Samenvatting Nederlands Blok 3 en 4

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Samenvatting Nederlands Blok 3 en 4"

Transcriptie

1 Samenvatting Nederlands Blok 3 en 4 Samenvatting door een scholier 3629 woorden 25 maart ,7 50 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Op nieuw niveau Nederlands Blok 3 +4 Blok 3: 2.1 Over Agave Kruijssen Agave Kruijssen is vooral bekend als bewerker van oude historische verhalen uit de Middeleeuwen. Ze wil jongeren door kennismaking met die bekende verhalen iets meegeven over de geschiedenis en de cultuur van vroeger. Ze vindt dat jongeren iets zouden moeten weten over keizer Karel de Grote, koning Arthur, ridder Lancelot of de vier Heemskinderen. Ze schreef o.a.: Elegast, Het ros Beyaart, Het vrouwtje van Stavoren, Reinout van Montalbaan en Lancelot. Ridder van de ronde tafel. 2.3 Klassiekers Boeken die lang geleden zijn verschenen en jaar in jaar uit steeds weer worden gelezen noemen we klassiekers. Bijna iedereen kent die boeken en ze worden regelmatig bewerkt zodat ze niet verouderen. Voorbeelden: Tijl Uilenspiegel, Robinson Crusoë, De hut van oom Tom, Alleen op de wereld, De avonturen van Odysseus, Karel en Elegast, Reinaert de vos en Koning Arthur. Er zijn ook boeken die nog niet zo erg oud zijn maar die wel iedereen kent. Dit noemen we moderne klassiekers. Thea Beckman, Kruistocht in spijkerbroek; Annie M.G. Schmidt, Minoes; Jan Terlouw, Oorlogswinter; de Harry Potter- Boeken. Voorbeelden van Klassieke strips: Kuifje, asterix en obelix, Guust Flater en Suske en Wiske. Klassieke films bijvoorbeeld: once upon a time in the West, Towering Inferno, Casablanca en The Bridge over de River Kwai. 3.1 Woorden ambitieus = eerzuchtig gaat het mijn budget te boven = kost het mij te veel conversatielessen = lessen in de vorm van gesprekken cultureel centrum = gebouw voor tentoonstellingen, theatervoorstellingen, muziekuitvoeringen enz. harmonie = eensgezindheid heroïsche = heldhaftige hoffelijk = voorkomend, met aandacht en zorg voor anderen klieren = deeltjes van je lichaam die een stof (meestal vocht) afscheiden magische krachten = toverkrachten nonchalante = achteloze, onverschillige Pagina 1 van 10

2 object = voorwerp, onderwerp piëteit = eerbied proces-verbaal = geschreven verslag van een overtreding pronkstuk = iets wat men laat zien om indruk te maken snookeren = een Engels biljartspel doen. 4.1 Weet je het nog? Het zinsdeel aan de muur is geen meewerkend voorwerp omdat je het voorzetsel aan niet kan weglaten. Bovendien is het een plaatsbepaling, dus is het een bijwoordelijke bepaling. Zinsdelen als toch, nog, wel, niet, soms noem je bijwoordelijke bepalingen. Een zin heeft een naamwoordelijk gezegde als er een koppelwerkwoord in de zin staat. De 2 hulpwerkwoorden, die je gebruikt om een zin in de voltooide tijd te zetten zijn vormen van hebben en van zijn. Opdracht 11 in schrift. 4.2 Zinsontleding Het voorzetselvoorwerp Een voorzetselvoorwerp begint met een voorzetsel. Het voorzetsel waar het voorzetselvoorwerp mee begint, is een voorzetsel dat met het werkwoord in de zin is verbonden. Mijn ouders rekenen op je komst. (werkwoord + vast voorzetsel: rekenen op). Lineke informeert naar haar cijfer. (werkwoord + vast voorzetsel: informeren naar). De politie twijfelt aan de juistheid van zijn bekentenis. (werkwoord + vast voorzetsel: twijfelen aan). Om te controleren of het zinsdeel een voorzetselvoorwerp is, kun je bij veel voorzetselvoorwerpen de er+dat proef toepassen. Je zet het woordje er voor het voorzetsel en je probeert van de rest van het zinsdeel een zin te maken die met dat begint. Mijn ouders rekenen er op, dat je komt. Bij werkwoorden zoals informeren, pas je de er + hoe proef toe. Lineke informeert ernaar, hoe haar cijfer is. Voorzetselvoorwerpen komen ook voor in combinatie met een naamwoordelijk gezegde. Het naamwoordelijk gezegde heeft dan een vast voorzetsel. Kleine kinderen zijn vatbaar voor griep. (naamwoordelijk gezegde + vast voorzetsel: vatbaar zijn voor). Je bent verantwoordelijk voor je eigen werk. (naamwoordelijk gezegde + vast voorzetsel: verantwoordelijk zijn voor). Opdracht 12 in schrift. 4.3 Woordsoortbenoeming De voornaamwoorden: Het vragend voornaamwoord: De vragende voornaamwoorden zijn: wie, wat, welke en wat voor (een). Meestal staan ze aan het begin van een vragende zin. Wie heeft mijn geschiedenisboek gezien? Vragende voornaamwoorden zijn moeilijker te herkennen als ze midden in de zin staan. Je moet dan de zin Pagina 2 van 10

3 vragend maken door het vragende voornaamwoord vooraan in de zin te zetten. Tamara wil weten welk nummer van deze cd je leuk vindt. (Welk nummer van deze cd vind je leuk?) De woorden hoe, waar, wanneer, waardoor, waarom, waarmee enzovoort zijn geen vragende voornaamwoorden. Het zijn bijwoorden. Het aanwijzend voornaamwoord: Aanwijzende voornaamwoorden zijn: deze, dit, die, en dat. Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van het lidwoord voor een zelfstandig naamwoord staan. Het verwijst dan naar het zelfstandig naamwoord. De voetballer is geblesseerd. (Die,deze voetbalspeler is geblesseerd). Het oude stadion wordt niet meer gebruikt. (Dat, dit oude stadion wordt niet meer gebruikt. Bij een de-woord gebruik je altijd die of deze. Bij een het-woord gebruik je altijd dat of dit. De koe, die/deze koe. Het tafelkleed, dat/dit tafelkleed. Want dat/dit koe klinkt niet en die/deze tafelkleed klinkt ook niet. Een aanwijzend voornaamwoord kan ook zelfstandig in een zin voorkomen. In dat geval vervangt het woorden of woordgroepen die mensen, dieren of dingen aanduiden. Dit ijsje vind ik lekkerder dan dat (ijsje). Heb je die (foto) gezien? Een aanwijzend voornaamwoord kan ook naar een zin verwijzen. Mijn vriendin is verdrietig. Dat komt omdat haar verkering uit is. Opdracht 13 in schrift. 4.4 Woordsoortbenoeming En tot slot De woordsoorten die we allemaal al hebben behandeld: Lijdend voorwerp: LV Zelfstandig naamwoord: ZNW Zelfstandig werkwoord: ZWW Hulp werkwoord: HWW Koppelwerkwoord: KWW Bijvoeglijk naamwoord: BNW Voorzetsel: VZ Persoonlijk voornaamwoord: PERS. VNW Bezittelijk voornaamwoord: BEZ. VNW Wederkerend voornaamwoord: Wederkerend VNW Wederkerig voornaamwoord: Wederkerig VNW Vragend voornaamwoord: VR. VNW Pagina 3 van 10

