2. Het bestemmingsplan heeft een te conserverend karakter en dat is jammer. Kan er meer ontwikkelruimte worden opgenomen in het plan?

Transcriptie

1 Beantwoording van de opmerkingen/vragen van de raadscommissie Ruimte over het voorontwerp bestemmingsplan Herziening Aartswoud, De Weere en De Gouwe 2018 In de vergadering van de commissie Ruimte op 19 juni 2018 is het voorontwerp van de het bestemmingsplan Herziening Aartswoud, De Weere en De Gouwe 2018 (HAWG) besproken. Door de leden van de commissie zijn over het voorontwerp tijdens deze vergadering diverse vragen gesteld en opmerkingen gemaakt. Deze vragen en opmerkingen worden in onderstaand overzicht weergeven en beantwoord. 1. Het bestemmingsplan ligt grotendeels in het stiltegebied. Dat kan consequenties hebben voor de gebruiksmogelijkheden die het voorontwerp wil bieden. Horecabedrijven als onderdeel van de Westfriese cultuur moeten niet worden ingeperkt door de regeling van het stiltegebied. Verwezen kan worden naar paragraaf van de toelichting. De kernen De Weere en deels De Gouwe liggen in het provinciale stiltegebied De Weere. In het stiltegebied gelden (provinciale) regels voor het voorkomen of beperken van geluidhinder. Bij het opstellen van een bestemmingsplan is dat een juridisch gegeven. Een stiltegebied heeft overigens geen betrekking op activiteiten in een inrichting zoals een horecabedrijf. 2. Het bestemmingsplan heeft een te conserverend karakter en dat is jammer. Kan er meer ontwikkelruimte worden opgenomen in het plan? Het bestemmingsplan HAWG is bedoeld als een bestemmingsplan dat is gericht op het treffen van een planologische regeling voor de huidige situatie. Dat is ook eerder in de nota van uitgangspunten voor dit bestemmingsplan aangegeven. Binnen dat kader is het bestemmingsplan HAWG een modern bestemmingsplan dat zoveel mogelijk ruimte biedt aan nieuwe bouw- en gebruiksactiviteiten voor de huidige in de dorpen aanwezige functies. Dit in aansluiting op de digitale bestemmingsplannen die de afgelopen jaren voor de gemeente Opmeer zijn vastgesteld. Daarnaast zijn in het bestemmingsplan HAWG diverse afwijkings-en wijzigingsmogelijkheden opgenomen waarmee flexibel kan worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld nieuwe nevenactiviteiten bij bedrijven of woningen of functieveranderingen van gebouwen en percelen. Van een conserverend plan dat geen enkele ruimte biedt is aldus zeker geen sprake. 3. Wanneer is er sprake van een agrarisch bouwperceel? Als er geen agrariër meer is waarom dan gekozen voor een agrarisch bouwperceel, of wordt dan regeling voor een plattelandswoning opgenomen? Maar dit laatste is niet terug te vinden op de verbeelding van het bestemmingsplan. Klopt dat het (grotere) bouwvlak van deze niet meer agrarisch in gebruik zijnde agrarische bouwpercelen in het plan 1

2 behouden blijft en doet dat recht aan de in het plan voorziene mogelijkheden voor andere burgers? Agrarische bouwpercelen zijn de percelen waar de agrarische bedrijfsbebouwing inclusief (eventuele) bedrijfswoning(en) zijn gesitueerd en krachtens de bestemming zijn toegestaan. In het bestemmingsplan HAWG zijn bestaande rechten en mogelijkheden op basis van het nu geldende bestemmingsplan uit 2006 gerespecteerde en overgenomen. Dat geldt dus ook voor de agrarische bedrijfsbestemmingen. Bestaande agrarische bestemmingen zijn in het nieuwe bestemmingsplan HAWG gehandhaafd. Indien op de agrarische bedrijfsvoering op een agrarisch perceel eindigt en er geen zicht meer is op voortzetting van de agrarisch functie kan een worden gekeken naar een andere invulling van dit perceel. Het bestemmingsplan HAWG bevat daarvoor een wijzigingsregeling waarbij het omzetten naar een woonbestemming een van de mogelijkheden is. De figuur van een plattelandswoning is (alleen) in beeld als de agrarische bedrijfswoning niet meer wordt bewoond door de agrariër maar op hetzelfde