Kabinet Ministei-Preiderit Miniswrii van Âlqeniene Zcicii

Transcriptie

1 Kabinet Ministei-Preiderit Miniswrii van Âlqeniene Zcicii > F toljrcl Pvsthus (0 El\ F,e RTL Nederland BV, Kabinet Minister-PresIdent tmnf hl t.a.v.?s1 / A Un iig t) -1-, 1 t.( 1 rvhtis ; oooi OSt LIz 7500 LA Dcn Hn V H1LVRSUM ww..rijorh:iun Contact na! nl Onze rterentie oktober 2016 Betreft Beslissing op bezwaar Wob-verzoek MH17 verslagen Geachte Bij brief van 19 juli 2016, ontvangen 20juli 2016, heeft u een bezwaarschrift ingediend tegen mijn besluit van 22 juni 2016 met kenmerk Met deze brief wordt op uw bezwaarschrift beslist. Verloop van de procedure U heeft hij hrief van 15 februari 2016, ontvangen 16 februari 2016, een verzoek als bedoeld in artikel 3 van de VIet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) hij het ministerie van Algemene Zaken ingediend met betrekking tot informatie over de ramp met vlucht MHL7. U verzocht concreet om de geobjectivaerde verslagen van de bijeenkomsten van de ministerraad op 23 juli 2014, 27 juli 2014 en 15 augustus Voorts verzocht u om het geaccordeerde verslag / de geaccordeerde verslagen van het gesprek / de gesprekken van de minister president niet onderzoekers van de Universiteit Twente. Bij brief van 22 juni 2016 met kenmerk heb ik op uw verzoek beslist. Bij brief van 19 juli 2016, ontvangen 20juli 2016, heeft u bezwaar aangetekend tegen mijn besluit van 22 juni U heeft daarbij laten weten af te zien van het recht om gehoord te worden ingevolge artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De ontvangst van uw bezwaarschrift is schriftelijk aan u bevestigd bij brief van 28 juh 2016 met kenmerk Met deze brief is tevens de termijn voor de beslissing op uw bezwaarschrift verdaagd tot uiterlijk 2? oktober Juridisch kader Ter informatie treft u in een bijlage de relevante vetsartikelen aan, viaar ik naar verwijs in mijn beslissing op bezwaar. PagIrla 1 ve 1.1

2 Kabinet Minister-President 28 oktober 2Mb Onze referentie Beoordeling van het bezwaar Gronden van bezwaar In uw bezwaarschrift heeft 11 kort samengevat de volgende gronden van bezwaar aangevoerd: 1. Mijn besluit van 22 juni 2016 zou in algemene zin onvoldoende gemotiveerd zijn. Hiermee lijkt ii te verwijzen naar artikel 3:46 en 3:47 van de Awb, op grond waarvan een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking van het besluit dient te worden vermeld. 2. Mijn besluit gaat ten onrechte niet in op de wijze waarop de weigering van openbaarmaking in het kader van uw Wob-verzoek zich verhoudt tot openbaarmaking in het parlementaire domein en openbaarmaking van het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) en het onderzoek van de Universiteit Twente. 3. U plaatst vraagtekens bij het inroepen van de weigeringsg rond uit artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a van de Wob (belang van de betrekkingen van Nederland met andere Staten). De verwijzing naar het strafrechtelijk onderzoek zou onterecht zijn, nu dat onafhankelijk wordt uitgevoerd. Daarnaast zou onterecht geen zienswijze aan de betreffende landen zijn gevraagd en had in dit geval een beroep moeten zijn gedaan op de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c van de Wob (belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten). 4, Het inroepen van de weigeringsgrond uit artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g van de Wob (onevenredige benadeling) zou onvoldoende gemotiveerd zijn. 5. De weigering van de geobjectiveerde notulen van de ministerraad op grond van artikel 11, eerste lid van de Wob (persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad) zou onterecht zijn. 6. Mijn besluit gaat ten onrechte niet in op de mogelijkheid van beperkte verstrekkingsvormen. Hiermee lijkt u te verwijzen naar artikel 11, tweede lid van de Wob op grond waarvan informatie kan worden verstrekt in een niet tot personen herleidbare vorm. 7. De verwijzing naar het gespreksprotocol van de Universiteit Twente zou niet relevant zijn, omdat gedeeltelijke openbaarmaking van de gespreksverslagen heeft plaatsgevonden met de publicatie van het onderzoek en omdat daarmee de bepalingen van de Wob niet buitenspel kunnen worden gezet. 8. Indien de minister-president vanuit zijn functie met de onderzoekers van de Universiteit Twente heeft gesproken, zou dit namens het kabinet geweest zijn waardoor geen sprake kan zijn van persoonlijke beleidsopvattingen. Indien wel sprake van zou zijn van persoonlijke beleidsopvattingen, zou dit niet kunnen gelden voor de gehele tekst. Hiermee plaatst u kanttekeningen bij het inroepen van de weigeringsgrond uit artikel 11, eerst lid van de Wob (persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad). Pagna 2 van 11

