De voorzitter verzoekt de heer Nijboer aan te geven aan welke schriftelijke vraag hij refereert.

Transcriptie

1 Verslag van de politieke markt Deventer Datum: 22 oktober 2008 Agendapunt : 1 Technische behandeling begroting Tijd : uur Locatie: Raadzaal Voorzitter : ir. A.P. Heidema Griffier : J.E. Nijkamp Aanwezig : raadsleden: M.J. Ahne (D66), M.W.H. Elferink (APB), A. Emens (ADB), M.H. Nijboer (PvdA), A.J. Krabbendam (GL), H.G. Jansen / J. Oggel (CDA), mw. E.S. Mook-Matualatupauw (SP), B. Rolloos (VVD) en W. de Jong (CU) college: mw. I.R. Adema (gedeeltelijk), A. van den Berg, G.A.J. Berkelder, J.J.T. Fleskes en G. Hiemstra De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. Er is al een groot aantal schriftelijke vragen gesteld over de begroting Het college heeft daar uitvoerig op geantwoord. In deze sessie van de politieke markt hebben de raadsleden de gelegenheid om overgebleven vragen te stellen en het college om een nadere toelichting te vragen. Over twee weken volgt dan de inhoudelijke behandeling van de begroting in de raadsvergadering. De voorzitter deelt mee dat wethouder Adema later komt en dat wethouder Hiemstra tot zolang zijn best zal doen om de vragen te beantwoorden die voor haar bestemd zijn. De heer Nijboer dankt het college voor de uitvoerige beantwoording van de vragen. Hij heeft nog een paar vragen over. De PvdA wil graag weten of het echt geregeld is dat de openbare ruimte op de Randerwaarde wordt aangelegd. De voorzitter verzoekt de heer Nijboer aan te geven aan welke schriftelijke vraag hij refereert. De heer Nijboer had het over vraag 9 van zijn eigen fractie. Vervolgens refereert hij aan het antwoord op vraag 11b. Dat gaat over het programma Strategie en Ontwikkeling. Spreker vindt de opzet van de programmabegroting op dit punt nogal verwarrend. Hij zou graag zien dat men echt op programmaniveau blijft werken. Als de strategie en de ontwikkeling deel uitmaken van het beleid voor programma s, moeten zij in die programma s participeren. Nu ontstaat er een soort subprogramma onder programma 1a. Spreker begrijpt niet wat de reden is van deze opzet. Zijn laatste vraag gaat over de vermogensreserve en het weerstandsvermogen. Op zich begrijpt hij dat het weerstandsvermogen niet bepaald wordt door de vermogensreserve. Volgens hem kan men er echter voor kiezen om de vermogensreserve en de rente daarvan niet mee te nemen in de exploitatie, maar echt als reserve te beschouwen. In dat geval zou die reserve gewoon bij het weerstandsvermogen kunnen worden opgeteld. Spreker wil graag weten of die stelling klopt. De heer Rolloos heeft per mail al laten weten dat hij het verhaal van de pseudo-ww-premie en de negatieve werkgeverslast nog steeds niet begrijpt. Hij begrijpt ook niet wat de gemeente daar beter of slechter van wordt. Verder heeft hij een vraag over de afvalstoffenheffing. De voorzitter vraagt of de heer Rolloos even de vraag kan noemen waaraan hij refereert. De heer Rolloos antwoordt dat hem dat niet lukt. De voorzitter zegt dat het college dan zijn best zal doen om hem te volgen.

2 De heer Rolloos constateert dat er in 2009 geen verhoging van de afvalstoffenheffing nodig is en dat er toch een bedrag van euro aan de reserve wordt toegevoegd. Hij vraagt of zijn conclusie juist is dat er volgend jaar sprake is van een absolute kostendaling. De heer Elferink heeft nog twee vragen. De eerste sluit aan bij vraag 117 over het milieucentrum. Er is een extra subsidie beschikbaar voor de realisatie van de kinderboerderij. Het APB wil weten op welke manier en voor welk doel de financiële middelen van de gemeente worden ingezet. De tweede vraag sluit aan bij vraag 130 over Steenbrugge. Het college zegt dat de bouw in het najaar van 2010 zal beginnen. Dat is twee jaar later dan steeds is aangegeven. Het APB wil in dit verband drie dingen weten: 1. Wat is de reden van deze vertraging? 2. Wat betekent die vertraging voor de herstructureringsurgenten en voor de wachttijden voor een betaalbare huurwoning? 3. Welke maatregelen worden genomen om de problemen op te lossen? De heer De Jong wil graag alsnog een antwoord hebben op vraag 155. Hij begreep uit de reactie op die vraag dat het maar beter is dat de raad het antwoord niet kent, omdat die er wel eens verkeerde dingen mee zou kunnen doen. Zo n paternalistische benadering heeft hij sinds zijn tiende levensjaar niet meer meegemaakt. Hij vraagt of het college hem alsnog tegemoet kan komen. Anders moet hij het allemaal zelf uitzoeken en dat kan volgens hem niet de bedoeling zijn. Deze technische ronde is toch bedoeld om antwoord op vragen te krijgen. De heer Emens laat weten dat zijn fractie verbaasd was over het grote aantal schriftelijke vragen. Volgens het ADB lijkt de raad daarmee terug te gaan in de tijd. Spreker constateert dat er ook nog een aantal politieke vragen bij zit. Zijn fractie is uitermate tevreden over de begroting als technisch stuk. Of ze het met alle onderdelen eens is, zal over twee weken wel blijken. De heer De Jong wil daar graag op reageren. Hij is juist heel trots op deze lijst met vragen. Daaruit blijkt volgens hem dat men de begroting goed bestudeerd heeft en dat de raad groeit in zijn controlerende rol. De heer Elferink is het daarmee eens. De heer Ahne refereert aan vraag 84, over de voorportaalprojecten. In feite ging het om twee vragen. De ene betrof de parkeervoorzieningen, de andere de boegbeeldprojecten. De boegbeeldprojecten zijn allemaal uitgesplitst. Ze zijn niet voorzien van een bedrag, maar daar kan spreker zich wel iets bij voorstellen. De parkeervoorzieningen zijn niet uitgesplitst. Hij heeft gevraagd of er niet per garage een afweging kon worden gemaakt. Het antwoord was dat parkeergarages ondeelbaar zijn als bouwstenen van de parkeervisie. Spreker begrijpt dat, maar volgens hem kan dan ook elke tunnel een ondeelbare bouwsteen van de hoofdwegenstructuur worden genoemd. Hij wijst erop dat het om afzonderlijke investeringsbesluiten gaat. Daarom wil hij toch graag een lijstje zien van de projecten die onder deze post vallen. Dan kan de raad bijvoorbeeld ook nagaan of de vervanging van de Wilhelminabruggarage erbij zit. Verder zou spreker graag een wat helderder antwoord willen hebben op vraag 89. Hij begreep op dit punt de tekst in de begroting niet, maar het antwoord op zijn vraag is hem ook niet duidelijk. Het college schrijft dat voor woningeigenaren het te betalen bedrag stijgt met gemiddeld 4%. Vervolgens staat er dat de nettostijging beperkt blijft tot 3%, doordat de brutering dit jaar 1% lager uitvalt. Spreker wil weten waar dat ene procent voor die woningeigenaar in zit en hoe deze dat geld te zien krijgt. De heer Krabbendam sluit zich aan bij de positieve woorden van de heer De Jong over de grote vragenlijst. Hij wijst erop dat dit het moment in het jaar is om in ieder geval de begroting eens goed te bekijken. De antwoorden van het college waren voor zijn fractie technisch gezien helder. Hij heeft nog twee vragen over. De eerste sluit aan bij vraag 40. De bedoeling van die vraag was om te weten te komen waarom de ene fietsenstalling zoveel duurder is dan de andere. De tweede vraag gaat over het antwoord op vraag 52. Spreker begrijpt uit dat antwoord dat voor de RGI bestemmingsreserves worden gebruikt. Hij wil weten of de zaken waar dat geld voor bestemd was dan nog wel uitgevoerd kunnen worden. 2

