Verantwoording ECN-C
|
|
- Veerle Vink
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Oktober 2001
2 Verantwoording Deze studie is door ECN Beleidsstudies en IVAM Environmental Research uitgevoerd in opdracht van Novem, onder nummer (Novem) en (ECN). Contactpersoon bij Novem was ir. C.C. Egmond. De onderzoekers willen via deze weg hun dank uitspreken richting de deelnemers aan het onderzoek. Van hen is een niet geringe inspanning gevraagd gedurende een relatief lange periode. Tevens waren zij bereid enquêtes in te vullen die betrekking hadden op hun persoonlijke levenssituatie. Wij kijken zelf met zeer veel plezier terug op dit onderzoek. Met name de contacten met de deelnemers hebben wij als bijzonder stimulerend ervaren. Ook als wetenschapper hebben wij ons hart op kunnen halen aan het project. De hoeveelheid informatie die tijdens dit project is verzameld bood ongekende mogelijkheden. Tevens willen wij onze dank uitspreken richting het secretariaat van Beleidsstudies, dat tijdens het onderzoek meer dan 3000 brieven heeft gevouwen, enquêtes heeft geniet en enveloppen heeft geplakt, en de medewerkers van IVAM die alle meetgegevens en enquêteresultaten hebben ingevoerd. Abstract This study has been carried out in charge of Novem. It describes the results of the measurement of the total energy consumption of households living in very efficient dwellings. On a monthly basis, the energy consumption was measured at 180 households. By means of a multiple regression analysis, the development of the monthly energy consumption has been analysed. By means of a model that has been developed within this study, both the variance in electricity consumption as well as the variance in use of natural gas (or heat) could be explained quite well. It is concluded that the theoretical energy consumption of very efficient dwellings is a good indicator for the actual energy consumption. This implies that the calculated theoretical energy savings approximately are obtained in practice. However, it should be noted that large very efficient dwellings might have a theoretical as well as actual energy consumption that is significant higher than the energy consumption of an average terraced house. ECN-C
3 INHOUD SAMENVATTING 5 1. INLEIDING METHODOLOGIE Onderzoeksopzet Vooranalyse Enquêtes en meterstandenformulieren Database met woningkarakteristieken Opbouw van de onderzoekspopulatie Selectie van woningen en deelnemers Respons en problemen Beschrijving projecten Solar Nieuwland te Amersfoort Gelderse Blom te Veenendaal Carisven te Heerlen Visveld-Oost te Lent Weerselostraat te Den Haag WNF-woningen te Tilburg De Schooten te Den Helder De Boerenstreek te Soest WNF-woningen te Almere WNF-woningen te Nieuwegein HUISHOUDELIJK ENERGIEVERBRUIK IN NEDERLAND Ontwikkeling van het huishoudelijke aardgasverbruik Huishoudelijk elektriciteitsverbruik in Nederland ENQUÊTE RESULTATEN Gezinskenmerken en leefstijl Kenmerken van de woning Apparaatbezit en -gebruik Wasmachine, wasdroger en vaatwasser Computer Verlichting, koken en overige apparaten Stook- en ventilatiegedrag Instelling van de thermostaat Stook- en ventilatiefrequentie HET GEMETEN ENERGIEVERBRUIK IN DE ONDERZOCHTE PROJECTEN Aardgas- en warmteverbruik per locatie Vergelijking van de verschillende projecten Het gemiddelde gas- en warmteverbruik per project De lengte van het stookseizoen Ontwikkeling van het gemiddelde elektriciteitsverbruik De zonnewoningen in Veenendaal Ontwikkeling energieverbruik van een woning in Heerlen bij wekelijkse meteropname ANALYSE VAN DE ENERGIEVERBRUIKSONTWIKKELING Verklaring van de warmtevraag Warmteproductie door de zonneboiler Ontwikkeling van een warmtevraagmodel Simulaties met het warmtevraagmodel Warmtevraag voor de energiefuncties ruimteverwarming, wam tapwater en koken 71 ECN-C
4 6.2.1 Koken Tapwater Ruimteverwarming Techniek, gedrag, tapwater en ruimteverwarming Techniek, gedrag en warm tapwater Techniek, gedrag en ruimteverwarming Verklaring elektriciteitsvraag Simulaties elektriciteitsvraag Vergelijking normverbruik en reëel verbruik voor ruimteverwarming DISCUSSIE EN CONCLUSIE Informatie op basis van de enquêtes Effecten van gedrag en besparingsmaatregelen Discussie en aanbevelingen 91 BIJLAGE A ENQUETES 93 BIJLAGE B ZONNEBOILER 101 BIJLAGE C DEELRESULTATEN 104 REFERENTIES ECN-C
5 SAMENVATTING Inleiding De overheid beoogt door middel van de inzet van verschillende beleidsinstrumenten het energieverbruik en de hieraan gekoppelde CO 2 -emissies terug te dringen. Het totale aardgasverbruik voor de sector Huishoudens is de laatste 20 jaar nagenoeg constant. De toename van het energieverbruik door een stijging van het aantal woningen wordt gecompenseerd door de nieuwbouw van efficiëntere woningen, na-isolatie van bestaande woningen en vervanging van oude CV-ketels door nieuwe efficiëntere exemplaren. Het totale elektriciteitsverbruik binnen de sector Huishoudens neemt sinds eind jaren 80 toe met gemiddeld 3% per jaar. Deze toename is met name toe te schrijven aan de stijging van het gemiddelde aantal apparaten per huishouden en de toename van het aantal huishoudens. Door middel van de Energie Prestatie Norm (EPN), die is ingevoerd in 1995, worden eisen gesteld aan de energetische kwaliteit van nieuwbouwwoningen. Via de in de EPN-regeling beschreven methodiek wordt de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) bepaald. Deze EPC-waarde is een maat voor de energetische prestatie van de woning. Sinds 1995 is deze EPC-waarde een aantal keren aangescherpt. In 1995 gold een EPC-waarde van 1,4. In 1998 is deze aangescherpt tot 1,2 en tot 1,0 in het jaar De vraag is nu welk effect de aanscherping van de EPCwaarde in de praktijk heeft op de ontwikkeling van het energieverbruik van nieuwbouwwoningen. Zal een verdere aanscherping van de EPC-waarde leiden tot een evenredige daling van het energieverbruik? De ontwikkeling van het energieverbruik van de gemiddelde woningvoorraad is redelijk goed bekend. Er zijn echter geen gegevens beschikbaar op basis waarvan conclusies kunnen worden getrokken over de ontwikkeling van het specifieke verbruik van nieuwbouwwoningen. Door middel van dit praktijkonderzoek, dat is uitgevoerd in opdracht van Novem, wordt beoogd na te gaan of bewoners van woningen met een lagere EPC-waarde dan wettelijk voorgeschreven daadwerkelijk minder energie verbruiken dan bewoners van een conventionele woning. De doelstelling van het project is het bepalen van de relatie tussen de variatie in het gemeten energieverbruik van energiezuinige woningen en bewonersgedrag en leefstijl. Door middel van analyse van de resultaten van praktijkmetingen is onderzocht in hoeverre de spreiding in het energieverbruik van energiezuinige woningen verklaard kan worden door verschillen in bouwkundige en technische factoren, zoals het woningtype en isolatiegraad (EPC-waarde), en gedragsmatige factoren en leefstijl, zoals stook- en ventilatiegedrag en apparaatbezit en -gebruik. In het kader van dit onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: (1) Wat is de energiebesparing bij woningen met een lagere EPC-waarde dan wettelijk voorgeschreven? (2) In hoeverre wordt het energieverbruik van (zeer) energiezuinige nieuwbouwwoningen bepaald door bewonersgedrag en in hoeverre door de eigenschappen van de woninggebonden energiebesparingsmaatregelen? Opzet van het onderzoek Vanwege het ontbreken van voldoende monitoring gegevens voor woningen met een zeer lage EPC-waarde, diende het energieverbruik van deze woningen gemeten te worden. Verwacht mag worden dat bij zeer efficiënte nieuwbouwwoningen het aandeel voor de bereiding van warm tapwater relatief groot is. Daarom is het onderzoek zo opgezet dat een onderscheid gemaakt kan worden naar deze twee energiefuncties. Gekozen is voor een onderzoeksopzet waarbij maandelijks het energieverbruik wordt gemeten. Gedurende de zomermaanden is de vraag voor ruimte- ECN-C
6 verwarming vrijwel nul, zodat gedurende deze periode alleen het energieverbruik voor de bereiding van warm tapwater wordt gemeten. De vraag voor ruimteverwarming in het stookseizoen kan vervolgens bepaald worden door het totale (gemeten) gasverbruik te verminderen met de, op basis van de zomermaanden bepaalde, energievraag voor warm tapwater en koken. Het maandelijks meten van het energieverbruik maakt het tevens mogelijk om afleesfouten te signaleren en te corrigeren. Om de hoogte van en de spreiding in het energieverbruik te kunnen verklaren dienen, naast het energieverbruik, tevens energierelevante gedragsgerelateerde variabelen te worden gemeten. Gedurende het onderzoek zijn de deelnemers tweemaal geënquêteerd. In de eerste enquête die bij aanvang van de meting is afgenomen is met name gevraagd naar algemene gezinskenmerken, zoals gezinsgrootte en leeftijdsopbouw van het gezin, en apparaatbezit. In de tweede enquête, die is afgenomen midden in het stookseizoen, is met name gevraagd naar stook- en ventilatiegedrag. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat het voor bewoners vaak heel moeilijk is om gedetailleerde technische vragen die betrekking hebben op hun woning te beantwoorden. De woningtechnische kenmerken zijn daarom via overige bronnen, zoals bouwtekeningen, brochures en andere studies bepaald. Door het combineren van het gemeten energieverbruik, de enquêteresultaten op het gebied van huishoudkenmerken en stook- en ventilatiegedrag en de woningkenmerken, kan via een Multi variate Regressie Analyse worden bepaald welke factoren in welke mate van invloed zijn op de hoogte van en spreiding in het energieverbruik. Om een vergelijking te kunnen maken tussen deelnemers binnen één project en de projecten onderling, moesten eisen worden gesteld aan het minimale aantal deelnemers binnen één project als aan het totaal aantal projecten en aan de diversiteit tussen de verschillende projecten. Als randvoorwaarde is gesteld dat alleen projecten met een minimale omvang van 20 vergelijkbare woningen binnen dit onderzoek worden meegenomen. In totaal zijn ongeveer 700 huishoudens aangeschreven, verspreid over tien locaties in het hele land. Hiervan hebben bijna 200 huishoudens positief gereageerd op het verzoek om deel te nemen aan het onderzoek, zie Tabel S.1. Tabel S.1 Geselecteerde projecten, locatie, aantal woningen, positieve respons en aantal woningen die in de uiteindelijke analyse zijn meegenomen Project Locatie Aantal woningen positieve respons In analyse WNF-woningen Almere (48%) 12 (30%) Solar Nieuwland Amersfoort (19%) 19 (18%) Weerselostraat Den Haag (23%) 9 (12%) De Schooten Den Helder (68%) 28 (64%) Carisven Heerlen (43%) 17 (31%) Visveld-Oost Lent (42%) 19 (29%) WNF-woningen Nieuwegein (32%) 19 (25%) De Boerenstreek Soest (13%) 10 (11%) WNF-woningen Tilburg 36 8 (22%) 6 (17%) Gelderse Blom Veenendaal (14%) 7 ( 7%) Totaal (28%) 146 (21%) Enquête resultaten Vrijwel alle deelnemende huishoudens hebben de beide enquêtes volledig ingevuld. Opgemerkt dient te worden dat er, door de relatief beperkte omvang van de steekproef, geen algemeen geldende conclusies getrokken kunnen worden. In de steekproef zijn éénpersoonshuishoudens ondervertegenwoordigd en is de gemiddelde gezinsgrootte hoger dan het Nederlands gemiddelde. Voor de onderzoeksgroep geldt dat de douchefrequentie over het algemeen veel hoger is dan badfrequentie. Bij het merendeel van de respondenten wordt één tot tweemaal per dag gedoucht. 6 ECN-C
