Landbouw-effecten-rapport. Glastuinbouw Beveren. Vlaamse Landmaatschappij. in opdracht van Provincie Oost-Vlaanderen. oktober 2010

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Landbouw-effecten-rapport. Glastuinbouw Beveren. Vlaamse Landmaatschappij. in opdracht van Provincie Oost-Vlaanderen. oktober 2010"

Transcriptie

1 Landbouw-effecten-rapport Glastuinbouw Beveren Vlaamse Landmaatschappij in opdracht van Provincie Oost-Vlaanderen oktober 2010

2 INHOUD 1. Inleiding Algemeen Situering van het plangebied Kaart Methodologie Situering van het landbouwgebruik Ruimtegebruik Bodemgebruik Kavelstructuur Kavelligging Perceelsoppervlakte Eigendomsstructuur Beschrijving van de gebruikers in het plangebied Inleiding Lokalisatie van de bedrijven Typologie van de bedrijven Sociologische kenmerken Leeftijd Inkomensvorming gezin Bedrijfsvorm Bedrijfseconomische kenmerken Productieomvang Bedrijfsoppervlakte Ruwvoederbalans Mestbalans (grondgebondenheid) Perspectieven Opvolging Impact op de landbouw Belang van de gronden voor de gebruiker Oppervlakte Ruwvoederbalans Mestbalans Afhankelijkheid van de bedrijven Waardering van de gronden door de betrokken gebruikers Flankerend beleid voor landbouw Algemene maatregelen Juridische zekerheid Snelle en duidelijke informatie Grenscorrecties Fasering Bewaking uitvoering flankerend beleid Maatregelen op bedrijfsniveau Grondenbank Flankerende maatregelen in het plangebied waar de grondgebonden landbouw moet wijken Grondenbank zoekt gronden in de ruime omgeving van de projectgebieden Verwerving en verplaatsing van een volledig bedrijf Flankerende maatregel voor mestafzetverlies Onteigening Interesse in remediërende maatregelen Grenscorrectie Landbouweffectenrapport 2010 deel II 1

3 7.2. Aankoop in der minne Grondenbank Grondbehoefte Grondaanbod Volledige bedrijfsverplaatsing Mestverwerking Conclusie: wijkers en blijvers Leeftijd en opvolging Gezinsinkomen Productieomvang Conclusie TABELLEN Tabel 1: Bodemgebruik in het plangebied... 7 Tabel 2: Aantal gebruikers, totale bedrijfsoppervlakte en geregistreerde oppervlakte binnen het plangebied, volgens ligging van de bedrijfszetel Tabel 3: Aantal bedrijven en oppervlakte binnen het plangebied volgens bedrijfstype Tabel 4: Leeftijd van de bedrijfsleiders Tabel 5: Aantal bedrijven en oppervlakte binnen het plangebied volgens hoofdberoep of nevenberoep13 Tabel 6: Aantal bedrijven en oppervlakte binnen het plangebied volgens de economische productieomvang van de bedrijven Tabel 7: Aantal bedrijven en oppervlakte binnen plangebied in functie van de totale bedrijfsoppervlakte Tabel 8: Indeling van de voedermiddelen Tabel 9: De ruwvoederbalans van de bedrijven met een ruwvoederbehoefte Tabel 10: Mestbalans per bedrijfstype Tabel 11: Wensbeeld van de geënquêteerde bedrijfsleiders met betrekking tot de toekomstige evolutie van hun bedrijfsoppervlakte Tabel 12: Opvolging van de geënquêteerde bedrijven Tabel 13: Aantal gebruikers volgens oppervlakteklasses in de uitbreiding van het plangebied Tabel 14: Aantal gebruikers volgens oppervlakteklasses in het volledige plangebied Tabel 15: Aantal bedrijven volgens percentage van de bedrijfsoppervlakte in plangebied Tabel 16: Aantal bedrijven volgens percentage van de bedrijfsoppervlakte in het volledig plangebied21 Tabel 17: Aantal gebruikers volgens absolute en relatieve oppervlakte binnen de uitbreiding van het plangebied Tabel 18: Aantal bedrijven volgens productieomvang en percentage landbouwgrond binnen het plangebied Tabel 19: Aantal bedrijven en oppervlakte binnen het plangebied volgens de afhankelijkheid van deze projecten Tabel 20: Overzicht vergoedingen en toelagen in het kader van de uitvoering van het Sigmaplan Tabel 21: Aantal bedrijven en oppervlakte in het plangebied volgens de interesse in een grondenbank Tabel 22: Aantal gebruikers en oppervlakte binnen de uitbreiding van het plangebied volgens categorie van wijker of blijver Tabel 23: Aantal bedrijven volgens leeftijdsklasse en volgens type wijker of blijver Tabel 24: Oppervlakte (ha) binnen de uitbreiding van het plangebied volgens leeftijdsklasse en volgens type wijker of blijver Tabel 25: Productieomvang van wijkers en blijvers Tabel 26: Oppervlakte (ha) in gebruik bij wijkers en blijvers volgens productieomvang van de bedrijven Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

4 KAARTEN Kaart 1: Situering Kaart 2: Bodemgebruik Kaart 3: Landbouw-economisch onderzoek Kaart 4: Inkomensvorming Kaart 5: Bedrijfstype Kaart 6: Leeftijd Kaart 7: Opvolging Kaart 8: Effect op landbouw Kaart 9: Samenvatting flankerend beleid Landbouweffectenrapport 2010 deel II 3

5

6 1. INLE IDING 1.1. Algemeen De Provincie Oost-Vlaanderen startte in oktober 2008 met de opmaak van een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan voor een glastuinbouwgebied van bovenlokaal belang te Melsele, Beveren. Het provinciaal RUP glastuinbouwgebied Melsele omvat een ontwikkelingsgebied voor glastuinbouw ter hoogte van het bedrijventerrein Schaarbeek op de grens van de gemeenten Beveren, Kruibeke en Zwijndrecht. In dit kader maakte de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) een landbouweffectenrapport (LER) op in 2010 van de landbouwers betrokken bij het oorspronkelijke plangebied. Hieruit bleek dat de oppervlaktedoelstelling glastuinbouw moeilijk kan gehaald worden binnen het oorspronkelijke plangebied omwille van de nog aanwezige landbouw. Daarom werd gevraagd om het LER uit te breiden met een extra gebied ten westen van de Veldstraat, meer bepaald begrensd door de Kruibekesteenweg, de Zakdam, de Veldstraat en de Heirbaan S ituering van het plangebied Kaart 1 Het oorspronkelijke plangebied werd begrensd door de Priemstraat, de Veldstraat, de Heirbaan, de Schaarbeekstraat, de Nieuwlandstraat en de Fortstraat. Binnen het plangebied is er 117 ha landbouwgrond geregistreerd via de verzamelaanvraag en deze wordt gebruikt door 38 bedrijven waaronder 34 landbouwbedrijven en 4 tuinbouwbedrijven. De uitbreiding van het plangebied wordt begrensd door de Kruibekesteenweg, de Zakdam, de Veldstraat en de Heirbaan. Binnen de uitbreiding van het plangebied is 142 ha landbouwgrond geregistreerd via de verzamelaanvraag en deze wordt gebruikt door 54 bedrijven waaronder 7 tuinbouwbedrijven en 47 landbouwbedrijven. Landbouweffectenrapport 2010 deel II 5

7 2. METHODOLOGIE Binnen de onderzoeksperimeter werden de landbouwpercelen en de bijbehorende bedrijven bestudeerd zoals deze zijn geregistreerd door de VLM, Mestbank (aangiftejaar 2009, productiejaar 2008). Het betreft in totaal 142 ha landbouwgrond die gebruikt wordt door 54 land- of tuinbouwbedrijven. Landbouwers die minder dan 2 ha in gebruik hebben, zijn niet verplicht om aangifte te doen van hun grondgebruik. Zij maken in principe geen deel uit van de dataset van de mestbank. Het betreft meestal zeer kleinschalige landbouwactiviteiten als hobby of nevenberoep. In de praktijk bleek echter dat deze in het plangebied nauwelijks voorkomen. De dataset van de mestbank was dan ook een betrouwbare bron. Om een concreet zicht te krijgen op de bedrijven die rechtstreeks getroffen worden door de inrichting van een glastuinbouwgebied, werd verder ingezoomd op het plangebied. Hiervoor werden alle landbouwers die één of meerdere percelen in het gebied bewerken, bevraagd. De landbouwers konden op vrijwillige basis meewerken aan de enquête. Bij de 54 grondgebruikers in de uitbreiding van het plangebied zijn er 7 tuinbouwbedrijven. Dit zijn allen glastuinbouwbedrijven. Deze studie handelt over de grondgebonden landbouw die in het plangebied plaats zou moeten maken voor de glastuinbouw. Bestaande serres in het gebied zullen in eerste instantie niet geweerd worden. Gezien deze studie handelt over de grondgebonden landbouw binnen het plangebied, werden deze tuinbouwbedrijven niet verder opgenomen in deze studie. Bovendien werden deze bedrijven reeds geënquêteerd in kader van de bevraging van tuinbouwbedrijven voor de behoeftestudie. Daarnaast gebruiken 17 van de 53 grondgebruikers ook grond binnen het oorspronkelijke plangebied. Deze werden reeds in de eerste LER geënquêteerd en werden hier niet opnieuw bevraagd. De overige 30 landbouwbedrijven werden allemaal gecontacteerd voor de enquêtering. Slechts 1 landbouwer wenste niet deel te nemen aan het onderzoek aangezien hij intussen geen grond meer gebruikt binnen het plangebied. Dit rapport is dan ook grotendeels gebaseerd op de resultaten van de gesprekken met de landbouwers. Voor die gesprekken werd een uitgebreide vragenlijst gehanteerd (zie bijlage). Op die manier ontstond een vrij nauwkeurig beeld van de landbouw in het gebied en van de landbouwers die er werken. Er kon bovendien een vrij goede inschatting worden gemaakt van de knelpunten en mogelijke flankerende maatregelen. Deze werden verwerkt in een algemeen rapport. De informatie op bedrijfsniveau werd gebundeld in een vertrouwelijk rapport met technische fiches per bedrijf. 6 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

8 3. S ITUE R ING VAN HE T LANDBOUWGEBR UIK 3.1. R uimtegebruik Binnen het plangebied zijn 126 percelen geregistreerd bij de mestbank met een totale oppervlakte van 141 ha. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen gronden in eigendom of in pacht B odemgebruik Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende teelten die voorkomen in het plangebied. Tabel 1: B odemgebruik in het plangebied Gemeente Opp. (ha) Opp. (%) Gebouwen 8 5,3 Akkerbouw 15 10,5 Grasland 35 25,0 Mais 63 44,4 Voedergewassen 4 2,7 Groenten 6 4,4 Fruit 6 4,1 Sierteelt 2 1,8 Andere 2 1,7 Totaal Bron: enquête De belangrijkste gewassen in het plangebied zijn grasland en maïs. Daarnaast komen ook voor ongeveer 14 ha groenten,fruit en sierteelgewassen voor die vaak gecombineerd zijn met glastuinbouwbedrijven. Landbouweffectenrapport 2010 deel II 7

9 3.3. K avelstructuur Kavelligging We maken hier een onderscheid tussen veldkavels en huiskavels. Huiskavels zijn de landbouwpercelen die te bereiken zijn vanuit de bedrijfszetel zonder dat men een weg of een gracht moet oversteken. Het zijn m.a.w. de percelen rond de bedrijfszetel. In de gangbare landbouw is de huiskavel vooral van belang voor de melkveehouders. Er wordt uitgegaan van een minimum van één hectare huiskavel per vier melkkoeien. Aan de hand van dit gegeven en het aantal melkkoeien per bedrijf kan de minimale oppervlakte huiskavel per bedrijf worden berekend. Als de huiskavel groter is dan het minimum, bevordert dit de mogelijkheden voor rotatie van teelten. Voor een duurzaam bodemgebruik is dit dus van groot belang. Daarnaast zorgt een grotere huiskavel ook voor een betere en meer efficiënte benutting van de beschikbare arbeid, voor een besparing op de voederkosten en voor een vermindering van het brandstofverbruik. Algemeen kan men dan ook stellen dat een huiskavel een zo groot mogelijk aaneengesloten blok is dat grenst aan de bedrijfsgebouwen. Voor akkerbouwbedrijven is de huiskavel minder van belang. Negen bedrijven hebben hun bedrijfszetel in de uitbreiding van het plangebied. Hiervan zijn er 2 glastuinbouwbedrijven wiens serres binnen het gebied vallen. Eén bedrijf heeft zijn bedrijfszetel in het oorspronkelijke plangebied maar gebruikt ook gronden binnen de uitbreiding. De huiskavel van deze bedrijven is ook binnen het plangebied gelegen. De huiskavelpercelen binnen het plangebied zijn samen 15 ha groot. Huiskavel werd hierbij gedefinieerd als de percelen die aansluiten op de bedrijfszetel en niet afgescheiden worden door een gracht of een weg. Sommige percelen worden door de landbouwer nog als huiskavel beschouwd, maar werden hier niet opgenomen omdat ze afgescheiden worden van het bedrijf door een weg Perceelsoppervlakte De gemiddelde perceelsoppervlakte is 0,92 ha. Ter vergelijking: het gemiddelde van de percelen in de provincie Oost-Vlaanderen is 1,3 ha. De percelen in het plangebied zijn kleiner dan het gemiddelde Oost-Vlaamse perceel. Een grote kavel is een belangrijke landbouweconomische troef. De voordelen van grotere percelen zijn tweeledig. Enerzijds zijn er minder kosten per ha als de percelen groter worden (minder wendakkers enz.). Anderzijds zijn er meer opbrengsten omwille van de kleinere verliezen aan de randen van het perceel en is er een betere gewascontrole. Indien percelen groter zijn, kan immers worden verondersteld dat de gewascontrole meer accuraat gebeurt. 8 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

10 Eigendomsstructuur Bij de enquêtering werd voor elk betrokken perceel gevraagd of dit in eigendom is van de gebruiker of niet. Dit is van belang voor rechtszekerheid, maar ook voor de flankerende maatregelen. In het studiegebied is 51% van de geënquêteerde percelen in eigendom van de gebruiker. Dit is vrij veel. De andere percelen worden gepacht. Landbouweffectenrapport 2010 deel II 9

11 4. B E S CHR IJ VING VAN DE GEBRUIKERS IN HET PLANGEBIED 4.1. Inleiding Zoals eerder vermeld, zijn er volgens de mestbankgegevens van grondgebruikers geregistreerd binnen het plangebied. Hiervan zijn er 46 landbouwbedrijven en 7 tuinbouwbedrijven. Van de landbouwbedrijven werden er 17 bedrijven reeds meegenomen in het eerste LER. De overige landbouwbedrijven werden op één na allemaal geënquêteerd. De tuinbouwbedrijven werden niet geënquêteerd Lokalis atie van de bedrijven De bedrijven die gronden gebruiken binnen het plangebied zijn hoofdzakelijk gevestigd in de gemeente Beveren (33 bedrijven). Daarnaast zijn er nog 3 bedrijven gevestigd in Kruibeke, één in Sint-Niklaas en één in Zwijndrecht. Onderstaande tabel geeft volgens de gemeente waarin de bedrijfszetel van de gebruiker gevestigd is, het aantal gebruikers en de overeenkomstige oppervlakte in het plangebied en de verhouding van de oppervlakte binnen het plangebied tot de totale bedrijfsoppervlakte. Deze cijfers geven een indicatie van de relatie van het plangebied met het omliggende gebied en de invloed van eventuele onttrekking van dit gebied aan de landbouw, op de landbouwstructuur in de omgeving. Tabel 2: Aantal gebruikers, totale bedrijfsoppervlakte en geregistreerde oppervlakte binnen het plangebied, volgens ligging van de bedrijfszetel Gemeente Aantal bedrijven Opp. binnen plangebied (ha) Verhouding opp. binnen het plangebied (%) tot de totale bedrijfsoppervlakte Beveren ,7 Kruibeke 4 6 6,1 Sint-Niklaas 3 4 4,0 Zwijndrecht 1 1 2,9 Totaal ,0 Er zijn negen bedrijven waarvan de bedrijfszetel binnen het plangebied ligt. Deze bedrijven gebruiken samen 47 ha binnen de uitbreiding van het plangebied. Deze worden verder de binnenblokbedrijven genoemd. 10 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