3 De voorzitter geeft het woord aan wethouder Hiemstra. 3 Wethouder Hiemstra legt uit waarom Strategie en Ontwikkeling in programma 1a is opgenomen en niet verdeeld is over de onderwerpen van de andere veertien programma s. Dat heeft ermee te maken dat dit programma een zelfstandige financiering heeft. De wethouder ziet niet zo goed hoe het anders zou moeten, maar wil daar nog wel eens over nadenken. De heer Nijboer interrumpeert. Hij wil programma s zien waarbij input en output aan elkaar gerelateerd kunnen worden. Daarom zou hij graag de wildgroei van dit ene programma zien afnemen. Hoe dat financieel geregeld wordt, maakt hem niet uit. Wethouder Hiemstra acht het mogelijk om een methode te bedenken waarbij de betreffende zaken dubbel worden vermeld. Dan komen ze bij programma 1a te staan omdat dat formeel zo hoort en worden ze bij het programma waar ze thuishoren ook nog even genoemd. De heer Ahne merkt op dat die zaken al een keer vermeld zijn, namelijk bij de voorjaarsnota. De voorzitter vraagt de raadsleden hun reacties even te bewaren voor de tweede ronde, omdat het anders te veel een pingpongspel wordt. Wethouder Hiemstra gaat verder met de vraag over de vermogensreserve. De rente van die vermogensreserve wordt als vaste inkomstenbron gebruikt. Daarom kan die reserve niet bij het weerstandsvermogen worden gevoegd. Als die vaste inkomstenbron er af wordt gehaald, kan het wel. Dan moet men echter wel op zoek naar een structureel bedrag van 1 miljoen euro. Dat is niet zo eenvoudig. De rente is op een gegeven moment onderdeel van de inkomsten geworden en dat is sindsdien zo gebleven. De wethouder probeert vervolgens het verhaal van de pseudo-ww-premie nog een keer uit te leggen. Bij een normaal bedrijf betalen de werknemer en de werkgever een WW-premie. Die premie wordt dan buiten het bedrijf afgestort. Bij de gemeente ligt dat anders. Zij draagt zelf het volledige risico voor het geval een werknemer werkloos wordt. De premie vormt dus gewoon een onderdeel van haar inkomsten. De afschaffing van die premie betekent dus een groot nadeel voor de begroting. Het Rijk heeft niet duidelijk aangegeven dat de gemeenten met dit financiële nadeel te maken zouden krijgen. Voor de gemeente Deventer gaat het om een bedrag van ruim euro. Dat moet natuurlijk gecompenseerd worden. Die compensatie moet uit de algemene uitkering worden gehaald, maar ook uit alle inkomsten waar een personeelscomponent in zit. Dat leidt tot een negatieve werkgeverslast van 0,8%. Die last wordt opgeteld bij de stijging van lonen en prijzen waar de gemeente sowieso al mee te maken heeft. Het totale bedrag wordt gereserveerd uit het accres. Pas daarna wordt doorgegeven wat er aan accres beschikbaar is voor de gemeente. In de bijlagen staat het altijd zo vermeld. De heer Rolloos vraagt of hij een verduidelijkende vraag mag stellen. De voorzitter staat dat voor deze keer toe, gezien de complexiteit van de materie. Hij verzoekt verder iedereen zijn vragen te bewaren voor de tweede termijn. De heer Rolloos wil graag zeker weten dat hij het goed begrijpt. De gemeente hield de premie die haar werknemers moesten betalen in en droeg in ruil daarvoor het risico. Nu mag ze dat geld niet meer inhouden, maar moet ze nog wel het risico dragen. Dat wordt dan voor een deel gecompenseerd. Wethouder Hiemstra bevestigt dat. Er is alleen geen sprake van een rechtstreekse compensatie. Het deel dat gecompenseerd wordt, zit versleuteld in het accres. De wethouder gaat verder met de vragen van de heer De Jong over de septembercirculaire. In wat hij van die circulaire weet, is de uitwerking van de verdeelmaatstaven nog niet verwerkt. Volgens hem gaat het op dit moment om een structurele bijdrage van ongeveer 1,2 miljoen euro. Gezien de financiële crisis verwacht hij echter dat hij dat geld zowel in de december- als in de maartcirculaire niet terug zal vinden. Daarom gaat hij er heel voorzichtig mee om. In het voorjaar zal hij bekijken wat er werkelijk beschikbaar is. De systematiek is ook niet dat het geld op dit moment wordt meegenomen.