4 Aanwijzend voornaamwoord: AANW. VNW Opdracht 14 in schrift. 6.5 Signaalwoorden Verbanden tussen zinnen en alinea s kun je vaak vrij snel opsporen door op bepaalde woorden te letten. Het zijn woorden die aangeven wat voor soort verband er bestaat. Zulke woorden noemen we signaalwoorden. Ze geven je als lezer een signaal over het verband. Als iemand je antwoordt en zijn zin begint met: Maar., dan weet je dat hij iets wil gaan zeggen wat een tegenstelling is van wat jij beweerd. Maar is dus het signaalwoord. Verband Signaalwoorden Opsomming En, ook, niet alleen, vervolgens, ten eerste.. ten tweede, nog, bovendien, verder, daarnaast Middel doel Daarmee, het doel ervan, door middel van Tegenstelling Maar, echter, integendeel, daar staat tegen over Overeenkomst Net als, hetzelfde, ook Oorzaak gevolg Daardoor, doordat, zodat, waardoor, ten gevolge van Uitspraak voorbeeld Bijvoorbeeld, met andere woorden, dat wil zeggen, zo, namelijk Conclusie Dus, daarom 7.2 Het schrijven van een betoog In een betoog geef je naast informatie duidelijk je mening. Door het invoegen van bijvoeglijke naamwoorden of hele zinnen kun je, je mening naar voren laten komen. De werknemers van de Dierenbescherming verrichten fantastisch werk. De jeugdclub Kids for Animals besteedt veel aandacht aan dierenverzorging. Dat vind ik heel belangrijk. 9.3 Het liggend streepje Het liggend streepje (-) werd vroeger koppelteken genoemd. Je gebruikt het wanneer een samenstelling verkeerd kan worden gelezen. Een samenstelling is een woord dat is gemaakt van twee woorden die ook los kunnen voorkomen. Water+molen = watermolen Politie + agent = politieagent Regels Voorbeelden Je zou het woord verkeerd kunnen schrijven door 2 letters die achter elkaar een andere klank hebben. Astma-aanval, auto-ongeluk, radio-uitzending, ski-jack Letters, afkortingen, cijfers en andere tekens. S-bocht, NS-station, tv-kijker, havo-leerling, 12-jarig, 20+kaas Na een aantal Griekse en Latijnse voorvoegsels. Adjunct-directeur, aspirant-lid, loco-burgemeester, exvriendin In samenstellingen met Sint. Sint-Nicolaas, St.-Francicsus, sint-bernardshond Bij woorden uit het Engels met een voorzetsel dat er achteraan staat. Knock-out, drive-in, pull-over In samengestelde aardrijkskundige namen. Amsterdam-Centrum, Zuid-Holland Bij gelijke delen. Mevrouw Truus Bakker - de Wit, Chinees-Indisch restaurant, amateur-fotograaf, collegadocent, koppie-koppie, woon-werkverkeer, via-via Samengestelde woorden met meer dan 1 streepje Doe-het-zelf, laag-bij-de-gronds, peper-en-zoutstel Pagina 4 van 10

5 9.4 Het trema (deelteken) Ook binnen 1 woord kan iets verkeerd worden gelezen. Zoals: beëindigen, reünie, ruïne, kopiëren. In getallen schrijf je ook een trema. Voorbeelden: Drieënhalf, tweeënvijftig Je schrijft geen trema als het niet verkeerd gezegd kan worden: Gekopieerd, geijzeld, slaolie, beoordeling, begroeiing. In sommige woorden die we uit andere talen hebben overgenomen, schrijf je geen trema. Museum, elektricien, paella, barbecuen. 9.5 De apostrof Regels Voorbeelden Om een verkeerde uitspraak te voorkomen. Oma s, taxi s, video s, paraplu s, hobby s Bij het meervoud of verkleinwoord van letters. d s, A4 tje, ME er Alle woorden die een bezit aanduiden. Oma s, Roberto s, Frits, Alex Woorden die op een y eindigen met een medeklinker ervoor. Hobby tje maar: cowboytje Als er woorden weg zijn gelaten. t Regende (het regende), s-gravenhage (des Gravenhage), s morgens (des morgens), jus d orange (jus de orange) Blok 4: 2.2 Tijd in verhalen Tijd waarin het verhaal speelt Verhalen spelen in een bepaalde tijd, bijvoorbeeld in de Griekse Oudheid, de Middeleeuwen, de Tweede Wereldoorlog of het heden. Wat er in een verhaal gebeurt, heeft alles met die tijd te maken. Het gedrag van de personen, hun leefomstandigheden en hun gedachten gevoelens worden door die tijd bepaald. Tijd die in het verhaal verloopt Tussen begin en eind van een verhaal verloopt een bepaalde hoeveelheid tijd: uren, maanden of jaren. Om een verhaal goed te kunnen begrijpen, moet je in de gaten hebben hoeveel tijd er verloopt. In sommige verhalen verloopt veel meer tijd dan in andere. Als tussen begin en eind vrij veel verloopt, is het waarschijnlijk dat de hoofdpersoon verandert. Trucs met de tijd In een verhaal kan de tijd verlopen zoals in de werkelijkheid: de ene gebeurtenis komt in de tijd na de andere. We noemen dat de chronologische tijdsvolgorde. In verhalen kunnen nooit alle gebeurtenissen worden verteld. Dat zou saai worden. Je leest alleen het belangrijkste. De rest wordt overgeslagen. Het overslaan van een stuk tijd noemen we een tijdsprong. In verhalen kunnen korte tijdsprongen zitten, bijvoorbeeld van enkele uren, maar ook lange, waarbij dagen of weken worden overgeslagen. Schrijvers kunnen ook spelen met de tijd. Ze vertellen dan enkele gebeurtenissen in de gewone volgorde, springen daarna terug in de tijd en vertellen iets dat vroeger is gebeurd. Zo n terugsprong in de tijd noemen we een terugblik of een flashback. Het verhaal staat dan in niet-chronologische tijdsvolgorde. In een verhaal kan gesproken worden over iets dat vroeger is gebeurd zonder dat het verhaal echt wordt onderbroken. Het kan een uitspraak of een gedachte van een persoon zijn. Zo iets noemen we een Pagina 5 van 10

6 terugwijzing. In een verhaal kan iets verteld worden over gebeurtenissen die nog gaan komen. We noemen dat een vooruitwijzing. Bijvoorbeeld: De hele nacht had hij liggen broeden op een goed plan. Plotseling had hij een idee. Hiermee zou hij hem morgen te pakken kunnen nemen. Vooruitwijzingen zorgen voor spanning. 2.3 Dagboek In een dagboek houdt iemand regelmatig bij wat hij/zij meemaakt. Gedachten en gevoelens spelen daarbij een belangrijke rol. In een echt dagboek beschrijf iemand wat hij/zij echt heeft meegemaakt, dit is non-fictie. Bijvoorbeeld: het achterhuis van Anne Frank. Verzonnen dagboeken zijn speciaal geschreven om als leesboek te verschijnen. De schrijver van het dagboek is niet de hoofdpersoon ervan. Zo n dagboek is fictie. 3.1 Woorden antibiotica = geneesmiddel tegen infecties (besmettelijke ziekten) arrogant = hooghartig audiovisueel = waarbij je luistert en kijkt autoriteiten = gezaghebbende personen, de overheid de balans opgemaakt = achteraf gekeken wat voor resultaat het heeft gehad ceremonie = plechtige handeling display = beeldscherm, leesvenster generatie = mensen van ongeveer dezelfde leeftijd loopings = acrobatische toeren (halsbrekende kunststukjes) waarbij met de motor een cirkel wordt gemaakt in een verticaal vlak mits = op voorwaarde dat NIPO = Nederlands Instituut voor de Publieke Opinie (= de mening van de mensen) en marktonderzoek ontluisterende = beschamende, waarvoor je je moet schamen panel = groep deskundigen die een onderwerp bespreken of commentaar geven spectaculair = opzienbarend, verbluffend te berde brengen = ter sprake brengen 4.1 Weet je het nog? Een zinsdeel dat met het voorzetsel aan begint is niet altijd een meewerkend voorwerp. Een zinsdeel dat met het voorzetsel aan begint is alleen een meewerkend voorwerp als aan kan worden weggelaten. Vraagwoorden die je nooit gebruikt om de bijwoordelijke bepaling te vinden zijn wie en wat. Het voorzetsel waar het voorzetsel voorwerp mee begint is verbonden met het zelfstandig werkwoord (in het werkwoordelijk gezegde) of met het naamwoordelijk gezegde in de zin). 4.2 Zinsontleding de bijvoeglijke bepaling Een bijvoeglijke bepaling vormt een deel van een ander zinsdeel. De bijvoeglijke bepaling zegt iets over het kernwoord in dat zinsdeel. Het kernwoord is altijd een zelfstandig naamwoord. De bepaling kan voor of achter het kernwoord staan. Bijvoorbeeld: De leukste inzending van de fotowedstrijd worden in een weekblad gepubliceerd. Je vindt een bijvoeglijke bepaling door: - Benoem alle zinsdelen van de zin. - Zoek in de zinsdelen de kernwoorden. Pagina 6 van 10

