Samenvatting Economie Mobiliteit

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Samenvatting Economie Mobiliteit"

Transcriptie

1 Samenvatting Economie Mobiliteit Samenvatting door L woorden 30 januari ,5 2 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: Schaarste en ruil De economie bestudeert de behoefte die mensen hebben en de manier waarop ze in hun behoeften voorzien. Behoeften zijn erg verschillend. De eerste levensbehoeften zijn voedsel, onderdak en kleding. Behoeften verschillen per cultuur en per persoon. Om in behoeften te voorzien zijn middelen nodig, behoeften zijn oneindig, maar de middelen zijn beperkt. Deze situatie noemen we schaarste. Absolute schaarste is als een goed schaars is, dat er dan een tekort aan is. In de economie gebruiken we het begrip schaarste in de relatieve zin: een product is schaars als er middelen moeten worden opgeofferd om het te maken. Om de schaarste te verminderen, produceren mensen goederen en diensten. Goederen zijn stoffelijk en diensten zijn onstoffelijk. Als producten niet schaars zijn en er dus geen offers nodig zijn, spreken we van vrije goederen, zoals de windkracht, zonlicht, water en de lucht de we inademen. De middelen waarover mensen beschikken zijn alternatief aanwendbaar. In plaats van te kiezen voor een auto kan je ook kiezen voor het openbaar vervoer. Ze had haar beperkte middelen, tijd en geld op een andere manier kunnen inzetten. Blijkbaar zijn de opofferingskosten van een auto zijn lager dan die van de bus, trein en tram. Een arbeidsproces verdelen in afzonderlijke taken is efficiënt, dit noem je arbeidsdeling. Een specialist heeft meer ervaring, is vaardiger en maakt minder fouten dan iemand die iets af en toe doet. Door arbeidsdeling ontstaan beroepen. Er moet geruild worden om in de behoeften te voorzien. Producenten maken meer dan dat ze voor eigen behoeftevoorziening nodig hebben. essentieel voor vrijwillige ruil of een vrijwillige transactie is dat beide partijen er beter van worden. Er is dus een win-winsituatie. We noemen de ruil van goederen directe ruil of ruil in natura. Directe ruil kost inspanning, je moet iemand zoeken (zoektijd) en daarna de prijs bepalen. Directe ruil is een omslachtige manier van zakendoen. De kosten om de ruil tot stand te brengen zijn de transactiekosten. Directe ruil heeft hoge transactiekosten, daarom is het grotendeels verdrongen door indirecte ruil. Dit is ruil waarbij een algemeen begeerd goed fungeert als ruilmiddel. Een ruilmiddel is een goed dat iedereen graag wil hebben. bij de Romeinen was dat zout, nu is dat geld. Geld is niet alleen een ruil- of betaalmiddel, maar ook een rekenmiddel: we drukken de waarde van producten uit in geld. Ruil vindt plaats op een markt, er worden producten aangeboden en gevraagd. Markten spelen in rol in de economie, ze zorgen dat de producten daar komen waar ze nodig zijn. De prijs op een markt wordt bepaald door vraag en aanbod, hierbij is geld een rekenmiddel. Je kan de waarde van een product of dienst uitdrukken in geld. Eigenlijk wordt geld als ruilmiddel gebruikt. Geld heeft ook nog de functie als Pagina 1 van 13

2 spaarmiddel, dit is zo als de ontvanger besluit een deel van zijn inkomen niet te consumeren. Een deel van de transacties vinden plaats in het zwarte circuit. Sommige transacties worden voor de belastingdienst verzwegen en zo wordt de productie van goederen of diensten niet geregistreerd. Het zwarte circuit hoort bij de informele economie. De omvang van het zwarte circuit ligt tussen de 5% tot 10% van de totale productie. In het formele of witte circuit worden de transacties opgegeven aan de belastingdienst. Activiteiten van de overheid en de non-profitsector horen bij de niet-marktsector, want er wordt niet met een marktprijs gerekend en de prijs wordt niet door vraag en aanbod bepaald. Voorbeelden zijn onderwijs, ziekenhuizen en publieke-tv-zenders. De activiteiten van deze instellingen worden geregistreerd en zijn onderdeel van de formele economie. Een deel van de niet-marktensector wordt niet-geregistreerd, dit is het grijze circuit. Het grijze circuit hoort bij het informele circuit. Een voorbeeld is dat jij de auto van je ouders wast, in ruil voor rijlessen. Pas als de auto in de wasstraat wordt gewassen, in ruil voor geld, is de productie officieel en hoort het onder de formele economie. De (niet-betaalde) activiteiten van het grijze circuit zijn te verdelen in: - Huishoudelijke arbeid: werkzaamheden als koken, stofzuigen, kleren wassen; - Vrijwilligerswerk: sportverenigingen, onbetaalde zorg voor zieken en bejaarden; - Doe-het-zelfarbeid: tuinonderhoud, schilderen, repareren fietsband; - Directe ruil. Alle activiteiten van de formele en informele economie dragen bij aan de welvaart. marktsector niet-marktsector Formele economie (geregistreerd, wit) Bedrijfsleven Overheid en non-profitsector Informele economie (niet-geregistreerd, zwart) Zwarte circuit Grijze circuit Begrippen Schaarste De spanning tussen oneindige behoeften en beperkte middelen. Vrije goederen Producten die niet schaars zijn en waarvoor geen offers nodig zijn. Alternatief aan- Middelen waarover mensen beschikken kunnen op verschillende manieren wendbaar worden ingezet. Arbeidsdeling Mensen specialiseren zich door zich toe te leggen op één activiteit. Directe ruil De ruil van goederen tegen goederen. Transactiekosten Alle kosten die gemaakt worden om een ruil tot stand te brengen en af te wikkelen. Indirecte ruil Een algemeen begeerd goed fungeert als ruilmiddel. Dit ruilmiddel is een goed dat iedereen graag wil hebben. Ruilmiddel De functie van geld, je kan ermee betalen. Rekenmiddel De functie van geld: de waarde van goederen kan met elkaar vergeleken worden. Spaarmiddel De functie van geld: de geldontvanger besluit een deel van zijn inkomen niet te consumeren. Pagina 2 van 13

3 Formele economie Gedeelte van de economie waarbij ruiltransacties worden geregistreerd, (witte markt) verder op te delen in de marktsector en de quartaire sector (niet-commercieel). Informele economie Gedeelte van de economie waarbij ruiltransacties niet worden geregistreerd, ofwel omdat er geen geld aan te pas komt (grijze markt), ofwel omdat de geldstromen worden verzwegen voor de belastingdienst (zwarte markt). Hoofdstuk 2: Ruiltransacties en welvaart Welvaartseconomen gaan ervan uit dat welvaart kan toenemen door een ruiltransactie. Het maximale bedrag dat iemand ergens voor wil betalen, is de betalingsbereidheid. Als je bereid bent om voor een vakantie 500 te betalen, maar de vakantie is maar 450, dan neemt volgens welvaartseconomen je welvaart met 50 toe. Welvaartseconomen gebruiken vaak de begrippen kosten en baten. Kosten zijn de waarde van de opgeofferde schaarse middelen en baten de mate van behoeftebevrediging. Om een economische keuze te maken, worden kosten en baten tegen elkaar afgewogen. Individuen, overheden en bedrijven maken kosten-batenanalyses. Vaak liggen bij investeringen de kosten in het heden en de baten in de toekomst. De baten moeten wel opwegen tegen de kosten. De uitkomst van de kosten-batenanalyse kan de beslissing voor politici om al dan niet te investeren makkelijker maken. De overheid kijkt niet alleen naar de financiële kant, maar ook naar het milieu en de veiligheid. Iedereen wil een zo groot mogelijke welvaart, om te bepalen of de economie een maximale welvaart bereikt, gebruiken welvaartseconomen het criterium van Pareto, genoemd naar de bedenker. In zijn visie is de totale welvaart Pareto-efficiënt of Pareto-optimaal als de welvaart van één persoon niet kan toenemen zonder dat de welvaart van iemand anders afneemt. Denk aan het winnen van de loterij. Het Paretocriterium doet geen uitspraak over de wenselijkheid of rechtvaardigheid van een verdeling. De verdeling van iets kan verschillen, terwijl hij altijd Pareto-efficiënt is (lijn in figuur). Volgens de welvaartstheorie ontstaat welvaart als gevolg van een ruiltransactie. Als je welvaart (voorbeeld) met 50 toeneemt, wordt je welvaart door deze transactie vergroot. Volgens welvaartseconomen neemt je welvaart toe met het surplus van 50. Op deze beperkte kijk is kritiek, want de welvaartstheorie kijkt alleen naar ruiltransacties in de formele economie. Activiteiten binnen de informele economie worden niet meegerekend en ook met de schade van het milieu wordt geen rekening gehouden. Alleen kijkende naar de ruiltransacties is de welvaartstheorie beperkt. Volgens de welvaartstheorie kan ruil voor zowel de koper als de verkoper voordeel opleveren. Als je een vliegticket (voorbeeld boek) kan kopen voor 100, terwijl je bereid was om 120 te betalen, dan heb je een voordeel van 20. Dit bedrag is je individuele consumentensurplus, dit is het verschil tussen het bedrag dat een koper bereid is te betalen en de prijs die hij in werkelijkheid betaald. Ook voor het doen van een bod maakt de bieder een afweging tussen kosten en baten. De baten zijn dan de waarde van het bezit, zoals de 120 voor het vliegticket. De kosten bestaan uit het biedingsbedrag, 100. Het individuele consumentensurplus is het voordeel dat wordt behaald met een ruiltransactie. Dit voordeel bereken je door de baten te verminderen met de kosten: = 20. De koper, maar ook de verkoper kan profiteren van de ruil. Stel het aankoopbedrag van het vliegticket was 150, dan ben je dat in ieder geval al kwijt, als je het minstens voor 75 wil ontvangen, krijg je meer dan je wilde. De 75 is de leveringsbereidheid, dit is de laagste prijs waarvoor een aanbieder zijn product wil verkopen. Je krijgt 100, het bedrag dat je ontvangt boven het bedrag van de leveringsbereidheid is het individuele Pagina 3 van 13