7 Bij circa 5% van de huishoudens wordt gemiddeld vier keer per dag een douche genomen en bij 15% van de deelnemende huishoudens minder dan één maal per dag. Er is een relatie gevonden tussen de leeftijd van de kinderen en de gebruiksfrequentie van het bad. Huishoudens met één of meer kinderen tussen de 0 en 5 jaar gebruiken het bad het vaakst. Naarmate de kinderen ouder worden neemt de badfrequentie af en de douchefrequentie toe. Conform de verwachting stijgt het apparaatbezit bij toenemende gezinsgrootte. Alle huishoudens van twee of meer personen hebben een wasmachine. Opvallend is dat alle huishoudens met 5 personen of meer over een wasdroger blijken te beschikken. Daarentegen blijken grotere huishoudens niet vaker een vaatwasser te bezitten. Het gebruik van de wasmachine neemt vrijwel lineair toe bij het stijgen van de gezinsgrootte. Ook voor de wasdroger en de vaatwasser geldt, zij het in minder mate, dat de gebruiksfrequentie toeneemt bij toenemende huishoudgrootte. De gebruiksfrequentie van de vaatwasser neemt echter niet lineair toe. Schaalvoordelen blijken dus een groter effect te hebben bij het bereiden van voedsel dan bij het reinigen van kleding. Van de aan het onderzoek deelnemende huishoudens is driekwart in het bezit van een computer die meer dan één uur per week wordt gebruikt. Het merendeel van deze huishoudens gebruikt de computer gemiddeld één tot vijf uur per week. Gemiddeld hebben deze bewoners de computer 10 uur per week aan staan. Spaarlampen zijn in de woonkamer nog altijd het minst gangbaar, gloeilampen het meest. Opmerkelijk is dat geen van de respondenten een aanrechtboiler heeft. Het Duurzaam Bouwen beleid is er op gericht om te vermijden dat bij huishoudens de behoefte ontstaat een aanrechtboiler te installeren. Hoewel het hier om zeer recent gebouwde woningen gaat, blijkt geen van de huishoudens zodanig ontevreden te zijn over de warm tapwater voorziening in de keuken dat al kort na het betrekken van de woning een aanrechtboiler is geïnstalleerd. Driekwart van de bewoners stelt de thermostaat in op een temperatuur tussen de 18 en 20 graden. Slechts 12% kiest voor een temperatuur hoger dan 20 graden. Voor degenen met een programmeerbare thermostaat blijkt er nauwelijks verschil te zitten tussen de thermostaat instelling in het weekend en op werkdagen. Hierbij moet aangetekend worden dat de aanwezigheidsgraad doordeweeks in de betrokken huishoudens relatief hoog is. Bewoners met een handmatig bediende thermostaat passen veel vaker tussentijds de temperatuur aan dan degenen met een programmeerbare thermostaat. Meer de helft van de huishoudens met een handmatige thermostaat zet deze altijd lager als men voor een paar uur de woning verlaat, terwijl slechts 28% van de huishoudens met een programmeerbare thermostaat dit doet. De vertrekken op de benedenverdieping worden door de meeste bewoners dagelijks of zeer regelmatig verwarmd. Voor de hal of gang geldt dit in iets mindere mate dan voor de woonkamer en keuken. Door de hoge isolatiegraad van de woningen is het stoken van de bovenverdieping minder noodzakelijk. Op de bovenverdieping is de badkamer het meest frequent gestookte vertrek. Zo n 20% van de huishoudens ventileert dagelijks of regelmatig de woonkamer, slaapkamer, en badkamer. Voor de keuken en overige vertrekken ligt de ventilatiefrequentie iets lager. De slaapkamer is verreweg de meest geventileerde ruimte; 86% van de bewoners lucht dit vertrek minstens eenmaal per week. Driekwart van degenen die een ruimte slechts eenmaal per week ventileren, doet dat dan wel langer dan een uur. Hoogte en verklaring van de energievraag voor ruimteverwarming en warm tapwater De aan het onderzoek deelnemende huishoudens blijken representatief te zijn voor het Nederlandse huishouden voor wat betreft de energievraag voor koken en de bereiding van warm tapwater. Voor ruimteverwarming zijn de huishoudens, zoals verwacht mag worden, niet representatief. De energievraag voor ruimteverwarming ligt bij deze huishoudens bijna 60% lager dan voor het gemiddelde Nederlands huishouden. ECN-C
8 Uit de multi regressie analyse blijkt dat de warmtevraag het sterkst bepaald wordt door de warmteweerstand (Rc-waarde) van de woningschil, het type woning - rijtjeswoning, hoekwoning of vrijstaand - en de stooktemperatuur. De EPC-waarde en het type woning bepalen hoe groot de warmtevraag in de woning gemiddeld is. De spreiding in de warmtevraag wordt echter bepaald door het gedrag van de bewoners, bijvoorbeeld de gemiddelde stooktemperatuur. Hierdoor kan het verbruik bij een individueel huishouden in een lage EPC woning groter zijn dan het verbruik van een ander huishouden in een woning met een wat hogere EPC. Indien de Rcwaarde van de woningschil te laag of de U-waarde van het glas te hoog wordt gekozen veroorzaakt dit een warmtelek, hetgeen zich uit in een hoge warmtevraag. Daarnaast zijn significante verbanden gevonden met de stooktemperatuur en het zelf bijhouden van de meterstanden. Bij het gemiddelde huishouden in Nederland is het verbruik voor ruimteverwarming ruim vier maal groter dan het verbruik voor warm tapwater. In de lage EPC woningen is dat gereduceerd tot een factor 2,2. Besparingen op warm tapwater zijn daarom in dit soort woningen relatief belangrijk. Alle in dit onderzoek betrokken woningen met een aansluiting op het aardgasnet zijn dan ook voorzien van een zonneboiler. De warmtevraag voor warm tapwater wordt voor een aanzienlijk deel bepaald door het type woning - rijtje/hoek/vrijstaand -, de douchefrequentie, en in mindere mate de badfrequentie. Deze factoren zijn onafhankelijk van de EPC waarde van een woning en nauwelijks door middel van beleid te beïnvloeden. Verdere besparingen op warm tapwater zullen dus meer door technische maatregelen (spaardouche, beperking leidinglengtes en leidingdiameter, doorstroombegrenzers) bereikt moeten worden. Het warmteverbruik voor tapwater ligt bij woningen met stadsverwarming significant lager dan bij woningen met een gasaansluiting. Er is nader onderzoek nodig om te kunnen bepalen of hier sprake is van een systematische fout of dat factoren gerelateerd aan techniek of gedrag een rol spelen. Mogelijk is het rendement van de zonneboiler lager dan in de analyse is aangenomen. Simulaties met het binnen dit onderzoek ontwikkelde warmtevraagmodel geven een indicatie van de effecten van veranderingen in gedrag of techniek. Zo is onderzocht welke besparingen bereikt kunnen worden met gedragsveranderingen en welke met techniekveranderingen. Techniekveranderingen hebben het grootste effect. Een geringe verbetering van de warmteweerstand van de woningschil (Rc) en de U-waarde van het glas levert een jaarlijkse besparing op van ruim 38% van de warmtevraag - ruim 9 GJ primair. Daarnaast is een jaarlijkse besparing van ruim 9% van de warmtevraag - 2,5 GJ primair - mogelijk door geringe gedragsverandering. Te denken valt aan gemiddeld een graad lager stoken, minder vaak (of korter) onder de douche gaan, minder in bad gaan (of minder water in bad laten lopen) en minder ruimtes verwarmen in de woningen waar vrijwel alle vertrekken gestookt worden. Hoewel de effecten van techniekverandering het grootst zijn, zijn er natuurlijk een aantal praktische en financiële bezwaren, die voor de gedragsverandering niet gelden. Hoogte en verklaring van de elektriciteitsvraag De huishoudens uit het onderzoek zijn wat het elektriciteitsverbruik betreft representatief voor de Nederlandse bevolking. Het elektriciteitsverbruik wordt voor een aanzienlijk deel bepaald door gedragsvariabelen, zoals het aantal malen per week dat de vaatwasser, droger, en wasmachine gebruikt wordt, en het al dan niet elektrisch koken. Daarnaast verklaren het bezit van de CV pomp en het woningoppervlak een deel van de spreiding in de verbruiken. Het elektriciteitsverbruik is sterker afhankelijk van de gezinsgrootte dan de warmtevraag. De invloed van techniek en gedrag op de elektriciteitsvraag Met het binnen dit onderzoek ontwikkelde elektriciteitsvraag-model is een simulatie uitgevoerd om de effecten van een gedragsverandering te kunnen onderzoeken. Een jaarlijkse besparing van ruim 4% ofwel 1,2 GJ primair op het elektriciteitsverbruik is mogelijk door geringe gedragsverandering, zoals het verminderen van de gebruiksfrequentie van een aantal grote elektrische apparaten, en het gebruiken van meer spaarlampen in plaats van gloeilampen. Hierbij moet aangetekend worden dat het uit milieuoogpunt niet direct gunstiger is om het aantal vaatwas- 8 ECN-C
9 beurten te reduceren ten gunste van het afwassen met de hand. Iets dergelijks geldt ook voor de wasmachine. Alleen voor de wasdroger bestaat er een energiezuinig alternatief, de waslijn. Effectiviteit van de EPN Door de grote verschillen tussen de onderzochte projecten in onder meer huishoudgrootte en woninggrootte en -type, is het op basis van de ongecorrigeerde gemiddelde jaarverbruiken niet goed mogelijk om de projecten onderling te vergelijken. Door een vergelijking te maken tussen het normverbruik conform de EPN-methodiek en het reële verbruik, kan echter wel een indicatie van de effectiviteit worden verkregen. Hierbij is het belangrijk te weten in hoeverre het via de EPN bepaalde normverbruik een afspiegeling is van het in de praktijk gemeten energieverbruik. Het blijkt dat de normwaarde en de gemeten warmtevraag, behoudens de spreiding door gedrag, gemiddeld overeenkomen. De laagste gemiddelde gemeten warmtevraag wordt gevonden in Almere. Voor deze woningen is gebruik gemaakt van bewezen technieken. Het zijn standaard rijtjeswoningen met een hoge isolatiegraad, warmteterugwinning en een zonneboiler. Dit geeft aan dat er geen technische hoogstandjes nodig zijn om zeer energiezuinige woningen te bouwen. Het lijkt voor de acceptatie door bewoners en de robuustheid van de maatregelen over de levensduur van de woningen zelfs beter om niet te complexe technische maatregelen te nemen (Uyterlinde, 2000). In figuur S.1 is de verhouding tussen de normwaarde en het temperatuurgecorrigeerde gemeten verbruik uitgezet tegen de EPC-coëfficiënt Indien de ratio kleiner is dan 1, dan is het gemiddelde gemeten verbruik lager dan het theoretische volgens de EPN berekende verbruik. 1,8 1,6 1,4 (1) (3) (4) (8) 1,2 (6) ratio 1,0 0,8 0,6 (9) (2) (5) 0,4 (7) 0,2 0,6 0,7 0,8 0,9 1,0 1,1 1,2 1,3 EPC-waarde Figuur S.1 Ratio van het reële temperatuurgecorrigeerde verbruik voor ruimteverwarming en het normverbruik per locatie (1=Nieuwegein, 2=Almere, 3=Amersfoort, 4=Lent, 5=Heerlen, 6=Den Haag, 7=Veenendaal, 8=Den Helder, 9=Soest) Voor de vier projecten met een EPC waarde hoger dan 1, geldt dat de gemiddelde gemeten warmtevraag gelijk of lager is dan de EPC-norm. Van de vijf projecten met een EPC-waarde lager dan 1 blijken er drie een gemiddeld reëel verbruik hoger dan het normverbruik te hebben. Omdat slechts een beperkt aantal projecten met een EPC-waarde kleiner dan 1 is onderzocht mag op grond van deze analyse mag nog niet geconcludeerd worden dat bij een afnemende EPC-waarde het reële verbruik boven het normverbruik komt te liggen. Immers, bij twee van de vijf projecten is het gemiddelde verbruik voor ruimteverwarming wel lager dan het normverbruik. Bij zes van de negen projecten wordt de theoretische beoogde energiebesparing, zoals berekend via de EPN, behaald. Opgemerkt moet worden dat tussen de verschillende projecten forse verschillen in gemiddelde gezinsgrootte bestaan. Hiervoor is niet gecorrigeerd. ECN-C
