Verbrandingsmanager W-FM 100 en W-FM / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Verbrandingsmanager W-FM 100 en W-FM / Montage- en bedieningsrichtlijnen"

Transcriptie

1 Eine deutschsprachige Version dieser Anleitung ist auf Anfrage erhältlich /

2 Conformiteitsverklaring Sprachschlüssel Leverancier: Max Weishaupt GmbH Adres: Max-Weishaupt-Straße D Schwendi Product: Verbrandingsmanager W-FM 100 / 200 Het hierboven omschreven product is conform de bepalingen van de richtlijnen: GAD PED LVD EMC 2009 / 142 / EC 97 / 23 / EC 2006 / 95 / EC 2004 / 108 / EC Dit product wordt als volgt gekenmerkt: CE-0085 Schwendi, ppa. ppa. Dr. Schloen Hoofd onderzoek en ontwikkeling Denkinger Hoofd productie kwaliteitsmanagement

3 1 Aanwijzingen voor de gebruiker Doelgroep Symbolen Borgstelling en aansprakelijkheid Veiligheid Doelmatig gebruik Maatregelen bij gasreuk Veiligheidsvoorschriften Normale werking Elektrische aansluiting Gastoevoer Constructieve wijzigingen Geluidsemissie Afvoer van afvalstoffen Productbeschrijving Varianten Functie Branderautomaat Gasgebrekprogramma Dichtheidscontrole Vermogenregelaar Toerentalregeling O2-regeling / controle Programmaverloop Gas directe ontsteking Gas met ontstekingspilootventiel Lichte stookolie directe ontsteking Zware stookolie directe ontsteking Zware stookolie met gaspilootonsteking Ingangen Spanningstoevoer Veiligheidsketen Ontgrendeling Luchtdrukwachter Beschermcon. ventil Brandstofkeuze Min. stookoliedrukwachter Max. stookoliedrukwachter Startvrijgave stookolie Zware olie, directstart Startvrijgave gas Gasdrukwachter-dichtheidscontrole Max. gasdrukwachter Min. gasdrukwachter Vlamvoeler Vermogensregelaar extern (X5-03) Vermogensregelaar extern (X62) Vermogensregelaar extern (bus) / MaW 3-228

4 Setpointomschakeling Temperatuurvoeler Toerentalregistratie Brandstofteller Rookgastemperatuurvoeler Verbrandingsluchtvoeler / CO-weerstandsplaat O2-sonde Uitgangen Alarm Motor Stookoliepomp / magneetkoppeling Startsignaal, ontlasting drukwachter Ontsteking Antihevelventiel Brandstofventielen stookolie Brandstofventielen gas Bedrijfsstatus Analoge uitgang Frequentieregelaar Technische gegevens Elektrische gegevens Omgevingscondities Afmetingen Montage O2-sonde monteren Elektrische aansluiting Bediening Bedieningsoppervlak Bedieningspaneel Display Parameters weergeven en wijzigen Paswoord Menustructuur Werkings- en systeeminformatie Normale werking Brandstofkeuze Werkingsuren Startteller Brandstofteller Aantal storingen Vlamsignaal Product ID Softwareversie Brander ID Weergave instellen Taal instellen Contrast instellen / MaW 4-228

5 6.5.3 Datum/Tijd Eenheden Interfaces Interface kiezen ebus Modbus Trending gegevens Automatisch / handmatig / uit Branderautomaat Tijden Startverhindering signaliseren Normale of directe start Stookoliepomp Gedwongen intermitterend bedrijf Voorventilatie gas Continue ventilatie Luchtdrukwachter bijkomend Ingang X5-03 configureren Uitgang X4-03 configureren Vreemd belichting Repeteerteller Elektronisch verband Helling servomotoren Afschakelgedrag Werkingsgedrag frequentieregelaar Speciale posities Lastpunten definiëren, modulerende werking Werkings- en schakelpunten, trapsgewijze werking Vermogensbereik Vermogensbegrenzing Startpunt O2-regelaar Bedrijfswijze O2-regelaar O2 Monitor O2-regeling O2-regelparameters O2-startmodus Brandstoftype O2-sonde Onderhoudsinterval voor O2-sonde Temperatuurvoeler definiëren Waarschuwingsdrempel rookgastemperatuur Verbrandingstechnisch rendement Regelbereik O2-regelaar Status O2-regelaar Luchtbelasting Diagnosecode O2-gehalte O2 setpoint / MaW 5-228

6 Verbrandingsluchttemperatuur / CO-schakeldrempel Rookgastemperatuur Temperatuur O2-sonde Warmtevermogen O2-sonde Slijtage O2-sonde O2-regelaar activeren / deactiveren CO-wachter en CO-regelaar Bedrijfsmodus CO-functie Vertraging overschrijding grenswaarde Vermogenregelaar Gewenste waarde Bedrijfswijze vermogensregelaar Voeler-/sensorkeuze (gemeten waarde) Analoge ingangen Meetbereik Externe setpoint Analoge uitgang Regelparameters interne vermogenregelaars Meetbereikvermindering Onderdrukking storingssignaal Schakeldifferentieel modulerend Schakeldifferentieel en schakeldrempel trapsgewijs Schakeldifferentieel trapsgewijs Schakeldrempel trapsgewijs Startvermogen Temperatuurvoeler Functie koude start Adaptatie Servomotoren Adressering Curven wissen Positiecontrole Toerental / frequentieregelaar Vrijgavecontact frequentieregelaar Toerentalregistratie Toerentalnormalisatie Actueel toerental Setpointuitgang Toerentalafwijking Rookgasrecirculatie Functie RGR Ventilator op de brander Ventilator apart Bedrijfswijze RGR Temperatuurvoeler definiëren Temperatuur RGR-sensor Vrijgave RGR Temperatuurcompensatie Werkingstemperatuur / MaW 6-228

7 Positiebegrenzing RGR-klep Backup Backup Software actualiseren TÜV-test Vlamuitval Veiligheidstemperatuurbegrenzer Inbedrijfstelling Voorwaarden Motoraanpassing aan frequentieregelaar Brander instellen Voorbereidende maatregelen Toerentalnormalisatie doorvoeren O2-module voorinstellingen Rookgasrecirculatie deactiveren Gasgedeelte regelen Stookoliegedeelte modulerend regelen Stookoliegedeelte trapsgewijs regelen Vermogenregelaar Vermogenregelaar configureren Vermogenregelaar instellen Modulerende vermogenregeling Trapsgewijze vermogenregeling Functie koude start O2-regelaar O2 Monitor instellen O2-regeling instellen O2-regeling controleren en optimaliseren CO-regelaar Meetversterker LT3 instellen CO-regeling instellen Rookgasrecirculatie (met temperatuurcompensatie) Drukwachter instellen Afsluitende werkzaamheden Verbranding controleren Gasdebiet berekenen Vermogenverdeling Onderhoud Aanwijzingen voor het onderhoud Onderhoudsplan Foutopsporing Procedure bij storing Alarm deactiveren Fout Storing Fout verhelpen / MaW 7-228

8 10 Technische documenten Frequentieregelaar Frequentieregelaar Nord bouwgrootte I... III Frequentieregelaar Nord bouwgrootte IV Trefwoordenlijst / MaW 8-228

9 1 Aanwijzingen voor de gebruiker Vertaling van de originele bedieningsrichtlijnen 1 Aanwijzingen voor de gebruiker Deze montage- en bedieningshandleiding is deel van het toestel en moet op de plaats van gebruik bewaard worden. Vóór de werkzaamheden aan het toestel de montage- en bedieningsrichtlijnen grondig lezen. 1.1 Doelgroep Deze montage- en bedieningsrichtlijnen richten zich tot de gebruiker en tot gekwalificeerde vaklui. Deze moeten nageleefd worden door alle personen die aan het toestel werken. Werken aan het toestel mogen enkel door gekwalificeerde vaklui met de daartoe vereiste kennis en opleiding doorgevoerd worden. Personen met beperkte fysieke, sensorische of geestelijke vaardigheden mogen enkel onder toezicht of met de instructies van een bevoegde persoon aan het toestel werken. Kinderen mogen niet met het toestel spelen. 1.2 Symbolen GEVAAR WAARSCHUWING OPGELET Direct gevaar met hoog risico. De niet-naleving leidt tot zware lichamelijke verwondingen of de dood. Gevaar met middelhoog risico. De niet-naleving kan tot schade aan het milieu, zware lichamelijke verwondingen of de dood leiden. Gevaar met beperkt risico. De niet-naleving kan tot materiële schade of lichte tot middelzware lichamelijke verwondingen leiden. Belangrijke opmerking. Vereist een onmiddellijke handeling. Resultaat na een handeling. Opsomming Waardebereik / MaW 9-228

10 1 Aanwijzingen voor de gebruiker 1.3 Borgstelling en aansprakelijkheid Borgstelling en aansprakelijkheid bij persoonlijke ongelukken en materiële schade zijn uitgesloten, indien deze op één of meerdere van de onderstaande oorzaken zijn terug te voeren: ondoelmatig gebruik; niet-naleving van de montage- en bedieningsrichtlijnen; gebruik bij defecte veiligheids- of beschermingsinrichtingen; het verdere gebruik ondanks het optreden van een gebrek; ondeskundige montage, inbedrijfstelling, bediening en onderhoud; ondeskundig uitgevoerde herstellingen; gebruik van onderdelen die geen originele Weishaupt-onderdelen zijn; overmacht; eigenmachtige wijzigingen aan de constructie van het toestel; inbouw van aanvullende componenten, die niet samen met het toestel door de fabriek getest zijn; montage van hulpstukken in de verbrandingsruimte welke een juiste vlamvorming verhinderen; niet geschikte brandstoffen; gebreken in de toevoerleidingen / MaW

11 2 Veiligheid 2 Veiligheid 2.1 Doelmatig gebruik De verbrandingsmanager W-FM 100/200 is geschikt voor de werking op: Stookoliebranders Gasbranders Branders op twee of drie brandstoffen Branders op twee gassen Ondoelmatig gebruik kan: verwondings- of levensgevaar voor de gebruiker of voor derden veroorzaken; het toestel of andere voorwerpen beschadigen. 2.2 Maatregelen bij gasreuk Open vuur en vonkvorming verhinderen, bijv.: geen licht aan- of uitschakelen; geen elektrische toestellen aanraken; geen mobiele telefoons gebruiken; ramen en deuren openen; gaskogelkraan sluiten; huisbewoners waarschuwen (niet op een bel drukken); gebouw verlaten; van buiten het gebouw de verwarmingsinstallateur of gasmaatschappij verwittigen. 2.3 Veiligheidsvoorschriften Storingen of gebreken die afbreuk doen aan de veiligheid moeten onmiddellijk opgelost worden. Componenten die een toenemende slijtage vertonen of waarvan de constructief bepaalde levensduur overschreden is resp. vóór het volgende onderhoud overschreden wordt, moeten uit voorzorg vervangen worden [hfst. 8.2] Normale werking Alle kenplaten op het toestel leesbaar houden. Voorgeschreven instellings-, onderhouds- en inspectiewerken op tijd uitvoeren. Toestel enkel met gesloten deksel gebruiken. Vrij beweegbare delen tijdens de werking niet aanraken. Bij branders voor halfzware en zware stookolie stookolievoerende onderdelen niet aanraken tijdens werking Elektrische aansluiting Bij werken aan spanningsgeleidende onderdelen: voorschriften ter voorkoming van ongevallen BGV A3 en plaatselijk geldende voorschriften, in het bijzonder het Algemeen Reglement voor Elektrische Installaties (A.R.E.I.), naleven; gereedschap volgens EN gebruiken / MaW

12 2 Veiligheid Gastoevoer Enkel de gasleverancier of een gehabiliteerde installateur mag gasinstallaties in gebouwen en terreinen oprichten, wijzigen en onderhouden. Het leidingsysteem moet overeenkomstig de werkingsdruk aan een belastingsproef en dichtheidscontrole en/of een functionaliteitstest onderworpen worden (zie bijv. DVGW-TRGI, arbeidsblad G 600). Gasmaatschappij voor de installatie over de aard en de omvang van de geplande installatie informeren. Plaatselijke voorschriften en richtlijnen bij de installatie in acht nemen (bijv. DVGW-TRGI, werkblad G 600; TRF volume 1 en volume 2). Gastoevoer volgens de gassoort en de gaskwaliteit zodanig uitvoeren dat er geen vloeibare stoffen ontstaan (bijv. condensaat). Bij LPG verdampingsdruk en verdampingstemperatuur in acht nemen. Enkel gekeurd dichtingsmateriaal gebruiken en daarbij de gebruiksinstructies in acht nemen. Toestel opnieuw instellen wanneer naar een andere gassoort wordt overgeschakeld. De omschakeling tussen LPG en aardgas vergt een ombouw. Dichtheidscontrole na elk onderhoud en elke storingsoplossing doorvoeren. 2.4 Constructieve wijzigingen Voor alle ombouwactiviteiten is een schriftelijke toestemming van de firma Max Weishaupt GmbH nodig. Enkel aanvullende componenten inbouwen die samen met het toestel getest en gekeurd werden. De verbrandingsruimte niet wijzigen door het inzetten van hulpstukken die de constructief vastgelegde vlamvorming verhinderen. Enkel originele Weishaupt-onderdelen gebruiken. 2.5 Geluidsemissie Het geluidsniveau wordt door het akoestische gedrag van alle componenten van een verbrandingssysteem bepaald. Een hoog geluidsniveau kan bij langdurig optreden hardhorigheid veroorzaken. Bedieningspersoneel met persoonlijk beschermingsmateriaal uitrusten. De geluidsemissies kunnen met een geluiddempingskap verder gereduceerd worden. 2.6 Afvoer van afvalstoffen Materiaal en componenten doelmatig en milieuvriendelijk afvoeren. Daarbij de plaatselijk geldende voorschriften naleven / MaW