12 4.3. Typologie van de bedrijven Onderstaande tabel geeft weer door welk type van bedrijven de gronden in het plangebied gebruikt worden. De bedrijven worden getypeerd op basis van hun hoofdproductie en nevenproductierichting samen, op voorwaarde dat de hoofdproductierichting minder dan 70% van de productiewaarde op het bedrijf uitmaakt en dat de nevenproductie minimaal euro realiseert. Bedrijven waarvan de hoofdproductietak de grens van euro niet haalt, worden getypeerd als bedrijven met kleine productieomvang. Tabel 3: Aantal bedrijven en oppervlakte binnen het plangebied volgens bedrijfstype Bedrijfstype Aantal bedrijven Opp. (ha) Opp. (%) Akkerbouw 3 8 5,4 Akkerbouw gemengd 2 5 3,2 Bedrijf met kleine productieomvang ,1 Fruit ,8 Groenten 2 6 4,1 Melkvee ,4 Melkvee - vleesvee 1 1 0,4 Melkvee - varkens 2 3 2,2 Vleesvee ,0 Vleesvee - melkvee 1 1 0,4 Vleesvee - Akkerbouw 1 7 4,9 Paarden 2 2 1,5 Sierteelt 2 3 1,8 Varkens 6 6 4,4 Varkens - Fruit 2 4 2,9 Varkens - melkvee ,4 Varkens - Vleesvee 3 7 5,1 Totaal Bron: Mestbank + enquête Ongeveer 36% van de landbouwoppervlakte binnen het plangebied wordt gebruikt door gemengde en gespecialiseerde rundveebedrijven. Na rundvee is varkens de belangrijkste sector. Ook wordt ongeveer 16% van de oppervlakte gebruikt door bedrijven met fruitteelt. De categorie bedrijven met kleine productieomvang omvat enkele hobbylandbouwers en gepensioneerde landbouwers. Landbouweffectenrapport 2010 deel II 11

13 4.4. S ociologische kenmerken Leeftijd Bij de 29 geënquêteerde bedrijven waren er vijf bedrijven met twee bedrijfsleiders. Voor onderstaande tabel werd per bedrijf één leeftijd bepaald. Wanneer een bedrijf uitgebaat wordt door meerdere personen, wordt de leeftijd van de jongste genomen. Voortzetting van het bedrijf is immers gegarandeerd tot de jongste van de twee op pensioen gaat. Tabel 4: Leeftijd van de bedrijfsleiders Leeftijd Opp. Aantal Opp. totale uitbreiding bedrijven zoekzone (ha) onbekend < 35 jaar jaar jaar jaar > 65 jaar Totaal Bron: Mestbank + enquête In het plangebied zijn heel wat landbouwers ouder dan 55 jaar, er zijn tien landbouwers ouder dan 65 jaar. De landbouwers ouder dan 65 jaar gebruiken samen 17 ha binnen de uitbreiding van het plangebied. Anderzijds zijn er ook een groot aantal jonge landbouwers actief. Zo gebruiken de landbouwers jonger dan 45 jaar ongeveer 40 ha binnen de uitbreiding binnen het plangebied Inkomensvorming gezin Op 5 van de 29 geënquêteerde bedrijven zijn er meerdere bedrijfsleiders. Het betreft samenwerkingsverbanden tussen familieleden waarbij de zoon mee in het bedrijf is gestapt. In totaal zijn er dus 34 bedrijfsleiders of medebedrijfsleiders betrokken. Onderstaande tabel toont van de geënquêteerde bedrijven of het gaat om landbouwbedrijven in hoofdberoep of niet in hoofdberoep. 12 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

14 Tabel 5: Aantal bedrijven en oppervlakte binnen het plangebied volgens hoofdberoep of nevenberoep Aantal bedrijven Opp. uitbreiding (ha) Opp. Uitbr (%) Hoofdberoep ,3 Nevenberoep 2 5 6,4 Hobby 1 1 1,1 Gepensioneerd ,2 Totaal Bron: Enquête Tweeëntwintig bedrijven of 60% van de gebruikers zijn landbouwers in hoofdberoep. Deze gebruiken ongeveer 79% van de oppervlakte binnen de uitbreiding plangebied. Ongeveer één 11% van de landbouwoppervlakte wordt gebruikt door landbouwers in nevenberoep, hobbylandbouwers en gepensioneerde landbouwers. Op gezinsniveau zijn er echter heel wat bedrijven die naast landbouwactiviteiten ook andere bronnen van inkomsten hebben. Dat geldt voor de landbouwers in nevenberoep, maar ook voor de landbouwers waarvan de partner buitenshuis werkt of een eigen onderneming buiten de landbouw heeft. Van de 29 geënquêteerde bedrijven zijn er 16 waarvan het gezinsinkomen uitsluitend op de landbouw is gebaseerd. Deze bedrijven gebruiken samen twee derden van de landbouwoppervlakte binnen het plangebied. Er zijn er vijf voor wie de landbouw het hoofdaandeel van het inkomen vormt maar niet het enige is. Voor zes bedrijven is landbouw slechts het aanvullende deel van hun inkomen. Deze laatste groep gebruikt 11 ha binnen de uitbreiding van het plangebied B edrijfs vorm Zoals elders in Vlaanderen werken de meeste bedrijven onder persoonlijke naam. Er zijn vijf bedrijven die één of andere vorm van vennootschap hebben B edrijfseconomische kenmerken Productieomvang De economische productieomvang van de geënquêteerde bedrijven werd berekend op basis van het bruto standaard saldi (BSS). Dat is een maat voor economische omvang en omzet van een landbouwbedrijf. Deze worden jaarlijks gepubliceerd door het ministerie van landbouw, centrum voor landbouweconomie. De BSS worden berekend per dier en per ha van een bepaalde teelt. Op basis van het aantal dieren en de oppervlaktes, kan dan het gehele saldo per bedrijf worden berekend. Landbouweffectenrapport 2010 deel II 13

15 De cijfers geven echter alleen de economische omvang weer, het is geen maat voor het arbeidsinkomen er bedrijf. Dat hang uiteraard af van de toegevoegde waarde die het bedrijf realiseert en van de intrestlasten die een bedrijf draagt. Tabel 6: Aantal bedrijven en oppervlakte binnen het plangebied volgens de economische productieomvang van de bedrijven Aantal bedrijven Opp. Uitbr (Ha) Opp. Uitbr (%) Klein ,2 Vrij klein ,1 Matig 2 6 4,3 Vrij groot ,5 Groot ,8 Totaal Bron: Mestbank Zoals overal in Vlaanderen zijn er nogal wat kleinere bedrijven actief in het gebied. Dit zijn meestal hobbyboeren of nevenberoepers. Anderzijds wordt iets meer dan de helft van de oppervlakte gebruikt door de grote professionele bedrijven Bedrijfsoppervlakte De gemiddelde bedrijfsoppervlakte van de bedrijven in het plangebied is 21,8 ha. Onderstaande tabel toont het aantal bedrijven in functie van de totale bedrijfsoppervlakte. Heel wat bedrijven hebben in termen van oppervlakte een klein bedrijf: Vijftien bedrijven hebben minder dan 10 ha en veertien bedrijven hebben minder dan 20 ha. Slechts twee bedrijven hebben meer dan 60 ha in gebruik. Tabel 7: Aantal bedrijven en oppervlakte binnen plangebied in functie van de totale bedrijfs - oppervlakte Bedrijfsoppervlakte Aantal bedrijven Opp. (ha) Opp. Uitbr (%) Minder dan 10 ha , ha , ha , ha ,3 > 60 ha 2 1 0,8 Totaal Bron: Mestbank en enquête 14 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

16 Ruwvoederbalans Traditioneel worden voeders onderverdeeld in ruw- en krachtvoeders. Er is echter geen eenduidige definitie van het begrip ruwvoeder. Gras en maïs worden algemeen als ruwvoeder bestempeld, granen zijn krachtvoeders. Maar daartussen schuilen een hele reeks voedermiddelen die afhankelijk van de criteria als ruw- of als krachtvoeder benoemd worden. Tabel 8: Indeling van de voedermiddelen Ruwvoeders Gras, graskuil en hooi Maïskuil e.a. kuil van deegrijpe granen Stro Wortel- en knolgewassen Krachtvoeders Granen en hun bijproducten Andere zaden Bijproducten van de oliebereiding Dierlijke voedermiddelen Omwille van de karakteristieke spijsvertering van schapen en runderen is er in die sectoren steeds een deel ruwvoeders nodig in het rantsoen. De dieren moeten immers een minimum aan structuurhoudende voeders krijgen. Het is bovendien zo dat er meestal goedkoper geproduceerd kan worden op basis van ruwvoeders dan op basis van krachtvoeders. Het is dus interessanter melk en vlees te produceren op basis van ruwvoeders. Het is dan ook van belang dat er voldoende ruwvoeders zijn op een bedrijf. Dat kan worden nagegaan aan de hand van een ruwvoederbalans. Deze balans, weergegeven als de verhouding van het ruwvoederaanbod tot de ruwvoederbehoefte, duidt aan of een veeteler met zijn huidige teeltplan voldoende ruwvoeders kan telen om zijn veestapel gedurende een jaar te voederen. Indien de verhouding aanbod tot behoefte kleiner is dan 80% dan voldoet het aanbod de behoefte niet en ontstaat er een tekort aan ruwvoeders. Is de verhouding begrepen tussen 80 en 130% dan heerst er evenwicht op het bedrijf. Is de verhouding groter dan 130% dan is er sprake van een overschot dat eventueel verkocht kan worden. Onderstaande tabel toont per bedrijfstype het aantal bedrijven volgens de ruwvoederbalans. Tabel 9: De ruwvoederbalans van de bedrijven met een ruwvoederbehoefte Ruwvoederbalans Aantal bedrijven Opp. Uitbr (ha) Opp. Uitbr (%) Geen ruwvoederbehoefte ,5 Tekort aan ruwvoeder 4 8 5,5 Evenwicht ,6 Overschot aan ruwvoeder ,3 Groot overschot ,1 Totaal Bron: Mestbank Landbouweffectenrapport 2010 deel II 15

17 Van de 54 bedrijven zijn er 22 die geen ruwvoederbehoefte hebben. Van de overige bedrijven hebben er 4 te maken met een ruwvoedertekort. De overige bedrijven beschikken over voldoende ruwvoeders. Vijftien bedrijven kunnen overschotten verkopen. Het zijn vooral de bedrijven die rond het evenwicht schommelen, die het meest kwetsbaar zijn. Een verlies van een deel van de beschikbare oppervlakte betekent dat deze bedrijven hun bedrijfsvoering moeten aanpassen en dat is niet altijd evident Mestbalans (grondgebondenheid) De ecologische kringloop is van bijzonder groot belang in de landbouw. Planten worden geteeld als dierlijke voeders, deze voeders worden door het vee omgezet tot hoogwaardige eiwitten voor menselijke consumptie. Maar deze dieren produceren tegelijk ook mest die als grondstof functioneert voor de plantaardige productie. Op die manier wordt de kringloop gesloten. Wie dacht met de moderne landbouw te kunnen ontsnappen aan deze kringloopprincipes, is bedrogen uitgekomen. De problemen voor mestafzet vormen vandaag een levensgrote bedreiging voor onze landbouw. In het plangebied bevinden zich zowel bedrijven met een tekort aan gronden als met een overschot. Meestal hebben de melkveebedrijven een meststoffenbalans die in evenwicht is. Het zijn vooral bedrijven met een hoge veebezetting of met een extensieve graslanduitbating, met beperkte bemestingsmogelijkheden, die niet kunnen voldoen aan de grondbehoefte van het bedrijf. Tabel 10: Mes tbalans per bedrijfs type Mestbalans Aantal bedrijven Opp. Uitbr (ha) Opp. Uitbr (%) Ruimte vrij voor mestafzet ,1 Evenwicht ,7 Klein mestoverschot 2 1 0,8 Groot mestoverschot ,4 Totaal Bron: Mestbank 4.7. Perspectieven De meeste landbouwers kenden de laatste jaren weinig verschuivingen in hun bedrijfsvoering. Eén bedrijf is gedurende de laatste 5 jaar gestart met een nieuwe veesoort (vleesvee). Een zestiental bedrijven hebben één of meerdere teelten of vee uitgebreid. Tien bedrijven hebben één of meerdere teelt of veesoort afgebouwd of stopgezet. Heel wat bedrijven doen nog regelmatig investeringen, vooral in grond en machines. Investeringen getuigen van een dynamiek binnen de land- en tuinbouw en van consolidering of uitbreiding van het bedrijf met het oog op de toekomst. 16 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

18 Aan de bedrijfsleiders werd eveneens gevraagd in welke richting ze willen of denken te evolueren binnen dit en 5 jaar. Zal hun bedrijfsoppervlakte toenemen, hetzelfde blijven of afnemen, of zullen ze volledig stoppen? De antwoorden zijn weergegeven in volgende tabel. Tabel 11: Wensbeeld van de geënquêteerde bedrijfsleiders met betrekking tot de toekoms tige evolutie van hun bedrijfsoppervlakte Aantal bedrijven Opp. (ha) Opp. (%) Vergroten ,6 Gelijk blijven ,4 Verkleinen Totaal ,6 Bron: Enquête Ongeveer veertien bedrijven wensen hun bedrijfsoppervlakte nog te vergroten. Vijftien bedrijven hopen hun huidige bedrijfsoppervlakte te kunnen handhaven. Geen enkel bedrijf is van plan van zijn bedrijfsoppervlakte te verkleinen. Verder zijn heel wat bedrijven van plan om de komende 5 jaar investeringen te doen in machines, quota en/of gebouwen Opvolging In onderstaande tabel komt de opvolgingssituatie bij de bedrijven aan bod. In de enquête werd gepeild of de opvolging van het bedrijf al dan niet verzekerd is. Voor een aantal bedrijfsleiders was de vraag naar opvolging niet relevant gezien de jonge leeftijd (< 50 jaar) van de bedrijfsleider en van de eventuele kinderen. Hun antwoord werd weergegeven in de categorie niet van toepassing. Dit geldt voor zes bedrijven die samen 20% van de landbouwoppervlakte binnen het plangebied gebruiken. Negen bedrijven verklaren zeker een opvolger te hebben, zij vertegenwoordigen 46% van de landbouwoppervlakte in de uitbreiding van het plangebied. Globaal genomen kan dus worden gesteld dat er voor 18 bedrijven in de nabije toekomst geen opvolgingsproblemen opduiken. Zeven bedrijven hebben zeker geen opvolger. De overige bedrijven weten nog niet of ze een opvolger hebben omdat het op dit moment nog te vroeg is om hierover een uitspraak te doen. Dit zijn meestal bedrijfsleiders die zelf nog een lange carrière voor de boeg hebben. Tabel 12: Opvolging van de geënquêteerde bedrijven Aantal bedrijven Opp. (ha) Opp. (%) Opvolger ,5 Geen opvolger ,8 Weet het nog niet 4 5 7,2 Niet van toepassing ,5 Totaal Bron: Enquête Landbouweffectenrapport 2010 deel II 17

19 Enkele bedrijven werden vrij recent nog overgenomen. Voor die bedrijven is in de overname wellicht rekening gehouden met het volledige landbouwareaal, inclusief het deel binnen de projectgebieden. Omdat deze bedrijven recent zware investeringen deden, is de impact van grondverlies uiteraard sterker. 18 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