10 Conclusies en aanbevelingen Geconcludeerd wordt dat het normverbruik voor ruimteverwarming zoals, bepaald middels de EPN-rekenmethodiek, een goede indicatie is voor het reële verbruik voor ruimteverwarming van deze woningen. Dit betekent dat de theoretische besparing door het voorschrijven van een lagere EPC-waarde goed overeenkomt met de in de praktijk gerealiseerde besparingen. Bedacht moet echter worden dat het energieverbruik sterk afhankelijk is van de grootte van de woning. Een grote woning met een lage EPC-waarde kan een veel hoger normverbruik hebben dan een rijtjeswoning met de wettelijk voorgeschreven EPC-waarde. Ook de leefstijl van de bewoners kan leiden tot significante verschillen in energieverbruik tussen verder vergelijkbare woningen. Uit het onderzoek blijkt dat met name de Rc-waarde van de schil en de U-waarde van het glas zeer robuuste en effectieve energiebesparingsmaatregelen zijn. De woningen die gebruik maken van meer experimentele en geavanceerde technieken blijken in de praktijk minder goed te presteren dan de op een meer conventionele woning gebaseerde ontwerpen met een zeer goed geïsoleerde woningschil. Voor het woninggebonden energieverbruik blijkt techniek en woningkenmerken een meer doorslaggevende factor te zijn dan gedrag. Wel is het zo dat een energie intensieve leefstijl kan leiden tot een hoger energieverbruik in een zeer efficiënte woning, dan met een energie extensieve leefstijl in een minder energiezuinige woning. Het blijkt dat huishoudens die bewust met energie omgaan wel hun stookgedrag aanpassen, maar niet het bad- of douchegedrag. Juist omdat de warmtevraag voor warm tapwater voor een groot deel bepaald wordt door de douche- en badfrequentie, en omdat in energiezuinige woningen warm tapwater een relatief groot deel van de warmtevraag uitmaakt, zou nader onderzocht moeten worden in hoeverre het mogelijk is om een grotere bewustwording op dit gebied te creëren. Voor alle projecten geldt dat de energievraag voor ruimteverwarming gedurende zes maanden per jaar verwaarloosbaar is. De periode waarin de vraag voor ruimteverwarming niet gelijk aan nul is, is met eveneens zes maanden langer dan op voorhand verwacht werd. Er is geen verband gevonden tussen de lengte van het stookseizoen en de mate en duur waarin de woning door de bewoner wordt geventileerd 1. Aanbevolen wordt nader onderzoek te doen naar de specifieke factoren die van invloed zijn op de lengte van het stookseizoen. Onderzocht zou kunnen worden in hoeverre een aangepaste ventilatiestrategie de lengte van het stookseizoen zou kunnen beperken. De ratio tussen het normverbruik en het gemeten verbruik is afhankelijk van de grootte van de woning. Voor grotere woningen blijkt het eenvoudiger om aan het normverbruik te voldoen dan voor kleinere woningen. Dit komt overeen met bevindingen uit de praktijk. Ook de variabele zelfmonitoring, zoals voor aanvang van het project gemeten, levert een significante bijdrage aan de besparing ten opzichte van de norm. Tevens geldt dat zowel het normverbruik als het gemeten verbruik van grote vrijstaande woningen met een lage EPC-waarde beduidend hoger kan zijn dan het gemiddelde verbruik van een doorsnee woning. De bouw van veel grote nieuwbouwwoningen zal derhalve op macro schaal leiden tot een energieverbruiksstijging. Op basis van de in deze studie ontwikkelde methodiek kunnen voor de beleidsmaker relevante conclusies worden getrokken met betrekking tot zowel de effectiviteit van het ingezette energiebesparingsbeleid alsmede de ontwikkeling van het energieverbruik. Echter, zonder (semi)continue monitoring van de verbruiksontwikkeling is het niet mogelijk om uitspraken te doen omtrent trendmatige ontwikkelingen. Aanbevolen wordt om meer aandacht te besteden aan de monitoring van de verbruiksontwikkeling van zeer energiezuinige nieuwbouwwoningen. Hierdoor kunnen tevens eventueel optredende problemen bij een verdere aanscherping van de EPC-norm tijdig worden gesignaleerd, zodat, wanneer in een later stadium waarin overgegaan 1 Ventilatie naast ventilatie door een centraal afzuigsysteem, bijvoorbeeld door middel van het openen van ramen en/of deuren. 10 ECN-C
11 wordt tot massa productie van vergelijkbare zeer energiezuinige woningen, dit soort problemen niet meer op zal treden. ECN-C
12 12 ECN-C
13 1. INLEIDING Het totale aardgasverbruik voor de sector Huishoudens is de laatste 20 jaar nagenoeg constant (Boonekamp et al., 2000). De verbruiksstijging door een toename van het aantal woningen met circa 1,5% per jaar wordt gecompenseerd door een afname van het gemiddelde verbruik per woning. Deze afname van het gemiddelde verbruik is toe te schrijven aan een aantal factoren, waaronder een toename van de gemiddelde isolatiegraad door na-isolatie van bestaande woningen, het vervangen van oude CV-installaties door nieuwe efficiëntere ketels en de bouw van relatief energiezuinige nieuwbouwwoningen. Het totale elektriciteitsverbruik is de periode vrijwel constant. Na 1988 neemt het totale verbruik echter snel toe met gemiddeld 3% per jaar. Door middel van de Energie Prestatie Norm (EPN), die sinds 1995 van kracht is, worden eisen gesteld aan de energieprestatie van een nieuwbouwwoning (de EPC-waarde). In 1995 gold een EPC-waarde van 1,4 voor nieuwbouwwoningen. De EPC-waarde is stapsgewijs aangescherpt tot 1,2 in 1998 en 1,0 in De ontwikkeling van het gemiddelde gasverbruik per woning is redelijk goed bekend (EnergieNed, 1999; KWR, 1998). Er zijn echter nauwelijks verbruiksgegevens beschikbaar van recent gebouwde woningen (na 1995). Tevens is niet bekend of woningen met een lagere EPC-waarde dan wettelijk is voorgeschreven, daadwerkelijk ook (evenredig) minder energie verbruiken. Uit een oriënterende studie in opdracht van Novem (PRC, 1998) blijkt dat het niet eenvoudig is om eenduidig vast te stellen wat de reële gemiddelde energiebesparing is bij een bepaalde aanscherping van de EPC-waarde. Door verschillen in typen woningen en leefstijl van de bewoners is een vergelijking tussen verschillende woningen niet eenvoudig. Ook bij vergelijking van vrijwel identieke woningen wordt vaak een grote spreiding in het energieverbruik gevonden. Bedacht dient te worden dat de EPN geen ontwerpnorm is, maar vooral een toetsingsnorm. Dit wil zeggen dat met de norm het nominale energieverbruik van woningen wordt bepaald (in aardgasequivalenten). Bij het bepalen van de warmtevraag wordt in de EPC-berekeningen uitgegaan van gemiddelden, met name ten aanzien van samenstelling en gedrag van huishoudens. In de praktijk zal echter sprake zijn van een spreiding in de warmtevraag. Het is de vraag in hoeverre dit normverbruik overeenstemt met het reële energieverbruik en in hoeverre factoren die betrekking hebben op gedrag en leefstijl de spreiding in het reële verbruik kunnen verklaren. Voor de beleidsmakers is het zeer relevant om te weten of in woningen met een relatief lage EPC-waarde daadwerkelijk minder energie wordt verbruikt dan in woningen die conform de wettelijke EPC-eis zijn gebouwd. Immers, een verdere aanscherping van de EPC-waarde is alleen zinvol indien daarmee niet alleen op papier maar ook in de praktijk energie wordt bespaard. Met dit onderzoek wordt beoogd antwoord te geven op een tweetal vragen: 1. Wat is de energiebesparing bij woningen met een lagere EPC-waarde dan wettelijk voorgeschreven. 2. In hoeverre wordt het energieverbruik van (zeer) energiezuinige nieuwbouwwoningen bepaald door voor bewonersgedrag en in hoeverre door de eigenschappen van de woninggebonden energiebesparingsmaatregelen. Het energieverbruik voor ruimteverwarming, warm tapwater en elektrische apparaten is onder meer afhankelijk van technische en demografische factoren. De spreiding in het huishoudelijk energieverbruik wordt mede bepaald door het type woning, de isolatiegraad van de woning, de aanwezigheidsgraad, stook-, douche en ventilatiegedrag en apparaatbezit en -gebruik. Deze factoren worden op hun beurt weer beïnvloed door de huishoudens karakteristieken zoals gezinsgrootte en -samenstelling en inkomen. ECN-C
14 De doelstelling van het project is het bepalen van de relatie tussen de variatie in het gemeten energieverbruik van energiezuinige woningen en bewonersgedrag en leefstijl. Door middel van analyse van de resultaten van praktijkmetingen wordt onderzocht in hoeverre de spreiding in het energieverbruik van energiezuinige woningen verklaard kan worden door verschillen in bouwkundige en technische factoren, zoals het woningtype en isolatiegraad (EPC-waarde), en gedragsmatige factoren en leefstijl, zoals stook- en ventilatiegedrag en apparaatbezit en -gebruik. Tevens zal onderzocht worden in hoeverre de verschillen in bewonersgedrag en leefstijl op hun beurt weer verklaard kunnen worden op basis van een aantal huishoudens karakteristieken zoals gezinsgrootte, gezinssamenstelling en leeftijdsopbouw en de woninggebonden besparingsmaatregelen. Allereerst wordt ingegaan op de opzet van het onderzoek (Hoofdstuk 2). In dit hoofdstuk wordt de selectie van de onderzoekspopulatie behandeld en de hierbij gehanteerde criteria uiteengezet. In Hoofdstuk drie wordt, als referentiekader, ingegaan op de ontwikkeling van het huishoudelijk energieverbruik en de belangrijkste factoren die deze ontwikkeling bepalen. Hoofdstuk vier bestaat uit een analyse van de resultaten van de enquêtes die bij de deelnemende huishoudens zijn afgenomen. Vervolgens wordt in Hoofdstuk vijf ingegaan op de energieverbruiksontwikkeling, zoals maandelijks gemeten bij de deelnemende huishoudens. Door middel van een Multi variate Regressie Analyse is onderzocht welke technische en gedragsgerelateerde factoren de hoogte van en spreiding in het energieverbruik kunnen verklaren (Hoofdstuk 6). Het rapport wordt afgesloten met discussie en conclusies die op basis van de analyses in de voorafgaande hoofdstukken kunnen worden getrokken. 14 ECN-C