4 De heer De Jong is bekend met de systematiek, maar. 4 De voorzitter verwijst de reactie van de heer De Jong naar de tweede ronde. Wethouder Hiemstra gaat in op de vraag over de brutering van 1%. In de begroting staat de nettoopbrengst van de ozb. Daar wordt een aantal zaken bij opgeteld die de gemeente niet binnenkrijgt. Daarbij valt te denken aan kwijtscheldingen, toegekende bezwaren en oninbare bedragen. In totaal ging het bij deze zaken tot nu toe om 2,5% plus 1% brutering. Als de gemeente er 4% bij optelt, houdt dat in dat er 4% bij de netto-opbrengst komt. Daar wordt dan de brutering bij opgeteld. Zo komt het bedrag tot stand dat in rekening wordt gebracht bij de burgers. Normaal is er sprake van een vaste verhouding tussen de netto- en de brutobedragen. Als men er nu voor zorgt dat men de zaak beter op orde heeft, is de brutering veel lager. Volgend jaar gaat de gemeente dan ook van een brutering van 3,5% naar een brutering van 2,5%. Netto stijgt de opbrengst dan gewoon met 4%, maar bruto stijgt ze voor de burger met 3%. De wethouder vraagt of het verhaal zo te volgen is. De heer Ahne constateert dat de wethouder het percentage waar de burger mee te maken krijgt, mixt met de interne boekhouding van de gemeente. Wethouder Hiemstra verduidelijkt dat hij het mixt met de stijging van de inkomsten van de gemeente. De heer Ahne begrijpt het helemaal. Voor de rest komt hij er in het politieke debat wel op terug. De voorzitter geeft het woord aan wethouder Berkelder. Wethouder Berkelder laat weten dat de Randerwaarde geregeld is. Bij de afvalstoffenheffing is twee jaar geleden vastgesteld dat de raad de jaarlijkse schommelingen niet terug wil zien in de tarieven. Daarom moeten over die tarieven meerjarige afspraken worden gemaakt. Er is nu ruimte om ze niet te laten stijgen. De puttingen en stortingen schommelen wel per jaar, maar over een aantal jaren gezien is er sprake van een evenwichtig beeld. De subsidie voor het milieucentrum betreft het opstarten van de kinderboerderij, conform de motie die bij de behandeling van de voorjaarsnota is aangenomen. Het bedrag daarvoor staat op de begroting. De middelen worden vervolgens beschikbaar gesteld op basis van een concreet uitgewerkt jaarplan. De wethouder erkent dat het ongelukkig is om de parkeervoorzieningen met een PM in het voorportaal te zetten. De raad moet concrete projecten voorgezet krijgen, met een concreet bedrag. Nu staat er eigenlijk niets. Spreker belooft dat het de volgende keer anders zal gaan. Wat de fietsenstallingen betreft: in de RGI staat euro genoteerd voor de stalling bij het station. Daarbij worden bijdragen van derden verwacht. Die derden zijn NS, ProRail en de provincie. Voor de fietsenstalling in het centrum staat in de RGI 3 miljoen euro genoteerd. Daarbij worden geen bijdragen van derden verwacht. Het bedrag van euro dat in het programma staat, is een voorbereidingskrediet voor het ontwikkelen van de plannen. Het bedrag van 3 miljoen euro is hetzelfde als in de RGI. De voorzitter vraagt of wethouder Fleskes nog vragen genoteerd heeft staan die beantwoord moeten worden. Wethouder Fleskes ontkent dat. Wethouder Hiemstra ziet dat hij nog een vraag moet beantwoorden over de bestemmingsreserves. In principe zijn die reserves bedoeld voor de bestemming die de raad eraan heeft toegekend. Die bestemming kan er wel afgehaald worden, maar dan is er geen financiering meer voor datgene wat de raad gerealiseerd wilde zien. De heer Krabbendam begrijpt dat het alleen misgaat wanneer een bestemmingsreserve voor de RGI wordt gebruikt in hetzelfde jaar als waarin de raad de bewuste bestemming wil realiseren. Wethouder Hiemstra weet niet wat datzelfde jaar ermee te maken heeft.

5 De heer Krabbendam las dat de RGI in 2010 wordt aangevuld vanuit de bestemmingsreserves. Als de gemeente dan in hetzelfde jaar iets met die reserves wil doen, gaat het mis. Wethouder Hiemstra legt uit dat in het voorjaar structureel euro aan het IHP is toegevoegd. Dat IHP bestaat voor een deel uit structurele en voor een deel uit reservefinanciering. Daar is nu nog eens aan toegevoegd. Op die manier is geregeld dat in deze collegeperiode het volledige onderhoud vanuit het IHP gefinancierd kan worden. Het college wil die financiering eigenlijk ook nog regelen voor de volgende periode, tot 2018 dus. Dat kost dan nog een keer 8 miljoen euro. Dat plan staat in het voorportaal, zodat het een keer kan worden toegevoegd wanneer het bedrag beschikbaar is. Een structurele financiering zou beter zijn, maar daar zijn niet altijd voldoende middelen voor. De voorzitter vraagt of wethouder Van den Berg nog vragen op zijn lijstje heeft staan. Wethouder Van den Berg had zich voorbereid op de beantwoording van de vraag over de pseudo- WW-premie. Hij is blij dat hij die vraag niet hoeft te beantwoorden. De heer Rolloos laat weten dat hij het antwoord van deze wethouder ook wel graag wil horen. Wethouder Van den Berg had een iets korter antwoord in gedachten dan zijn collega. De enige vraag die voor hem is blijven liggen, is die over Steenbrugge. Dat de bouw daar pas in 2010 begint, haalt hij niet helemaal uit de begroting. De begroting spreekt over opbrengsten uit het project in 2011 en Het project zal in november door het college worden besproken. Het resultaat daarvan komt vervolgens naar de raad toe. Meer kan de wethouder er op dit moment niet over zeggen. De vraag wat een en ander betekent voor de herstructureringsurgenten moet beantwoord worden door wethouder Adema. De voorzitter constateert dat die vraag nog even blijft liggen. Hij geeft de gelegenheid om in een tweede ronde de opgespaarde reacties naar voren te brengen. De heer Nijboer zou graag willen dat in de volgende begroting de programma s voor het grootste deel worden belast met wat nu allemaal onder programma 1a staat. Hij beseft dat dit bijna een politieke uitspraak is, maar wil die liever niet doen in de begrotingsvergadering. De heer Rolloos heeft van wethouder Berkelder een prachtig antwoord meegekregen over de afvalstoffenheffing, maar hij had alleen maar ja of nee willen horen. Het ging hem om de vraag of in 2009 sprake is van een absolute kostendaling. Verder is hij nu wel erg nieuwsgierig geworden naar het korte antwoord dat wethouder Van den Berg kon geven op de vraag over de pseudo-ww-premie. De voorzitter meent dat de heer Rolloos het licht al gezien heeft. Als een tweede verkondiger met een soortgelijke boodschap komt, kan er zomaar weer gezichtsverduistering optreden. De heer De Jong komt nog even terug op zijn vraag over de septembercirculaire. Hij zou graag willen dat het college een korte analyse geeft van wat deze circulaire globaal betekent, met alle mitsen en maren die daar volgens het college bij horen. Daarbij wil hij de verdeelmaatstaven graag specifiek genoemd hebben. Dan kan hij daar zelf een oordeel over vormen. Eigenlijk vindt hij dat het bij de actieve informatieplicht van het college hoort om de gegevens waar hij nu om vraagt te verstrekken. Hij vind het jammer dat hij er zo aan moet trekken. De heer Ahne vindt het ook jammer om ergens aan te moeten trekken. Hij zou toch graag een overzicht krijgen van de parkeervoorzieningen die onder parkeervoorzieningen centrum vallen. Anders wordt volgens hem de hele systematiek van voorportaalprojecten en geprioriteerde projecten onderuitgehaald. De raad moet in staat zijn om projecten uit de beide lijsten tegen elkaar in te wisselen. Nu kan de raad niet zien of er parkeerprojecten zijn die naar voren gehaald kunnen worden. Verder werd spreker een beetje getriggerd door het antwoord van de wethouder op de vraag van de heer Nijboer. Hij wijst erop dat de programmabegroting vooral een beleidsbegroting is. Elk beleid hoort daarin gewoon bij het programma te staan waarin het betreffende beleidsterrein wordt behandeld. Daarom steunt spreker de oproep die de heer Nijboer zojuist deed. 5