20 5. IMPACT OP DE LANDB OUW Het onttrekken van landbouwgronden aan een landbouwbedrijf heeft meervoudige gevolgen voor de betrokken bedrijven. Bedrijven zijn in meer of mindere mate afhankelijk van hun gronden voor o.a. de inkomensvorming, ruwvoederbalans en mestafzet. De exacte impact van het onttrekken van gronden aan een landbouwbedrijf kan op basis van een enquête niet nauwkeurig worden bepaald. Verschillende factoren spelen hierin mee, die we niet allemaal ter beschikking hebben. Elke bedrijfssituatie is immers anders en de impact van het project zal voor geen enkel bedrijf hetzelfde zijn. Er kan wel worden weergegeven in welke orde van grootte deze impact zich zal situeren B elang van de gronden voor de gebruiker Oppervlakte Onderstaande tabel toont het aantal bedrijven volgens de oppervlakte binnen het plangebied. De absolute oppervlakte is zeer belangrijk voor de inkomensvorming. Akkerbouwteelten als suikerbieten, aardappelen en wintertarwe zijn een directe inkomensbron. Ook voor de productie van ruwvoeders en voor de mestafzet is het onontbeerlijk om voldoende oppervlakte in gebruik te hebben. Als norm kan worden gesteld dat het verlies van 5 ha overleefbaar is voor een landbouwbedrijf. Vanaf 10 ha verlies aan landbouwgronden per bedrijf wordt de impact wel zeer belangrijk. Tabel 13: Aantal gebruikers volgens oppervlakteklasses in de uitbreiding van het plangebied Absolute oppervlakte Aantal bedrijven Opp. Uitbr.(ha) Opp. Uitbr.(%) < 1 ha ,1 1 2 ha ,7 2 5 ha , ha ,9 > 10 ha ,1 Totaal ,0 Bron: Mestbank en enquête Bij zeven van de gebruikers wordt de norm van 5 ha overschreden. Samen gebruiken zij 58 ha binnen het plangebied. Het maximale grondverlies per bedrijf bedraagt 13 ha. Onderstaande tabel toont het aantal gebruikers volgens oppervlakte binnen de totale zoekzone (d.i. het oorspronkelijk plangebied plus de uitbreiding van het plangebied). Wanneer de totaliteit van het plangebied bekeken wordt, zijn er 15 bedrijven die meer dan 5 ha gebruiken. Vijf bedrijven hebben meer dan 10 ha binnen het volledige plangebied. Deze gebruiken ongeveer een derde van de landbouwoppervlakte binnen het volledige plangebied. Landbouweffectenrapport 2010 deel II 19

21 Tabel 14: Aantal gebruikers volgens oppervlakteklasses in het volledige plangebied Opp. Volledig Opp. Volledig Absolute oppervlakte Aantal bedrijven plangebied(ha) Plangebied(%) < 1 ha ,7 1 2 ha ,7 2 5 ha , ha ,2 > 10 ha ,9 Totaal ,0 Bron: Mestbank en enquête Belangrijker nog dan de absolute norm, is de relativiteit van het verlies aan gronden. De impact zal des te groter zijn, naarmate het bedrijf kleiner is in oppervlakte (en/of andere productiemiddelen). De norm van 20% wordt hier als overleefbaar gesteld. Indien meer dan 20% van de totale bedrijfsoppervlakte onttrokken wordt, dan zijn de gevolgen voor het bedrijf zeer belangrijk. Tabel 14 geeft het percentage landbouwgrond binnen het plangebied van de bedrijfsoppervlakte. Tabel 15: Aantal bedrijven volgens percentage van de bedrijfsoppervlakte in plangebied Relatieve oppervlakte Aantal bedrijven Opp. Uitbr.(ha) Opp. Uitbr.(%) < 5% ,8 5 10% , % , % , % , % , % 3 4 3,0 Totaal ,0 Bron: Mestbank en enquête Voor 36 bedrijven is de oppervlakte binnen de uitbreiding van het plangebied minder dan een vijfde van de totale bedrijfsoppervlakte. De overige bedrijven hebben een aanzienlijk deel van hun bedrijfsoppervlakte binnen het gebied. Drie bedrijven hebben zelfs meer dan 80% van hun bedrijfsoppervlakte binnen de uitbreiding van het plangebied. Onderstaande tabel toont de relatieve oppervlakte voor het volledige plangebied. Vier bedrijven hebben meer dan 80% van hun totale oppervlakte binnen het volledige plangebied. 20 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

22 Tabel 16: Aantal bedrijven volgens percentage van de bedrijfsoppervlakte in het volledig plangebied Opp. Volledig Opp. Volledig Relatieve oppervlakte Aantal bedrijven plangebied (ha) plangebied(%) < 5% ,3 5 10% , % , % , % , % , % 4 7 3,6 Totaal ,0 Bron: Mestbank en enquête Tabel 18 toont de relatie tussen de relatieve oppervlakte en de absolute oppervlakte. Tabel 17: Aantal gebruikers volgens absolute en relatieve oppervlakte binnen de uitbreiding van het plangebied Relatieve opp. Abolute opp. < 1 ha 1 2 ha 2 5 ha 5 10 ha > 10 ha < 5% % % % % % 1 1 > 80% 2 1 Totaal Bron: Mestbank en enquête De meeste bedrijven bevinden zich links boven in de tabel. Ze bevinden zich dus in de laagste categorie voor het absolute oppervlakteverlies en in de laagste categorie voor het relatieve oppervlakteverlies. Zes bedrijven daarentegen hebben meer dan 5 ha binnen het plangebied en dit vormt tegelijk meer dan 20% van hun totale bedrijfsoppervlakte. Deze bedrijven zullen een grote impact ondervinden indien het RUP afgebakend wordt binnen de uitbreiding van het plangebied. Tabel 19 geeft het percentage landbouwgrond in relatie tot de productieomvang van de bedrijven. Enerzijds is er een belangrijke groep zeer kleine bedrijven die voor een groot deel binnen het plangebied gelegen zijn. Voor deze groep bedrijven betekent de onttrekking van de gronden een volledige teloorgang van het bedrijf. Voor de grote bedrijven die slechts een beperkt deel van hun bedrijfsoppervlakte binnen de bedreigde gebieden hebben, zal de onttrekking van de gronden hinderlijk zijn, maar het voortbestaan van het bedrijf zal er niet door worden bedreigd. Voor kleine bedrijven die slechts een beperkte oppervlakte verliezen, Landbouweffectenrapport 2010 deel II 21

23 kan de leefbaarheiddrempel helemaal niet meer haalbaar zijn en de stopzetting van het bedrijf onvermijdelijk. Tabel 18: A antal bedrijven volgens productieomvang en percentage landbouwgrond binnen het plangebied Relatieve opp. Productieomvang van de bedrijven binnen alle processen Zeer klein Klein Gemiddeld Groot Zeer groot Totaal < 5% % % % % % > 80% 3 3 Totaal Bron: Mestbank en enquête Ruwvoederbalans De ruwvoederbalans duidt aan of een veeteler met zijn huidige teeltplan voldoende ruwvoeders kan telen om zijn veestapel gedurende een jaar te voederen. Het is dan ook van belang dat er voldoende ruwvoeders aanwezig zijn op het bedrijf. De ruwvoederbalans wordt enkel berekend voor bedrijven met graasdieren. Uiteraard zullen sommige graslandpercelen extensiever gebruikt worden dan andere. De berekende balansen zijn gebaseerd op gemiddelden. Tabel 9 gaf reeds een overzicht van de ruwvoederbalans. Het tekort wordt aanzienlijk beschouwd vanaf 20% en het overschot vanaf 30%. De bedrijven die echter rond het evenwicht schommelen, zijn het meest kwetsbaar. Onttrekken van gronden aan deze bedrijven zal het evenwicht doen overslaan naar een tekort. Bedrijven met een groot ruwvoederoverschot, hebben nog enige marge. Bedrijven met een groot tekort, hebben vandaag al problemen en zijn al aangewezen op het bijvoederen met krachtvoeder. 22 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

24 Mestbalans Naast de ruwvoederbalans is ook de mestbalans zeer belangrijk voor landbouwbedrijven met vee. Verlies van oppervlakte kan leiden tot een groter mestoverschot waardoor de veestapel in het gebied mogelijk afgebouwd moet worden. De verstrengde bemestingsnormen die gelden sinds januari 2007 hebben reeds een grotere grondbehoefte teweeg gebracht bij veel landbouwers. Bijkomend oppervlakteverlies kan drastische gevolgen met zich meebrengen voor sommige bedrijven. Tabel 10 geeft de situatie m.b.t. de mestbalans. Hieruit blijkt dat 16 bedrijven vandaag een mestbalans hebben die in evenwicht is. Door grondinname zal er een mestoverschot gecreëerd worden, waardoor de bedrijfsvoering aangepast zal moeten worden. Inkrimping van de veestapel of mestverwerking betekenen dan weer een financiële impact op de bedrijfsvoering Afhankelijkheid van de bedrijven Voor ieder bedrijf werd een afhankelijkheidsscore of kwetsbaarheidsscore berekend. Deze afhankelijkheidsscore van een bedrijf ten opzicht van het projectgebied wordt berekend op basis van: absolute oppervlakte in het gebied; relatieve oppervlakte in het gebied; bedrijfsgrootte; leeftijd van de bedrijfsleider; opvolging; ruwvoederbalans; mestbalans; ligging bedrijfszetel. De bedrijven worden ingedeeld in vier groepen: zeer sterk afhankelijke bedrijven, sterk afhankelijke bedrijven, afhankelijke bedrijven en weinig afhankelijke bedrijven. Landbouweffectenrapport 2010 deel II 23

25 Tabel 19: A antal bedrijven en oppervlakte binnen het plangebied volgens de afhankelijkheid van deze projecten Aantal bedrijven Opp. Uitbr (ha) Opp.Uitbr (%) Zeer weinig afhankelijk 17 21,62 15,2 Minder afhankelijk 15 25,12 17,7 Afhankelijk 11 26,85 18,9 Sterk afhankelijk 6 27,61 19,5 Zeer sterk afhankelijk 5 40,71 28,7 Totaal , Vijf bedrijven zijn zeer sterk afhankelijk van de gronden binnen het plangebied. Dit zijn hoofdzakelijk grote, leefbare bedrijven die meer dan 5 ha hebben binnen het plangebied en waarvan de zetel in of op de rand van het plangebied gelegen is Waardering van de gronden door de betrokken gebruikers De meeste landbouwers zien het toekomstige grondverlies in kader van het RUP glastuinbouw als een aanslag op de grondgebonden landbouw, ze staan er dan ook sceptisch tegenover. De meeste landbouwers hebben vragen bij de noodzaak van een dergelijk glastuinbouwgebied. Volgens hen is dit niet haalbaar, onder andere omwille van de te hoge grondprijzen in de streek. De enquête was in vele gevallen ook het eerste contact dat de landbouwers hadden met de overheid, een eerste kennismaking met het project en met de flankerende maatregelen. Dit eerste contact was een zeer belangrijke stap in het creëren van een draagvlak tussen de landbouw en de overheid. Voor veel landbouwers zijn de gronden binnen het plangebied net als andere bedrijfsgronden zeer belangrijk voor hun bedrijfsvoering, doch vaak niet de meest waardevolle gronden van het bedrijf. Voor de bedrijven met bedrijfszetel en/of huiskavel in het projectgebied zijn de gevolgen zeer ingrijpend en verregaand. Aan de geënquêteerden werd hun mening gevraagd naar een inschatting van de gevolgen van het project. Tweeëntwintig bedrijven stellen dat de gronden binnen het plangebied zeer belangrijk zijn voor hun bedrijfsvoering. Voor vijf bedrijven zijn de gronden binnen het plangebied matig belangrijk. Slechts voor één bedrijf zijn de gronden binnen het gebied niet belangrijk. Er kan dus algemeen worden gesteld dat de gronden binnen het projectgebied zeer belangrijk zijn voor de individuele bedrijven die deze gronden gebruiken. In de enquête werd ook de vraag gesteld of de bedrijfsvoering in het gedrang komt door de realisatie van het project. 24 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

26 Voor elf bedrijven komt de bedrijfsvoering zeker in het gedrang zonder de percelen binnen het plangebied. Deze gebruiken samen 49 ha binnen de uitbreiding van het plangebied. Zes bedrijven zijn van mening dat de bedrijfsvoering waarschijnlijk wel in het gedrang komt. Twaalf bedrijven zeggen dat hun bedrijfsvoering waarschijnlijk tot zeker niet in het gedrang komt voor de bedrijfsvoering. In de enquête werd ook gepeild wat het grootste gevolg voor hun bedrijf zou kunnen zijn indien alle gronden binnen de projecten betrokken worden in maatregelen. Twaalf landbouwers antwoordden hierop dat het mestoverschot zou toenemen. Een toenemend ruwvoedertekort is een groot gevolg voor acht bedrijven. Enkele bedrijven haalden het verlies aan premies en een te grote veebezetting aan als grootste gevolg. Nagenoeg alle landbouwers zeiden dat grondverlies een sterke invloed heeft op al deze factoren. Het was voor de geënquêteerden dan ook geen gemakkelijke opgave om het gevolg met de grootste prioriteit aan te duiden. Naast het belang van de gronden werd aan de geënquêteerden eveneens gevraagd of zij hun toekomstplannen gaan aanpassen indien de gronden binnen het voorliggende plangebied onttrokken worden aan de landbouw. Drie bedrijven konden moeilijk een antwoord vormen op deze vraag. Een zestal bedrijven geeft aan dat ze hun toekomstplannen zullen aanpassen. De aanpassingen zijn van velerlei aard: het huidige bedrijf aanpassen of inkrimpen; het bedrijf stopzetten: de bedrijfszetel is immers niet leefbaar zonder huiskavel, het bedrijf zal op termijn niet leefbaar zijn zonder uitbreidingsmogelijkheden; buitenshuis gaan werken en het bedrijf gaan uitbaten in nevenberoep; buiten de bedreigde gebieden nieuwe gronden zoeken. Landbouweffectenrapport 2010 deel II 25

27 6. FLANKEREND BELEID VOOR LANDBOUW Met de realisatie van het RUP glastuinbouwgebied Melsele zal landbouwgrond worden ingenomen voor de ontwikkeling van een glastuinbouwbedrijvenzone. Concreet heeft dit voor gevolg dat de gronden die momenteel in gebruik zijn door grondgebonden beroepslandbouw, ingericht zullen worden voor glastuinbouw. Bijgevolg verliezen een aantal landbouwers een aanzienlijk deel van hun belangrijkste productiefactor. Dit RUP zorgt voor een dualiteit binnen de landbouwsector: de grondgebonden landbouwers komen hier tegenover de tuinbouwers te staan. Dit maakt het extra moeilijk om een draagvlak te vinden voor het project. De grond is immers een zeer belangrijke productiefactor voor de betrokken landbouwers. Het betreft hier vooral varkens- en rundveebedrijven. Hun gronden zijn belangrijk voor een ecologische mestafzet en in het kader van de MTR premieregeling is elke hectare nodig voor het activeren van de bedrijfstoeslag. Maar in de eerste plaats heeft grond een belangrijke productiefunctie. Het is duidelijk dat een economische grondgebonden landbouwuitbating binnen het RUP sterk bemoeilijkt zal worden bij de ontwikkeling van een glastuinbouwzone. Daarom is het noodzakelijk om voor de getroffen landbouwbedrijven een aantal verzachtende of flankerende maatregelen te ontwikkelen. Het flankerend beleid kan het verlies aan landbouwareaal voor de landbouwsector niet compenseren. De realisatie van een glastuinbouwzone betekent sowieso dat er minder landbouwgronden ter beschikking zullen zijn voor de grondgebonden landbouw in de regio. De doelstelling van het flankerend beleid is echter om op niveau van de individuele bedrijven oplossingen aan te reiken, zodat sociale en bedrijfseconomische drama s vermeden kunnen worden. Centraal staat het gegeven dat actieve landbouwers die op vandaag aanwezig zijn in het plangebied, hun bedrijf op een duurzame manier verder moeten kunnen uitbaten. Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van een aantal mogelijke flankerende maatregelen, aangevuld met een aantal algemene maatregelen. Verder werd in de technische fiches per bedrijf een aantal bedrijfsspecifieke maatregelen voorgesteld. De mogelijke oplossingen zijn gebaseerd op de landbouweconomische achtergrond, maar ook op het bestaande juridische en beleidskader. Oplossingen die niet stroken met de bestaande wetgeving zijn per definitie niet weerhouden. De voorgestelde maatregelen houden ook uitdrukkelijk rekening met de voorkeur van de betrokken landbouwer. Als ondernemer zijn zij immers het beste geplaatst om de verschillende remediërende maatregelen in te schatten. 26 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