15 2. METHODOLOGIE In dit hoofdstuk wordt de opzet van het onderzoek beschreven en gemotiveerd. Achtereenvolgens komen aan bod de manier waarop de gegevens verzameld zijn, de selectie van de woningbouwprojecten, en een korte beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de energiezuinige woningen die in de onderzoeksgroep opgenomen zijn. 2.1 Onderzoeksopzet In het onderzoek is gekozen voor het maandelijks meten van zowel het energieverbruik voor ruimteverwarming en tapwater als het elektriciteitsverbruik voor apparaten. Hierdoor is het mogelijk om een duidelijker beeld te krijgen van de variatie in de tijd, het effect van seizoensinvloeden en, afhankelijk van het aanbodsysteem, het aandeel van tapwater ten opzichte van ruimteverwarming. Daarnaast maakt een maandelijkse meting het mogelijk om afleesfouten te signaleren en te corrigeren. Informatie over de factoren die de gemeten verbruiken kunnen verklaren is deels verzameld door middel van het invullen van enquêtes door de bewoners. Technische informatie is uit andere bronnen verkregen. De volgende taken zijn uitgevoerd. 1. Identificatie van te verzamelen gegevens en van de onderzoeksgroep. Vooranalyse van een databestand opgebouwd uit enquêtegegevens die zijn verzameld door PRC Bouwcentrum in opdracht van Novem. Dit heeft geleid tot een aantal aanbevelingen voor de opzet van de vragenlijsten. Ontwikkelen van twee enquêtes om gegevens te verzamelen over gezinssamenstelling, apparaatbezit en stook- en ventilatiegedrag van de betrokken bewoners. Ontwerpen van meterstandenformulieren voor de verschillende typen woningen. Selectie van woningbouwprojecten en aanschrijven bewoners. 2. Verzamelen gegevens. Een jaar lang (van november 1999 tot november 2000) hebben 196 huishoudens maandelijks hun meterstanden opgenomen. Daarnaast hebben deze huishoudens de twee enquêtes ingevuld. Deze gegevens zijn verwerkt in een databestand. Er is een database aangelegd met woningtechnische grootheden. Deze gegevens zijn verzameld met behulp van externe bronnen. 3. Analyse van de gegevens met behulp van onder meer Multi variate Regressie Analyse Vooranalyse PRC Bouwcentrum heeft een enquête uitgezet onder 474 woningen met een lage EPC. IVAM heeft het databestand dat hiermee is opgebouwd ( het PRC bestand ) mogen gebruiken om een vooranalyse uit te voeren. Doel van deze analyse was tweeledig: 1. Ontwikkelen van een methode om het effect van het gedrag op het energieverbruik in lage EPC woningen te kunnen kwantificeren. 2. Onderzoeken of de gehanteerde PRC enquête voldoet. In het PRC bestand ontbreken veel gegevens, vooral betreffende het energieverbruik. Het bestand is in het kader van de vooranalyse geschoond opdat er in het resterende bestand op geen enkele belangrijke verklarende variabele een missing value voorkomt. Hierdoor kunnen maar 80 van de 474 woningen in de analyse opgenomen worden. Het is dus belangrijk om in de opzet van het onderzoek aandacht te besteden aan manieren om fouten en ontbrekende waarden te voorkomen. ECN-C
16 In het door PRC uitgevoerde onderzoek zijn de enquêtevragen gekoppeld aan jaarverbruiken. Consequentie hiervan is dat bijvoorbeeld het stookgedrag alleen in verband kan worden gebracht met het totale jaarverbruik, hoewel het maar een gedeelte van het jaar - de winter - betreft. Ook de andere enquêtevragen zijn slechts een momentopname. In het nieuwe onderzoek wordt het energieverbruik én belangrijke verklarende variabelen (veranderingen in apparatuurbezit, afwezigheid, e.d.) maandelijks vastgelegd. Het is belangrijk dat de verklarende variabelen die substantieel bijdragen aan verschillen in het energieverbruik zo goed mogelijk vastgelegd worden. In de analyse van het PRC bestand is daarom kritisch gekeken welke variabelen verschillen in energieverbruik kunnen verklaren 2. In principe is het bezit van (en gedrag met betrekking tot) bijvoorbeeld een wasdroger niet specifiek voor een lage EPC woning. Het is niet te verwachten dat men met een andere frequentie gebruik maakt van de wasdroger omdat de EPC 1,2 is. Ditzelfde geldt voor de meeste elektrische apparaten. Verlichting is hierop wellicht een uitzondering omdat de verlichting kan bijdragen aan de warmtelast in een (goed geïsoleerde) woning. In het PRC bestand worden echter geen vragen gesteld over verlichting. Met het oog op de interne warmtelast zouden we in het nieuwe onderzoek wel inzicht willen hebben in de verlichting. Andere belangrijke variabelen zijn de installaties waarmee men de ruimte verwarmt en/of warm tapwater maakt. In het PRC bestand blijkt dat sommige huishoudens deze vragen niet goed invullen. Volgens het PRC bestand zijn er huishoudens die geen CV bezitten maar voor het warme tapwater in de keuken een combiketel (met of zonder reservoir) gebruiken. Men verwart vaak combiketels en boilers. Bovendien weet niet iedereen het verschil tussen een HR-ketel en een VR-ketel. Verwacht mag worden dat de gemiddelde stooktemperatuur van invloed is op het gasverbruik. Echter, uit de analyse van het PRC bestand blijkt geen duidelijk verband. De gemiddelde stooktemperatuur is waarschijnlijk een lastig te bepalen variabele. In dit onderzoek zijn daarom extra vragen gesteld omtrent stook- en ventilatiegedrag. Het PRC bestand bevat een mix van verschillende woningen. Zo zijn er verschillen in oriëntatie (zongericht of niet), verschillen in vloeroppervlakte, verschillen in EPC-waarde en woningen met- en zonder zonneboiler. Het is belangrijk om de analyse zodanig op te zetten dat de kans op het optreden van collineaire variabelen wordt geminimaliseerd. Hierbij is rekening gehouden bij de selectie van de woningprojecten. Er is daarom gestreefd naar homogeniteit wat betreft de woningkarakteristieken en een voldoend grote steekproefomvang binnen één project en voldoende diversiteit tussen de verschillende projecten. Doordat in het PRC bestand woningen mét zonneboiler allen een EPC van 1.3 hebben en ook de woningen zijn met een klein vloeroppervlak én ook (uiteraard) zongericht zijn gebouwd blijkt er in een woning met een EPC van 1.2 gemiddeld meer gas te worden gebruikt dan in een woning met een EPC van 1.3. Doordat woningen met een zonneboiler zongericht zijn gebouwd en woningen zonder zonneboiler niet, vallen deze effecten moeilijk te scheiden. De belangrijkste aanbevelingen op basis van de vooranalyse zijn als volgt. 1. Vragen over verlichting meenemen in de enquête. 2. Technische gegevens - installaties en dergelijke - niet aan de bewoners vragen maar uit andere bronnen achterhalen. 3. De woningen zo kiezen dat er geen collineaire variabelen ontstaan. 4. Gedrag rondom de apparaten enquêteren. 2 In het onderliggende onderzoek wordt een Multi variate Regressie Analyse gebruikt. Er wordt simultaan gekeken naar het hele apparatuurbezit. In feite worden dan N vergelijkingen (het aantal respondenten) met M variabelen (het aantal verklarende variabelen) opgelost. In zo n analyse moet het aantal variabelen (M) niet al te groot worden, zeker niet als N beperkt is. 16 ECN-C
17 5. Maandelijks korte enquêtes uitsturen voor veranderingen in gedrag en apparatuurbezit 6. Maandelijks meterkaartjes laten invullen Enquêtes en meterstandenformulieren Er zijn twee enquêtes ontwikkeld. In de eerste enquête is met name gevraagd naar algemene gezinskenmerken en apparaatbezit. Het is waarschijnlijk dat de interne warmtelast een steeds belangrijker rol gaat spelen naarmate woningen beter geïsoleerd worden. In de enquête is daarom ook een vraag over verlichting (in de woonkamer) opgenomen. Ook het wel of niet hebben van een open keuken kan in dit verband een rol spelen. Omdat een aantal bewoners nog slechts kort in de woning woont en daardoor nog geen volledig stookseizoen in de nieuwe woning heeft meegemaakt, is besloten de vragen die betrekking hebben op stook- en ventilatiegedrag niet mee te nemen in de eerste enquête, maar om gedurende het stookseizoen, februari 2000, deze tweede enquête uit te sturen. In deze enquête wordt dieper ingegaan op een aantal grootheden die het verbruik voor ruimteverwarming bepalen. De vragen omtrent stookgedrag zijn in vergelijking tot de PRC vragenlijst uitgebreid. Naast de stooktemperatuur wordt onder andere gevraagd welke ruimtes verwarmd worden en hoe vaak. Ook het aantal vragen die betrekking hebben op ventilatiegedrag is uitgebreid. Om te voorkomen dat gegevens verkeerd ingevuld worden, en er daardoor een grote uitval optreedt, zijn de enquêtes uitgetest op een kleine representatieve groep. Hierna zijn op punten kleine wijzigingen doorgevoerd. De meterstandenformulieren zijn zoveel mogelijk aangepast aan de specifieke situatie. Hiervoor is per project informatie ingewonnen over de indeling van de meterkast. In bijlage A is een voorbeeld opgenomen van een meterstandenformulier. In een aantal gevallen waren afbeeldingen van de betreffende meterkast beschikbaar. Deze informatie is gebruikt om per project een zo goed mogelijk passend formulier te maken. Na binnenkomst zijn de formulieren gescreend. Dit heeft er toe geleid dat het formulier voor een aantal projecten nog beperkt is aangepast. Op de meterstandenformulieren wordt ook gevraagd of de gezinsgrootte in de afgelopen meetperiode is veranderd en of de woning langer dan gebruikelijk onbewoond is geweest, bijvoorbeeld vanwege vakantie. Voor sommige locaties bleek de praktijk weerbarstiger dan de theorie. Met name het project in Lent en in mindere mate het project in Den Haag had te kampen met uitval van de warmtemeters. In Lent is gedurende de meetperiode het overgrote deel van de warmtemeters vervangen. Wij zijn bij deze projecten met name veel dank verschuldigd aan de deelnemende huishoudens, die in vrijwel alle gevallen de nieuwe en oude meterstanden doorgaven Database met woningkarakteristieken De woningtechnische grootheden worden via externe bronnen (bouwtekeningen, brochures e.d.) bepaald. Voor de DuBo projecten zijn evaluatiestudies beschikbaar die in opdracht van SEV/Novem zijn gemaakt. Deze evaluatiestudies hebben een sterk technisch karakter. Gekeken wordt of en op welke wijze de beoogde DuBo-maatregelen zijn aangebracht. ECN heeft toestemming gekregen om gebruik te maken van de resultaten van deze (vertrouwelijke) evaluatiestudies. De technische gegevens van de woningen die bij het onderzoek zijn betrokken, zijn voor zover beschikbaar gebaseerd op deze evaluatiestudies en vervolgens ingevoerd in een database. Het gaat om de volgende grootheden. code (identificatie woning), type woning (vrijstaand, 2/1 kap, hoek, rij), eigendom (huur, koop), EPC-waarde, ECN-C
