5 51 5,5 93 9,9 935 klein zoogdier 1 14, ,9 7 zoogdier , ,5 171 totaal zoogdier , , , Tabel 3: Vlaardingen Hoogstad fase 1: kenmerken aan het botmateriaal. Van de wilde soorten is het edelhert vertegenwoordigd door een klein fragment van gewei en één complete geweistang. De zes reeresten betreffen fragmenten van onderkaak, middenhandsbeen, scheenbeen en middenvoetsbeen. In de onderkaak zijn de gebitselementen van het blijvende gebit doorgebroken wat wijst op een leeftijd ouder dan één jaar. 20 De resten kunnen allemaal aan hetzelfde individu hebben toebehoord, hoewel ze niet allemaal uit hetzelfde spoor afkomstig zijn Bewerkingssporen en sporen van vraat en verbranding. Op bijna 14% van alle zoogdierresten zijn snij- en haksporen zichtbaar (tabel 3). De meeste bewerkingssporen bevinden zich op resten van rund. Haksporen op runderresten zijn vooral aangetroffen op pijpbeenderen maar ook veel onderkaakfragmenten vertonen deze sporen. Daarnaast zijn enkele specifieke sporen aanwezig. Het hakspoor op een eerste halswervel (atlas) wijst op het afhakken van de kop. Dit soort sporen op hoornpitten kunnen zijn ontstaan tijdens het afhakken van de hoorns. De meeste snijsporen bij rund zijn zichtbaar op resten uit de kop, met name op resten van de onderkaak. Bij paard vertoont in verhouding tot rund een bijna even groot deel van de resten sporen van bewerking. De sporen bevinden zich eveneens vooral op pijpbeenderen, maar ook op andere lichaamsdelen zijn bewerkingssporen aanwezig. Resten van middelgrote zoogdieren vertonen minder bewerkingssporen dan resten van grote zoogdieren. Het karkas van een middelgroot zoogdier hoeft minder behakt te worden om dezelfde porties op te leveren. Bij schaap/geit zijn de meeste bewerkingssporen zichtbaar op de pijpbeenderen. Ook zijn er aanwijzingen voor het afhakken van de kop en de hoorns aanwezig. Op slechts vier varkensresten zijn bewerkingssporen zichtbaar: twee pijpbeenderen vertonen haksporen en een onderkaak en een pijpbeen vertonen snijsporen. Figuur 11: Vlaardingen Hoogstad 6.36 fase 1: fragmentatiegraad (N=4337) 80% 70% 68% 60% percentage 50% 40% 30% 20% 10% 14% 7% 4% 6% 0% 1-20% 20-40% 40-60% 60-80% % aanwezigheidspercentage van een skeletelement 14

23 Het botmateriaal Tot slot zijn ook bewerkingssporen aanwezig op resten van ree, hond en klein zoogdier. Twee pijpbeenfragmenten van ree vertonen haksporen. Op een spaakbeen van hond is een snijspoor zichtbaar en op een opperarmbeen mogelijk een hakspoor. Een ribfragment van klein zoogdier vertoont een snijspoor. Een klein deel van de zoogdierresten vertoont sporen van vraat (tabel 3). In verhouding vertonen de resten van schaap/geit de meeste sporen. Op de resten van rund, paard en varken zijn ook vraatsporen zichtbaar, evenals op enkele hondenresten. Bij enkele resten is duidelijk dat de sporen zijn veroorzaakt door honden. Botresten met sporen van verbranding zijn niet in grote hoeveelheden aangetroffen. Verbrande botten zijn van rund, schaap/geit en paard. Ook op enkele botresten van klein zoogdier zijn brandsporen zichtbaar Fragmentatie De zoogdierresten zijn sterk gefragmenteerd (figuur 11). 21 Het merendeel van de resten is voor hooguit 20% aanwezig. Nagenoeg al deze resten zijn zelfs voor 10% of minder aanwezig. De bijna complete elementen (80-100%) bestaan vooral uit kleine compacte botten als teenkoten, hand- en voetwortelbeentjes, maar ook uit complete middenhands- en voetsbeenderen. Veel van deze nagenoeg complete botelementen zijn van paard. Over het algemeen genomen zijn de paardenresten iets minder gefragmenteerd dan de resten van het in grootte vergelijkbare rund (bijlage 8). Dit verschil wordt vooral veroorzaakt doordat van rund meer fragiele en derhalve makkelijk fragmenterende schedelresten en minder, meestal compleet teruggevonden, voetelementen zijn gevonden Pathologie Een aantal botresten vertoont pathologische aandoeningen. 22 Bij rund bestaan de meeste aandoeningen uit periodontitis. Dit is een ontsteking aan het tandvlees waarbij het onderliggende kaakbeen kan worden aangetast. Bij enkele kaakfragmenten is te zien dat door de ontsteking de wortelholtes in de kaak wijder zijn geworden waardoor gebitselementen zijn uitgevallen. Een ander gebitsaandoening is oligodontie; een erfelijke aandoening waarbij gebitselementen in het blijvende gebit ontbreken. Een snijtand van rund vertoont inkepingen op de overgang van kroon naar wortel. Deze inkepingen zijn niet door de mens aangebracht maar zijn waarschijnlijk ontstaan door het eten van bepaalde stugge plantenvezels. 23 Een aantal runderschedels vertoont kleine gaatjes in het achterhoofdsbeen. Dit is een aangeboren verschijnsel waarvan de precieze oorzaak onbekend is. Het is onwaarschijnlijk dat deze perforaties zijn ontstaan door plantenwortels. 24 Ook de suggestie dat insektenlarven voor de gaatjes verantwoordelijk zijn, ligt door de verschillende afmetingen van de gaten niet erg voor de hand. 25 De meeste pathologische verschijnselen bij paard bevinden zich op botelementen uit de onderpoot. Bij vier elementen beperkt de aandoening zich tot botaangroeisels aan het gewrichtsvlak. Bij twee elementen is echter een verklontering van het enkelgewricht opgetreden. Deze aandoening wordt spat genoemd en kan zijn ontstaan door overbelasting als gevolg van zware arbeid maar het kan ook een erfelijk verschijnsel zijn. Een schedel van een hond vertoont sporen van een geheelde breuk. Bij de resten van schaap/geit is alleen een onderkaak met oligodontie aangetroffen Overige dierklassen Het vondstcomplex bevat enkele resten van vogel en vis. Dertien vogelresten zijn van ganzen (tabel 2). Vier resten kunnen op basis van hun grootte aan een soort worden toegewezen, namelijk grauwe of tamme gans, rietgans, kolgans en kleine rietgans. Voor de andere resten is dat niet mogelijk. Vier resten zijn afkomstig van wilde eend. De andere onderscheiden soorten kip, watersnip en raaf zijn telkens door één fragment vertegenwoordigd. Twee resten kunnen niet aan een soort worden toegewezen. 15