13 3 Productbeschrijving 3 Productbeschrijving 3.1 Varianten Type Uitvoering Functies W-FM 100 LMV51.0 Branderautomaat Gasgebrekprogramma Dichtheidscontrole LMV51.1 Zoals type LMV51.0 Vermogenregelaar W-FM 200 LMV52.2 Zoals type LMV51.1 Toerentalregeling O2-regeling LMV52.4 Zoals type LMV52.2 RGR met temperatuurcompensatie CO-wachter en CO-regelaar functie / MaW

14 3 Productbeschrijving 3.2 Functie Branderautomaat In de verbrandingsmanager is een branderautomaat voor stookolie-, gas- en combibranders geïntegreerd. Hij stuurt het functieverloop, controleert de vlam en communiceert met alle betrokken componenten Gasgebrekprogramma De min. gasdrukwachter controleert de gasaansluitdruk vanaf fase 21. Als de druk lager ligt dan de ingestelde waarde op de min. gasdrukwachter dan voert de verbrandingsmanager een veiligheidsafschakeling door en start een gasgebrekprogramma. In het gasgebrekprogramma bewerkstelligt de verbrandingsmanager na afloop van de gasgebrekwachttijd (parameter: Vertr_Gasgebrek) een nieuwe startpoging. Als de startpoging niet lukt, wordt de gasgebrekwachttijd verdubbeld. Als de startpogingen de herhalingsgrenswaarde (parameter: StartVrijgave) overschrijden, wordt de verbrandingsmanager in storingspositie vergrendeld. Start de brander, dan wordt de herhalingsteller en de gasgebrekwachttijd automatisch gereset / MaW

15 3 Productbeschrijving Dichtheidscontrole De gasdrukwachter-dichtheidscontrole controleert of de ventielen dicht zijn. Deze meldt aan de verbrandingsmanager wanneer de druk tijdens een dichtheidscontrole te sterk stijgt of afneemt. De dichtheidscontrole wordt automatisch door de verbrandingsmanager uitgevoerd: na een regelafschakeling; vóór de start van de brander na een storingsafschakeling of een spanningsuitval. Eerste testfase (functieverloop voor dichtheidscontrole ventiel 1): Ventiel 1 blijft gesloten, ventiel 2 gaat open. Het gas ontsnapt en de druk tussen ventiel 1 en ventiel 2 daalt. Ventiel 2 sluit weer. Gedurende 10 seconden blijven beide ventielen gesloten. Als de druk tijdens die 10 seconden boven een ingestelde waarde stijgt, lekt ventiel 1. De verbrandingsmanager voert een storingsafschakeling door. Tweede testfase (functieverloop voor dichtheidscontrole ventiel 2): Ventiel 1 gaat open, ventiel 2 blijft gesloten. De druk tussen ventiel 1 en ventiel 2 stijgt. Ventiel 1 sluit weer. Gedurende 10 seconden blijven beide ventielen gesloten. Als de druk tijdens deze 10 seconden onder de ingestelde waarde daalt, lekt ventiel 2. De verbrandingsmanager voert een storingsafschakeling door sek 10 sek 3 sek 10 sek A 1 2 V1 P P V2 4 B C V1 V2 V1 V2 P P 4 P P 4 1 Ventiel 1 2 Ventiel 2 3 Druk tussen ventiel 1 en ventiel 2 4 Gasdrukwachter-dichtheidscontrole 5 Werkingsfases A Directe ontsteking B Aanmaakontsteking C Gasontstekingsinrichting / MaW

16 3 Productbeschrijving Vermogenregelaar De W-FM 200 is standaard met een interne PID-vermogenregelaar uitgerust, bij de W-FM 100 is de interne vermogenregelaar optioneel. De vermogenregelaar is geschikt voor trapsgewijze en modulerende branders. In modulerend bedrijf vermindert een meetbereikvermindering de startimpulsen en worden de servomotoren gespaard. Via een extern contact kan tussen twee setpoints gekozen worden. Een functie koude start ketel vermindert de thermische belasting van de warmtegenerator bij branderstart Toerentalregeling Enkel de W-FM 200 is met een frequentieregelaarmodule voor toerentalregeling uitgerust. Via een analoge uitgang (0/4-20 ma) stuurt de W-FM 200 de frequentieregelaar van de ventilatormotor aan en past het toerental aan het brandervermogen aan. Daardoor vermindert het nominaal elektrisch verbruik. Toerental en draairichting worden via een inductieve naderingsschakelaar en een asymmetrische schijf gecontroleerd O2-regeling / controle Enkel de W-FM 200 is met een O2-regelfunctie uitgerust. Voor de O2-regeling is een bijkomende O2-module (PLL52 ) nodig. Een sonde mengt het O2-gehalte in het rookgas. In het branderbedrijf vergelijkt de W-FM 200 het O2-gehalte met de bij de inbedrijfstelling bepaalde gewenste waarden. Bij afwijking stuurt de W-FM 200 de luchtregelinrichtingen aan en corrigeert het O2-gehalte. Daardoor verhoogt het ketelrendement / MaW

17 3 Productbeschrijving Programmaverloop Gas directe ontsteking Voorventilatiepositie Ventilator AAN Startvrijgave Inbedrijfstelling Stand-by Terugloop Veiligheidsfase Storingsafschakelfase 2 Voorventilatie 3 Naventilatiepositie Nabrandtijd Werkingspositie 2 Werkingspositie 1 Kleinlastpositie Vlamsignaal Ontsteking UIT Brandstofvrijgave Voorontsteking Ontstekingspositie Ingangen Brandstofkeuze Veiligheidsketen Warmtevraag X4-01:1 X3-04:1 (1 (1 Vlamsignaal X (2 Luchtdrukwachter.Beschermcon. ventil Startvrijgave gas Min. gasdrukwachter Max. gasdrukwachter Gasdrukwachter DK Uitgangen X3-02:1 X4-01:3 X7-03:2 X9-03:4 X9-03:3 X9-03:2 (3 ( Brandermotor / ventilator Ontsteking X3-01:1 X4-02:3 (3 Startsignaal X4-03:3 (4 Ontlasting drukwachter Veiligheidsventiel X9-01:1 Brandstofventiel 1 X9-01:4 Brandstofventiel 2 X9-01:3 Servomotoren Vollast Voorventilatiepositie Naventilatiepositie Kleinlast Ontstekingspositie Rustpositie 1 Naventilatie Directe start Dichtheidscontrole Test systeemdruk Armatuur vullen Test drukloos Aansluitonderdelen leegmaken (1 (2 (3 (4 Signaal enkel voor sprong in fase 79 (directe start) nodig met QRI / QRA7x: ingang X10-02:6 met ionisatie-elektrode: ingang X10-03:1 Enkel bij continue ventilatie Signaal is afhankelijk van parameter: Start/DS-Ventiel (startsignaal of ontlasting drukwachter) Signaal aan ingang / uitgang aangestuurd Geen signaal aan de ingang Ingang zonder invloed Signaal optioneel of van parametrering afhankelijk 1 Servomotor brandstof 2 Servomotoren lucht, hulp 1, hulp 2/ frequentieregelaar 3 Servomotor rookgasrecirculatie / MaW

18 3 Productbeschrijving Gas met ontstekingspilootventiel Voorventilatiepositie Ventilator AAN Startvrijgave Inbedrijfstelling Stand-by Terugloop Veiligheidsfase Storingsafschakelfase 2 Voorventilatie 3 Vlamsignaal Ontsteking UIT Brandstofvrijgave Voorontsteking Ontstekingspositie Naventilatiepositie Nabrandtijd Werkingspositie 2 Werkingspositie 1 Kleinlastpositie Ingangen Brandstofkeuze Veiligheidsketen Warmtevraag X4-01:1 X3-04:1 (1 (1 Vlamsignaal X (2 Luchtdrukwachter.Beschermcon. ventil Startvrijgave gas Min. gasdrukwachter Max. gasdrukwachter Gasdrukwachter DK Uitgangen X3-02:1 X4-01:3 X7-03:2 X9-03:4 X9-03:3 X9-03:2 (3 ( Brandermotor / ventilator Ontsteking X3-01:1 X4-02:3 (3 Startsignaal X4-03:3 (4 Ontlasting drukwachter Veiligheidsventiel X9-01:1 Ontstekingsventiel X9-01:2 Brandstofventiel 1 X9-01:4 (5 Brandstofventiel 2 X9-01:3 Servomotoren Vollast Voorventilatiepositie Naventilatiepositie Kleinlast Ontstekingspositie Rustpositie Ontstekingsventiel UIT Vlamstabilisatie 1 Naventilatie Directe start Dichtheidscontrole Test systeemdruk Armatuur vullen Test drukloos Aansluitonderdelen leegmaken (1 (2 (3 (4 (5 Signaal enkel voor sprong in fase 79 (directe start) nodig met QRI / QRA7x: ingang X10-02:6 met ionisatie-elektrode: ingang X10-03:1 Enkel bij continue ventilatie Signaal is afhankelijk van parameter: Start/DS-Ventiel (startsignaal of ontlasting drukwachter) Is er een pilootventiel tussen brandstofventiel 1 en 2 geïnstalleerd: signaal vanaf fase 40 Is er een gasontstekingsinrichting voor brandstofventiel 1 geïnstalleerd: signaal vanaf fase / MaW

19 3 Productbeschrijving Signaal aan ingang / uitgang aangestuurd Geen signaal aan de ingang Ingang zonder invloed Signaal optioneel of van parametrering afhankelijk 1 Servomotor brandstof 2 Servomotoren lucht, hulp 1, hulp 2/ frequentieregelaar 3 Servomotor rookgasrecirculatie / MaW

20 3 Productbeschrijving Lichte stookolie directe ontsteking Voorventilatiepositie Ventilator AAN Startvrijgave Inbedrijfstelling Stand-by Terugloop Veiligheidsfase Storingsafschakelfase 2 Voorventilatie 3 Naventilatiepositie Nabrandtijd Werkingspositie 2 Werkingspositie 1 Kleinlastpositie Vlamsignaal Ontsteking UIT Brandstofvrijgave Voorontsteking Ontstekingspositie Ingangen Brandstofkeuze Veiligheidsketen Warmtevraag X4-01:2 X3-04:1 (1 (1 Vlamsignaal X (2 Luchtdrukwachter.Beschermcon. ventil Min. stookoliedrukwachter Max. stookoliedrukwachter Startvrijgave stookolie Uitgangen X3-02:1 X4-01:3 X5-01:2 X5-02:2 X6-01:1 (3 ( Brandermotor / ventilator X3-01:1 (3 Magneetkop. / oliepomp Ontsteking X6-02:3 X4-02:3 (4 (4 (5 (5 Startsignaal X4-03:3 (6 Ontlasting drukwachter Antihevelventiel X6-03:3 Brandstofventiel 1 X8-02/03 Brandstofventiel 2 X7-01:3 Brandstofventiel 3 X7-02:3 Servomotoren Vollast Voorventilatiepositie Naventilatiepositie Kleinlast Ontstekingspositie Rustpositie 1 Naventilatie Directe start (5 (5 79 (1 (2 (3 (4 (5 (6 Signaal enkel voor sprong in fase 79 (directe start) nodig met QRI / QRA7x: ingang X10-02:6 met QRA2: ingang X10-03:1 mt QRB: ingang X10-02:1 Enkel bij continue ventilatie Signaal is afhankelijk van parameter: T_in_Olie_ontst. (lange of korte voorontsteking) Signaal is afhankelijk van parameter: stookoliepompkoppeling (directe koppeling) Signaal is afhankelijk van parameter: start/ds-ventiel / MaW

21 3 Productbeschrijving Signaal aan ingang / uitgang aangestuurd Geen signaal aan de ingang Ingang zonder invloed Signaal optioneel of van parametrering afhankelijk 1 Servomotor brandstof 2 Servomotoren lucht, hulp 1, hulp 2/ frequentieregelaar 3 Servomotor rookgasrecirculatie / MaW