4 producentensurplus. Dit is dus het verschil tussen de ontvangen prijs en de minimale prijs waartegen je het product wil aanbieden en geeft het voordeel weer dat de aanbieder heeft van de ruil. Het totale consumentensurplus is het consumentensurplus van alle kopers. Het totale producentensurplus is het producentensurplus van alle aanbieders samen. Vaak blijkt uit de context of het om een individueel of een totaal surplus gaat. Een prijsdaling leidt tot een toename van het consumentensurplus en een afname van het producentensurplus. Het producentensurplus is niet hetzelfde als winst, kijk naar het volgende voorbeeld: je koopt een koelkast, de winkel waar je hem koopt huurt een bedrijf in dat de koelkast naar je huis brengt. De extra kosten voor het bezorgen zijn 50, de leveringsbereidheid van het koeriersbedrijf is dus 50. Ze vragen echter 100 aan de winkel, wat het producentensurplus van het koeriersbedrijf (100-50=) 50 maakt. Het bedrijf maakt geen 50 euro winst, want van het producentensurplus moeten nog de constante kosten af. Het producentensurplus van een product kun je zien als het verschil tussen de verkoopprijs en de variabele kosten per product (P-GVK). Volledige mededinging: de prijs wordt door vraag en aanbod bepaald. De vraagvergelijking laat zien hoe groot de vraag is bij een bepaalde prijs. Dit is ook zo bij de aanbodvergelijking, maar dan qua aanbod. Als je beide lijnen in een figuur tekent, is het snijpunt de evenwichtsprijs, bij een bepaalde evenwichtshoeveelheid. In die grafiek kan je het consumenten- en het producentensurplus afbeelden. Ook de kenmerken van volledige mededinging zijn van belang. De vraaglijn (Qv) is gelijk aan de betalingsbereidheid. Hoe kleiner de prijs, hoe groter de vraag. Het consumentensurplus hangt af van de betalingsbereidheid. Als consumenten bereid zijn meer te betalen, is hun surplus hoger dan van andere vragers. In de figuur is te zien dat er bij een prijs van 9 geen vraag is. Als de prijs 2 is worden er 70 producten gevraagd. Veel vragers willen meer dan 2 betalen, hun betalingsbereidheid is hoger en zo is hun consumentensurplus ook hoger. Het consumentensurplus levert consumenten een welvaartsvoordeel op. Het gearceerde deel is het consumentensurplus bij een prijs van 2. De aanbodlijn geeft de leveringsbereidheid van de producent weer. Of de producent het product aanbiedt hangt af van de marginale kosten, als de prijs boven de marginale kosten ligt zal de producent aanbieden. De marginale-kostenlijn geeft aan hoeveel een producent bij een bepaalde prijs aanbiedt. Bij volledige mededinging valt de marginale kostenlijn samen met de aanbodlijn. Met de aanbodfunctie wordt het verband tussen Qa en P weergeven. Het verband is positief. Zoals in de figuur: als de prijs 4 is, zullen er 50 producten worden aangeboden. Er zijn producenten die voor een lagere prijs willen aanbieden, het bedrag dat zij meer ontvangen is het producentensurplus. de gearceerde driehoek is het producentensurplus bij een prijs van 4. De situatie waar vraag en aanbod bij elkaar komen is het marktevenwicht. De prijs die hierbij hoort is de evenwichtsprijs (Pe) en de bijbehorende hoeveelheid is de evenwichtshoeveelheid (Qe). In het evenwicht is de som van het consumenten- en het producentensurplus maximaal. Bij het marktevenwicht is het totale surplus maximaal en dus Pareto-efficiënt. Om de oppervlakte van een surplus te berekenen doe je ½ x basis x hoogte. Rechts van het surplus zou het surplus negatief worden, dus dan wordt er niet geruild. De markt bepaalt dat vragers met een te lage betalingsbereidheid en aanbieders met een te hoge leveringsbereidheid geen ruiltransactie zullen doen. door de evenwichtsprijs wordt het totale surplus gescheiden. Op een markt van volledige mededinging ligt de evenwichtsprijs op een bepaald moment vast. Pagina 4 van 13

5 Welvaartseconomen zeggen dat de welvaart van kopers en verkopers toeneemt bij een ruiltransactie. De welvaart neemt toe met het surplus, hij maakt dus als het ware winst. De waarde die een producent aan een product hecht is de leveringsbereidheid. Hoe hoger de prijs boven de leveringsbereidheid komt, hoe meer de welvaart toeneemt. We stellen in deze lesbrief welvaart en surplus aan elkaar gelijk. Volgens welvaartseconomen is de welvaart dus maximaal bij een marktevenwicht. Er is geen combinatie van prijs en hoeveelheid te bedenken die een groter surplus oplevert. De markt selecteert bedrijven die tegen de laagste kosten produceren, zo worden aanbieders geprikkeld om zo efficiënt mogelijk te werken en hun kosten laag te houden. Bij het marktevenwicht is de welvaart maximaal en worden de productiefactoren die bedrijven gebruiken het meest efficiënt aangewend of gealloceerd. Dit is Pareto-efficiënt: een situatie waarin het niet mogelijk is dat de welvaart van de een toeneemt zonder dat de welvaart van de ander afneemt. De arbeidsmarkt wordt vaak gezien als een markt van volkomen concurrentie (volledige mededinging). Werkgevers zijn het aanbod van arbeid en werknemers de vraag. Vraag en aanbod bepalen de prijs (loon) en de hoeveelheid (werkgelegenheid). Arbeid is homogeen en de markt transparant. Dit is echter alleen zo bij deelmarkten, zoals de markt voor ongeschoolde arbeid. Het verschil tussen het evenwichtsloon en het minimale loon waartegen je bereid bent te werken is het werknemerssurplus (ABD). Alle werknemers die bereid zijn arbeid te leveren voor een lager uurloon dan het evenwichtsloon ontvangen een surplus. De welvaart van de werknemer stijgt met het surplusbedrag. Ook werkgevers hebben een surplus (RBD), het verschil tussen hun betalingsbereidheid en het evenwichtsloon. Bij het evenwichtsloon is het totale surplus maximaal. Dit evenwicht is weer Pareto-efficiënt. In het plaatje is 30 het evenwichtsloon. Als heet loon tijdelijk hoger zou liggen, zou de vraag kleiner zijn dan het aanbod. Dan is de arbeidsmarkt ruim, er is veel werkeloosheid en het loon zal dalen. Als het loon lager zou liggen dan het minimumloon, is de vraag groter dan het aanbod. Er is dan een krappe arbeidsmarkt, met een tekort aan arbeidskrachten, het loon zal stijgen. Hoofdstuk 3: Marktverstoringen door overheidsingrijpen Als de overheid ingrijpt om bepaalde prijzen hoger of lager te maken, spreken we van prijsregulering. Dit ingrijpen verstoort de vrije marktwerking en kan volgens welvaartseconomen leiden tot verlies aan welvaart. Als de overheid vindt dat een marktprijs van een product te hoog is, kan ze een maximumprijs instellen. Boven deze prijs mag de aanbieder niet verkopen. De maximumprijs ligt onder de evenwichtsprijs. Door de maximumprijs is de vraag naar een product groter dan het aanbod, er ontstaat een aanbodtekort of een vraagoverschot. Het surplus verandert, het consumentensurplus groeit. Een deel van de consumenten hoeft minder te betalen. Er komen ook nieuwe vragers, tegenover een grotere vraag staat een kleiner aanbod. Het aantal ruiltransacties zal afnemen. Een deel van het totale surplus verdwijnt. De afname van welvaart veroorzaakt door de afname van een aantal transacties, noemen we het welvaartsverlies. Dit welvaartsverlies zie je terug in de figuur. De driehoek die het verloren surplus weergeeft is de Harbergerdriehoek (gearceerd). Pagina 5 van 13