28 Het is echter wel mogelijk dat de meest geschikte oplossing in de praktijk niet altijd kan worden gerealiseerd. Een voorbeeld hiervan is het inzetten van het instrument grondenbank. Het ruilen van gronden kan immers pas gebeuren als er buiten de projectgebieden een grondreserve is opgebouwd. Indien de opbouw van deze grondreserve onvoldoende of niet snel genoeg gerealiseerd kan worden, moeten we ons vaak wenden tot een minder geschikte oplossing. Om dit te duiden, zijn er per bedrijf enkele scenario s uitgewerkt. Het is steeds scenario 1 dat de voorkeur geniet. Als dit om welke reden dan ook niet kan worden gerealiseerd, moeten we ons wenden tot een volgend scenario Algemene maatregelen Juridische zekerheid Het is voor de landbouwers belangrijk dat er zekerheid gegeven wordt met betrekking tot de ruimtelijke bestemmingen van de gronden. Heel wat landbouwers vinden dat zij steeds aan het kortste eind trekken. Het gebied dat hier bekeken wordt, werd herbevestigd als agrarisch gebied. Toch zal dit gebied bij de instelling van een glastuinbouwzone, niet meer gebruikt kunnen worden door de grondgebonden landbouw. Dit schept wrevel tussen de landbouwers en de tuinbouwers en dient zo snel mogelijk duidelijk te worden Snelle en duidelijke informatie Voor de betrokken landbouwers is het vaak onduidelijk bij wie zij terecht kunnen voor informatie omtrent het RUP. Daarom is het nodig om de betrokkenen proactief te informeren over het opzet, de stand van zaken en de resultaten van de verschillende processen. Er is nood aan een duidelijk aanspreekpunt voor de landbouwers. Het gebeurt vaak dat de plannen met betrekking tot inrichtingsprojecten maar met mondjesmaat en onvolledig bekend gemaakt worden. De genomen beslissingen m.b.t. uitvoering gelden steeds voor korte termijnen zodat het voor de landbouwers onmogelijk wordt om een lange termijnplanning op te stellen. Er is bijgevolg nood aan een duidelijke timing en duidelijke uitvoeringstermijnen. Deze informatie dient op een gestructureerde manier georganiseerd te zijn naar alle grondgebruikers in het projectgebied zodat het voor de landbouwbedrijven mogelijk wordt om een planning op te stellen naar de toekomst toe Grenscorrecties Bij het vastleggen van de definitieve projectperimeter en de opmaak van de inrichtingsplannen is het aan te raden om rekening te houden met de resultaten van de landbouweffectenrapportage. Bij het definiëren van de definitieve projectperimeter kan het vrijwaren van een bepaald aantal kavels aan de rand van het projectgebied een oplossing bieden voor een aantal bedrijven. Landbouweffectenrapport 2010 deel II 27

29 Fasering In de praktijk zal het niet evident zijn om snel een oplossing te hebben voor alle landbouwers. Daarom wordt voorgesteld om gefaseerd te werken in functie van de noodzaak om over te gaan tot de inrichting voor glastuinbouw. Indien noodzakelijk voor de inrichting van het gebied, kunnen landbouwers waarvoor nog geen oplossing gevonden werd, tijdelijk uitgeruild worden binnen het gebied. Op die manier wordt het deel dat nog in landbouwgebruik is, fysiek gegroepeerd en kan een ander deel reeds worden omgezet in glastuinbouwzone Bewaking uitvoering flankerend beleid De opmaak van een flankerend beleid en een sociaal begeleidingsplan is één zaak. De uitvoering ervan is een andere. Deze wordt wellicht gerealiseerd door verschillende instanties en uitgestrekt in de tijd. Een coördinerend orgaan dient te zorgen voor een consequent en kwaliteitsvol uitvoeren van de vooropgestelde begeleidende maatregelen. 28 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

30 6.2. Maatregelen op bedrijfsniveau Grondenbank De basisgedachte van een grondenbank is dat actieve jonge landbouwers, de zogenaamde blijvers in principe op dezelfde manier hun beroep kunnen blijven uitoefenen als vóór hun onteigening. Een blijver is een landbouwer in hoofdberoep die zijn landbouwactiviteiten wil voortzetten en die landbouwgoederen in eigendom of pacht heeft in het gebied dat verworven dient te worden voor andere doeleinden dan de huidige grondgebonden landbouw. Bij de verwerving wordt aan de blijvers de keuze gegeven tussen: een aanbod van evenwaardige landbouwgrond in eigendom of in pacht, voor zover deze voor handen is, ter compensatie van de onteigende of uitgewonnen grond; een financiële regeling voor diegenen die hun landbouwactiviteiten in het gebied willen stopzetten en hun gronden in het gebied en mogelijks ook buiten het gebied willen verkopen aan de grondenbank. Ook grondeigenaars die zelf geen landbouw beoefenen maar hun gronden aan landbouwers verpachten, kunnen mee in de grondenbank stappen. Een grondenbank wordt opgestart door middel van een overeenkomst met een of meerdere partner(s). Dit betekent dat de partner(s) die instaan voor de verwerving of ontwikkeling van het gebied, bereid moeten zijn om mee te stappen in een overeenkomst grondenbank en hiervoor de nodige budgetten beschikbaar te stellen. De VLM beheert de grondenbank. Het Comité tot Aankoop raamt de aankoopprijs en de uitwinningsvergoeding. Wanneer een grondenbank opgericht wordt, houdt dat in dat er actief grond verworven dient te worden in landbouwgebied buiten het projectgebied, die achteraf als ruilgrond ingezet kan worden. Dat betekent dat er een zoekgebied gedefinieerd dient te worden waar actief naar grond gezocht wordt. Het plangebied maakt integraal deel uit van het zoekgebied van de grondenbank Sigmaplan en van het zoekgebied van de pregrondenbank Linkerscheldeoever (LSO). Wanneer er een grondenbank opgericht zou worden voor de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied, dan zullen zowel project- als zoekgebied overlappen met het zoekgebied van de grondenbank Sigma en LSO. Het is dan ook opportuun om de voorwaarden van een eventuele grondenbank af te stemmen op de voorwaarden die opgenomen werden in de grondenbanken Sigma en LSO (die onderling ook afgestemd zijn). Daarom worden in onderstaande hoofdstukken de voorwaarden die opgenomen zijn in de grondenbank Sigma en LSO verder toegelicht. Landbouweffectenrapport 2010 deel II 29

31 Vooraleer overgegaan wordt tot het oprichten van een grondenbank, is het belangrijk dat de haalbaarheid ervan nagegaan wordt. Het ruilen van gronden kan immers pas gebeuren als er buiten de projectgebieden een grondreserve is opgebouwd. Indien de opbouw van deze grondreserve onvoldoende of niet snel genoeg gerealiseerd kan worden, kan een grondenbank niet werken. Het is ook mogelijk dat er niet voldoende vraag is naar ruilgrond om een grondenbank op te richten Flankerende maatregelen in het plangebied waar de grondgebonden landbouw moet wijken Binnen het projectgebied zal de grondgebonden landbouw moeten wijken ten voordele van de ontwikkeling van glastuinbouw. Daarom kunnen de betrokken landbouwgronden worden aangekocht door een grondenbank in opdracht van één of meerdere partners die het glastuinbouwbedrijf gaan verwerven en ontwikkelen. Het verlies van deze gronden wordt gecompenseerd, waarbij de landbouwer de keuze heeft tussen: een aanbod van evenwaardige landbouwgrond, voor zover deze voor handen is, ter compensatie van de onteigende of uitgewonnen grond voor diegenen die verder aan landbouw willen doen; een financiële regeling voor diegenen die hun landbouwactiviteiten in het gebied willen stopzetten en hun gronden in het gebied en mogelijks ook buiten het gebied willen verkopen aan de grondenbank. In de grondenbanken Sigma en LSO kunnen de landbouwers die hun landbouwgebruik wensen stop te zetten op bepaalde gronden en/of gebouwen, deze in eigendom en/of in gebruik onder interessante voorwaarden aan de grondenbank overdragen: De gebruiker krijgt bovenop de gebruikelijke vergoeding voor het beëindigen van zijn gebruik een extra financiële toeslag: de wijkersstimulus (2000 euro/ha). Deze toeslag kan worden verkregen voor gronden binnen het projectgebied en voor gronden die hij wenst te verkopen in de ruimere omgeving van het projectgebied; De eigenaar krijgt - indien de gebruiker een wijkersstimulus ontvangt - een toeslag van maximaal 20% boven de geschatte waarde van de grond; Indien de eigenaar eveneens de gebruiker is van het perceel, kan hij naast de toeslag van 20% op de geschatte waarde van de grond ook de wijkersstimulus aanvragen. Pas in laatste instantie zal onteigening worden ingezet als instrument voor het verwerven van gronden. In deze fase zal geen wijkersstimulus meer worden betaald. 30 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

32 Grondenbank zoekt gronden in de ruime omgeving van de projectgebieden Om aan landbouwers ruilgrond te kunnen aanbieden, zoekt de grondenbank percelen in de ruime omgeving van het projectgebied. De landbouwers die hun landbouwgebruik wensen stop te zetten op bepaalde gronden en/of gebouwen, kunnen deze in eigendom en/of in gebruik onder interessante voorwaarden aan de grondenbank overdragen: Aan een getroffen landbouwer wordt bovenop de gangbare vergoeding voor het beëindigen van het gebruik een extra financiële toeslag betaald: de wijkersstimulus (2.000 euro/ha). De getroffen landbouwers zijn landbouwers die gronden gebruiken in één van de projectgebieden. Aan niet getroffen landbouwers wordt bovenop de gangbare vergoeding voor het beëindigen van het gebruik een extra financiële toeslag betaald voor het vrijwillig beëindigen van het landbouwgebruik (1.000 euro/ha). Deze toeslag voor het vrijwillig beëindigen bedraagt de helft van de wijkersstimulus. Aan de eigenaar wordt de geschatte waarde van zijn grond betaald. De eigenaar maakt aanspraak op een toeslag van maximaal 20% boven de geschatte waarde op voorwaarde dat de gebruiker een wijkersstimulus of een toeslag voor het vrijwillig beëindigen ontvangt. Indien de eigenaar eveneens de gebruiker is van het perceel, kan hij naast de toeslag van maximaal 20% op de geschatte waarde van de grond eveneens de wijkersstimulus of de toeslag voor het vrijwillig beëindigen aanvragen. Tabel 20: Overzicht vergoedingen en toelagen in het kader van de uitvoering van het S igmaplan Getroffen landbouwer als gebruiker van een landbouwgoed** Niet getroffen landbouwer als gebruiker van een landbouwgoed Gronden in een projectgebied* Vergoeding voor beëindigen gebruik + wijkersstimulus Gronden buiten het projectgebied binnen een zoekgebied*** Vergoeding voor beëindigen gebruik + wijkersstimulus Vergoeding voor beëindigen gebruik + toeslag voor vrijwillig beëindigen van hun landbouwgebruik Eigenaar van een landbouwgoed Geschatte waarde + een toeslag van maximaal 20% * Projectgebieden zijn gebieden die worden ingericht voor waterberging en/of natuur. ** Getroffen landbouwers die gebruiker zijn van minstens één landbouwgoed dat gelegen is binnen het projectgebied. *** Het zoekgebied is een gebied buiten en in de ruime omgeving van de projectgebieden waarvoor de toeslagen en wijkersstimulus kunnen worden verkregen. Landbouweffectenrapport 2010 deel II 31

33 Verwerving en verplaatsing van een volledig bedrijf Voor een aantal bedrijven waarvan ten gevolge van de ontwikkeling van glastuinbouw de leefbaarheid van het bedrijf in het gedrang komt, kan het gewenst zijn dat niet alleen de gronden binnen het plangebied verworven worden, maar het volledige bedrijf, inclusief de bedrijfsgebouwen. Eventueel kan een bedrijfsverplaatsing worden overwogen. In de grondenbanken Sigma en LSO werden hiervoor extra maatregelen opgenomen die hieronder toegelicht worden. Wanneer een landbouwbedrijf ernstig wordt getroffen door het project, kan een landbouwer in hoofdberoep aan de grondenbank vragen om zijn volledige bedrijf aan te kopen. Men spreekt van een ernstig getroffen bedrijf wanneer door verschillende ingrepen: meer dan 20% van de landbouwgoederen die hij gebruikt in projectgebied ligt, of; zijn inkomen onder de leefbaarheidgrens (= 2/3 van het vergelijkbare inkomen) komt te liggen, of; wanneer een bedrijfsgebouw of een deel van de huiskavel in een projectgebied ligt. Een landbouwer in hoofdberoep kan daarnaast een vergoeding voor bedrijfsverplaatsing aanvragen wanneer hij zijn bedrijfsvoering wenst verder te zetten op een andere locatie. De landbouwer wordt in dit geval vergoed voor de totale kostprijs van hervestiging gebaseerd op de door het VLIF gebruikte bedragen Flankerende maatregel voor mestafzetverlies Wanneer grond uit landbouwproductie genomen word, betekent dit minder afzetmogelijkheden voor mest en vergroot de mestproblematiek voor zowel de betrokken landbouwers als voor de gehele landbouwsector, gezien landbouwers uit de streek ook mest afzetten binnen het plangebied. Wanneer de landbouwers hun mest niet meer kunnen afzetten op de gronden binnen het plangebied, dan betekent dit dat bij gebrek aan andere landbouwgronden in de regio voor de afzet van hun mest de betrokken landbouwers een beroep moeten doen op mestverwerking. Dit betekent echter een meerkost ten opzichte van mestafzet op landbouwgronden, waardoor de rendabiliteit van de betrokken bedrijven verlaagt en de toekomstkansen van deze bedrijven ernstig worden gehypothekeerd. Om tegemoet te komen aan de bezorgdheid van de betrokken landbouwers en de verwerving en het vrij van gebruik krijgen van gronden te faciliteren, kan de flankerende maatregel voor mestafzetverlies worden ingezet, die voor een bepaalde periode het verschil in kostprijs tussen mestafzet op gronden en mestverwerking vergoedt Onteigening In een aantal gevallen kan wellicht enkel worden onteigend. Onteigening is het scenario met de laagste prioriteit, maar moet wel worden meegenomen als laatste mogelijkheid. 32 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