22 3 Productbeschrijving Zware stookolie directe ontsteking Voorventilatiepositie Ventilator AAN Startvrijgave Inbedrijfstelling Stand-by Terugloop Veiligheidsfase Storingsafschakelfase 2 Voorventilatie 3 Naventilatiepositie Nabrandtijd Werkingspositie 2 Werkingspositie 1 Kleinlastpositie Vlamsignaal Ontsteking UIT Brandstofvrijgave Voorontsteking Ontstekingspositie Ingangen Brandstofkeuze Veiligheidsketen Warmtevraag X4-01:2 X3-04:1 (1 (1 Vlamsignaal X (2 Luchtdrukwachter.Beschermcon. ventil Min. stookoliedrukwachter Max. stookoliedrukwachter Startvrijgave stookolie X3-02:1 X4-01:3 X5-01:2 X5-02:2 X6-01:1 (3 (3 Zware olie, directstart X6-01:3 Uitgangen Brandermotor / ventilator X3-01:1 (3 Magneetkop. / oliepomp Ontsteking X6-02:3 X4-02:3 (4 (4 (5 (5 Startsignaal X4-03:3 (6 Ontlasting drukwachter Antihevelventiel X6-03:3 Brandstofventiel 1 X8-02/03 Brandstofventiel 2 X7-01:3 Brandstofventiel 3 X7-02:3 Servomotoren Vollast Voorventilatiepositie Naventilatiepositie Kleinlast Ontstekingspositie Rustpositie 1 Naventilatie Directe start (5 (5 79 (1 (2 (3 (4 (5 (6 Signaal enkel voor sprong in fase 79 (directe start) nodig met QRI / QRA7x: ingang X10-02:6 met QRA2: ingang X10-03:1 mt QRB: ingang X10-02:1 Enkel bij continue ventilatie Signaal is afhankelijk van parameter: T_in_Olie_ontst. (lange of korte voorontsteking) Signaal is afhankelijk van parameter: stookoliepompkoppeling (directe koppeling) Signaal is afhankelijk van parameter: start/ds-ventiel / MaW

23 3 Productbeschrijving Signaal aan ingang / uitgang aangestuurd Geen signaal aan de ingang Ingang zonder invloed Signaal optioneel of van parametrering afhankelijk 1 Servomotor brandstof 2 Servomotoren lucht, hulp 1, hulp 2/ frequentieregelaar 3 Servomotor rookgasrecirculatie / MaW

24 3 Productbeschrijving Zware stookolie met gaspilootonsteking Voorventilatiepositie Ventilator AAN Startvrijgave Inbedrijfstelling Stand-by Terugloop Veiligheidsfase Storingsafschakelfase 2 Voorventilatie 3 Vlamsignaal Ontsteking UIT Brandstofvrijgave Voorontsteking Ontstekingspositie Naventilatiepositie Nabrandtijd Werkingspositie 2 Werkingspositie 1 Kleinlastpositie Ingangen Brandstofkeuze Veiligheidsketen Warmtevraag X4-01:2 X3-04:1 (1 (1 Vlamsignaal X (2 Luchtdrukwachter.Beschermcon. ventil Startvrijgave gas X3-02:1 X4-01:3 X7-03:2 (3 (3 Min. gasdrukwachter X9-03:4 Max. gasdrukwachter X9-03:3 Min. stookoliedrukwachter Max. stookoliedrukwachter Startvrijgave stookolie X5-01:2 X5-02:2 X6-01:1 Zware olie, directstart X6-01:3 Uitgangen Brandermotor / ventilator X3-01:1 (3 Magneetkop. / oliepomp Ontsteking X6-02:3 X4-02:3 (4 (4 (5 (5 Startsignaal X4-03:3 (6 Ontlasting drukwachter Veiligheidsventiel gas X9-01:1 Ontstekingspilootventiel gas X9-01:2 Antihevelventiel stookolie X6-03:3 Brandstofventiel 1 stookolie X8-02/03 Brandstofventiel 2 stookolie X7-01:3 Brandstofventiel 3 stookolie X7-02:3 Servomotoren Vollast Voorventilatiepositie Naventilatiepositie Kleinlast Ontstekingspositie Rustpositie Ontstekingsventiel UIT Vlamstabilisatie 1 Naventilatie Directe start (5 (5 79 (1 (2 (3 (4 (5 (6 Signaal enkel voor sprong in fase 79 (directe start) nodig met QRI / QRA7x: ingang X10-02:6 met ionisatie-elektrode aan gasontstekingsinrichting: ingang X10-03:1 Enkel bij continue ventilatie Signaal is afhankelijk van parameter: T_in_Olie_ontst. (lange of korte voorontsteking) Signaal is afhankelijk van parameter: stookoliepompkoppeling (directe koppeling) Signaal is afhankelijk van parameter: start/ds-ventiel / MaW

25 3 Productbeschrijving Signaal aan ingang / uitgang aangestuurd Geen signaal aan de ingang Ingang zonder invloed Signaal optioneel of van parametrering afhankelijk 1 Servomotor brandstof 2 Servomotoren lucht, hulp 1, hulp 2/ frequentieregelaar 3 Servomotor rookgasrecirculatie / MaW

26 3 Productbeschrijving 3.3 Ingangen PE N L Spanningstoevoer 1 SAFETY De spanningstoevoer wordt aan de ingangen X3-04:3-5 aangesloten. 2 3 L PE LOOP LINE 4 N VOLTAGE 5 L X Veiligheidsketen P X3-03 X3-04 L L PE N L FLANGE SAFETY LOOP LINE VOLTAGE De ingangen X3-03:1/2 en X3-04:1/2 worden in de diagnosecode als veiligheidsketen samengebracht. Als een ingang niet gesloten is, wordt minstens één veiligheidsafschakeling uitgevoerd. Als een herhalingswaarde overschreden wordt, leidt een open ingang tot een vergrendeling. De herhalingswaarde kan in parameter Repeteerteller onder Veiligheidsketen ingesteld worden [hfst ]. Op de ingang X3-04:1/2 worden alle externe componenten van de veiligheidsketen in serie geschakeld, bijv.: Nood-uit-schakelaar Veiligheidstemperatuurbegrenzer (STB) Watergebrekbeveiliging,... Op de ingang X3-03:1/2 wordt de eindschakelaar van de branderflens aangesloten Ontgrendeling PE N L (1 ( X4-01 X3-01 X3-04 GAS OIL L L L PE N L RESET MOTOR ALARM SAFETY LOOP LINE VOLTAGE Aan de ingang X4-01:4 kan een ontgrendelingstoets aangesloten worden. Bij storing wordt de verbrandingsmanager ontgrendeld door een druk op de knop. Met vergrendelingsfunctie (1 Als de toets bijkomend manueel vergrendelt, moet de toets via de netingang X3-04:5 (L) gevoed worden. Als de verbrandingsmanager zich niet in een storing bevindt, leidt een druk op de knop tot een manuele vergrendeling. Zonder vergrendelingsfunctie (2 Als de toets geen manuele vergrendelingsfunctie bezit, moet de spanningstoevoer via een alarmuitgang X3-01:2 gebeuren Luchtdrukwachter P 1 2 X3-02 L P Afhankelijk van de branderconfiguratie is de ingang in het fabriek in het OEMniveau geactiveerd. De ingang is actief bij: Gasbranders Combibranders Stookoliebranders met apart aangedreven pomp In deze gevallen wordt aan de ingang X3-02:1 het maakcontact van de luchtdrukwachter aangesloten. Voor de startvrijgave mag er geen signaal aan de ingang zijn, pas dan is er een ventilatorstart. Als het signaal na de ventilatorstart niet aanwezig is, voert de verbrandingsmanager een storingsafschakeling / MaW

27 3 Productbeschrijving Beschermcon. ventil X4-01 GAS OIL RESET Aan ingang X4-01:3 wordt het hulpcontact van het ventilatorbeschermcontact aangesloten.voor de startvrijgave mag er geen signaal aan de ingang zijn, pas dan is er een ventilatorstart. Is er geen signaal na de ventilatorstart, dan voert de verbrandingsmanager een storingsafschakeling door. P ( X3-01 X3-02 L L L P MOTOR ALARM (1 Enkel met frequentieregelaar: Bij ventilatoren met frequentieregelaar wordt het signaal via een brug van de uitgang X3-01:1 (brandermotor / ventilator) gegenereerd Brandstofkeuze X5-03 X4-01 ON/OFF 3 2 L GAS OIL RESET De brandstof-keuzeschakelaar wordt aan ingang X4-01:1/2 aangesloten. De brandstof-keuzeschakelaar heeft voorrang voor de brandstofkeuze via de weergave- en bedieningseenheid (ABE) of gebouwbeheertechniek (GLT). De brandstofkeuze via ABE of GLT is enkel mogelijk wanneer er aan ingang X4-01:1/2 geen signaal is. Tussen ABE en GLT is er geen voorrang, de laatste brandstofkeuze is geldig en blijft na spanningsonderbreking behouden Min. stookoliedrukwachter P X5-01 PE min L P Aan de ingang X5-01 wordt het maakcontact van de min. stookoliedrukvoeler aangesloten. Bij branders zonder min. stookoliedrukwachter is de ingang gedeactiveerd. In stookoliebedrijf verwacht de verbrandingsmanager vanaf fase 38 een signaal aan ingang X5-01:2, bij zware stookolie met gasontstekingsinrichting pas in fase 44. Ligt de druk lager dan de ingestelde waarde, dan gaat het drukwachtercontact open en voert de verbrandingsmanager een storingsafschakeling door. In fase 38 treedt de storingsafschakeling op (bij zware stookolie met gasontstekingsinrichting in fase 44) na een wachttijd van 3 seconden, in de volgende fases treedt de storingsafschakeling onmiddellijk op. Om een storingsafschakeling door drukschommelingen bij de brandstofvrijgave te vermijden, reageert de ingang in fase 40 en 42 vertraagd. De vertragingstijd kan in parameter Drukmeldreactietijd veranderd worden [hfst ] Max. stookoliedrukwachter P X5-02 PE max L P Het verbreekcontact van de max. stookoliedrukwachter wordt op ingang X5-02 aangesloten. Bij branders zonder max. stookoliedrukwachter is de ingang gedeactiveerd. In stookoliebedrijf verwacht de verbrandingsmanager vanaf fase 21 een signaal aan ingang X5-02:2. Als de waarde die op de drukwachter ingesteld is overschreden wordt, gaat het drukwachtercontact open en voer de verbrandingsmanager een storingsafschakeling door. De storingsafschakeling treedt op in fase 21 (startvrijgave) na een wachttijd van 120 seconden, in de volgende fases treedt de storingsafschakeling onmiddellijk op. Om een storingsafschakeling door drukschommelingen bij de brandstofvrijgave te vermijden, reageert de ingang in fase 40 en 42 vertraagd. De vertragingstijd kan in parameter Drukmeldreactietijd veranderd worden [hfst ] / MaW

28 3 Productbeschrijving Startvrijgave stookolie X6-01 START L L Via ingang X6-01:1 worden de startvoorwaarden voor stookoliebedrijf opgevraagd, bijv.: Eindschakelaar stookolieafsluitcombinatie Vrijgavecontact stookolietemperatuur (bij zware stookolie) Contact koelluchtventilator (WK-brander met warme lucht, uitvoering ZMH). Bij branders zonder startvoorwaarden wordt een brug tussen klem 1 en 2 aangesloten. In het stookoliebedrijf verwacht de verbrandingsmanager vanaf fase 21 een signaal aan ingang X6-01:1. Ontbreekt vanaf fase 21 het signaal, dan voert de verbrandingsmanager een buitenbedrijfstelling door Zware olie, directstart X6-01 START L L De ingang is enkel bij branders op zware stookolie met teruglooptemperatuurvoeler actief. Aan ingang X6-01:3 wordt het vrijgavecontact van de teruglooptemperatuurvoeler aangesloten. In het bedrijf met zware stookolie voert de verbrandingsmanager gedurende maximaal 45 seconden een verstuiveromspoeling door. Is er een signaal voor het einde van de tijd aan ingang X6-01:3, wordt de verstuiveromspoeling overeenkomstig verkort. Ontbreekt het signaal na het einde van de tijd, dan voert de verbrandingsmanager een terugkeer met aansluitende herhaling door. Afhankelijk van de brander gebeurt de verstuiveromspoeling in fase: 38 (met directe ontsteking) 44 (met gasontstekingsinrichting) Valt het signaal na fase 44 uit, voert de verbrandingsmanager een veiligheidsafschakeling door Startvrijgave gas 1 PE 2 START CPI 3 L X7-03 De ingang is in gasbedrijf en bij zware stookolie met gasontstekingsinrichting actief. De verbrandingsmanager verwacht vanaf fase 21 een signaal aan ingang X7-03:2. Ontbreekt vanaf fase 21 het signaal, dan voert de verbrandingsmanager een buitenbedrijfstelling door Gasdrukwachter-dichtheidscontrole P X9-03 L LT (CPI) max min P P P Aan de ingang X9-04:2 wordt het openingscontact van de gasdrukwachterdichtheidscontrole aangesloten. De ingang X9-04:2 is enkel tijdens de Dichtheidscontrole [hfst ] actief. Wordt in fase 81 (test drukloos) de ingestelde druk niet gehaald, sluit het contact. Wordt in fase 83 (test met systeemdruk) de ingestelde druk overschreden, gaat het contact open / MaW