6 Door de invoering van een minimumprijs beschermt de overheid de consument, maar er is ook een verlies van welvaart. De overheid moet de bescherming van de consument afwegen tegen het welvaartsverlies. Het kan ook zo zijn dat door de marktwerking een prijs zo laag wordt dat producenten geen redelijk inkomen meer kunnen verdienen. Normaal gesproken zou een producent stoppen met produceren, maar als dit leidt tot een slechte voedselvoorziening kan de overheid ingrijpen. De overheid kan een minimumprijs instellen, het product mag niet lager dan die prijs worden verkocht. De minimumprijs is dus hoger dan de marktprijs. Er ontstaat een vraagtekort of een aanbodoverschot. De overheid koopt het aanbodoverschot op tegen de minimumprijs, daarom wordt het ook wel een garantieprijs of interventieprijs genoemd. De overheid garandeert die prijs en grijpt in of intervenieert in de markt. De overheid zal proberen de productie te verminderen, dit kan door productiequota op te leggen aan producenten. Ene productiequotum is een maximale hoeveelheid die van een product geproduceerd mag worden. Hiernaast zie je dat bij de invoering van een minimumprijs een deel van het surplus van de consument naar de producent verschuift. De vraag neemt af, dus ook het aantal ruiltransacties. Door de krimpende markt verdwijnt een deel van het totale surplus. Dit overschot koopt de overheid op. Het producentensurplus wordt zo groter en het totale surplus neemt toe. Door het opkopen van de overheid stijgt de belasting, dit leidt tot welvaartsverlies. Ook op de arbeidsmarkt grijpt de overheid in de prijsvorming in, het kan zo zijn dat het loon op een deelmarkt zo laag wordt dat een werknemer niet meer in zijn levensonderhoud kan voorzien. Daarom stelt de overheid een minimumloon in, dit is het loon dat een werknemer minstens moet verdienen. De werkgever is de vraaglijn, de werknemer de aanbodlijn. Als de werkgever minder betaalt dan zijn betalingsbereidheid, dan heeft hij een werkgeverssurplus. Krijgt de weknemer minder dan zijn leveringsbereidheid, dan heeft hij een werknemerssurplus. Hier ligt het minimumloon op 40, dan is de vraag 4 en het aanbod 9. Er zijn (9-4) is 5 miljoen werklozen. Het nieuwe werknemerssurplus wordt AETS en het werkgeverssurplus wordt RST. De driehoek EDT geeft het totale welvaartsverlies weer als gevolg van het minimumloon. In Nederland hebben we veel belastingen en subsidies, subsidies zijn negatieve belastingen. Sommige belastingen zijn direct en anderen indirect. Direct houdt in dat ze rechtstreeks betaald worden door en Pagina 6 van 13

7 naar de overheid. Denk aan inkomstenbelastin, vennootschapsbelasting en de vermogenrendementsheffing. Een directe subsidie is de studiebeurs. Indirecte belastingen zijn gekoppeld aan een koop- en verkooptransactie. De koper ontvangt belasting van de verkoper en draagt die af aan de overheid. Denk aan btw, accijns en invoerrechten. Ook de subsidie op een schouwburgkaartje is indirect, je ontvangt deze alleen als je een kaartje koopt. In Nederland hebben we drie tarieven btw. De meeste goederen en diensten hebben een btw van 21%. Voor de eerste levensbehoeften, boeken en een aantal diensten, zoals de kaper geldt een tarief van 6%. Sommige producten, zoals medicijnen en overheidsdiensten zijn btw-vrij. Accijns zijn bedoeld om de consumptie van sommige goederen te ontmoedigen. Accijns zitten op alcoholhoudende dranken, tabaksartikelen en benzine. Ook over accijns wordt btw gerekend. Het systeem van subsidies en belastingen kent meerdere doelen: de overheid heeft geld nodig om uitgaven te kunnen doen, ook is het nodig om de verdeling van inkomens gelijker te maken en de overheid wil de consumptie van bepaalde goederen en diensten stimuleren/annuleren. Indirecte belastingen worden doorgerekend in de prijs van een product, ze hebben een prijsverhogende werking. Aanbieders zullen bij een bepaalde prijs minder aanbieden, want ze moeten een deel van de prijs afstaan aan de overheid. Je kunt het vergelijken met een verhoging van de marginale kosten, die leidt tot een verschuiving van de aanbodlijn. De indirecte belasting leidt tot een afname van het aantal markttransacties en heeft een welvaartsverlies tot gevolg. Qe is de evenwichtshoeveelheid en Pe de evenwichtsprijs. Door accijns zal de aanbodlijn verschuiven. De nieuwe prijs wordt Pc, waarvan de producent Pp ontvangt. De nieuwe hoeveelheid wordt Q1. Door de accijns daalt het consumenten- en het producentensurplus. consumenten betalen een hogere prijs en verliezen het surplus tussen Pe en Pc (A). De producenten krijgen prijs Pp en verliezen surplus tussen Pe en Pp (D). de overheid ontvangt A en D. Door de opbrengst uit te geven zorgt de overheid ervoor dat bepaalde mensen welvarender worden. Het uiteindelijke welvaartsverlies door de accijns bestaat uit B en C die samen de Harberger-driehoek zijn. Het doorberekenen van een heffing aan de consument heet afwentelen. De mate van afwenteling is afhankelijk van de hellingen van de vraag- en aanbodlijn en dus van de prijselasticiteit van de vraag. De overheid kan de opbrengsten van heffingen gebruiken om negatieve aspecten van productie en consumptie te verminderen. Het welvaartsverlies als gevolg van een heffing is ook afhankelijk van de prijselasticiteit. De overheid heeft geld nodig voor bepaalde zaken (infrastructuur, defensie, onderwijs, enz). dit krijgt ze door belasting. Nederlanders dragen 45% van hun inkomen af aan de belasting, dit gaat ten koste van hun consumptie. Dit welvaartsverlies ontstaat bij de indirecte- en bij de directe belastingen. De loonbelasting wordt in mindering gebracht op het brutoloon en zorgt voor een lager nettoloon. Werknemers letten dus op het nettoloon, als dit laag is zal je niet gaan werken. Het arbeidsloon zal dalen. De welvaartseconomie wijst erop dat belastingheffing welvaartsverlies veroorzaakt doordat markten worden verstoord. Ze zoeken naar een systeem met optimale belastingheffing, hierin blijven de welvaartsverliezen zo beperkt mogelijk. Bij een optimale belastingheffing worden de belastingen daar geheven, waar het verlies van welvaart minimaal is. Over enkele belastingkwesties bestaat een grote mate van overeenstemming. Al geruime tijd heerst de opvatting dat de lasten op arbeid veel welvaartsverlies veroorzaken. Daarom verschuift de overheid lasten van arbeid naar consumptie: lagere loonbelasting en hogere indirecte belastingen. Veel economen zijn van mening dat de aftrek van hypotheekrente gezien moet worden als een verstorende subsidie op de huizenmarkt. Pagina 7 van 13

8 Soms wil de overheid het gebruik van bepaalde producten stimuleren, dit kan door een subsidie. De overheid neemt dan een deel van de productiekosten voor haar rekening. Producenten kunnen meer aanbieden en vragers hoeven minder te betalen, zo neemt de gevraagde hoeveelheid toe. Daartegenover staat dat belastingheffing nodig is om subsidie te kunnen betalen, dit doet de welvaart afnemen. Door een subsidie verschuift de aanbodlijn naar rechts, er komt dan een nieuw evenwicht. Het consumenten- en producentensurplus veranderen. Het consumentensurplus neemt toe met de vlakken c, d en e (boek blz. 42). De producent ontvangt bij afzet Q1 als prijs Pc + het subsidiebedrag = Pp. Punt (Q1, Pp) ligt op de oude aanbodlijn. Voor de producent geldt de originele aanbodlijn. Het producentensurplus neemt daarom toe met a en b. De overheidsinkomsten nemen met de vlakken a t/m f toe. De toename van het totale surplus is kleiner dan het totale subsidiebedrag, dus er is een welvaartsverlies van vlak f (dit is de Harberger-driehoek). Hoofdstuk 4: Marktmacht Volgens de welvaartstheorie leidt een markt van volledige mededinging tot de hoogste welvaart, maar in de praktijk komt deze markt zelden voor. Er is vaak spraak van falen van de markt: aanbieders zijn bij onvolledige mededinging meer of minder in staat invloed uit te oefenen op de prijsvorming, het marktresultaat is dan niet Pareto-efficiënt. Ook als de informatie op een markt niet symmetrisch verdeeld is, is er marktfalen. Als bedrijven in staat zijn de prijs te beïnvloeden hebben ze marktmacht, dan is er sprake van marktfalen. Een monopolist is prijszetter en heeft dus veel marktmacht. Een monopolist zal zijn machtspositie goed verdedigen. Het is voor welvaartseconomen belangrijk om te weten wat er gebeurt met de welvaart als aanbieders een machtspositie verwerven. Als een volledige mededinging overgaat naar een monopolie gebeuren er een aantal dingen: een deel van het totale surplus gaat van de consumenten naar de producenten. De monopolist kan de prijs bepalen en trekt een groter deel van het surplus naar zich toe. Ook neemt het aantal vragers af door de prijsverhoging. Zo neemt het aantal ruiltransacties af en is er verlies aan welvaart. Daarom moet de monopolist er wel rekening mee houden, dat er bij een hogere prijs minder gevraagd zal worden. Hij moet ook rekening houden met potentiële concurrenten. Als er een nieuwe concurrent op de markt komt ontstaat er een duopolie. Als er nog meer concurrenten toetreden zal er een oligopolie of zelfs een volledige mededinging ontstaan. Bij volledige mededinging heeft geen enkele aanbieder marktmacht. De prijs wordt dan door vraag en aanbod bepaald. De monopolist probeert een groot deel van het surplus te krijgen. De monopolist kan zijn macht nog verder vergroten, hij kan proberen om ook het hele consumentensurplus te bemachtigen. Hiervoor moet hij weten hoe hoog de betalingsbereidheid is van de individuele consumenten. Als de monopolist een individuele vrager benaderd en zijn surplus afneemt, dan hebben ze het hele surplus. Dit is prijsdiscriminatie, ze laten de ene vrager meer betalen dan de ander. Prijsdiscriminatie is alleen succesvol als het product van de ene deelmarkt niet kan worden doorverkocht op de andere deelmarkt. Bij perfecte prijsdiscriminatie betaalt elke klant de prijs die gelijk is aan zijn betalingsbereidheid. Dit is in de praktijk moeilijk te realiseren. Het is moeilijk om achter de betalingsbereidheid te komen, want de consument heeft geen belang bij het verstrekken van zijn betalingsbereidheid. Hij kan beter anoniem blijven en profiteren van het surplus. Bij persoonlijke dienstverlening heeft prijsdiscriminatie meer succes. Welvaartseconomen zeggen dat volledige mededinging leidt tot de hoogste welvaart, dan is de som van Pagina 8 van 13