6 De voorzitter heet de heer Oggel welkom. 6 De heer Oggel weet dat hij het risico loopt dat hij met vragen komt die al gesteld zijn. In vraag 54 heeft hij geïnformeerd naar de reserves rioolrecht en afval. Daar heeft hij een keurig antwoord op gekregen, maar hij wil graag weten waar hij die gegevens in de begroting kan vinden. Verder refereert hij aan vraag 74 van de heer Rolloos over de ozb. De heer Rolloos vroeg wat nu precies het uitgangspunt is voor de gemeentelijke belastingen. Spreker heeft daar zelf ook een vraag over gesteld, maar volgens hem heeft noch hij noch de heer Rolloos antwoord gekregen. Ten slotte refereert hij aan vraag 98 over de groene containers. De stelling dat de extra groene containers vrij zouden zijn, wordt in het antwoord gecorrigeerd. Spreker heeft uit het persbericht echter begrepen dat de groene containers in 2009 vrij worden. Hij vraagt of dat bericht onjuist was of dat hij het verkeerd gelezen heeft. De voorzitter geeft het woord aan wethouder Hiemstra. Wethouder Hiemstra stelt dat de heer De Jong er ten onrechte van uitgaat dat hij de gevraagde gegevens allang beschikbaar heeft. Hij heeft ze pas in een eerste ronde kunnen bekijken. De definitieve cijfers heeft hij nog niet. Verder is hij blij met de erkenning van de heer De Jong dat dit onderwerp eigenlijk niet thuishoort in de behandeling van de begroting. Het hoort gewoon bij de gegevens die het college regelmatig verstrekt. De heer De Jong interrumpeert. Hij wijst erop dat de raad bij de begroting probeert zich een beeld te vormen van de financiële toestand van de gemeente. Volgens hem zou dit onderwerp een plaats kunnen hebben in die beeldvorming. Zo heeft het college recent ook een bijeenkomst belegd over de kredietcrisis. Blijkbaar zijn dat toch zaken die belangrijk zijn voor een politieke beoordeling. Wethouder Hiemstra gaat verder met de beantwoording van de vragen. De gegevens over de reserves rioolrecht en afval zijn te vinden in het bijlagenboek dat bij de griffie ter inzage ligt, onder het opschrift voorzieningen. Het college geeft de raad in complete boekwerken een heleboel informatie waar u en ik allebei in omkomen, aldus de wethouder. Verder meende hij te begrijpen dat de heer Oggel nog een vraag heeft over de beleidsuitgangspunten voor de ozb. De heer Oggel herhaalt wat hij zojuist gezegd heeft. Hij wil vraag 74 er wel bij nemen, maar neemt aan dat de wethouder die vraag zelf bij zich heeft. Wethouder Hiemstra antwoordt dat in het collegeprogramma op dit punt afspraken zijn gemaakt voor drie jaar. Daarna zijn er geen afspraken meer gemaakt over dit onderwerp. In 2006 is een meerjarenbegroting opgesteld. Toen is het college ervan uitgegaan dat de tariefsbepaling afhankelijk moest zijn van een combinatie van inflatiecorrectie en welvaartsstijging. Over dat uitgangspunt heeft het college toen nog een discussie gevoerd met de heer Rolloos. De raad besloot in meerderheid de inflatie en de welvaartsstijging beide op 1,5% te stellen. Nu de inflatie heel sterk oploopt, moet er op dat punt een correctie worden toegepast. Het Rijk geeft aan hoe groot die correctie gemiddeld mag zijn. Oorspronkelijk was dat 4,99%. Deventer zat daar met 4% ruim onder. Nu is het opgetrokken naar 6,11%. Daarmee is het verschil dus nog veel groter geworden. Wethouder Berkelder laat weten dat het antwoord op de vraag van de heer Rolloos over de afvalstoffenheffing nee moet zijn. Er is elk jaar sprake van puttingen en stortingen. Het overzicht van parkeervoorzieningen is er nog niet. De wethouder zegt toe dat de raad het dit najaar nog krijgt, zodra het college weet welke concrete voorstellen het wil doen. De voorzitter vraagt wethouder Adema of de vraag uit de eerste ronde die voor haar bestemd was haar inmiddels is ingefluisterd. Wethouder Adema bevestigt dat. De afspraken die gemaakt zijn rond de herstructurering en de herhuisvesting lopen geen gevaar door de vertraging die het project Steenbrugge heeft opgelopen. Een nadeel is alleen dat de mensen om wie het gaat er niet voor kunnen kiezen om in Steenbrugge te gaan wonen. Overigens is het aantal mensen dat nog geherhuisvest moet worden beperkt.

7 Wethouder Berkelder moet de vraag over de containers nog beantwoorden. Tot nu toe betaalde men geld als men een extra container wilde hebben. Dat hoeft nu niet meer. De heer Nijboer heeft nog geen reactie gehad op zijn wens dat in de begroting programma 1a voortaan wordt afgeslankt. Wethouder Hiemstra meent dat hij al heeft toegezegd te zullen bekijken hoe hij dat zo goed mogelijk kan regelen. Het moet financieel-technisch correct zijn aangegeven dat de raad een besluit neemt over de betreffende uitgaven. Tegelijk moet het voor de raad duidelijk zijn dat die uitgaven bij een ander programma horen. De voorzitter constateert dat alle technische vragen gesteld zijn en dat de beantwoording helderheid heeft gebracht. Hij bedankt alle deelnemers voor hun inbreng, wenst hun nog een goede avond en sluit de vergadering. 7