29 3 Productbeschrijving Max. gasdrukwachter P X9-03 L LT (CPI) max min P P P De ingang is in gasbedrijf en bij zware stookolie met gasontstekingsinrichting actief. Het verbreekcontact van de max. gasdrukwachter wordt op ingang X9-03:3 aangesloten. Bij branders zonder max. gasdrukwachter is de ingang gedeactiveerd. De verbrandingsmanager verwacht vanaf fase 40 een signaal aan de ingang X9-03:3. Als de waarde die op de drukwachter ingesteld is overschreden wordt, gaat het drukwachtercontact open en voert de verbrandingsmanager een storingsafschakeling door. Om storingsafschakelingen door drukstoten bij het openen van de ventielen te verhinderen, reageert de ingang in fase 40, 42 en 50 met vertraging. De vertragingstijd kan in de parameter DrukMeldReactTd veranderd worden [hfst ] Min. gasdrukwachter P X9-03 L LT (CPI) max min P P P De ingang is in gasbedrijf en bij zware stookolie met gasontstekingsinrichting actief. Aan de ingang X9-03:4 wordt het maakcontact van de min. gasdrukwachter aangesloten. In gasbedrijf verwacht de verbrandingsmanager vanaf fase 21 een signaal aan de ingang X9-03:4. Ligt de druk lager dan de ingestelde waarde dan gaat het drukwachtercontact open en start de verbrandingsmanager het gasgebrekprogramma [hfst ]. Om storingsafschakelingen door drukstoten bij het openen van de ventielen te verhinderen, reageert de ingang in fase 40, 42 en 50 met vertraging. De vertragingstijd kan in de parameter DrukMeldReactTd veranderd worden [hfst ] / MaW

30 3 Productbeschrijving Vlamvoeler Komt het vlamsignaal vanaf fase 44 niet met de vereiste waarde overeen, dan voert de verbrandingsmanager een veiligheidsafschakeling met nieuwe start door. Het in parameter Vlamuitval ingestelde aantal aan veiligheidsafschakelingen leiden tot een storingsafschakeling [hfst ]. Afhankelijk van de parameter ReactieVreemdl leidt een vlamsignaal in standby (fase 12) tot een startverhindering of storingsafschakeling. Een vlamsignaal tijdens de voorventilatie (fase 30 tot 36) of naventilatie (fase 76 en 78) leidt na éénmalige herhaling en opnieuw optreden tot een storingsafschakeling. De Bedrijfsstatus geeft het actueel vlamsignaal in procent aan. BN BK X10-02 QRB POWER QRI L N PE QRI / FSV QRB De vlamvoeler QRB (fotoweerstand) wordt aan de ingang X10-02:1/4 aangesloten. De vlamvoeler QRB is niet voor continue werking geschikt. Is de verbrandingsmanager in een schakelkast ingebouwd, dan moet de voelerleiding apart geplaatst worden (max 100 m). Vlamsignaal Voelerstrom Display Minimaal vlamsignaal DC 30 μa ca. 35 % Maximaal vlamsignaal DC 70 μa ca. 100 % Vreemde lichtherkenning vanaf DC 5 μa - QRI + 1 BN 2 3 BU 4 5 BK 6 X10-02 QRB POWER QRI L N PE QRI / FSV QRI De vlamvoeler QRI (Infrarood) wordt aan de ingang X10-02:2/4/6 aangesloten. De vlamvoeler QRI is voor continue werking geschikt. Cyclisch test de verbrandingsmanager in bedrijfstelling (fase 60) de vlamvoeler via een gesimuleerde vlamuitval. De spanning aan de uitgang X10-02:2 wordt 0,5 seconden van 14 V tot 21 V verhoogd. De signaalspanning op de vlamvoeler daalt daardoor tot 0 V en de verbrandingsmanager krijgt aan de ingang X10-02:6 het verwachte uit-signaal. Is de verbrandingsmanager in een schakelkast ingebouwd, dan moet de voelerleiding apart geplaatst worden (max 100 m). Vlamsignaal Display Signaalspanning min: DC 3,5 V (X10-02:6) ca. 50 % / MaW

31 3 Productbeschrijving M UV + 4 PE PE QRA73 AGM X10-02 QRB POWER QRI L N PE QRI / FSV QRA73 De vlamvoeler QRA73 (UV-cel) wordt via de stekker AGM23 aan de ingang X10-02:2-6 aangesloten. De vlamvoeler QRA73 is voor continue werking geschikt. Cyclisch test de verbrandingsmanager in bedrijfstelling (fase 60) de vlamvoeler via een gesimuleerde vlamuitval. De spanning aan uitgang X10-02:2 wordt 0,5 seconden van 14 V tot 21 V verhoogd. De signaalspanning op de vlamvoeler daalt daardoor tot 0 V en de verbrandingsmanager krijgt aan de ingang X10-02:6 het verwachte uit-signaal. Is de verbrandingsmanager in een schakelkast ingebouwd, dan moet de aansluiting na de AGM23-stekker in 2 leidingen opgedeeld en apart geplaatst worden (max 100 m): Toevoerleiding: ader 1, 2 en PE (L / N / PE) Signaalleiding (afgeschermd): ader 3,4 en 5 (POWER QRI / N / QRI) Vlamsignaal Display Signaalspanning min: DC 3,5 V (X10-02:6) ca. 50 % Ionisatie-elektrode 1 X10-03 ION De ionisatie-elektrode wordt aan de ingang X10-03:2 aangesloten. Is de verbrandingsmanger in een schakelkast ingebouwd, dan moet de voelerleiding apart geplaatst worden: Lengte: max 100 m Leidingscapaciteit: 100 pf/m. Vlamsignaal Voelerstroom Display Minimaal vlamsignaal DC 6 μa ca. 50 % Maximaal vlamsignaal DC 85 μa ca. 100 % / MaW

32 3 Productbeschrijving Vermogensregelaar extern (X5-03) Voor de werking met vermogensregelaar via contacten moet de parameter BR_Bedrijfssoort op extbr X5 03 staan [hfst ]. Het contact voor de warmtevraag wordt op ingang X5-03:1 (brander AAN/UIT) aangesloten X5-03 ON/OFF 3 2 L Modulerende bedrijfswijze met vermogensregelaar Als ingang X5-03:2 (TOE) aangestuurd wordt, daalt het brandervermogen. Als ingang X5-03:3 (OPEN) aangestuurd wordt, stijgt het brandervermogen. Als geen van beide ingangen aangestuurd wordt, blijft het brandervermogen onveranderd. P P X5-03 ON/OFF 3 2 L Modulerende bedrijfswijze met thermostaat Als er aan de ingangen X5-03 thermostaat- of drukregelaars aangesloten zijn, kan de modulerende brandstof enkel glijdend tweetraps werken. P P P P P X5-03 ON/OFF 3 2 L Bij warmtevraag wordt de ingang X5-03:2 (TOE) aangestuurd en loopt de brander naar kleinlast. Zakt de temperatuur onder de ingestelde waarde, dan wordt de ingang X5-03:3 (OPEN) aangestuurd en loopt de brander naar vollast. Trapsgewijze werkingswijze (enkel brandstof stookolie) 1 ON/OFF Twee- en drietraps: X5-03 L 3 2 Ingang Bedrijfsmodus Tweetraps Drietraps X5-03:1 Trap 1 Trap 1 X5-03:2 Trap 1 Trap 2 X5-03:3 Trap 2 Trap 3 P P X5-03 ON/OFF 3 2 L Startvermogen: Door een brug tussen klem 1 en 2 start de brander bij warmtevraag op trap 1 en loopt dan automatisch verder naar trap 2. Als bijkomend de ingang X5-03:3 aangestuurd wordt, loopt de brander naar trap 3. P P X5-03 ON/OFF 3 2 L Omschakelvermogen: Een brug verbindt klem 2 en 3. De brander loopt bij warmtevraag naar trap 1. Worden dan de ingangen X5-03:2/3 gelijktijdig aangestuurd, dan loopt de brander via trap 2 naar trap / MaW

33 3 Productbeschrijving Vermogensregelaar extern (X62) - + 0/ V 0/ ma X5-03 X62 ON/OFF 3 2 L 0-10V 4-20mA 0 FE Voor de werking met externe vermogensregelaar aan de analoge ingang moet de parameter BR_Bedrijfssoort op extbr X62 staan [hfst ]. Het contact voor de warmtevraag wordt op ingang X5-03:1 (brander AAN/UIT) aangesloten. Het analoge vermogenssignaal wordt op de klemmen X62:2/4 (0/2-10 V) of X62:3/4 (0/4-20 ma) aangesloten. In parameter Ext Ing X62 U/I moet de ingang aan het analoog signaal aangepast worden [hfst ]. Modulerende bedrijfswijze De parameter Min Stap Servo legt in de modulerende bedrijfswijze de minimale servomotorstap vast [hfst ]. Signaal aan X62 Vermogen W-FM 3 4 ma 20 % 20 ma 100 % Trapsgewijze werkingswijze (enkel brandstof stookolie) In de trapsgewijze bedrijfswijze bedraagt de hysterese tussen de werkingspunten 1 ma, waardoor onnodige lastwisselingen vermeden worden. Tweetraps: Signaal aan X62 Vermogen W-FM ma Trap ma Trap 2 Drietraps: Signaal aan X62 Vermogen W-FM ma Trap ma Trap ma Trap Vermogensregelaar extern (bus) interface Voor de werking met externe vermogensregelaar via busaansluiting moet de parameter BR_Bedrijfssoort op extbr Bus staan [hfst ]. De gebouwbeheertechniek bepaalt via de busverbinding het lastsignaal. X50 De parameter Min Stap Servo legt in de modulerende bedrijfswijze de minimale servomotorstap vast [hfst ] / MaW

34 3 Productbeschrijving Setpointomschakeling Bij werking met interne vermogensregelaar kan tussen twee setpoints omgeschakeld worden. Daartoe wordt aan de klemmen X62:1/2 een potentiaalvrij contact aangesloten. 1 Bedrijfswijze IntBR W2 W X V 4-20mA 0 FE In de werkingswijze Int BR staan twee interne setpoints (W1/W2) ter beschikking. Via het contact wordt tussen de setpoints omgeschakeld. open: setpoint W1 actief gesloten: setpoint W2 actief Bedrijfswijze IntBR X V 4-20mA W X V 4-20mA 0 FE In de bedrijfswijze intbr X62 stuurt de gebouwbeheertechniek een analoog signaal als setpoint voor de interne vermogensregelaar. In de parameter Ext Ing X62 U/I moet de ingang aan het analoog signaal aangepast worden [hfst ]. Met de parameters Ext Setpoint min/ max kan het externe setpoint begrensd worden [hfst ]. Via het contact wordt van het extern setpoint naar het intern setpoint W1 omgeschakeld. Is er aan ingang X62:2 een spanningssignaal, dan moet bij het omschakelen op het intern setpoint W1 het spanningssingaal van de ingang X62:2 gescheiden worden. open: externe setpoint actief gesloten: interne setpoint W1 actief interface W X V 4-20mA 0 FE Bedrijfswijze IntBR Bus In de bedrijfswijze intbr Bus bepaalt de gebouwbeheertechniek via de busverbinding het setpoint voor de interne vermogensregelaar. Via het contact wordt van het extern setpoint naar het intern setpoint W1 omgeschakeld. open: externe setpoint actief gesloten: interne setpoint W1 actief X / MaW

35 3 Productbeschrijving Temperatuurvoeler Pt/Ni 1000 P / IN V ma GND Pt X60 X61 FE Pt100 1 Power Supply Sensor 0-10 V 4-20 ma 0 FE Pt/Ni 1000 TEMP. TEMP./PRES. INPUT Is in parameter BR_Bedrijfssoort de interne vermogensregelaar geactiveerd, moet ofwel aan ingang X60 een temperatuurvoeler of aan ingang X61 een temperatuur- of druksensor aangesloten worden. Bij W-FM 200 met rookgasrecirculatie (RGR) wordt aan ingang X60:3/4 standaard de RGR-temperatuurvoeler aangesloten en staat voor de vermogensregelaar niet ter beschikking. Als alternatief kan de rookgastemperatuurvoeler aan de O2-module (toebehoren) als RGR-temperatuurvoeler gebruikt worden [hfst ]. In de parameter RGR sensor moet de gebruikte voeler gedefinieerd worden [hfst ]. Bij W-FM 200 met CO-regeling wordt aan ingang X60:3/4 de verbrandingsluchtvoeler aangesloten en staat voor de verbrandingsregelaar niet ter beschikking. De parameter Toev.L.60PT1000 (OEM-niveau) moet daartoe op actief staan. De interne temperatuursensor-functie is enkel met temperatuursensor aan ingang X60 mogelijk. Is in de veiligheidsketen geen externe veiligheidstemperatuurbegrenzer voorhanden, moeten voor de interne temperatuursensor-functie twee temperatuursensoren aangesloten worden (Pt100/ Pt1000 of Pt100/Ni1000). Bij verschillende leidingsweerstanden in de 3-polige schakeling (Pt100) is een leidingsafstemming nodig. Afhankelijk van de bedrading moeten de ingangen via volgende parameter geconfigureerd worden: Sensorkeuze [hfst ] Ext Ing X61 U/I [hfst ] Meetbereik [hfst ] Bijkomende sensor voor functie koude start [hfst ] De spanningsvoorziening (20 V DC) aan klem X61:1 kan niet gewijzigd worden. BN BK BU BN BU X70 Usensor 2 wire Pulse-In 3 wire 0 RESERVE FE Toerentalregistratie Bij werking met een frequentieregelaar (enkel W-FM 200) wordt aan de ingang X70 de naderingsschakelaar voor de toerentalregistratie aangesloten. De naderingsschakelaar registreert via de schijf 3 impulsen per omwenteling. Het aantal impulsen moet in de parameter Aantal pulsen / R staan [hfst ]. De draairichting wordt via de assymetrische schijf (60, 120, 180 ) herkend / MaW