18 normverbruik ruimteverwarming volgens EPC-berekening (Qprim in GJ), normverbruik warmtapwater volgens EPC-berekening (Qprim in GJ), collectoroppervlak zonneboiler(combi) (in m 2 ), collectoroppervlak pv-panelen (in m 2 ), oppervlakte woning (inclusief zolder, in m 2 ), inhoud woning (inclusief zolder, in m 3 ), oppervlak woonkamer (in m 2 ), oppervlak keuken (in m 2 ), Rc-waarde vloer (in m 2.K/W), Rc-waarde gevel (in m 2.K/W), Rc-waarde dak (in m 2.K/W), U-waarde glas (in W/m 2.K), type dak (hellend, plat), oriëntatie woonkamer (N, NO, O, ZO, Z, ZW, W, NW), warmteterugwinning (wel of niet aanwezig, rendement), serre (wel of niet aanwezig), lage temperatuursysteem (wel of niet aanwezig, type systeem: radiatoren, wand of vloer). Op basis van de eerste enquête kan worden vastgesteld of de woningen wel of geen open keuken hebben. 2.2 Opbouw van de onderzoekspopulatie In deze paragraaf wordt ingaan op de wijze van selectie en de opbouw van de onderzoekspopulatie. Allereerst is beschreven welke projecten aan de selectiecriteria voldoen. Vervolgens wordt ingegaan op de respons per project Selectie van woningen en deelnemers Voor het selecteren van de woningbouwprojecten is gebruik gemaakt van brochures die verstrekt zijn door het Nationaal DuBo centrum. Al deze woningen genieten de status van DuBo voorbeeld project. Daarnaast is een aantal zogeheten WNF-woningbouw projecten benaderd. Aan deze woningen heeft het Wereld Natuur Fonds zijn naam verbonden. Deze woningen hebben weliswaar niet de voorbeeldstatus, maar hebben wel een zeer lage EPC-waarde (circa 0,8). Op basis van dit bestand is een voorlopige selectie gemaakt van een aantal woningcomplexen die in aanmerking komen voor dit onderzoek. Bij deze selectie is een aantal criteria gebruikt: EPC-waarde. De woningen moesten een EPC-waarde kleiner dan of gelijk aan 1,2 hebben 3. Om ook het effect van de EPC-waarde op het energieverbruik te kunnen vaststellen, is gestreefd naar een aantal projecten met verschillende EPC-waarden. Aantal woningen per project. De steekproef moet voldoende groot zijn om het effect van bepaalde invloedsfactoren met een zekere significantie vast te kunnen stellen. Type woning. Het onderzoek richt zich op de relatie tussen gedrag en de variatie in het energiegebruik. Het onderzoek is beperkt tot eengezinswoningen, omdat verwacht wordt dat met name de aanwezigheidsgraad (en dus de gedragscomponent) veel lager is in meergezinswoningen. 3 Uiteindelijk heeft de EPC in een paar woningprojecten een iets hogere waarde tot 1, ECN-C
19 Installatie/voorzieningen. Bij voorkeur zijn woningen in het onderzoek betrokken die zijn voorzien van een energie-aanbodsysteem dat (min of meer) onafhankelijk is van seizoensinvloeden (buitentemperatuur, zonne-instraling). Doordat maandelijks het aardgasverbruik wordt gemeten kan relatief eenvoudig het aandeel tapwater in de totale jaarlijkse gasvraag worden bepaald. Echter, indien een systeem met een seizoensafhankelijk rendement wordt gebruikt, zoals een zonnegascombi, dan is het veel lastiger het totale verbruik te corrigeren voor het aan warm tapwater gerelateerde energieverbruik. De analyse is derhalve minder complex indien op of in de woningen geen systemen zoals zonneboilers/zonnegascombi s, PV-systemen of warmtepompen aanwezig zijn. Echter, in de praktijk blijkt dat het merendeel van de woningen is uitgerust met een zonneboiler dan wel zonnegascombi. Daarom is daar in de methodologie rekening mee gehouden, zie Paragraaf Tabel 2.1 geeft een overzicht van de geselecteerde projecten, het totaal aantal aangeschreven woningen en de positieve respons. Om diverse redenen zijn niet alle 196 woningen uiteindelijk in de analyse meegenomen. Een aantal huishoudens is tijdens de looptijd van het onderzoek verhuisd of anderszins afgehaakt. Daarnaast zijn er fouten gemaakt in het invullen van de meterstandenformulieren of enquêtes, of ontbreken er essentiële gegevens. Van de 146 woningen zijn er 131 koopwoningen. De overige 15 zijn huurwoningen uit Soest, Veenendaal en Amersfoort. Tabel 2.1 Geselecteerde projecten, locatie, aantal woningen, positieve respons en aantal woningen die in de uiteindelijke analyse zijn meegenomen Project Locatie Aantal woningen positieve respons In analyse WNF-woningen Almere (48%) 12 (30%) Solar Nieuwland Amersfoort (19%) 19 (18%) Weerselostraat Den Haag (23%) 9 (12%) De Schooten Den Helder (68%) 28 (64%) Carisven Heerlen (43%) 17 (31%) Visveld-Oost Lent (42%) 19 (29%) WNF-woningen Nieuwegein (32%) 19 (25%) De Boerenstreek Soest (13%) 10 (11%) WNF-woningen Tilburg 36 8 (22%) 6 (17%) Gelderse Blom Veenendaal (14%) 7 ( 7%) Totaal (28%) 146 (21%) Respons en problemen Opvallend is dat er een grote spreiding is per project met betrekking tot de positieve respons. Uitschieters in positieve zin zijn De Schooten in Den Helder, Carisven in Heerlen en de WNFwoningen in Almere. Uitschieters in negatieve zin zijn Solar Nieuwland te Amersfoort, De Boerenstreek te Soest en Gelderse Blom te Veenendaal. Voor zowel Amersfoort als Veenendaal geldt dat deze projecten ook deel uitgemaakt hebben van het PRC-onderzoek. Er lijkt hier sprake te zijn van een zekere enquêtemoeheid, wat ook bleek uit de reacties op de uitnodigingsbrief. Zowel Amersfoort als Soest kennen daarnaast een relatief hoog aandeel huurwoningen. De bereidheid van bewoners van een huurwoning om deel te nemen aan het onderzoek lijkt lager te liggen dan die van bewoners van een koopwoning. Als mogelijke verklaring zou tevens de leeftijd van de woning genoemd kunnen worden. Zowel in Soest als in Veenendaal gaat het om de eerste generatie DuBo-woningen, gebouwd rond Het bijzondere van deze woningen lijkt er, althans bij de bewoners, af te zijn. Het tegendeel lijkt het geval te zijn in Almere. De woningen zijn net opgeleverd en tijdens de interviews bleek ook dat het verzoek om mee te doen aan het onderzoek een stuk positieve er- ECN-C
20 kenning was wat zeer werd gewaardeerd. Voor de Carisven in Heerlen geldt dat de woningen moeizaam verkocht worden. Diegenen die de woning hebben gekocht lieten, in vergelijking tot ander projecten, het DuBo karakter zwaarder meetellen in de aankoopbeslissing. De locale naamsbekendheid van ECN lijkt een positieve invloed te hebben gehad op de respons in Den Helder. In zowel Lent als Den Haag wordt gebruik gemaakt van collectieve systemen voor warmtedistributie. In beide gevallen is er onenigheid tussen de bewoners en het energiebedrijf over de hoogte van de tarieven. Deze factoren werken waarschijnlijk negatief uit op de participatiegraad. Voor de lage participatiegraad in Tilburg is geen duidelijke verklaring gevonden. Om een idee te krijgen van hoe bewoners het wonen in een energiezuinige woning ervaren, is in het kader van het ECN ENGINE-project Nul Energiewoning en Leefstijl een aantal vraaggesprekken gehouden met bewoners van de geselecteerde projecten in Nieuwegein, Lent, Almere en Veenendaal. Het thema van deze interviews was wooncomfort en de functie en acceptatie van techniek. Een uitgebreid verslag van de interviews en conclusies wordt gegeven in (Uyterlinde, 2000). 2.3 Beschrijving projecten In deze paragraaf wordt een korte karakterisering gegeven van de verschillende woningbouwprojecten. In Figuur 2.1 is het aantal in het onderzoek betrokken woningen uitgezet naar EPCwaarde. Tabel 2.2 geeft een overzicht van de belangrijkste technische kenmerken. De EPC waarde in de tabel is een gemiddelde van het betreffende project. Kleine afwijkingen treden op afhankelijk van de ligging (tussen/kopwoning) en oriëntatie van de woningen. Voor de woningen in Heerlen, Nieuwegein, Tilburg en Veenendaal zijn de EPC waarden volgens NEN (1998) afwijkend, dit wordt besproken in de beschrijvingen van de betreffende projecten. Uit de tabel wordt duidelijk wat de belangrijkste opties zijn om een lage EPC waarde te halen. Zonneboilers worden bijna overal toegepast, alsmede hoge isolatiewaarden en lage temperatuurverwarming. aantal woningen ,7 0,8 0,9 1 1,1 1,2 1,3 EPC-waarde Figuur 2.1 Aantal woningen naar EPC-waarde 20 ECN-C
Energiebesparing is een samenspel van techniek en gedrag Cees Egmond 1 11 januari 2012
Energiebesparing is een samenspel van techniek en gedrag Cees Egmond 1 11 januari 2012 Het energiebesparingsbeleid van de Nederlandse overheid heeft ondermeer als doel om bij te dragen aan de klimaatdoelstellingen,
Nadere informatieKentallen warmtevraag woningen
Kentallen warmtevraag woningen Colofon Dit rapport is opgesteld door Marijke Menkveld (ECN) Datum 26-01-2009 Status definitief Inhoudsopgave Inleiding...3 Ketels en andere verwarmingssystemen...3 Verschillen
Nadere informatieEffecten van energiebesparende maatregelen
Effecten van energiebesparende maatregelen Laure Itard, Olivia Guerra Santin 7-12-2009 Delft University of Technology Challenge the future Historisch gasverbruik huishoudens Gemiddeld huishoudelijk gasverbruik
Nadere informatieSlimme keuzes voor woningconcepten met warmtepompen
Slimme keuzes voor woningconcepten met warmtepompen Interactie tussen gevelisolatie, ventilatiesystemen en capaciteit warmtepompsystemen Per 1 januari 2015 worden de EPCeisen aangescherpt. Voor woningen
Nadere informatieEnergietransitie. Bouw op onze kennis
Energietransitie Bouw op onze kennis Programma Introductie Energieverbruik van een woning Energieverbruik in de praktijk Energieneutraal + Opslag van energie Bewoner centraal Wat doen wij? Een greep uit
Nadere informatieNotitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug
Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug CONCEPT Omgevingsdienst regio Utrecht Mei 2015 opgesteld door Erwin Mikkers Duurzame energie per Kern in gemeente Utrechtse Heuvelrug
Nadere informatieFinancieringslastpercentages voor verschillende soorten woningen. Verschillen naar woningtype en energielabel
Financieringslastpercentages voor verschillende soorten woningen Verschillen naar woningtype en energielabel Financieringslastpercentages voor verschillende soorten woningen Verschillen naar woningtype
Nadere informatievan bewoners? Minder energiegebruik
Verwarmingsenergie: van bewoners? Door de introductie van de EPC-regelgeving, de verbetering van constructiemethoden en van installatierendementen, wordt verwacht dat de verwarmingsenergie in woningen
Nadere informatieConcepten EPC 0.4. Bouwkundige uitgangspunten
Concepten EPC 0.4 Om een EPC 0.4 te realiseren voor de referentiewoningen zijn er verschillende concepten ontwikkeld die onderling verschillen op de wijze van ventileren en verwarmen. Aan de basis van
Nadere informatieConcept second opinion voor de Schaepmanstraat, Katwijk
Concept second opinion voor de Schaepmanstraat, Katwijk Geert-Jan Persoon Adviseur woningkwaliteit Vereniging Nederlandse Woonbond Nieuwe Achtergracht 17 1018 XV Amsterdam 020-5517784 www.woonbond.n www.bespaarenergiemetdewoonbond.nl
Nadere informatieOorzaken hoog warmteverbruik
Eneco - Nesselande Januari 2009 Oorzaken hoog Hans van Wolferen Onderwerpen Warmteverbruik Opzet onderzoek Resultaten onderzoek 2 Warmteverbruik Warmteverbruik voor twee functies: Verwarming Warmtapwater
Nadere informatieENERGIE 0 IN DE PRAKTIJK KOSTEN EN OPBRENGSTEN EXACT GEMETEN
ENERGIE 0 IN DE PRAKTIJK KOSTEN EN OPBRENGSTEN EXACT GEMETEN Wim van den Bogerd HOGERE DOEL Woonwijken met gezonde, energiezuinige en kwalitatief hoogstaande woningen waar het fantastisch wonen is! PROGRAMMA
Nadere informatieWerkt energiebeleid met prestatienorm?