8 Agendapunt : 2 Milieueffectrapportage (MER) Bedrijvenpark A1 8 Tijd : uur Locatie: Raadzaal Voorzitter : mw. J. Lamberts-Grotenhuis Griffier : mw. R. Weernekers Aanwezig : H.G. Jansen (CDA), J.H. Bosma (CU), T.W. Stegink (APB), A.J. Krabbendam (GL), E. van Brink (SP), T.R. Poppens (VVD), J.P.H.M. Pierey (PvdA), A. Emens (ADB) en J.K. Muntinga (D66) college: wethouders A. van den Berg en G.A.J. Berkelder ambtelijke ondersteuning: A. Voorhorst (RS-EC-VMG) en M. Arnoldus (RS-SI-GB) De voorzitter opent de vergadering, heet iedereen welkom en stelt het onderwerp voor deze vergadering aan de orde. De milieueffectrapportage over het Bedrijvenpark A1 heeft al een heel lange voorgeschiedenis. In deze sessie van de politieke markt gaat het om de vraag of de raadsleden de nieuwe MER aanvaardbaar vinden. Daar moet binnen vijftig minuten duidelijkheid over komen. Er is namelijk geen tijd om deze sessie te laten uitlopen en er is ook geen tijd voor een vervolgbespreking op een later tijdstip. De voorzitter noemt de namen van de personen die aan de tafel zitten. Daarna geeft ze het onderwerp in bespreking. De heer Krabbendam heeft een vraag over de procedure. Hij wil weten of de twee varianten voor het bestemmingsplan ook inhoudelijk aan de orde zijn of dat het alleen gaat om de vraag of het plan voldoende is uitgewerkt in de MER. De voorzitter antwoordt dat het laatste het geval is. De heer Krabbendam vraagt of hij elementen uit het meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) mag noemen waarvan zijn fractie denkt dat het goed is die in het definitieve ontwerp op te nemen. De voorzitter vindt dat goed. De heer Krabbendam vertolkt de blijdschap van zijn fractie over het feit dat de MER na een lange voorgeschiedenis klaar is. GroenLinks hecht er veel waarde aan dat men serieus heeft gekeken naar de gevolgen van het aanleggen van het bedrijvenpark voor de waterhuishouding, het verkeer en de natuur. Spreker vindt dat de raad met dit rapport voldoende informatie heeft gekregen over de diverse onderwerpen. Hij denkt wel dat de bebouwingspercentages wat naar boven bijgesteld kunnen worden. Dat is het enige punt uit het MMA waarvan hij vindt dat het een plaats zou kunnen krijgen in het voorkeursalternatief. De heer Emens laat weten dat ook het ADB blij is met de verschijning van dit rapport. De fractie vindt dat die verschijning te lang op zich heeft laten wachten en dat snelheid nu geboden is. Spreker vraagt hoelang het kan duren voordat de eerste steen wordt gelegd. Hij vindt dat hij erop moet vertrouwen dat de betrokken ambtenaren hun werk goed hebben gedaan. Zij zijn tenslotte de deskundigen. Als er nu toch nog een instantie of een burger is die roet in het eten gooit, heeft de wethouder volgens het ADB een probleem. De fractie hoopt dan ook dat dit niet gebeurt. De voorzitter concludeert dat het ADB de MER aanvaardbaar vindt en geen punten heeft waar het verder op in wil gaan. De heer Poppens heeft alle bewondering voor de personen die voor de derde keer energie hebben kunnen vinden om een rapport op te stellen. Hij hoopt dat drie keer scheepsrecht is en dat het verdere proces vlot zal verlopen, zodat er niet nog een vierde MER hoeft te komen. Over wat nu voorligt heeft hij twee opmerkingen en drie vragen. In de inleiding van het bestemmingsplan wordt een paar keer gesproken over een voorontwerp, maar onderaan de pagina staat het woord bestemmingsplan.

9 Sinds de nieuwe WRO gaat het echter om een ontwerpbestemmingsplan. Om de indruk van onzorgvuldigheid te voorkomen, vindt spreker het belangrijk dat de juiste terminologie wordt gebruikt. De voorzitter legt voor de gasten uit dat de WRO de Wet ruimtelijke ordening is. De heer Poppens vindt dat in de procedure die nu in gang is gezet alles zorgvuldig moet worden afgewogen, zodat de raad in de laatste ronde snel klaar kan zijn. Hij vraagt of het college nog risico s voorziet die niet op papier staan. Een van de nieuwe dingen in de derde MER is dat nu ook buiten het plan een waterberging moet worden gevonden. Spreker vraagt of dat inmiddels geregeld is. Ook wil hij weten of er op het gebied van de grondposities nog roet in het eten kan worden gegooid. Verder is voor de VVD de MER aanvaardbaar. De heer Van Brink geeft aan dat de SP eigenlijk niets in dit hele bedrijventerrein ziet. De fractie vindt de MER dus in feite overbodig. Spreker beseft echter dat dit niet het moment is om de discussie over nut en noodzaak over te doen. Daarom gaat hij toch op het rapport in. Het lijkt hem duidelijk dat met een bedrijventerrein de milieubelasting in diverse opzichten groter wordt. Desondanks ziet de MER weinig negatieve effecten voor het milieu. De SP pleit er wel voor het MMA tot voorkeursalternatief te verheffen. Spreker weet niet of hij nu uitgebreid op allerlei concrete punten moet ingaan of dat hij daar straks nog de gelegenheid voor krijgt. De voorzitter antwoordt dat de heer Van Brink nu de punten kan aangeven waar hij op in wil gaan. De heer Van Brink wil het hebben over een aantal verkeersaspecten, het beeldkwaliteitplan en het parkeren bij bedrijven. De heer Pierey merkt op dat de MER getoetst moet worden aan de richtlijnen die de raad in 2000 heeft vastgesteld. Dat het al om een derde rapport gaat, baart de PvdA wel zorgen. De fractie vraagt hoe zeker het is dat dit het laatste rapport is. Ze vindt dat er niet nog meer tijd verloren moet gaan. Het bedrijventerrein moet heel snel tot ontwikkeling worden gebracht. Het is belangrijk dat er weer ruimte komt voor werkgelegenheid en bedrijvigheid. Bij de vastgoedrapportage zal de PvdA daar nog op terugkomen. De commissie MER heeft bij de eerdere versies van de MER geadviseerd de rapporten aan te vullen. Uiteindelijk is ervoor gekozen om een compleet nieuwe MER te maken. Spreker vraagt of het college tussentijds voldoende contact heeft gehad met de commissie MER om er zeker van te kunnen zijn dat er niet nog weer een aantal negatieve beoordelingen komt. De MER is voor de PvdA aanvaardbaar, zoals dat ook al gold voor het vorige rapport. De heer Jansen is blij dat dit rapport er nu ligt. Het CDA gaat ervan uit dat het tempo waar zes weken geleden over gesproken is, gehandhaafd kan blijven. De fractie gaat ervan uit dat de MER aanvaardbaar is. Ze heeft verder geen vragen of opmerkingen. De heer Muntinga heeft in de enorme stapel papier vooral gezocht naar de aanvullingen waar de commissie MER om gevraagd heeft. Volgens hem zitten die aanvullingen erin. Hij heeft alleen nog een vraag over de waarborgen voor de natuurcompensatie. Bij het bedrijventerrein Linderveld bleek dat een heel gevoelig punt te zijn. Het rapport volstaat met de opmerking dat die waarborgen worden vastgelegd in het bestemmingsplan. Spreker vraagt zich af of daarbij ook rekening is gehouden met de kwalitatieve compensatie. Als hij de stukken goed leest, is dat wel het geval, maar hij wil het graag zeker weten. Verder maakt het rapport de indruk een compleet verhaal te zijn. Spreker vindt het echter haast onbegonnen werk om de juistheid ervan op alle punten te controleren. Volgens hem is dat op zich al een risico in dit soort procedures. De heer Stegink geeft aan dat ook het APB snelheid belangrijk vindt. Hij denkt ervan uit te mogen gaan dat het college de raad een compleet verhaal heeft voorgelegd. Als dat vertrouwen er niet is, heeft het volgens hem niet eens zin om het rapport te behandelen. Hij heeft twee aandachtspunten waar hij in het debat wat meer aandacht aan wil geven. Het eerste betreft de twee alternatieven die voorliggen. 9