3 Rabmet Minister-President 26 Ltobar 2016 Onze referentie Overwegingen ten aanzien van de gronden van bezwaar Met betrekking tot de door u aangevoerde gronden van bezwaar overweeg ik het volgende. Adi) Artikel 3.46 en 3:47 van de Awb (Motivering) In mijn besluit van 22 juni 2016 heb ik met betrekking tot iedere genoemde weigeringsgrond toegelicht welke belangenafweging aan het inroepen daarvan ten grondslag ligt. De door mij aangedragen motivering biedt daarmee inzicht in de gedachtegang die aan mijn besluit ten grondslag ligt op een wijze die ik voldoende volledig en begrijpelijk acht. Tegen deze achtergrond ben ik van mening dat geen sprake is van een algemeen motiveringsgebrek. Voor zover de motivering op specifieke onderdelen desondanks niet volledig is geweest, zal deze worden aangevuld bij de onderstaande bespreking van uw overige gronden van bezwaar. Ad2) Verhouding overige openbaarmakingen In het kader van deze bezwaargrond is primair relevant dat de gevraagde geobjectiveerde notulen van cle ministerraden en het gespreksverslag nooit als zodanig openbaar zijn gemaakt. Vanaf de start van het onderzoek door de Universiteit Twente is duidelijk geweest dat de betreffende documenten niet bestemd zouden zijn voor openbaarmaking. Over de geobjectiveerde verslagen van de notulen staat op blz.58 van het onderzoeksrapport van de Universiteit Twente het volgende: De onderzoekers hebben vanuit het Ministerie van Algemene Zaken geen toestemming verkregen tot inzage van de notulen van de ministerraadbijeenkomsten. Wel heeft de projectleider inzage gehad in een document dat door het Ministerie van Algemene Zaken is omschreven als de geobjectiveerde verslagen van de bijeenkomsten in de ministerraad op 23 juli 2014, 27 juli 2014 en 15 augustus Dit document is niet gebruikt als onderzoeksbron, omdat onbekend is hoe deze vertaling in relatie staat tot de oorspronkelijke notulen van de ministerraad. Over gespreksverslagen staat in datzelfde rapport op blz.60 De sleutelinformanten is beloofd dat er niet geciteerd is uit de interviews en dat uitspraken in de interviews niet op naar sleutelinformanten herleidbare wijze in het rapport worden opgenomen. en Ook in het gespreksverslag wordt meestal gerapporteerd over vertrouwelijke, persoonlijke beleidsopvattingen van geïnterviewde functionarissen, Ook gezien het strikt vertrouwelijke karakter van het interview zijn de verslagen gerubriceerd. Voorts geldt dat de betreffende documenten evenmin openbaar zijn gemaakt in het kader van parlementaire procedures of het onderzoek van de OVV. Bovendien wijs ik erop dat het openbaarmakingsregime op grond van de Wob afwijkt van de regels die gelden in het parlementaire domein en voor openbaarmaking van onderzoeksinformatie door de OVV. Deze regels zijn vervat in respectievelijk de inlichtingenplicht uit artikel 68 Grondwet en de Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid en gaan voor op de Wob. Rapport Evaluatie nationale crisisbeheersingsorganisatie vlucht MH17, Universiteit Twente, 9 december 2015 Pagna 3 van 11