7 - Kijk of er voor of achter het kernwoord een bijvoeglijke bepaling staat. De bijvoeglijke bepaling kan worden weggelaten. > Zie opdracht 9 in schrift 4.3 Zinsontleding Verschil tussen een bijwoordelijke en een bijvoeglijke bepaling Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel. Een bijwoordelijke bepaling kun je voor de persoonsvorm plaatsen zonder dat de betekenis van de zin verandert. Een bijvoeglijke bepaling is geen apart zinsdeel, maar vorm een deel van een ander zinsdeel. Je kunt een bijvoeglijke bepaling niet voor de persoonsvorm zetten zonder dat de betekenis van de zin verandert. 1. Jack heeft een pizza met ham en champignons laten bezorgen. 2. Sarita is met twee vriendinnen naar Amsterdam geweest. Met ham en champignons uit de 1e zin is geen apart zinsdeel. Je kunt het niet voor de persoonsvorm zetten. Met twee vriendinnen uit de 2e zin is wel een apart zinsdeel. Je kunt het namelijk voor de persoonsvorm zetten. Met twee vriendinnen is dus een bijwoordelijke bepaling. 4.4 Zinsontleding De bijstelling Een bijstelling is een soort bijvoeglijke bepaling en is ook een deel van een ander zinsdeel. Een bijstelling is eenvoudig te herkennen. Hij staat altijd tussen komma s en is meestal het onderwerp in andere woorden. De Batavia, het bekendste VOC-schip, werd in 1628 in Amsterdam gebouwd. > Zie opdracht 11 in schrift. 4.5 Woordsoortbenoeming De voornaamwoorden Het betrekkelijk voornaamwoord De belangrijkste betrekkelijke voornaamwoorden zijn : die en dat. Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar (heeft betrekking op) een woord dat, of een woordgroep die vlak voor het betrekkelijk voornaamwoord staat. Zo n woord of woordgroep noem je het antecedent. 1. Het concertkaartje dat ik had besteld, heb ik nog niet ontvangen. 2. De leerlingen die op kamp zijn geweest, hebben veel lol gehad. In zin 1 is dat het betrekkelijk voornaamwoord en verwijst naar Het concertkaartje, dit is dus het antecedent. In zin 2 is die het betrekkelijk voornaamwoord en verwijst naar De leerlingen, de leerlingen is dus het antecedent. > Zie opdracht 12 in schrift Het onbepaald voornaamwoord Voorbeelden van onbepaalde voornaamwoorden zijn: iets, niets, niemand, iemand, alles, men, wat, elk(e), ieder(een). Het verwijst naar een persoon of een ding zonder nadere bijzonderheden te geven. Wat is alleen een onbepaald voornaamwoord als je het kunt vervangen door iets. Men zegt dat niemand hem heeft gezien. De rechercheur dacht dat hij wat (iets) zag. > Zie opdracht 13 in schrift Een aanwijzend of een betrekkelijk voornaamwoord? De voornaamwoorden die en dat kunnen een aanwijzend of een betrekkelijk voornaamwoord zijn. > Zie opdracht 14 in schrift. 4.6 Woordsoortbenoeming En tot slot Lidwoord = LW Pagina 7 van 10

8 Zelfstandig naamwoord = ZNW Zelfstandig werkwoord = ZWW Hulpwerkwoord = HWW Koppelwerkwoord = KWW Bijvoeglijk naamwoord= BNW Voorzetsel = VZ Persoonlijk voornaamwoord = Pers. VNW Bezittelijk voornaamwoord = Bez. VNW Wederkerend voornaamwoord = Wederkerend VNW Wederkerig voornaamwoord = Wederkerig VNW Vragend voornaamwoord = Vr. VNW Betrekkelijk voornaamwoord = Betr. VNW Onbepaald voornaamwoord = Onbep. VNW 5.1 Massamedia Radio, televisie, kranten, tijdschriften en internet bereiken grote groepen mensen. Daarom worden ze massamedia genoemd. Ze brengen nieuws en informatie, maar ook amusement of programma s waar in je kennismaakt met de mening van anderen. Massamedia hebben grote invloed op ons leven. Ze kunnen ook invloed hebben op ons koopgedrag door reclameteksten. 6.1 Uitspraak, bewering, feit, mening, argument Als iemand iets zegt of schrijft, noemen we dat een uitspraak of bewering. Een uitspraak kan een feit of een mening zijn. Een feit is iets wat waar is: het klopt met de werkelijkheid en je kunt het controleren. Een mening is dat wat je van iemand of iets vindt. Andere mensen kunnen er anders over denken. Andere woorden voor mening zijn: Opinie, standpunt, visie, stelling of kijk. Om je mening te ondersteunen gebruik je argumenten. Dat zijn redenen waarom je iets vindt. Je kunt argumenten voor en argumenten tegen een mening geven. We noemen dat ook wel argumenten pro en argumenten contra. Subjectief is je mening, objectief is zakelijk en feitelijk. 6.2 Tekstverbanden: bewering uitwerking, samenvatting, conclusie, voorwaarde en uitleg Iemand kan een uitspraak doen en die daarna uitwerken met argumenten. Een samenvatting gebruikt iemand als hij nog eens kort opschrijft wat hij eerder uitgebreider heeft vertelt. Bij een conclusie maak je een gevolgtrekking uit wat je eerder hebt beweerd, je kunt een conclusie herkennen aan het woord dus. We spreken van het verband voorwaarde als er eerst iets anders moet gebeuren of aan de hand moet zij, voordat de uitspraak klopt. Signaalwoorden bij een voorwaardelijk verband: als, indien, mits. Bij het verband uitleg doet iemand een uitspraak en hij legt die vervolgens uit. Signaalwoorden bij uitleg: zo, met andere woorden, dat wil zeggen, bijvoorbeeld, ter illustratie. 6.3 Informatieve en betogende teksten Informatieve teksten bevatten feiten. Het doel van de schrijver is de lezer informatie geven. Dit vind je vaak in kranten, encyclopedieën en in school- en studieboeken. Betogende teksten bevatten meningen en argumenten. Het doel van de schrijver is zijn mening over een bepaald onderwerp naar voren brengen en ondersteunen met argumenten. Bijvoorbeeld: ingezonden brieven, besprekingen van boeken, films en cd s. 7.1 Weet je het nog? Het verschil tussen een feit en mening: een feit klopt met de werkelijkheid, je kunt het controleren, een Pagina 8 van 10

9 mening is wat iets of iemand van iemand denkt, dit kan verschillen. Argumenten gebruik je om je bewering te ondersteunen. Een feit is objectief en een mening is subjectief. Het schrijfdoel van een betogende tekst is je mening naar voren brengen met argumenten. 7.3 Het schrijven van een ingezonden brief Een ingezonden brief is een betogende tekst. Je schrijft een ingezonden brief als je wilt reageren op een artikel of een bericht dat je in een krant of een tijdschrift hebt gelezen. In de inleiding verwijs je naar het artikel of het bericht waarop je wilt reageren. In het middenstuk zet je jouw mening over het onderwerp en alle argumenten die jouw mening ondersteunen. In het slot schrijf je een conclusie. Onderaan de tekst zet je (meestal) je naam en woonplaats. 8.1 Spreken Argumenten en tegenargumenten Om je mening of standpunt te ondersteunen, gebruik je argumenten. Simon is heel aardig, omdat hij altijd rekening houdt met anderen. Bewering: Simon is heel aardig. Argument: Hij houdt altijd rekening met anderen. 9.1 Weet je het nog? 1. Vind jij ook niet dat Miranda zich maar wat aanstelt? 2. Ik vind dat een kapster niet veel verdient. 3. Het verbaasd me hoe goed de nieuwe directeur functioneert. 4. Weet jij wat men in deze fabriek produceert? 5. De motorrijder was door de gladheid geslipt. 6. De scheerapparaten worden geëxporteerd naar tal van landen. 7. Word je ook wel eens onvriendelijk behandeld? 9.2 Verkleinwoorden Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je met behulp van een achtervoegsel een verkleinwoord maken.: Bank Bankje Film Filmpje Prei Preitje Slang Slangetje Woning woninkje Een enkele keer moet je de schrijfwijze aanpassen door een letter te verdubbelen, omdat je anders een verkeerde uitspraak zou hebben: Auto autootje Kar karretje Café cafeetje Bij verkleinwoorden die eindigen op y (met een medeklinker ervoor) schrijf je een apostrof. Baby tje Hobby tje 1. reus wordt reusje 2. station wordt stationnetje 3. tor wordt torretje 4. kwekerij wordt kwekerijtje Pagina 9 van 10