34 7. INTERESSE IN REMEDIËRENDE MAATREGELEN De bedrijfsleider actief binnen het plangebied zal ongetwijfeld een keuze moeten maken. Er worden voor de betrokkenen in het plangebied drie duidelijke voorstellen of een combinatie van voorstellen naar voor geschoven: 1. Voor bepaalde bedrijven zal grondruil via een grondenbank een oplossing bieden. De werking van de grondenbank en de interesse hiervoor bij de geënquêteerden wordt hieronder toegelicht. 2. Voor de landbouwer in hoofdberoep waarvan de bedrijfszetel binnen het projectgebied ligt of waarvan een aanzienlijk deel van de huiskavel binnen het projectgebied ligt, kan bedrijfsverplaatsing een optie zijn. 3. Een laatste categorie landbouwers kan er voor opteren de bedrijfsactiviteiten te verminderen of het beroep van landbouwer volledig te verlaten. Veel zal hierbij afhangen van de leeftijd en de toekomstperspectieven van de betrokken landbouwer. De reactie van de betrokken landbouwers op deze verschillende voorstellen worden hierna besproken. De berekeningen van de oppervlakte zijn gesteund op schattingen door de bedrijfsleiders. De gebruikspercelen zoals geregistreerd bij de mestbank, komen immers niet overeen met kadasterpercelen. Aan de hand van de gesprekken met de landbouwers werden op perceelsniveau maatregelen voorgesteld. Deze zijn weergegeven op de individuele fiches en worden in dit hoofdstuk samengevat. In de fiches werden verschillende scenario s weergegeven (een voorkeursscenario, scenario 2, enz.). Hier wordt uitgegaan van het voorkeursscenario Grenscorrectie Grenscorrecties kunnen worden ingezet om belangrijke percelen zoals huiskavels op de rand van het plangebied uit het plangebied te knippen. Huiskavels situeren zich in dit geval echter meestal tot diep in het plangebied waardoor grenscorrecties moeilijk liggen. Een voorgestelde grenscorrectie situeert zich in het westen van het plangebied ten zuiden van de priemstraat. Er wordt voorgesteld om het plangebied met een 250 meter ten opzicht van de Kruibekesteenweg in te krimpen. Landbouweffectenrapport 2010 deel II 33

35 7.2. Aankoop in der minne Aankoop in der minne kan worden gestimuleerd vanuit het pakket flankerende maatregelen. Dit betekent dat extra vergoedingen voorzien kunnen worden, bovenop de normale onteigeningsvergoedingen. Deze vergoedingen kunnen landbouwers stimuleren om hun gronden vrijwillig te verkopen. Het betreft volgende vergoedingen: een vergoeding voor het beëindigen van het gebruik, een wijkersstimulus, een toeslag bij de verkoopprijs, enz. Zes landbouwers antwoordden bereid te zijn om afstand te doen van de gronden binnen het plangebied. Deze landbouwers gebruiken samen 8,5 ha landbouwgrond binnen de uitbreiding van het plangebied. Op vandaag werd nog niet gesproken van extra stimulerende vergoedingen. Wanneer dergelijke vergoedingen voorzien zouden worden, bestaat de kans dat het aantal landbouwers die vrijwillig afstand willen doen van hun gronden, toeneemt Grondenbank Via de grondenbank wordt getracht gronden te ruilen, zodat getroffen landbouwers hun bedrijfsoppervlakte kunnen behouden. De slaagkansen van de grondenbank hangen af van de verhouding tussen de grondbehoefte en het grondaanbod in de ruime omgeving van de bedrijven Grondbehoefte Aan de landbouwers werd de vraag gesteld of ze bij onteigening op korte termijn de voorkeur zouden geven aan een vergoeding in geld of aan een vergoeding in ruilgrond. Tabel 21: Aantal bedrijven en oppervlakte in het plangebied volgens de interesse in een grondenbank Antwoord Aantal bedrijven Opp. (ha) Vergoeding in geld 4 7,98 Vergoeding in ruilgrond 20 51,52 Weet het niet 5 14,21 Totaal 29 73,70 Bron: Enquête Voor de 29 geënquêteerde landbouwers komen we op een 51,52 ha waar grondruil gewenst is. Deze grondbehoefte kan nog stijgen wanneer landbouwers die hun gronden in der minne willen verkopen, uiteindelijk toch niet willen verkopen als ze niet tevreden zijn met de geboden prijs. 34 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

36 Anderzijds kunnen in een overeenkomst grondenbank voorwaarden worden opgelegd voor het in aanmerking komen voor ruilgrond. In eerste instantie komen enkel landbouwers in hoofdberoep in aanmerking voor grondruil. Van de twintig landbouwers die vragen naar ruilgrond, zijn er zeventien in hoofdberoep. Drie bedrijven worden niet in hoofdberoep uitgebaat en komen derhalve niet in aanmerking voor ruilgrond. Deze bedrijven gebruiken samen 5,6 ha Grondaanbod Ten slotte kunnen we de grondbehoefte nog verminderen met de oppervlakte waarvan we weten dat die waarschijnlijk vrijkomt, namelijk gronden buiten het plangebied van bedrijven die de landbouwactiviteiten wensen stop te zetten. De gronden die volledig buiten het plangebied gelegen zijn, kunnen worden ingezet als definitieve ruilgronden. In eerste instantie was geen enkele geënquêteerde landbouwer bereid om gronden buiten het plangebied te verkopen aan een grondenbank om blijvende landbouwers vooruit te helpen. Een aantal landbouwers zijn al op pensioengerechtigde leeftijd en zullen nog slechts een beperkt aantal jaren verder boeren. Deze landbouwers hebben echter kinderen die nu al een landbouwbedrijf uitbaten. De gronden die vrijkomen wanneer zij stoppen met boeren, zijn voorbestemd voor de kinderen Volledige bedrijfs verplaats ing Wanneer de leefbaarheid van een bedrijf volledig in het gedrang komt zonder de gronden binnen het plangebied, kan een volledige bedrijfsverplaatsing worden overwogen. Bij de geënquêteerde bedrijven was er geen enkel bedrijf die een bedrijfsverplaatsing zou overwegen. Er zijn wel twee bedrijven met zetel binnen het oorspronkelijke plangebied en gronden binnen de uitbreiding van het plangebied die eventueel een bedrijfsverplaatsing zouden overwegen. Hierbij dient echter opgemerkt dat deze bedrijven bedrijfsverplaatsing slechts als noodoplossing zien. In eerste instantie hopen zij een oplossing te vinden voor hun bedrijf via ruilgrond Mestverwerking Alle grond die uit landbouwproductie genomen wordt, betekent minder afzetmogelijkheden voor mest en vergroot de mestproblematiek voor zowel de betrokken landbouwers als voor de gehele landbouwsector. Uit de enquête bleek dat er naast rechtstreeks getroffen landbouwers met mestoverschotten, in de regio ook burenregelingen (afzet van mest op cultuurgronden die het landbouwbedrijf niet in gebruik heeft) worden afgesloten om de mestoverschotten op bedrijfsniveau te beheersen. Een maatregel om het verlies aan mestafzet te compenseren, kan de gronddruk op de omgeving doen afnemen. Landbouweffectenrapport 2010 deel II 35

37 7.6. Conclusie: wijkers en blijvers Op basis van de interviews werden de landbouwers onderverdeeld in verschillende categorieën: Blijvers: leefbare landbouwbedrijven die kiezen voor ruilgrond. Korte termijn blijvers: landbouwbedrijven die nog tot 5 jaar willen verder boeren en daarna zouden stoppen en hun gronden eventueel verkopen. Gedeeltelijke blijvers: leefbare landbouwbedrijven die echter hoofdzakelijk buiten het plangebied gesitueerd zijn. De gronden binnen het plangebied zijn voor hen minder belangrijk in de bedrijfsvoering. Zij vragen hiervoor geen ruilgrond, maar zullen verder boeren op de gronden buiten projectgebied. Wijkers: dit zijn de bedrijven die in nevenberoep of als hobby uitgebaat worden of de bedrijven met een bedrijfsleider op pensioengerechtigde leeftijd. Tabel 22: Aantal gebruikers en oppervlakte binnen de uitbreiding van het plangebied volgens categorie van wijker of blijver Blijvers Opp. (ha) Blijver 17 51,3 Gedeeltelijke blijver 2 3,5 KT blijver 4 7,5 Wijker 6 11,5 Totaal 29 73,7 Bron: enquête Uit tabel 20 blijkt dat zeventien landbouwers getypeerd worden als blijvers. Dit zijn de landbouwers waarvoor ruilgrond een oplossing kan bieden voor het afstaan van de gronden binnen het plangebied. Zij hebben een grondbehoefte van 51,3 ha. Twee landbouwers zijn bereid om hun gronden binnen het plangebied te verkopen en verder te boeren op de gronden buiten het plangebied. Zij gebruiken 3,5 ha binnen het plangebied. Zes landbouwers worden getypeerd als wijker. Uit tabel 20 blijkt dat ongeveer de helft van de oppervlakte binnen het plangebied gebruikt wordt door blijvers. Hieronder volgt een beschrijving van de wijkers en blijvers. 36 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

38 Leeftijd en opvolging Tabel 23: Aantal bedrijven volgens leeftijdsklasse en volgens type wijker of blijver Blijver Gedeeltelijke blijver KT Blijver Totaal Wijker < 35 jaar jaar jaar jaar 2 2 > 65 jaar Totaal Uit bovenstaande tabel blijkt dat de blijvers gemiddeld jonger zijn dan de andere categorieën. De wijkers zijn hoofdzakelijk ouder dan 65 jaar en dus op pensioengerechtigde leeftijd. Onderstaande tabel toont de oppervlakte die wijkers en blijvers gebruiken binnen de projectgebieden, volgens de leeftijdsklasse. Tabel 24: Oppervlakte (ha) binnen de uitbreiding van het plangebied volgens leeftijdsklasse en volgens type wijker of blijver Leeftijd Blijver Gedeeltelijke blijver KT Blijver Wijker Totaal < 35 jaar 17,8 0,0 0,0 3,7 21, jaar 4,5 0,0 0,0 0,0 4, jaar 26,1 3,5 0,0 0,0 29, jaar 2,9 0,0 0,0 0,0 2,9 > 65 jaar 0,0 0,0 7,5 7,8 15,3 Totaal 51,3 3,5 7,5 11,5 73,7 Bron: enquête Gezinsinkomen De 17 blijvers worden allen uitgebaat in hoofdberoep. Ook de gedeeltelijke blijvers zijn bedrijven in hoofdberoep. De wijkers zijn dan hoofdzakelijk gepensioneerde landbouwers of bedrijven die in nevenberoep uitgebaat worden. Voor twaalf blijvers komt het inkomen enkel uit het landbouwbedrijf. Voor drie blijvers vormt landbouw het hoofdaandeel van het gezinsinkomen en is de niet-landbouwactiviteit aanvullend. Voor de wijkers vormen de niet-landbouwactiviteiten het hoofdaandeel van het inkomen. Landbouweffectenrapport 2010 deel II 37

39 Productieomvang De blijvers zijn hoofdzakelijk grote tot zeer grote bedrijven, terwijl de wijkers hoofdzakelijk zeer kleine bedrijven zijn. Tabel 25: Productieomvang van wijkers en blijvers Productieomvanlijke blijver Gedeelte- Blijver KT blijver Wijker Totaal Zeer klein Klein Matig 1 1 Groot Zeer groot Totaal Bron: enquête De meeste oppervlakte in de projectgebieden wordt gebruikt door grote tot zeer grote bedrijven. Zij zijn dan ook de grootste vragers naar ruilgrond. Tabel 26: Oppervlakte (ha) in gebruik bij wijkers en blijvers volgens productieomvang van de bedrijven Productieomvanlijke blijver Gedeelte- Blijver KT blijver Wijker Totaal Zeer klein 7,9 0,0 0,4 9,4 17,7 Klein 14,2 1,4 3,8 0,0 19,4 Matig 0,0 2,0 0,0 0,0 2,0 Groot 14,9 0,0 0,0 2,1 17,0 Zeer groot 14,3 0,0 3,2 0,0 17,5 Totaal 51,3 3,5 7,5 11,5 73,7 Bron: enquête 38 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

40 8. CONCLUSIE Dit landbouweffectenrapport geeft een duidelijk beeld van de landbouw aanwezig in de uitbreiding van het plangebied. Binnen het plangebied is er 142 ha landbouwgrond geregistreerd en deze wordt gebruikt door 54 bedrijven waaronder 47 landbouwbedrijven en zeven tuinbouwbedrijven. Uit de enquête blijkt duidelijk dat in het plangebied hoofdzakelijk ruwvoederteelten (gras en maïs) het agrarisch bodemgebruik bepalen, naast een veertien ha groenten. Momenteel is het grootste deel van de uitbreiding van het plangebied in gebruik door grondgebonden veehouderijen, hoofdzakelijk melkveebedrijven. Het zijn hoofdzakelijk intensieve en dynamische bedrijven met duidelijke toekomstperspectieven. Het effect op bedrijfsniveau van het onttrekken van de gronden binnen het plangebied mag zeker niet worden onderschat. Elf bedrijven zijn sterk tot zeer sterk afhankelijk van de gronden binnen het plangebied. Voor alle bedrijven is grond een belangrijke productiefactor. Onvrijwillige grondinname in een regio waar reeds een grote vraag is naar landbouwgrond, creëert steeds moeilijkheden binnen de bedrijfsvoering. Een ernstig sociaaleconomisch begeleidingsplan voor de betrokken landbouwbedrijven is dan ook meer dan gewenst. Voor het ontwikkelen van een draagvlak voor het RUP glastuinbouw zal de ontwikkeling van een flankerend beleid noodzakelijk zijn. Een flankerend beleid kan het verlies aan landbouwareaal voor de landbouwsector niet compenseren. De doelstelling van het flankerend beleid is echter om voor de individuele bedrijven oplossingen te zoeken. Mogelijke maatregelen op bedrijfsniveau zijn: grenscorrecties, fasering, mestverwerking, grondenbank en bedrijfsverplaatsing. Grenscorrectie kan hier worden ingezet voor het westelijk deel van het plangebied ten zuiden van de Priemstraat. Fasering is een belangrijk instrument voor de landbouwers die gedefinieerd worden als korte termijn blijvers en die met andere woorden nog maximum 5 jaar wensen verder te werken om daarna te stoppen. Ook een grondenbank kan voor een aantal landbouwers een oplossing zijn. Wanneer een grondenbank opgericht wordt, dan wordt aan de landbouwers de mogelijkheid geboden het verlies aan grond elders te compenseren via ruilgrond. De uitwerking van het flankerend beleid blijft echter een complex gegeven. Een van de knelpunten is het vinden van voldoende ruilgrond. Landbouweffectenrapport 2010 deel II 39

41 Binnen het plangebied worden zeventien landbouwers gedefinieerd als blijver. Dit zijn de leefbare landbouwbedrijven die kiezen voor ruilgrond. Zij hebben een gezamenlijk grondbehoefte van 51,3 ha. Twee landbouwers worden gedefinieerd als gedeeltelijke blijvers. Dit zijn landbouwers die de gronden binnen het plangebied zullen verkopen indien verplicht en verder zullen boeren op de gronden buiten het projectgebied. Deze gebruiken samen 3,5 ha binnen het plangebied. Daarnaast zijn er vier korte termijn blijvers, dit zijn de landbouwers die nog tot 5 jaar willen verder boeren en daarna zouden stoppen en afstand doen van hun gronden. Volgende categorie zijn de wijkers: zes bedrijven die in nevenberoep of als hobby uitgebaat worden of bedrijven met een bedrijfsleider op pensioengerechtigde leeftijd. Een grondenbank impliceert uiteraard een aanbod van ruilgronden. Bij de geënquêteerde landbouwers was niemand bereid om gronden buiten het plangebied te verkopen om blijvende landbouwers vooruit te helpen. Dit betekent dat er in eerste instantie geen percelen zullen kunnen worden aangekocht in het zoekgebied of met andere woorden een grondaanbod van 0 ha. Uit bovenstaande blijkt dat de verwachtingen omtrent een grondenbank zeer hoog zijn. Een eerste knelpunt voor de werking van de grondenbank is de eigendomssituatie in het plangebied: 51% van het gebied is in gebruik bij de eigenaar. De rest van de gronden wordt verpacht. Dit betekent dat een aantal blijvers die op vandaag pachter zijn, zich genoodzaakt zullen zien om een opleg te betalen om eigenaar te worden van de ruilgrond, in het geval de huidige eigenaar geen ruilgrond verkiest Een tweede factor die bepalend is voor de haalbaarheid van de grondenbank is de verhouding tussen de grondbehoefte en grondaanbod bij de landbouwers die betrokken zijn bij het RUP. Uit bovenstaande blijkt dat er voldoende vraag is naar ruilgrond om het oprichten van een grondenbank te motiveren. Er is echter geen aanbod van gronden in het zoekgebied. Bijgevolg is de haalbaarheid van een grondenbank in eerste instantie niet zeer hoog. Een mogelijke oplossing kan zijn sommige landbouwers te overtuigen een geldelijk aanbod aan te nemen. Om een groter aanbod cultuurgrond te realiseren, kan aankoop van volledige bedrijven in overweging worden genomen. De restgronden van integrale bedrijfsonteigeningen kunnen in een grondenbank nuttig worden ingezet. Een tweede factor die de haalbaarheid van een grondenbank kan verhogen, is het aanbod aan ruilgronden in het zoekgebied door landbouwers die niet betrokken zijn bij het RUP. Hier gaat het over vrijwillige aanbiedingen van gronden aan de grondenbank of gronden die openbaar of uit de hand te koop gesteld worden en waar de grondenbank probeert deze aan te kopen. Er is geen zicht op de hoeveelheid gronden die op deze manier zouden kunnen worden aangekocht. Het ligt echter in de lijn van de verwachting dat het moeilijk zal zijn om een grote grondreserve op te bouwen. Naast het RUP worden in de omgeving immers ook het geactualiseerd Sigmaplan en het Strategisch Plan van de Haven van Antwerpen gerealiseerd. Dit gaat eveneens gepaard met onteigeningen van landbouwgrond waardoor de vraag naar landbouwgrond in de omgeving sterk stijgt. 40 Landbouweffectenrapport 2010 Deel II