agrarische perceel nog wel een agrarisch bedrijf aanwezig is. Bij het omzetten van een agrarische bestemming naar een nieuwe, andere bestemming in het geval van beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering zal steeds moeten worden afgewogen welke nieuwe invulling ruimtelijk aanvaardbaar en mogelijk is. Dat hangt ook af van de concrete omstandigheden van het geval (omvang het agrarische perceel en de gevolgen voor en beperkingen vanuit de omgeving). Voormalige agrarische bebouwing die voor die nieuwe invulling niet (meer) nodig is, hoeft in het algemeen in de nieuwe bestemming niet (meer) gehandhaafd te blijven. Als bij een voormalig agrarisch bouwperceel al zeer veel bebouwing aanwezig was, kan het onder omstandigheden ruimtelijk aanvaardbaar zijn dat bij de nieuwe invulling ook meer bebouwing wordt toegestaan op grond van het feit dat deze mate van (vergelijkbare) bebouwingintensiteit ook op grond van de oude bestemming al (bij recht) mogelijk was. Hier kan een verschil liggen met andere percelen met dezelfde bestemming als de bestemming waar het agrarische perceel naar wordt omgezet waar minder bebouwing mogelijk is. Randvoorwaarde hierbij is echter altijd dat de omzetting van het agrarische perceel naar die nieuwe bestemming ook voor de omgeving ruimtelijke kwaliteit toevoegt en overige omliggende functies niet (ontoelaatbaar) hinder of beperkt. 4. Het voorontwerpplan maakt een breed scala aan nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven mogelijk. In hoeverre is dit ook mogelijk bij een reguliere burgerwoning? Binnen de woonbestemmingen van het bestemmingsplan HAWG is mag in/of bij een woning als nevenactiviteit de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf toegestaan. Met inachtneming van de daarvoor in het plan opgenomen gebruiksregels is hiervoor geen verdere toestemming of omgevingsvergunning voor nodig. 2

3 Daarnaast zijn binnen de bestemming Wonen Historisch lint (de meest voorkomende woonbestemming) binnenplanse afwijkmogelijkheden opgenomen voor woonzorgcombinaties bij woningen en kleinschalige campings). 5. Milieucirkels, het emissiepunt van waaruit wordt gemeten is niet terug te vinden op de verbeelding. Zijn deze milieucirkels niet verplaatst? Deze milieuzones zijn opgenomen bij agrarische veehouderijen en zijn afgestemd op het bouwvlak. 6. Stolpenregeling, aangegeven is dat er een wens is ingebracht om de mogelijkheid van de splitsingsregeling voor stolpen te verruimen naar maximaal vier woningen. Door wie is wens ingebracht en waar is het maximum aantal van vier op gebaseerd? Is de bestuurlijke wens/wil hiervoor leidend of is er sprake van het inspelen op een geconstateerde behoefte? Waarom is er niet gekozen voor een hoger maximum aantal? Hoe wordt deze stolpenregeling terugvertaald in de eerder vastgestelde bestemmingsplannen waarin deze afwijkmogelijkheid niet is opgenomen? Het gaat hier om een beleidsvoornemen vanuit het college. Dit ook naar aanleiding van de bestuurlijk breed gedragen gedachte ruimtelijke regelgeving meer op te zetten vanuit het ja, mits-uitgangspunt. Er ligt hier (vooralsnog) geen concrete vraag of initiatief aan te grondslag. Zoals in de reactienota verder wordt toegelicht, is met enkele deskundige instanties overleg gevoerd over de (on)mogelijkheden van een splitsingsregeling voor stolpen. Uit dit overleg blijkt dat het in het bestemmingsplan opnemen van een maximum van vier wooneenheden geen probleem oplevert met betrekking tot de bedoeling van de regeling; het (beter) faciliteren van het behoud van stolpen. Deze doelstelling sluit overigens ook een hoger maximum aantal wooneenheden waarin een stolp kan worden gesplitst niet helemaal uit. Veel hangt af van de manier waarop een concreet initiatief voor de splitsing van een stolp wordt ingevuld. De keuze voor het aantal van vier hangt samen met de toepassingsvoorwaarden van het instrument