24 VLAK-verslag 3.2 De botelementen van ganzen zijn afkomstig uit de romp, de vleugel en de poot waarbij de meeste elementen van de vleesrijke delen afkomstig zijn. De resten van eend komen eveneens uit de romp, de vleugel en de poot maar zijn van vleesarme delen. Kip wordt vertegenwoordigd door een botfragment uit de (onder)poot, watersnip door een fragment uit de vleugel en raaf door een bovenpootfragment. Eén van de niet te specifi ceren ganzenresten vertoont snijsporen en sporen van vraat. Op drie andere ganzenresten zijn vraatsporen aangetroffen. Op het kippenbot zijn snijsporen zichtbaar die duiden op het afsnijden van het spoor. Van dit bot is hierdoor direct het geslacht bepaald, namelijk een haan. Onder de visresten bevinden zich een compleet en een partiëel skelet. Het complete skeletje is van een haring en het partiële van een karperachtige (paragraaf 5.4.2). Daarnaast zijn nog botresten van snoek, winde (eveneens een karperachtige) en een kabeljauwachtige aanwezig. De haring en de kabeljauwachtige zijn uit zee afkomstig. De snoek en de winde zijn zoetwatersoorten. Op de visresten zijn geen sporen van bewerking, vraat of brand zichtbaar Schelpen Zowel landslakken, zoetwaterslakken en zoetwatermossels als zeeslakken en zeemossels worden regelmatig als voedselrest in (pre-)historische nederzettingen aangetroffen. Vooral in het Nederlandse kustgebied worden regelmatig schelpen gevonden. In de kreekafzettingen zijn, naast de vele schelpjes die ter plekke geleefd hebben (paragraaf 7.1, bijlage 16 en 17) ook schelpen aanwezig van een klein aantal soorten die vrijwel zeker gegeten zijn (tabel 4). Soort n Ostrea edulis 50 kleppen Oester Mytilus edulis 9 kleppen Mossel Cerastoderma edule 3 kleppen Kokkel Buccinum undatum 4 Wulk Littorina littorea 4 Alikruik Tabel 4: Vlaardingen Hoogstad 6.036: soortenspectrum schelpen. De meeste oesterschelpen zijn uit de afgedamde zijkreek en wel uit een mestig/humeuze opvulling afkomstig. 26 Een andere vondstplek was in de mestige en kleiige opvullingslagen van de sloot die het vervolg is van deze kreek. 27 Twee oesters werden uit de hoofdkreek verzameld. De kokkels komen alle uit de sloot. 28 De mossels komen eveneens van deze plek en uit de hoofdkreek. 29 De wulken lagen in de hoofdkreek en in de sloot. 30 Schelpen die gebruikt zijn als werktuig of sieraad zijn niet aangetroffen Spoorgroepen Vanwege hun specifieke context is een aantal sporen apart bekeken (bijlage 9). Afval, waaronder aardewerk en botten, uit spoorgroep 40 is gebruikt als versteviging van de kreekbodem. Deze groep omvat bijna de helft van de resten uit fase 1. De samenstelling van groep 40 verschilt nauwelijks van de andere spoorgroepen. Ook de fragmentatiegraad vertoont grote overeenkomsten waardoor een tendens naar grote stukken bot, als versteviging, evenmin zichtbaar is. Eerder bepaalt juist deze spoorgroep vooral het beeld dat is ontstaan uit de dierlijke resten van fase 1. Meer dan een kwart van het botmateriaal van fase 1 komt uit een in de oeverwal ingegraven greppel (greppel 3). De samenstelling van de zoogdierresten wijkt niet af van de rest van fase 1. Uit deze greppel is echter wel tweederde deel van de vogelresten en de helft van de visresten afkomstig. Nagenoeg alle botfragmenten van ganzen komen uit deze groep evenals bijna alle visresten die niet bij de complete visskeletjes horen. Hierbij moet worden opgemerkt dat het totale aantal vogel- en visresten gering is. 16

25 Het botmateriaal Klasse Soort n %a %b MAI Zoogdier Bos taurus ,1 52,5 8 Rund Equus caballus 17 1,9 4,0 1 Paard Ovis aries/capra hircus ,3 39,9 6 Schaap/geit Sus domesticus 4 0,4 1,0 1 Varken Canis familiaris 8 0,9 1,9 2 Hond Cervus elaphus 1 0,1 0,2 1 Edelhert Capreolus capreolus 2 0,2 0,5 1 Ree subtotaal gespecificeerd ,9 100,0 20 Large mammal ,3 39,3 groot zoogdier Medium mammal ,4 50,6 middelgroot zoogdier mammal 50 5,5 10,1 zoogdier subtotaal niet gespecificeerd ,1 100,0 totaal zoogdier ,0 Vogel Gallus gallus 3 Kip Anser anser cf. domesticus 1 Grauwe of Tamme gans Anas crecca 1 Wintertaling Pinguinus impennis 1 Reuzenalk Aves 1 Vogel totaal vogel 7 Totaal 924 % a procentuele verdeling gebaseerd op het totale aantal zoogdierresten % b procentuele verdeling gebaseerd op het totale aantal gespecificeerde c.q. niet gespecificeerde zoogdierresten Tabel 5: Vlaardingen Hoogstad fase 1/2: soortenspectrum. In spoorgroep 30 en 32 bevinden zich bijna 17% van de dierlijke resten uit fase 1. In deze sporen is relatief veel kustaardewerk aanwezig dat als verpakkingsmateriaal van zout heeft gediend. Dit zout kan zijn gebruikt voor het conserveren van vlees maar dit wordt niet bevestigd door de botresten. De samenstelling van het botmateriaal wijkt namelijk niet noemenswaardig af van de rest van fase 1. Ook een verdeling van de zoogdierresten in vleesrijk, vleesarm en vleesloos komt bij spoorgroep 30 en 32 en bij de rest van fase 1 overeen: zowel bij de spoorgroepen als bij de rest van fase 1 komt meer dan de helft van resten uit vleesarme delen terwijl het aandeel vleesrijke en vleesloze delen beide ongeveer een kwart bedraagt. De bijzondere plek die deze spoorgroepen innemen binnen de categorie aardewerk is derhalve niet terug te vinden in het botmateriaal. Aanwijzingen voor het gebruik van het zout om vlees te conserveren zijn niet aanwezig. 5.2 Fase 1/2 (Romeinse Tijd, n. Chr) De datering van een deel van het vondstmateriaal valt samen met fase 1 maar ook met fase 2. De 924 dierlijke resten uit deze overgangsfase worden behandeld alsof ze uit een aparte fase (fase 1/2) afkomstig zijn. Hierdoor kan mogelijk worden vastgesteld of de samenstelling van het botmateriaal enige vorm van overgang van fase 1 naar fase 2 laat zien. De meeste resten zijn van zoogdieren (tabel 5). Daarnaast zijn er nog zeven resten van vogel. Van andere dierklassen zijn geen resten aangetroffen Het zoogdierspectrum Van de zoogdierresten kan iets minder dan de helft op soort worden gebracht (tabel 5, % a ). Deze resten zijn bijna allemaal van gedomesticeerde soorten. Het niet te specificeren deel bestaat voor de helft uit resten van middelgrote zoogdieren (tabel 5, % b ). De andere helft bevat merendeels resten van grote zoogdieren. De resten die niet naar diergrootte kunnen worden ingedeeld, bestaan uit botsplinters. De helft van de op soort gedetermineerde resten is van rund (tabel 5, % b ). Het aandeel schaap/geit bedraagt bijna 40%, terwijl het aandeel paard, hond en varken niet boven de 5% uitkomt. De drie overige resten zijn van wilde soorten: ree en edelhert. Opnieuw weerspiegelen de naar diergrootte ingedeelde resten niet geheel de verhouding tussen grote en middelgrote zoogdieren zoals die bij de gespecificeerde resten naar voren komt (bijlage 1). Het aandeel middelgrote zoogdieren ligt bij de naar diergrootte ingedeelde resten namelijk hoger. Indien de naar diergrootte 17