10 5. ei wordt eitje 6. koning wordt koninkje 7. ring wordt ringetje 8. stel wordt stelletje 9. wagon wordt wagonnetje 10. leeuw wordt leeuwtje 11. chocola wordt chocolaatje 12. tractor wordt tractortje 13. radio wordt radiootje 14. logé wordt logeetje 15. pony wordt pony tje 9.3 Dictee 1. Iemand heeft alarm geslagen, omdat er paarden galoppeerden op de parallelweg. 2. Menno deed de illustraties in een envelop. 3. Onmiddellijk begon ze aan de volgende alinea van het artikel over milieuvervuiling. 4. We hebben gevolleybald op een strand aan de Middellandse Zee. 5. De adellijke dame genoot van haar kop vleesbouillon. 6. De balletdanseres schijnt allergisch te zijn voor zuivelproducten. 7. Het wagentje van de invalide balanceerde op de rand van de verhoogde stoep. 8. Doordat de portefeuille een paar millimeter te groot was, paste hij niet in mijn binnenzak. 9. De balustrade was gemaakt van aluminium. 10. We zagen een kolossale luchtballon voorbijgaan Je zegt het maar! Als je praat, doe je dat in zinnen. Die zinnen bedenk je. Om je bedoeling goed weer te geven, is het belangrijk dat je de juiste woorden kiest. Maar ook heel belangrijk is de toon waarop je iets zegt. Door de toon kun je gevoel leggen in de zin. Sommige woorden beklemtoon je. 1. Míjn jas! - De spreker bedoelt: Die jas is van mij! Afblijven! (irritatie, boosheid) 2. Mijn jás! - De spreker bedoelt: Waar is mijn jas? (paniek) 3. Mijn jas? - De spreker bedoelt: Is dit mijn jas? (onzekerheid) 10.2 Weet je het nog? Woorden die verschillende betekenissen kunnen hebben, heten homoniemen. Pagina 10 van 10

Nederlands C.T samenvatting

Nederlands C.T samenvatting Nederlands C.T samenvatting Wat te leren: Blok 4 + helft blok 5, op de leer s.o stof na. Blok 4 2.2 Chronologische tijdsvolgorde: de ene gebeurtenis na de andere Tijdsprong: het overslaan van een stuk

Nadere informatie

1 keer beoordeeld 4 maart 2018

1 keer beoordeeld 4 maart 2018 7 Samenvatting door Syb 764 woorden 1 keer beoordeeld 4 maart 2018 Vak Nederlands Nederlands Toets week 3 ZAKELIJKE TEKSTEN LEZEN Het onderwerp van een tekst bestaat uit een paar woorden. Een deel onderwerp

Nadere informatie

PIT HAVO-2 +HAVO/VWO Onderdeel: Spelling H1 en H2 Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

PIT HAVO-2 +HAVO/VWO Onderdeel: Spelling H1 en H2 Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: PIT HAVO-2 +HAVO/VWO-2 2016-2017 Vak: Nederlands Onderdeel: Spelling H1 en H2 Lesperiode: 1 Aantal lessen per week: 4 Hoofdstuk: 1 en 2 Extra materiaal: Nieuw Nederlands Online De leerling kent de volgende

Nadere informatie

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt.

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt. DEEL 1: werkwoorden 1. Werkwoorden Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt. Voorbeelden: komen, gaan, zwemmen, lopen, zijn enz. 1.1 Vormen van het werkwoord Werkwoorden

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Over lezen

Samenvatting Nederlands Over lezen Samenvatting Nederlands Over lezen Samenvatting door M. 943 woorden 16 januari 2013 8,7 5 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Op nieuw niveau Over lezen 2.2 Spanning Open plekken: zijn plekken in een

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing

Programma van Inhoud en Toetsing Onderdeel: Grammatica zinsdelen (RTTI) Lesperiode: 1 Hoofdstuk: 1, 2,3 & 5 Theorie blz 28, 68, 108, 188, 189 De leerling moet de volgende zinsdelen kennen: persoonsvorm onderwerp werkwoordelijk gezegde

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing

Programma van Inhoud en Toetsing Onderdeel: Grammatica zinsdelen (RTTI) Lesperiode: 1 Aantal lessen per week: 4 Hoofdstuk: 1, 2,3 & 5 Theorie blz 28, 68, 108, 188, 189 De leerling moet de volgende zinsdelen kennen: persoonsvorm onderwerp

Nadere informatie

Antwoorden Nederlands Ontleding

Antwoorden Nederlands Ontleding Antwoorden Nederlands Ontleding Antwoorden door een scholier 1587 woorden 27 april 2010 5,8 10 keer beoordeeld Vak Nederlands Taalkundig ontleden; Lidwoorden; Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Onderdeel: Hoofdstuktoets [Je leert over] onderwerp, deelonderwerpen en hoofgedachte. 2F Ik kan onderwerp en deelonderwerpen van een tekst vinden. 2F Ik kan de hoofdgedachte van een tekst vinden. 2F Ik

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands NL Blok

Samenvatting Nederlands NL Blok Samenvatting Nederlands NL Blok 3+4+5+6 Samenvatting door een scholier 1867 woorden 23 september 2008 3,3 9 keer beoordeeld Vak Nederlands Blok 3 Weet je het nog? Bij zinsontleding je een zin in een vaste

Nadere informatie

Grammaticaboekje NL. Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden.

Grammaticaboekje NL. Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden. 9 789082 208306 van Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden. Opzoekboekje voor leerlingen in klas 1 tot en met 3 in de onderbouw

Nadere informatie

2 hv. 1

2 hv.  1 2 hv www.mevrouwzus.wordpress.com 1 1. pv= persoonsvorm 2. = zinsdeel 3. wwg = werkwoordelijk gezegde 4. nwg = naamwoordelijk gezegd 5. ond = onderwerp 6. lv = lijdend voorwerp 7. mv = meewerkend voorwerp

Nadere informatie

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8 Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8 Naam: 1 Inhoudsopgave: 3 - Onderwerp 4 - Persoonsvorm 5 - Gezegde 6 - Lijdend voorwerp 7 - Meewerkend voorwerp 8 - Werkwoorden 8 - Zelfstandig naamwoorden 9 - Bijvoeglijk

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Vak: Nederlands, onderdeel taalportfolio /HV Lesperiode: 1 Taalportfolio deel 1 In je taalportfolio komen 4 opdrachten die gedurende het jaar worden uitgedeeld en uitgelegd. In de eerste rapportperiode

Nadere informatie

Taalbeschouwelijke termen bao so 2010

Taalbeschouwelijke termen bao so 2010 1 Bijlage: Vergelijking taalbeschouwelijke termen leerplannen basisonderwijs en secundair onderwijs In deze lijst vindt u in de linkerkolom een overzicht van de taalbeschouwelijke termen uit het leerplan

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing

Programma van Inhoud en Toetsing Onderdeel: leesvaardigheid Lesperiode: 1 Hoofdstuk: 1 + 2 Theorie blz. 7-8, 50 aantekeningen oefeningen uit het leerboek stappenplan lezen De leerling kent de termen onderwerp, deelonderwerp, hoofdgedachte,