10 Bij het tweede gaat het om de vraag of de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan nog mogelijkheden heeft om te schuiven met het bebouwingspercentage en met de verdeelsleutel tussen bedrijven en kantoren. Gezien de ontwikkelingen in heel Deventer kan het aantal kantoren volgens het APB wel wat kleiner worden. De voorzitter stelt voor dat het college nu eerst reageert op wat naar voren is gebracht en dat de raadsleden daarna nog de gelegenheid krijgen om punten voor het debat aan te dragen. Wethouder Van den Berg constateert dat het bijzonder moeilijk is om tot een bedrijventerrein te komen. De gemeente is sinds 1999 al met dit project bezig. Ook technisch gezien is het nog een grote uitdaging om in 2011 eindelijk de eerste paal in de grond te kunnen slaan. Het college is bijzonder trots op de MER die nu voorligt. In feite is er nu sprake van een Triple A. Dat is een bekende term in de huidige kredietcrisis. De heer Emens heeft die term elke keer al gehoord als er zo n rapport op tafel kwam. Hij hoopt dat er nu een keer inhoud aan wordt gegeven. Wethouder Van den Berg heeft de opmerking maar half verstaan, maar hij begreep dat de heer Emens wil dat de term nu bewaarheid wordt en dat er haast wordt gemaakt. Hij laat weten dat er een bedrijventerrein wordt aangelegd van 120 ha. De helft daarvan is bestemd voor bedrijven (53 ha) en kantoren (7 ha). De andere helft wordt voor de natuur gereserveerd. De Dotterbeek krijgt een andere loop, die gunstig is voor de natuur. Aan de zuidkant van het terrein komt een ecologische verbindingszone. Zowel de bedrijvigheid in Deventer als de natuur kan bij deze MER winst boeken. De wethouder heeft een aantal dingen genoteerd waarvan hij niet zeker weet of het vragen zijn. In ieder geval hebben veel sprekers op spoed aangedrongen. Het college is zich sterk bewust van de noodzaak om haast te maken. Dit bedrijventerrein is overigens een van de belangrijkste projecten waar de gemeente nu mee bezig is. Aan het regelen van een waterberging buiten het plangebied wordt op dit moment gewerkt. Het college heeft er alle vertrouwen in dat dit op tijd rond zal zijn. De gemeente heeft inmiddels iets minder dan de helft van de gronden in bezit. Er zijn nog drie andere partijen die grondposities hebben. Het college werkt op dit moment aan een exploitatieplan. Als de gemeente er niet in slaagt de gronden van de andere partijen te verwerven, zal ze de lasten van het aanleggen van riolering en wegen et cetera op die partijen verhalen. Verder is er volgens de wethouder altijd sprake van risico s. Er zijn bijvoorbeeld ministers die opmerkingen maken over snelwegpanorama s. Er zijn ook risico s rond spitsstroken. Het college doet zijn uiterste best om het bestemmingsplan klaar te krijgen voordat andere overheden met andere plannen komen. Met het oog op de toekomstige werkgelegenheid is dit bedrijventerrein voor Deventer heel belangrijk. Elke maand meldt zich wel weer een grote partij die zich in Deventer wil vestigen. Daar is op dit moment geen ruimte voor. Het college is in het verleden wel vaker met een MER gekomen waar nog een opmerking over gemaakt werd. Er bestond geen verplichting om nu weer een nieuwe MER te maken. Het college voelde zich echter moreel verplicht om verantwoording af te leggen over wat er precies gebeurt en hoe met de natuur wordt omgegaan. Daarom is het toch met een compleet nieuwe MER gekomen. Het terrein kent een kantorendriehoek, waarbij m 2 bestemd is voor kantoren. In het bestemmingsplan wordt voor een deel daarvan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daardoor kan in plaats van een kantoor een hotelfunctie worden gerealiseerd. Uiterlijk begin volgend jaar zal er een kantorennotitie verschijnen. Aan de hand daarvan zal met de raad worden gediscussieerd over de vraag waar kantoren in de toekomst een plaats moeten krijgen. De wethouder denkt dat er goede argumenten zijn om ook in de toekomst kantoren in de driehoek bij de A1 te vestigen. Het is een locatie die goed bereikbaar is. Uit onderzoek blijkt dat ook makelaars van mening zijn dat die locatie het aangewezen terrein is voor kantoren. De voorzitter wijst op de vraag van GroenLinks of het bebouwingspercentage nog kan worden verhoogd. Wethouder Van den Berg antwoordt dat het college heel content is met het huidige percentage. Daarmee wordt namelijk een goed evenwicht bereikt tussen natuur en bebouwing. De voorzitter merkt op dat de vraag was of er over uitbreiding te praten valt. 10

