Hof van Cassatie van België

Transcriptie

1 27 MEI 2014 P N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P N P T, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Gert Warson, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel, kamer van inbeschuldigingstelling, van 13 mei De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, drie middelen aan. Raadsheer Alain Bloch heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal met opdracht Alain Winants heeft geconcludeerd.

2 27 MEI 2014 P N/2 II. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste middel 1. Het middel voert schending aan van artikel 5.2 EVRM: het arrest is niet regelmatig met redenen omkleed; het stelt niet op ondubbelzinnige wijze vast dat de eiser op de hoogte werd gebracht van de feiten van de inverdenkingstelling, specificeert desbetreffende geen tijdstip van de kennisgeving van de tegen hem ingebrachte beschuldiging en laat niet toe na te gaan of de mededeling gebeurde in een taal die hij verstaat; nochtans had de eiser in een appelconclusie aangevoerd dat hij nooit onverwijld en in een taal die hij verstaat mededeling kreeg van de feiten waarvoor hij in verdenking werd gesteld. 2. In eisers appelconclusie wordt geen specifiek verweer gevoerd over het juiste tijdstip van de kennisgeving van de tegen hem ingebrachte beschuldiging. De appelrechters waren dan ook niet gehouden dit tijdstip nader te preciseren. 3. Het onderzoeksgerecht dat over de arrestatie en over de regelmatigheid van het bevel tot aanhouding oordeelt, beoordeelt onaantastbaar of de betrokkene werd in kennis gesteld overeenkomstig artikel 5.2 EVRM. 4. Het arrest oordeelt dat de eiser onmiddellijk na zijn arrestatie in het bezit werd gesteld van de tekst van artikel 6 Drugswet in het Engels, taal waarin hij zich een weinig kan uitdrukken en een tolk aanwezig was bij zijn eerste verhoor, zodat artikel 5.2 EVRM niet werd geschonden. Aldus geeft het arrest te kennen dat de eiser onverwijld werd in kennis gesteld van de tegen hem ingebrachte beschuldiging en is de beslissing naar recht verantwoord. 5. Voor het overige komt het middel op tegen dat onaantastbaar oordeel en is het niet ontvankelijk.

3 27 MEI 2014 P N/3 Tweede middel 6. Het middel voert schending aan van artikel 18, 1, Voorlopige Hechteniswet en de artikelen 31, derde lid, en 40 Taalwet Gerechtszaken: het arrest oordeelt ten onrechte dat de eiser geen bijstand van een tolk diende te krijgen om de gezegden van de gevangenisdirecteur bij de betekening van het aanhoudingsbevel te vertalen. 7. Krachtens artikel 18, 1, derde lid, Voorlopige Hechteniswet bestaat de betekening in het mondeling meedelen van de beslissing in de taal van de rechtspleging, met afgifte van een volledig afschrift van de akte. 8. Artikel 31, derde lid, Taalwet Gerechtszaken bepaalt: De partijen die de taal van de procedure niet verstaan worden bijgestaan door een beëdigd tolk die alle mondelinge verklaringen vertaalt. 9. De mondelinge mededeling van de beslissing overeenkomstig artikel 18, 1, derde lid, Voorlopige Hechteniswet, is geen verklaring in de zin van artikel 31, derde lid, Taalwet Gerechtszaken, zodat deze laatste bepaling daarop niet van toepassing is. Het middel dat uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt naar recht. Derde middel 10. Het middel voert miskenning aan van het recht van verdediging zoals onder meer vervat in artikel 6 EVRM en van de motiveringsplicht: het arrest oordeelt ten onrechte dat de eiser op geldige wijze toestemming gaf tot het ondergaan van een urinestaal, terwijl de schriftelijke toestemming niet werd verleend in een taal die hij verstaat en hij niet bijgestaan werd door een tolk. 11. Artikel 6 EVRM is in de regel niet van toepassing voor de onderzoeksgerechten die, zoals inzake de handhaving van de voorlopige hechtenis, geen uitspraak doen over de gegrondheid van de strafvordering. In zoverre het middel schending van die verdragsbepaling aanvoert, faalt het naar recht.

4 27 MEI 2014 P N/4 12. Het enkele feit dat de rechter uit zijn vaststellingen een verkeerde gevolgtrekking doet, levert geen motiveringsgebrek op. In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het evenzeer naar recht. 13. De rechter oordeelt onaantastbaar of een verdachte zijn toestemming heeft verleend voor het afleggen van een urinetest. Hij kan die toestemming afleiden uit alle hem regelmatig overgelegde gegevens, zoals een geschreven verklaring opgesteld in een taal waarvan hij even onaantastbaar vaststelt dat de verdachte die verstaat. 14. Het arrest stelt vast dat de eiser zich uitdrukt in een weinig Engels. Het oordeelt dat het afnemen van het urinestaal regelmatig plaatsvond nadat de eiser zijn toestemming hiervoor heeft gegeven in een geschreven Engelse verklaring, met name een taal die hij kon lezen en blijft, ook al drukte hij zich beter uit in de Letse of Russische taal. Aldus is de beslissing naar recht verantwoord. Ambtshalve onderzoek van de beslissing 15. De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen zijn in acht genomen en de beslissing is overeenkomstig de wet gewezen. Dictum Het Hof, Verwerpt het cassatieberoep. Veroordeelt de eiser tot de kosten. Bepaalt de kosten op 64,41 euro. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit voorzitter Paul Maffei, afdelingsvoorzitter Luc Van hoogenbemt, de raadsheren Pierre Cornelis, Filip Van Volsem en Alain Bloch, en op de openbare rechtszitting van 27 mei 2014 uitgesproken door voorzitter Paul Maffei, in aanwe-

5 27 MEI 2014 P N/5 zigheid van advocaat-generaal met opdracht Alain Winants, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche. K. Vanden Bossche A. Bloch F. Van Volsem P. Cornelis L. Van hoogenbemt P. Maffei