36 3 Productbeschrijving Brandstofteller X71 Usensor Pulse-In 0 2 wire 3 wire Op de W-FM 200 kunnen 2 brandstoftellers aangesloten worden: Gasteller: X71 Stookolieteller: X72 4 FE GAS Voeding (PIN 1) ca. 10 V DC / max 45 ma X72 Usensor Pulse-In 0 FE 2 wire 3 wire OIL Ingang (PIN 2) Voeler max 10 V DC High level: min 3 V DC Low level: max 1,5 V DC Inductieve voeler volgens DIN (Namur) Open Collector (pnp) Reed-contact Frequentie max 300 Hz Het aantal impulsen per volume-eenheid moet in de parameter Pulswaarde ingesteld worden Rookgastemperatuurvoeler X86 FUEL GAS Pt/Ni 1000 Op de O2-module-ingang X86 (toebehoren) wordt de rookgastemperatuurvoeler aangesloten. De voeler moet in de parameter Rookgassensor geconfigureerd worden [hfst ]. Als alternatief kan de rookgastemperatuurvoeler als RGR-temperatuurvoeler (rookgasrecirculatie) gebruikt worden. In de parameter RGR sensor moet dan X86PtNi1000 als RGR-temperatuurvoeler gedefinieerd worden [hfst ] Verbrandingsluchtvoeler / CO-weerstandsplaat X87 COMBUS- TION. AIR Pt/Ni 1000 Op de O2-module-ingang X87 (toebehoren) wordt de verbrandingsluchtvoeler aangesloten. De voeler moet in de parameter Toev. LuchtSensor geconfigureerd worden [hfst ]. COx >max X87 COMBUS- TION. AIR Pt/Ni 1000 In verbinding met een CO-regeling wordt aan ingang X87 een weerstandsplaat aangesloten. Via de weerstandsplaat wordt de digitale uitgang 3 van de COmeetversterker met de O2-module verbonden. De verbrandingsluchtvoeler moet dan aan ingang X60:3/4 aangesloten worden [hfst ] / MaW

37 3 Productbeschrijving O2-sonde QGO... B1 M B2 M G2 U3 Q4 Q5 GND X81 X89-2 B1 M B2 M G2 U3 PE N Q5 L Q4 QGO... QGO... De O2-sonde wordt aan de O2-module (toebehoren) aangesloten. Paarsgewijs afgeschermde signaalkabel (3 x 2 x 0,25 mm 2 ) aan X81 aansluiten. De bescherming éénzijdig op de klem van de O2-module plaatsen, leidingslengte maximaal 10 m. Aparte leiding (3 x 0,75 mm 2 ) voor de sondeverwarming aan de separate uitgang X89-2:Q4/Q5 aansluiten. De O2-sonde moet in parameter O2 Sensor geconfigureerd worden [hfst ]. Klem B1 / M Functie Nernstspanning afhankelijk van het huidige O2-gehalte [hfst ]. B2 / M Thermisch element van de O2-sonde (0 33 mv), 700 C komt overeen met ca. 29,1 mv. Huidige werkingstemperatuur [hfst ]. G2 Spanningstoevoer voor temperatuurcompensatie U3 Signaal van de temperatuurcompensatie L (Q4) N (Q5) Separate spanningstoevoer voor sondeverwarming 230 V, geschakeld wordt N (Q5). De parameter QGO warmtevermogen geeft het huidige warmtevermogen aan [hfst ] / MaW

38 3 Productbeschrijving 3.4 Uitgangen Alarm 1 2 X3-01 L L MOTOR ALARM Aan de alarmuitgang X3-01:2 wordt in storingspositie (fase 00) een netspanningssignaal uitgegeven. Bijkomend kan een startverhindering gesignaleerd worden. Daartoe parameter AlarmStartverh op geactiveerd zetten [hfst ]. De tijd tot een startverhindering een alarm doet gaan, wordt in parameter AlarmVertr_tijd ingesteld [hfst ]. Via de parameter Alarm act/deact kan een alarmsignaal gedeactiveerd worden [hfst ]. De deactivering is enkel voor de alarmuitgang, een vergrendeling of startverhindering wordt hierdoor niet gereset. Een ontgrendeling of een branderstart zet de deactivering automatisch terug en de alarmuitgang is opnieuw gebruiksklaar Motor N M L 1 2 X3-01 L L MOTOR ALARM Aan uitgang X3-01:1 wordt de ventilatormotor via een vermogencontactor of sterdriehoek-combinatie aangesloten. De uitgang wordt afhankelijk van parameter Continu_ventilat vanaf fase 22 of continu aangestuurd [hfst ]. In verbinding met een luchtdrukwachter is de continue ventilatie enkel via een ontlasting van de drukwachter mogelijk. Daartoe moet aan de luchtdrukwachter een ontlastingsventiel gemonteerd en aan uitgang X4-03 aangesloten zijn Stookoliepomp / magneetkoppeling ~ X6-02 PE N L M Op de uitgang X6-02 wordt ofwel de magneetkoppeling, een aparte stookoliepomp of het antihevelventiel aangesloten. In de parameter Oliepompkoppeling wordt het type van de stookoliepompkoppeling ingesteld [hfst ]. Magneetkoppeling / aparte stookoliepomp Bij combibranders met magneetkoppeling of branders met aparte stookoliepomp de parameter Oliepompkopp. op Magneetkopp zetten. De inschakeltijd van de ontsteking moet op korte voorontsteking (aan in F38) gezet worden. In bedrijf met lichte stookolie wordt de uitgang vanaf begin van de voorontsteking (fase 38) tot werkingspositie 2 (fase 62) aangestuurd. In bedrijf met zware stookolie wordt de uitgang in fase 36 aangestuurd, zodat er voor de volgende verstuiveromspoeling reeds stookoliedruk is. Directe koppeling Bij stookoliebranders met direct aan de brandermotor gekoppelde stookoliepomp wordt aan uitgang X6-02 het antihevelventiel aangesloten. De parameter Oliepompkopp. moet op Directkopp staan, daardoor is automatisch de lange voorontsteking actief. De uitgang wordt samen met de ventilator vanaf fase 22 aangestuurd en blijft na het afschakelen van de ventilator nog 15 seconden actief / MaW

39 3 Productbeschrijving Startsignaal, ontlasting drukwachter De uitgang X4-03 wordt afhankelijk van de parameter Start/DW ventiel aangestuurd [hfst ]. Startsignaal Is parameter Start/DS Ventiel op DS Ontl omg ingesteld, wordt de uitgang in fase 21 tot fase 79 aangestuurd. M P + - P X4-03 X4-03 PE N L PE N L P (START) P (START) Ontlasting drukwachter In verbinding met een luchtdrukwachter is een continue ventilatie of een directe start enkel via een ontlasting van de drukwachter mogelijk. Daartoe moet aan de luchtdrukwachter een stroomloos open ontlastingsventiel gemonteerd zijn en de parameter Start/DS Ventiel op DS Ontl omg staan. De uitgang wordt samen met de ventilatormotor aangestuurd, behalve bij startvrijgave (fase 21) en directe start (fase 79). In fase 21 en 79 wordt de uitgang niet aangestuurd, de luchtdrukwachter valt via het geopend ontlastingsventiel af en het signaal aan ingang X3-02:1 strookt met het programmaverloop. M Ontsteking X4-02 PE N L IGNITION Op uitgang X4-02 wordt het ontstekingstoestel aangesloten. Ontstekingsgedrag gas In gasbedrijf wordt de uitgang in fase 38 en 40 aangestuurd. De voorontsteking in fase 38 kan in de parameter T_Vooront_Gas veranderd worden [hfst ]. Ontstekingsgedrag stookolie In de parameter T_in_Olie_ontst. wordt het inschakeltijdstip van de ontsteking vastgelegd [hfst ]. De voorontstekingstijd in fase 38 kan in de parameter T_Vooront_Olie gewijzigd worden [hfst ]. Parameter T_in_Olie_ontst. aan in F38 Uitgang wordt in fase 38 en 40 aangestuurd (korte voorontsteking) aan in F22 Uitgang wordt in fase 22 tot 40 aangestuurd (lange voorontsteking). Toepassing Combibrander met magneetkoppeling tussen brandermotor en stookoliepomp. Brander met aparte pomp of pompstation. Brander met direct aan de brandermotor gekoppelde stookoliepomp / MaW

40 3 Productbeschrijving X6-03 X6-02 X3-01 PE N L PE N L L L SV M MOTOR ALARM Antihevelventiel Is een antihevelventiel in de stookolietoevoer geïnstalleerd, dan kan het ventiel aan uitgang X6-03, X6-02 of X3-01 aangesloten worden. Uitgang X6-03: Combibrander met magneetkoppeling tussen brandermotor en stookoliepomp Stookolie- en combibrander met apart aangedreven stookoliepomp Uitgang X6-02: Stookoliebrander met direct aan de brandermotor gekoppelde stookoliepomp (geen continue ventilatie) Uitgang X3-01: Combibrander met direct aan de brandermotor gekoppelde stookoliepomp Stookoliebrander met direct aan de brandermotor gekoppelde stookoliepomp (met continue ventilatie) / MaW

41 3 Productbeschrijving Brandstofventielen stookolie De stookoliemagneetventielen worden aan de uitgangen X7-01, X7-02, X8-02 en X8-03 aangesloten. De uitgangen worden overeenkomstig het programmaverloop aangestuurd [hfst ]. EL MS X7-01 PE N L V2 Trapsgewijze bedrijfswijze Uitgang Lichte stookolie Zware stookolie drietraps Zware stookolie tweetraps X7-02 X8-02 X8-03 PE N L L N PE L N PE V3 V1 V1 X7-01 Trap 2 Trap 1 X7-02 Trap 3 Trap 2 X8-02 Trap 1 - X8-03 Magneetventiel bijkomend Magneetventiel bijkomend Bij drietrapse branders op zware stookolie is een verstuiveromspoeling via uitgang X8-03 niet mogelijk, aangezien de verbrandingsmanager de uitgangen X8-02 en X8-03 tegelijkertijd aanstuurt. Het magneetventiel voor de verstuiveromspoeling wordt hiervoor op uitgang X4-02 (ontsteking) aangesloten en de parameter T_in_Olie_ontst. moet op aan in F22 (lange voorontsteking) gezet zijn [hfst ]. EL MS X8-02 X8-03 X7-01 L N PE L N PE PE N L V2 V1 V1 Modulerende bedrijfswijze Uitgang Lichte stookolie Zware stookolie X Hefmagneet (verstuiverkop) X8-02 Hefmagneet (verstuiverkop) -ofmagneetventielen (1 X8-03 Magneetventielen (1 bijkomend - Magneetventielen (1 bijkomend By-passventiel (enkel bij apart pompstation) (1 Het magneetventiel in het vertrek is met het magneetventiel in de terugloop elektrisch in serie geschakeld X8-02 L N PE V / MaW

42 3 Productbeschrijving Brandstofventielen gas De brandstofventielen worden aan uitgang X9-01 aangesloten. De contacten worden overeenkomstig het programmaverloop aangestuurd [hfst ]. SV PV (1 N PE X9-02 X9-01 X9-01 N PE L L L L L L L SV PV V2 V1 SV PV V2 Uitgang X9-01:1 (SV) Brandstofventiel Magneetventiel gas extern (optioneel) X9-01:2 (PV) Ontstekingsgasventiel (1 - of - gasontstekingsinrichting (2 Hoofdgas X9-01:3 (V2) X9-01:4 (V1) Dubbel gasventiel Ventiel 2 Ventiel 1 (1 Enkel bij branders met ontstekingsgasbuis. (2 Enkel bij branders op zware stookolie met gasontsteking 2 1 ( X9-01 L L L SV PV V2 V2 / V1 2 1 N PE 1 2 L L 3 L 4 L X9-01 SV PV V2 V M 1 M X9-02 X9-01 N PE L L L L SV PV V2 V1 Controle ventielopening Bij een dubbel gasventiel van het type VGD (vanaf DN 125) zijn de servomotoren met een eindschakelaar uitgerust. De eindschakelaars controleren de ventielopening en zijn met de spanningsvoorziening van servomotor V2 in serie geschakeld. Bij branderstart worden de eindschakelaars ca. 25 seconden via een tijdrelais overbrugd. Als na verloop van tijd beide eindschakelaars gesloten zijn, dan blijft ventiel V2 open. Als een ventiel de minimum opening niet haalt, opent de overeenkomstige eindschakelaar en onderbreekt de spanning van servomotor V2. Ventiel V2 sluit en de verbrandingsmanager voert een storingsafschakeling door. Het in parameter Vlamuitval ingestelde aantal aan veiligheidsafschakelingen leiden tot een storingsafschakeling [hfst ] Bedrijfsstatus N 1 2 X8-01 GAS OIL Uitgang X8-01 wordt samen met het ventiel 1 van de actuele brandstof aangestuurd. De uitgang mag enkel als bedrijfsstatus gebruikt worden / MaW