26 VLAK-verslag 3.2 Fig. 12 Vlaardingen Hoogstad 6.36 Fase 1/2 Verhouding tussen de soorten 70% 60% 50% 53% 46% 46% op soort gedetermineerde resten (n=421) incl. naar diergrootte ingedeelde resten (n=867) percentage 40% 30% 40% 20% 10% 0% 4% 4% 0% 1% 2% 0% 1% 2% 1% 1% Rund Paard Edelhert Schaap/geit Varken Hond Ree diersoort ingedeelde resten naar verhouding worden verdeeld over de soorten heeft dit vooral gevolgen voor het aandeel rund en schaap/geit (figuur 12). Het aandeel van deze beide soorten komt vrijwel gelijk te liggen Leeftijd en spreiding skeletelementen per soort Bij het rund komen 29 postcraniale skeletelementen en 10 onderkaken in aanmerking voor een leeftijdsbepaling (bijlage 10). Op basis van de postcraniale resten kan in grote lijnen een leeftijdsopbouw van de kudde worden gemaakt (fi guur 13). Bij de interpretatie moet echter rekening worden gehouden met het geringe aantal resten waarop deze is gebaseerd. Bijna éénderde deel van de runderen is gestorven in de leeftijdsgroep jonger dan anderhalf jaar terwijl een ongeveer even groot deel ouder is geworden dan vier jaar. In de tussenliggende leeftijdsgroep van anderhalf tot drieënhalf jaar is ongeveer 20% van de dieren gestorven, evenals in de groep van drieënhalf tot vier jaar. Twee postcraniale resten zijn van nietvoldragen of zeer jonge kalveren. Deze resten zijn in de leeftijdsopbouw niet opgenomen. Zeven onderkaken van tenminste vijf runderen kunnen bij een leeftijdsgroep worden ingedeeld. Eén kaak is van een juveniel dier, twee zijn onvolgroeide en twee zijn halfvolwassen runderen. Drie andere onderkaken kunnen niet in één bepaalde leeftijdsgroep worden ingedeeld. Wel kan worden bepaald dat ze niet van volwassen of oude dieren zijn. Indien wordt aangenomen dat deze drie onderkaken van andere runderen zijn dan de hierboven genoemde dieren, bedraagt het MAI acht. Onderkaken van oudere runderen lijken te ontbreken terwijl hun postcraniale botten wel aanwezig zijn. Mogelijk zijn deze kaken bij fase 1 of 2 terug te vinden. Fig. 13 Vlaardingen Hoogstad 6.36 Fase 1/2 Leeftijdsopbouw rund postcraniaal (n=29) 35% 30% 31% 29% percentages 25% 20% 15% 10% 5% 19% 21% 0% < >48 leeftijdsgroep in maanden 18

VLAK-verslag Nr.2.2 Hoogstad 5.19

VLAK-verslag Nr.2.2 Hoogstad 5.19 VLAK-verslag Nr.2.2 Hoogstad 5.19 Het botmateriaal van een inheems-romeinse nederzetting uit 120-175 na Chr. J. van Dijk, H. Robbers en T. de Ridder (red.) juli 2000 VLAK-verslag Nr.2.2 Hoogstad 5.19

Nadere informatie

VLAK-VERSLAG 4.2 HET BOTMATERIAAL D ENGELSCHE BOOMGAERT 6.123 D.B.S PAALMAN, E. ESSER, H. ROBBERS EN T. DE RIDDER (RED.)

VLAK-VERSLAG 4.2 HET BOTMATERIAAL D ENGELSCHE BOOMGAERT 6.123 D.B.S PAALMAN, E. ESSER, H. ROBBERS EN T. DE RIDDER (RED.) VLAK-VERSLAG 4.2 D ENGELSCHE BOOMGAERT 6.123 HET BOTMATERIAAL D.B.S PAALMAN, E. ESSER, H. ROBBERS EN T. DE RIDDER (RED.) DIENST WELZIJN, VLAK VLAARDINGEN, APRIL 2002 VLAK-verslag 4.2 d Engelsche Boomgaert

Nadere informatie

Meer dan Botten van Dieren

Meer dan Botten van Dieren Meer dan Botten van Dieren o 1 Hoi! Ik ben Veerle Linseele, archeozoöloge. "Op de opgravingen te Tell Tweini in Syrië, onderzoek ik de resten van dieren die tussen het andere archeologische materiaal gevonden

Nadere informatie

platte botten Langwerpige en smalle botten met aan één kant een gewricht, of botten met brede, platte kanten en een gewrichtskom.

platte botten Langwerpige en smalle botten met aan één kant een gewricht, of botten met brede, platte kanten en een gewrichtskom. Welk bot is dit? Welk bot is dit? let op de vorm lange botten Botten die bestaan uit een lange staaf met aan beide uiteinden een gewricht. platte botten Langwerpige en smalle botten met aan één kant een

Nadere informatie

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Publiekssamenvatting Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Catastrofale overstromingen kwamen vaak voor in de geschiedenis van Pannerden, wat met de ligging in de driehoek tussen de rivieren

Nadere informatie

Tussen Rijn en Lek Dl cm. 1. Tekening midden-voetsbeen van eenrund Imetatarsusl.