van een binnenplanse wijziging. Met een binnenplanse afwijkingsregeling kan snel worden ingespeeld op initiatieven die afwijken van het bestemmingsplan. Juridisch is de toepasbaarheid van een binnenplanse afwijkingsregeling echter niet onbegrensd; de regeling mag gaan over kleine afwijkingen van de geldende bestemming en de regeling moet objectief bepaalbaar en begrensd zijn. Voor eventuele toekomstige initiatieven voor de splitsing van stolpen in meer dan vier woningen geldt overigens dat burgemeester en wethouders van Opmeer daar (binnen de bebouwde kom) ruimtelijke medewerking aan kunnen verlenen via de landelijke afwijkingsmogelijkheden van artikel 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor (ook wel bekend als de kruimelgevallenregeling ). Het 3

4 college heeft daartoe op 5 februari jl. ook beleid voor vastgesteld. Daarin is ook de mogelijkheid van splitsen van stolpen in meer dan vier woningen opgenomen. 7. Waarom is er verder in het voorontwerpbestemmingsplan niet voor gekozen om deze stolpenregeling ook in te zetten voor andere karakteristieke gebouwen zoals kerken. Bij kerkgebouwen doet zich leegstand voor en leegstaande kerken lenen zich goed voor de omzetting naar (meer dan vier) woningen. De regeling voor het splitsen van stolpen is in het bestemmingsplan HAWG opgenomen voor die stolpboerderijen die al een woonbestemming hebben. De categorie karakteristieke bouwwerken is een veel bredere categorie bouwwerken met een monumentale of cultuurhistorische waarde. Het kan hier zowel om kleine of grote(re) bouwwerken gaan met uiteenlopende functies of bestemmingen. In het algemeen kan er bij deze bouwwerken niet (altijd) op voorhand van worden uitgegaan dat het toevoegen van meerdere woningen een oplossing is voor of passend is bij deze gebouwen. Dit vraagt meer om maatwerk. Een algemene splitsingsregeling voor deze bouwwerken is daarom niet goed mogelijk. Dat neemt niet weg dat voor zover karakteristieke bouwwerken vallen binnen de bestemming Maatschappelijk (zoals in het in de opmerking/vraag genoemde voorbeeld van kerken), Agrarisch-Bedrijf, Bedrijf of Horeca op grond van de in het bestemmingsplan HAWG opgenomen algemene binnenplanse wijzigingsregeling kan worden meegewerkt aan een wijziging naar een woonbestemming. 8. Waarom is de kangoeroewoning niet als mogelijkheid opgenomen in het bestemmingsplan? Op grond van de landelijke vergunningsvrij regels is het realiseren van een mantelzorgwoning al vergunningsvrij toegestaan. Het treffen van een regeling in het bestemmingsplan voor dit gebruik heeft geen toegevoegde waarde. 9. De mogelijkheid van zorgboerderijen is gekoppeld aan agrarische bestemmingen. Waarom is dit niet meegenomen bij andere functies zoals burgerwoningen? In de woonbestemmingen van het bestemmingsplan HAWG is een binnenplanse afwijkmogelijkheid op genomen voor het gebruik van woonpercelen voor zorgvoorzieningen in combinatie met de woonfunctie. 10. In de toelichting van het plan wordt gesteld dat er maatwerk kan worden geleverd door in de erfbebouwingsregeling een afwijkmogelijkheid op te nemen voor kleine afwijkingen. De vraag is dan waarom dit beperkt is tot kleine afwijkingen. De omvang van de afwijking wordt toch door de aanvrager bepaald? Zeker in het kader van het anticiperen op de Omgevingswet had dit toch meegenomen kunnen 4