43 3 Productbeschrijving X Analoge uitgang 4-20 ma Is de verbrandingsmanager met een interne vermogensregelaar uitgerust, kan aan 0 uitgang X63 een systeemwaarde via een analoog signaal (0/4 20 ma) FE uitgegeven worden. De uitgang kan in parameter BR Analoge Uitg geconfigureerd worden [hfst ]. Vermogenssignaal Staat de parameter Keuze Anal Uitg op Belasting strookt het analoog signaal met vastgelegde waarden. Voor een afwijkende schaal moet de parameter op Belasting 0 gezet worden. Modulerende bedrijfswijze: Brandervermogen UIT 0 % 100 % Analoog signaal 4 ma 4 ma 20 ma Trapsgewijze bedrijfswijze: Brandervermogen UIT Trap 1 Trap 2 Trap 3 Analoog signaal 4 ma 5 ma 10 ma 15 ma Frequentieregelaar U1 WH BN GN YE GY X73 0 FE Start OUT De frequentieregelaar wordt via een afgeschermde kabel aan uitgang X73 aangesloten (enkel W-FM 200). De bescherming moet langs beide kanten op de aarding gelegd worden. Klem (W-FM 200) X73:1/2 Functie Vrijgavecontact: Vanaf een gewenst toerental groter dan 0 % sluit het vrijgavecontact voor de frequentieregelaar. Voor de rustpositie (0 %) kan via de parameter Vrijgavecont VSD de schakeltoestand in fase 10 (terugkeer) bepaald worden [hfst ]. X73:3 Alarmingang: Een signaal van de frequentieregelaar (DC V) leidt tot een veiligheidsafschakeling. X73:4/5 Setpoint Output (0/4 20 ma): De uit- en ingang (W-FM 200 / frequentieregelaar) moet op elkaar afgestemd zijn. Het uitgangssignaal kan in parameter Setpoint Output ingesteld worden [hfst ] / MaW

44 3 Productbeschrijving 3.5 Technische gegevens Elektrische gegevens Verbrandingsmanager W-FM Netspanning/netfrequentie (120) 230 V / Hz Vermogenopname max 30 W Toestelzekering intern 6,3 AT, IEC 127-2/V Zekering extern max 16 AB Beschermingsgraad IP 00 Totaal contactvermogen uitgangen Ventilatormotor (uitgang X3-01:1) Alarm (uitgang X3-01:2) Ontsteking (uitgang X4-02) Ontlasting drukwachter (uitgang X4-03) Magneetkoppeling (uitgang X6-02) Brandstofventielen stookolie Brandstofventielen gas max 5 A 1 A 1 A (1,6) 2 A 0,5 A (1,6) 2 A (1,6) 1 A (1,6) 2 A Weergave- en bedieningseenheid (ABE) Netspanning Vermogenopname Beschermingsaard (voorkant) Beschermingsaard (achterkant) AC 24 V max 50 mw IP54 volgens ICE 529 IP00 volgens ICE 529 Transformator Netspanning / netfrequentie Secundair 1 Secundair 2 (120) 230 V / Hz AC 12 V 2 x AC 12 V Servomotor SQM45 SQM48.497A SQM48.697A SQM91.391A9 Netspanning AC 2 x 12 V AC 2 x 12 V AC 2 x 12 V AC 2 x 12 V Vermogenopname 9 15 VA VA VA ca. 40 VA Draaimoment 3 Nm 20 Nm 35 Nm 60 Nm Regeltijd 10 s / s / s / s / 90 Beschermingsaard IP 54 IP 54 IP 54 IP / MaW

45 3 Productbeschrijving O2-module Netspanning / netfrequentie Vermogenopname O2-module Vermogenopname O2-sonde Toestelzekering intern Zekering extern (120) 230 V / Hz max 4 W max 90 W Beschermingsaard IP 44 2,5 T, IEC /I max 16 AB O2-sonde Netspanning / netfrequentie Vermogenopname (120) 230 V / Hz max 90 W Beschermingsaard IP 44 Toegelaten rookgassnelheid 1 10 m/s Rookgastemperatuur max 300 C Toegelaten brandstoffen QGO 20: Aardgas en LPG Gasolie verwarming QGO 21: Aardgas en LPG Gasolie verwarming Zware stookolie volgens DIN en DIN Omgevingscondities Temperatuur tijdens de werking C Temperatuur bij transport/opslag C Relatieve luchtvochtigheid max 95 %, geen dauwpunt / MaW

46 3 Productbeschrijving Afmetingen Verbrandingsmanager 200 mm 182 mm 82 mm 232 mm 250 mm 260 mm Weergave- en bedieningseenheid (ABE) Uitsnijdafmetingen: 127 x 91 mm ± 0,5 mm ,2 135, / MaW

47 3 Productbeschrijving Transfo 79,5 mm 102,5 mm 120 mm 10,5 mm 40,5 mm 55,5 mm 9 mm 87 mm 66,5 mm / MaW

48 4 Montage 4 Montage 4.1 O2-sonde monteren Een O2-regeling is enkel bij W-FM 200 met een O2-module mogelijk. Voor de O2-meting moet in de rookgasbuis een O2-sonde gemonteerd zijn en aan de O2-module aangesloten zijn. De afstand tussen O2-sonde en O2-module mag maximaal 10 m bedragen. Afmetingen flens QGO 20 QGO mm 90 mm 53,5 mm 48 mm 180 / 260 mm Voorwaarde OPGELET Schade aan O2-sonde door oververhitting Rookgastemperaturen boven 300 C kunnen de O2-sonde beschadigen. Rookgastemperaturen boven 300 C aan de O2-sonde vermijden. O2-sonde enkel met bijbehorende flens monteren. Voor de sonde en een afstand van 2 x Ø van de rookgasbuis na de sonde mag geen buitenlucht binnendringen / MaW

49 4 Montage Inbouwpositie Sonde zo dicht mogelijk aan de rookgasafvoer van de ketel installeren, maar minstens een afstand van 1 x Ø van de rookgasbuis. Sonde in horizontaal deel van rookgasbuis: QGO 20: verticaal van boven of in hoek van 45. QGO 21: horizontaal Sonde in horizontaal deel van de rookgasbuis: Met een helling naar beneden van ca. 5. min 1 x Ø QGO 20 QGO Ø Montage Flens met rookgasbuis 1 gasdicht aan elkaar lassen, bij QGO 20 daarbij positie van de opening van de rookgasuitgang 4 in acht nemen. O2-sonde 2monteren, daarbij juiste plaatsing van de dichting 3 in acht nemen. De kabelinvoer moet tegen de rookgasstroming in wijzen. QGO 20 QGO mm / MaW

50 5 Elektrische aansluiting 5 Elektrische aansluiting GEVAAR WAARSCHUWING Levensgevaar door elektrische schok Werken onder spanning kan tot elektrische schokken leiden. Voor het begin van de werken spanningstoevoer naar het toestel onderbreken. Tegen onverwacht herinschakelen beveiligen. Elektrische schok door frequentieregelaar ondanks stroomonderbreking Bij branders met frequentieregelaar kunnen onderdelen na een stroomonderbreking nog spanningsgeleidend zijn en tot elektrische schokken leiden. Vóór het begin van de werken ca. 5 minuten wachten. Elektrische spanning wordt afgebouwd. De elektrische aansluiting mag enkel door vaklui met elektrotechnische opleiding doorgevoerd worden. Daarbij de plaatselijk geldende voorschriften naleven. Verbrandingsmanager aansluiten Kabeldoorvoeren aan de behuizing gebruiken. Leidingen overeenkomstig bijgevoegd schakelschema aansluiten. Stuurstroomkringen die direct met een 16 AT voorzekering van een 3-fasig of een 1-fasig wisselstroomnet gevoed worden, mogen enkel tussen een buitengeleider en de geaarde middengeleider aangesloten worden. In een ongeaard net moet de stuurstroomkring door een scheidingstransformator gevoed worden. De als MP-geleider gebruikte pool van de scheidingstransfo moet geaard worden. Fase L mag niet met de neutrale geleider N verwisseld worden. De aanrakingsbeveiliging is anders niet meer gegarandeerd. Er kunnen functiestoornissen optreden die de bedrijfszekerheid in gevaar brengen. De leidingsdoorsnede van de spanningstoevoer moet geschikt zijn voor de nominale stroom van de voorzekering (maximum 16 AT). Alle andere leidingsaansluitingen moeten geschikt zijn voor de interne toestelzekering (6,3 AT). Aarding en nulgeleider volgens plaatselijke voorschriften. Voor de leidinglengte geldt: alle leidingen maximaal 100 m; als Bus-leiding uitsluitend originele Weishaupt-onderdelen gebruiken; Bus-leiding als lijnstructuur installeren / MaW

51 5 Elektrische aansluiting Busaansluiting / voedingsspanning De CAN-Bus-leiding mag in totaal niet langer zijn dan 100 m. Vanaf een leidingslengte van 20 m tussen verbrandingsmanager en de laatste servomotor is een tweede voedingstransfo nodig (bijv. verbrandingsmanager in schakelkast ingebouwd). In dit geval voorziet transfo 1 de verbrandingsmanager en de ABE, transfo 2 de servomotoren. De spanningsvoorziening van de CAN-Bus-leiding (AC1 en AC2) tussen verbrandingsmanager en de eerste servomotor mag daarbij niet aangesloten worden. De einden van de busleiding moeten met een busafsluitweerstand afgesloten worden. In de ABE is de busafsluiting vast ingebouwd. Op de laatste servomotor of op de O2-module moet met de jumper een busafsluiting gerealiseerd worden. Bij alle andere deelnamers moet de busafsluiting gedeactiveerd zijn. De busleiding moet langs beide zijden beschermd zijn. SQM... M SQM... M SQM... M GND CANL CANH 12AC2 12AC1 Shield 12V 12V 4 AT 4 AT UN 12V 4 6,3 AT N L 3 O2 SQM... M SQM... M 5 SQM... M X52 FE 12AC2 M 12AC1 GND X51 CANL CANH 12AC2 12AC1 Shield X GND CANL CANH 12AC2 12AC1 Shield X52 FE 12AC2 M 12AC1 GND X51 CANL CANH 12AC2 12AC1 Shield X51 GND CANL CANH 12AC2 12AC1 Shield 12V 12V 12V UN X10-01 G G0 L N 4 AT 4 AT 6,3 AT 12V 12V 12V UN X10-01 G G0 L N 4 AT 4 AT 6,3 AT N L PE X3-04 W-FM... N L PE X3-04 W-FM Brander 2 Busafsluiting 3 Schakelkast 4 Transfo 5 O2-module / MaW

52 5 Elektrische aansluiting Weergave- en bedieningseenheid (ABE) De ABE heeft 3 interfaces. CAN (X70): CAN-Bus-verbinding naar de verbrandingsmanager COM 1 (X71): RS-232 voor PC-aansluiting COM 2 (X72): RJ45 Aansluiting gebouwbeheerssteem via bus-interface De COM-interfaces kunnen niet gelijktijdig gebruikt worden COM X71 CAN COM X70 X72 PIN CAN (X70) COM 1 (X71) COM 2 (X72) TXD 2 CAN L RXD - 3 GND TXD RXD 4 VAC 2 - GND 5 - GND U GND 7 CAN H - U 2 8 VAC / MaW

53 5 Elektrische aansluiting Brander-/ventilatormotor, pompstation aansluiten De motor moet thermisch en tegen kortsluiting beschermd worden. De inzet van een motorcontactor is aanbevolen. Klemmenkast op de motor openen. Spanningstoevoer overeenkomstig bijgevoegd schakelschema aansluiten, daarbij de draairichting van de motor in acht nemen. Toerentalregeling (optioneel) Als de frequentieregelaar zich op de motor bevindt, is de kabel naar de frequentieregelaar niet afgeschermd. Als de frequentieregelaar apart zit, moeten de stuurkabel en de motoraansluiting afgeschermd geplaatst worden. Afscherming van de frequentieregelaar op de daartoe voorziene beugels plaatsen. Op de brander de schroefkoppelingen (metaal) voor afgeschermde kabels gebruiken. Gasarmatuur aansluiten Schakelschema in acht nemen. Dubbel gasventiel (stekker K32 / Y2) aansluiten. Magneetspoel bij W-MF of DMV Servomotor bij VGD Eindschakelaar controle ventielopening (stekker S33 / S35) aansluiten, enkel bij VGD. Ontstekingsgasventiel (stekker K31 / Y1) aansluiten. Min. gasdrukwachter (stekker B31 / F11) aansluiten. Gasdrukwachter-dichtheidscontrole (stekker B32 / F12) aansluiten. Max. gasdrukwachter (stekker B33 / F33) evt. aansluiten. Aansluitleiding naar de brander aansluiten (kabelinvoer W-FM gebruiken) / MaW