Tussen Rijn en Lek Dl cm. 1. Tekening midden-voetsbeen van eenrund Imetatarsusl. Tussen Rijn en Lek 1981 1. - Dl.15 1-11 - DIERENRESTEN VAN EEN INHEEMS-ROMEINSE NEDERZET-TING TE HOUTEN door P.J.A. van Mensch en A.P. van der Houwen Tijdens graafwerkzaamheden ter verlegging van het Amsterdam-Rijnkanaalwerd

Nadere informatie

Breda Kasteel van Breda

Breda Kasteel van Breda Erfgoedrapport Breda 119 Breda Kasteel van Breda Archeozoölogisch en Archeo-ichthyologisch onderzoek Samira Nagels (EcoZoo Archeozoölogisch onderzoek) Franka Kerklaan (Archaeo-Fish) Bas van Kaam (van Kaam

Nadere informatie

Erfgoedrapport Breda 137. Breda Huis Merwede. Archeozoölogisch en Archeo-ichthyologisch onderzoek. S. Nagels (Eco-Zoo) F. Kerklaan (Archaeo-Fish)

Erfgoedrapport Breda 137. Breda Huis Merwede. Archeozoölogisch en Archeo-ichthyologisch onderzoek. S. Nagels (Eco-Zoo) F. Kerklaan (Archaeo-Fish) Erfgoedrapport Breda 137 Breda Huis Merwede Archeozoölogisch en Archeo-ichthyologisch onderzoek Gemeente Breda S. Nagels (Eco-Zoo) F. Kerklaan (Archaeo-Fish) Breda Huis Merwede - Archeozoölogisch en Archeo-ichthyologisch

Nadere informatie

Samenvatting. Deze tekst is in een iets andere vorm in een populairwetenschappelijk. Lauwerier 1988, 90, 92; Zeiler 2001. verschenen. Zie Groot 2007.

Samenvatting. Deze tekst is in een iets andere vorm in een populairwetenschappelijk. Lauwerier 1988, 90, 92; Zeiler 2001. verschenen. Zie Groot 2007. Samenvatting d i e r e n i n r i t u e e l e n e c o n o m i e i n e e n r o m e i n s e f r o n t i e r g e m e e n s c h a p o p g r av i n g e n i n t i e l - p a s s e wa a i j 1 i n l e i d i n g

Nadere informatie

Werkblad schedels groep 1

Werkblad schedels groep 1 Werkblad schedels groep 1 De lengte van het dier is ongeveer 5 keer de lengte van de schedel Hoe lang is de schedel? Meet langs de zijkant Hoe breed is de oogkas? Schedel nr 1 Schedel nr 2 Schedel nr 3

Nadere informatie

RESTEN VAN RIJKE MAALTIJDEN

RESTEN VAN RIJKE MAALTIJDEN RESTEN VAN RIJKE MAALTIJDEN Archeozoölogisch onderzoek van botmateriaal uit de Krijtstraat te Gorinchem (14 e 17 e eeuw) ArchaeoBone rapport nr. 35 J.T. Zeiler & D.C. Brinkhuizen ArchaeoBone Leeuwarden

Nadere informatie

Onder. de Roerkade. Een Zoöarcheologisch onderzoek naar middeleeuws Roermond. J.H.J.M. Aal. [Geef tekst op]

Onder. de Roerkade. Een Zoöarcheologisch onderzoek naar middeleeuws Roermond. J.H.J.M. Aal. [Geef tekst op] Onder de Roerkade - Een Zoöarcheologisch onderzoek naar middeleeuws Roermond J.H.J.M. Aal [Geef tekst op] Foto op omslag, genomen door dhr. A.E. Gazenbeek op 4 mei 2011. Onder de Roerkade: Een Zoöarcheologisch

Nadere informatie

MAAIKE GROOT ARCHEOLOGISCH CENTRUM VRIJE UNIVERSITEIT-HENDRIK BRUNSTING STICHTING

MAAIKE GROOT ARCHEOLOGISCH CENTRUM VRIJE UNIVERSITEIT-HENDRIK BRUNSTING STICHTING A MAAIKE GROOT ARCHEOLOGISCH CENTRUM VRIJE UNIVERSITEIT-HENDRIK BRUNSTING STICHTING Rituelen op het Romeinse platteland Tussen 1992 en 2005 vond in de nieuwbouwwijk Tiel-Passewaaij grootschalig archeologisch

Nadere informatie

Wolharige neushoorn op zijn teentjes getrapt

Wolharige neushoorn op zijn teentjes getrapt Wolharige neushoorn op zijn teentjes getrapt J.F. van de Steeg Inleiding Om een aantal vondsten van de wolharige neushoorn (Coelodonta antiquitatis) uit mijn collectie te determineren, bezochten wij het

Nadere informatie

Archeologisch Diensten Centrum

Archeologisch Diensten Centrum \. ^ CSJ ^'%'A;)^? M I C CU Archeologisch Diensten Centrum co o Q. Q. CO ADC rapport 36.pdf 89 ADC Rapport 36 - Houten-Zuid 'Het Archeologisch onderzoek op terrein 21' Bijlage lil. Archeozoölogie (L.S.

Nadere informatie

resten van Bos primigenius (= Oeros) en Bison priscus priscus). Deze wetenschap berust voornamelijk op (fig. 1). (=Steppewisent) Inleiding

resten van Bos primigenius (= Oeros) en Bison priscus priscus). Deze wetenschap berust voornamelijk op (fig. 1). (=Steppewisent) Inleiding Enige aantekeningen bij de determinatie van fossiele resten van Bos primigenius (= Oeros) en Bison priscus (=Steppewisent) Door Henk Hiddingh Inleiding In bovenpleistocene rivierafzettingen worden op diverse

Nadere informatie

Geraamte vmbo-b12. banner. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/62359

Geraamte vmbo-b12. banner. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/62359 banner Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres VO-content 03 juli 2017 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/62359 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet.

Nadere informatie

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein 2012 Archol bv Ivo van Wijk Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat

Nadere informatie

Geraamte vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Geraamte vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Auteur VO-content Laatst gewijzigd 13 July 2016 Licentie CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie Webadres http://maken.wikiwijs.nl/63335 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein.

Nadere informatie

Beestige bundel van: 1

Beestige bundel van: 1 Beestige bundel van: 1 2 Ordening van organismen organisme = een levend wezen, iets wat leeft. Er zijn meer dan anderhalf miljoen soorten organismen. Om een overzicht te krijgen worden deze organismen

Nadere informatie

MIND & MOVEMENT COACH. Bewegen

MIND & MOVEMENT COACH. Bewegen Bewegen Om te kunnen bewegen hebben we spieren nodig, maar ook een skelet dat ons lichaam vorm geeft en de beweging mogelijk maakt. Onze gewrichten zorgen er voor dat dit mogelijk is binnen ons lichaam.