9 het producenten- en het consumentensurplus maximaal. De overheid ziet ook de voordelen van volledige mededinging en stelt wettelijke regels om concurrentie te waarborgen. Kartels (afspraken tussen bedrijven om de onderlinge concurrentie te verminderen) zijn verboden. Het opwerpen van belemmeringen, om geen toetreders tot de markt te krijgen, is ook verboden. Er zijn ook regels voor fusies en overnames. Een fusie is het vrijwillig samengaan van twee min of meer even grote ondernemingen. Bij een overname verwerft een grote onderneming de zeggenschap over een kleinere onderneming. Een fusie of overname is een manier om concurrentie te verminderen, samengaan met de concurrent betekent een concurrent minder. Daarom zijn fusies en overnames alleen toegestaan als er genoeg concurrentie blijft bestaan. De ACM ziet in Nederland toe op de naleving van regels, bij banken en verzekeraars is dit de AFM. Ook op Europees niveau is er een mededingingsbeleid. Als er op een bepaalde markt een monopolie is, maar er is een te hoge prijs, zal de overheid een einde aan die situatie maken. Dit kan bijvoorbeeld door de belemmeringen die toetreden tot de markt moeilijk maken af te schaffen. Volledige mededinging heeft dus veel voordelen, maar ook schaduwkanten: er is dan homogeniteit van producten, terwijl consumenten graag een keuze hebben. consumenten hebben liever een monopolistische concurrentie. Een tweede nadeel is het gebrek aan innovaties, bij volledige mededinging leidt innovatie niet vanzelf meer tot winst, een ondernemer zal niet innoveren. De overheid wil dat er veel innovaties zijn en steunt dit. Als een onderneming een uitvinding doet, kan hij daar een octrooi (patent) op aanvragen. Hierbij krijgt de onderneming maximaal 20 jaar het alleenrecht om de vinding commercieel te exploiteren. Concurrenten mogen ook niet met nepproducten op de markt komen, er is sprake van een wettelijke monopolie. Bij asymmetrische informatie heeft de ene partij meer informatie over het product dan de andere partij, dit kan leiden tot marktfalen. Asymmetrische informatie kan leiden tot averechtse selectie. Dit is zo op de markt van verzekeringen. Hoofdstuk 5: Ontbrekende markten Er zijn verschillende vormen van marktfalen: - Onvolledige mededinging met als gevolg dat aanbieders zich een onevenredig groot deel van het surplus toe-eigenen. - Asymmetrische informatie waardoor averechtse selectie kan optreden met als gevolg dat markten niet goed werken. - Het geheel ontbreken van markten voor collectieve goederen. - Het optreden van externe effecten, die niet worden doorberekend in marktprijzen. Bij onvolledige mededinging en asymmetrische informatie wordt het optimum van Pareto niet bereikt en faalt de markt. Deze twee vormen van marktfalen zijn in de voorgaande hoofdstukken behandeld. Er zijn ook andere vormen van marktfalen, de laatste twee uit het rijtje worden in dit hoofdstuk besproken. Het geheel ontbreken van markten voor collectieve goederen: Er zijn bepaalde goederen waar vraag naar is (veiligheid, bescherming tegen water), maar waar geen markt is waar het product te koop is. De markt laat het afweten als het milieu in het geding is. In het geval waarin wel vraag is naar een goed maar de markt ervoor ontbreekt spreken we van marktfalen. Auto s en winterjassen worden via een markt verhandeld, het zijn individuele goederen. Je koopt een auto alleen as je betalingsbereidheid groter of gelijk aan de prijs is. Als je de prijs van een individueel goed niet Pagina 9 van 13

10 wil betalen wordt je uitgesloten van een levering en dus van het gebruik van het goed. Als jij een auto koopt, kan een ander die auto niet meer kopen. Volgens economen is het zo dat dan de vraag van de ene consument naar een individueel goed rivaliseert met de vraag van de andere consumenten. Een product is rivaliserend als het niet tegelijkertijd door een ander geconsumeerd kan worden, het is exclusief voor jou. Denk aan voedsel, kleding en speelgoed. Er zijn ook producten die niet rivaliserend zijn, denk aan het zout dat op de wegen wordt gestrooid, hier hebben meerdere mensen profijt van. Het strooien van zout is een collectief goed. Er zijn 2 verschillen tussen collectieve en individuele goederen: 1. Bij collectieve goederen is het onmogelijk vragers uit te sluiten van het gebruik van het goed. Als het eenmaal aangeboden wordt, kunnen ook mensen die niet betalen het goed gebruiken. Bij individuele goederen is uitsluiting wel mogelijk. 2. Bij collectieve goederen rivaliseert de vraag van de een niet met de vraag van anderen. Omdat bij collectieve goederen uitsluiting niet mogelijk is, is het voor particuliere bedrijven niet aantrekkelijk dit product aan te bieden, ze kunnen dan aan de individuele gebruiker geen prijs vragen. Voor een producent betekent het ontbreken van rivaliteit dat de marginale kosten van een extra gebruiker gelijk zijn aan nul, er hoeven geen extra strooikosten te worden gemaakt als het aantal auto s dat over een bestrooide weg rijdt, stijgt van 100 naar 101. Collectieve goederen voorzien in behoefte, maar worden niet via de markt geleverd. Als vragers hun eigen belang nastreven hebben ze te maken met een gevangenendilemma. Vaak willen ze niet financieel bijdragen, maar hebben ze er toch baat bij als het goed er komt. Als alle vragers samengaan en een bindend contract aangaan kan het dilemma worden opgelost. Daarvoor is meestal dwang van de overheid nodig, bijvoorbeeld in de vorm van belastingen. Ook normen en waarden kunnen ervoor zorgen dat burgers gaan samenwerken. Ook zelfbinding kan leiden tot een coöperatieve uitkomst van een gevangenendilemma. Deze zelfbinding moet dan wel geloofwaardig zijn, bijvoorbeeld gebaseerd op een goede reputatie. We spreken van een extern effect als economisch handelen invloed heeft op de welvaart van mensen die niet direct betrokken zijn bij die handeling. Externe effecten spelen een rol bij consumptie, maar ook bij productie. Externe effecten kunnen ook positief zijn. Negatieve externe effecten noemen we ook wel externe kosten, positieve externe effecten noemen we ook wel externe baten. Denk aan de aanleg van een weg, daarvoor is grind nodig, om dit te verkrijgen ontstaan er afgravingen, hierin kunnen later recreatieplassen ontstaan. Als daar vraag naar is zal de welvaart stijgen. De kosten van het opruimen van de vervuiling zijn niet meegenomen in de marktprijs van het product. Een deel van de marginale kosten wordt op de samenleving afgewenteld. De belastingbetaler draait op voor de kosten van het opruimen van de milieuvervuiling. Ook meeliftgedrag kan gepard gaan met externe effecten. Als iemand besluit de belasting te ontduiken, moeten andere burgers meer betalen. De belastingontduiker is een meelifter. Andere opzadelen met hogere belastingen is een negatief extern effect van meeliftgedrag. De overheid spoort belastingontduikers op en straft ze, om meeliftgedrag te voorkomen. Externe effecten worden niet meegenomen in de prijs, dus de marktuikomst is niet Pareto-efficiënt. De vrije markt is niet in staat externe kosten en baten op te nemen in de prijs, dus de markt gaalt. Om wel Pareto-efficiëntie te bereiken, moeten we weten wat de maatschappelijke prijs is. Deze is gebaseerd op de maatsschappelijke kosten en baten. De maatschappelijke kosten bestaan uit de optelling van de private Pagina 10 van 13