1 Werkt energiebeleid met prestatienorm? Werkelijke besparingen en uitgevoerde maatregelen in kantoren Samenvatting Energieprestatieberekeningen worden uitgevoerd ten behoeve van de bouwaanvraag. Het ontwerp
Nadere informatieAnalyse EPC en energieverbruik bij woningen
Analyse EPC en energieverbruik bij woningen Jan Uitzinger Amsterdam, 24 juni 2004 IVAM research and consultancy on sustainability Roetersstraat 33-1018 WB Amsterdam - Postbus 18180-1001 ZB Amsterdam Tel.
Nadere informatieEPV IN GESTAPELDE BOUW KOSTEN EN OPBRENGSTEN EXACT GEMETEN
EPV IN GESTAPELDE BOUW KOSTEN EN OPBRENGSTEN EXACT GEMETEN Wim van den Bogerd EERST NOM PROJECT 2013 RIJSWIJK Woonwijken met gezonde, energiezuinige en kwalitatief hoogstaande woningen waar het fantastisch
Nadere informatieEnergieprestaties grondgebonden woningen
Energieprestaties grondgebonden woningen Meer wooncomfort met minder energie Het slimme duurzame bouwconcept. Van VolkerWessels Stap voor stap naar minder energiegebruik De overheid stelt steeds scherpere
Nadere informatieDe cijfers worden in GJ (GigaJoule) uitgedrukt. Dit is de eenheid van Warmte. Ter vergelijk, 1 GJ komt overeen met 278 kwh of +/- 32 m3 gas.
Project: woningen Maasbommel Datum: april 2014 Onderwerp: jaarrapportage nr. 4 Inleiding Eind februari 2013 zijn de drie woning in Maasbommel opgeleverd aan de huurders van Woonstichting De Kernen. Deze
Nadere informatieOnderzoek Week van de Energierekening Gfk i.o. Milieu Centraal oktober 2012
Onderzoek Week van de Energierekening Gfk i.o. Milieu Centraal oktober 2012 Achtergrond bij onderzoek In het onderzoek is gebruik gemaakt van een aselecte steekproef van 1.038 huishoudens. Deze steekproef
Nadere informatieQuick Energie Scan. Betreft: Maasstraat 33, 1972 ZA IJmuiden. Opdrachtgever: BEPROMA. Uitgevoerd door: B.G.P. Wouda. Uitvoeringsdatum: 1 juni 2013
Betreft: Maasstraat 33, 1972 ZA IJmuiden Opdrachtgever: BEPROMA Uitgevoerd door: B.G.P. Wouda Uitvoeringsdatum: 1 juni 2013 1 Inleiding In opdracht van BEPROMA heeft BEPROMA een uitgevoerd in en aan het
Nadere informatieNIEUWBOUW ZONDER AARDGAS DUURZAAM EN COMFORTABEL
NIEUWBOUW ZONDER AARDGAS DUURZAAM EN COMFORTABEL Gefeliciteerd, u gaat straks uw eigen woning (ver) bouwen! Dit betekent heel veel mogelijkheden en complexe vraagstukken. En moet u dan ook nog iets met
Nadere informatieIntakeformulier Professionele Woningbeheerder. EPA - Intake formulier. Professionele Woningbeheerder
Bijlage 2A: Intakeformulier Professionele Woningbeheerder EPA - Intake formulier Kenmerk: Professionele Woningbeheerder Invulinstructie: = tekst of werkelijke waarde invullen = aankruisen indien van toepassing
Nadere informatie14 Nul op de Meter woningen Groenhove. te Stolwijk TE HUUR! Duurzaam, energiezuinig en comfortabel wonen in Stolwijk
14 Nul op de Meter woningen Groenhove te Stolwijk TE HUUR! Duurzaam, energiezuinig en comfortabel wonen in Stolwijk Deze projectdocumentatie is met zorg samengesteld. De tekst en tekeningen in deze brochure
Nadere informatieStartadvies Energiebesparing
Startadvies Stephanusplein 1, 7772 BR Hardenberg Startadvies : Op basis van de besparingscheck (zie bijlage) heeft uw woning een indicatief energielabel F. Het energielabel voor woningen loopt van A tot
Nadere informatieEnergiescan. van: De Brink 6 te: 9999 DM Ons Dorp op: 15 maart 2014 door: Matthes Advies
Energiescan van: De Brink 6 te: 9999 DM Ons Dorp op: 15 maart 2014 door: Matthes Advies Energiescan voor woningen in opdracht van: de heer E. Scanner Straat en nr. gekeurde woning: De Brink 6 Postcode:
Nadere informatieDatum: 18 februari 2013-22 januari 2014 Project: NAM-gebouw De Boo te Schoonebeek Referentie: 2012032 20079
Datum: 18 februari 2013-22 januari 2014 Project: NAM-gebouw De Boo te Schoonebeek Referentie: 2012032 20079 Uitgangspunt Bestaand, oorspronkelijk gebouw had als gebruik een mix aan functies. Dit waren
Nadere informatieEnergiezuinig (ver)bouwen: geen rechttoe rechtaan verhaal
KVAB / Reflectiegroep Energie 14 oktober 2015 Energiezuinig (ver)bouwen: geen rechttoe rechtaan verhaal Hugo Hens Inhoudsoverzicht Inleiding Bewonersgedrag o o Feiten? Hoe statistisch? o Gevolgen Netto
Nadere informatieFase 2. NOM Nul Op de Meter. type C, D
Fase 2 NOM Nul Op de Meter type C, D 232 technische omschrijving Gefeliciteerd met de aankoop van uw woning! Uw woning is een nul-op-de-meter (NOM) woning. Dit houdt in dat BAM garandeert dat uw meterstand
Nadere informatieRuinerwold. Energie Neutraal. // Energiescan. Ruinerwold Energie Neutraal. Toelichting
Ruinerwold Energie Neutraal // Energiescan Ruinerwold Energie Neutraal Toelichting De energiescan is zo opgezet dat er voor een minimum aan kosten, een advies gegeven kan worden, geheel afgestemd op de
Nadere informatieLeefstijl en Huishoudelijk Energieverbruik
Augustus 2000 ECN-C--00-083 Leefstijl en Huishoudelijk Energieverbruik Een kwalitatief onderzoek naar de relatie tussen leefstijl en energieverbruik bij bewoners van energiezuinige woningen M.A. Uyterlinde
Nadere informatieenergiebesparing bestaande bouw Noord-West Veluwe
energiebesparing bestaande bouw Noord-West Veluwe Marc Smijers M 06-23924330 www.smijers-energieadvies.nl info@smijers-energieadvies.nl 1 Onderwerpen Hoe komt energielabel tot stand Relatie (of niet!)
Nadere informatieIk kan de meeste energie besparen door de volgende maatregel(en) toe te passen: 1. 2. 3.
Antwoordblad Opdracht 1 Noteer de startwaarden en scores Kijk bij het dashboard. Noteer de startwaarden en scores die je hier ziet staan in de tabel hieronder. CO₂ uitstoot (ton per jaar ) Investeringen
Nadere informatieTrias energetica. Verdiepende opdracht
2015 Trias energetica Verdiepende opdracht Inleiding; In dit onderdeel kun je meer leren over de Trias energetica, een strategie voor het bereiken van een zo duurzaam mogelijke energievoorziening. Pagina
Nadere informatie10 december 2008 Energiegebruik: de invloed van de bewoner. Energieketen. Energievraag in gebouwen. Waarom wordt er energie gebruikt?
Energiegebruik: de invloed van de bewoner Energie vraag Klimaatinstallaties / energie-inkoop Primair energiegebruik WK2020 bijeenkomst Duurzaamheid Laure Itard,, TU Delft L.C.M. Itard@Tudelft.nl 10 december
Nadere informatieEdwin Waelput Tempas Bouwmanagement bv Breda DuurSaam cooperatie ua
Edwin Waelput Tempas Bouwmanagement bv Breda DuurSaam cooperatie ua Het hoofddoel is: het omlaag brengen van uw energierekening door gedragsinvloeden & techniek én het produceren van duurzame energie;
Nadere informatieLow-Energy woningen en hun gebruikers
Low-Energy woningen en hun gebruikers Voorspeld energiegebruik vs. Werkelijk energiegebruik P 5 Presentation Msc 4 Graduation Studio _ Green Building Innovation Anne Cowan 1502492 1st Mentor: M. Tenpierik
Nadere informatieHuis & Erf steekt energie in uw woning. Isolatiemaatregelen
Huis & Erf steekt energie in uw woning Isolatiemaatregelen Huis & Erf steekt energie in uw woning Huis & Erf steekt energie in uw woning in de vorm van een compleet isolatiepakket voor uw hele woning.