5 worden vanuit de gedachte dat moet worden bekeken wat er wel kan en niet wat er niet kan. Gedoeld wordt op paragraaf van de toelichting van het bestemmingsplan HAWG en (mogelijk ook) de tekst op p.59 van de toelichting. Toegelicht is dat de in het bestemmingsplan HAWG opgenomen erfbebouwingsregeling ruimer en flexibeler is dan de regels van het huidige bestemmingsplan. Daarmee geeft het bestemmingsplan aan welke bebouwing bij woningen in ieder geval mogelijk is. Toegelicht is verder dat afwijking van deze bouwregels kan worden overwogen via de in het bestemmingsplan opgenomen binnenplanse afwijkmogelijkheden ofwel de kruimelgevallenregeling van het Bor. Zoals bij het antwoord op opmerking 4 al is toegelicht, kan een binnenplanse afwijkregeling alleen voor kleinere afwijkingen van het bestemmingsplan worden ingezet. Voor zover een initiatiefnemer een bouwplan indient dat leidt tot een grote afwijking van het bestemmingsplan, is met de betreffende tekstgedeelten van de toelichting van het bestemmingsplan HAWG niet bedoeld om aan te geven dat daar nooit ruimtelijke medewerking aan kan worden verleend maar alleen dat hiervoor een andere procedure dan de een binnenplanse afwijkregeling voor nodig zal zijn. 11. Huisvesting van speciale doelgroepen. Als er ter plaatse geen agrarisch bedrijf meer aanwezig is kan er dan nog steeds toestemming worden verleend voor de huisvesting van maximaal 60 seizoenarbeiders? In het bestemmingsplan HAWG is voorzien in een binnenplanse afwijkregeling voor de tijdelijke huisvesting van seizoenmedewerkers bij een agrarisch bedrijf. Het gaat daarbij dus om tijdelijke medewerkers die werken bij het agrarische bedrijf waar ze worden gehuisvest. 12. Duurzaamheid. Wat is er in het bestemmingsplan geregeld ten aanzien van het bouwen van een windmolen voor de eigen energiebehoefte? Het is in de gemeente Opmeer vast ruimtelijk beleid dat in een bestemmingsplan geen bouwmogelijkheden worden opgenomen voor windmolens. Dat geldt dus ook voor het bestemmingsplan HAWG. 13. In het bestemmingsplan is voor de locatie Ooster Boekelerweg 52 een wijzigingsmogelijkheid opgenomen voor de bouw van drie woningen of maximaal zes appartementen. Waarom is gezien de behoefte aan starterswoningen en kleinere woningen gekozen voor zo n krap maximum? Is het verder niet mogelijk om deze wijzigingsregeling flexibeler of algemener op te stellen waardoor ook aan de realisering van andere woningbouwtypen dan vrijstaand of appartementen binnen het gegeven maximum planologische medewerking kan worden verleend. 5

6 Mede naar aanleiding van deze opmerking is deze wijzigingsregeling in voorontwerp bestemmingsplan HAWG al aangepast. Opgenomen is nu een wijzigingsregeling voor zes woningen of appartementen. De vorm van de woningen (vrijstaand, twee-onder-een-kap of rij) is verder niet (meer) voorgeschreven. Uitgaande van de oppervlakte van deze locatie, komt dit neer op woonpercelen met een oppervlakte van ongeveer 300 m2. Dit zijn geen zeer ruime bouwkavels. Bij het bepalen van het aantal woningen dat mogelijk wordt gemaakt moet ook rekening worden gehouden met de inpasbaarheid van de nieuwe woonontwikkeling in de omgeving. Een te intensieve woonbebouwing strookt hier niet met het bebouwingsbeeld van de omgeving. 14. In hoeverre zijn er bij de voorbereiding van het voorontwerp bestemmingsplan bezoeken gebracht aan bedrijven of locaties en waarom zijn de verslagen daarvan niet bijgevoegd in de plantoelichting? Bij het opstellen van het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van alle bij de gemeente beschikbare informatie zoals verleende vergunningen, archiefdocumentatie, geo-informatie etc. Het bestemmingsplan is een algemene planologische regeling die voor de toekomst sturing geeft aan het gebruik van de gronden en gebouwen binnen het plangebied. De onderbouwing/toelichting van het plan kan dan ook algemeen van aard zijn. Het is in dit verband dan ook niet nodig om in het bestemmingsplan per locatie gedetailleerd verslag te doen van eventuele bezoeken of controles. 15. In de voor dit bestemmingsplan gemaakte nota van uitgangspunten is aangegeven dat intensieve veehouderij wordt uitgesloten. Wat wordt hier onder verstaan? Hieronder wordt verstaan: intensief veehouderijbedrijf: een agrarisch bedrijf in de vorm van het houden van dieren, waaronder een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van bedrijfsvoeringen waarin dieren worden gehouden overeenkomstig de regels ten aanzien van de biologische productiemethoden. 16. Is het mogelijk om in het bestemmingsplan een regeling op te nemen ter voorkoming van de verwaarlozing van stolpen? 6