4 De weigering tot openbaarmaking van de geobjectiveerde notulen en het betrekkingen van Nederland met andere staten) Ad3) Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a van de Wob (Belang van de 2sL. 2O1E Kabinet t4inister-president strafrechtelijk onderzoek dat gaande is. U merkt in dit kader terecht op dat het strafrechtelijk onderzoek op onafhankelijke wijze wordt uitgevoerd. De door u verzochte documenten bevatten dan ook geen informatie die rechtstreeks landen ervan uit moeten kunnen gaan dat de door hen gedeelde informatie vertrouwelijk wordt behandeld. In het verlengde daarvan heb ik gewezen op het betrekking heeft op cle voortgang van dat onderzoek. Dit neemt echter niet weg verlopen vanwege het schenden van de in het diplomatieke verkeer gebruikelijke vertrouwelijkheid, niet kan worden uitgesloten dat dit tevens gevolgen zou hebben voor de uitwisseling van informatie tussen de met het strafrechtelijk onderzoek worden voorkomen, is een beroep op de betreffende weigeringsgrond mijns inziens gerechtvaardigd. feiten is, Uit de memorie van toelichting en jurisprudentie blijkt kort 2 ABRvS 16 februari 2011, ECLI:NR:RVS:2011:6P4737 merk ik het volgende op. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 16 februari betoogd dat uit de inhoud van geweigerd indien dit in het belang van de opsporing en vervolging van strafbare informatie betreft die is vergaard door opsporingsambtenaren of het Openbaar niet van toepassing. Dat neemt niet weg dat openbaarmaking van de gevraagde informatie het strafrechtelijk onderzoek in bredere zin negatief zou kunnen is. bij opsporing en vervolging. Ik heb reeds toegelicht dat de door u gevraagde Ministerie of informatie die in bredere zin inzicht geeft in tactieken of strategieën samengevat - dat c van de Wob, op grond waarvan openbaarmaking van informatie kan worden Tot slot wijst u op de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder Ten aanzien van het niet vragen van de zienswijze van de betreffende landen de betreffende Landen. In mijn besluit van 22 juni 2016 heb ik toegelicht dat Wob, heb ik primair gemotiveerd door te wijzen op het feit dat cle betrokken gespreksverslag op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a van de dat wanneer de uitwisseling van informatie op regeringsniveau stroever zou belaste instanties van de verschillende landen. Nu dit te allen tijde dient te documenten kan voortvloeien dat openbaarmaking zal leiden tot stroevere contacten. In dat geval bestaat er geen verplichting om contact op te nemen met sprake is van een zeer ingrijpende kwestie en dat bovendien een strafrechtelijk onderzoek gaande is. Ik ben van mening dat als gevolg daarvan het expliciet vragen van de zienswijze van de betreffende landen in dit geval niet noodzakelijk deze weigeringsgrond ken worden ingeroepen indien het documenten geen informatie bevatten die rechtstreeks betrekking heeft op de gedaan op de weigeringsgrond uit artikel 10, tweede Lid, aanhef en onder a. voortgang van het strafrechtelijk onderzoek naar de ramp met vlucht MHI7. De weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c acht ik derhalve beïnvloeden, zodat ik in mijn besluit van 22 juni 2016 terecht een beroep heb Pagina 4 van iS Onze referentie