42 Daarom is het aangewezen om bij een eventuele grondenbank een zoekgebied te definiëren dat ruim genoeg is. Het aanbieden van extra financiële stimuli kan nuttig zijn om landbouwers te stimuleren om hun gronden in het zoekgebied te verkopen. De vraag naar ruilgrond zal uiteraard dalen wanneer andere maatregelen ingezet worden: fasering is hierbij belangrijk. Eventueel kan het ondersteunen van bedrijven in het heroriënteren naar een minder grondgebonden bedrijfstak de vraag naar ruilgrond nog verder laten afnemen. Wanneer een grondenbank opgericht zou worden, is het belangrijk dat deze afgestemd wordt op de grondenbanken Sigma en LSO gezien het plangebied van dit RUP overlapt met het zoekgebied van beide grondenbanken. Samengevat kan worden gesteld dat er meerdere pistes voor projectontwikkeling dienen te worden gevolgd om te kunnen spreken van een effectief sociaaleconomisch begeleidingsplan voor de betrokken landbouwers. Juridische zekerheid is noodzakelijk, maar de landbouwer moet vrij worden gelaten in zijn keuze op welk aanbod hij ingaat en moet bij deze keuze worden ondersteund, zonder evenwel de projectrealisatie in het gedrang te brengen. Landbouweffectenrapport 2010 deel II 41

43 LANDBOUW-EFFECTEN RAPPORT GLASTUINBOUW BEVEREN DEEL II OPDRACHTGEVER: Provincie Oost-Vlaanderen Juni 2011 Kaart 1: Situering Legende Zoekzone RUP bedrijfszetels SCHAAL: 1: Meters Bron : Topografische kaart 1/10.000, raster, kleur ( ), NGI, (OC GIS-Vlaanderen)

44 LANDBOUW-EFFECTEN RAPPORT GLASTUINBOUW BEVEREN DEEL II OPDRACHTGEVER: Provincie Oost-Vlaanderen Juni 2011 Kaart 2: Bodemgebruik Legende Teelten Zoekzone RUP bedrijfszetels Serre Aardappelen Aardbeien Gebouwen Grasland Chrysanten Maïs Ander Tuinbouwgewassen Prei Sierteelt Triticale Voederbieten Wintergerst Meters Wintertarwe SCHAAL: 1: Bron : Topografische kaart 1/10.000, raster, kleur ( ), NGI, (OC GIS-Vlaanderen)

45 LANDBOUW-EFFECTEN RAPPORT GLASTUINBOUW BEVEREN DEEL II OPDRACHTGEVER: Provincie Oost-Vlaanderen Juni 2011 Kaart 3: Landbouweconomisch onderzoek Legende Zoekzone RUP bedrijfszetels Geënqueteerd Niet geënqueteerd (tuinbouw) SCHAAL: 1: Meters Bron : Topografische kaart 1/10.000, raster, kleur ( ), NGI, (OC GIS-Vlaanderen)

46 LANDBOUW-EFFECTEN RAPPORT GLASTUINBOUW BEVEREN DEEL II OPDRACHTGEVER: Provincie Oost-Vlaanderen Juni 2011 Kaart 4: Inkomensvorming Legende Zoekzone RUP bedrijfszetels Inkomensvorming Niet geënqueteerd Hoofdberoep Nevenberoep Hobby Gepensioneerd SCHAAL: 1: Meters Bron : Topografische kaart 1/10.000, raster, kleur ( ), NGI, (OC GIS-Vlaanderen)

47 LANDBOUW-EFFECTEN RAPPORT GLASTUINBOUW BEVEREN DEEL II OPDRACHTGEVER: Provincie Oost-Vlaanderen Juni 2011 Kaart 5: Bedrijfstype Legende Zoekzone RUP bedrijfszetels Bedrijfstype Akkerbouw gemengd Akkerbouwbedrijf Bedrijf met kleine productieomvang Fruitbedrijf Groenten Melkvee gemengd Melkveebedrijf Vleesvee gemengd Vleesveebedrijf Paardenhouderij Sierteeltbedrijf Varkens gemengd Varkens SCHAAL: 1: Meters Bron : Topografische kaart 1/10.000, raster, kleur ( ), NGI, (OC GIS-Vlaanderen)

48 LANDBOUW-EFFECTEN RAPPORT GLASTUINBOUW BEVEREN DEEL II OPDRACHTGEVER: Provincie Oost-Vlaanderen Juni 2011 Kaart 6: Leeftijd Legende bedrijfszetels Leeftijd Zoekzone RUP onbekend jonger dan 35 jaar jaar jaar jaar ouder dan 65 jaar SCHAAL: 1: Meters Bron : Topografische kaart 1/10.000, raster, kleur ( ), NGI, (OC GIS-Vlaanderen)

49 LANDBOUW-EFFECTEN RAPPORT GLASTUINBOUW BEVEREN DEEL II OPDRACHTGEVER: Provincie Oost-Vlaanderen Juni 2011 Kaart 7: Opvolging Legende bedrijfszetels Opvolger Zoekzone RUP niet geënqueteerd Opvolger Geen opvolger Weet het nog niet Jonger dan 50 jaar dus nvt SCHAAL: 1: Meters Bron : Topografische kaart 1/10.000, raster, kleur ( ), NGI, (OC GIS-Vlaanderen)

50 LANDBOUW-EFFECTEN RAPPORT GLASTUINBOUW BEVEREN DEEL II OPDRACHTGEVER: Provincie Oost-Vlaanderen Juni 2011 Kaart 8: Effect op landbouw Legende Zoekzone RUP bedrijfszetels Afhankelijkheid zeer weinig afhankelijk minder afhankelijk afhankelijk sterk afhankelijk zeer sterk afhankelijk SCHAAL: 1: Meters Bron : Topografische kaart 1/10.000, raster, kleur ( ), NGI, (OC GIS-Vlaanderen)

51 LANDBOUW-EFFECTEN RAPPORT GLASTUINBOUW BEVEREN DEEL II OPDRACHTGEVER: Provincie Oost-Vlaanderen Juni 2011 Kaart 9: Samenvatting Flankerend Beleid Legende Zoekzone RUP bedrijfszetels wijker/blijver Blijver Korte termijn blijver Gedeeltelijke blijver Wijker Onbelist Niet geënqueteerd SCHAAL: 1: Meters Bron : Topografische kaart 1/10.000, raster, kleur ( ), NGI, (OC GIS-Vlaanderen)

IMPACT VAN EEN RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN IN EEKLO OP LAND- EN TUINBOUW

IMPACT VAN EEN RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN IN EEKLO OP LAND- EN TUINBOUW IMPACT VAN EEN RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN IN EEKLO OP LAND- EN TUINBOUW Landbouwtoets Eeklo uitgevoerd in opdracht van provincie Oost-Vlaanderen INHOUD 1. Inleiding... 3 2. Situering van het landbouwgebruik...

Nadere informatie

INHOUD. Natuurkerngebieden Gentse Kanaalzone

INHOUD. Natuurkerngebieden Gentse Kanaalzone INHOUD 1. Inleiding... 5 1.1. Algemeen... 5 1.2. Situering van het studiegebied... 6 2. Methodologie... 7 3. Juridisch en beleidsmatig kader... 9 4. Situering van het landbouwgebruik...11 4.1. Ruimtegebruik...11

Nadere informatie

Landbouwgevoeligheidsanalyse & Landbouweffectenrapport. Glastuinbouwconcentratie Sint-Katelijne-Waver. 5 januari 2010

Landbouwgevoeligheidsanalyse & Landbouweffectenrapport. Glastuinbouwconcentratie Sint-Katelijne-Waver. 5 januari 2010 Landbouwgevoeligheidsanalyse & Landbouweffectenrapport Glastuinbouwconcentratie Sint-Katelijne-Waver 5 januari 2010 Inhoud VLM Landbouwgevoeligheidsanalyse (LGA) Doel Methodiek Resultaat Landbouweffectenrapport

Nadere informatie

Boeren rond Brussel Kansen en bedreigingen voor voedselproductie in de Vlaamse Rand. Voorstelling resultaten landbouwstudie 12 mei 2015

Boeren rond Brussel Kansen en bedreigingen voor voedselproductie in de Vlaamse Rand. Voorstelling resultaten landbouwstudie 12 mei 2015 Boeren rond Brussel Kansen en bedreigingen voor voedselproductie in de Vlaamse Rand Voorstelling resultaten landbouwstudie 12 mei 2015 Inhoud Achtergrond Hoe zijn we te werk gegaan? Landbouw in de Vlaamse

Nadere informatie

LER-studie in het kader van natuurdoelstellingen Gentse Kanaalzone. Zoekzones Wulfsdonk-Turfmeersen en Suikerfabriek Moerbeke

LER-studie in het kader van natuurdoelstellingen Gentse Kanaalzone. Zoekzones Wulfsdonk-Turfmeersen en Suikerfabriek Moerbeke LER-studie in het kader van natuurdoelstellingen Gentse Kanaalzone Zoekzones Wulfsdonk-Turfmeersen en Suikerfabriek Moerbeke VLM Regio West, Oost- en West-Vlaanderen, oktober 2013 INHOUD Inhoud... 1 Bijlage...

Nadere informatie

NIG Landbouwstudie Liereman

NIG Landbouwstudie Liereman NIG Landbouwstudie Liereman LANDBOUWSTUDIE Landschap De Liereman en Omgeving VLM / Antwerpen / versie 2012 NIG Landbouwstudie Liereman Colofon Uitvoerder: Vlaamse Landmaatschappij Brussel Guldenvlieslaan

Nadere informatie

Rapport overzicht rode bedrijven en overzicht van bevindingen van bedrijfsbezoeken

Rapport overzicht rode bedrijven en overzicht van bevindingen van bedrijfsbezoeken Rapport overzicht rode bedrijven en overzicht van bevindingen van bedrijfsbezoeken 1 SITUERING De Habitat- en Vogelrichtlijn bepalen dat elke Europese lidstaat de noodzakelijke maatregelen moet nemen om

Nadere informatie

Deze landbouwimpactstudie beschrijft het studiegebied uit Figuur 1. pagina 1 van 8

Deze landbouwimpactstudie beschrijft het studiegebied uit Figuur 1. pagina 1 van 8 De landbouwimpactstudie is een geautomatiseerde gebiedsanalyse op basis van beschikbare gegevens. De studie geeft indicatief de impact van een gebiedsontwikkeling weer op de gekende landbouwpercelen, voor

Nadere informatie

Vlaanderen is open ruimte. Landbouweffectenrapport. RUP Groen - stad Gent. Eindrapport VLM Regio West - 30 mei VLM.be

Vlaanderen is open ruimte. Landbouweffectenrapport. RUP Groen - stad Gent. Eindrapport VLM Regio West - 30 mei VLM.be Vlaanderen is open ruimte Landbouweffectenrapport RUP Groen - stad Gent Eindrapport VLM Regio West - 30 mei 2018 VLM.be Landbouweffectenrapport RUP Groen - stad Gent COLOFON Vlaamse Landmaatschappij, Regio

Nadere informatie

DEEL 1 Inleiding... 7

DEEL 1 Inleiding... 7 INHOUD DEEL 1 Inleiding... 7 1. Inleiding... 7 1.1. Situering van de studieopdracht... 7 1.2. Fasering van de studieopdracht... 7 1.3. Leeswijzer huidige rapportage... 7 2. Kader voor de studieopdracht...

Nadere informatie

DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS

DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS Update : Februari 2014 Opmerking Om redenen van administratieve vereenvoudiging berust de enquête van 2011 niet meer op de landbouwers die hebben deelgenomen aan de landbouwtelling

Nadere informatie

Ruimte voor landbouw. Jona Lambrechts

Ruimte voor landbouw. Jona Lambrechts Ruimte voor landbouw Jona Lambrechts Inhoud Nood aan ruimte voor land- en tuinbouw Hoe krijg je als gemeente zicht op die ruimte? Hoe kan je als gemeente ruimte bieden? Provinciale en Vlaamse beleidsprocessen

Nadere informatie

Deze landbouwimpactstudie beschrijft het studiegebied uit Figuur 1. pagina 1 van 8

Deze landbouwimpactstudie beschrijft het studiegebied uit Figuur 1. pagina 1 van 8 De landbouwimpactstudie is een gebiedsgebonden computeranalyse op basis van beschikbare gegevens. Ze geeft indicatief de impact van een gebiedsontwikkeling weer op de aangegeven landbouwpercelen, voor

Nadere informatie

Vragenlijst Landbouw effect rapportage Buizenzone Eemsdelta

Vragenlijst Landbouw effect rapportage Buizenzone Eemsdelta Vragenlijst Landbouw effect rapportage Buizenzone Eemsdelta Het doel van de Landbouw effect rapportage (LER) is de belangen van de agrarische sector binnen het besluitvormingsproces van de tracékeuze op

Nadere informatie

PLANNING OP HET VLAAMSE PLATTELAND. WAT LEERT ONDERZOEK?