7 Nee, dit is niet mogelijk. Een bestemmingsplan is een regeling die aangeeft voor welke doeleinden of activiteiten gronden en gebouwen mogelijk worden gebruikt. In een bestemmingsplan kan geen directe verplichting worden opgenomen om iets te doen of na te laten. 17. In de toelichting van het voorontwerpbestemmingsplan wordt een verouderde versie van het gemeentelijke groenbeleidsplan aangehaald (versie 2016). Het geldende groenbeleidsplan is van De toelichting van het voorontwerpbestemmingsplan HAWG is op dit onderdeel naar aanleiding van deze opmerking aangepast. 18. Moeten er in bestemmingsplan voor verkeersbewegingen ook geen normen voor fijnstof worden opgenomen? Voor de luchtkwaliteit gelden landelijke regels. Zie paragraaf 4.7 van de toelichting van het bestemmingsplan HAWG. Er is geen aanleiding voor een regeling in het bestemmingsplan. 19. In de toelichting van het voorontwerpbestemmingsplan is niet terug te vinden of er over het voorontwerp overleg is gevoerd met de dorpsraden. Zo ja, waarom zijn de verslagen daarvan dan niet toegevoegd? Er is inderdaad over de (opstelling van de) nota van uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan HAWG een bijeenkomst georganiseerd met de drie dorpsraden. In de toelichting van het bestemmingsplan HAWG is aangegeven dat deze bijeenkomst is gehouden. Voor de toelichting van het bestemmingsplan is het afdoende om aan te geven dat dit overleg is gevoerd. De toelichting van het bestemmingsplan is een onderbouwing en verantwoording van de in het bestemmingsplan opgenomen mogelijkheden. Het is daarbij niet nodig om gedetailleerd aan te geven wat een ieders inbreng daarvoor is geweest. 20. Hoe is geregeld of wordt voorkomen dat bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf waarbij sprake is van een omzetting naar een andere functie of invulling (bijvoorbeeld een timmerbedrijf) de agrariër die de overige agrarisch grond van het beëindigde bedrijf opkoopt vervolgens niet wordt gehinderd of beperkt door die nieuwe functie? In het bestemmingsplan wordt als randvoorwaarde voor dergelijke bestemmingswijzigingen gesteld dat een dergelijke niet mag leiden tot een 7

8 onevenredige afbreuk van de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in de omgeving. Dit houdt in ieder geval in dat het uitgangspunt is dat bestaande bouwen gebruiksmogelijkheden van derden (in voldoende mate) behouden blijven en niet ontoelaatbaar worden doorkruist door nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. 21. Ammoniakemissie. Er is landelijk inmiddels de nodige discussie over de juistheid van de metingen en normering. Hoe wordt daar met dit voorontwerpbestemmingsplan rekening mee gehouden? In het bestemmingsplan HAWG is geregeld dat ontwikkelingen die leiden tot een (mogelijk) negatief effect op de beschermde natuur (Natura 2000 gebieden) als gevolg van een toename in ammoniakemissie of stikstofdepositie niet zijn toegestaan. Aldus is het bestemmingsplan HAWG in overeenstemming met de regels van de Wet natuurbescherming. Het bestemmingsplan zelf bevat geen regels ter inzake de wijze van meten of de normering van de ammoniakemissie of stikstofdepositie in Nederland. Eventuele veranderingen op dit punt hebben daarmee geen gevolgen voor de regels van het bestemmingsplan HAWG. 22. Tegen de vaststelling van het huidige, nu geldende bestemmingsplan van 2006 zijn destijds 3 beroepen ingesteld. In hoeverre is met deze bezwaren rekening gehouden in het voorontwerp bestemmingsplan? Het betreft de uitspraak van de van Raad van State van 9 april 2008 met zaaknummer /1/R1. Op basis van deze uitspraak is alleen voor de locatie Driestedenweg een nieuwe regeling nodig in het bestemmingsplan HAWG. Hier wordt in voorzien door opname van een agrarisch bouwvlak voor nr 47 en een aanpassing van het bouwvlak voor nr In de dorpsraad van De Weere is gesproken over een trapveldje. Waarom is daar in het voorontwerpbestemmingsplan geen uitvoering aan gegeven? De wens voor dit trapveldje is nog onvoldoende concreet om mee te kunnen nemen in deze bestemmingsplanprocedure. 