54 5 Elektrische aansluiting O2-sonde aansluiten De O2-sonde wordt aan de O2-module (toebehoren) aangesloten. Paarsgewijs afgeschermde signaalkabel (3 x 2 x 0,25 mm 2 ) aan X81 aansluiten. De bescherming éénzijdig op de klem van de O2-module plaatsen, leidingslengte maximaal 10 m. Aparte leiding (3 x 0,75 mm 2 ) voor de sondeverwarming aan de separate uitgang X89-2:Q4/Q5 aansluiten. QGO... PLL... GND B1 M B2 M G2 U X81 B1 M B2 M G2 U3 QGO... Q4 Q X89-2 PE N Q5 L Q4 QGO / MaW

55 6 Bediening 6 Bediening 6.1 Bedieningsoppervlak Bedieningspaneel Weergave- en bedieningseenheid (ABE) delige weergave met scrollfunctie 2 Draaiknop om te scrollen in het menu of waarden te veranderen 3 [ENTER]-toets voor selectie 4 Toets [esc] om terug te gaan of te annuleren 5 [Info]-toets om terug te gaan naar de werkingsweergave UIT-functie [ENTER]-toets en [esc] tegelijkertijd indrukken. Onmiddellijke storingsuitschakeling. De storingsuitschakeling wordt in de storingshistoriek opgeslagen / MaW

56 6 Bediening Display De ABE heeft een 4-regelige weergave met telkens 16 tekens. Met de draaiknop kan door de weergave gescrold worden, de cursor 1 geeft de geselecteerde positie aan. 1 Normaalbedrijf Status/ontgrend. Fouthistorie Storingshistorie Bedrijfsstatus Normaalbedrijf Status/ontgrend. Fouthistorie Storingshistorie Menuniveau 1 Bedrijfsstatus Bediening Handbedrijf Param & weergave Met de [info]-toets kan uit ieder menuniveau direct naar het menu bedrijfsstatus gesprongen worden. Met de [esc]- toets springt de weergave terug op het eerder verlaten menupunt. Met de [esc]-toets kan iedere positie verlaten worden en kan naar menuniveau 1 gesprongen worden [hfst. 6.3]. Weergave fouten In geval van fout verschijnt in de weergave afwisselend het afschakelgedrag en de fout als duidelijke tekstweergave. Luchtdruk is uit De verbrandingsmanger bevindt zich in storingsstand. Als de fout verholpen is, moet de verbrandingsmanager voor een nieuwe start ontgrendeld worden [hfst. 9.1]. Storingsafschakeling Veiligheidsafschakeling Veiligheidsketen geopend De verbrandingsmanager voert een veiligheidsafschakeling door. De brander start automatisch wanneer de oorzaak van de fout weggewerkt is / MaW

57 6 Bediening Menuniveau 1 oproepen Bedrijfsstatus Bediening Normaalbedrijf Handbedrijf Status/ontgrend. Param Fouthistorie & weergave Storingshistorie In het niveau navigeren Bedrijfsstatus Bediening Handbedrijf Param & weergave Actualisering WW ingeven TÜV test Een niveau lager Bedrijfsstatus Bediening Ketelsetpoint Handbedrijf Maxbelast Gebr Param Brandstof & weergave Datum/Tijd Een niveau hoger Bedrijfsstatus Bediening Ketelsetpoint Handbedrijf Maxbelast Gebr Param Brandstof & weergave Datum/Tijd Waarde veranderen Auto/Hand/Uit Tijden Programmastop Afschakelgedrag Act: niet actief Programmastop nv.: 36 Ontstpos 6.2 Parameters weergeven en wijzigen Op [esc]-toets drukken tot menuniveau 1 verschijnt. Aan de draaiknop draaien. Cursor gaat naar het volgende menupunt. Heeft een niveau meer dan 4 menupunten dan kan er in de weergave naar boven en beneden gescrold worden. Op toets [ENTER] drukken. Op [esc]-toets drukken. Op toets [ENTER] drukken. De geselecteerde parameter wordt weergegeven. Aan de draaiknop draaien. Nieuwe waarde wordt weergegeven. Waarde opslaan Auto/Hand/Uit Tijden Programmastop Afschakelgedrag Act: niet actief Programmastop nv.: 36 Ontstpos Op toets [ENTER] drukken. Gewijzigde waarde wordt overgenomen en opgeslagen. Waarde niet overnemen: Op [esc]-toets drukken zonder eerst met [ENTER]-toets te bevestigen. Parameter wordt zonder waardewijziging verlaten / MaW

58 6 Bediening Paswoord Paswoord invoeren BT wachtwoord: 9876 In menuniveau 1 WW ingeven selecteren en op [ENTER]-toets drukken. Toegang met BT selecteren en op [ENTER]-toets drukken. Eerste teken met draaiknop instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Er verschijnt een ster en de cursor springt naar de volgende positie. Procedure herhalen tot het paswoord ingevoerd is. Paswoord met toets [ENTER] bevestigen. Weergave gaat naar menuniveau 1. PW ingeven TÜV test Toegang zonder PW Toegang met HF Toegang met OEM Toegang met SBT Wachtwoord ingeven :9876 Handbedrijf Param & weergave Actualisering PW ingeven Paswoord deactiveren Als er 120 minuten lang geen toets ingedrukt wordt, deactiveert de verbrandingsmanager het paswoord automatisch en wordt het menu vergrendeld. In menuniveau 1 WW deactiveren selecteren en op [ENTER]-toets drukken. Op het display verschijnt paswoord werd gedeactiveerd. Op [esc]-toets drukken. Weergave gaat naar menuniveau 1. Param & weergave Actualisering WW ingeven WW deactiveren Wachtwoord werd gedeactiveerd Bedrijfsstatus Bediening Handbedrijf Param & weergave 6.3 Menustructuur Waarden in de vierkante haakjes tonen de fabrieksinstelling. Bedrijfsstatus Normaalbedrijf Status/ontgrend. Fouthistorie Storingshistorie Alarm act/deact / MaW

59 6 Bediening Bediening Gewenste waarde ketel Gewenste waarde W1 Gewenste waarde W2 Maxbelast Gebr Maxbelas Geb Mod [100 %] Maxbelas Geb Trp [S3] Brandstof Act brandstof Brandstofkeuze Datum/tijdstip Uur weergeven Datum Tijdstip Weekdag Uur instellen Datum Tijdstip Weekdag Werkingsuren Gasbedrijf Olietrap1/Mod Olietrap2 Olietrap3 Tot bedrijfreset Totaalbedrijf App aan spanning Startteller Startteller Gas Startteller Olie Tot starttellerr Tot startteller Brandstofteller (1 Actuele Flow Volume Gas Volume Olie Volume Gas R Volume Olie R Reset Datum Gas Reset Datum Olie Aantal storingen / MaW

60 6 Bediening Bediening (vervolg) O2-module Gem. O2 waarde (1 O2 Setpoint (1 Toev.luchtTemp (1 RookgasTemp (1 Verbr techn rend (1 Branderidentificatie Bedrijfskeuze Interface PC Gateway GLT aan Gateway GLT uit Gateway type [Modbus] O2 reg. activeren (1 Handbedrijf Doelbelasting Auto/Hand/Uit [Automatisch] Param & weergave Branderautomaat Tijd (2 Opstarttijd 1 MinTdStartvrijg [1 s] Vent.starttijd[2 s] T_Voorspoel_Gas [20 s] T_Voorspoel_Olie [15 s] T_VoorsplStrGas [20 s] T_VoorsplStrGas [15 s] PrepurgePt1Gas [0,2 s] PrepurgePt3Gas [0,2 s] PrepurgePt1Oil PrepurgePt3Oil [0,2 s] T_Vooront_Gas [2 s] T_Vooront_Olie [2 s] MinIn_T_Oliepomp [1 s] (1 enkel W-FM 200 (2 enkel met HF-paswoord Opstarttijd 2 T_Interval1_Gas [2 s] T_Interval1_Olie [2 s] T_Interval2_Gas [2 s] T_Interval2_Olie [2 s] DrukMeldReactTd [2 s] Tijd Uitbedrijf T_Max_Kleinlast [45 s] T_Nabrand [8 s] T_Naspoel1_Gas [0,2 s] T_Naspoel1_Olie [0,2 s] T_Naspoel3_Gas [5 s] T_Naspoel3_Olie [5 s] T_Naspoel3_Lang [0 s] (1 Vertr_Gasgebrek [10 s] / MaW

61 6 Bediening Param & weergave (vervolg) Tijden algemeen AlarmVertr_tijd [35 s] Vertr_StartVerh [35 s] Naspoel_Storstd [0,2 s] MaxTdStartVrijg [120 s] Configuratie Config algemeen (2 AlarmStartverh [gedeactiveerd] Standby Fout [gedeactiveerd] NormDirectStart[Normale start] Oliepompkopp. T_in_Olie_ontst. Gedw_Intermitt [geactiveerd] Geen VoorspGas [gedeactiveerd] Continu_ventilat [gedeactiveerd] Config in-/uitg (2 DS Toerental In (1 [80] DS Toerental Uit (1 [50] Config X5 03 [LMV5x std] Start/DS Ventiel ConfigVlamOpnem ReactieVreemdl [Startverh.] Vlamsignaal Repeteerteller (2 Vlamuitval [2] Zware Olie [3] StartVrijgave [10] Veiligheidsketen [16] Product ID ASN productiedatum Serienummer ParamSet Code ParamSet Vers SW versie Verbondsregeling Instelling Gas / Olie (2 Speciale posities Rustposities Voorspoelpositie Ontsteekpositie Naspoelpositie Programmastop [gedeactiveerd] Ontst_pos_reset Curvenparam (1 enkel W-FM 200 (2 enkel met HF-paswoord Belastingsgrenzen Minbelasting [0 %] Maxbelasting [100 %] / MaW

62 6 Bediening Param & weergave (vervolg) Belas masker uit OnderBelasMasker [0 %] BovenBelasMasker [0 %] VSD (1 [geactiveerd] StartPuntBedrijf [1] Auto/Hand/Uit [Automatisch] Tijd (2 Bedr_Heltijd_Mod Bedr_Heltijd_A/U Helling Afschakelgedrag (2 [Rustpos] Programmastop (2 [gedeactiveerd] O2 Reg./Bewaking (1 Instelling Gas / Olie Bedrijfswijze (2 O2-regeling (2 O2 Monitor (2 O2 Monitor O2 Max. Waarde [15] AantalRep.Deact [1] Regelparameter PI KlLastAdaptPtNr (2 [2] O2Regelgrens (2 [0 %] BelasReg Blok. (2 [5 %] O2ModOffset (2 [0 %] Type luchtveran (2 [theoretisch] O2MaxManVariabel (2 [35%] O2MinManVariabel (2 [-35%] Startwijze O2InitOffset (2 [0 %] AantalTauBlok. (2 [10] Instel.Temp. O2 [20 C] Brandstofsoort (2 Gebr.bradnst-def (2 V_LNmin V_afNmin V_atrNmin A2 B/1000 COx (2 BedrWz COx Gas [gedeactiveerd] BedrWz COx Olie [gedeactiveerd] Tijd COx alarm [20 s] (1 enkel W-FM 200 (2 enkel met HF-paswoord / MaW

63 6 Bediening Param & weergave (vervolg) Proces data Verbr.TechRend. Verstel O2 Reg. Status O2 Reg Luchtbelasting Diag Reg Status Vermogensregelaar Regelparameters RegelParam keuze Standaardparam P Aandeel (Xp) [15 %] I Aandeel (Tn) [320 s] D Aandeel (Tv) [40 s] Min Stap Servo [1 %] SW_FilterTijdcon [3 s] Setpoint W1 Setpoint W2 Sd_Mod_In [1 %] Sd_Mod_Uit [10 %] Sd_Trap1_In [-2 %] Sd_Trap1_Uit [10 %] Sd_Trap2_Uit [8 %] Sd_Trap3_Uit [6 %] Drempel_Trap2_In [300] Drempel_Trap3_In [600] Temp begrenzer (2 TW_Drempel_Uit [95 C] TW_SD_In [-5 %] Koudstart Koudstart_In (2 [niet actief] Drempel_In (2 [20 %] Belastingstap (2 [15 %] SetpointStap_Mod (2 [5 %] SetpointStap_A/U (2 [5 %] MaxTijd_Mod (2 [3 min] MaxTijd_A/U (2 [3 min] Drempel_Uit (2 [80 %] Extra sensor (2 [niet actief] Temp.KoudStart Setp Extr Sensor (2 Trappenvrijgave (2 [Vrijgave] Configuratie BR_Bedrijfssoort [int BR] Sensorkeuze (2 [Pt100] Meetbereik PtNi (2 [150 C / 302 F] var. BereikPtNi (2 [850 C] Ext Ing X61 U/I (2 [0 10 V] Mbereik TempSens (2 [90 C] Mbereik DrukSens (2 [2 bar] Ext Ing X62 U/I (2 [4 20 ma] Ext MinSetpoint (2 [0 %] Ext MaxSetpoint (2 [60 %] (1 enkel W-FM 200 (2 enkel met HF-paswoord / MaW

