Bachelor Thesis Accounting 2010
|
|
- Martina van Dam
- 4 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Bachelor Thesis Accounting 2010 Familiebedrijven & Voluntary Disclosure Publiceren Nederlandse familiebedrijven meer vrijwillige informatie dan Nederlandse niet-familiebedrijven? Naam: A.J.F. Seelen Anr: Begeleider: Dr. B.R.C.J. van den Brand 2 e lezer: Dr. M.F.C.M. Wyn Groep: 2 Studie: Bedrijfseconomie Aantal woorden:7001
2 2
3 Contents 1.INLEIDING RELEVANTIE OPZET VAN HET ONDERZOEK LITERATUURONDERZOEK AGENCY PROBLEEM Agency Probleem Type Agency Probleem Type DISCLOSURES EN FAMILIEBEDRIJVEN HYPOTHESEN EN VERWACHTINGEN HYPOTHESEN VERWACHTINGEN HYPOTHESE METHODOLOGIE SAMPLE REGRESSIEMODEL Size Leverage Audit Ownership structure Profitability Voluntary Disclosure score T-TEST RESULTATEN BESCHRIJVENDE STATISTIEKEN REGRESSIEMODEL T-TEST SAMENVATTING CONCLUSIE & DISCUSSIE VERVOLGONDERZOEK REFERENTIELIJST APPENDIX A
4 1.Inleiding In deze thesis wordt de relatie tussen familiebedrijven en niet-familiebedrijven met betrekking tot voluntary disclosures onderzocht. Meek et al. (1995) omschreven voluntary disclosure op deze manier: Voluntary disclosures weergeven vrijwillige keuzes op het gebied van verstrekken van accountinginformatie en andere informatie door het management van een bedrijf die relevant geacht wordt voor de gebruikers van een jaarverslag. In het vervolg van dit rapport zal bij de term disclosure, vrijwillige informatieverstrekking door bedrijven bedoeld worden. Investeerders hebben onzekerheid over de kwaliteit van bedrijven en over de waarde van aandelen. Zij willen graag informatie over een bedrijf om een betere beoordeling te kunnen maken over korte en lange termijn kasstromen, zodat zij een bedrijf beter kunnen waarderen en betere afwegingen over hun investeringen kunnen maken. Bedrijven komen de investeerders hierin tegemoet door het geven van disclosures. Op deze manier zijn bedrijven in staat om kapitaal aan te trekken onder de voor haar beste condities omdat er meer sprake van transparantie is (Meek et all., 1995). Een andere belangrijke term in deze thesis betreft een familiebedrijf. Voor de term familiebedrijf bestaat er in de huidige literatuur geen eenduidige definitie. In dit onderzoek is gekozen voor de definitie die Chen et al. (2008) gaven aan familiebedrijven: Een familiebedrijf is een bedrijf waar leden van de oprichtende familie constant de topposities van het management bezetten, in de Raad van Bestuur zitten of blockholder van het bedrijf zijn. Veel literatuur over disclosures bij bedrijven geven aan dat aandeelhouders eerder meer dan minder disclosures prefereren. Als er namelijk meer informatie beschikbaar is voor de aandeelhouder kan deze betere afwegingen maken op het gebied van investeringen. Toch blijkt er rondom het gebied van disclosures geen eenduidig beeld te zijn. Zo concludeerden Ali, Chen en Radhakrishnan (2007) dat familiebedrijven meer kwartaalprognoses verstrekten, echter alleen als de vooruitzichten slecht waren. Karamanou en Vafeas (2005) trokken de conclusie dat grote investeerders en bij aanwezigheid van veel mensen die vermogen in het bedrijf zelf hebben zitten en daar ook werken, zij liever minder managementvooruitzichten naar de buitenwereld zien gaan. Het lijkt dus af te hangen van bepaalde factoren om wel of geen vrijwillige informatie te verstrekken. Bij familiebedrijven blijkt er ook geen eenduidig beeld te zijn. Doordat er bij familiebedrijven een minder sterke scheiding is tussen ownership en control zijn de monitorkosten daarvoor lager. Daarnaast is er minder asymmetrie van informatie tussen management en aandeelhouders. Dit argument leidt ertoe dat familiebedrijven minder de neiging zouden hebben om disclosures uit te geven. Een argument dat bedrijven juist meer disclosures zouden uitgeven komt uit een onderzoek van Botosan (1997). Die concludeerde dat bedrijven die meer disclosures uitgaven de kosten van kapitaal konden reduceren. Onderzoek naar disclosures door Chau en Gray (2002) in Hongkong en Singapore wezen uit dat familiebedrijven daar minder disclosures gaven dan niet-familiebedrijven. Chen et al. (2008) concludeerden uit de S&P 1500 dat familiebedrijven minder winstverwachtingen boden maar wel meer winstwaarschuwingen. Meek et al. (1995) concludeerden dat de disclosures afhingen van verschillende type informatie die multinationals uitgaven. Er zijn dus al heel wat onderzoeken die zich gericht hebben op voluntary disclosure. In dit onderzoek wordt er getracht een duidelijker beeld te krijgen over disclosures bij familiebedrijven ten opzichte van niet-familiebedrijven in Nederland. De vraag die beantwoord dient te worden luidt; Geven familiebedrijven meer vrijwillige disclosures uit dan niet-familiebedrijven in Nederland? 4
5 1.2. Relevantie Zoals hierboven staat beschreven is er al heel wat onderzoek gedaan naar disclosures. Zo hebben Chau en Gray (2002) zich gericht op de markt van Singapore en Hongkong en heeft Ali and al., (2007) zich gericht op de Amerikaanse markt door te kijken naar de S&P 500. Dit onderzoek zal relevant zijn omdat er weinig onderzoek is gedaan naar de Nederlandse markt met betrekking tot disclosures van familie- en niet-familiebedrijven. Eerdere onderzoeken laten zien dat familiebedrijven de neiging hebben minder disclosures te geven dan niet-familiebedrijven. Dit werd bevestigd op de Aziatische markt door Chen en Gray (2002). In de Amerikaanse markt werd dit bevestigd door Chen et al., (2008). Het is interessant om te kijken of dit ook het geval is in de Nederlandse markt. Dit lijkt het meeste op de Amerikaanse markt maar doordat het toch een ander continent is en er wel degelijk verschillen zijn in de bedrijven is het mogelijk dat er in Nederland een andere conclusie kan worden getrokken. Verder is dit onderzoek maatschappelijk relevant voor stakeholders. Door de gegevens die gepubliceerd worden door bedrijven kunnen stakeholders een beter inzicht krijgen in het risico van een bedrijf. Hierdoor kunnen zij betere beslissingen maken om wel of juist niet te investeren in een bedrijf. De uitkomst op de onderzoeksvraag kan leiden tot het verkiezen van een investering in een familiebedrijf boven een nietfamiliebedrijf omdat zij meer transparant zijn in het naar buiten brengen van financiële gegevens en daardoor een betere afweging van de risico s kunnen maken. In dit onderzoek zal het jaar 2007 worden genomen om te kijken naar de vrijwillige informatieverstrekking bij familie- en niet-familiebedrijven Is het derde jaar waarin de regels van IFRS worden gehanteerd Opzet van het onderzoek Om een antwoord te krijgen op de hoofdvraag zal er eerst verder worden gedoken in de huidige literatuur over het onderwerp disclosures. In hoofdstuk 2 zal een literatuuronderzoek meer inzicht moeten geven over de belangrijkste verschillen die zich voordoen bij familie- en niet-familiebedrijven. Daarnaast zal worden gekeken wat er in eerdere onderzoeken bekend is geworden over het onderwerp voluntary disclosure met betrekking tot familie- en niet-familiebedrijven. In hoofdstuk 3 zal er een hypothese opgesteld worden om uiteindelijk een antwoord op de hoofdvraag te kunnen geven. Daarnaast zal ook een verwachting worden weergegeven over het antwoord op de hypothese. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de methodologie van dit onderzoek besproken en zal in hoofdstuk 5 de belangrijkste resultaten weergegeven worden. Tot slot zal er in hoofdstuk 6 een korte conclusie met discussie komen, beperkingen van het onderzoek zullen aan de kaak worden gesteld en een mogelijkheid tot vervolgonderzoek zal worden benoemd. 5
6 2. Literatuuronderzoek In dit onderzoek zal er gekeken worden naar de verschillen in disclosures tussen familie- en nietfamiliebedrijven. Voordat er wordt overgegaan op de hypotheses en het toetsen van deze zal er eerst verdieping in de literatuur plaatsvinden. Er wordt gekeken naar wat eerdere onderzoeken zeggen over het onderwerp disclosures bij familiebedrijven. Een bekend probleem wat zich afspeelt in bedrijven betreft het agency probleem. In paragraaf 1 zal daarom deze theorie beschreven worden. De literatuur wijst uit dat er een Type 1 (paragraaf 2.1.1) en een Type 2 (paragraaf 2.1.2) agency probleem bestaat. Tot slot zal in dit hoofdstuk de relatie tussen familiebedrijven en disclosures worden beschreven (paragraaf 2.2) Agency Probleem Het agency probleem (principaalagent probleem) is een veel voorkomend probleem bij bedrijven. Doorgaans worden agency problemen veroorzaakt door informatieasymmetrie, die voortkomen uit hidden action en hidden information. Volgens Knechel et al., (2007) verschijnt informatieasymmetrie wanneer de ene partij meer weet over de kwaliteit van de informatie dan de andere partij. In het huidige bedrijfsleven is het vaak zo dat de principaal (opdrachtgever) minder goede informatie tot zijn beschikking heeft dan een agent (uitvoerder). Zimmerman (2009) zei over het agency probleem dat agenten hun nut maximaliseren en dat daardoor het nut van de principaal niet gemaximaliseerd wordt. Wanneer het eigenbelang van de agent boven die van de principaal wordt gesteld, is er sprake van een agency probleem. Jensen en Meckling (1976) spreken van een agency probleem, wanneer een agent handelt in zijn eigenbelang in plaats van dat hij handelt in het belang van de principaal. Om het agency probleem te verkleinen worden werknemers gecontroleerd. De kosten van ongepast gedrag door managers en het aan de managers toe te wijden verlies van winsten door het wantrouwen van een eigenaar worden vaak agency kosten genoemd (Knechel et al., 2007). Ali et