11 kosten en de externe kosten. De maatschappelijke baten bestaan uit de private baten en de externe baten. Zoals je in het boek kan zien (blz.72) ligt de matschappelijke prijs bij negatieve externe effecten hoger dan de evenwichtsprijs. De aanbodlijn in de linker figuur is alleen gebaseerd op de private kosten, dus niet met de welvaartsverliezen van anderen, het aanbod is dus te goedkoop. Er wordt te veel geprodueerd tegen een te lage prijs. De aanbodlijn zal omhoog (naar links) schuiven als de overheid bedrijven dwingt de externe kosten wel door de berekenen in de prijs. Bij elke productieomvang komt er een opslag op de private kosten voor dekking van de externe kosten, dit geeft de maatschappelijke aanbodlijn weer. Hierin zijn de private en de externe kosten opgenomen. Een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) kan de mogelijke keuzes verhelderen, alle kosten en baten (inclusief de externe effecten) worden in geld uitgedrukt. De baten zijn soms moeilijk te meten. Kosten en baten liggen ook vaak in de toekomst. Om ze te kunnen vergelijken moeten ze contant worden gemaakt, dat wil zeggen teruggerekend in de tijd. Het opnemen van externe effecten in de prijs heet internaliseren van externe effecten. Als externe effecten volledig zijn geïnternaliseerd, faalt de markt niet langer en is er een Pareto-efficiënte situatie. Vragers en aanbieders houden meestal geen rekening met externe effecten. We bekijken vier mogelijkheden om externe effecten te internaliseren: 1. Externe effecten samen oplossen: Overheidsingrijpen is niet altijd nodig, belanghebbenden kunnen ook samen tot een oplossing komen. De veroorzaker van geluidsoverlast kan de geluidsisolatie van woningen betalen en daar een contract voor opstellen met de gedupeerden. Het risico dat een partij zich niet gebonden voelt aan een contract heet het bindingsprobleem. Kijk ook naar het disco-voorbeeld in het boek, de hogere kosten zullen in de prijs doorgerekend worden. Externe effecten zijn het gevolg van het ontbreken van een markt, als deze markt alsnog ontstaat kan het marktmechanisme tot een oplossing leiden. De transactiekosten moeten dan niet te hoog zijn en de eigendomsrechten moeten helder zijn. Onderhandelen brengt transactiekosten mee. Ook is er altijd een bindingsprobleem, dit is groter bij een mondelinge afspraak dan bij een schriftelijke afspraak. Het kan zijn dat de transactiekosten voor een van de partijen te hoog worden en dat die partij afziet van de afspraak. 2. Handel in vervuilingsrechten: Als het aantal getroffen personen door een negatief extern effect toeneemt, is het moeilijker om een oplossing te vinden. Denk aan de uitstoot van broeikasgassen, hier heeft de hele wereld last van. Een oplossing door onderling overleg is hier niet eenvoudig, want de ontbrekende markt zal niet vanzelf ontstaan. De overheid zal de markt moeten organiseren. In de chemische industrie lukte dit door markten waarop emissierechten worden verhandeld. In het uitgangsjaar heeft de overheid voor elk chemiebedrijf een maximumuitstoot vastgesteld, als een bedrijf overhoudt kan ze emissierechten aan een bedrijf verkopen dat wel meer nodig heeft. Tekorten en overschotten kunnen worden geruild, zodat er een markt van vervuilingsrecht ontstaat. 3. Heffingen: De overheid kan ook via heffingen en accijnzen de negatieve externe effecten internaliseren (accijns op tabak en benzine). Het is vaak moeilijk vast te stellen hoe hoog heffingen moeten zijn. 4. Verbieden of beperken: De overheid kan de productie van goederen met negatieve externe effecten. Een variant op verbieden is Pagina 11 van 13

12 beperken, door normen te stellen, bevordert de overheid dat er nieuwe technieken worden ontwikkeld om het vervuilingsprobleem aan te pakken. Het fileprobleem is een extern effect. De schade veroorzaakt door files kan in geld worden uitgedrukt, het zijn congestiekosten. Wie op een drukke weg rijdt draagt bij aan de filevorming en zadelt de medeweggebruikers op met extra reistijd. De extra reistijd zijn de marginale congestiekosten. De extra kosten die een weggebruiker voor een andere weggebruiker veroorzaakt zijn de marginale congentiekosten. Congentiekosten zijn externe kosten. Het weggebruik bestaat uit opbrengsten voor de automobilist (intern) en congestiekosten voor de medeweggebruikers (extern). Kosten spelen geen rol voor automobilisten om wel of niet de weg op te gaan. Als er een heffing wordt ingesteld veranderd dit. Uitgangspunt bij de heffing is dat de marginale congentiekosten en de marginale opbrengsten gelijk zijn. Deze aanpak ligt ten grondslag aan het idee van de kilometerheffing. Een lagere snelheid leidt tot een langere reistijd, meer brandstofverbruik en dus hogere kosten. Als het aantal auto s de capaciteit van een weg overstijgt, ontstaat er congestie waardoor de reistijden langer worden. Hoofdstuk 6: Markt of overheid Collectieve goederen worden alleen met behulp van de overheid geproduceerd, maar ook op andere terreinen speelt de overheid een rol. Vanaf de jaren tachtig is de opvatting over de rol van de overheid: meer marktwerking. Hoe dit in de praktijk ging kan je zien aan de hand van de spoorwegen. In 1839 wordt de NS opgericht, een nv met de overheid als enige aandeelhouder. Bestaande spoormaatschappijen komen door nationalisatie in handen van de overheid, de NS krijgt het monopolie op beheer, het onderhoud en de exploitatie van het spoor. De post, de telefoon, de levering van water gas en elektriciteit waren al eerder in handen van de overheid. Het gaat om natuurlijke monopolieën met hoge verzonden kosten. Door nationalisatie kunnen de prijzen in deze sectoren dalen, want de overheid hoeft geen winst te maken. Privatisering is het afstoten van overheidstaken naar het particuliere bedrijfsleven. Het eigendom van het bedrijf gaat over van de overheid naar de private sector. Bij de keuze voor wel of niet privatiseren van een overheidsbedrijf staat de overheid voor een dilemma: prikkelen of verzekeren. Bij privatisering kiest de overheid voor het inbouwen van (markt)prikkels en niet voor bedrijfszekerheid (verzekeren). Als een bedrijf geprivatiseerd is zal de markt geliberaliseerd kunnen worden. Dit houdt in dat barrières worden weggehaald zodat concurrentie mogelijk wordt. Als een geprivatiseerd bedrijf moet concurreren met andere aanbieders van het product, zal het proberen consumenten te lokken met nieuwe diensten en door lage prijzen. Door concurrentie worden bedrijven gedwongen om scherp op de kosten te letten en te innoveren. De consument kan nu kiezen, hij zal kiezen voor het bedrijf met de beste prijskwaliteitsverhouding. Alleen de best presterende bedrijven zullen blijven bestaan. Volgens voorstanders leidt privatisering tot een efficiëntere allocatie (aanwending) van productiefactoren. Privatiseren heeft ook nadelen: - Lastig kiezen met veel aanbieders; - Service kan ook slechter worden om veel winst te maken; - Consumenten betalen soms een hogere prijs als er te weinig concurrentie is. Een concessie geeft het alleenrecht voor een bedrijf om gedurende een aantal jaren een product. In concessies staan ook voorwaarden waaraan het vervoer moet voldoen. Een concessie voor een Pagina 12 van 13

13 verliesgevende markt wordt verleend aan de onderneming die de laagste subsidie verlangt. In de jaren tachtig veranderde de overheidssector, het was een periode van hoge werkloosheid en overheden die kapten met torenhoge schulden. Het idee dat dit de schuld van de grote rol van de overheid in de economie was kwam op. Smith vond dat vraag en aanbod geen helpende hand nodig hebben, maar vanzelf in evenwicht komen. Ook welvaartseconomen vinden dat marktwerking tot de hoogste welvaart leidt. Alleen als markten falen ontstaat er een rol voor de overheid, de publieke sector genoemd. De overheid moet obstakels voor de marktwerking wegnemen en goederen die niet via de markt worden geleverd zelf produceren. Volgens economen moeten overheden zorgen voor: het garanderen van eigendomsrechten, zorgen voor orde en veiligheid. Als monetaire kerntaak heeft de overheid de taak dat het financiële systeem stabiel moet blijven. Ook moet de overheid vormen van marktfalen aanpakken. Volgens economen zorgt het streven naar winst van bedrijven ervoor dat productie efficiënt georganiseerd is en innovatief te zijn. Staatsbedrijven hebben geen winstoogmerk. Politici maken werk van het privatiseren en verzelfstandigen van overheidsdiensten, hiervoor zijn veel variaties. Het minst ver gaan de agentschappen van de ministeries, zij hebben beleidsvrijheid maar vallen onder de verantwoordelijkheid van het ministerie. De afstand wordt groter als je het hebt over een ZBO (zelfstandig bestuursorgaan) of een nv. De ministeries zijn dan formeel niet meer verantwoordelijk voor deze organen, maar het eigendom ligt nog bij de staat (zoals de NS). Bij privatiseringen doet de overheid tenslotte ook afstand van het eigendom en moet het bedrijf zich op de markt zien te redden. Marktwerking houdt in dat er concurrentie is om de gunst van de vrager, de consument. De marktwerking kan op verschillende manieren worden bevorderd. Het meest vergaand is een privatisering, dit gebeurt meestal in een paar fasen: - Eerst wordt het bedrijf verzelfstandigd; - Daarbij wordt het bedrijf steeds verder op afstand gezet van het ministerie; - Ondertussen moet de markt worden geliberaliseerd; - Dan vindt de privatisering plaats door de eigendomsoverdracht. De overheid blijft een rol spelen, want er blijft mededingingstoezicht nodig. Pagina 13 van 13

Alternatief wendbaar de middelen waarover mensen beschikken, kunnen op verschillende manieren worden gebruikt

Alternatief wendbaar de middelen waarover mensen beschikken, kunnen op verschillende manieren worden gebruikt Samenvatting door Manou 2304 woorden 8 februari 2017 4.4 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting economie mobiliteit H1 schaarste en ruil Vervoer speelt een belangrijke rol in de economie.