PLANNING OP HET VLAAMSE PLATTELAND. WAT LEERT ONDERZOEK? PLANNING OP HET VLAAMSE PLATTELAND. WAT LEERT ONDERZOEK? Eva Kerselaers Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek 1 Participatieve ontwikkeling van een landbouwwaarderingsinstrument om rurale planning

Nadere informatie

Nieuwe provinciale voorkeursnormen pacht 20/10/2016 Jona Lambrechts Dienst land- en tuinbouw

Nieuwe provinciale voorkeursnormen pacht 20/10/2016 Jona Lambrechts Dienst land- en tuinbouw Nieuwe provinciale voorkeursnormen pacht 20/10/2016 Jona Lambrechts Dienst land- en tuinbouw Inhoud Wanneer zijn de provinciale voorkeursnormen van toepassing Voornaamste aanpassingen van de normen Gedetailleerde

Nadere informatie

De waalse landbouw in cijfers

De waalse landbouw in cijfers De waalse landbouw in cijfers 2015 Opmerking : Vanaf 2011, om redenen van administratieve vereenvoudiging, berusten de enquêtes niet meer op de landbouwers die aan de landbouwtelling hebben deelgenomen

Nadere informatie

Omschakelen naar een biologisch melkveebedrijf

Omschakelen naar een biologisch melkveebedrijf Omschakelen naar een biologisch melkveebedrijf Studiedag Over koetjes en kalfjes Sander Van Haver Innovatiesteunpunt Stimuleren van de omschakeling van gangbare land- en tuinbouwers naar de biologische

Nadere informatie

De waalse landbouw in cijfers

De waalse landbouw in cijfers De waalse landbouw in cijfers 2016 Opmerking : Vanaf 2011, om redenen van administratieve vereenvoudiging, berusten de enquêtes niet meer op de landbouwers die aan de landbouwtelling hebben deelgenomen

Nadere informatie

Omschakelen naar een biologisch rundveebedrijf

Omschakelen naar een biologisch rundveebedrijf Omschakelen naar een biologisch rundveebedrijf Toeren voor Boeren: Veetournee Sander Van Haver Innovatiesteunpunt Stimuleren van de omschakeling van gangbare land- en tuinbouwers naar de biologische productie

Nadere informatie

Bedrijfseconomisch belang van grasland in het basisrantsoen van melkkoeien

Bedrijfseconomisch belang van grasland in het basisrantsoen van melkkoeien Bedrijfseconomisch belang van grasland in het basisrantsoen van melkkoeien Studiedag Optimale eiwitproductie met grasland voor rundvee 10 november 2011 Guy Vandepoel, studiedienst BB 1 Economisch belang

Nadere informatie

De waalse landbouw in cijfers

De waalse landbouw in cijfers De waalse landbouw in cijfers 2017 Opmerking : Vanaf 2011, om redenen van administratieve vereenvoudiging, berusten de enquêtes niet meer op de landbouwers die aan de landbouwtelling hebben deelgenomen

Nadere informatie

Grotere landbouwbedrijven bepalen grondvraag en -prijs

Grotere landbouwbedrijven bepalen grondvraag en -prijs Grotere landbouwbedrijven bepalen grondvraag en -prijs Huib Silvis en Martien Voskuilen Grotere bedrijven zijn bij uitbreiding van het areaal landbouwgrond in het voordeel omdat zij over het algemeen hogere

Nadere informatie

Voorbeeld van een landbouwimpactstudie, LIS

Voorbeeld van een landbouwimpactstudie, LIS Voorbeeld van een landbouwimpactstudie, LIS Landbouwimpactstudie 2017 Bart Bollen, 17 april 2017 De landbouwimpactstudie is een geautomatiseerde gebiedsanalyse op basis van beschikbare gegevens. De studie

Nadere informatie

DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ v.u. Jules Van Liefferinge depotnr. D/2015/3241/316 www.vlaanderen.be/landbouw DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ PRODUCTIEWAARDE, MILJOEN EURO, 2014 overige 167 223 325 512 602 1.460 844 712 355 179 102

Nadere informatie

Instrumentenkoffer voor projecten, plannen en programma s

Instrumentenkoffer voor projecten, plannen en programma s Instrumentenkoffer voor projecten, plannen en programma s Decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting Besluit van de Vlaamse Regering van.. betreffende de landinrichting 4.03.2014 Situering

Nadere informatie

MAXIMALE RENTABILITEITSOPPERVLAKTEN VOOR DE PERIODE 25/11/ /11/2022

MAXIMALE RENTABILITEITSOPPERVLAKTEN VOOR DE PERIODE 25/11/ /11/2022 //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// MAXIMALE RENTABILITEITSOPPERVLAKTEN VOOR

Nadere informatie

DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS. Foto : DGARNE DDV

DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS. Foto : DGARNE DDV NL DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS Foto : DGARNE DDV 2010 2 Produktiefactoren* Aantal bedrijven 15.500 waarvan 73% voltijds Tewerkstelling 25.839 personen in de landbouwsector, namelijk 18.846 arbeidseenheden

Nadere informatie

Onderbenutting toeslagrechten: campagne

Onderbenutting toeslagrechten: campagne Onderbenutting toeslagrechten: campagne 2008-2009 2012 Departement Landbouw en Visserij afdeling Monitoring en Studie Joeri Deuninck Onderbenutting toeslagrechten: campagne 2008-2009 Joeri Deuninck Februari

Nadere informatie

In bijlage bezorgen wij U de vereiste documenten voor de ontheffingsaanvraag tot opmaak van een planmer.

In bijlage bezorgen wij U de vereiste documenten voor de ontheffingsaanvraag tot opmaak van een planmer. De gemeente Ledegem is gestart met de opmaak van het RUP Vierschaere. In bijlage bezorgen wij U de vereiste documenten voor de ontheffingsaanvraag tot opmaak van een planmer. Geformuleerde adviezen (Provincie

Nadere informatie

PRUP Bedrijventerrein Aarschot

PRUP Bedrijventerrein Aarschot Landbouwimpactstudie 2012, 16 januari 2015 PRUP Bedrijventerrein Aarschot 116De landbouwimpactstudie is een gebiedsgebonden computeranalyse op basis van beschikbare gegevens. Ze geeft indicatief de impact

Nadere informatie

Vruchtbare Kringloop Overijssel = Kringlooplandbouw. Gerjan Hilhorst WUR De Marke

Vruchtbare Kringloop Overijssel = Kringlooplandbouw. Gerjan Hilhorst WUR De Marke Vruchtbare Kringloop Overijssel = Kringlooplandbouw Gerjan Hilhorst WUR De Marke Kringlooplandbouw Kringlooplandbouw begint met het verminderen van de verliezen => sluiten van de kringloop => minder aanvoer

Nadere informatie

Vruchtbare Kringloop Achterhoek en Grondgebondenheid

Vruchtbare Kringloop Achterhoek en Grondgebondenheid 2018 Vruchtbare Kringloop Achterhoek en Grondgebondenheid Kringlooplandbouw in de praktijk Voorwoord De toekomst is grondgebonden De toekomst is aan grondgebonden melkveehouderij. Dat belijden alle partijen,

Nadere informatie

Nieuwsbrief zuidwestelijke ontsluiting Waaslandhaven

Nieuwsbrief zuidwestelijke ontsluiting Waaslandhaven Nieuwsbrief zuidwestelijke Bestaand Eerste deel westelijke Mogelijk tracé laatste fase westelijke Uitbreiding Uitbreidingswerken aan de E34 tem rotonde Watermolen SAEFTINGHE R2 Start van de opmaak van

Nadere informatie

PAS en landbouwbedrijven: stand van zaken. Geert Rogiers Vlaamse Landmaatschappij

PAS en landbouwbedrijven: stand van zaken. Geert Rogiers Vlaamse Landmaatschappij PAS en landbouwbedrijven: stand van zaken Geert Rogiers Vlaamse Landmaatschappij INHOUD PRESENTATIE SITUERING PROBLEMATIEK HUIDIG BELEID PAS LANDBOUWBEDRIJVEN FLANKEREND BELEID 10/12/2018 2 SITUERING PROBLEMATIEK

Nadere informatie

Grondmobiliteit versterken via het decreet landinrichting

Grondmobiliteit versterken via het decreet landinrichting Grondmobiliteit versterken via het decreet landinrichting Decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting Uitvoeringsbesluit van 6 juni 2014 betreffende de landinrichting 22 juni 2015 Grondmobiliteit

Nadere informatie

Uitvoering Raamakkoord Landschap de Liereman en omgeving

Uitvoering Raamakkoord Landschap de Liereman en omgeving Uitvoering Raamakkoord Landschap de Liereman en omgeving Studie instrumentenmix Infoavond landbouwers 13 juni 2012 20-6-2012 1 Studie Instrumentenmix Het raamakkoord vermeldt: een studie naar de meest

Nadere informatie

Grondgebondenheid = Eiwit van eigen land

Grondgebondenheid = Eiwit van eigen land Grondgebondenheid = Eiwit van eigen land Dit project wordt mede mogelijk gemaakt door: Gerjan Hilhorst WUR De Marke Inhoud Resultaten (waar staan we?) Vergelijking laag en hoog scorende bedrijven Resultaten

Nadere informatie

De waalse landbouw in cijfers

De waalse landbouw in cijfers De waalse landbouw in cijfers 2018 Productiefactoren - 2016* 1990 2000 2010 2016 Aantal bedrijven 29.083 20.720 14.502 12.870 Totale oppervlakte (ha) Gemiddelde oppervlakte per bedrijf (ha) Werkkrachten

Nadere informatie

LER. Regio Kempense. <Fase> Kaart 1: situering

LER. Regio Kempense. <Fase> Kaart 1: situering Kaart 1: situering grenzen, VLM, toestand 22/5/23 (OC GIS-Vlaanderen) -VLMgegevens 28 25 5 751. Kaart 2: gewestplan woongebied woongebied m land. karakter buffergebied/groengebied bosgebieden met ecologisch

Nadere informatie

Beschrijving bedrijfsgegevens Mestbank tot en met 2006

Beschrijving bedrijfsgegevens Mestbank tot en met 2006 Beschrijving bedrijfsgegevens Mestbank tot en met 2006 Aantal geregistreerde bedrijven Aantal bedrijven (koepels) Aantal bedrijven (relaties) Aantal exploitaties Aantal entiteiten Aantal verminderde relaties

Nadere informatie

Flankerend beleid PAS & Bezoeken aan rode bedrijven. ir. Stan Forier, PAS-coördinator Regio Oost

Flankerend beleid PAS & Bezoeken aan rode bedrijven. ir. Stan Forier, PAS-coördinator Regio Oost Flankerend beleid PAS & Bezoeken aan rode bedrijven ir. Stan Forier, PAS-coördinator Regio Oost Inhoud opdracht voor de Vlaamse Landmaatschappij flankerend beleid inrichtingsnota flankerende maatregelen

Nadere informatie

Hoe omgaan met de landbouwbedrijven in Varenheuvel-Abroek

Hoe omgaan met de landbouwbedrijven in Varenheuvel-Abroek 1 Inleiding Het gebied Varenheuvel Abroek wordt gevat in de beslissingen van de Vlaamse Regering van 17/12/2004, 22/07/2005 en 28/04/2006 betreffende het geactualiseerde sigmaplan. In 2008 werd, in uitvoering

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei

Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting, artikel

Nadere informatie

Toelichting herstructureringsbeleid

Toelichting herstructureringsbeleid Toelichting herstructureringsbeleid ir. Els Goethals Opdracht Vlaamse regering Programmatorische aanpak stikstof VR 23 april 2014 - taken VLM: de VLM de opdracht te geven het herstructureringsprogramma

Nadere informatie

ENQUETEFORMULIER AGRARISCHE BEDRIJFSINVENTARISATIE PARK 21 HAARLEMMERMEER

ENQUETEFORMULIER AGRARISCHE BEDRIJFSINVENTARISATIE PARK 21 HAARLEMMERMEER ENQUETEFORMULIER AGRARISCHE BEDRIJFSINVENTARISATIE PARK 21 HAARLEMMERMEER Datum interview : Nummer(ID): 1 Dit enquêteformulier omvat 2 onderdelen: Deel 1: Dit betreffen uw specifieke bedrijfsgegevens.

Nadere informatie

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX FOCUS 14 DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX RESULTATEN ENQUÊTE NAJAAR 14 Departement Landbouw en Visserij afdeling Monitoring en Studie 1. Blik op de conjunctuurindex 2. Landbouw per deelsector 3. Tuinbouw

Nadere informatie

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX FOCUS 2015 DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX RESULTATEN ENQUÊTE NAJAAR 2015 INHOUD 1. Vlaamse conjunctuurindex 2. Landbouw 3. Tuinbouw 4. Belemmeringen 5. Administratieve taken 6. Meer informatie 1.

Nadere informatie

Petra Berkhout. Onderzoeker, Onderzoeksinstituut LEI Wageningen UR GRONDONTWIKKELINGEN IN PERSPECTIEF

Petra Berkhout. Onderzoeker, Onderzoeksinstituut LEI Wageningen UR GRONDONTWIKKELINGEN IN PERSPECTIEF Petra Berkhout Onderzoeker, Onderzoeksinstituut LEI Wageningen UR GRONDONTWIKKELINGEN IN PERSPECTIEF Grondontwikkelingen in perspectief Grondgebonden Ondernemen, 17 november 2015 Petra Berkhout Structuur

Nadere informatie

Inrichtingsnota Flankerend beleid Landbouw RUP Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge

Inrichtingsnota Flankerend beleid Landbouw RUP Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge VR 2017 1509 DOC.0900/68BIS Inrichtingsnota Flankerend beleid Landbouw RUP Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge Pagina 1 van 33 1 Inleiding... 3 1.1 Decreet van 28 maart 2014 betreffende de land...

Nadere informatie

VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED

VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ VERGROENING ECOLOGISCH AANDACHTSGEBIED Campagne 2019 //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

Agrariërs op de grondmarkt

Agrariërs op de grondmarkt Agrariërs op de grondmarkt Augustus 2016 Huib Silvis en Martien Voskuilen Het samenspel van vraag en aanbod van landbouwgrond de agrarische grondmarkt mondt uit in een bepaalde hoeveelheid verhandelde

Nadere informatie

Coördinatiecentrum voorlichting en begeleiding duurzame bemesting - CVBB

Coördinatiecentrum voorlichting en begeleiding duurzame bemesting - CVBB Coördinatiecentrum voorlichting en begeleiding duurzame bemesting - CVBB Het CVBB werkzaam in het kader van MAP 4 ten dienste van land- en tuinbouw Dirk Coomans, Algemeen coördinator Provinciale coördinatoren

Nadere informatie

GEEN INDUSTRIE IN ZOEKLOCATIE 5 WESTRODE - DEN BERG

GEEN INDUSTRIE IN ZOEKLOCATIE 5 WESTRODE - DEN BERG Gemeenteraad Meise 24 februari 2011 Spreekrecht comité Kruiskesbos/Berg Agenda - Wie zijn wij? - Doel van ons spreekrecht - Voorstelling Zoeklocatie 5 SPEK Londerzeel - Gevolgen voor de inwoners in de

Nadere informatie

Strategisch Plan voor de Haven van Antwerpen

Strategisch Plan voor de Haven van Antwerpen Strategisch Plan voor de Haven van Antwerpen Flankerende maatregelen voor de landbouw Pregrondenbank Opstalvalleigebied Wat voorafging Al een hele tijd circuleren er plannen om het Opstalvalleigebied om

Nadere informatie

OVERZICHTSFICHE LANDBOUW IN VLAANDEREN

OVERZICHTSFICHE LANDBOUW IN VLAANDEREN OVERZICHTSFICHE LANDBOUW IN VLAANDEREN Landbouw in Vlaanderen, een blik in de tijd De landbouwsector en het platteland ondergingen na de Tweede Wereldoorlog een ware metamorfose. Het agrarisch bedrijf

Nadere informatie

VR DOC.1571/2

VR DOC.1571/2 VR 2018 2112 DOC.1571/2 Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de inrichtingsnota Kwetshage Meetkerkse Moeren DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting,

Nadere informatie

West-Vlaamse landbouw in cijfers

West-Vlaamse landbouw in cijfers West-Vlaamse landbouw in cijfers Provincie West-Vlaanderen Dienst Economie en Europese & Internationale Samenwerking Beleidskern Economie Karel Moentjens Beleidsmedewerker Landbouw ACHTERGROND EN OPZET

Nadere informatie

INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW FOCUS INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW Resultaten 2017 van het LMN INHOUD 1. Blik op innovatie 2. Innovatie bij Vlaamse landen tuinbouwbedrijven 3. Kenmerken van innoverende bedrijven 4. Besluit

Nadere informatie

Steun voor de oprichting van producentenorganisaties (PO's)

Steun voor de oprichting van producentenorganisaties (PO's) ,.~~ re ~ ~ Vlaanderen is landbouw & visserij Steun voor de oprichting van producentenorganisaties (PO's) Lea Elst DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ Producentenorganisaties Doel? Versterking van de marktpositie

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016 PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016 Een al bij al zeer moeilijk jaar voor landbouwers De heeft samen met de gewestelijke overheden en deskundigen ter zake de voorlopige schattingen van de Belgische landbouweconomische

Nadere informatie

Deze toelichting is opgesteld door het CBS op verzoek van het Ministerie van LNV.