Nadere informatie

NEOLITHISCHE BEENDERMONSTERS VAN OUDENAARDE-DONK

NEOLITHISCHE BEENDERMONSTERS VAN OUDENAARDE-DONK NOTAE PRAEHSTORCAE 6-1986: 123-127 NEOLTHSCHE BEENDERMONSTERS VAN OUDENAARDE-DONK P. VAN DER PLAETSEN Een eerste verslag. Een optimale bewaringstoestand zorgde ervoor dat het site Neo 1 (fig. 1, Neo 1)

Nadere informatie

Botten in het zand: de dierlijke botresten

Botten in het zand: de dierlijke botresten Botten in het zand: de dierlijke botresten 339 Onder het duinzand Verstoven vroegmiddeleeuwse nederzettingen in het nationaal park Zuid-Kennemerland bij Bloemendaal De opgravingscampagnes Groot Olmen 2005,

Nadere informatie

3,7. Antwoorden door een scholier 706 woorden 15 april keer beoordeeld

3,7. Antwoorden door een scholier 706 woorden 15 april keer beoordeeld Antwoorden door een scholier 706 woorden 5 april 0,7 keer beoordeeld Vak Biologie Vita: In beweging schedelbeenderen spaakbeen bovenkaak 5 ellepijp onderkaak 6 opperarmbeen halswervels 7 borstbeen 5 sleutelbeen

Nadere informatie

Breda Valkenberg

Breda Valkenberg Breda Valkenberg 1994-1995 Fysisch antropologisch onderzoek L. de Jonge MA Erfgoedrapport Breda 182 ISSN: 2210-9552 COLOFON Titel: Valkenberg 1994 1995, fysisch antropologisch onderzoek Erfgoedrapport

Nadere informatie

Archeologieatelier - vondstenmateriaal onder de loep

Archeologieatelier - vondstenmateriaal onder de loep Archeologieatelier - vondstenmateriaal onder de loep fibula 102 In het depot nemen archeologen het opgegraven vondstenmateriaal onder de loep. Tijdens het bestuderen van het vondstenmateriaal maken ze

Nadere informatie

STATISTIEKEN IN VERBAND MET HET GEBRUIK VAN PROEFDIEREN IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST IN 2015

STATISTIEKEN IN VERBAND MET HET GEBRUIK VAN PROEFDIEREN IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST IN 2015 STATISTIEKEN IN VERBAND MET HET GEBRUIK VAN PROEFDIEREN IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST IN 2015 Aantal instellingen Elk jaar moeten de erkende instellingen die proefdieren gebruiken statistische

Nadere informatie

Geraamte hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Geraamte hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres VO-content 09 november 2018 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/62506 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van

Nadere informatie

De presentatie rond de trap

De presentatie rond de trap Kijktocht OER! Plus 6000 jaar geleden woonden er al mensen in dit gebied. Het is de prehistorie; de tijd van de jagers en boeren. De mensen noemen we Swifterbantmensen. Deze kijktocht helpt je ontdekken

Nadere informatie

Meer dan Botten van Dieren Begeleiding

Meer dan Botten van Dieren Begeleiding Meer dan Botten van Dieren Begeleiding Vak Onderwijsvorm Onderwerp Beginsituatie Eindtermen Vakgebonden Eindtermen Vakoverschrijdend Koppeling aan Leerplannen Lesdoel Schoolagenda Media Biologie ASO, TSO

Nadere informatie

De Katten van Oegstgeest

De Katten van Oegstgeest De Katten van Oegstgeest en Vroegmiddeleeuwse handelsscheepvaart Een archeozoölogische analyse Elfi Buhrs De katten van Oegstgeest en Vroeg-middeleeuwse handelsscheepvaart Een archeozoölogische analyse

Nadere informatie

Dierlijk botmateriaal uit opgravingen in de binnenstad van Breda, een inventarisatie

Dierlijk botmateriaal uit opgravingen in de binnenstad van Breda, een inventarisatie Inleiding Dierlijk botmateriaal uit opgravingen in de binnenstad van Breda, een inventarisatie door HANS KOOPMANSCHAP Wanneer archeologen naar een stedelijke nederzetting kijken, zijn er verschillende

Nadere informatie

Cijfers. Tatoeages. Een analyse van OBiN-gegevens

Cijfers. Tatoeages. Een analyse van OBiN-gegevens Cijfers Tatoeages Een analyse van OBiN-gegevens Tatoeages Een analyse van OBiN-gegevens Christine Stam Uitgegeven door VeiligheidNL Postbus 75169 1070 AD Amsterdam www.veiligheid.nl Aanvraag 2015.130 Cijfers

Nadere informatie

Projectnummer: C Opgesteld door: Ons kenmerk: : Kopieën aan:

Projectnummer: C Opgesteld door: Ons kenmerk: : Kopieën aan: MEMO ARCADIS NEDERLAND BV Zendmastweg 19 Postbus 63 9400 AB Assen Tel 0592 392 111 Fax 0592 353 112 www.arcadis.nl Onderwerp Werkprotocol archeologie uitvoering Groote Diep Assen, 16 mei 2013 Van drs I.E.

Nadere informatie

Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5

Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5 BIAXiaal 232 Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5 K. Hänninen L. de Vries Mei 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en

Nadere informatie

Aestimatica. Zutphen-Stadhuis 1997, vondstnummer 862. Archeologisch Adviesbureau. Een zoöarcheologische quickscan met aanvullende opmerkingen

Aestimatica. Zutphen-Stadhuis 1997, vondstnummer 862. Archeologisch Adviesbureau. Een zoöarcheologische quickscan met aanvullende opmerkingen Zutphen-Stadhuis 997, vondstnummer 862 Een zoöarcheologische quickscan met aanvullende opmerkingen auteurs Drs. E. Rompelman, Drs. N.T.D. Eeltink redactie Drs. N.T.D. Eeltink datum 28 maart 20 Aestimatica

Nadere informatie

Verslag Inventariserend Veldonderzoek Kapel-Avezaath De Brede School

Verslag Inventariserend Veldonderzoek Kapel-Avezaath De Brede School Verslag Inventariserend Veldonderzoek Kapel-Avezaath De Brede School Jan van Renswoude Zuidnederlandse Archeologische Notities 18 Amsterdam 2006 Archeologisch Centrum Vrije Universiteit-Hendrik Brunsting

Nadere informatie

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Archol S. Baas 435 Archol Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Sven Baas Colofon Archol Rapport 435 Een oppervlaktekartering in

Nadere informatie

Het Menselijke skelet vertelt

Het Menselijke skelet vertelt Het Menselijke skelet vertelt o 1 Hoi! Ik ben Evy Cuypers, archeologe! Ik ben François-Xavier, fysisch antropoloog! "Op de opgravingen te Tell Tweini in Syrië hebben we een graf ontdekt. Na het voorzichtig

Nadere informatie

b. Bekijk het laatste deel van de maquette, de kwelders. Waarom staat daar geen dorpje, denk je?

b. Bekijk het laatste deel van de maquette, de kwelders. Waarom staat daar geen dorpje, denk je? Kijktocht OER! basis 6000 jaar geleden woonden er al mensen in dit gebied. Het is de tijd van de jagers en verzamelaars. De mensen noemen we Swifterbantmensen. Hoe ze leefden en hoe hun gebied eruitzag,

Nadere informatie

En toen kwam Darwin. On the origin of species. 1. Het ontstaan van het leven. Fossielen. 2. Getuigen van deevolutietheorie