Nadere informatie

H1 Schaarste en ruil. Schaarste. Ruil

H1 Schaarste en ruil. Schaarste. Ruil 1 H1 Schaarste en ruil Schaarste Om in hun behoeften te voorzien hebben mensen middelen nodig. De behoeften van mensen zijn oneindig maar de middelen zijn beperkt. De spanning tussen oneindige behoeften

Nadere informatie

In de economie gebruiken we het begrip schaarste in relatieve zin. Een product is schaars als er middelen moeten worden opgeofferd om het te maken.

In de economie gebruiken we het begrip schaarste in relatieve zin. Een product is schaars als er middelen moeten worden opgeofferd om het te maken. Samenvatting door S. 2380 woorden 16 januari 2013 7.9 87 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie Hoofdstuk 1 De spanning tussen oneindige behoeften en beperkte middelen noemen we schaarste.

Nadere informatie

Samenvatting door C woorden 29 mei keer beoordeeld. Samenvatting Economie Mobiliteit. H.1 Schaarste en ruil

Samenvatting door C woorden 29 mei keer beoordeeld. Samenvatting Economie Mobiliteit. H.1 Schaarste en ruil Samenvatting door C. 2572 woorden 29 mei 2016 7 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting Economie Mobiliteit H.1 Schaarste en ruil Schaarste= de situatie van spanning tussen oneindige behoeften

Nadere informatie

Domein D: markt (module 3) vwo 4

Domein D: markt (module 3) vwo 4 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte en een concrete markt? 4. Over

Nadere informatie

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod. 1) Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 2) Noem 2 voorbeelden van vaste (=constante) kosten. 3) Geef de omschrijving van marginale kosten. 4) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 5) Hoe

Nadere informatie

samenvatting micro economie. Onderdeel perfect werkende markt

samenvatting micro economie. Onderdeel perfect werkende markt samenvatting micro economie. Onderdeel perfect werkende markt De perfect werkende markt is een model dat beschrijft hoe markten het meest optimaal zouden functioneren. Bij het bestuderen van echte markten

Nadere informatie

Markt. Kenmerken van marktvormen:

Markt. Kenmerken van marktvormen: 1 1 1 Markt 1 3 5 7 9 1 1 1 1 1 hoeveelheid 1 3 5 7 9 Qv Qa nieuw Qa Qv nieuw p Kenmerken van marktvormen: Volkomen concurrentie: Veel aanbieders Homogeen product(mais) Vrije toetreding Alle kennis van

Nadere informatie

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3 LESBRIEF VERVOER havo 4 blok 3 Inhoud Met de taxi of met de fiets (kosten, opbrengsten, winst, mo, mk) Verzekeren tegen risico (verzekeren) De lucht in (vraag, aanbod, surplus) Het beroepsgoederenvervoer

Nadere informatie

Domein D: markt (module 3) havo 5

Domein D: markt (module 3) havo 5 Domein D: markt (module 3) havo 5 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte

Nadere informatie

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden.

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden. Module 3 Hoofdstuk 1 1.1 - Markt, marktstructuur en marktvorm De markt is het geheel van factoren waaronder vragers en aanbieders elkaar ontmoeten en producten verhandelen. Er zijn twee soorten: - De concrete

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting Samenva Economie Hoofdstuk 3/7 samenva Samenva door E. 2301 woorden 12 juli 2013 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie hoofdstuk 3/7 samenva HAVO 4 en 5 3.1 Markten Welke soorten markten

Nadere informatie

Samenvatting Economie Markt & Overheid

Samenvatting Economie Markt & Overheid Samenvatting Economie Markt & Overheid Samenvatting door S. 1169 woorden 25 april 2017 7,6 9 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1: De telefoniemarkt Markt van volledige concurrentie /

Nadere informatie

Domein markt: volkomen concurrentie

Domein markt: volkomen concurrentie Domein markt: volkomen concurrentie De markt / het marktmechanisme Vraag-aanbodcurve evenwicht, surplus Elasticiteiten E v p, E v i, E v1 p2, E a p Een van de vele aanbieders Opbrengst Kosten Winst TW

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3, 4, 5, 6, 7

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3, 4, 5, 6, 7 Samenvatting Economie Hoofdstuk 3, 4, 5, 6, 7 Samenvatting door een scholier 1407 woorden 7 jaar geleden 5,7 38 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Hoofdstuk 3 Hoe werken markten? Marktmechanisme:

Nadere informatie

Domein D markt. Opgaven. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Domein D markt. Opgaven. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman Domein D markt monopolie enzo Zie steeds de eenvoud!! Opgaven vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1. Bij welke afzet geldt dat de MO-lijn de MK-lijn snijdt? 2. Teken een stippellijn naar de prijslijn van

Nadere informatie

Domein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische

Domein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische productiefactoren. 3) Hoe ontwikkelt de gemiddelde arbeidsproductiviteit als

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting door een scholier 2145 woorden 11 januari 2011 6,8 358 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H 1 Marktaandeel van de afzet= afzet onderneming/afzet

Nadere informatie

CONSUMENTEN- EN PRODUCENTENSURPLUS

CONSUMENTEN- EN PRODUCENTENSURPLUS pdf04 CONSUMENTEN- EN PRODUCENTENSURPLUS CONSUMENTENSURPLUS Het consumentensurplus is het bedrag dat consumenten bereid zijn voor een product te betalen min het bedrag dat de consumenten er werkelijk voor

Nadere informatie

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten.

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten. Samenvatting door D. 1289 woorden 4 oktober 2015 3,5 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 - STEEDS MEER MOBILITEIT 1 - Hoe verplaatsen we ons? Manieren van vervoeren: Fiets - Scooter - Auto - Bus

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 2, 3, 4

Samenvatting Economie Module 2, 3, 4 Samenvatting Economie Module 2, 3, 4 Samenvatting door een scholier 2744 woorden 2 mei 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Basiskennis: Indexcijfers Indexcijfers zijn makkelijk

Nadere informatie

Evenwichtspri js MO WINST

Evenwichtspri js MO WINST Volkomen concurrentie Volledige mededinging Hoeveeldheidsaanpassing: prijs komt door Qa en Qv tot stand, individu heeft alleen invloed op de hoeveelheid die hij gaat produceren Veel vragers en veel aanbieders

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument & Producent

Samenvatting Economie Consument & Producent Samenvatting Economie Consument & Producent Samenvatting door een scholier 1097 woorden 3 april 2003 7,7 84 keer beoordeeld Vak Economie CONSUMENT & PRODUCENT Hoofdstuk 1 de klant Marktaandeel afzet eigen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Vervoer

Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting door S. 1607 woorden 25 april 2017 5,2 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 2 : Met de taxi of met de fiets Afzet onderneming Markt Afzet= ------------------------------------

Nadere informatie

Samenvatting Economie Markt en overheid

Samenvatting Economie Markt en overheid Samenvatting Economie Markt en overheid Samenvatting door M. 1925 woorden 2 jaar geleden 8,3 28 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Hoofdstuk 1 Structuur, evenwicht en presentaties

Nadere informatie

Domein D markt UITWERKINGEN. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Domein D markt UITWERKINGEN. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman Domein D markt monopolie enzo Zie steeds de eenvoud!! UITWERKINGEN vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1. Bij welke afzet geldt dat de MO-lijn de MK-lijn snijdt? q= 6 2. Teken een stippellijn naar de prijslijn

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 3

Samenvatting Economie Module 3 Samenvatting Economie Module 3 Samenvatting door een scholier 2365 woorden 16 jaar geleden 7,5 50 keer beoordeeld Vak Economie Module 3 Hoofdstuk 1 Concrete markt - het geheel van vraag naar en aanbod

Nadere informatie

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie 1 Aanbodfunctie 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie Het verband tussen prijs een aangeboden hoeveelheid kun je weergeven met een vergelijking: de aanbodfunctie. De jaarlijkse waardevermindering

Nadere informatie

4.9. Samenvatting door K woorden 6 november keer beoordeeld Markt:

4.9. Samenvatting door K woorden 6 november keer beoordeeld Markt: Samenvatting door K. 1250 woorden 6 november 2012 4.9 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO 1.2 - Markt: Het geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product of dienst. Er zijn 4 marktsvormen:

Nadere informatie

Katern 2 Markten en welvaart

Katern 2 Markten en welvaart Katern 2 Markten en welvaart Begrippen budgetlijn = deze lijn geeft de verschillende mogelijkheden van geld uitgeven voor een consument weer ceteris paribus vraaglijn = het verband tussen de prijs en de

Nadere informatie

MARKT & OVERHEID. HAVO 4 Blok 4

MARKT & OVERHEID. HAVO 4 Blok 4 MARKT & OVERHEID HAVO 4 Blok 4 INHOUD Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 2: Hoofdstuk 3: Hoofdstuk 4: Hoofdstuk 5: Hoofdstuk 6: Hoofdstuk 7: De telefoniemarkt Van volledige mededinging naar monopolie Oligopolie en

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en Producent

Samenvatting Economie Consument en Producent Samenvatting Economie Consument en Producent Samenvatting door een scholier 1055 woorden 29 oktober 2004 6,1 60 keer beoordeeld Vak Economie Consument en producent. Hoofdstuk 1: De klant. Marktaandeel

Nadere informatie

Economie Module 3 H1 & H2

Economie Module 3 H1 & H2 Module 3 H1 & H2 Hoofdstuk 1 1.1 - Markt, marktstructuur en marktvorm De markt is het geheel van factoren waaronder vragers en aanbieders elkaar ontmoeten en producten verhandelen. Er zijn twee soorten:

Nadere informatie

Concrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Abstracte markt: vraag en aanbod bepalen de prijs (denkmodel)

Concrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Abstracte markt: vraag en aanbod bepalen de prijs (denkmodel) Concrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Abstracte markt: vraag en aanbod bepalen de prijs (denkmodel) Kenmerken: Veel aanbieders Homogeen goed Vrije toe- uittreding Transparante

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 2

Samenvatting Economie Module 2 Samenvatting Economie Module 2 Samenvatting door S. 1008 woorden 3 januari 2013 6,7 62 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Praktische economie Module 2 Economie Module 2 Eenmaal, andermaal,verkocht

Nadere informatie

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3 LESBRIEF VERVOER havo 4 blok 3 Inhoud Met de taxi of met de fiets (kosten, opbrengsten, winst, mo, mk) Verzekeren tegen risico (verzekeren) De lucht in (vraag, aanbod, surplus) Het beroepsgoederenvervoer

Nadere informatie

Het gevoel van welvaart neemt toe naarmate de schaarste wordt teruggedrongen

Het gevoel van welvaart neemt toe naarmate de schaarste wordt teruggedrongen Samenvatting door A. 1641 woorden 27 januari 2013 7,4 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Hoofdstuk 1 Schaarste: de spanning tussen de menselijke behoeften en de beschikbare middelen om in

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Consument en Producent

Samenvatting Economie Lesbrief Consument en Producent Samenvatting Economie Lesbrief Consument en Producent Samenvatting door een scholier 2032 woorden 16 januari 2003 8,1 27 keer beoordeeld Vak Economie Consument en producent Hfst 1 De klant 1.1 het marktaandeel

Nadere informatie

Markt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6

Markt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 Markt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 1 Nog niet zo lang geleden had je als boer te maken met een melkquotum. Een melkquotum betekent dat je een maximale hoeveelheid

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 496 woorden 2 april keer beoordeeld. Economie samenvatting hoofdstuk 8

Samenvatting door een scholier 496 woorden 2 april keer beoordeeld. Economie samenvatting hoofdstuk 8 Samenvatting door een scholier 496 woorden 2 april 2016 6 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting hoofdstuk 8 Een markt is een plaats waar vragers en aanbieders elkaar treffen.

Nadere informatie

qwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuio pasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjkl zxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiop

qwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuio pasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjkl zxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiop qwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuio pasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjkl zxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiop Antwoorden webquest asdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzx

Nadere informatie

WAARDOOR NEEMT DE VRAAG TOE OF AF?

WAARDOOR NEEMT DE VRAAG TOE OF AF? VRAAG & AANBOD WAARDOOR NEEMT DE VRAAG TOE OF AF? De vraag naar een product kan bepaald worden door: Ø Een toe of afname van de bevolking Ø Een toe of afname van het inkomen Ø Een toe of afname behoeften

Nadere informatie

UIT accijns en btw

UIT accijns en btw Kostprijsverhogende belastingen. Zowel accijnzen als BTW zijn kostprijsverhogende belastingen. Zowel accijnzen als de BTW zijn indirecte belastingen. Ze worden via de tussenhandel geheven en niet direct

Nadere informatie

Samenvatting Economie Producenten

Samenvatting Economie Producenten Samenvatting Economie Producenten Samenvatting door een scholier 1593 woorden 11 jaar geleden 5,3 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index Hoofdstuk 2 Producenten 2.1 Introductie Als de producent gaat

Nadere informatie

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen. Praktische-opdracht door een scholier 3871 woorden 8 januari 2003 5,3 45 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Opdracht 1: Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid

Nadere informatie

Markt en overheid bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/V/1: 7 en 8

Markt en overheid bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/V/1: 7 en 8 Markt en overheid bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/V/1: 7 en 8 De markt, marktsector en particuliere sector het zijn alle drie benamingen die

Nadere informatie

Eco samenvatting; hs 2 + 5

Eco samenvatting; hs 2 + 5 Samenvatting door Inge 1413 woorden 12 januari 2014 7,5 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Eco samenvatting; hs 2 + 5 2.1 Hoe verkoop je een product? Martkaandeel is het aandeel van een product

Nadere informatie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie 3.1 Wat zijn de kosten? Toegevoegde = extra waarde die ontstaat door de bewerking van een product waarde Toegevoegde waarde = verkoopwaarde inkoopwaarde Productiefactoren = productiemiddelen die een producent

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 2397 woorden 9 januari 2011 5,1 1 keer beoordeeld Vak Economie 1.1 Het marktaandeel Het marktaandeel van een merk geeft aan wat

Nadere informatie

Domein D markt UITWERKINGEN. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Domein D markt UITWERKINGEN. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman Domein D markt monopolie enzo Zie steeds de eenvoud!! UITWERKINGEN havo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1. Bij welke afzet geldt dat de MO-lijn de MK-lijn snijdt? q= 6 2. Teken een stippellijn naar de prijslijn

Nadere informatie

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2.

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2. 1 / 6 I. Vraag en aanbod 1 2 fig. 1a 1 2 fig. 1b 4 4 e fig. 1c f _hoog _evenwicht _laag Q 1 Q 2 Qv Figuur 1 laat een collectieve vraaglijn zien. Een punt op de lijn geeft een bepaalde combinatie van de

Nadere informatie

Hoofdstuk 8: Volmaakte mededinging

Hoofdstuk 8: Volmaakte mededinging Economie, een Inleiding Hoofdstuk 8: Volmaakte mededinging 1 Volmaakte mededinging - Inhoudstafel 1. Kenmerken van de competitieve marktvorm 2. Individueel aanbod van de competitieve onderneming 3. Het

Nadere informatie

KOSTPRIJSVERHOGENDE BELASTINGEN. In de onderstaande getallenvoorbeelden gaan we uit van de aanbodfunctie: Qa = 60P

KOSTPRIJSVERHOGENDE BELASTINGEN. In de onderstaande getallenvoorbeelden gaan we uit van de aanbodfunctie: Qa = 60P pdf06 KOSTPRIJSVERHOGENDE BELASTINGEN In de onderstaande getallenvoorbeelden gaan we uit van de aanbodfunctie:. Door aan producenten opgelegde belastingen (bijvoorbeeld accijnzen, invoerrechten, milieuheffingen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 en 5

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 en 5 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 en 5 Samenvatting door een scholier 1527 woorden 30 maart 2012, 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 4.1 De markt als organisator: De bevoorrading van bijvoorbeeld

Nadere informatie

UIT externe effecten

UIT externe effecten Externe effecten van de productie. Als bedrijven produceren is er vaak sprake van bijkomende effecten die niet in de prijs van het product zijn opgenomen. Als een bedrijf auto s produceert dan put het

Nadere informatie

Domein D: Concept markt. Havo 5 Module 2 en 3

Domein D: Concept markt. Havo 5 Module 2 en 3 Domein D: Concept markt Havo 5 Module 2 en 3 Domein D: Concept markt Winst = omzet kosten TW = TO TK TO = 2000 TK = 1500 TW = 500 Omzet per product = gemiddelde omzet = prijs = GO TO = 2000 Als afzet is

Nadere informatie

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven: Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari 2016 6,9 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1 Actieven en inactieven: Actieven; mensen die betaald werk

Nadere informatie

H3 Hoe werken markten

H3 Hoe werken markten H3 Hoe werken markten 3.1 Markten marktmechanisme Organisatie door Marktmechanisme Vragers en aanbieders met eigen belang Aanbieders passen aan aan vragers. Soorten markten één, enkele of veel aanbieders

Nadere informatie

Week 5 rechtseconomie HC 9, , Onvolledige mededinging

Week 5 rechtseconomie HC 9, , Onvolledige mededinging Week 5 rechtseconomie HC 9, 5-03-2018, Onvolledige mededinging Marktfalen: Marktfalen kunnen ervoor zorgen dat markten niet goed werken. Je hebt marktfalen op verschillende gebieden binnen de economie.