Nadere informatie

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort. Woordsoorten De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort. Woord Uitleg Voorbeeld Werkwoord Lidwoord Zelfstandig Bijvoeglijk

Nadere informatie

Z I N S O N T L E D I N G

Z I N S O N T L E D I N G - 1 - Z I N S O N T L E D I N G Waarom is zinsontleding zo belangrijk? Elke scholier op de middelbare school maar ook de kinderen op de lagere school, komen veelvuldig met zinsontleding in aanraking, eigenlijk

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Redekundig ontleden

Samenvatting Nederlands Redekundig ontleden Samenvatting Nederlands Redekundig ontleden Samenvatting door Bernard 1165 woorden 29 januari 2015 6,8 14 keer beoordeeld Vak Nederlands Redekundig ontleden Allereerst, wat is redekundig ontleden? Redekundig

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Onderdeel: Grammatica zinsdelen H1-H3 (RTTI) Aantal lessen per week: 4 Hoofdstuk: 1-3 Extra materiaal: Nieuw Nederlands Online Cambiumned.nl De leerling kent de theorie m.b.t. de zinsdelen: - persoonsvorm

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Cursus spellen (hoofdstuk 1 + 2)

Samenvatting Nederlands Cursus spellen (hoofdstuk 1 + 2) Samenvatting Nederlands Cursus spellen (hoofdstuk 1 + 2) Samenvatting door een scholier 1020 woorden 25 september 2011 7,3 13 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands CURSUS SPELLEN Werkwoordspelling

Nadere informatie

Vak: Nederlands EBR Klas: IG2 hv Onderdeel: Fictie en Schrijven Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Vak: Nederlands EBR Klas: IG2 hv Onderdeel: Fictie en Schrijven Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: Vak: Nederlands EBR Klas: IG2 hv Onderdeel: Fictie en Schrijven 4 Lessen Nederlands: Stimuleren vrij lezen, Verhaalfragmenten aanbieden/promopraatjes Nieuw Nederlands Hoofdstuk: Spreken en Gesprekken blz.

Nadere informatie

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord Woordsoorten Nederlands Aanwijzend voornaamwoord Betrekkelijk voornaamwoord Bezittelijk voornaamwoord Bijvoeglijk gebruikt werkwoord Bijvoeglijk naamwoord Bijwoord Bijzin Hoofdzin Hulpwerkwoord Koppelwerkwoord

Nadere informatie

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46 Inhoud Inleiding 6 1 Wie? (mensen) Wat? (dieren en dingen) 10 π Het zelfstandig naamwoord (man, vrouw, Jan) 12 π Het zelfstandig naamwoord, meervoud (lepels, bloemen) 13 π Het zelfstandig naamwoord, verkleinwoord

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Klas: IG3v (Docent: RKW) D Week: 13 t/m 24 Onderdeel: Grammatica Woordsoorten Nieuw Nederlands. 3 vwo. 5 e editie Hoofdstuk 1, 2, 3, 4 en 5 Werkwoorden en persoonlijke, bezittelijke, wederkerende, aanwijzende,

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1 t/m 5, paragraaf 1, 2, 3

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1 t/m 5, paragraaf 1, 2, 3 Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1 t/m 5, paragraaf 1, 2, 3 Samenvatting door een scholier 1653 woorden 13 februari 2011 6 16 keer beoordeeld Vak Nederlands Samenvatting H1,2,3,4,5 paragraaf 1,2,(3) Schrijfdoelen

Nadere informatie

Niveauproef voor Nederlands in ASO 3 de graad

Niveauproef voor Nederlands in ASO 3 de graad Niveauproef voor Nederlands in ASO 3 de graad Waarom? Voor Nederlands zijn er 3 modules van elk 4 uur per week. De uren worden aansluitend gegeven, het gaat dus om een volledige namiddag. De vaardigheden

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Onderdeel: Grammatica zinsdelen 1F Grammaticale kennis: onderwerp, lijdend voorwerp, hoofdzin, bijzin, gezegde, persoonsvorm. 1E Grammaticale kennis: meewerkend voorwerp. 2E Grammaticale kennis: bijwoordelijke

Nadere informatie

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46 Inhoud Inleiding 6 1 Wie? (mensen) Wat? (dieren en dingen) 10 π Het zelfstandig naamwoord (man, vrouw, Jan) 12 π Het zelfstandig naamwoord, meervoud (lepels, bloemen) 13 π Het zelfstandig naamwoord, verkleinwoord

Nadere informatie

1.2.3 Trappen van vergelijking 20

1.2.3 Trappen van vergelijking 20 INHOUD DEEL I Woord voor woord 13 1.1 Zelfstandig naamwoord (substantief) 16 1.1.1 Definitie 16 1.1.2 Soorten 16 1.1.2.1 Soortnaam of eigennaam 16 1.1.2.2 Concrete of abstracte zelfstandige naamwoorden

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2016-2017 Vak: Nederlands Klas: vmbo-tl 2 Onderdeel: Spelling 1 & 2 Digitale methode 1F Spelling: verdubbeling en verenkeling. 1F Spelling: vorming van het bijvoeglijk naamwoord. 1F Werkwoordspelling waarvan

Nadere informatie

Onderdeel: LEZEN Docent: RKW Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: LEZEN Docent: RKW Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: Rapportperiode 1 Vak: Nederlands Onderdeel: LEZEN Docent: RKW 1 Aantal lessen per week: 4 Methode: Lees Mee Hoofdstuk: Blok 1 t/m 6 Blz. Weging: 1x 3x woordmixtoets 3x leestoets In totaal 6 cijfers Studievaardigheden:

Nadere informatie

Grammatica. Op niveau onderbouw - Naslag

Grammatica. Op niveau onderbouw - Naslag Op niveau onderbouw - Naslag Grammatica In dit naslagdocument vind je de belangrijkste onderdelen van grammatica die in Op niveau onderbouw, leerjaar 1 t/m 3, worden behandeld. Als je wilt weten welke

Nadere informatie

GRAMMATICA WERKWOORDELIJK GEZEGDE NAAMWOORDELIJK GEZEGDE VOLLEDIGE UITLEG UITLEG PER ONDERDEEL UITLEG PER ONDERDEEL VOLLEDIGE UITLEG

GRAMMATICA WERKWOORDELIJK GEZEGDE NAAMWOORDELIJK GEZEGDE VOLLEDIGE UITLEG UITLEG PER ONDERDEEL UITLEG PER ONDERDEEL VOLLEDIGE UITLEG GRAMMATICA WERKWOORDELIJK GEZEGDE NAAMWOORDELIJK GEZEGDE VOLLEDIGE UITLEG UITLEG PER ONDERDEEL VOLLEDIGE UITLEG UITLEG PER ONDERDEEL OEFENSITES WERKWOORDELIJK GEZEGDE ONTLEDEN ZIN OEFENSITES NAAMWOORDELIJK

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2018-2019 Klas: HV1 Lesperiode: 1 + 2 Diploma grammatica Methode: Nieuw Nederlands 5 e editie Hoofdstuk: Grammatica HF 1 t/m 6 Bladzijde: 25 t/m 30, 67 t/m 72, 109 t/m 114, 151 t/m 156, 193 t/m 198, 235

Nadere informatie

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Wat is een zelfstandig naamwoord? Wat is een zelfstandig naamwoord? 1. Inleiding Zelfstandig naamwoorden zijn woorden die 'een zelfstandigheid' aanduiden: een persoon of dier: vrouw, oom, hond een eigennaam: Sara, Apple een ding: fiets,

Nadere informatie

1

1 3a www.mevrouwzus.wordpress.com 1 1. pv= persoonsvorm 2. = zinsdeel 3. wwg = werkwoordelijk gezegde 4. nwg = naamwoordelijk gezegd 5. ond = onderwerp 6. lv = lijdend voorwerp 7. mv = meewerkend voorwerp