al. (2007) onderscheiden twee soorten type agency problemen. Onder Type 1 wordt de scheiding tussen ownership en management bedoeld. Type 2 agency probleem gaat over de scheiding tussen controlerende en niet-controlerende aandeelhouders (Gilson en Gordon, 2003) Agency Probleem Type 1 Zoals hierboven vermeld staat, valt onder agency probleem Type 1 de scheiding tussen ownership en control. Ali et al., (2007) zijn van mening dat de scheiding tussen bedrijfsmanagers en aandeelhouders er voor zorgen dat de managers niet optimaal streven naar de verlangens van aandeelhouders. Er zijn een paar factoren die Ali et al. (2007) noemen waardoor dit bij familiebedrijven een kleiner probleem is dan bij niet-familiebedrijven. Allereerst hebben familiebedrijven meer de neiging om managers te controleren omdat zij een sterke vermogenspositie in haar bedrijf behoudt (Demsetz en Lehn, 1985). Daarnaast hebben de families goede kennis beschikbaar over de activiteiten binnen een familiebedrijf. Dit maakt het goed kunnen controleren van managers mogelijk(anderson en Reeb, 2003). Ten derde hebben familiebedrijven een langere investeringshorizon ten opzichte van aandeelhouders bij gewone bedrijven (James, 1999). Aandeelhouders willen vaak op korte termijn rendement behalen uit hun investering, terwijl leden van een familiebedrijf vaak de continuïteit van haar bedrijf het belangrijkste vinden. Er zijn echter wel factoren die het verschil in agency probleem Type 1 tussen familie- en nietfamiliebedrijven doen afnemen. Een factor daarvan is dat managers in bedrijven gecompenseerd worden op basis van meetbare prestaties die helpen de belangen tussen aandeelhouders en managers meer 6
7 op één lijn te krijgen.(lambert,2001; Bushman en Smith, 2001). Daarnaast speelt de reputatie van managers bij bedrijven een belangrijke rol, waardoor managers eerder geneigd zijn te luisteren naar hetgeen de aandeelhouders verwachten. Mochten managers van een bedrijf het erg bont maken dan kunnen aandeelhouders tegenwoordig zelfs een rechtszaak aanspannen tegen het management van een bedrijf (La Porta et al., 1998). Samenvattend kan er gesteld worden dat het agency probleem Type 1 meer voorkomt bij nietfamiliebedrijven dan bij familiebedrijven. Door compensaties en de regelgeving van tegenwoordig is het voor bedrijven mogelijk om dit Type 1 agency probleem te reduceren Agency Probleem Type 2 Onder agency probleem Type 2 wordt de scheiding tussen controlerende en niet-controlerende aandeelhouders bedoeld (Gilson en Gordon, 2003). Schleifer en Vishny (2007) beargumenteren dat grote aandeelhouders de intentie hebben om hun eigen rendement te maximaliseren ten koste van andere aandeelhouders. Familiebedrijven hebben veel controle over haar eigen zaak omdat zij een sterke vermogenspositie in haar bedrijf bezitten en daarnaast beschikken over stemrechten die hun kasstroomrechten overschrijden. Daarnaast zijn ze dominerend in de Raad van Bestuur. Gilson en Gordon (2003) geven als nadeel aan dat door deze sterke positie, familiebedrijven instaat zijn om minderheidsaandeelhouders buitenspel te zetten. Dit zou onder andere komen door het uitgeven van preferente aandelen aan bevriende kringen (managerial entrichement) (Shleifer en Vishny, 1997) en door transacties met bevriende kringen (Anderson en Reeb, 2003). Ali et al, (2007) zeggen dat familiebedrijven meer te maken met agency probleem Type 2 dan met agency probleem Type 1. Net zoals bij agency probleem Type 1 zijn er bij agency probleem Type 2 factoren die het agency probleem Type 2 kunnen reduceren. Zo is er in Amerika een wettelijke bescherming voor minderheidsaandeelhouders als het gaat om bedrijfsbeslissingen (La Porta, 2000). Bescherming kan bestaan uit stemmen door middel van een in plaats van dat iedereen op moet komen dagen om te stemmen voor belangrijke bedrijfsactiviteiten (proxy by mail). Een andere vorm van bescherming is dat naar proportie van aandelen, aandeelhouders deel uitmaken van de Raad van Bestuur. Daarnaast hebben minderheidsaandeelhouders de mogelijkheid om via de rechtbank beslissingen van een directeur aan te vechten en deze te dwingen de minderheidsaandelen terug te kopen van aandeelhouders die bezwaar hebben op de bedrijfsuitvoeringen (Ali et al., 2007). Een kanttekening die hierbij geplaatst moet worden is dat Amerika wel een van de weinige landen is die zo een beschermingsconstructie hebben. De voorgaande paragrafen hebben aangetoond waarom familiebedrijven ten opzichte van nietfamiliebedrijven meer te maken hebben met Type 2 dan met Type 1 agency problemen. De wetgeving kan de macht van de sterke positie van familiebedrijven aan banden leggen. Toch gebeurt dit vrijwel alleen in de Verenigde Staten blijkt uit onderzoek van La Porta (2000). Het agency probleem geeft bij familiebedrijven een ander soort probleem dan bij niet-familiebedrijven. Bedrijven proberen haar agency problemen te beperken om zo de winst te maximaliseren. Demsetz en Lehn (1985) hebben bewijs gevonden dat controlerende aandeelhouders sterke prikkels hebben om agency problemen te reduceren en de waarde van het bedrijf te maximaliseren. Bij niet-familiebedrijven verwachten de aandeelhouders een zo hoog mogelijk rendement, waardoor ook zij streven naar het verminderen van agency problemen. 7
8 2.2. Disclosures en familiebedrijven Economische theorieën suggereren dat door meer disclosures uit te geven de informatieasymmetrie zal afnemen. Dit zou komen omdat het rechtstreeks de privé-informatie vermindert ten opzichte van openbaar beschikbare informatie. Daarnaast zou het ook de prikkels om privé-informatie te zoeken verminderen (Brown et al., 2004). De informatieasymmetrie is voornamelijk belangrijk voor bedrijven omdat deze negatief gerelateerd zijn aan kapitaalkosten. Botosan (1997) concludeerde al dat het uitgeven van meer disclosures zou leidden tot lagere kapitaalkosten. Volgens Chau en Gray (2002) zouden familiebedrijven minder motieven hebben om disclosures uit te geven dan niet-familiebedrijven omdat de vraag naar publieke informatieverstrekking lager zou zijn. Volgens Ali et al. (2007) zouden de kwaliteit van de informatieverstrekkingen door familiebedrijven beter zijn dan van niet-familiebedrijven. Dit zou komen omdat familiebedrijven minder te maken hebben met agency problemen waardoor men minder geneigd is tot opportunistisch managementgedrag en manipulatie van financiële cijfers. In een vervolgonderzoek op Ali et al. (2007) concludeerden Chen et al. (2008) dat niet-familiebedrijven een betere informatieomgeving hebben en gemiddeld een hogere analistendekking en een lagere spreiding in de voorspellingen dan familiebedrijven. Deze uitkomsten van Chen et al. (2008) spreken de bevindingen van Ali et al. (2007) tegen. Het verschil in uitkomsten kan worden veroorzaakt doordat Chen et al. (2008) de dataset hebben uitgebreid. Chau en Gray (2002) onderzochten in Hongkong en Singapore de mate van voluntary disclosures bij familie- en niet-familiebedrijven. Zij concludeerden dat het niveau van informatieverstrekking bij familiebedrijven lager is dan bij niet-familiebedrijven. Anderson en Reeb (2003) kwamen tot de conclusie dat familiebedrijven beter presteren dan niet-familiebedrijven en daarnaast bleken familiebedrijven over een langere investeringshorizon te bezitten. De langere termijn visie heeft meestal te maken met het overdragen van het bedrijf aan een volgende generatie (Anderson et al., 2003). Deze langere termijnvisie kan er toe leiden dat de kosten van het verstrekken van tijdige informatie groter zijn dan de voordelen ervan. Hierdoor geven familiebedrijven meer de voorkeur om minder informatie te verstrekken dan niet-familiebedrijven (Chen et al., 2008). Een ander punt wat de informatieverstrekking kan verklaren is het gegeven dat familie-eigenaren van een familieonderneming meer actief betrokken zijn bij de besturing van de onderneming, waardoor deze eigenaren makkelijker toegang hebben tot informatie en beter controle op haar management kan uitvoeren. Dit leidt dus tot een verkleining van agency probleem Type 1. Doordat aandeelhouders op de hoogte zijn van het gegeven dat familie-eigenaren goede controle kunnen uitvoeren op haar management kunnen zij minder behoefte hebben aan extra informatie. Ook hieruit kan geconcludeerd worden dat familiebedrijven minder informatie zullen verstrekken (Chen et al., 2008). Echter kwamen Chen et al., (2008) ook met een tegenargument waarom familiebedrijven juist meer aan voluntary disclosures zouden doen dan niet-familiebedrijven. Zo staat de reputatie van een familiebedrijf vaak gelijk gesteld aan de reputatie van de familie (Anderson et al., 2003) en het niet voldoende informeren van belanghebbende kan tot reputatieschade van de familie leiden. 8