5 Ad4) Artikel 10, tweede lid, aanhef en onderçj van de Wob (OnveI?redige benadeling) U stelt dat ten aanzien van het inroepen van de weigeringsgrond uit artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g van de Wob niet aannemelijk is gemaakt of hij openbaarmaking sprake zou zijn van benadeling en of deze onevenredig zou zijn. Met dit standpunt kan ik mij niet verenigen. Voor het document met de geobjectiveerde notulen van de ministerraden geldt dat ik heb gewezen op het belang van een vrije en onbelemmerde uitwisseling van argumenten voor het functioneren van de ministerraad. In het verlengde daarvan heb ik toegelicht dat ik het belang van het goed functioneren van de ministerraad zwaarder weeg clan het belang dat is gediend met openbaarmaking van de gevraagde informatie. Voor het gespreksverslag geldt voorts dat ik heb gewezen op het belang van de geïnterviewden, die er op grond van het gespreksprotocol van uit zijn gegaan dat de gesprekken die zij met onderzoekers hebben gevoerd in alle vertrouwelijkheid zouden plaatsvinden. Ook hier heb ik toegelicht dat ik dit persoonlijke belang in casu zwaarder weeg dan het algemene belang dat is gemoeid bij openbaarmaking. In aanvulling op de motivering van mijn besluit van 22 juni 2016, merk ik bovendien op dat openbaarmaking ook de onderzoekers van de Universiteit Twente onevenredig zou benadelen. Deze benadeling is gelegen in de omstandigheid dat de onderzoekers het verwijt kan worden gemaakt dat de gedane toezegging van absolute vertrouwelijkheid niet is nageleefd en, daarmee samenhangend, dat toekomstig onderzoek hierdoor ernstig bemoeilijkt kan worden. Als de vertrouwelijkheid die de onderzoekers aan de gesprekspartners hebben toegezegd in de praktijk zinledig blijkt te zijn, dan zal dat immers leiden tot een afname van de bereidheid om in toekomstige gevallen informatie met een onderzoekscommissie te delen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onderschrijft dit standpunt De afname van de bereidheid om mee te werken aan onafhankelijk onderzoek is des te meer aannemelijk als, zoals in dit geval, het onderzoek betrekking heeft op een gevoelig onderwerp dat kan rekenen op grote belangstelling van zowel de politiek als de journalistiek. 3. Ad5,) Onterechte weigering geobjectiveerde notulen rninisterraden op grond van artikel.1.1, eerste lid van de Wob (Persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad) Mijn besluit om de geobjectiveerde notulen van de ministerraden niet openbaar te maken is niet gebaseerd op artikel 11, eerste lid van de Wob, maar op artikel 10, tweede lid aanhef en onder a van de Wob (belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten) en artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g van de Wob (onevenredige benadeling). Voor mijn motivering dienaangaande verwijs ik u naar mijn besluit van 22 juni 2016 en hetgeen ik hierboven heb opgemerkt met betrekking tot bezwaargronden 3 en 4. Kabinet t4mlster-president 28 itobr 20 Ir) Onze referentie Zie bijv. ABRvS 18juli 2012, ECLI:NR:RVS:2012:8X1817 en A8RvS 23 september 2009, ECLI:NL;RBALK:2009:BH5978 Pagna 5 van 11