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6

Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6 Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6 Samenvatting door een scholier 1767 woorden 28 juni 2011 6,4 212 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie lesbrief Werk hoofdstuk 1 t/m 6. Hoofdstuk

Nadere informatie

Uitwerking Examentraining havo voor economisch tekenen

Uitwerking Examentraining havo voor economisch tekenen Uitwerking Examentraining havo voor economisch tekenen Opgave 1 Vraag- en aanbodcurve met consumenten- en producentensurplus. Qv = -0,5p + 10 Qa = 0,5p 2 Qa = Qv Prijs in euro, q in stuks. 1. Teken de

Nadere informatie

Samenvatting Economie Micro-economie

Samenvatting Economie Micro-economie Samenvatting Economie Micro-economie Samenvatting door een scholier 3691 woorden 31 mei 2011 8,2 37 keer beoordeeld Vak Economie Micro-economie HOOFDSTUK 2 HET DICTAAT VAN DE MARKT (VOLKOMEN CONCURRENTIE)

Nadere informatie

7,5. Samenvatting door R woorden 24 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De kledingmarkt. Omzet = prijs x afzet

7,5. Samenvatting door R woorden 24 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De kledingmarkt. Omzet = prijs x afzet Samenvatting door R. 1689 woorden 24 juni 2014 7,5 1 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1. De kledingmarkt Omzet = prijs x afzet Omzetindex = (prijsindex x afzetindex) : 100 Afzet = verkochte

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Structuur, evenwicht en prestaties

Hoofdstuk 1 Structuur, evenwicht en prestaties Hoofdstuk 1 Structuur, evenwicht en prestaties Verkenning 1 a De kosten van het onderzoek en het risico dat het mislukt moet worden afgewogen tegen de mogelijke winst als het onderzoek wel lukt en het

Nadere informatie

Economie Module 2 & Module 3 H1

Economie Module 2 & Module 3 H1 Economie Module 2 & Module 3 H1 Module 2 1.1 De individuele vraag Individuele vraaglijn kent een dalend verloop: als de prijs daalt, stijgt als gevolg daarvan de gevraagde hoeveelheid. Men wil voor 1 appel

Nadere informatie

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Vraag 1 (H1-14) Een schoenmaker heeft een paar schoenen gerepareerd en de klant betaalt voor deze reparatie 16 euro. De schoenmaker

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt Ondernemingsvormen Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt De eenmanszaak = een onderneming met één eigenaar. De vennootschap onder firma (VOF) = een onderneming waarbij enkele mensen

Nadere informatie

Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten

Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten Oefening 1: De overheid treedt onder druk van milieugroepen op tegen vervuilende ondernemingen en legt de ondernemingen een belasting per eenheid

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 2017 woorden 10 december 2004 7,4 24 keer beoordeeld Vak Economie Consument en producent H1 De klant 1.1 Het marktaandeel Het

Nadere informatie

5,5. Samenvatting door een scholier 2992 woorden 20 oktober keer beoordeeld

5,5. Samenvatting door een scholier 2992 woorden 20 oktober keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 2992 woorden 20 oktober 2015 5,5 1 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Opbrengst, totale kosten en winst De opbrengst of omzet wordt uitgedrukt in geld (euro s) en

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting door S. 946 woorden 2 april 2017 8,1 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De vraag naar producten Kernbegrippen 1) Individuele vraaglijn 2) Betalingsbereidheid

Nadere informatie

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk Hoofdstuk 1 1.6 C Markten 1.7 a. De prijzen zijn gestegen. Bij een gelijk volume (= afzet) leidt dit tot een omzetgroei. b. Indexcijfer volume (afzet): 105, indexcijfer prijs: 97,1. 97,1 105 = 101,96.

Nadere informatie

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn:

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn: Competitieve markten van 6 COMPETITIEVE MARKTEN Marktvormen Welke verschilpunten stel je vast als je het aantal aanbieders en het aantal vragers vergelijkt op volgende markten? a/ Wisselmarkt b/ Markt

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 4563 woorden 25 juli 2008 6 2 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De Klant 1.1 Het marktaandeel het marktaandeel van een

Nadere informatie

Economie H5 : Markt & Overheid

Economie H5 : Markt & Overheid 1. De telefoniemarkt Het kan per land verschillen wat de overheid aanbiedt en wat door de bedrijven wordt aangeboden. Dit kan aan de politiek liggen maar ook aan de tijdsperiode. Voorbeelden telefonie,

Nadere informatie

H1: Economie gaat over..

H1: Economie gaat over.. H1: Economie gaat over.. 1: Belangen Geld is voor de economie een smeermiddel, door het gebruik van geld kunnen we handelen, sparen en goederen prijzen. Belangengroep Belang = Ze komen op voor belangen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting door Sanne 1542 woorden 11 april 2017 7,5 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Hoofdstuk 5 - Werkt dat zo? Paragraaf 5.1 - Aan de slag! Als je

Nadere informatie

Hoofdstuk 4: Elasticiteiten en Schokken

Hoofdstuk 4: Elasticiteiten en Schokken Economie, een Inleiding Hoofdstuk 4: Elasticiteiten en Schokken 1 Elasticiteiten en Schokken - Inhoudstafel 1. Elasticiteiten 2. De markt in werking 3. Prijsregulering 4. Quota s 5. Indirecte belastingen

Nadere informatie

UIT speltheorie HV

UIT speltheorie HV Speltheorie. Wat is de speltheorie (gametheorie). De speltheorie bekijkt (economische) situaties in de echte wereld waarbij twee partijen met elkaar verbonden zijn, via hun acties. Als de ene partij een

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door D. 1323 woorden 7 februari 2016 1 1 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Hoofdstuk 4; Aan 't werk Boek: 200% Economie 4 mavo/tl Paragraaf 1; productie

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2001-II

Eindexamen economie 1 havo 2001-II Eindexamen economie havo 2-II 4 Antwoordmodel Opgave Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Maximumscore dalen 2

Nadere informatie

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman Domein Markt Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1.Lees in de grafiek af hoe hoog de totale omzet (TO) en de totale kosten (TK) is bij een afzet van 3 producten,

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 2499 woorden 17 mei 2004 6,6 64 keer beoordeeld Vak Economie CONSUMENT EN PRODUCENT Hoofdstuk 1 De klant Een marktaandeel geeft

Nadere informatie

Samenvatting Economie Markt en overheid

Samenvatting Economie Markt en overheid Samenvatting Economie Markt en overheid Samenvatting door T. 4168 woorden 6 jaar geleden 7,1 255 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie voor jou Hoofdstuk 1 De telefoniemarkt De markt van telefoonopladers

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 3664 woorden 3 november 2008 6,4 5 keer beoordeeld Vak Economie Consument en Producent Samenvatting. Makkelijk: * Te doen: **

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Consument & Producent

Samenvatting Economie Lesbrief Consument & Producent Samenvatting Economie Lesbrief Consument & Pro Samenvatting door een scholier 2932 woorden 4 mei 2004 7,2 52 keer beoordeeld Vak Economie CONSUMENT & PRODUCENT COMPLETE SAMENVATTING: H 1 T/M 5 Hoofdstuk

Nadere informatie

Samenvatting Economie Rekonomie

Samenvatting Economie Rekonomie Samenvatting Economie Rekonomie Samenvatting door een scholier 1570 woorden 24 oktober 2011 5,3 76 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Rekonomie Hoofdstuk 1 De cijfers achter de komma worden ook

Nadere informatie

Samenvatting Economie Markt & Overheid

Samenvatting Economie Markt & Overheid Samenvatting Economie Markt & Overheid Samenvatting door Bobby 4278 woorden 3 maart 2019 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H1. Volledige mededinging, prijselasticiteit & kosten- en opbrengstenfuncties

Nadere informatie

Grafieken Economie Hoofdstuk 7

Grafieken Economie Hoofdstuk 7 Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 1 Inhoud Grafieken Economie Hoofdstuk 7 door ieter Nobels ONDERNEMERSGEDRG BIJ OLKOMEN CONCURRENTIE... 3 GLOBL MRKTEENWICHT... 3 ERSCHUIINGEN N RG- EN NBODCURE (GLOBLE MRKT)...

Nadere informatie

Extra opgaven hoofdstuk 21

Extra opgaven hoofdstuk 21 Extra opgaven hoofdstuk 21 Opgave 1 Wat is het verschil tussen een optimaal beleid en een Pareto-efficiënt beleid? Opgave 2 In de bij deze opgave horende figuur is de vraagcurve van consument A voor recreatiegoed

Nadere informatie

9,6. Samenvatting door N woorden 15 oktober keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. Begrippen

9,6. Samenvatting door N woorden 15 oktober keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. Begrippen Samenvatting door N. 1514 woorden 15 oktober 2016 9,6 4 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Begrippen bindende afspraak Een afspraak waar je (juridisch) niet van af kunt/niet onderuit kunt. budget

Nadere informatie

Marketing leidt tot onvolkomen markten, doordat er meer verkocht word dan normaal.

Marketing leidt tot onvolkomen markten, doordat er meer verkocht word dan normaal. Samenvatting door K. 782 woorden 20 maart 2013 6,2 1 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie in context Economie h14 Marketing leidt tot onvolkomen markten, doordat er meer verkocht word dan normaal.

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 2, Hoofdstuk 1

Samenvatting Economie Module 2, Hoofdstuk 1 Samenvatting Economie Module 2, Hoofdstuk 1 Samenvatting door een scholier 2073 woorden 9 juni 2007 5,1 9 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie voor jou Economie Module 2 Hoofdstuk 1 Tekst 1 In

Nadere informatie

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie Oefening 1: Geef grafisch weer welke wijziging de vraag- en/of aanbodcurve zal ondergaan in volgende gevallen

Nadere informatie

Examen Economie 30 januari 2012 Professor Koen Schoors

Examen Economie 30 januari 2012 Professor Koen Schoors Naam: Richting: Examen Economie 30 januari 2012 Professor Koen Schoors Algemeen 1. U hebt tijd van 13.30 tot 15.30 2. Dit examen bestaat uit 25 meerkeuzevragen (20 punten). 3. Beantwoord de meerkeuzevragen

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opgave 1 1 maximumscore 2 Uit de uitleg moet blijken dat het tarief per keer legen de inwoners stimuleert om de containers minder vaak aan te bieden om daarmee lasten te besparen 1 het tarief per kilo

Nadere informatie

Aanpassingen lesbrieven havo

Aanpassingen lesbrieven havo Aanpassingen lesbrieven havo 2012-2013 Lesbrief Vervoer blz. 5, na 5 e regel onder foto:..is aangesloten bij TCA. Toevoegen: Vanwege het grote marktaandeel mag TCA de marktleider genoemd worden. blz. 5,

Nadere informatie