9 3. Hypothesen en verwachtingen In dit hoofdstuk zullen de hypothesen opgesteld worden (paragraaf 1) en vervolgens zullen de verwachte resultaten van de hypothesen besproken worden (paragraaf 2). De hypothesen worden opgesteld aan de hand van de eerder gevonden literatuur die besproken is in hoofdstuk 2. Daarnaast tracht dit onderzoek op basis van eerdere onderzoeken een verwachting te schetsen over de uitkomst van dit onderzoek Hypothesen In dit onderzoek wordt er gekeken naar voluntary disclosures bij familiebedrijven ten opzichte van niet-familiebedrijven. Het onderzoek zal zich richten op familiebedrijven en niet-familiebedrijven in Nederland. Er wordt gekeken naar het jaar Is het derde jaar waarin de regels van IFRS toegepast worden en daarbij kan dit onderzoek aantonen of er in dat jaar een verschil is tussen familie- en niet-familiebedrijven met betrekking tot vrijwillige informatieverstrekking. Voluntary disclosures werden door Meek et al., (1995) zo gedefinieerd: Voluntary disclosures dislosures in excess of requirements represent free choices on the part of company managements to provide accounting and other information deemed relevant to the decision needs of users of their annual reports. Ook Ali et al., (2007) deden eerder onderzoek naar disclosures. Zij onderzochten verschillende aspecten van disclosures: de kwaliteit van de financiële verslaggeving, het vrijwillig publiceren van slecht nieuws door winstvoorspellingen van het management en vrijwillige informatieverstrekking met betrekking tot corporate governance. Chau en Gray (2002) gebruikten in Hongkong en Singapore een regressie waarbij verschillende onafhankelijke variabele de afhankelijke variabele voluntary disclosure zouden meten. De hypothese zal dan ook afgeleid worden uit deze bovengenoemde onderzoeken en uit de eerder bestudeerde literatuur. Er zal in dit onderzoek een hypothese getoetst gaan worden om een inzicht te krijgen of familieof niet-familiebedrijven meer vrijwillige informatie verstrekken. Er zal gekeken worden naar de relatie tussen familiebedrijven en de omvang van disclosures. Dit zal op dezelfde manier gebeuren als Chau en Gray (2002) dit voor bedrijven in Hongkong en Singapore hebben gedaan. De hypotheses die een duidelijker beeld moet scheppen hoe het zit bij Nederlandse bedrijven luidt als volgt: H1a: Nederlandse familiebedrijven publiceren meer vrijwillige informatie dan Nederlandse nietfamiliebedrijven. H1b: Nederlandse familiebedrijven publiceren minder vrijwillige informatie dan Nederlandse niet-familiebedrijven. 9
10 3.2. Verwachtingen Hypothese 1 Familiebedrijven hebben verschillende goede redenen om zo min mogelijk informatie te verstrekken. Zoals eerder genoemd in hoofdstuk 2 hebben familiebedrijven minder de intentie om informatie uit te geven omdat de vraag naar haar informatie laag is. Chen et al (2008) concludeerden dat familiebedrijven minder informatie verstrekken omdat familiebedrijven eigenaren een langere investeringshorizon hebben, beter de mogelijkheid hebben om te controleren en betere toegang hebben tot informatie. Eerder onderzoek van Ali et al., (2007) gaf aan dat familiebedrijven een beter kwaliteit van winsten rapporteren, eerder geneigd zijn te waarschuwen over slecht nieuws en geven minder corporate disclosure uit over corporate governance in vergelijking met niet-familiebedrijven. In de meeste gevallen willen investeerders het liefst zoveel mogelijk informatie over de bedrijven verkrijgen (Chen et al., 2008). Het uitgeven van voluntary disclosures zou invloed hebben op de kosten van kapitaal. Hoe meer disclosure, hoe lager de kosten voor het verkrijgen van kapitaal (Botosan, 1997). De informatie die naar buiten wordt gebracht laat de informatieasymmetrie tussen management en investeerder afnemen waardoor de risicofactor betreffende het kapitaal kleiner wordt. Investeerders hebben meer inzicht in het bedrijf waardoor zij beter weten waar zij aan toe zijn, mochten zij interesse hebben om te investeren in een bedrijf. Chau en Gray (2002) onderzochten een soort van gelijke hypothese, als Hypothese 1 in dit onderzoek, bij bedrijven in Hongkong en in Singapore. Zij kwamen tot de conclusie dat de structuur van eigen vermogen invloed had op de omvang van het uitgeven van voluntary disclosure. Uit het empirisch onderzoek van hun kwam de conclusie dat familiebedrijven geassocieerd kunnen worden met het minder uitbrengen van vrijwillige informatie. Dit was heel erg het geval in Hongkong, echter werd in Singapore door gebrek aan data dit alleen indirect verklaard. Familiecontrolerende bedrijven zouden namelijk minder gemotiveerd zijn om meer informatie te verstrekken dan wettelijk verplicht is omdat de publieke vraag naar informatie in vergelijking met niet-familiebedrijven relatief zwak is. Chau en Gray (2002) gaven in hun onderzoek aan dat dit in andere delen van de wereld niet tot hetzelfde resultaat hoeft te leiden. De verwachting van deze hypothese is dat, ondanks de totaal andere cultuur, in Nederland een soort gelijke uitkomst te verwachten is als in Hongkong en Singapore. De verwachting is dus dat familiebedrijven in Nederland minder disclosure uitbrengen dan niet-familiebedrijven. Mocht dat niet zo zijn dan kan het misschien meespelen dat de Aziatische markt een totaal andere markt is dan de Nederlandse markt. 10
11 4. Methodologie In dit hoofdstuk wordt de methode die gebruikt wordt, om dit onderzoek uit te voeren, beschreven. Een lineaire regressie wordt gebruikt om de associatie tussen de afhankelijke variabele voluntary disclosure en de onafhankelijke variabele eigendomsstructuur te testen. Om de hypothese te testen zijn er een aantal controle variabele opgenomen in het model. Het model en de variabelen zullen in de tweede paragraaf besproken worden. De eerste paragraaf zal ingaan op het gebruikte sample. In de derde paragraaf zal tot slot nog een t-test worden besproken waarvan de resultaten in hoofdstuk 5 beschikbaar zijn Sample Voor dit onderzoek is er een sample samengesteld waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen familie- en niet-familiebedrijven. Een familiebedrijf is een bedrijf waar leden van de oprichtende familie constant de topposities van het management bezetten, in de Raad van Bestuur zitten of blockholder van het bedrijf zijn (Chen et al., (2008)). Het onderzoek zal zich richten op de Nederlandse markt. Zoals in de relevantie te lezen was is dit een interessant en relevant om te onderzoeken. Het onderzoek richt zich op het jaar Dit omdat dit vaak het meest recente, beschikbare jaarverslag van een bedrijf opleverde. De Nederlandse bedrijven zijn verder willekeurig gekozen en via de database Amadeus werd de benodigde informatie verzameld. Er werd een sample gecreëerd waarin uiteindelijk 9 familiebedrijven en 9 niet-familiebedrijven onderdeel uitmaakten van het sample Regressiemodel Het onderzoeksmodel dat in dit onderzoek gebruikt zal worden is gebaseerd op het model dat Chau en Gray (2002) gebruikten. Zij gebruikten hun model om aan te tonen of er een associatie was tussen het vrijwillig verstrekken van informatie en de eigendomsstructuur bij bedrijven in Singapore en in Hongkong. Omdat er in dit onderzoek getracht wordt of familiebedrijven of niet-familiebedrijven meer informatie verstrekken wordt er hetzelfde model gebruikt alleen dan getest op een ander sample. Het model luidt als volgt: VOEXT = b0 + b1size + b2lev + b3aud + b4oown + b5prof + b6mult Waarbij: VOEXT=extent of voluntary disclosure scores; b0=constante; SIZE=firm size; LEV=leverage; AUD=big 4 or non big 4; OOWN=ownership structure; PROF=profitability; MULT=multinationality; bi=parameters to be estimated; i=1,..., 6. Wegens het gebrek aan tijd en de verwachte relevantie van multinationals in dit onderzoek zal deze onafhankelijke variabel niet worden meegenomen. 11
12 Size Vaak wordt gezegd dat grote bedrijven meer informatie verstrekken dan kleine bedrijven. Dit zou komen omdat grote bedrijven lagere informatiekosten over de productie hebben of omdat ze lagere kosten hebben met betrekking tot competitief nadeel geassocieerd met hun informatieverstrekking. Daarnaast zijn grote bedrijven vaker complexer en hebben een bredere eigendomsstructuur dan kleine bedrijven (Chau en Gray 2002). De agency theorie suggereert daarnaast dat grotere bedrijven hogere agency kosten hebben (Jensen en Meckling 1976). Al deze bovengenoemde redenen geven de intentie dat grotere bedrijven meer vrijwillige informatie verstrekken dan kleine bedrijven. De onafhankelijke variabele SIZE zal worden gemeten aan de hand van Total Assets Leverage De tweede onafhankelijke variabele die gemeten zal worden betreft LEVERAGE. Zoals besproken in het theoriehoofdstuk zijn de kosten van kapitaal lager voor bedrijven die meer informatie verstrekken. Meer transparantie in het bedrijf betekent meer inzicht, ook voor geldschieters, hierdoor krijgen zij een beter inzicht op het risico van een bedrijf. Als een bedrijf meer gaat lenen is de verwachting dat een bedrijf ook meer informatie gaat verstrekken. LEVERAGE zal gemeten worden door de longterm debt to equity ratio Audit De verwachting is dat familiebedrijven eerder non Big-four accountants hebben dan nietfamiliebedrijven. Dit omdat er bij niet-familiebedrijven vaak meer mensen van buitenaf belangen hebben bij de informatie die naar buiten komt. Over het algemeen worden de resultaten van Big-four accountants hoger gewaardeerd dan jaarverslagen die opgesteld worden door non-big four accountants. Daarnaast zijn de accountants bij de Big-four duurder dan bij de non Big-four. De verwachting is dat de audit kwaliteit een positieve invloed heeft op het verstrekken van informatie. Dit zal worden gemeten door de dummy variabele AUDIT. 1 voor een Big 4 en een 0 voor een non-big 4. Onder de Big 4 worden de als volgt genoemde bedrijven bedoeld: PricewaterhouseCoopers, Deloitte Touche Tohmatsu, Ernst & Young en KPMG Ownership structure Zoals uitvoerig besproken in hoofdstuk 2 heeft de eigendomsstructuur invloed op het verstrekken van informatie. Deze variabele zal worden gemeten als een dummy en krijgt daarom de waarde 1 (familiebedrijf) of 0 (niet-familiebedrijf) Profitability Goed lopende bedrijven willen dit graag laten zien zodat zij tegen optimale voorwaarde kapitaal kunnen verkrijgen. Een manier om te laten zien aan de buitenwereld dat het goed gaat met een bedrijf, is het verstrekken van informatie. Er kan dus verwacht worden dat winstmakende bedrijven meer vrijwillige informatie verstrekken. PROFITABILITY zal worden gemeten door de nettowinst. 12