11 11 De heer Krabbendam wijst erop dat in de ene variant gesproken wordt over een percentage van minimaal 50 en maximaal 75 en in de andere over minimaal 60. Hij wil weten wanneer het percentage wordt vastgelegd, nu of bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Wethouder Van den Berg antwoordt dat dit gebeurt bij het vaststellen van het bestemmingsplan. De heer Stegink concludeert daaruit dat op dit moment geen keus hoeft te worden gemaakt tussen het voorkeursalternatief en het andere. De voorzitter bevestigt dat. Ze vraagt of een van de ambtenaren nog iets wil toevoegen aan wat de wethouder heeft gezegd. De heer Arnoldus wijst erop dat het aan de raad is om te kiezen tussen de twee varianten. Dat gebeurt inderdaad bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Het college zal met een voorstel komen nadat het de zienswijzen op de MER en de reactie van de MER-commissie heeft verwerkt. De heer Stegink vraagt of het voorkeursalternatief dat nu voorligt de voorkeur heeft van het college. Wethouder Van den Berg bevestigt dat. De heer Arnoldus gaat nog in op de vraag van de VVD over het bestemmingsplan. De vorige keer, zes weken geleden, werd gevraagd of de raad alvast het ontwerpbestemmingsplan kon krijgen. Het college heeft aan die wens voldaan. Daarbij werd aangegeven dat er wat tekstuele fouten in zouden kunnen zitten. Zo moet het geconstateerde verschil in terminologie dan ook worden gezien. De nieuwe WRO moet zich overigens nog uitkristalliseren. Het vooroverleg met de provincie bestaat niet meer in de oude vorm. Er is geen sprake meer van een voorontwerp. Bij de provincie leeft echter wel sterk de behoefte om nog mee te kunnen denken. Misschien dat daarom de term voorontwerp nog wel eens voorkomt. Het gaat echter om een ontwerp. Dat ontwerp is voor commentaar naar de provincie gegaan. Het komt deze week terug. De commissie MER is regelmatig op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. Het college heeft aangegeven dat het zich houdt aan de opmerkingen die gemaakt zijn. Dat is in de MER ook terug te vinden. Het college is er dan ook sterk van overtuigd dat er geen problemen meer komen. De natuurcompensatie moet hebben plaatsgevonden op het moment dat een bouwvergunning wordt afgegeven of alsnog op dat moment worden uitgevoerd. Dat is in het bestemmingsplan zo geregeld. Volgens spreker is er in feite maar één ding in het verhaal dat echt heel belangrijk is. Dat is de watercompensatie. Daarvoor ligt inmiddels een aantal stukken klaar: het waterhuishoudingsplan, de overeenkomst met het waterschap, de planologische procedures voor de watercompensatie en ten slotte het bestemmingsplan. Professor Koeman heeft ook geadviseerd om het op deze manier te regelen. Dan kan een ramp zoals die bij het Linderveld heeft plaatsgevonden, worden voorkomen. De heer Muntinga denkt dat de grondposities ook belangrijk zijn om de natuurcompensatie te kunnen realiseren. In het bestemmingsplan kan wel wat worden vastgelegd, maar als de gemeente de grond niet in handen heeft, kan ze weinig beginnen. De heer Arnuldus geeft aan dat in het convenant met Gorssel (nu Lochem) is afgesproken dat de bufferzone en de grondwal worden aangelegd voordat het plan wordt uitgevoerd. Als fase 1 wordt uitgevoerd, moet de gemeente in het oostelijke deel de grond volledig in handen hebben. Voor het overgrote deel heeft ze die trouwens al. De grondposities aan de andere kant moet ze op een gegeven moment gaan verwerven. Er is nog heel wat tijd om dat voor elkaar te krijgen. De heer Poppens is blij met de bevestiging dat er geen andere risico s bestaan dan die het college al heeft genoemd, behalve dan misschien de uitspraken van minister Cramer. Hij hoopt dat over dat laatste via andere lijntjes gesprekken worden gevoerd. Verder vraagt hij of het feit dat de gemeente nog niet over alle grondposities beschikt nadelige gevolgen heeft voor de exploitatie. Ook wil hij weten of de gemeente tot onteigening moet overgaan.

12 Wethouder Van den Berg denkt dat de gemeente op het bedrijventerrein geen titel heeft om te kunnen onteigenen. De gemeente gaat het gewoon praktisch oplossen. Ze heeft de gronden aan de oostkant in handen. Daarom begint ze daar en probeert ze vervolgens langzamerhand ook de andere gronden te verwerven. Het is echter ook mogelijk dat de huidige eigenaren particulier willen gaan ontwikkelen. De heer Emens interrumpeert. Hij neemt aan dat er gesprekken zijn geweest met de ontwikkelaars die destijds een grondpositie hebben verworven. Hij vraagt of die ontwikkelaars toen hebben gezegd dat ze de grond aan de natuur overlieten of dat ze mee wilden doen met de herontwikkeling. De heer Arnoldus antwoordt dat er inderdaad gesprekken zijn gevoerd en dat de reacties heel verschillend waren. Er zijn bijvoorbeeld partijen die zelf willen ontwikkelen. Er zijn er ook die ergens anders een gunstige positie willen hebben. Op dit moment wil de gemeente eerst een exploitatieplan maken. Op basis daarvan kan dan weer verder worden gesproken. Waar de gemeente grondposities wil verwerven, is de minnelijke weg natuurlijk de beste. Als het langs die weg niet lukt, komt de mogelijkheid van onteigening in beeld. Er is echter contact met alle partijen, zij het met de ene partij wat minder dan met de andere. De voorzitter stelt voor de tot nu toe gestelde vragen te beschouwen als aanvullingen op de eerste ronde en nu tot over te gaan tot de tweede ronde. De heer Poppens wijst erop dat wethouder Van den Berg nog bezig was zijn tweede vraag te beantwoorden toen de heer Emens hem interrumpeerde. De voorzitter had begrepen dat de wethouder klaar was met zijn antwoord. Ze verzoekt de heer Poppens zijn vraag nog even te herhalen. De heer Poppens vroeg of het feit dat de gemeente nog niet over alle grondposities beschikt nadelige consequenties heeft voor de exploitatiekosten. Wethouder Van den Berg antwoordt dat het genoemde feit niet per definitie gevolgen hoeft te hebben voor de exploitatie. Als de eigenaren zelf gaan ontwikkelen en de gemeente de gronden niet voor een hoge prijs hoeft te kopen, zou dat voor de gemeente zelfs gunstig kunnen uitvallen. Spreker acht het niet waarschijnlijk dat de gemeente op het bedrijventerrein zelf tot onteigening overgaat, al wil hij dat niet helemaal uitsluiten. Hij houdt wel rekening met de mogelijkheid dat ze buiten dat terrein gaat onteigenen, bijvoorbeeld met het oog op de oostelijke ontsluiting. De heer Stegink vraagt of dat betekent dat de gemeente buiten het terrein dat nu is ingetekend onteigeningsprocedures nodig heeft. Hij denkt aan het plan om de Dotterbeek te verleggen en aan de natuurontwikkeling die daarbij zal plaatsvinden. Wethouder Van den Berg acht de kans dat de gemeente daarvoor gaat onteigenen niet groot, omdat ze daar waarschijnlijk geen goede titel voor zal kunnen vinden. Met de oostelijke ontsluiting ligt dat anders. De voorzitter wil in de tweede termijn graag weer wat inzoomen op de aanvaardbaarheid van de MER. Ze meent begrepen te hebben dat alle fracties het rapport aanvaardbaar vinden, maar acht het mogelijk dat men in dat verband nog over bepaalde punten wil spreken. De SP heeft in ieder geval een paar punten genoemd. Spreekster denkt dat de relatie tussen de MER en het bestemmingsplan duidelijk is geworden. Mocht dat niet zo zijn, dan geeft ze graag de ruimte om daar nog een vraag over te stellen. De heer Van Brink heeft begrepen dat het bedrijventerrein in 2011 klaar moet zijn. De voorzitter corrigeert dat. In 2011 moet er een begin mee worden gemaakt. 12