Deze toelichting is opgesteld door het CBS op verzoek van het Ministerie van LNV. Toelichting op de cijfers van de mestproductie in 2018 zoals berekend in de vorm van momentopnames in kwartaalrapportages en zoals gepubliceerd als voorlopige cijfers d.d.15-2-2018 op de CBS-website. Deze

Nadere informatie

ADVIES WIJZIGING BVR SUBSIDIËRING TERREINEN WOONWAGENBEWONERS

ADVIES WIJZIGING BVR SUBSIDIËRING TERREINEN WOONWAGENBEWONERS ADVIES WIJZIGING BVR SUBSIDIËRING TERREINEN WOONWAGENBEWONERS Advies 2017-09 / 6.07.2017 www.vlaamsewoonraad.be INHOUD 1 Situering... 3 2 Beknopte inhoud... 3 3 Bespreking... 3 3.1 Algemeen 3 3.2 Wijzigende

Nadere informatie

Studiedag melkvee Mag het een liter méér zijn?

Studiedag melkvee Mag het een liter méér zijn? Studiedag melkvee Mag het een liter méér zijn? Financiering van het groeiend melkveebedrijf Jan Leyten 6 november 2014 Agenda 1. Evoluties in de melkveesector 2. Verantwoord investeren 3. Investeren in

Nadere informatie

opmaak van een visie voor de vestiging van glastuinbouw in de macrozone glastuinbouwgebied Roeselare WINVORM 11 oktober 2011

opmaak van een visie voor de vestiging van glastuinbouw in de macrozone glastuinbouwgebied Roeselare WINVORM 11 oktober 2011 opmaak van een visie voor de vestiging van glastuinbouw in de macrozone glastuinbouwgebied Roeselare WINVORM 11 oktober 2011 provincie west-vlaanderen - dienst economie/reo veiling inhoud situering en

Nadere informatie

Ruimte voor landbouw op Grond van de toekomst

Ruimte voor landbouw op Grond van de toekomst Ruimte voor landbouw op Grond van de toekomst Jos Van Orshoven, Hubert Gulinck en Kirsten Bomans, K.U.Leuven i.s.m. Xavier Gellynck, Guido Van Huylenbroeck, Valérie Vandermeulen, Kathleen Bervoets (U.Gent),

Nadere informatie

Landbouwcijfers in Provincies in cijfers. Jona Lambrechts, dienst land- en tuinbouw

Landbouwcijfers in Provincies in cijfers. Jona Lambrechts, dienst land- en tuinbouw Landbouwcijfers in Provincies in cijfers Jona Lambrechts, dienst land- en tuinbouw Wat is Provincies.inCijfers.be? Website met publieke data Uitgewerkt en opgevolgd door provincies Swing Cijfers per gemeente

Nadere informatie

Moervaartvallei. Moervaartvallei. Landbouwgevoeligheidsanalyse voor de Kalevallei en de Kiekebossen. Vlaamse Landmaatschappij in opdracht van

Moervaartvallei. Moervaartvallei. Landbouwgevoeligheidsanalyse voor de Kalevallei en de Kiekebossen. Vlaamse Landmaatschappij in opdracht van VLAAMSE LANDMAATSCHAPPIJ VLAAMSE LANDMAATSCHAPPIJ UW PARTNER IN DE OPEN RUIMTE Moervaartvallei Moervaartvallei Landbouwgevoeligheidsanalyse voor de Kalevallei en de Kiekebossen Vlaamse Landmaatschappij

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 maart 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Gewestelijk RUP - Beerse, Brecht, Malle, Merksplas,

Nadere informatie

Rapportage Toekomstvisie bedrijf

Rapportage Toekomstvisie bedrijf Rapportage Toekomstvisie bedrijf Dhr. G. Evers Groeneveld 5 3744 ML Baarn D L V R u n d v e e A d v i e s BV W W W. D L V. N L Noord President Kennedylaan 35a Postbus 354 8440 AJ Heerenveen Tel. 0513 65

Nadere informatie

INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW FOCUS 2014 INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW RESULTATEN 2014 VAN HET LANDBOUWMONITORINGSNETWERK Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij 1. Blik op innovatie 2. Innovatie bij Vlaamse land-

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 13 december 2017

PERSBERICHT Brussel, 13 december 2017 PERSBERICHT Brussel, 13 december 2017 Inhaalbeweging voor de landbouwers in 2017 De heeft samen met de gewestelijke overheden en deskundigen de voorlopige schattingen van de Belgische landbouweconomische

Nadere informatie

2. Waalwijk. 2.1 Grondgebruik. Databron: LGN7

2. Waalwijk. 2.1 Grondgebruik. Databron: LGN7 2. Waalwijk Schaal: 1:45.000 2.1 Grondgebruik Databron: LGN7 Hoofdgrondgebruik ha % Agrarisch gebied 234 23% Bos/ natuur/ water 549 54% Bebouwd gebied en wegen 229 23% Totaal gebiedsoppervlak 1012 100%

Nadere informatie

over de ex-ante-evaluatie Impact hervorming Europees landbouwbeleid op biologische landbouw in Vlaanderen

over de ex-ante-evaluatie Impact hervorming Europees landbouwbeleid op biologische landbouw in Vlaanderen stuk ingediend op 1880 (2012-2013) Nr. 1 21 januari 2013 (2012-2013) Gedachtewisseling over de ex-ante-evaluatie Impact hervorming Europees landbouwbeleid op biologische landbouw in Vlaanderen Verslag

Nadere informatie

Openruimtekamers Gavers en Esser 9 mei Wouter Billiet Evelyne Vercauteren Dienst Ruimtelijke Planning Provincie West-Vlaanderen

Openruimtekamers Gavers en Esser 9 mei Wouter Billiet Evelyne Vercauteren Dienst Ruimtelijke Planning Provincie West-Vlaanderen Openruimtekamers Gavers en Esser 9 mei 2017 1 Wouter Billiet Evelyne Vercauteren Dienst Ruimtelijke Planning Provincie West-Vlaanderen 2 Situering provinciaal domein De Gavers Situering provinciaal domein

Nadere informatie

Land- en tuinbouw in provincie Antwerpen - Ontwikkelingskansen glastuinbouw

Land- en tuinbouw in provincie Antwerpen - Ontwikkelingskansen glastuinbouw Land- en tuinbouw in provincie Antwerpen - Ontwikkelingskansen glastuinbouw Koen Eyskens 1-16/06/2017 Antwerpse land- en tuinbouw, een divers maar sterk merk! Enkele cijfers (2015): 3600 bedrijven 15%

Nadere informatie

Landbouwverkenning. Lingewaal West - Gorinchem Oost

Landbouwverkenning. Lingewaal West - Gorinchem Oost Landbouwverkenning Lingewaal West - Gorinchem Oost Vuren, 16 november 2009 Programma Welkom (G. van Zandwijk) Resultaten van de landbouwverkenning (R. Vorage, Projecten LTO Noord) Vragen en discussie Pause

Nadere informatie

COMPLEXE STADSPROJECTEN

COMPLEXE STADSPROJECTEN KENNISCENTRUM VLAAMSE STEDEN - interlokale vereniging COMPLEXE STADSPROJECTEN draaiboek Naam website KCVS LANDBOUWPROTOCOL Oorspronkelijke naam document Protocol: Land- en tuinbouw in de groenpool parkbos.

Nadere informatie

Wat moet de landbouwer doen? - Vlaamse Landmaatschappij

Wat moet de landbouwer doen? - Vlaamse Landmaatschappij pagina 1 van 5 U bent hier : Vlaamse Landmaatschappij > Land- & tuinbouwers > Mestbank > Derogatie > Wat moet de landbouwer doen? Wat moet de landbouwer doen? De voorwaarden verbonden aan derogatie, zijn

Nadere informatie

Provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Openruimtekamers Gavers en Esser

Provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Openruimtekamers Gavers en Esser Provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Openruimtekamers Gavers en Esser Toelichting Ontwerp Infovergadering 8 september 2016 Evelyne Vercauteren Wouter Billiet Inhoud Situering plan A. Provinciaal ruimtelijk

Nadere informatie

Landbouweconomisch onderzoek. Rapport. Afbakening kleinstedelijk gebied Tienen en Diest. Vlaamse Landmaatschappij In opdracht van

Landbouweconomisch onderzoek. Rapport. Afbakening kleinstedelijk gebied Tienen en Diest. Vlaamse Landmaatschappij In opdracht van Landbouweconomisch onderzoek Afbakening kleinstedelijk gebied Tienen en Diest Rapport Vlaamse Landmaatschappij In opdracht van November 2009 Landbouwgevoeligheidsanalyse afbakening kleinstedelijk gebied

Nadere informatie

Esdonk 8, Gemert. Onderbouwing grondgebonden karakter. Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Bedrijfsopzet Esdonk 8, Gemert

Esdonk 8, Gemert. Onderbouwing grondgebonden karakter. Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Bedrijfsopzet Esdonk 8, Gemert Onderbouwing grondgebonden karakter Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Onderbouwing grondgebonden karakter rundveehouderij Esdonk 8 - Gemert 1 INHOUD 1 Inleiding 3 2 Locatie 4 3 Beschrijving van de inrichting

Nadere informatie

Rekenmodel grondgebondenheid behorende bij de AMvB Verantwoorde groei melkveehouderij

Rekenmodel grondgebondenheid behorende bij de AMvB Verantwoorde groei melkveehouderij Rekenmodel grondgebondenheid behorende bij de AMvB Verantwoorde groei melkveehouderij 1. Inleiding Met de Wet verantwoorde groei melkveehouderij (in werking getreden op 1 januari 2015) is het begrip melkveefosfaatoverschot

Nadere informatie

LANDBOUW IN ZAKFORMAAT

LANDBOUW IN ZAKFORMAAT LANDBOUW IN ZAKFORMAAT LAND- EN TUINBOUW IN VLAANDEREN 2002 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Vlaamse Onderzoekseenheid Land- en Tuinbouweconomie (ALT) 2 Inhoud Vlaamse land- en tuinbouw: overzicht

Nadere informatie

Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw

Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw Economische, ecologische en sociale indicatoren Ine Vervaeke en Jona Lambrechts Inleiding Aanleiding: 20 jaar Vlaams-Brabant Duurzaamheid:

Nadere informatie

Melkveehouderij Lelystad. Frits van der Schans, Lien Terryn

Melkveehouderij Lelystad. Frits van der Schans, Lien Terryn Frits van der Schans, Lien Terryn Analyse van de gebruiksruimte Bij gemeente Lelystad zijn aanvragen gedaan voor omgevingsvergunningen voor zeer grote melkveebedrijven. Daarop wil de gemeente weten of

Nadere informatie

Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw

Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw Economische, ecologische en sociale indicatoren Ine Vervaeke en Jona Lambrechts Inleiding Aanleiding: 20 jaar Vlaams-Brabant Duurzaamheid:

Nadere informatie

Stivas December 2016 Projectnummer 16ADV04 Plan van aanpak vervolgproces Integrale ontwikkeling Oostrand Dronten Plan van aanpak vervolgproces Oostrand Dronten 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Beschrijving

Nadere informatie

Varianten binnen de wet Verantwoorde Groei Melkveehouderij

Varianten binnen de wet Verantwoorde Groei Melkveehouderij Varianten binnen de wet Verantwoorde Groei Melkveehouderij Carin Rougoor en Frits van der Schans CLM Onderzoek en Advies Achtergrond Begin juli 2014 heeft staatssecretaris Dijksma het voorstel voor de

Nadere informatie

Eindrapport 650-project Duurzame glastuinbouwclusters. Oktober 2011 September Context

Eindrapport 650-project Duurzame glastuinbouwclusters. Oktober 2011 September Context Eindrapport 650-project Duurzame glastuinbouwclusters. Oktober 2011 September 2014 1. Context De provincie Antwerpen is goed voor 40% van alle glastuinbouw in Vlaanderen en huisvest meer dan 50% van alle

Nadere informatie

Financiële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant

Financiële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant Financiële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant Februari 2017, Harold van der Meulen en Ruud van der Meer Wageningen Economic Research (voorheen LEI Wageningen UR) VERTROUWELIJK Vraagstelling

Nadere informatie

Pachtafhankelijke bedrijven in beeld

Pachtafhankelijke bedrijven in beeld Pachtafhankelijke in beeld Huib Silvis, Ruud van der Meer en Martien Voskuilen Pacht heeft een belangrijke rol als financieringsinstrument voor de landbouw, zowel bij bedrijfsovername als bedrijfsvergroting.

Nadere informatie

Agrarische bedrijfsinventarisatie PARK21

Agrarische bedrijfsinventarisatie PARK21 FACTSHEET Agrarische bedrijfsinventarisatie PARK21 DOOR Stivas Noord-Holland VOOR Gemeente Haarlemmermeer, LTO Noord Haarlemmermeer, Stivas Noord-Holland DOELEN VAN HET ONDERZOEK Via bedrijfsinventarisatie:

Nadere informatie

BELANG RUIMTELIJK ASPECT IN MESTPROBLEMATIEK EN DE IMPACT HIERVAN OP VRAAG NAAR MESTVERWERKING

BELANG RUIMTELIJK ASPECT IN MESTPROBLEMATIEK EN DE IMPACT HIERVAN OP VRAAG NAAR MESTVERWERKING BELANG RUIMTELIJK ASPECT IN MESTPROBLEMATIEK EN DE IMPACT HIERVAN OP VRAAG NAAR MESTVERWERKING Bart Van der Straeten Departement Landbouw & Visserij, Afdeling Monitoring en Studie (AMS) Context IWT-landbouwproject

Nadere informatie

Herverdeling van de rechtstreekse steun binnen Vlaanderen. Ex-ante evaluatie van de wetgevende voorstellen van de Europese Commissie

Herverdeling van de rechtstreekse steun binnen Vlaanderen. Ex-ante evaluatie van de wetgevende voorstellen van de Europese Commissie Herverdeling van de rechtstreekse steun binnen Vlaanderen Ex-ante evaluatie van de wetgevende voorstellen van de Europese Commissie 2012 Departement Landbouw en Visserij afdeling Monitoring en Studie Joeri

Nadere informatie

Wijkers en blijvers in de Vlaamse land- en tuinbouw Eindverslag

Wijkers en blijvers in de Vlaamse land- en tuinbouw Eindverslag Wijkers en blijvers in de Vlaamse land- en tuinbouw Eindverslag Dr. ir. Mieke Calus, Dr. Valerie Vandermeulen, Dr. Elke Rogge, Lara Emde, Dr. ir. Joost Dessein, Dr. ir. Ludwig Lauwers, Dr. ir. Guido Van

Nadere informatie

Melk van Hier, kansen voor landbouw en natuur?

Melk van Hier, kansen voor landbouw en natuur? Melk van Hier, kansen voor landbouw en natuur? NATUUR EN LANDBOUW// VORSELAAR// 14 maart 2012 Draagvlakverbredingsproject Melk van Hier 1/1/2013 31/12/2013 Dit initiatief kadert binnen een overkoepelend

Nadere informatie

HET NIEUWE GLB BETALINGSRECHTEN EN BETALING VOOR JONGE LANDBOUWERS. Oostmalle 9 september 2014 Tine Van Eylen

HET NIEUWE GLB BETALINGSRECHTEN EN BETALING VOOR JONGE LANDBOUWERS. Oostmalle 9 september 2014 Tine Van Eylen HET NIEUWE GLB BETALINGSRECHTEN EN BETALING VOOR JONGE LANDBOUWERS Oostmalle 9 september 2014 Tine Van Eylen Overzicht 1. Nieuwe structuur vanaf 2015 2. Basisbetalingsregeling 3. Aanvraag tot de reserve

Nadere informatie

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW FOCUS DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2015 INHOUD 1. Blik op de productierekening 2. Productiewaarde 3. Intermediair verbruik 4. Netto toegevoegde waarde 5. Meer informatie 6. Overzicht

Nadere informatie

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX FOCUS 2015 DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX RESULTATEN ENQUÊTE VOORJAAR 2015 INHOUD 1. Vlaamse conjunctuurindex 2. Landbouw 3. Tuinbouw 4. Investeringen 5. Belemmeringen 6. Meer informatie 1. VLAAMSE

Nadere informatie