Nadere informatie

Visuele Leerlijn Taal

Visuele Leerlijn Taal Visuele Leerlijn Taal www.gynzy.com Versie: 05-09-2019 Taalbegrip Abstracties Probleem & oplossing Zender & ontvanger Functies van taal Discussie Standpunt & argument Feit & mening Illustratie (als voorbeeld)

Nadere informatie

Taaldomein vmbo. 4 Een mondelinge presentatie Hulpmiddelen: PowerPointpresentatie. k4 3 De spreekbeurt Soorten spreekbeurten De boekpresentatie

Taaldomein vmbo. 4 Een mondelinge presentatie Hulpmiddelen: PowerPointpresentatie. k4 3 De spreekbeurt Soorten spreekbeurten De boekpresentatie Taaldomein vmbo Methode Taaldomein 1 Mondeling 60p Schooltype vmbo-kgt 1-2, k3-4 2 Lezen 266p Editie vanaf 2004 3 Schrijven 120p Niveau 2F 4 Taalbeschouwing 285p 4 Een mondelinge presentatie Hulpmiddelen:

Nadere informatie

Visuele Leerlijn Spelling

Visuele Leerlijn Spelling Visuele Leerlijn Spelling www.gynzy.com Versie: 15-08-2018 Begrippen Klanken & Letters Klank (begrip) Klinker of medeklinker (begrip) Korte of lange klank (begrip) Tweetekenklank (begrip) Lange-, korte-,

Nadere informatie

CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3

CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3 CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3 Voor Nederlands zijn er 3 modules van elk 4 uur per week. De uren worden aansluitend gegeven, het gaat dus om een volledige namiddag. De

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Vak: Nederlands, onderdeel taalportfolio Lesperiode: 1 Taalportfolio deel 1 In je taalportfolio komen 4 opdrachten die gedurende het jaar worden uitgedeeld en uitgelegd. In de eerste rapportperiode worden

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 15. Deel 1 Spelling 18

Inhoud. Inleiding 15. Deel 1 Spelling 18 Inhoud Deel 1 Spelling 18 Inleiding 15 1 Grondbeginselen van de Nederlandse spelling 21 1.1 Verschil tussen klank en letter 22 1.2 Hoofdregels 22 1.3 Interactie tussen de regels 24 1.4 Belang van de regel

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Module 9

Samenvatting Nederlands Module 9 Samenvatting Nederlands Module 9 Samenvatting door een scholier 1519 woorden 26 juni 2004 7,5 55 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Kiliaan Module 9: A3 Tekstsoorten A4 Structuur van de boodschap C4

Nadere informatie

Zin 1: Lijkt + een vriendelijke jongen: kww + naamwoordelijk deel, samen naamwoordelijk geheel (nwg). Verklaring: lijken is kww.,

Zin 1: Lijkt + een vriendelijke jongen: kww + naamwoordelijk deel, samen naamwoordelijk geheel (nwg). Verklaring: lijken is kww., Zinsontleding: onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, handelend voorwerp, voorzetselvoorwerp en bijwoordelijke bepalingen in zinnen.

Nadere informatie

Op niveau vmbo. Thieme Meulenhoff. Domein 2 Leesvaardigheid Zakelijke teksten deel hs leerstof vanaf pg. kgt1 1 Over Caja Cazemier

Op niveau vmbo. Thieme Meulenhoff. Domein 2 Leesvaardigheid Zakelijke teksten deel hs leerstof vanaf pg. kgt1 1 Over Caja Cazemier Op niveau vmbo Thieme Meulenhoff Methode Op niveau 1 Mondeling 46p Schooltype vmbo-kgt1-2 en k3 2 Lezen 343p Editie vanaf 2007 3 Schrijven 61p Niveau 2F 4 Taalbeschouwing 168p Opmerking Op niveau 4k verschijnt

Nadere informatie

Spiekkaart. Persoonsvorm - p.v.

Spiekkaart. Persoonsvorm - p.v. Persoonsvorm - p.v. DE PERSOONSVORM IS EEN WERKWOORD 1. 2. 3. Zet de zin in een andere tijd: Muis schrijft een brief. Muis schreef een brief. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm. Maak van de

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Het programma van deze PIT wordt gedurende het schooljaar aangepast aan het tempo en het niveau van de klas. Vak: Nederlands, onderdeel taalportfolio Klas: IG1 - EBR Lesperiode: 1 en 2 Taalportfolio opdracht

Nadere informatie

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv Inhoud 1 Spelling 5 1 geschiedenis van de nederlandse spelling in vogelvlucht 11 2 spellingregels 13 Klinkers en medeklinkers 13 Spelling van werkwoorden 14 D De stam van een werkwoord 14 D Tegenwoordige

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Alle hoofdstukken

Samenvatting Nederlands Alle hoofdstukken Samenvatting Nederlands Alle hoofdstukken Samenvatting door een scholier 1969 woorden 28 april 2009 6 65 keer beoordeeld Vak Nederlands ~Hoofdstuk 1 Laat wat van je horen! De uiterlijke kenmerken van een

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Fictie Klas: MH-1 Lesperiode:1 Taalportfolio In je taalportfolio komen 5 opdrachten die gedurende het jaar worden uitgedeeld en uitgelegd. In de eerste rapportperiode worden de eerste 3 opdrachten beoordeeld

Nadere informatie

Informatie en proefles

Informatie en proefles Informatie en proefles Ben jij op zoek naar: Kort, duidelijk en overzichtelijk materiaal om redekundig én taalkundig ontleden aan te bieden? materiaal om in een korte tijd ontleden overzichtelijk en begrijpelijk

Nadere informatie

De bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon

De bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon Josée Coenen De bovenkamer een kleurrijke grammatica van het Nederlands colofon Dit overzicht is samengesteld door Josée Coenen, auteur van De bovenkamer. Vormgeving Marjo Starink Bazalt 2016 Voor meer

Nadere informatie

Onderdeel: Vakvaardigheden EBR Nieuwsbegrip: Leesvaardigheid en woordenschat Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: Vakvaardigheden EBR Nieuwsbegrip: Leesvaardigheid en woordenschat Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: - NEX Klas: IG2 HV Onderdeel: Vakvaardigheden EBR Nieuwsbegrip: Leesvaardigheid en woordenschat Lesperiode: 2 1 Nieuwsbegrip en Nieuwsbegrip XL Materiaal: Leerlingschrift A4 Snelhechter Markeerstift Al

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Schooljaar 2015 2016 Nederlands havo vwo 1 Lesperiode: 1 week 36 t/m week 38 Hoofdstuk: Spelling H 2 t/m 6 De stam van het werkwoord Splitsbare werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd en de bijbehorende

Nadere informatie

Grammatica Zinsontleding - Uitgebreid. Ondersteunend materiaal - Uitlegkaarten Geschikt voor de groepen 7 en 8

Grammatica Zinsontleding - Uitgebreid. Ondersteunend materiaal - Uitlegkaarten Geschikt voor de groepen 7 en 8 Zinsontleding - Uitgebreid Ondersteunend materiaal - Uitlegkaarten Geschikt voor de groepen 7 en 8 Inhoudsopgave Persoonsvorm 4 Onderwerp 6 Gezegde: werkwoordelijk en naamwoordelijk 7 Lijdend voorwerp

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 3

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 3 Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 3 Samenvatting door een scholier 802 woorden 14 februari 2004 5,4 39 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Topniveau 3.5 persuasieve teksten betoog beschouwing Bevat

Nadere informatie

3 vwo. 1

3 vwo.  1 3 vwo www.mevrouwzus.wordpress.com 1 1. pv= persoonsvorm 2. = zinsdeel 3. wwg = werkwoordelijk gezegde 4. nwg = naamwoordelijk gezegd 5. ond = onderwerp 6. lv = lijdend voorwerp 7. mv = meewerkend voorwerp

Nadere informatie

KLAS: M2 VAK: Nederlands 2019/2020 Week Vanaf Opmerking jaarplanning. Leerdoel/inhoud/stof/onderwerp/onderdeel/toets overig.