En toen kwam Darwin. On the origin of species. 1. Het ontstaan van het leven. Fossielen. 2. Getuigen van deevolutietheorie On the origin of species En toen kwam Darwin 1. Het ontstaan van het leven 2. Getuigen van deevolutietheorie Verklaring voor het ontstaan van leven komt voor in alle culturen. Creationisme Nemen de bijbel

Nadere informatie

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND In het najaar van 2011 en de lente van 2012 deed een team archeologen van Archeologisch Onderzoek Leiden (Archol bv) en Diachron UvA bv opgravingen in Aarle in de gemeente

Nadere informatie

Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België)

Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België) Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 621 27 NOVEMBER 2012 D. LENTJES & S. LANGE Colofon Titel: BIAXiaal 621 Houtskoolanalyse van

Nadere informatie

De rol en het gebruik van dieren en het landschap in het terpengebied in de vroege middeleeuwen Aan de hand van de case-study Firdgum Danique

De rol en het gebruik van dieren en het landschap in het terpengebied in de vroege middeleeuwen Aan de hand van de case-study Firdgum Danique De rol en het gebruik van dieren en het landschap in het terpengebied in de vroege middeleeuwen Aan de hand van de case-study Firdgum Danique Timmerman Danique Timmerman s1692534 Auteur: Danique Timmerman

Nadere informatie

fossielen en evolutie

fossielen en evolutie fossielen en evolutie determinatietabel fossiele kiezen van Pleistocene landzoogdieren uit Nederland handleiding tabel waarvoor is deze tabel bedoeld? Met deze tabel kan je fossiele kiezen van een aantal

Nadere informatie

Het gebit. Globaal bestaat iedere kaakhelft (uitgaand van vier kaakhelften, namelijk rechtsboven, linksboven, rechtsonder en linksonder) uit:

Het gebit. Globaal bestaat iedere kaakhelft (uitgaand van vier kaakhelften, namelijk rechtsboven, linksboven, rechtsonder en linksonder) uit: Het gebit Tanden en kiezen De voortanden van het paard worden snijtanden genoemd. Zij worden gebruikt om tijdens het grazen voedsel te pakken en af te snijden. De kiezen worden premolaren en molaren genoemd.

Nadere informatie

Tandheelkunde. Bouw en functie van het gebit

Tandheelkunde. Bouw en functie van het gebit Tandheelkunde Bouw en functie van het gebit Anatomie en fysiologie van het gebit Inleiding Iedere diersoort wordt gekenmerkt door zijn gebit. Het aantal en de vorm van de tanden en kiezen zijn namelijk

Nadere informatie

ARCHEOZOÖLOGISCH ONDERZOEK. MECHELEN GANZENDRIES (prov. ANTWERPEN) BASISRAPPORT

ARCHEOZOÖLOGISCH ONDERZOEK. MECHELEN GANZENDRIES (prov. ANTWERPEN) BASISRAPPORT ARCHEOZOÖLOGISCH ONDERZOEK MECHELEN GANZENDRIES (prov. ANTWERPEN) Auteurs: Redactie: Clara BOFFIN, Sofie THYS Bert ACKE Monument Vandekerckhove nv Afdeling Archeologie Oostrozebekestraat 54 Rapport 2013/32

Nadere informatie

Luilekkerland aan de kust

Luilekkerland aan de kust Luilekkerland aan de kust De faunaresten van de neolithische nederzetting bij Rijswijk-Ypenburg L.S. de Vries met een bijdrage van F.J. Laarman Rapportage Archeologische Monumentenzorg 106 Luilekkerland

Nadere informatie

LESDOELEN LEERINHOUD WERKVORMEN/MEDIA/ORGANISATIE TIJD LESDOELEN LEERINHOUD WERKVORMEN/MEDIA/ORGANISATIE TIJD

LESDOELEN LEERINHOUD WERKVORMEN/MEDIA/ORGANISATIE TIJD LESDOELEN LEERINHOUD WERKVORMEN/MEDIA/ORGANISATIE TIJD Wat gebeurt er in het spijsverteringsstelsel. De organen van het spijsverteringsstelsel kunnen opnoemen. Beschrijving kunnen geven van wat er met het voedsel in de mond gebeurt. 1. LESBEGIN Korte herhaling

Nadere informatie

LESDOELEN LEERINHOUD WERKVORMEN/MEDIA/ORGANISATIE TIJD

LESDOELEN LEERINHOUD WERKVORMEN/MEDIA/ORGANISATIE TIJD LESONDERWERP : De poten van lopers verschillen volgens de bodem en de loopsnelheid ALGEMENE VAARDIGHEDEN EN ATTITUDES : LEERPLANDOEL(EN) : - Door vergelijkende studie de verscheidenheid van deze ledematen

Nadere informatie

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info Skelet Hoofdstuk 1 Waarom een spreekbeurt over het skelet? Ik wil graag een spreekbeurt over het skelet houden omdat ik het een interessant onderwerp vind. Ik wil aan jullie laten zien dat het skelet niet

Nadere informatie

Ik en de maatschappij. Gezondheid

Ik en de maatschappij. Gezondheid Ik en de maatschappij Gezondheid Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Gerda Verhey Inhoudelijke redactie: Ina Berlet Eindredactie: Daphne Ariaens

Nadere informatie

Mailwisseling Hans Baaij en Wim van den Brink

Mailwisseling Hans Baaij en Wim van den Brink Mailwisseling Hans Baaij en Wim van den Brink Dit is de mailwisseling die wij hadden met Hans Baaij (Varkens in Nood) en Wim van den Brink (Koninklijke Nederlandse Slagersorganisatie) naar aanleiding van

Nadere informatie

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2004

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2004 ONTSLAGSTATISTIEK Jaarrapportage 2004 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Arbeidsverhoudingen mei 2005 Inleiding Een arbeidsovereenkomst kan op verschillende wijzen eindigen. De gegevens

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, augustus 2008

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, augustus 2008 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 26-28 augustus 2008 - Wim Giesen, 30 augustus 2008 25-28 augustus 2008 is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek

Nadere informatie

Aantal gevonden legsels in 2008

Aantal gevonden legsels in 2008 10 1 Broedpaaraantallen 2. Reproductie Na terugkomst van weidevogels in hun broedgebied vormen zich paren en kiezen de vogels een plek om te gaan broeden: de vestiging. Daarna komen twee belangrijke reproductiefasen:

Nadere informatie

Watou Oude Provenstraat. Archeologisch onderzoek

Watou Oude Provenstraat. Archeologisch onderzoek Watou Oude Provenstraat Archeologisch onderzoek 1. Inleiding Begin november 2014 werd een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd langs de Oude Provenstraat in Watou ter voorbereiding van de toekomstige

Nadere informatie

wiskunde C vwo 2017-II

wiskunde C vwo 2017-II OVERZICHT FORMULES Kansrekening Voor toevalsvariabelen X en Y geldt: EX ( Y) EX ( ) EY ( ) Voor onafhankelijke toevalsvariabelen X en Y geldt: 2 2 ( X Y) ( X) ( Y) n -wet: bij een serie van n onafhankelijk