Nadere informatieTrends in energetische maatregelen
Trends in energetische maatregelen Analyse van 2.000 EPC-berekeningen van aanvragen omgevingsvergunning vanaf 2012 tot en met 2015 Geschreven door Edward Prendergast, mobius consult edward@mobiusconsult.nl
Nadere informatieMeer wooncomfort. en minder energieverbruik door een warmtepomp. voltalimburg.nl/warmtepomp
Meer wooncomfort en minder energieverbruik door een warmtepomp voltalimburg.nl/warmtepomp Tip! Vraag subsidie aan bij de aanschaf van een warmtepomp. Het subsidiebedrag voor een warmtepomp van 5 kw is
Nadere informatiemet lage temperatuur warmtebron Kennisgroep lage temperatuur warmtenetten
Effectieve Kostenefficiënte of woonlasten of woonlastenefficiënte efficiënte aardgasvrije aardgasloze oplossingen wijken met lage temperatuur warmtebron Kennisgroep lage temperatuur warmtenetten Algemene
Nadere informatieMilieubarometer 2009-2010
NOTITIE Nr. : A.2007.5221.01.N004 Versie : definitief Project : DGMR Duurzaam Betreft : Milieubarometer 2009-2010 Datum : 26 juli 2011 Milieubarometer 2009-2010 Inleiding De milieubarometer is een instrument,
Nadere informatieDuurzame woningverbetering
Duurzame woningverbetering Op weg naar energieneutraal Houten, 20 februari 2017 Kees Stap Gemiddelde energierekening Maandrekening Gemiddeld energieverbruik jaar 15% 1500 m3 aardgas 5% 80% verwarming warmwater
Nadere informatieB (zie toelichting in bijlage)
Energielabel woning Afgegeven conform de Regeling energieprestatie gebouwen. Veel besparingsmogelijkheden B (zie toelichting in bijlage) Uw woning Weinig besparingsmogelijkheden Labelklasse maakt vergelijking
Nadere informatieRecycle je warmte. De Eneco WarmteWinner
Recycle je warmte De Eneco WarmteWinner Inhoudsopgave Een kleine warmtepomp naast je cv-ketel, een grote stap richting onafhankelijkheid. Geschikt voor plaatsing bij iedere cv-ketel, eenvoudig geïnstalleerd.
Nadere informatieStichtse Vecht Isoleert 1.0 Nut & Noodzaak
Stichtse Vecht Isoleert 1.0 Nut & Noodzaak Doel van deze presentatie energie besparen lagere energie rekening comfort verhogend máár? Duurzame Vecht - van Dijk B&A isolatie actie bestaande bouw Nov. 2016
Nadere informatieKe u ze p l a n e n e rg i e - e n i n stallatieconcept. K e i z e r l i b e l Te r B o r c h 2 9 n o v e m b e r
Ke u ze p l a n e n e rg i e - e n i n stallatieconcept K e i z e r l i b e l Te r B o r c h 2 9 n o v e m b e r 2 0 1 7 C o n t a c t g e g e v e n s BV Bouwbedrijf KOOI Appingedam Kanaalweg 4 9902 AN
Nadere informatie3 Energiegebruik huidige situatie
3 Energiegebruik huidige situatie 3.1 Het Energie Prestatie Certificaat In het kader van de Europese regelgeving (EPBD) bent u verplicht om, bij verkoop of verhuur van de woning, een energiecertificaat
Nadere informatieEnergielabels en werkelijk energiegebruik
Bijna 200.000 woningen vergeleken Energielabels en werkelijk energiegebruik Het energielabel en de EPC zijn in het leven geroepen om op den duur energiebesparing en gebruik van duurzame energiebronnen
Nadere informatieOPNAMEFORMULIER MAATWERKADVIES. 1. Algemene projectgegevens Projectnaam: Kenmerk:
OPNAMEFORMULIER MAATWERKADVIES 1. Algemene projectgegevens Projectnaam: Kenmerk: Adres: Postcode: : Klantnaam: Contactpersoon: Datum bezoek: Naam EPA-organisatie: Naam EPA-adviseur: Huisnummer: Eigendomssituatie:
Nadere informatieArtikelen. Energiegebruik
De eerste onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op de vragenlijst. In de grafieken zijn de gemiddelden weergegeven. In twee artikelen, beide in de Engelse taal, zijn de resultaten meer diepgaand geanalyseerd
Nadere informatieRapportage Energiebesparingsverkenner
Rapportage Energiebesparingsverkenner Deze rapportage biedt u een overzicht van de door u geselecteerde pakketten aan energiebesparende maatregelen en de indicatieve resultaten hiervan. In de bijlage van
Nadere informatieCopyright SBR, Rotterdam
rapporteur: ir. J. F. van Mierlo TNO-IBBC Wonen in de kou? 110 Rotterdam, 1985 r(br Stichting Bouwresearch Het doel van de Stichting is het coördineren, stimuleren en begeleiden van speurwerk op het gebied
Nadere informatieA (zie toelichting in bijlage)
Energielabel woning Afgegeven conform de Regeling energieprestatie gebouwen. Veel besparingsmogelijkheden A (zie toelichting in bijlage) Uw woning Weinig besparingsmogelijkheden Labelklasse maakt vergelijking
Nadere informatieHET VRAAGSTUK WARMTAPWATER BIJ WARMTEPOMPEN
HET VRAAGSTUK WARMTAPWATER BIJ WARMTEPOMPEN Uitdagingen zijn er om te overwinnen. Zo ook als het gaat om warmtapwater in combinatie met een warmtepomp in woningbouw. In de meeste gevallen wordt daarbij
Nadere informatieEPC 0,8: Over welke woningen en installatieconcepten hebben we het?,
EPC 0,8: Over welke woningen en installatieconcepten hebben we het?, ir. F.W. (Freek) den Dulk Nieuwe eis per 1 januari 2006 EPC 0,8 Herziening norm: NEN 5128:2004 Energieprestatie van woonfuncties en
Nadere informatieEEN DUURZAME ENERGIEVOORZIENING VOOR IEDEREEN
A SUSTAINABLE ENERGY SUPPLY FOR EVERYONE A SUSTAINABLE ENERGY SUPPLY FOR EVERYONE o o o o Portaal (6x) Bo-Ex Stanleylaan Bo-Ex Livingstonelaan Isolatie Geen Wel Wel Glas enkel Dubbel Dubbel
Nadere informatieWerkblad huismodule. Quintel Intelligence. Antwoordblad
Antwoordblad Opdracht 1 Noteer de startwaarden en scores Kijk bij het dashboard. Noteer de startwaarden en scores die je hier ziet staan in de tabel hieronder. Dashboard onderdelen CO₂ uitstoot (ton per
Nadere informatieEen nieuwe woning in Zoetermeer NEXUM
KLIMAATGARANT Een nieuwe woning in Zoetermeer NEXUM De energie van morgen vandaag in huis Een energieneutrale woning: het kan! De verkoop van 18 nul op de meter woningen in project NEXUM is gestart. Duurzame
Nadere informatieStudie naar energiebesparing en thermisch gedrag van een Balco glazen balkon
Studie naar energiebesparing en thermisch gedrag van een Balco glazen balkon Door: Joop Neinders (ir.) Ingenieursbureau ter Horst (IBTH B.V.) Boekelose Stoomblekerij 49, 7548 ED, Enschede, Nederland 2
Nadere informatieDGMR Totaal. Figuur 1. DGMR - Milieubelasting per jaar
Notitie Project DGMR Duurzaam Betreft Milieubarometer 2011-2012 Ons kenmerk A.2007.5221.01.N006 Versie 001 Datum 7 oktober 2013 Verwerkt door VI GA Contactpersoon drs. ing. B.E.A. (Bianca) van Osch E-mail
Nadere informatieENERGIE PRESTATIE ADVIES VOOR WONINGEN
4 juli 2007 19:11 uur Blz. 1 / 8 cursus Luc Volders - 2-7-2007 ENERGIE PRESTATIE ADVIES VOOR WONINGEN Opdrachtgever: FB Projectgegevens: testpand 1234AB Software: EPA-W Kernel 1.09 07-06-2007 Vabi Software
Nadere informatieENERGETISCHE VERBETERINGSMAATREGELEN IN DE SOCIALE HUURSECTOR ENKELE UITKOMSTEN VAN DE SHAERE-MONITOR 2010-2013
ENERGETISCHE VERBETERINGSMAATREGELEN IN DE SOCIALE HUURSECTOR ENKELE UITKOMSTEN VAN DE SHAERE-MONITOR 2010-2013 1 WAT IS DE SHAERE-MONITOR? In de afgelopen jaren zijn allerlei initiatieven ontplooid om
Nadere informatieItho Daalderop Energiezuinig en comfortabel klimaatsysteem. uw nieuwe. woning
Itho Daalderop Energiezuinig en comfortabel klimaatsysteem uw nieuwe woning Water/water warmtepomp: - Verwarming in koude maanden door gebruik van bodemwarmte - Koeling in warme maanden door gebruik van
Nadere informatieUitwerking van de vragenlijst december 2016 HOEVEEL BESPAAR JIJ MET IUNGO?
Uitwerking van de vragenlijst december 2016 HOEVEEL BESPAAR JIJ MET IUNGO? Loes de Waart iungo.nl BV Nikolaus Ottostraat 5a 8013 NG ZWOLLE 038-3801050 30 december 2016 Uitwerking vragenlijst: Hoeveel bespaar
Nadere informatiePDFlib PLOP: PDF Linearization, Optimization, Protection. Page inserted by evaluation version www.pdflib.com sales@pdflib.com
PDFlib PLOP: PDF Lineariation, Optimiation, Protection Page inserted by evaluation version www.pdflib.com sales@pdflib.com p Energielabel woning supplement* Afgegeven conform de Regeling energieprestatie
Nadere informatieDuurzaam Bouwloket. Voor onafhankelijke informatie en advies over:
Duurzaam Bouwloket Voor onafhankelijke informatie en advies over: Duurzaam (ver)bouwen Energie besparen Zelf duurzame energie opwekken Duurzame financiering Subsidies ~45% Energielabel D of lager Een gemiddeld
Nadere informatieVoorbeeldtoets Energieprestatie Energiezuinige woningen
Voorbeeldtoets Energieprestatie Energiezuinige woningen Toets 2: Softwaretoets De tijdsduur van dit examenonderdeel is 120 minuten Cito B.V. (2016) ISSO Energieprestatie Energiezuinige woningen voorbeeldexamen
Nadere informatieMilieubarometer 2010-2011
NOTITIE Nr. : A.2007.5221.01.N005 Versie : definitief Project : DGMR Duurzaam Betreft : Milieubarometer 2010-2011 Datum : 6 januari 2012 Milieubarometer 2010-2011 Inleiding De milieubarometer is een instrument,
Nadere informatieISSO publicatie 82.2 aangepast 2014. Hoofdstuk 5 ISSO publicatie 82.2
ISSO publicatie 82.2 aangepast 2014 Hoofdstuk 5 ISSO publicatie 82.2 5 Het EPA-maatwerkadviesrapport Het eindresultaat van het adviesproces moet men uiteindelijk vastleggen in een adviesrapport dat met
Nadere informatieEnergie besparen door METEN
Tips voor verstandig stoken Gebruik radiatoren alleen als dat nodig is. Dit geldt met name in het voor- en najaar. Verwarm geen ruimten die u niet gebruikt. Voorkom bevriezing of grote afkoeling door bijvertrekken
Nadere informatieMelding slecht energiegebruik.