24. Voor de leefbaarheid van de dorpen is woningbouw van belang. In het voorontwerpbestemmingsplan wordt echter niet voorzien in de mogelijkheid van nieuwe woningbouw door bebouwing van open ruimte in het lint. Het is niet de bedoeling om(de ontwikkeling van) de dorpen op slot te zetten. Dat het thema leefbaarheid voor de drie dorpen van belang is kan worden onderschreven. Het bestemmingsplan HAWG richt zich op het regelen van de 8

9 huidige situatie. Dat sluit nieuwe ontwikkelingen niet uit. Het punt is echter dat nu nog niet bekend welke initiatieven er in de toekomst zullen komen. Initiatieven die niet passen in het bestemmingsplan maar die wel een toegevoegde waarde hebben zullen door de gemeente in afzonderlijk traject worden bekeken. Voor bestaande bebouwde percelen kan, zoals hiervoor ook al is toegelicht, bovendien toepassing worden gegeven aan de in het bestemmingsplan opgenomen algemene binnenplanse wijzigingsregeling voor nieuwe woningbouwprojecten. Daarmee biedt het bestemmingsplan HAWG, zo veel als mogelijk is, ruimte voor nieuwe woonfuncties in de drie kernen. 25. Het voorontwerp bestemmingsplan gaat uit van het denken in oplossingen. De komende Omgevingswet heeft als doel het verminderen van de regels en het werken van vertrouwen, het ja, mits principe. In dat licht moeten er in het bestemmingsplan minder regels worden gesteld zodat er bij de vergunningverlening (voor bouwplannen) minder snel van het plan moet worden afgeweken. Deze stelling wordt niet onderschreven. Het toekomstige omgevingsplan zoals dat op grond van de Omgevingswet mogelijk zal worden, is ten opzichte van het bestemmingsplan een wezenlijk andere planfiguur waarbij globaler kan/zal worden bestemd en veel meer onderwerpen die te maken hebben met de fysieke leefomgeving moeten worden geïntegreerd in één samenhangend plan. De uiteindelijke afweging of een activiteit wel of niet mogelijk is kan bij het omgevingsplan vaker worden doorgeschoven naar het uitvoeringsniveau. Zo lang de Wet ruimtelijke ordening van kracht blijft, is het niet mogelijk om een bestemmingsplan volledig vorm te geven als een omgevingsplan. In een bestemmingsplan moet worden gewerkt met concrete regels en randvoorwaarden. Binnen die context is het bestemmingsplan HAWG met de huidige situatie als uitgangspunt opgezet als een plan dat zoveel mogelijk ruimte biedt voor de huidige functies en activiteiten en waar mogelijk ten opzichte van het huidige bestemmingsplan, leidt tot verspoeling en vereenvoudiging. 26. In het advies wordt aangegeven dat de gemeente streeft naar duurzaamheid. Is het dit verband gezien de energietransitie niet wenselijk om in het voorontwerpbestemmingsplan te streven naar een betere isolatie van woningen en aandacht te bestreden aan de plaatsing van zonnepanelen? Zoals eerder aangegeven regelt het bestemmingsplan welke bebouwing is toegestaan en welk gebruik van gebouwen en gronden mogelijk is. Een bestemmingsplan kan niet verplichten tot het treffen van isolerende maatregelen of het treffen van andere duurzaamheidsvoorzieningen zoals zonnepanelen. Het bestemmingsplan HAWG werpt echter op zichzelf geen enkele drempel op voor het (beter) isoleren van de woningen in het plangebied. Plaatsing van zonnepanelen op 9