6 beperkte verstrekkingsvormen. U lijkt daarmee te verwijzen naar artikel 11, U stelt dat ik in mijn besluit ten onrechte niet in ga op de mogelijkheid van Ad6) Artikel 11, tweede lid van de Wob (Veîstrekkingsvorrnen) 28 aktobnr 2i)i Kabinet Minister-President Zie bijv. ABRvS 1 september 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN5701 Zie bijv. ARvS 19januari 2011, ECLI:NL:RVS:2o11;P1315 minister-president zou kunnen bevatten, omdat hij de onderzoekers als premier te gesproken. Met dit standpunt kan ik mij niet verenigen. Volgens vaste beleidsopvattingen, in het interne beraad tot uitdrukking gebracht, niet a priori opvattingen die geen deel uitmaken van het kabinetsbeleid. jurisprudentie hebben ook bewindspersonen er recht op dat hun persoonlijke openbaar zijn. Voor de ministeriële verantwoordelijkheid van bewindspersonen gespreksverslag opgenomen persoonlijke appreciaties van de minister-president de Wob (Persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad) bijvoorbeeld als persoonlijke ervaring naar voren hebben gebracht noch de 5 De in het voor hun rekening willen en kunnen nemen, en niet de standpunten die zij zijn slechts die opvattingen van bewindspersonen staatsrechtelijk relevant, die zij woord zou hebben gestaan en daarmee namens het kabinet zou hebben U bestrijdt dat het gespreksverslag persoonlijke beleidsopvattingen van de Ad8) Onterechte weigering gespreks verslag op grond van artikel 11, eerst lid van dit kader merk ik op dat hoewel het gespreksprotocol op zichzelf geen invloed wijze in het rapport zijn opgenomen. Voorts stelt u dat het gespreksprotocol geen en 4. op dat gedeeltelijke openbaarmaking heeft plaatsgevonden met de publicatie van openbaarmaking van het gespreksverslag. In de eerste plaats merkt u in dit kader toegelicht dat openbaarmaking van het gespreksverslag als zodanig niet heeft het onderzoeksrapport. Bij bovenstaande bespreking van bezviaargrond 2 heb ik plaatsgevonden en dat de interviews niet op naar sleutelinformanten herleidbare het kader van een Wob-verzoek dient plaats te vinden. Ik verwijs kortheidshalve uitputtende regeling betreft die de werking van de Wob buitenspel kan zetten. In heeft op de toepasbaarheid van de bepalingen uit de Wob, het bestaan van een naar hetgeen ik hierboven heb opgemerkt met betrekking tot hezwaarg ronden 2 door de Universiteit Twente niet relevant is voor het weigeren van de dergelijk protocol wel degelijk een rol kan spelen bij de belangenafweging die in U bent van mening dat de verwijzing naar het gespreksprotocol van het onderzoek Ad7) Gespreksprotocol Universiteit Twente zijn. Voorts wijs ik erop dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bekend is dat alle uitspraken in het gespreksverslag van de minister-president beslissen of al dan niet van de bevoeqdheicl tot geanonimiseerde verstrekking niet tot personen herleidbare vorm. In dit geval zou het toepassen van deze bepaling echter geen toegevoegde waarde hebben, gelet op het feit dat reeds gebruik wordt gemaakt. tweede lid van de Wob op grond waarvan informatie kan worden verstrekt in een 4 bestuursrechtspraak van cle Raad van State, bestuursorganen zelf kunnen Pana 6 van 11 Onze refeientie

7 kibinel MiriIterPre$dent L)atUm 2 o.tnir?o 16 Onze ie[eientie zijn weliswaar niet strijdig met het kabinetsbeleid maar maken daar evenmin deel n van uit en zijn derhalve te kwahftreren als persoonlijke heleidsopvnltïngen ton behoeve van intern beraad. Daarmee kan op grond van artikel 11, eerste lid van de Wob openbaarmaking achterwege blijven. Voorts merk ik op dat voor zover het gespreksverslag feiten bevat, deze zodanig met dc persoonlijke beleidsopvattingen zijn verweven dat zij niet voor openbaarmaking in aanmerking ko rn en. Besluit Gelet op het bovenstaande, handhaaf ik mijn besluit van 22 juni 2016 onder aanvulling van de motivering. DE MIN ISTER-PRESIDENT, Minister van Algemene Zaken, namens deze, Bcrocpsclausu e Indien u het niet eens bent met deze beslissng op uv bezwaarschrift, kunt u binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekend gemaakt beroep instellen bij de rechtbank. Pagina 7 van II