Meetrapport temperatuur huishouding. verschillen in temperatuur per kamer. Eventuele lekkage opsporing. wel of geen isolatie kwaliteit isolatie Type bouw en bijbouw Naam perceel - Doel. - Naam. - Samengewerkt
Nadere informatieTips berekenen EPC. EPN en Nieuwbouw. Modellering
EPN en Nieuwbouw Tips berekenen EPC Modellering Iedere bouwlaag dient als een aparte verwarmde zone gemodelleerd te worden. Indien bouwlagen, bijvoorbeeld tussenverdiepingen van een woongebouw, exact gelijk
Nadere informatieEnergieverspilling is zinloos
Aan de slag in de Bestaande Bouw Energieverspilling is zinloos in het verleden en daarna samengesteld door: Martin Liebregts Haico van Nunen Donderdag 13 september 2007 Milieu - Aandacht in de tijd 2/31
Nadere informatieEnergieverspilling is zinloos
Aan de slag in de Bestaande Bouw Energieverspilling is zinloos in het verleden en daarna samengesteld door: Martin Liebregts Haico van Nunen Donderdag 13 september 2007 2/25 3/25 1. Praktijk van het verleden
Nadere informatieEnergieprestatie van gebouwen
Energieprestatie van gebouwen NEN 7120 en energieconcepten 2012 ing. Lars van de Kamp Nieman Raadgevende Ingenieurs Eerste ervaring NEN 7120 NEN 7120 Een verzwaring? Voor en nadelen standaard rijtjeswoning
Nadere informatieBROCHURE. Energieprestatie vergoeding
BROCHURE Energieprestatie vergoeding Met deze brochure willen we u inzicht geven in de manier waarop u energie verbruikt en betaalt. En we geven uitleg over een voor u nieuw contract dat wij de energieprestatievergoeding
Nadere informatieEnergierapportage MFC Atria Leusden. Asschatterweg JJ Leusden
Energierapportage 2018 MFC Atria Leusden Asschatterweg 37 3831 JJ Leusden Introductie Voor u ligt de energierapportage 2018, waarin de energieverbruiken van de scholen wordt vergeleken met het maximale
Nadere informatieWAAROM ALLES-IN-HUIS?
WAAROM ALLES-IN-HUIS? ONTWIKKELD VOOR JOU Het Alles-in-Huis pakket is ontwikkeld met jou, de bewoner, als uitgangspunt. Een voorbeeld, wij weten dat veel mensen s nachts slapen met hun raam open. Daarom
Nadere informatieEffecten Amsterdamse labelstappensubsidie t.b.v. Leerkring 27 juni rol van de bewoners bij renovatie van woningvoorraad naar energieneutraal
Effecten Amsterdamse labelstappensubsidie t.b.v. Leerkring 27 juni 2018 - rol van de bewoners bij renovatie van woningvoorraad naar energieneutraal Jurriaan Kooij Inhoud presentatie Introductie van de
Nadere informatieOp weg naar bijna energieneutrale gebouwen, met gezonde ventilatie
Op weg naar bijna energieneutrale gebouwen, met gezonde ventilatie Themabijeenkomst De Nieuwe Standaard In Ventileren ing. G.A. (Gerton) Starink Nieman Raadgevende Ingenieurs B.V. 22-5-2015 2 1 Op weg
Nadere informatiePluswoning Nieuwbouw. energiezuinige woningen OP METER
Pluswoning Nieuwbouw energiezuinige woningen OP NUL DE METER Pluswoning Nieuwbouw energiezuinige woningen Levensloopbestendigheid De Pluswoning heeft een volledig woonprogramma op de begane grond inclusief
Nadere informatieKennissessie: CO 2 neutraal het echte verhaal
Ing. Vincent Keppel Accountmanager Vabi Kennissessie: CO 2 neutraal het echte verhaal TIP: Houd pen en papier bij de hand!!!! Ir. Roy Zold Directeur PVM welke data & welk doel Vraagstelling corporaties
Nadere informatieDUURZAAM BOUWEN IN PLAN DRENKELING
DUURZAAM BOUWEN IN PLAN DRENKELING Bij de ontwikkeling van Landgoed Drenkeling heeft duurzaamheid een hoge prioriteit. Duurzaamheid betekent in dit geval dat de gebouwde omgeving voldoet aan hoge duurzaamheidseisen
Nadere informatieWonen in Pijnacker. Comfortabel en duurzaam wonen
Wonen in Pijnacker Comfortabel en duurzaam wonen Toelichting op het klimaatsysteem in de woningen aan de Emmastraat 3 t/m 21 (oneven), Stationsstraat 54 t/m 62a Faunalaan 1 t/m 35 (oneven) Bosmuiszoom
Nadere informatieDuurzaam Bouwloket. Voor onafhankelijke informatie en advies over:
Duurzaam Bouwloket Voor onafhankelijke informatie en advies over: Duurzaam (ver)bouwen Energie besparen Zelf duurzame energie opwekken Subsidies en regelingen ~38% Energielabel D of lager Anticiperen op
Nadere informatieBuurkracht Alteveer-Cranevelt
Buurkracht Alteveer-Cranevelt Alteveer-Cranevelt - Buurtscan - Woningscan - Overzicht maatregelen - Financiering en subsidies Buurtscan - 1.575 huishoudens - 3.135 inwoners - 7 % vrijstaand - Jaren 30
Nadere informatieA (zie toelichting in bijlage)
Energielabel woning Afgegeven conform de Regeling energieprestatie gebouwen. Veel besparingsmogelijkheden A (zie toelichting in bijlage) Uw woning Weinig besparingsmogelijkheden Labelklasse maakt vergelijking
Nadere informatieEnergielasten als een van de uitgangspunten bij nieuwbouw en renovatie
Energielasten als een van de uitgangspunten bij nieuwbouw en renovatie Door Eric van Zee, april 2008 Energie steeds groter deel van de woonlasten De kosten voor verwarming en warm tapwater vormen een steeds
Nadere informatieecht Nul op de meter HRsolar : Robbert van Diemen Techneco : Niels van Alphen
echt Nul op de meter HRsolar : Robbert van Diemen Techneco : Niels van Alphen Agenda Wie is HRsolar Zonnewarmte V1.0 De markt Zonnewarmte V2.0 Zonnewarmte NOM Wie is HRsolar Nederlandse fabrikant van complete
Nadere informatieBijlage I 20111278-07 Investeringen en energielasten Energiesprong woningbouw Maria van Bourgondiëlaan te Eindhoven. 1 Inleiding
Bijlage I 20111278-07 Investeringen en energielasten Energiesprong woningbouw Maria van Bourgondiëlaan te Eindhoven Datum Referentie Behandeld door 13 december 2011 20111278-07 P. Smoor/LSC 1 Inleiding
Nadere informatieCuravie woning Nieuwbouw
Curavie woning Nieuwbouw energiezuinige woningen OP NUL DE METER GROSFELD VAN DER VELDE ARCHITECTEN Curavie woning Nieuwbouw energiezuinige woningen Levensloopbestendigheid De Curavie woning heeft een
Nadere informatieEen nieuwe woning in Westergouwe 53 woningen Wijdeblik
KLIMAATGARANT EPC0 Een nieuwe woning in Westergouwe 53 woningen Wijdeblik EERB van morgen vandaag in huis De energie ENERGIE EXPLOITATIE AMSTELVEEN ENERGIE EXPLOITATIE RIJSWIJKBUITEN Een energieneutrale
Nadere informatieZEN en BENG Nieuwe inzichten over bijna energieneutrale woningen
ZEN en BENG Nieuwe inzichten over bijna energieneutrale woningen Ir. Harm Valk Nieman Groep Platform ZEN 22 maart 2016 Routekaart BENG 22-3-2016 2 BENG Drie indicatoren Lijkt op de PHPP 1. Energiebehoefte
Nadere informatie7 STAPPEN VOOR ENERGIEBESPARING IN EEN TANGRAMHUIS:
TANGRAMHUIS 7 STAPPEN VOOR ENERGIEBESPARING IN EEN TANGRAMHUIS: 1 - ZON - Maak gebruik van de zon, de enige kostenloze energieleverancier! Onze woningen worden naar de zon georiënteerd, dat wil zeggen
Nadere informatieVoorbeeldwoningen 2011
Voorbeeldwoningen 2011 Bestaande bouw >> Als het gaat om energie en klimaat Voorbeeldwoningen 2011 Bestaande bouw Inhoudsopgave 1 Inleiding 5 2 Doel en gebruik van voorbeeldwoningen 7 3 Uitwerkingen voorbeeldwoningen
Nadere informatieRapportage Energiebus
Rapportage Energiebus Amstelstraat, Assen Type woningen: 107 flats met interne galerij, 50 m2, bedrijfs- en algemene ruimten op de begane grond Bouwjaar: 1974 Op verzoek van: Huurdersorganisatie Amstelflat
Nadere informatieMONITORING WARMTEPOMP WONINGEN TE EDE WONING 2 EDE KERNHEM. DATUM : 5 april 2013 PLAATS : Winterswijk
MONITORING WARMTEPOMP WONINGEN TE EDE WONING 2 EDE KERNHEM DATUM : 5 april 2013 PLAATS : Winterswijk INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING... 3 2 DE WONING... 4 2.1 VERTICALE BODEM WARMTEWISSELAAR... 4 2.2 WARMTEPOMP...
Nadere informatieMemo Energiekosten Leidsche Rijn
Memo Energiekosten Leidsche Rijn Project 9165 Kostenvergelijking Stadsverwarming en Gas in Utrecht Leidse Rijn Aan Gemeente Utrecht Van Pieter Nuiten, Helmer den Dekker, Geurt Donze (W/E adviseurs) Datum
Nadere informatieDE WERKING VAN DE WARMTEPOMP
De duurzame energiebron is onuitputtelijk, maar heeft een te laag temperatuurniveau om de CV rechtstreeks op aan te kunnen sluiten. De temperatuur zal dus eerst verhoogd moeten worden, waardoor wij onze
Nadere informatieInstallatie overzicht bij EPC-concepten
Installatie overzicht bij EPC-concepten Dit boekje geeft een overzicht van de belangrijkste installaties zoals die nu op de markt aanwezig zijn. PelserHartman probeert u een zo volledig mogelijk overzicht
Nadere informatieBijlage bij uw huurovereenkomst (project EGW Arnhem Presikhaaf) versie 1.3 03-11-2015 tussenwoning
Bijlage bij uw huurovereenkomst (project EGW Arnhem Presikhaaf) versie 1.3 03-11-2015 tussenwoning Naam huurder: Adres: Huurcontractnummer: Ingangsdatum huur: U heeft een overeenkomst met Portaal voor
Nadere informatie