KLAS: M2 VAK: Nederlands 2019/2020 Week Vanaf Opmerking jaarplanning. Leerdoel/inhoud/stof/onderwerp/onderdeel/toets overig. KLAS: M2 VAK: Nederlands 2019/2020 Week Vanaf Opmerking jaarplanning 34 19 aug 35 26 aug 20 augustus Mentorles brugklas 20 augustus Eerste uur mentorles (alle klassen) Docentenactiviteit Verhaal Gefixt

Nadere informatie

instapkaarten taal verkennen

instapkaarten taal verkennen instapkaarten inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema 3

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands NL Spelling 1 t/m 12

Samenvatting Nederlands NL Spelling 1 t/m 12 Samenvatting Nederlands NL Spelling 1 t/m 12 Samenvatting door een scholier 1040 woorden 26 februari 2014 4,5 16 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands 1 Leestekens Punt Aan het eind van

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2015-2016 Onderdeel: Spelling Lesperiode: week 1 t/m week 3 Aantal lessen per week: 4 Methode: Nieuw Nederlands 5 e editie Hoofdstuk: 1F Spelling: verdubbeling en verenkeling. 1F Spelling: vorming van

Nadere informatie

Uitzondering: Telwoorden met -en- zijn samenstellingen, maar toch schrijf je een trema bij een klinkerbotsing: drieënhalf.

Uitzondering: Telwoorden met -en- zijn samenstellingen, maar toch schrijf je een trema bij een klinkerbotsing: drieënhalf. Samenvatting door S. 1829 woorden 27 oktober 2016 5.7 1 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Talent 5.3 Spelling Koppelteken (-): Als je anders een uitspraakprobleem krijgt: Zee-eend Tussen delen van

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Lesperiode: 1 week 36 t/m week 38 Hoofdstuk: Spelling 2 t/m 6 De stam van het werkwoord Splitsbare werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd en de bijbehorende regel De stam van werkwoorden kunnen noteren

Nadere informatie

Leerdoel/inhoud/stof/onderwerp/onderdeel/toets overig jaarplanning Docentenactiviteit Leerlingactiviteit aug

Leerdoel/inhoud/stof/onderwerp/onderdeel/toets overig jaarplanning Docentenactiviteit Leerlingactiviteit aug KLAS: H2/V2 VAK: Nederlands 2019/2020 Week Vanaf Opmerking Leerdoel/inhoud/stof/onderwerp/onderdeel/toets overig jaarplanning Docentenactiviteit Leerlingactiviteit 34 19 aug 20 augustus Mentorles brugklas

Nadere informatie

Studiewijzer TaalCompetent

Studiewijzer TaalCompetent TaalCompetent - Studiewijzer 1 Studiewijzer TaalCompetent leer-/werkboek basisvaardigheden taalbeheersing Nederlands 1 Werken met TaalCompetent 2 Overzicht uitwerkingen 3 Taaltoetsen voor de pabo 4 Kennistrainingen

Nadere informatie

instapkaarten taal verkennen

instapkaarten taal verkennen -b fl41..- 1 rair î ; : ; - / 0 t- t-, 9 S QURrz 71 1 t 5KM 1o r MALNBERG St 4) 4 instapkaarten ji - S 1,1 1 thema 5 1 les 2 S S S - -- t. Je leert hoe je van het hele werkwoord een voltooid deelwoord

Nadere informatie

Iets wat alleen een mens kan. Geheel Deel Mensen Persoon Voorwerp Inhoud Product uitstreek product

Iets wat alleen een mens kan. Geheel Deel Mensen Persoon Voorwerp Inhoud Product uitstreek product Samenvatting door Sam 813 woorden 2 maart 2016 6,8 21 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands Lezen Tekststructuren: Voor/nadelenstructuur Verleden/heden(/toekomst)structuur Aspectenstructuur

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Vak: Nederlands Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2016-2017 Lesperiode: 1 Hoofdstuk: Spelling 2 t/m 6 De stam van het werkwoord Splitsbare werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd en de bijbehorende

Nadere informatie

FICTIEDOSSIER NEDERLANDS LEERJAAR 3 EN 4 BK

FICTIEDOSSIER NEDERLANDS LEERJAAR 3 EN 4 BK FICTIEDOSSIER NEDERLANDS LEERJAAR 3 EN 4 BK Pagina 0 WOORD VOORAF Je zit nu in 3 VMBO en het eindexamen lijkt nog ver weg... Maar niets is minder waar. Dit jaar start je namelijk al volop met de voorbereidingen

Nadere informatie

Eigen vaardigheid Taal

Eigen vaardigheid Taal Eigen vaardigheid Taal Door middel van het beantwoorden van de vragen in dit blok heeft u inzicht gekregen in uw kennis en vaardigheden van de grammatica en spelling van de Nederlandse taal. In het overzicht

Nadere informatie

Onderdeel: Grammatica zinsdelen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: Grammatica zinsdelen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: Onderdeel: Grammatica zinsdelen Lesperiode: 2 1, 2 en 5 Extra materiaal: PowerPoint Stappenplan zinsdelen op blz. 268 t/m 270 zinsdelen: Onderwerp Werkwoordelijk- en naamwoordelijk gezegde Lijdend voorwerp

Nadere informatie

71 S. instapkaarten taal verkennen 5KM. MALtABERG. QVRre. v;rw>r t. -t.

71 S. instapkaarten taal verkennen 5KM. MALtABERG. QVRre. v;rw>r t. -t. v;rw>r t 7 S SS QVRre F9 - -t. t- L 5KM i r MALtABERG instapkaarten taal verkennen S -4 taal verkennen komt er vaak een -e achter. Taa actief. instapkaarten taal verkennen. groep 8 Maimberg s-hertogenbosch

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Lezen h 1.2 t/m 5.2 2

Samenvatting Nederlands Lezen h 1.2 t/m 5.2 2 Samenvatting Nederlands Lezen h 1.2 t/m 5.2 2 Samenvatting door Ive 1045 woorden 27 juni 2018 5,3 3 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Talent Samenvatting Nederlands 1.2 t/m 5.2 1.2 Leesstrategieën

Nadere informatie

OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER / ZUTPHEN STUDIEWIJZER

OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER / ZUTPHEN STUDIEWIJZER OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER / ZUTPHEN STUDIEWIJZER BOL/BBL NEDERLANDS 2F module 1 Taalbegrip en taalverzorging basisfase Cohort 2018 2021 kwartiel 1 en 2 DOELSTELLINGEN:

Nadere informatie

Hiermee wijs je een speciaal iemand of iets aan. Je begint met de ene zinsstructuur en maakt de zin af in een andere zinsstructuur.

Hiermee wijs je een speciaal iemand of iets aan. Je begint met de ene zinsstructuur en maakt de zin af in een andere zinsstructuur. Kernwoordenlijst Kernwoord Uitleg Voorbeeld Aanwijzend Achtervoegsel Afleiding Anakoloet (ontspoorde zin) Beknopte bijzin Bepaling van gesteldheid Betrekkelijk Bezittelijk Bijstelling Bijvoeglijk naamwoord

Nadere informatie

Naam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8.