8 Kabinet Minister-President 28 oktober 2016 Onze referentie Bijlage Relevante wetsartikelen uit de Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:2 1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bi) een besluit is betrokken. 2. Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd. 3. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen. Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2, Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan. 3. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen. 4. Onder beleidsregol wordt verstaan: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Artikel 3:41 1. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. 2. indien de bekendmaking van het besluit niet kan geschieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, geschiedt zij op een andere geschikte wijze. Artikel 3:46 Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering. Artikel 3:47 1. De motivering wordt vermeld bij de bekendmaking van het besluit. 2. Daarbij wordt zo mogelijk vermeld krachtens welk wettelijk voorschrift het besluit wordt genomen. 3. Indien de motivering in verband met de vereiste spoed niet aanstonds bij de bekendmaking van het besluit kan worden vermeld, verstrekt het bestuursorgaan deze binnen een week na de bekendmaking. 4. in dat geval zijn de artikelen 3:41 tot en met 3:43 van overeerikomstige toepassing. Pagina S van 11

9 Kabinct Minstr-Prefdent Oatuni 28 oktoir 216 Artikel 6:5 1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van dc indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht; d. de gronden van het bezwaar of beroep. 2. Bij het beroepschrift wordt zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, overgelegd. 3. Indien het bezwaar- of beroepschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het bezwaar of beroep noodzakelijk is, dient de indiener zorg te dragen voor een vertaling. Onze referentie S Artikel 6:6 Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien: a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of b. het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Artikel 6:7 De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken. Artikel 6:8 1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. 2. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit waartegen alleen door een of meer bepaalde belanghebbenden administratief beroep kon worden ingesteld, vangt aan met ingang van de dag na die waarop cle beroepstermijn ongebruikt is verstreken. 3. De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat aan goedkeuring is onderworpen, vangt aan met ingang van de dag na die v. aarop het besluit, inhoudende de goedkeuring van dat besluit, op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. 4. De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd. Artikel 6:9 1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. 2. Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Pagina 9 van 11

10 niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift Artikel 6:11 39(33.4 Onze referentie Kabinet Minister-President rechtspositieregels van overeenkomstige toepassing zijn als zodanig, artikel 15 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen de ambtelijke hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn: 3. een lid van het personeel van een zelfstandig bestuursorgaan waarop ingevolge 2. een militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 als zodanig, 1. een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, a. een andere handeling van een bestuursorgaan waarbij de volgende personen, 1. Met een besluit wordt gelijkgesteld: Artikel 8:2 Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. Artikel 8:1 g. het besluit is genomen op grond van een voorschrift als genoemd in de bij deze t. het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onderdeel a, heeft bepaald dat afdeling 3.4 waartegen bezwaar is gemaakt. daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad. c. de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te e, het besluit ïs genomen op basis van een uitspraak waarin de bestuursrechter met b. het besluit aan goedkeuring is onderworpen, b. het bezwaar kennelijk ongegrond is, Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien: a. het besluit in bezwaar of in administratief beroep is genomen, Artikel 7:3 a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is, e. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden d. de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij: wet behorende Regeling rechtstreeks beroep dan wel het besluit anderszins in die regeling is omschreven. worden gehoord, van de voorschriften die gelden voor het instellen van beroep tegen het besluit geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft, termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord, of 1. Degene aan wie het recht is toegekend beroep hij een bestuursrechter in te c. het besluit een goedkeuring of een weigering daarvan inhoudt, Artikel 7:1 d, het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4, 2. Tegen de beslissing op het bezwaar kan beroep worden ingesteld met toepassing Pagina 10 van 11 2Soot 201ö Dattim

11 b. een andere publiekrechtehjke handeling van een bij of krachtens de Wet op de zodanig, 40, een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als 28 aktob.r 2Ö16 Katint MinisterPresident b. een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling, of de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen weigering van de goedkeuring van: 2. Met een besluit wordt gelijkgesteld de schriftelijke beslissing, inhoudende de a. een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel bedrijfsorganisatie ingesteld bestuursorgaan. verbindend voorschrift of een beleidsregel, Olize reeîufltic Pagina 11 van 1

12