13 Voluntary Disclosure score Het is erg lastig om disclosure te meten. Andere onderzoekers hebben getracht om disclosure te meten. Meek et al., (1995) hebben een checklijst van 85 items opgesteld en zijn deze vervolgens bij ieder geselecteerd bedrijf langsgegaan. Deze 85 items werden opgedeeld in 3 hoofdgroepen; strategische informatie, niet-financiële informatie en financiële informatie. Botosan (1997) construeerde een model waarbij het disclosure niveau werd gemeten aan de hand van jaarverslagen. Hij gebruikte 35 items verdeeld over 5 categorieën van voluntary disclosure; achtergrond informatie, samenvatting van historische resultaten, niet-financiële statistieken, geprojecteerde informatie en management discussie en analyses. Voor ieder item konden ze een punt krijgen. Door aan bepaalde items gewichten te hangen leidde tot een score van een jaarverslag, de zogenaamde VOLUNTARY_DISCLOSURE_SCORE. In dit onderzoek zal voluntary disclosure gemeten worden aan de hand van samenvatting van historische resultaten. Voluntary disclosure bestaat natuurlijk uit veel meer onderwerpen maar wegens gebrek aan tijd zal dit onderzoek zich richten op de historische resultaten om zo de voluntary disclosure score te meten. Bij Botosan (1997) was dit een van de categorieën waarop zij haar voluntary dislcosure score berekende. Toegang tot historische samenvattingen van kwartaal- en jaarcijfers geven informatie nuttig weer in trend analyses. Historische samenvattingen presenteren informatie op een consistente basis, reflecteren veranderingen in acquisities, stopzetten van operaties, aandelensplitsing en geven informatie weer over het uitbetaalde dividend (Botosan, 1997). Normaliter gesproken presenteren bedrijven 5 of 10 jaar aan jaarlijkse data. Tienjarige data heeft de voorkeur omdat de lange termijn trends beter in het zicht zijn. In dit onderzoek zal net als bij Botosan dubbele punten worden toegerekend aan een bedrijf wanneer deze 10 jaar of meer weergeven in hun jaarrekening. De historische resultaten kijken naar verschillende punten in een jaarverslag. Op ieder punt is een punt te scoren en mocht het 10 jaar of langer informatie beschikken dan zullen de punten verdubbeld worden. Bedrijven die korter dan 10 jaar bestaan maar wel alle jaren in hun jaarverslag hebben opgenomen kunnen ook dubbele punten krijgen. Bij bedrijven die een 5 jarige samenvatting laten zien worden de punten vermenigvuldigd met 1,5. De items waar punten aan toegerekend worden zijn; Ten- or Five-Year Summary of Historical Results: 1.Return-on-assets or sufficient information to compute return-on-assets( i.e., net income, tax rate, interest expense and total assets) 2. Net profit margin or sufficient information to compute net profit margin (i.e., net income, tax rate, interest expense and sales) 3. Asset turnover or sufficient information to compute asset turnover (i.e., sales and total assets) 4. Return-on-equity or sufficient information to compute return-on-equity (i.e., net income and stockholders' equity) 5. Summary of sales and net income for most recent eight quarters Figuur 1: Overzicht van de punten die disclosure zullen meten uit Botosan(1997). 13
14 4.3. T-test Om te kijken of er een significant verschil zit in de VOLUNTARY_DISCLOSURE_SCORE zal eerst moeten worden gekeken of de varianties gelijk zijn aan elkaar aan de hand van een F-test. Aan de hand van die conclusie kan de juiste t-test worden geselecteerd om een beeld te scheppen over de disclosures bij familie- en niet-familiebedrijven. Als bekend is welke t-test (equal variances of unequal variances) gebruikt zal moeten worden zal vervolgens getest worden of de gemiddeldes significant van elkaar verschillen. Er zal worden gekeken of het gemiddelde van VOLUNTARY_DISCLOSURE_SCORE bij familiebedrijven significant groter is dan bij niet-familiebedrijven. Zo wordt er getracht een antwoord te krijgen op de hypothese1a en hypothese 1b; Familiebedrijven publiceren meer/minder vrijwillige informatie naar buiten dan niet-familiebedrijven. Mocht dit niet het geval zijn dan zullen de gemiddeldes waarschijnlijk significant aan elkaar gelijk zijn. Dit zal dan nog d.m.v. een t-test aangetoond worden. Beide testen zullen gebruik maken van een alfa met de waarde 0,05. De resultaten zullen worden weergegeven en besproken in hoofdstuk 5. 14
15 5.Resultaten In dit hoofdstuk zullen de belangrijkste resultaten van dit onderzoek op een rijtje worden gezet. Om tot de resultaten te komen moest er eerst data verzameld en verwerkt worden. In deze thesis is er gebruik gemaakt van de database Amadeus. In Amadeus waren namelijk de benodigde financiële gegevens van bedrijven uit het jaar 2007 beschikbaar zodat de onafhankelijke variabelen gevonden konden worden. Naast de belangrijkste financiële gegevens waren de jaarverslagen uit 2007 via Amadeus beschikbaar, zodat ook de afhankelijke variabele gemeten kon worden. In paragraaf 1 zal er worden gekeken naar de verschillen in karakteristieken van de gevonden data voor familiebedrijven en nietfamiliebedrijven. Vervolgens zullen de resultaten van de regressieanalyse worden besproken (paragraaf 2) en tot slot zal er in dit hoofdstuk de uitkomsten van de t-testen worden weergegeven (paragraaf 3) om te kijken of familiebedrijven gemiddeld meer voluntary disclosure uitgeven dan nietfamiliebedrijven Beschrijvende Statistieken Uiteindelijk zijn er voor dit onderzoek 18 bedrijven onderzocht. Van dit sample zijn er 9 familiebedrijven en 9 niet-familiebedrijven. In Appendix A is te zien welke bedrijven zijn gebruikt voor het sample en welke waarden zij hadden per variabele. Hieronder volgt de figuur waarbij de onafhankelijke variabele en de afhankelijke variabelen weergegeven worden met haar bijbehorende gemiddelde en de standaard deviatie voor familie- en niet-familiebedrijven. Familiebedrijven Nietfamiliebedrijven Mean Std. Deviation Mean Std. Deviation Size , , ,53 Leverage 0,35 0,46 0,90 0,789 Audit 0,71 0, Profitability , , , ,45 Voluntary Disclosure Score 6,11 1,8162 6,67 2,165 Figuur 2: Overzicht variabele en de daarbij behorende Mean en Std. Deviation. SIZE en PROFITABILITY x De onafhankelijke variabele SIZE is in het gekozen sample bij familiebedrijven gemiddeld lager. Dit is een aanzienlijk groot verschil wat verklaard kan worden door een paar hele grote bedrijven bij de niet-familiebedrijven zoals Philips, KPN en Ahold. Verder is te zien dat binnen fa- 15
16 milie en niet-familiebedrijven de variabele SIZE erg verschillend waren, gezien de hoge standaard deviatie. De variabele LEVERAGE is gemiddeld bij niet-familiebedrijven 2,57 keer zo groot. LEVERAGE werd gemeten door de ratio: Long-term-debt/Equity. Hieruit kan worden afgeleid dat familiebedrijven meer eigen vermogen hebben ten opzichte van de lange termijn leningen in vergelijking met nietfamiliebedrijven. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de spreiding in de LEVERAGE bij nietfamiliebedrijven groter was dan bij familiebedrijven. De derde variabele waarnaar gekeken werd betrof de variabele AUDIT. Omdat accountantskantoren misschien van invloed zijn op het verstrekken van vrijwillige informatie, werd deze variabele gemeten als een dummy. Een 1 voor een Big-four accountant en een 0 voor een non-big-four accountantskantoor. Figuur 2 laat zien dat bij niet-familiebedrijven, waarvoor het accountantskantoor bekend was, de jaarverslagen allemaal door Big-four accountantskantoren werden opgesteld. Bij familiebedrijven was er meer spreiding te vinden tussen Big-four en non-big-four accountantskantoren. Een verklaring hiervoor kan zijn dat er bij niet-familiebedrijven meer belangen worden behartigd en dat mensen van buitenaf een hele goede kwaliteit van het jaarverslag eisen. Deze betere kwaliteit van een jaarverslag is vaak te vinden bij de grootste vier accountancykantoren. De laatste onafhankelijke variabele waarnaar gekeken is betreft de variabele PROFITABILITY. PROFITABILITY is bij familiebedrijven aanzienlijk kleiner dan bij niet-familiebedrijven. Dit kan verklaard worden doordat de gekozen familiebedrijven qua SIZE gemiddeld al een stuk kleiner waren en kleinere bedrijven gemiddeld minder winst/verlies maken dan hele grote bedrijven. Nu rest nog de afhankelijke variabele VOLUNTA- RY_DISCLOSURE_SCORE. Deze variabele werd gemeten aan de hand van een deel van een lijst die Botosan (1997) gebruikte in haar onderzoek. Nul tot tien punten konden er worden toegeschreven aan de SCORE van een bedrijf. Gemiddeld gezien scoorden de niet-familiebedrijven hoger op de VOLUNTA- RY_DISCLOSURE_SCORE dan familiebedrijven. Of deze SCORE afhankelijk is van de andere besproken variabele zal worden getest in het regressiemodel (paragraaf 2). Verder zal worden gekeken of de gemiddelde SCORE significant van elkaar verschillen aan de hand van een T-test Regressiemodel Op geen enkele wijze is het gelukt om met de geselecteerde data een significant model te bouwen. Eerst zijn alle onafhankelijke variabele opgenomen in het model om de afhankelijke variabele te meten. Deze bleek echter niet significant en ook na het verwijderen van variabelen bleek het model niet significant. De significantie van een model geeft aan of de onafhankelijke variabelen gezamenlijk iets kunnen zeggen over de afhankelijke variabele. In dit onderzoek kan daarom worden gesteld dat met de bevonden data het publiceren van vrijwillige informatie niet afhangt van SIZE, LEVERAGE, AUDIT en PROFITABILITY. De verwachting was echter dat het model wel significant zou zijn omdat het model overgenomen is uit het onderzoek van Chau en Gray (2002). In de discussie zullen mogelijke oorzaken voor het niet vinden van een significant model worden besproken. 16