Naam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8. Naam: Mijn doelenboekje Grammatica Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8 www.gynzy.com Inhoud & Legenda In dit doelenboekje zijn de volgende Werelden te vinden: Taalkundige ontleding...3 Redekundige

Nadere informatie

Onderdeel: Grammatica -- RKW Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: Grammatica -- RKW Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: PIT IG3 2017-2018 Trimester 2 Vak: Nederlands Onderdeel: Grammatica -- RKW Woordsoorten Week 13 t/m 24 Aantal lessen per week: 3 Nieuw Nederlands 5 e editie 1, 2 en 3 De leerling kent de onderstaande woordsoorten:

Nadere informatie

De bovenkamer. Het gebruik van De bovenkamer bij Taal actief. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands

De bovenkamer. Het gebruik van De bovenkamer bij Taal actief. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands Josée Coenen De bovenkamer een kleurrijke grammatica van het Nederlands Het gebruik van De bovenkamer bij Taal actief Bij de verschillende onderdelen van Taal actief kunt u onderdelen uit De bovenkamer

Nadere informatie

Workshop BLIKSEM - Leesbegrippen in de BLIKSEM Oefenteksten en Toetsen

Workshop BLIKSEM - Leesbegrippen in de BLIKSEM Oefenteksten en Toetsen Leesbegrippen Groep 5 1. alinea (7)* 2. anekdote (2) 3. bedoeling van de schrijver (3) 4. boodschap overbrengen (1) 5. bronvermelding (2) 6. conclusie (1) 7. de bedoeling van de schrijver (2) 8. de clou

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Formuleren

Samenvatting Nederlands Formuleren Samenvatting Nederlands Formuleren Samenvatting door Luca 1052 woorden 28 maart 2016 8,2 1 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands Dubbelop Onjuiste herhaling; Tautologie; Pleonasme; Contaminatie;

Nadere informatie

instapkaarten taal verkennen

instapkaarten taal verkennen instapkaarten inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema 3

Nadere informatie

Kernwoord Uitleg Voorbeeld

Kernwoord Uitleg Voorbeeld Aanhalingstekens Accenttekens Achtervoegsel Afbreekteken Gebruik je voor een citaat of als iets niet letterlijk is bedoeld. Gebruik je om iets nadruk te geven of om dubbelzinnigheid te voorkomen. Een nietzelfstandig

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2015-2016 Lesperiode: 1 week 36 t/m week 38 Hoofdstuk: Spelling 2 t/m 6 De stam van het werkwoord Splitsbare werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd en de bijbehorende

Nadere informatie

instapkaarten taal verkennen

instapkaarten taal verkennen 6 instapkaarten inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Blok 2 samenvatting

Samenvatting Nederlands Blok 2 samenvatting Samenvatting Nederlands Blok 2 samenvatting Samenvatting door S. 1214 woorden 12 december 2012 5,3 14 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Op niveau 2.2 Tijd en opbouw Vertelde tijd: tijd die in een

Nadere informatie

Online cursus spelling en grammatica

Online cursus spelling en grammatica Handleiding Online cursus spelling en grammatica Het hoofdmenu In het hoofdmenu kun je links op een niveau klikken. Daarnaast zie je een overzicht van de modules die bij dit niveau horen. Modules Rechts

Nadere informatie

DOELGROEP Grammatica 3F is bedoeld voor leerlingen van havo/vwo en mbo 4. Het programma is geschikt voor zowel allochtone als autochtone leerlingen.

DOELGROEP Grammatica 3F is bedoeld voor leerlingen van havo/vwo en mbo 4. Het programma is geschikt voor zowel allochtone als autochtone leerlingen. DOELGROEP Grammatica 3F is bedoeld voor leerlingen van havo/vwo en mbo 4. Het programma is geschikt voor zowel allochtone als autochtone leerlingen. STRUCTUUR De lesstof is ingedeeld in rubrieken (onderwerpen)

Nadere informatie

tip! in leerjaar 1, is nog weinig verschil; mavo mag deze samenvatting ook gebruiken

tip! in leerjaar 1, is nog weinig verschil; mavo mag deze samenvatting ook gebruiken Boekverslag door Tmp_cox 1720 woorden 25 oktober 2012 5.8 259 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands NIEUW NEDERLANDS; Samenvatting, (mavo), havo, vwo hoofdstuk 1 t/m 6 tip! in leerjaar

Nadere informatie

Vak: Nederlands EBR Klas: IG 2 mh/hv Onderdeel: Leesvaardigheid Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Vak: Nederlands EBR Klas: IG 2 mh/hv Onderdeel: Leesvaardigheid Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: Vak: Nederlands EBR Klas: IG 2 mh/hv Onderdeel: Leesvaardigheid Lesperiode: 5 Nieuw Nederlands 5 e editie Hoofdstuk: 4 Blz. 127 t/m 12 Nieuw Nederlands Online H 1 t/m 4, onderdeel Lezen extra en Test Nieuwsbegrip

Nadere informatie

Woordsoorten bloemlezing uit het 40 bladzijden tellende boek.

Woordsoorten bloemlezing uit het 40 bladzijden tellende boek. Woordsoorten bloemlezing uit het 40 bladzijden tellende boek. Inleiding Een boek samenstellen over woordsoorten. Dat betekent: keuzes maken. Wat overigens ook geldt voor het gebruiken ervan. Over de keuzes

Nadere informatie

Toets: Lees vaardig Blok 1+2 en Nieuwsbegrip

Toets: Lees vaardig Blok 1+2 en Nieuwsbegrip JAAROVERZICHT NEDERLANDS H3 Omschrijving lesstof per week Blok 1 Wk1. Spreken informatieve tekst/ artikel oefenen Begin Lees vaardig blok 1+2 Toetsper. 1 week 39 Toets: Lees vaardig Blok 1+2 en Nieuwsbegrip

Nadere informatie

6.2. Boekverslag door C. 727 woorden 17 mei keer beoordeeld. Nederlands. Paragraaf 1. Dubbel op. Onjuiste herhaling

6.2. Boekverslag door C. 727 woorden 17 mei keer beoordeeld. Nederlands. Paragraaf 1. Dubbel op. Onjuiste herhaling Boekverslag door C. 727 woorden 17 mei 2016 6.2 3 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands Nederlands Paragraaf 1 Dubbel op Onjuiste herhaling 2x een voorzetsel wordt gebruikt, maar 1 overbodig

Nadere informatie

Dagdeel 2 Werkwoordspelling: t ex-kofschip, vervoegen, werkwoordtijden

Dagdeel 2 Werkwoordspelling: t ex-kofschip, vervoegen, werkwoordtijden Nederlands Dagdeel 1 Introductie en vaststelling leerdoelen Redekundig ontleden: persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke

Nadere informatie

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Wat is een zelfstandig naamwoord? Wat is een zelfstandig naamwoord? 1. Inleiding Een zelfstandig naamwoord geeft aan: een persoon of dier: vrouw, oom, hond een eigennaam: Sara, Apple een ding: fiets, berg een gebeurtenis: feest, botsing

Nadere informatie

Loopt vader met moeder in het park?

Loopt vader met moeder in het park? Oefening 3 Maak van de gewone zin een vraagzin. Kleur de persoonsvorm lichtblauw. 1. Vader loopt met moeder in het park. Loopt vader met moeder in het park? 2. Morgen ga ik boodschappen doen. Soms begint

Nadere informatie

Inhoud. 1. Introductie Nederlands... 3

Inhoud. 1. Introductie Nederlands... 3 Functieopdracht Nederlands - Operator A en B Inhoud 1. Introductie Nederlands... 3 2. Opdrachten... 5 Opdracht 1. Verschillende meningen... 5 Opdracht 2. Luisteren naar een vergadering... 7 Opdracht 3.

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Grammatica Hoofdstuk 1 t/m 6

Samenvatting Nederlands Grammatica Hoofdstuk 1 t/m 6 Samenvatting Nederlands Grammatica Hoofdstuk 1 t/m 6 Samenvatting door een scholier 1947 woorden 10 mei 2008 5,8 282 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Op nieuw niveau Woordsoort, Afk., omschrijving,

Nadere informatie

De laat gearriveerde koerier drinkt achter een bruin bureau koude koffie. Deze jonge verpleegster huppelt meestal vrolijk door de lange gangen.

De laat gearriveerde koerier drinkt achter een bruin bureau koude koffie. Deze jonge verpleegster huppelt meestal vrolijk door de lange gangen. Zinsdelen Nederlands Bijvoeglijke bepaling Bijwoordelijke bepaling Lijdend voorwerp Meewerkend voorwerp Naamwoordelijk gezegde Onderwerp Persoonsvorm Voorzetselvoorwerp Werkwoordelijk gezegde Bijvoeglijke

Nadere informatie

(ZAKELIJKE) TAALVERZORGING 2 NEDERLANDS

(ZAKELIJKE) TAALVERZORGING 2 NEDERLANDS (ZAKELIJKE) TAALVERZORGING 2 NEDERLANDS 0 AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG: - Kun je op een juiste manier in meervoud schrijven. - Hoofdletters op een juiste manier gebruiken. - Onbepaalde hoofdtelwoorden

Nadere informatie