Nadere informatie

ADELLIJK AFVAL. Archeozoölogisch onderzoek van de Laat-Middeleeuwse kastelen Egmond en Brederode. ArchaeoBone rapport nr. 61

ADELLIJK AFVAL. Archeozoölogisch onderzoek van de Laat-Middeleeuwse kastelen Egmond en Brederode. ArchaeoBone rapport nr. 61 ADELLIJK AFVAL Archeozoölogisch onderzoek van de Laat-Middeleeuwse kastelen Egmond en Brederode ArchaeoBone rapport nr. 61 Intern rapport in opdracht van Provincie Noord-Holland, 27 november 2007 INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen 6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen 6.3.1. Algemeen In totaal werden er tijdens het vlakdekkend onderzoek 31 sporen geregistreerd in het vlak. Vijf ervan kwamen ook reeds tijdens het vooronderzoek

Nadere informatie

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Deelrapport Kohnstamm Instituut over doorstroom vmbo-mbo t.b.v. NRO-project 405-14-580-002 Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Inleiding De doorstroom van vmbo naar mbo in de groene sector is lager dan de doorstroom

Nadere informatie

Opgravingen in Ruien - Rosalinde (gem. Kluisbergen) : van een prehistorisch kampement uit de ijstijd tot de Romeinse periode

Opgravingen in Ruien - Rosalinde (gem. Kluisbergen) : van een prehistorisch kampement uit de ijstijd tot de Romeinse periode Opgravingen in Ruien - Rosalinde (gem. Kluisbergen) : van een prehistorisch kampement uit de ijstijd tot de Romeinse periode Het onderzoeksgebied vanuit de lucht bekeken (Foto: Birger Stichelbaut). De

Nadere informatie

De beenderen in het hoofd vormen samen de schedel. De schedel word gedragen door de wervelkolom die in de romp naar beneden loopt.

De beenderen in het hoofd vormen samen de schedel. De schedel word gedragen door de wervelkolom die in de romp naar beneden loopt. THEMA 8 Paragraaf 1 het skelet De mens heeft ( net als alle andere gewervelden) een inwendig skelet of geraamte. Dit skelet bestaat uit vele beenderen (botten). De beenderen in het hoofd vormen samen de

Nadere informatie

Skelet en bewegen vmbo-kgt34

Skelet en bewegen vmbo-kgt34 Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres VO-content 23 december 2016 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/63319 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 25-26 september 2008 - Wim Giesen, 2 oktober 2008 25-26 september is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek Zuid),

Nadere informatie

AFDELING I LEVENDE DIEREN EN PRODUCTEN VAN HET DIERENRIJK

AFDELING I LEVENDE DIEREN EN PRODUCTEN VAN HET DIERENRIJK 31.10.2011 GECOMBINEERDE NOMENCLATUUR I 1 AFDELING I LEVENDE DIEREN EN PRODUCTEN VAN HET DIERENRIJK Aantekeningen 1. Voor zover niet anders is bepaald, heeft de vermelding in deze afdeling van dieren van

Nadere informatie

memo Locatiegegevens: Inleiding

memo Locatiegegevens: Inleiding memo van Bram Silkens afdeling RB Datum Contact 28-04-2016 Walcherse Archeologische Dienst (gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen) postbus 70 4330 AB Middelburg b.meijlink@middelburg.nl (06-52552925)

Nadere informatie

Opdrachten Pathologie Hoofdstuk 3 / Bouw van het skelet

Opdrachten Pathologie Hoofdstuk 3 / Bouw van het skelet Opdrachten Pathologie Hoofdstuk 3 / Bouw van het skelet Het Skelet: Schedel Romp, bestaat uit: o Borstkas: 12 paar ribben/cotae: 7 paar ware ribben; 3 paar valse ribben; 2 paar zwevende ribben. o Borstbeen/Sternum:

Nadere informatie

Evaluatiebrief Archeologisch onderzoek 58915 Sevenum-Beatrixstraat IVO-P

Evaluatiebrief Archeologisch onderzoek 58915 Sevenum-Beatrixstraat IVO-P Postbus 297 6900 AG Zevenaar Ringbaan Zuid 8a 6905 DB Zevenaar tel. 0316-581130 fax 0316-343406 info@archeodienst.nl www.archeodienst.nl Archeodienst BV, Postbus 297, 6900 AG Zevenaar Evaluatiebrief Archeologisch

Nadere informatie

Geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in Belgie Een overzicht in cijfers. Algemeen

Geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in Belgie Een overzicht in cijfers. Algemeen Folia veterinaria Geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in Belgie Een overzicht in cijfers Algemeen In wat volgt wordt een aantal cijfers gegeven over de diergeneesmiddelen die in België op de markt

Nadere informatie

Dieren uit de prehistorie in het Tjongerdal

Dieren uit de prehistorie in het Tjongerdal 16 Dieren uit de prehistorie in het Tjongerdal Wietske Prummel Natuur vormt geen statisch begrip. Flora, fauna en landschapstypen die wij nu kenmerkend vinden voor Fryslân waren dat in het verre dan wel

Nadere informatie

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2005

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2005 ONTSLAGSTATISTIEK Jaarrapportage 2005 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Arbeidsverhoudingen april 2005 Inleiding Een arbeidsovereenkomst kan op verschillende wijzen eindigen. De

Nadere informatie

Concept. De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Concept. De Staatssecretaris van Economische Zaken, Concept e Staatssecretaris van Economische Zaken, Gelet op artikel 12, derde lid, van de Meststoffenwet, de artikelen 28, tweede lid, onderdeel b en 70, eerste lid, onderdelen a en c, tweede lid, van het

Nadere informatie

LINIAIRE KEURING EN BEOORDELING VAN OUESSANT SCHAPEN

LINIAIRE KEURING EN BEOORDELING VAN OUESSANT SCHAPEN KOP LINIAIRE KEURING EN BEOORDELING VAN OUESSANT SCHAPEN Algemeen Kop dient wat betreft grootte en uitstraling overeen te komen met de rest van het dier in zijn algemeenheid. Ooi -fijn en regelmatige kop

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) 175 176 Samenvatting In dit proefschrift heb ik het ontstaan van de onderste holle ader, de levervaten en het hart bestudeerd. Het onderzoek is uitgevoerd op humane, muizen en varkens embryo s die opgedeeld

Nadere informatie

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap Adviesdocument 768 Project: Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht Projectcode: HOOM2 Opdrachtgever: Brabants Landschap Datum: 12 juni 2015 1 ARCHEOLOGIE & DE ORANJERIE MATTEMBURGH Inleiding

Nadere informatie

Pottenbakkersovens in Landgraaf

Pottenbakkersovens in Landgraaf Pottenbakkersovens in Landgraaf Schaesberg, Steenfabriek Russel, Dr. Calsstraat In 1921 twee ovens uit verschillende tijdsperken met vondsten uit de vroege en volle middeleeuwen. Ook in 1926 werd nog aardewerk

Nadere informatie

Definitieve opgraving (DO) Elst-Het Bosje (gem. Rhenen)

Definitieve opgraving (DO) Elst-Het Bosje (gem. Rhenen) Definitieve opgraving (DO) Elst-Het Bosje (gem. Rhenen) Evaluatierapport L. Meurkens (veldwerkleider) Gemeente: Rhenen Plaats: Elst Toponiem: Het Bosje Coördinaten: 1699 / 40 Opdrachtgever: Gemeente Rhenen

Nadere informatie

Plangebied Koningstraat 10

Plangebied Koningstraat 10 6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 4464 Plangebied Koningstraat 10 3750 voor Chr. Gemeente Zaltbommel Archeologisch onderzoek: een archeologische begeleiding 2200 voor Chr. 700 voor Chr. 150 na Chr. 320 na Chr.