17 5.3. T-test Zoals duidelijk is geworden in paragraaf 2 van dit hoofdstuk, is het niet gelukt om een significant model te vinden. Rest nu nog waardes van de t-test zoals vernoemd in hoofdstuk 4 met een alfa van 0,05. Figuur 3 geeft een overzicht van variantie-test weer. Deze waardes zijn beschikbaar op de volgende bladzijde. Uit Figuur 3 is af te lezen dat de varianties gelijk zijn aan elkaar omdat de F-waarde niet in de verwerpingzone van H0 valt. Dit wil zeggen dat er bij de varianties van de VOLUNTA- RY_DISCLOSURE_SCORE bij familiebedrijven en niet-familiebedrijven geen sprake is van een groot verschil in de variantie. Dit is ook af te lezen in Figuur 2, alleen is dit nu door middel van een variantie-test bevestigd. Een mogelijkheid hiervoor is eerder benoemd in paragraaf 2, namelijk hetgeen dat de afhankelijke variabele maar op vijf punten is gemeten en ieder bedrijf de financiële ratio s in haar jaarverslag had opgenomen. Zo ontstonden er geen grote verschillen in de VOLUNTARY_DISCLOSURE_SCORE en bleken de varianties dus gelijk aan elkaar te zijn. Uit T-test 1 kan geconcludeerd worden dat het gemiddelde van de VOLUNTARY_DISCLOSURE_SCORE bij familiebedrijven niet significant groter is dan bij niet-familiebedrijven. Dit omdat de val. van de T-test 1 niet in de verwerpingzone van H0 valt. Hieruit kunnen we concluderen dat Hypothese 1a: H1a: Nederlandse familiebedrijven publiceren meer vrijwillige informatie dan Nederlandse nietfamiliebedrijven. verworpen wordt met het onderzoek dat in deze thesis is gedaan. Familiebedrijven publiceren dus significant niet meer informatie dan niet-familiebedrijven. Ook hypothese 1b: H1b: Nederlandse familiebedrijven publiceren minder vrijwillige informatie dan Nederlandse nietfamiliebedrijven. wordt verworpen omdat de val. van T-test 2 niet in de verwerpingzone van H0 valt. Familiebedrijven publiceren dus ook niet minder vrijwillige informatie dan Nederlandse niet-familiebedrijven. Doordat beide hypothese verworpen worden is er nog derde t-test gedaan. Hierbij werd gekeken of beide gemiddeldes significant dan aan elkaar gelijk zouden zijn. Deze resultaten staan in Figuur 3. Uit deze figuur kan men concluderen dat de gemiddeldes significant gelijk zijn aan elkaar. Hierdoor kan men vaststellen dat er geen verschil te vinden is tussen familie- en niet-familiebedrijven met betrekking tot het publiceren van voluntary disclosures. 17
18 Variantie-Test T-test 1 (equal variances) (i) H0: σ1²/ σ2²=1 VS H1: σ1²/ σ2² 1 (i) Ho: µ1-µ2 0 VS H1: µ1-µ2>0 (ii) Test statistic: F = S1²/S2² (iii) Reject H0 f 4,43 or f 0,23 (iv) Val.= 0,59 (v) Don t reject H0, variances are equal (ii) Test statistic: T (iii) reject H0 t 1,75 (iv) Val.=-0,59 (v) Don t reject H0, difference between µ1 and µ2 is not >0 T-test 2 (equal variances) (ii) Ho: µ1-µ2 0 VS H1: µ1-µ2<0 (ii) Test statistic: T (iii) Reject H0 t -1,75 T-test 3 (equal variances) (v) Ho: µ1-µ2=0 VS H1: µ1-µ2 0 (vi) Test statistic: T (vii) Reject H0 t -2,12 or t 2,12 (iv)val.=-0,59 (viii) Val.=-0,59 (v) Don t reject H0, difference between µ1 and µ2 is not <0 (v) Don t reject H0, difference between µ1 and µ2 =0 Figuur 3: Overzicht van de variantie-test en de t-testen. 18
19 5. Samenvatting In dit laatste hoofdstuk zal de conclusie worden weergegeven en vervolgens aan de hand van een discussie de verwachtingen met de bevonden resultaten worden vergeleken (paragraaf 1). In het bijzonder zal de significantie van het regressiemodel centraal staan omdat deze in andere onderzoeken ook gebruikt is, maar deze toen wel significant bevonden is. Ook zal in dit hoofdstuk de beperkingen van het onderzoek aan bod komen en worden er mogelijkheden tot vervolgonderzoek aangeboden (paragraaf 2) Conclusie & discussie De verwachting van dit onderzoek was dat familiebedrijven minder voluntary disclosures zouden publiceren dan niet-familiebedrijven. Dat er in de structuur tussen familie- en niet-familiebedrijven een verschil zit werd aangetoond door Ali et al (2007). Zij spraken van verschillende agency problemen en dat verschil zou wel een kunnen leiden tot het verschil in disclosures. Chau en Gray (2008), die de Aziatische markt onder de loep namen door te kijken naar disclosures bij familie- en niet-familiebedrijven in Hongkong en Singapore zagen dat familiebedrijven de neiging hadden minder disclosures te publiceren. Uit het onderzoek dat in deze thesis is beschreven kan echter geconcludeerd worden dat er geen verschil zit tussen het verstrekken van vrijwillige informatie bij familie- en niet-familiebedrijven. Dit omdat er bij de gemiddelden van VOLUNTARY_DISCLOSURE_SCORE geen significant verschil werd aangetoond. Familiebedrijven publiceerden niet meer maar ook niet minder significant vrijwillige informatie dan nietfamiliebedrijven. Deze vrijwillige informatie is gebaseerd op een 5-punts checklist die de samenvatting van belangrijke financiële ratio s van de afgelopen jaren weergaf in de jaarverslagen van bedrijven. Toch kunnen er bij deze conclusie vraagtekens neergezet worden omdat de gemeten disclosure anders is gemeten dan andere onderzoekers in eerdere onderzoeken hebben gedaan. Door middel van een regressiemodel werd geprobeerd de VOLUNTARY_DISCLOSURE_SCORE te bepalen. Het gebruikte regressiemodel was eerder in het onderzoek van Chau en Gray (2008) verwerkt. De resultaten in dit onderzoek gaven echter in tegenstelling tot Chau en Gray(2008) geen significant model. Een mogelijke oorzaak hiervan is te vinden in het meten van de voluntary disclosure. Chau en Gray (2008) gebruikten een checklist die gebaseerd was op de 85 items checklist, die Meek et al., (1995) gebruikten om voluntary disclosure te meten. In dit onderzoek is voluntary disclosure gemeten aan de hand van een overzicht van historische gegevens. Dit zijn slechts 5 onderdelen in een lijst van 35 onderdelen waarmee Botosan (1997) disclosure trachtte te meten. Deze 5 onderdelen waarnaar gekeken is, bleken bij ieder onderzocht bedrijf aanwezig te zijn. Het enige verschil zat hem uiteindelijk in de jaarverslagen, waarbij een paar bedrijven een 5-jarig of 10-jarig overzicht in hun jaarverslag geplaatst hadden. Hierdoor bleven grote verschillen tussen familie- en niet-familiebedrijven uit. In dit onderzoek werd dus op een andere manier disclosure gemeten dan dat dat het geval was bij het onderzoek van Chau en Gray (2008). Doordat het op een hele andere manier is gemeten kunnen er vraagtekens geplaatst worden bij de validiteit van disclosure. De disclosure-score is maar op vijf punten gebaseerd, zo is het mogelijk dat niet meer hetgeen wordt gemeten waarnaar gezocht werd. Waarschijnlijk zal het vijfitem checklist, die gebruikt is niet reprentatief staan voor disclosure. Dit kan een verklaring zijn waarom er geen significant model gevonden is, daar waar het wel de verwachting was. Doordat de 5 items mogelijk niet goed genoeg disclosures konden meten, is er geen significant model ontstaan. Daardoor werd het onmogelijk om vast te stellen welke onafhankelijke variabelen er echt invloed hadden op de afhankelijke variabele. Uit de regressie die werd gemeten kwam namelijk naar voren dat er geen verband was tussen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele. 19
20 Eerder in dit onderzoek is gemeld dat het meten van de voluntary disclosure erg moeilijk zou zijn. Een van de belangrijkste beperkingen van dit onderzoek is daarnet in de discussie besproken en betreft het geval dat disclosure maar op één vijf punten checklist is gebaseerd. Hierdoor is het de vraag of voluntary disclosure wel op een juiste manier gemeten is. Dit is waarschijnlijk een van de oorzaken waardoor er geen significant regressiemodel werd gevonden. Doordat disclosure maar op 5 punten is bekeken kunnen er ook vraagtekens worden gezet bij de conclusie dat er geen verschil zit in disclosures tussen familie- en niet-familiebedrijven. Het is daarom misschien wel beter om te zeggen dat er in de samenvatting van historische gegevens in jaarverslagen bij familie- en niet-familiebedrijven geen significant verschil te ontdekken is, in plaats van te spreken van disclosure. Een ander punt wat genoemd kan worden bij de disclosure is dat Meek et al., (1995) de disclosure opdeelden in strategische, nietfinanciële en financiële informatie. Botosan (1997) deelde de disclosure ook op in verschillende delen, namelijk; achtergrond informatie, samenvatting van historische resultaten, niet-financiële statistieken, geprojecteerde informatie en management discussie en analyses. In dit onderzoek is geen sprake gemaakt van een onderverdeling in disclosure, dit kan als een bijkomende beperking van het onderzoek worden gezien. Ook werden bedrijven bij Botosan (1997) en Meek et al., (1995) in verschillende industriële groepen geplaatst. Hierdoor krijg je een beter overzicht of er nog verschillen zitten tussen bepaalde industrieën met betrekking tot disclosures. Een andere beperking van het onderzoek betreft het sample. Er zijn maar 18 bedrijven onderzocht waardoor de representativiteit van het onderzoek ten twijfel kan worden gebracht. Een grotere steekproef zou namelijk tot andere, meer betrouwbare, resultaten kunnen leiden. Daarnaast is er bij het sample alleen rekening gehouden met het criteria dat het een Nederlands familie- of niet-familiebedrijf moest zijn waarbij het jaarverslag van 2007 ter beschikking was. Doordat er verder geen eisen werden gesteld aan bedrijven, zijn er hele grote verschillen ontstaan in de variabele SIZE en PROFITABILITY. Dit zou ook een mogelijke verklaring kunnen zijn van het niet vinden van verbanden tussen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele Vervolgonderzoek In een vervolgonderzoek zou het interessant kunnen zijn om de bevonden resultaten op andere landen te testen. Het kan voor stakeholders interessant zijn om te weten of familie- of nietfamiliebedrijven uiteindelijk meer informatie verstrekken. Waar rekening mee gehouden dient te worden is het meten van de disclosure. Door disclosure te meten aan de hand van een 5-punten checklist is het lastig om uitspraken te doen over de gehele disclosure die uit veel meer onderdelen bestaat. Een mogelijkheid is dus de disclosure op te delen in verschillende type informatie zoals Meek et al., (1995) deden. Een andere mogelijkheid zou zijn om bedrijven in verschillende bedrijfscategorieën te plaatsen om te kijken of er tussen de verschillende takken een verschil in de disclosures zitten. 20