13 De heer Van Brink merkt op dat het treinstation klaar moet zijn en dat er een bus moet rijden zodra het eerste bedrijf zich op het terrein heeft gevestigd. Verder zou de SP graag het gebruik van de fiets gestimuleerd willen zien door de aanleg van een extra fietsverbinding tussen het bedrijventerrein en Kloosterlanden. De voorzitter vraagt of iemand anders nog iets te berde wil brengen over het verkeersaspect. Ze merkt op dat dit punt nu eigenlijk niet aan de orde is. Als de heer Van Brink nog iets wil zeggen over zijn tweede onderwerp, het parkeren, moet dat wel over het bedrijvenpark gaan. De heer Van Brink merkt op dat dit punt expliciet vermeld staat in de MER en dat dat ook geldt voor de fietspaden. Volgens de MER zouden de bedrijven de hoogte in moeten om aan hun parkeerbehoeften te voldoen. De SP vraagt of er geen parkeerkelder gerealiseerd kan worden. Dat lijkt de fractie voor de hele omgeving beter. Het derde onderwerp waar de SP aandacht voor vraagt, is het beeldkwaliteitplan. Wat de fractie aan voorbeelden heeft gezien, vindt ze treurniswekkend saai. Daar komt dan volgens spreker de zichtvervuiling nog bij. Er mag namelijk worden doorgebouwd tot een hoogte van 30 m. Volgens de SP heeft een bufferzone aan de kant van Epse dan geen zin. De Epsenaren kijken dan toch tegen die hoge kantoorgebouwen aan. Spreker wijst erop dat een bedrijventerrein langs de A1 een uitstraling is van de stad. Daarom lijkt het hem goed dat daar iets komt wat het bekijken waard is. De voorzitter merkt schertsend op dat een gebouw van 30 m hoog wel van heel ver te zien is. De heer Pierey refereert aan de opmerking van de wethouder over de grondverwerving die nog nodig zou zijn voor de oostelijke ontsluiting. Hij wijst erop dat de aanleg van die ontsluiting een randvoorwaarde is om in 2011 met het terrein te kunnen beginnen. Daarom vraagt hij of het nodig zal zijn om daar tot onteigening over te gaan. Dat zou dan als een risicofactor aangemerkt kunnen worden. De voorzitter vindt deze vraag op het randje liggen van wat in deze sessie aan de orde is. Ze wil het college de vrijheid geven om er niet op te antwoorden. De heer Pierey kan zich daarin vinden. De voorzitter wil graag objectief bekijken wat wel en wat niet aan de orde is. Ze stelt voor zo meteen het college om zijn mening te vragen. De heer Pierey heeft nog een vraag over de voorstadshalte. In de MER zit een aantal verkeersberekeningen. Spreker vraagt of men er rekening mee heeft gehouden dat een aantal mensen per trein naar de kantoren zal komen. Zo nee, dan zouden de berekeningen gewijzigd moeten worden. De heer Stegink heeft in de eerste ronde gevraagd naar de mogelijkheid om het percentage kantoorruimte te verkleinen ten bate van het percentage bedrijfsruimte. Hij kreeg als antwoord dat via een wijzigingsbevoegdheid een deel van de kantoorruimte vervangen zal worden door een hotel. De voorzitter stelt dat het niet helemaal zo gezegd is. De heer Stegink corrigeert zichzelf. Het gaat om een mogelijkheid die misschien geboden zal worden. Spreker ziet een hotel echter niet als industrie. Het is wel een voorziening die nog meer reizigers oplevert en nog meer parkeergelegenheid vraagt. De heer Stegink wil toch graag weten of in de toekomst binnen de kaders van deze MER de mogelijkheid bestaat om een stukje kantoorruimte om te zetten naar bedrijfsruimte. Volgens hem is overigens voor de kantoren 9 ha gereserveerd en niet 7 ha. De voorzitter meent dat de wethouder deze vraag wel zo ongeveer beantwoord heeft, maar ze verzoekt hem er toch nog even op in te gaan. Ze stelt vast dat het in deze sessie blijft bij vragen, maar dat een debat op dit moment ook nog niet nodig is. Vervolgens geeft ze het woord aan wethouder Berkelder. 13

14 Wethouder Berkelder begint met de vraag over het parkeren. Het uitgangspunt is dat er op het eigen terrein geparkeerd wordt. De mooiste oplossing is dan ook de goedkoopste. Met de voorstadshalte wordt in de getallen geen rekening gehouden. Anders moet men immers opnieuw beginnen als de aanleg van die halte niet doorgaat. Er wordt uitgegaan van een worstcasescenario. De fietsverbinding tussen Kloosterlanden en het nieuwe bedrijventerrein ligt er al. Verder zal iemand die in Epse staat moeite moeten doen om boven de jeneverbessenstruiken uit een gebouw van 30 m op het bedrijventerrein te kunnen zien. Wethouder Van den Berg gaat nog in op de vraag van de heer Stegink. Het college komt in zijn kantorennotitie nog uitgebreid terug op de kantoren. Volgens de wethouder zal daar waarschijnlijk ook uitkomen dat het heel zinvol is om die kantorendriehoek te bouwen. Mocht een groot kantorencomplex niet nodig zijn, dan kan een deel van de ruimte bestemd worden voor een hotelfunctie. Een andere optie is dat de kantoren langzamer tot ontwikkeling worden gebracht. Het is goed mogelijk om het kantorenprogramma voor een deel pas in 2015 of 2020 te realiseren. De voorzitter neemt aan dat het college zowel een gespreide ontwikkeling als een functieverandering aan de raad zal voorleggen. Wethouder Van den Berg bevestigt dat. Hij wil ook niet dat er straks een verkeerd kantorenprogramma in het bestemmingsplan zit. Daar heeft niemand belang bij. Het zou ten koste van het tempo gaan. De heer Stegink heeft daarmee nog steeds geen antwoord op zijn vraag of het mogelijk is op basis van gewijzigde inzichten een stukje kantoorruimte om te zetten in bedrijfsruimte. Wethouder Van den Berg wijst erop dat in het bestemmingsplan ook een wijzigingsbevoegdheid van kantoren naar bedrijven kan worden opgenomen. De discussie over die mogelijke wijziging komt dus aan de orde bij de vaststelling van dat bestemmingsplan. De voorzitter concludeert dat de genoemde mogelijkheid blijft bestaan, ook wanneer de MER in deze vergadering wordt aanvaard. De heer Emens meent dat zo n wijziging van bestemming altijd mogelijk is. Een bestemmingsplan kan immers altijd worden aangepast. De voorzitter wil hier geen discussie meer over. De heer Stegink heeft antwoord gekregen en was daar tevreden mee. Als de heer Emens nog wat wil veranderen, mag hij nu zijn best doen. De heer Emens zegt dat er wat hem betreft niets veranderd hoeft te worden. De voorzitter vraagt of de heer Emens wat beter in de microfoon wil spreken. Hij is moeilijk te verstaan. De heer Emens vindt dat de gemeente dan langere microfoons moet aanschaffen. Hij heeft nog een vraag voor de SP. Als hij het goed begrepen heeft, gaat die fractie nu akkoord met de MER. De heer Van Brink ontkent dat. De heer Emens vroeg zich al af hoe de SP dan zou omgaan met het bestemmingsplan. De fractie wil immers geen bedrijventerrein langs de A1. De voorzitter constateert dat het antwoord van de heer Van Brink helder was. Ze dankt de raadsleden voor hun inbreng en de wethouders en de heer Arnoldus voor de beantwoording van de vragen. Verder wenst ze het college veel succes met de derde aftrap. Ze spreekt de hoop uit dat het proces nu snel zal verlopen. Dat bleek in deze bijeenkomst een duidelijke wens van de raad te zijn. Met deze woorden sluit de voorzitter de vergadering. 14