Nadere informatie

evaluatierapport zaltbommel-ruiterstraat 8 archeologische begeleiding

evaluatierapport zaltbommel-ruiterstraat 8 archeologische begeleiding evaluatierapport zaltbommel-ruiterstraat 8 archeologische begeleiding 1 1 inleiding Van vrijdag 19 september tot en met dinsdag 23 september 2014 heeft VUhbs archeologie in opdracht van de familie van

Nadere informatie

ADDENDUM 10. Werkput 5

ADDENDUM 10. Werkput 5 Asse-Kalkoven, / en /3 Rapporten Agilas vzw / ADDENDUM. Werkput.. Inleiding Enkele dagen na het indienen van het conceptrapport, deelden de nutsmaatschappijen mee dat de sleuven voor de aansluiting van

Nadere informatie

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan Verschillenanalyse effect nieuwe BKR datum 15-8-2018 aan van Directie Kinderopvang, Ministerie SZW Lucy Kok en Tom Smits, SEO Economisch Onderzoek Rapportnummer 2018-78 Copyright 2018 SEO Amsterdam. Alle

Nadere informatie

Tabel 4 Diergebonden normen

Tabel 4 Diergebonden normen Mestbeleid 20102013: tabellen Tabel 4 Diergebonden normen Waarvoor gebruiken? De diergebonden normen gebruikt u voor zowel de berekening van de minimumopslagcapaciteit die u nodig heeft, als de mestproductie

Nadere informatie

HET TRECHTERBEKERVOLK. het hunebed de trechterbeker de provincie Drenthe de zwerfkei. het hunebed de trechterbeker de provincie Drenthe de zwerfkei

HET TRECHTERBEKERVOLK. het hunebed de trechterbeker de provincie Drenthe de zwerfkei. het hunebed de trechterbeker de provincie Drenthe de zwerfkei HET TRECHTERBEKERVOLK HET TRECHTERBEKERVOLK het hunebed de trechterbeker de provincie Drenthe de zwerfkei het hunebed de trechterbeker de provincie Drenthe de zwerfkei Vraag: Waar werd een hunebed in de

Nadere informatie

Landelijke peiling Nijmegen 2000. Resultaten eindmeting, januari 2006

Landelijke peiling Nijmegen 2000. Resultaten eindmeting, januari 2006 Resultaten eindmeting, januari 2006 O&S Nijmegen januari 2006 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Onderzoeksresultaten 5 2.1 Eerste gedachte bij de stad Nijmegen 5 2.2 Bekendheid met gegeven dat Nijmegen de

Nadere informatie

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Archeologie Deventer Briefrapport 27 November 2013 Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Briefrapport Controleboringen Cellarius / De Hullu, Colmschate (project 494) Behorende bij bureaustudie

Nadere informatie

Activiteitenschema Archeologie

Activiteitenschema Archeologie Activiteitenschema Archeologie Soort activiteit: Spullen opgraven uit de zandbak. Tijdsindeling: 5 Minuten de plaatjes in de zandbak verstoppen. 5 Minuten vertellen over hoe de mensen vroeger wat zochten

Nadere informatie

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55 Interne Rapportages Archeologie Deventer 55 Mei 2012 Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier COLOFON 2012, Gemeente Deventer, Deventer. Auteur:

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid WERKTIJDVERKORTING 2017 Een onderzoek naar het beroep door ondernemingen in 2017 op art. 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 maart 2018

Nadere informatie

Houden van dieren 91123a.indd :45

Houden van dieren 91123a.indd :45 Houden van dieren Houden van dieren WEGWIJZER Deze module bestaat uit drie hoofdstukken. Elk hoofdstuk bestaat uit zes vaste onderdelen: Oriëntatie, Theorie, Opdrachten, Eindopdracht, Terugblik en Begrippen.

Nadere informatie

Fossielen uit Cadzand

Fossielen uit Cadzand Fossielen uit Cadzand In juli / augustus 2009 is op het strand van Cadzand (tussen het Zwin en Cadzand bad) actief naar fossielen gezocht. Figuur 3: Het visueel afzoeken van de kustlijn Figuur 1: De ligging

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

Sporen opsnorren docentenhandleiding

Sporen opsnorren docentenhandleiding Sporen opsnorren docentenhandleiding Doelgroep: VMBO onderbouw Doelen: leerlingen: - Leren diersporen herkennen - Ontdekken dat diersporen overal om ons heen te vinden zijn - Leren voedingssporen te onderscheiden

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat) Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat) (28 en 29 oktober 2009) Oudenburg, 2009 Colofon Archeologisch Rapport Oudenburg 4 Waarderend archeologisch Onderzoek te

Nadere informatie

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarapportage 2008

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarapportage 2008 ONTSLAGSTATISTIEK Jaarapportage 2008 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Arbeidsverhoudingen Mei 2009 Inleiding Een arbeidsovereenkomst kan op verschillende wijzen eindigen. De gegevens

Nadere informatie

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen Bijlage 3 bij Nota van Uitgangspunten Strijpsche Kampen Definitief Gemeente Oirschot Grontmij Nederland bv Eindhoven, 11 mei 2007 Verantwoording Titel :

Nadere informatie

Vondsten van de Europese Moerasschildpad, Emys orbicularis (L.), in Nederland

Vondsten van de Europese Moerasschildpad, Emys orbicularis (L.), in Nederland Vondsten van de Europese Moerasschildpad, Emys orbicularis (L.), in Nederland L.H. van Wijngaarden Bakker Amsterdams Archeologisch Centrum (AAC) Universiteit van Amsterdam Nieuwe Prinsengracht 130 1018YZ

Nadere informatie

Een nadere analyse van de ontwikkeling van de franchise in de periode

Een nadere analyse van de ontwikkeling van de franchise in de periode Een nadere analyse van de ontwikkeling van de franchise in de periode 1998-2001 Uitgevoerd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag, september 2003 Inleiding In juni 2001 is de

Nadere informatie