10 daken van gebouwen is verder in beginsel al vergunningsvrij op basis van de landelijke regels. Ten behoeve van de agrarische bedrijven is bovendien expliciet in het bestemmingsplan opgenomen dat kleinschalige duurzame energiewinning bij deze bedrijven is toegestaan. 27. Bij de locatie Schoolstraat 43 is een zorgboerderij aanwezig met er achter een rundveemuseum. Op de verbeelding van het voorontwerpbestemmingsplan is voor deze locatie voor de zorgboerderij een woonbestemming opgenomen maar geen maatschappelijke bestemming en dit laatste geldt ook voor het museum. Waarom is hier voor gekozen? Door het rundveemuseum is met een inspraakreactie gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan. Dit leidt er toe dat in het ontwerpbestemmingsplan voor dit museum een andere bestemming zal worden opgenomen waarbij de agrarische bestemming van het voorontwerp zal worden vervangen door een meer passende museumbestemming. Verder kan hier kortheidshalve worden verwezen naar de beantwoording in de reactienota. 28. In hoeverre is het opnemen van een regeling voor een plattelandswoning bij de locatie Driestedenweg 28 een oplossing voor het wel kunnen faciliteren van de bouw van één of twee woningen op deze plek? Het instrument van de plattelandswoning kan alleen worden ingezet ten behoeve van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf. Daarmee wordt voorkomen dat (de voorzetting van) de agrarische bedrijfsvoering van dit bedrijf wordt belemmerd of beperkt door het feit dat de bedrijfswoning niet wordt bewoond door personen die betrokken zijn bij dat bedrijf. Die situatie doet zich daar niet voor. 29. In het voorontwerp bestemmingsplan wordt voor de locatie Driestedenweg voorzien in het toestaan van agrarische activiteiten, niet zijnde een manage. Niet duidelijk is waarom een manage niet agrarisch is vanwege het dressuuronderricht. Overal waar dieren worden gehouden worden dieren immers onderricht. Onder een agrarisch bedrijf wordt verstaan: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. Een manage of paardenhouderij is over het algemeen geen agrarische bedrijf omdat er geen sprake is van bedrijfsactiviteiten die gericht zijn op het (op)leveren van producten. Het gaat dan om andere activiteiten zoals het stallen, trainen en africhten van paarden. 10

11 30. Wat gebeurt er of moet er gebeuren met een vergunningsvrije mantelzorgwoning als de mantelverzorgers verhuizen? Als de mantelzorg is beëindigd, zal het gebruik als mantelzorgwoning (moeten) eindigen. Dat houdt in dat als voor de mantelzorg een bijbehorend bouwwerk werd gebruikt dat volgens de vergunningsvrije regels ondergeschikt is aan het hoofdgebouw het gebruik van dat bouwwerk weer moet worden teruggebracht naar de oorspronkelijke functie. Als er ten behoeve van de mantelzorg voorzieningen waren aangebracht die het gebruik als een zelfstandige woonruimte mogelijk maakten, moeten deze alsdan weer worden verwijderd. In de meeste gevallen gaat het dan om een keuken en sanitaire voorzieningen. 31. De oppervlakte van een agrarisch bouwperceel is in het bestemmingsplan begrensd op maximaal 2 ha. Bedrijven worden echter steeds groter. De vraag is dan of deze begrenzing niet te beperkt is. De provinciale ruimtelijke verordening geeft aan dat een bedrijfsperceel van maximaal 2 ha voor een agrarisch bedrijf in de gemeentelijke bestemmingsplannen het uitgangspunt is. Op grond daarvan al kan niet worden gesteld dat toekenning van agrarische bedrijfspercelen van 2 ha op voorhand te beperkend is. Het gemeentelijke ruimtelijke beleid van Opmeer volgt hier het beleid van de provincie. Grotere agrarische bedrijfspercelen in het buitengebied zijn op zichzelf niet onmogelijk maar er gelden dan wel, ook op grond van de provinciale regels, extra eisen ten aanzien van de onderbouwing (nut en noodzaak) en de landschappelijke inpasbaarheid van dergelijke initiatieven. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan HAWG is er geen zicht op dergelijke ruimtelijke ontwikkelingen en er is daarom, gegeven de doelstelling van dit plan, ook geen aanleiding om dergelijke, ingrijpende ontwikkelingen op voorhand in het bestemmingsplan op te nemen. 11