21 Referentielijst Boeken: - Knechel W., Salterio S., Ballou B. (2007), Auditing: Assurance & risk, Thomson South-Western, 3th edition. - Zimmerman, J.L. (2009). Accounting for Decision making and Control, McGraw-Hill Education, 6th edition. Artikelen: - Ali, A., Chen, T.Y. and Radhakrishnan, S. (2007). Corporate disclosures by family firms, Journal of Accounting and Economics 44: pp Anderson, R.C. and Reeb, D.M. (2003a). Founding family ownership and firm performance: Evidence from the S&P 500, The Journal of Finance, Vol. 58, No. 3, pp Anderson, R.C. en D.M. Reeb (2003b). Founding-family ownership, corporate diversification, and firm leverage. Journal of Law and Economics 46, Anderson, R.C., S.A. Mansi en D.M. Reeb (2003). Founding family ownership and the agency cost of debt. Journal of Financial Economics 68, Botosan CA, 1997, Disclosure level and the cost of equity capital, Accounting Review -Brown S., Hillegeist SA., Lo K.,(2004), Conference calls and information asymmetry, Journal of Accounting and Economics. -Bushman, R., Smith, A., 2001, Financial accounting information and corporate governance, Journal of Accounting and Economics 32, Chau, G., Gray, S.,(2002) Ownership structure and corporate voluntary disclosure in Hong Kong and Singapore, The International Journal of Accounting 37, Demsetz, H. and Lehn, K. (1985). The structure of corporate ownership: causes and consequences, Journal of Political Economy 93: pp Foster, George, 1986, Financial statement anaysis, Prentice-Hall Englewood Cliff. -Gilson, R.J. and Gordon, J. (2003). Controlling controlling shareholders, Social Science Research Network, Working Paper No James, H., 1999, Owner as a manager, extended horizons and the family firm, International Journal of the Economics of Business, vol. 6, nr. 1, p Jensen, M.C. and Meckling, W.H. (1976). Theory of the firm: Managerial behavior, agency costs and ownership structure, Journal of Financial Economics, V. 3, No. 4, pp
Wettelijke accountantscontrole bij familiebedrijven noodzakelijk? Thijs J.T. Peeters Msc
Wettelijke accountantscontrole bij familiebedrijven noodzakelijk? Thijs J.T. Peeters Msc 1 Inleiding In de media verschijnen met enige regelmaat berichten over het nut van accountantscontrole. Wat is nou
Nadere informatieGEBRUIK VAN VERANTWOORDELIJKHEIDS- CENTRA
Management control: GEBRUIK VAN VERANTWOORDELIJKHEIDS- CENTRA RECENTE ONTWIKKELINGEN IN ONDERZOEK 34 Jake Foster: beeld Verantwoordelijkheidscentra vormen binnen veel organisaties een essentieel onderdeel
Nadere informatieCorporate disclosures bij familiebedrijven in Nederland
Bachelor Thesis Accounting Corporate disclosures bij familiebedrijven in Nederland Door: V.M.J. (Vera) Colen 214497 Begeleider Dhr. B.R.C.J. van den Brand Juni 2010 Inhoudsopgave 1 Introductie.3 2 Literatuuronderzoek
Nadere informatieRobuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid
Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Dr.ir. P.W. Heijnen Faculteit Techniek, Bestuur en Management Technische Universiteit Delft 22 april 2010 1 1 Introductie De
Nadere informatieThemaonderzoek 2011 Winst per aandeel (IAS 33)
Themaonderzoek 2011 Winst per aandeel (IAS 33) Toezicht Financiële Verslaggeving 27 oktober 2011 Autoriteit Financiële Markten De AFM bevordert eerlijke en transparante financiële markten. Wij zijn de
Nadere informatieANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN
ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...
Nadere informatie(Voor de EER relevante tekst)
19.12.2015 L 333/97 VERORDENING (EU) 2015/2406 VAN DE COMMISSIE van 18 december 2015 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen
Nadere informatieHoofdstuk 7: Statistische gevolgtrekkingen voor distributies
Hoofdstuk 7: Statistische gevolgtrekkingen voor distributies 7.1 Het gemiddelde van een populatie Standaarddeviatie van de populatie en de steekproef In het vorige deel is bij de significantietoets uitgegaan
Nadere informatieProf dr Philip Wallage 2 JUNI 2010 AMSTERDAM SEMINAR EUMEDION, NIVRA EN VBA
Wat is de feitelijke rol van de accountant ten aanzien van het jaarverslag en elders opgenomen niet financiële informatie? In hoeverre matcht deze rol met de verwachtingen van beleggers? Prof dr Philip
Nadere informatieVerslaggeving Duurzaam Ondernemen. I.B.R. I.R.E. Belgium
Verslaggeving Duurzaam Ondernemen I.B.R. I.R.E. Belgium Verslaggeving Duurzaam Ondernemen Rosita Van Maele Ernst & Young 1. Definities Duurzaam Ondernemen Maatschappelijk verantwoord ondernemen Societal
Nadere informatieInvloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting
xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het
Nadere informatieDeelnameprotocol Transparantiebenchmark 2015
Deelnameprotocol Transparantiebenchmark 2015 Maart 2015 De Transparantiebenchmark is een jaarlijks onderzoek van het Ministerie van Economische Zaken naar de inhoud en kwaliteit van externe verslaggeving
Nadere informatieNIVE Controllerscongres Creatieve verslaggeving ontmaskerd! Drs. S.N. Betting RA April 2019
NIVE Controllerscongres Creatieve verslaggeving ontmaskerd! Drs. S.N. Betting RA April 2019 Drs. S.N. Betting RA 2 Creatieve verslaggeving ontmaskerd! Plaats van dit thema binnen dit congres en de 17 Sustainable
Nadere informatie11. Multipele Regressie en Correlatie
11. Multipele Regressie en Correlatie Meervoudig regressie model Nu gaan we kijken naar een relatie tussen een responsvariabele en meerdere verklarende variabelen. Een bivariate regressielijn ziet er in
Nadere informatieMeervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden
Er is onderzoek gedaan naar rouw na het overlijden van een huisdier (contactpersoon: Karolijne van der Houwen (Klinische Psychologie)). Mensen konden op internet een vragenlijst invullen. Daarin werd gevraagd
Nadere informatieEIND TOETS TOEGEPASTE BIOSTATISTIEK I. 30 januari 2009
EIND TOETS TOEGEPASTE BIOSTATISTIEK I 30 januari 2009 - Dit tentamen bestaat uit vier opgaven onderverdeeld in totaal 2 subvragen. - Geef bij het beantwoorden van de vragen een zo volledig mogelijk antwoord.
Nadere informatieWAAR JE ZIT IS WAAR JE STAAT
WAAR JE ZIT IS WAAR JE STAAT Posities als antecedenten van management-denken over concernstrategie ACHTERGROND (H. 1-3) Concernstrategie heeft betrekking op de manier waarop een concern zijn portfolio
Nadere informatieBedrijfsopvolging binnen of buiten Familieverband Mirjam van Praag Hoogleraar Ondernemerschap en organisatie (UvA) Wetenschappelijk directeur ACE
Bedrijfsopvolging binnen of buiten Familieverband Mirjam van Praag Hoogleraar Ondernemerschap en organisatie (UvA) Wetenschappelijk directeur ACE SIRET jaarcongres 13-9-2013 Amsterdam Actueel Oud-ondernemers
Nadere informatiewerkcollege 6 - D&P10: Hypothesis testing using a single sample
cursus huiswerk opgaven Ch.9: 1, 8, 11, 12, 20, 26, 36, 37, 71 werkcollege 6 - D&P10: Hypothesis testing using a single sample Activities 9.3 en 9.4 van schatting naar toetsing vorige bijeenkomst: populatie-kenmerk
Nadere informatieEnkelvoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden
Er is onderzoek gedaan naar rouw na het overlijden van een huisdier (contactpersoon: Karolijne van der Houwen (Klinische Psychologie)). Mensen konden op internet een vragenlijst invullen. Daarin werd gevraagd
Nadere informatieFinancial due diligence: Toegevoegde waarde due diligence adviseur bij afrekenmechanismen
Financial due diligence: Toegevoegde waarde due diligence adviseur bij afrekenmechanismen Door: Gijs van Reen Transacties vinden veelal plaats op een 'cash and debt' free basis. Een analyse van de netto
Nadere informatieThe Effectiveness of Community Schools: Evidence from the Netherlands
The Effectiveness of Community Schools: Evidence from the Netherlands Proefschrift Marieke Heers (gepromoveerd 3 oktober in Maastricht; promotoren prof.dr. W.N.J. Groot en prof.dr. H. Maassen van den Brink)
Nadere informatieIMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY
IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY - eindrapport - Y. Bleeker MSc (Regioplan) dr. M. Witvliet (Regioplan) dr. N. Jungmann (Hogeschool Utrecht) Regioplan Jollemanhof
Nadere informatieHoe cashflow te interpreteren. Volgens de lesgever <> begin liquiditeit einde liquiditeit hoewel alle reporting modellen wel zo
Hoe cashflow te interpreteren. Volgens de lesgever begin liquiditeit einde liquiditeit hoewel alle reporting modellen wel zo zijn opgemaakt (ook onder IFRS) IAS 7 maakt gebruik van cashstroom tabellen,
Nadere informatieHoofdstuk 14: Kapitaalstructuur in een perfecte markt.
Hoofdstuk 14: Kapitaalstructuur in een perfecte markt Bedrijven gebruiken bonden om investeringen te financieren of om fondsen te collecteren om schulden mee af te betalen Wat voor soort bonden zouden
Nadere informatieOpen vragen 1. Wat zijn stakeholders van een onderneming?
Vragen hoofdstuk 8: Externe verslaggeving Open vragen 1. Wat zijn stakeholders van een onderneming? Externe verslaggeving is, zoals de naam al aangeeft, gericht op het verschaffen van informatie aan partijen
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch)
Samenvatting (Summary in Dutch) In de afgelopen twintig jaar zijn patronen in rendementen van aandelen gevonden die niet vanuit de neo-klassieke economische theorie kunnen worden verklaard. Modellen als
Nadere informatieIFRS 16 en de vastgoedwereld
IFRS 16 en de vastgoedwereld De veranderende regelgeving ten aanzien van de boekhoudkundige standaarden Onder IFRS 16 zal het onderscheid tussen operational en financial leases komen te vervallen waardoor
Nadere informatieAlternatieve financiële prestatie-indicatoren. Toezicht Kwaliteit Accountantscontrole & Verslaggeving
Alternatieve financiële prestatie-indicatoren Toezicht Kwaliteit Accountantscontrole & Verslaggeving April 2014 Inhoudsopgave 1 Conclusie en samenvatting 4 2 Doelstellingen, onderzoeksopzet en definiëring
Nadere informatieMarleen van de Westelaken Vincent Peters Informatie over Participatieve Methoden
HANDOUT SCENARIO-ONTWIKKELING Marleen van de Westelaken Vincent Peters Informatie over Participatieve Methoden SCENARIO-ONTWIKKELING I n h o u d Scenario-ontwikkeling 1 1 Wat zijn scenario s? 1 2 Waarom
Nadere informatieINDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 5
INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 5 1. De onderzoekers van een preventiedienst vermoeden dat werknemers in een bedrijf zonder liften fitter zijn dan werknemers
Nadere informatieRelatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën
Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual
Nadere informatieRobuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid
Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Dr.ir. P.W. Heijnen Faculteit Techniek, Bestuur en Management Technische Universiteit Delft 6 mei 2010 1 1 Introductie De Energiekamer
Nadere informatieWe berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren:
INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 4 1. Toets met behulp van SPSS de hypothese van Evelien in verband met de baardlengte van metalfans. Ga na of je dezelfde conclusies
Nadere informatieExamen Statistische Modellen en Data-analyse. Derde Bachelor Wiskunde. 14 januari 2008
Examen Statistische Modellen en Data-analyse Derde Bachelor Wiskunde 14 januari 2008 Vraag 1 1. Stel dat ɛ N 3 (0, σ 2 I 3 ) en dat Y 0 N(0, σ 2 0) onafhankelijk is van ɛ = (ɛ 1, ɛ 2, ɛ 3 ). Definieer
Nadere informatieG0N11C Statistiek & data-analyse Project tweede zittijd
G0N11C Statistiek & data-analyse Project tweede zittijd 2014-2015 Naam : Raimondi Michael Studierichting : Biologie Gebruik deze Word-template om een antwoord te geven op onderstaande onderzoeksvragen.
Nadere informatieHoe verenigen vastgoedbeleggers duurzame en financiële rendementen? Het investeerders perspectief (indirect)
Hoe verenigen vastgoedbeleggers duurzame en financiële rendementen? Het investeerders perspectief (indirect) VBA Seminar Hoe verenigen vastgoedbeleggers duurzame en financiële rendementen? Matthijs Storm
Nadere informatieImplementations of Tests on the Exogeneity of Selected Variables and Their Performance in Practice M. Pleus
Implementations of Tests on the Exogeneity of Selected Variables and Their Performance in Practice M. Pleus Dat economie in essentie geen experimentele wetenschap is maakt de econometrie tot een onmisbaar
Nadere informatieDifferences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children
1 Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working mothers with spouse and young children Verschil in stress en stressreactiviteit tussen hoogopgeleide thuisblijf-
Nadere informatiehet laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en
Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens
Nadere informatieBerekenen en gebruik van Cohen s d Cohen s d is een veelgebruikte manier om de effectgrootte te berekenen en wordt
A. Effect & het onderscheidingsvermogen Effectgrootte (ES) De effectgrootte (effect size) vertelt ons iets over hoe relevant de relatie tussen twee variabelen is in de praktijk. Er zijn twee soorten effectgrootten:
Nadere informatievan Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw
De Invloed van Werk- en Persoonskenmerken op het Welbevinden van Werknemers The Influence of Job and Personality Characteristics on Employee Well-being Drs. P.E. Gouw Eerste begeleider: Dr. S. van Hooren
Nadere informatieFinancial Management BDK A. Kapitaalkosten
A. Kapitaalkosten In dit hoofdstuk wordt onderzocht hoeveel procent van elke bron van geld (eigen vermogen of vreemd vermogen) gebruikt moet worden om een bedrijf te financieren. Kapitaalkosten Kapitaalkosten
Nadere informatieWim Eysink Deloitte IIA Raad van Advies. Voorstellen herziene Corporate Governance Code
Wim Eysink Deloitte IIA Raad van Advies Voorstellen herziene Corporate Governance Code De voorstelllen voor de nieuwe corporate governance code Compliance versus impact Zeist, 8 juni 2016 Commissie Peters
Nadere informatieHOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN
HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN Inleiding Statistische gevolgtrekkingen (statistical inference) gaan over het trekken van conclusies over een populatie op basis van steekproefdata.
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur
Nadere informatieFinancieren anno 2015 BDO M&A - Debt Advisory Strategisch financieringsadvies
Financieren anno 2015 BDO M&A - Debt Advisory Strategisch financieringsadvies drs. Roel van der Sar RC RV Manager Corporate Finance Debt Advisory Introductie drs. Roel van der Sar RC RV Senior Manager
Nadere informatieEEN NADERE ANALYSE VAN DE RELATIES TUSSEN AANDELENRENDEMENTEN EN WINSTEN, DIVIDENDEN EN CASH-FLOWS. Gert Hegge en Rezaul Kabir
EEN NADERE ANALYSE VAN DE RELATIES TUSSEN AANDELENRENDEMENTEN EN WINSTEN, DIVIDENDEN EN CASH-FLOWS Gert Hegge en Rezaul Kabir Vakgroep Bedrijfseconomie Katholieke Universiteit Brabant Tilburg, april 1995
Nadere informatieToelichting op minderheidsbelangen. Toezicht Financiële Verslaggeving
Toelichting op minderheidsbelangen Toezicht Financiële Verslaggeving Oktober 2012 Inhoudsopgave 1 Executive Summary 4 2 Belangrijkste onderzoeksresultaten 7 3 Aanleiding, doelstellingen en populatie 10
Nadere informatieOplossingen hoofdstuk XI
Oplossingen hoofdstuk XI. Hierbij vind je de resultaten van het onderzoek naar de relatie tussen een leestest en een schoolrapport voor lezen. Deze gegevens hebben betrekking op een regressieanalyse bij
Nadere informatieDe benchmark geanalyseerd
Datum 21-05-2015 1 De benchmark geanalyseerd Master studies naar de uitkomsten van de Transparantie Benchmark Allard Hibma MSc Prof. dr. Dick de Waard Datum 21-05-2015 2 Agenda Introductie Toelichting
Nadere informatieMasterproef Vrijwillige verslaggeving in familieondernemingen: invloed van eigendomsstructuur en de onafhankelijkheid van de raad van bestuur
2012 2013 FACULTEIT BEDRIJFSECONOMISCHE WETENSCHAPPEN master in de toegepaste economische wetenschappen: accountancy en financiering Masterproef Vrijwillige verslaggeving in familieondernemingen: invloed
Nadere informatieKlantonderzoek: statistiek!
Klantonderzoek: statistiek! Statistiek bij klantonderzoek Om de resultaten van klantonderzoek juist te interpreteren is het belangrijk de juiste analyses uit te voeren. Vaak worden de mogelijkheden van
Nadere informatieBoekbesprekingen. Wat zijn de oorzaken en gevolgen van winststuring?
Boekbesprekingen Resultaatsturing meetbaar? Bart van Praag (2001), Earnings Management : Empirical Evidence on Value Relevance and Income Smoothing. Amsterdam : Tinbergen Institute. ISBN 90 51708246 Dr.
Nadere informatieCONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT i
CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT i Aan: de aandeelhouders en de raad van commissarissen van... (naam entiteit(en)) A. Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening 201X
Nadere informatieVoorbeeldtentamen Statistiek voor Psychologie
Voorbeeldtentamen Statistiek voor Psychologie 1) Vul de volgende uitspraak aan, zodat er een juiste bewering ontstaat: De verdeling van een variabele geeft een opsomming van de categorieën en geeft daarbij
Nadere informatiehoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5
SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de
Nadere informatie(Big) Data in het sociaal domein
(Big) Data in het sociaal domein Congres Sociaal: sturen op gemeentelijke ambities 03-11-2016 Even voorstellen Laudy Konings Lkonings@deloitte.nl 06 1100 3917 Romain Dohmen rdohmen@deloitte.nl 06 2078
Nadere informatieTECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Statistiek 2 voor TeMa (2S195) op dinsdag , uur.
TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica Tentamen Statistiek voor TeMa (S95) op dinsdag 3-03-00, 9- uur. Bij het tentamen mag gebruik worden gemaakt van een zakrekenmachine en
Nadere informatiewerkcollege 7 - D&P10: Hypothesis testing using a single sample
cursus 11 mei 2012 werkcollege 7 - D&P10: Hypothesis testing using a single sample huiswerk opgaven Ch.9: 1, 8, 11, 12, 20, 26, 36, 37, 71 Activities 9.3 en 9.4 experimenten zelf deelnemen als proefpersoon
Nadere informatieTax Directors Forum. Na de hoogtij van Horizontaal Toezicht nu een klimaat waarin boetes veel dichterbij gekomen zijn? Rotterdam, 12 februari 2015
Tax Directors Forum Na de hoogtij van Horizontaal Toezicht nu een klimaat waarin boetes veel dichterbij gekomen zijn? Rotterdam, 12 februari 2015 Agenda 16.00 16.05 uur Welkom en opening Frits Barnard
Nadere informatieEquitisation and Stock-Market Development
Samenvatting In deze dissertatie worden twee belangrijke vraagstukken met betrekking tot het proces van economische hervorming in Vietnam behandeld, te weten de Vietnamese variant van privatisering (equitisation)
Nadere informatieIn hoeverre heeft de grootte van een accountantskantoor invloed op de kwaliteit van een accountantscontrole?
In hoeverre heeft de grootte van een accountantskantoor invloed op de kwaliteit van een accountantscontrole? Robert van der Vijver 6068731 Bachelorscriptie Accountancy & Control Faculteit Economie & Bedrijfskunde
Nadere informatieRubriek Verslaggeving en Verslaglegging. Fusies en overnames
Rubriek Verslaggeving en Verslaglegging Fusies en overnames In de rubriek Verslaggeving en Verslaglegging gaan we deze keer in op de verwerking van fusies en overnames. Een actueel onderwerp in een tijdperk
Nadere informatieRvC-verslagen geven weinig inzicht
RvC-verslagen geven weinig inzicht Erasmus Universiteit Rotterdam September 2010 Dr. Mijntje Lückerath-Rovers Drs. Margot Scheltema contact: luckerath@frg.eur.nl Het onderzoek Ondernemingen : Van 60 ondernemingen
Nadere informatieKPMG PROVADA University 5 juni 2018
IFRS 16 voor de vastgoedsector Ben u er klaar voor? KPMG PROVADA University 5 juni 2018 The concept of IFRS 16 2 IFRS 16 Impact on a lessee s financial statements Balance Sheet IAS 17 (Current Standard)
Nadere informatieJaarvergadering 2018
Jaarvergadering 2018 Agenda 1. Opening 2. Verslag beheerder over 2017 3. Organisatiestructuur 4. Vaststelling jaarrekening 2017 5. Decharge beheerder 6. Rondvraag 7. Sluiting Verslag beheerder 2017 Meesman
Nadere informatieMeer duidelijkheid over samenstellingsopdrachten met komst Standaard 4410
Spotlight Meer duidelijkheid over samenstellingsopdrachten met komst Standaard 4410 Robert van der Glas - Statutaire compliance, Tax Reporting & Strategy De NBA heeft onlangs de herziene standaard uitgebracht
Nadere informatieAansprakelijkheid van accountants binnen de EU
Aansprakelijkheid van accountants binnen de EU Commentaar NIVRA op EU Consultatie, maart 2007 Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants Inleiding De laatste jaren wordt veel gediscussieerd
Nadere informatieBeschrijvende statistiek
Beschrijvende statistiek Beschrijvende en toetsende statistiek Beschrijvend Samenvatting van gegevens in de steekproef van onderzochte personen (gemiddelde, de standaarddeviatie, tabel, grafiek) Toetsend
Nadere informatieInvestment Management. De COO-agenda
Investment Management De COO-agenda Vijf thema s 1) Markt 2) Wet- en regelgeving 3 5) Rol van de COO 5 3) Operations 4) Technologie 2012 KPMG Accountants N.V., registered with the trade register in the
Nadere informatieBowling alone without public trust
Bowling alone without public trust Een bestuurskundig onderzoek naar de relatie tussen een ervaren sociaal isolement van Amsterdamse burgers en de mate van publiek vertrouwen dat deze burgers hebben in
Nadere informatieVoorwoord. Mededelingen Aureus:
Voorwoord Dit is het overzicht van de studiestof Finance. Het betreft hier een overzicht van de verplichte literatuur. Hoofdstuk A tot en met M bestaat uit de verplichte literatuur van het hoofdboek. Dit
Nadere informatieStudieloopbaanbegeleiding in het hbo: mogelijkheden en grenzen. Marinka Kuijpers & Frans Meijers
Studieloopbaanbegeleiding in het hbo: mogelijkheden en grenzen Marinka Kuijpers & Frans Meijers De Haagse Hogeschool Januari 2009 Management Samenvatting Studieloopbaanbegeleiding is hot in het hoger beroepsonderwijs.
Nadere informatieHet Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping
Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping The Relation Between Personality, Stress and Coping J.R.M. de Vos Oktober 2009 1e begeleider: Mw. Dr. T. Houtmans 2e begeleider: Mw. Dr. K. Proost Faculteit
Nadere informatieBij herhaalde metingen ANOVA komt het effect van het experiment naar voren bij de variantie binnen participanten. Bij de gewone ANOVA is dit de SS R
14. Herhaalde metingen Introductie Bij herhaalde metingen worden er bij verschillende condities in een experiment dezelfde proefpersonen gebruikt of waarbij dezelfde proefpersonen op verschillende momenten
Nadere informatieSummary in Dutch. Samenvatting
Samenvatting In de theorie van het menselijk kapitaal zijn kennis en gezondheid uitkomsten van bewuste investeringsbeslissingen. Veel van de keuzes hieromtrent lijken in de praktijk echter niet weldoordacht.
Nadere informatieDe impact van automatisering op het Nederlandse onderwijs
De impact van automatisering op het Nederlandse onderwijs Een verkenning op basis van data-analyse Amsterdam, september 2016 Leiden we op tot werkloosheid? De impact van automatisering op het onderwijs
Nadere informatieImpact of BEPS disruptions on TCF / TRM / Tax Strategy
Impact of BEPS disruptions on TCF / TRM / Tax Strategy Be prepared for the future Herman Huidink & Hans de Jong TCF / TRM Basics (I) Werkstromen Tax Tax risk management & control Tax reporting & compliance
Nadere informatieReële karakteristieken van beleggingscategorieën
Reële karakteristieken van beleggingscategorieën Henk Hoek ORTEC Postbus 4074 3006 AB Rotterdam Max Euwelaan 78 Tel. +31 (0)10 498 6666 info@ortec.com www.ortec.com 6 november 2008 Inleiding: nominaal
Nadere informatieBeleggen in valuta. Erasmus Universiteit Rotterdam RiskTec Currency Management. dr Ronald Huisman.
Beleggen in valuta dr Ronald Huisman Erasmus Universiteit Rotterdam RiskTec Currency Management ronaldhuisman@risktec.nl Valutamarkten zijn voorspelbaar In een efficiënte markt - is alle informatie in
Nadere informatie9. Lineaire Regressie en Correlatie
9. Lineaire Regressie en Correlatie Lineaire verbanden In dit hoofdstuk worden methoden gepresenteerd waarmee je kwantitatieve respons variabelen (afhankelijk) en verklarende variabelen (onafhankelijk)
Nadere informatieETHIEK BINNEN HET FAMILIEBEDRIJF
ETHIEK BINNEN HET FAMILIEBEDRIJF In hoeverre bestaan er verschillen tussen familiebedrijven en andere bedrijven? NAAM: CHET LOK Studentnummer: 10034587 Begeleider: Dhr. Drs. R.W.J. van Loon RA Woorden:
Nadere informatieBusiness Continuity Management conform ISO 22301
Business Continuity Management conform ISO 22301 Onderzoek naar effecten op de prestaties van organisaties Business continuity management gaat over systematische aandacht voor de continuïteit van de onderneming,
Nadere informatieDutch Round Table On Performance Measurement
Dutch Round Table On Performance Measurement 19 maart 2009 Dag programma Dutch Round Table 13:20 GIPS 2010 Mark van Eijk 13:30 Valutahedging Ido de Geus 14:00 Round Table Discussie 14:45 Koffie Break 15:15
Nadere informatieSymposium SCGOP 27 augustus 2003
Symposium SCGOP 27 augustus 2003 Prof. mr S.R. Schuit steven.schuit@allenovery.com I Het overzicht NL - UK - G - F Wat zijn de grote verschillen? (met name van belang voor institutionele beleggers) II
Nadere informatieNederlandse Beroepsorganisatie van Accountants t.a.v. Adviescollege voor Beroepsreglementeting Postbus 7984 1008 AD AMSTERDAM
E Ernst & Young Accountants LLP Telt +31 88 407 1000 Boompjes 258 Faxt +31 88407 8970 3011 XZ Rotterdam, Netherlands ey.corn Postbus 2295 3000 CG Rotterdam, Netherlands Nederlandse Beroepsorganisatie van
Nadere informatieOER/TER ADDENDA ( )
OER/TER ADDENDA (21-11-2017) Regarding: Teaching and Examination Regulations Master s degree programmes The new text: p. 170 Programme: Executive Master of Finance and Control/EMFC Year: 2 sem course title
Nadere informatieFinancieel Managment
2de bach HI Financieel Managment Examenvragen en oplossingen Q www.quickprinter.be uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen 138 3,00 Online samenvattingen kopen via www.quickprintershop.be Pagina 1 van
Nadere informatieKoninklijke DSM, aandeelhoudersvergadering, woensdag 7 mei 2014
Koninklijke DSM, aandeelhoudersvergadering, woensdag 7 mei 2014 Soort vergadering Algemene Vergadering van Aandeelhouders Koninklijke DSM Datum 14.00 uur, 7 mei 2014 Locatie Hoofdkantoor, Het Overloon
Nadere informatieWerk in balans. verloop bij verzorgenden en verpleegkundigen. Work in balance. turnover of nurses and health-care workers.
Werk in balans Een onderzoek naar de invloed van werktijden op werkthuisinterferentie en de gevolgen daarvan voor burnout en verloop bij verzorgenden en verpleegkundigen. Work in balance A study of the
Nadere informatiebeoordelingskader zorgvraagzwaarte
1 beoordelingskader zorgvraagzwaarte In dit document geven we een beoordelingskader voor de beoordeling van de zorgvraagzwaarte-indicator. Dit beoordelingskader is gebaseerd op de resultaten van de besprekingen
Nadere informatieDe Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een. Vergelijking met Rusten in Liggende Positie
De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een Vergelijking met Rusten in Liggende Positie The Effectiveness of a Mindfulness-based Body Scan: a Comparison with Quiet Rest in the Supine
Nadere informatieWat motiveert u in uw werk?
Wat motiveert u in uw werk? Begin dit jaar heeft u kunnen deelnemen aan een online onderzoek naar de motivatie en werktevredenheid van actuarieel geschoolden. In dit artikel worden de resultaten aan u
Nadere informatieAANDEELHOUDERSREGELEMENT
AANDEELHOUDERSREGELEMENT Amsterdam, 22 juni 2015 BiQ Group N.V. Versie 1 A. Doelstellingen van het stembeleid van BiQ Group N.V. Het stembeleid van BiQ Group N.V. beschrijft de doelstelling van en de strategie
Nadere informatieHoofdvraag. Hoe kan interne en externe data gebruikt worden voor ziektepreventie bij klanten van DFZ?
Hoofdvraag Hoe kan interne en externe data gebruikt worden voor ziektepreventie bij klanten van DFZ? Data visualisatie (Grafieken, dashboards); Kwantitatieve analyse (cijfers, statistiek); Software Inzichten
Nadere informatieA. Analyse van de Financiële Overzichten
A. Analyse van de Financiële Overzichten In dit hoofdstuk worden de verschillende financiële overzichten benoemd, wordt er ingegaan op belastingen en wordt de kasstroom besproken. Ook komen er veel ratio
Nadere informatieInnovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl.
Innovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl. In het kader van het project Innovatieve Dienstverlening doet kenniscentrum ICOON onderzoek naar de omstandigheden
Nadere informatieCtrl Ketenoptimalisatie Slimme automatisering en kostenreductie
Ctrl Ketenoptimalisatie Slimme automatisering en kostenreductie 1 Ctrl - Ketenoptimalisatie Technische hype cycles 2 Ctrl - Ketenoptimalisatie Technologische trends en veranderingen Big data & internet
Nadere informatie