64 6 Bediening Param & weergave (vervolg) BR Analoge Uitg (2 Keuze Anal Uitg [Belasting] StrmModus 0/4mA [4 20 ma] Schaal 20mA perc [100 %] Schaal 20mA temp [850 C] Schaal 20mA druk [2 bar] Schaal 20mA hoek [90 ] Schaal 0/4mA [0 %] Adaptatie Adaptie starten AdaptieBelasting [100 %] SW versie AZL Tijden Zomer/Wintertijd [Automatisch] Tijd EU/US Taal Datumformaat Fys. Eenheden ebus Adres [1] ZendCyclusBU [30 s] Modbus Adres [1] Baudrate [19200 bit/s] Pariteit [geen] Timeout [30 s] Lokaal / GBS GBS Modus W3 Displaycontrast Product ID ASN Productiedatum Serienummer ParamSet Code ParamSet Versie SW versie Servomotoren Adressering (2 1 Luchtservo 2 Gasservo(olie) 3 Olieservo 4 Hulpservo 5 Hulpservo 2 (1 6 Hulpservo 3 Draairichting (2 Curven wissen (1 enkel W-FM 200 (2 enkel met HF-paswoord / MaW

65 6 Bediening Param & weergave (vervolg) Product ID 1 Luchtservo 2 Gasservo(olie) 3 Olieservo 4 Hulpservo 5 Hulpservo 2 (1 6 Hulpservo 3 SW versie 1 Luchtservo 2 Gasservo(olie) 3 Olieservo 4 Hulpservo 5 Hulpservo 2 (1 6 Hulpservo 3 VSD moduul (1 Configuratie Vrijgavecont VSD (2 [gesloten] Toerental Aantal pulsen / R (2 [3] Standaardisatie (2 Stand. Toerental (2 Abs. Toerental Setpoint Output (2 [4 20 ma] Brandstofteller (2 Pulswaarde Gas [1] Pulswaarde Olie [1] Proces Data Max Stat Afwijk. Max Dyn Afwijk. Num Afwijk >0,3% Num Afwijk >0,5% Abs. Toerental Product ID ASN productiedatum Serienummer ParamSet Code ParamSet Versie SW versie O2 Moduul (1 Configuratie (2 (1 enkel W-FM 200 (2 enkel met HF-paswoord O2 Sensor [geen sensor] O2SensServTim [0] O2SensServTimRes Toev.LuchtSensor [geen sensor] Rookgastemp.Sens [geen sensor] MaxTempRkgasGas [300 C] MaxTempRkgasOlie [300 C] / MaW

66 6 Bediening Param & weergave (vervolg) Proces Data Gem. O2 waarde O2 setpoint Toev.luchtTemp RookgasTemp Verbr tech rend QGO SensorTemp QGO Verw. Belast QGO Weerstand Product ID Productiedatum Serienummer ParamSet Code ParamSet Versie SW versie RookGasRecirc. (1 RGR Modus [Aux3onCurve] RGR sensor [X86PtNi1000] acttmprgr sensor DrempelRGR Gas VerttijdRGR Gas [300 s] Factor RGR Gas [100] BedrijfsTempGas DrempelRGROlie VerttijdRGROlie [300 s] Factor RGR Olie [100] BedrijfsTempOlie RGR MinPos ARF MaxPos Fact [10] Systeemconfig BR_Bedrijfssoort [Int BR] Ext Ing X62 U/I (2 [4 20 ma] Temp begrenzer (2 TW_Drempel_Uit [95 C] TW_SD_In [-5 %] Sensorkeuze [Pt100] Meetbereik PtNi [150 C / 302 F] O2 Reg/Bew. Gas (2 [hand inact] O2 Reg/Bew. Olie (2 [hand inact] BR Analoge Uitg (2 [Belasting] Toegest Pot.diff (2 [15] Werkingsuren Gasbedrijf Olietrap1/Mod Olietrap2 Olietrap3 Tot bedrijfreset Totaalbedrijf App aan spanning (1 enkel W-FM 200 (2 enkel met HF-paswoord / MaW

67 6 Bediening Param & weergave (vervolg) Reset Gasbedrijf Olietrap1/Mod Olietrap2 Olietrap3 Tot bedrijfreset Startteller Startteller Gas Startteller Olie Tot starttellerr Tot startteller Reset Startteller Gas Startteller Olie Tot starttellerr Brandstofteller Actuele Flow Volume Gas Volume Olie Volume Gas R Volume Olie R Reset Datum Gas Reset Datum Olie Actualisering Param backup Backup-Info Datum Tijd incl. Basisapp? incl. AZL? incl. BR? incl. Servo1? incl. Servo2? incl. Servo3? incl. Servo4? incl. Servo5? incl. Servo6? incl. VSD? incl. O2? LMV5x -> AZL (2 AZL -> LMV5x (2 Laad_SW_van_PC (2 WW ingeven WW deactiveren (2 TÜV-test Vlamuitvaltest (2 STB test STB Testlast Mod [100 %] STB Testlast Trp [S3] (1 enkel W-FM 200 (2 enkel met HF-paswoord / MaW

68 6 Bediening 6.4 Werkings- en systeeminformatie Bedrijfsstatus Normale werking Normaalbedrijf In het menu Normaalbedrijf kan van de standaardweergave naar de positieweergave overgegaan worden. Op toets [ENTER] drukken. Weergave verandert. De standaardweergave geeft afhankelijk van de actuele werkingsfase volgende informatie weer: Gewenste en reële waarde Gekozen brandstof Actuele werkingsfase (duidelijke tekst en nummer) Servomotorposities brandstof en lucht Actueel brandervermogen en vlamsignaal De positieweergave geeft volgende informatie weer: Servomotorposities Toerental O2-gehalte Brandervermogen Brandstofkeuze Bediening Brandstof Act brandstof Brandstofkeuze Actuele brandstof In de parameter Act brandstof wordt de gekozen brandstof weergegeven (alleen lezen). Brandstofkeuze Bij combibranders kan tussen stookolie- en gasbedrijf gewisseld worden. Een brandstofwissel tijdens de werking leidt tot een nieuwe start. Brandstofkeuze is mogelijk via: Brandstofkeuzeschakelaar aan de ingang X4-01:1/2 [hfst ] Parameter brandstofkeuze (ABE) Gebouwbeheertechniek (GLT) aan busaansluiting. De brandstof-keuzeschakelaar aan ingang X4-01:1/2 heeft voorrang. De brandstofkeuze via ABE of GBT is enkel mogelijk wanneer er aan ingang X4-01:1/2 geen signaal is. Tussen ABE en GBT is er geen voorrang, de laatst getroffen brandstofkeuze is geldig en blijft na spanningsuitval behouden / MaW

69 6 Bediening Bediening of Param & weergave Werkingsuren Bedrijfsuren Bedrijfsuren In het menu Bediening/Bedrijfsuren is alleen lezen mogelijk. Via Param & weergave/bedrijfsuren/reset/... kunnen de aparte bedrijfsurentellers gereset worden. Parameter Gasbedrijf Olietrap1/Mod Olietrap2 Olietrap3 TotbedrijfReset Totaalbedrijf App aan spanning Functie Bedrijfsuren gas (resetbaar) Bedrijfsuren olie trap 1 / modulerend (resetbaar) Bedrijfsuren olie trap 2 (resetbaar) Bedrijfsuren olie trap 3 (resetbaar) Bedrijfsuren totaal (resetbaar) Bedrijfsuren totaal (alleen lezen, niet resetbaar) Bedrijfsuren apparaat aan spanning (alleen lezen, niet resetbaar) Reset Resetten enkel via Param & weergave / bedrijfsuren mogelijk Bediening of Param & weergave Startteller Startteller Startteller In het menu Bediening/startteller is alleen lezen mogelijk. Via Param & weergave/startteller/reset/... kunnen de aparte starttellers gereset worden. Parameter Startteller Gas Startteller Olie Tot starttellerr Tot startteller Functie Branderstarts gas (resetbaar) Branderstarts olie (resetbaar) Totaal aantal branderstarts gas en stookolie (resetbaar) Totaal aantal branderstarts gas en stookolie (alleen lezen, niet resetbaar) Reset Resetten enkel via Param & weergave / startteller mogelijk / MaW

70 6 Bediening Brandstofteller Enkel bij W-FM 200 mogelijk. Ingangen configureren Param & weergave VSD moduul Configuratie Brandstofteller In het menu Brandstofteller wordt de ingang voor de overeenkomstige brandstofteller geconfigureerd [hfst ]. Parameter Pulswaarde Gas Pulswaarde Olie Functie Aantal impulsen per volume-eenheid gas aan ingang X71 Aantal impulsen per volume-eenheid stookolie aan ingang X72 De impulsen per volume-eenheid worden in de parameter Impulswaarde met 4 cijfers na de komma ingegeven. Via het aantal ingestelde impulsen in parameter Impulswaarde... berekent de W-FM het actuele brandstofdebiet. In Vollast mag de impulsfrequentie niet hoger liggen dan 300 Hz. In kleinlast moet de impulsfrequentie minstens 0,1 Hz bedragen. Geeft de brandstofteller 10 seconden lang geen signaal, dan wordt geen brandstofdebiet waargenomen. Voorbeeld Gasteller: 100 Impulse/m 3 Debiet vollast: 300 m 3 /h Debiet kleinlast: 50 m 3 /h Frequentie vollast: Frequentie kleinlast: 100 Imp/m 3 x 300 m 3 /h = Imp/h Imp/h 3600 s = 8,333 Hz 100 Imp/m 3 x 50 m 3 /h = 5000 Imp/h 5000 Imp/h 3600 s = 1,389 Hz Bediening of Param & weergave Brandstofdebiet Brandstofteller Brandstofteller Als er een brandstofteller aangesloten is, geven de parameters het brandstofverbruik aan. Parameter Actuele Flow Volume Gas Volume Olie Volume Gas R Volume Olie R Reset Datum Gas Reset Datum Olie Functie Actueel brandstofdebiet (alleen lezen, niet resetbaar) Totaal gasdebiet (alleen lezen, niet resetbaar) Totaal stookoliedebiet (alleen lezen, niet resetbaar) Gasdebiet (resetbaar via ENTER) Stookoliedebiet (resetbaar via ENTER) Resetdatum volume gas Resetdatum volume stookolie / MaW

71 6 Bediening Bediening Aantal storingen Aantal storingen De parameter Aantal storingen geeft het aantal fouten met vergrendeling sinds inbedrijfstelling aan (niet resetbaar). Param & weergave Vlamsignaal Branderautomaat Configuratie ConfigvlamOpnem Vlamsignaal De parameter Vlamsignaal geeft het actuele vlamsignaal weer [hfst ] Product ID Param & weergave Branderautomaat Product ID of Param & weergave AZL Product ID of Param & weergave Servomotoren Product ID of Param & weergave VSD moduul Product ID of Param & weergave O2 Moduul Product ID In het menu Product ID wordt voor de gekozen componenten de volgende informatie weergegeven: ASN (type) Productiedatum Serienummer ParamSet Code ParamSet Vers Softwareversie Param & weergave Branderautomaat SW versie of Param & weergave Belastingreg. SW versie of Param & weergave AZL SW versie of Param & weergave Servomotoren SW versie of Param & weergave VSD moduul SW versie of Param & weergave O2 Moduul SW versie In de parameter SW versie wordt de softwareversie van de gekozen componenten weergegeven / MaW

72 6 Bediening Bediening Brander ID Brander ID De parameter Brander ID geeft het branderspecifieke serienummer weer. Het brander ID dient als bescherming tegen kopiëren. Een branderspecifieke gegevensset in het geheugen van de ABE kan niet op een andere W-FM overgedragen worden. Heeft de W-FM bij levering geen brander ID en wordt de backup van de ABE geladen, dan neemt de W-FM het brander ID van de backup over [hfst ] / MaW

73 6 Bediening 6.5 Weergave instellen Taal instellen Param & weergave AZL Taal In de parameter Taal kan de taal voor de weergave ingesteld worden. Kan de gewenste taal niet geselecteerd worden, dan moet de weergave- en bedieningseenheid (ABE) met de overeenkomstige taalgroep gebruikt worden. Taalgroep (ABE) West-Europa 1 West-Europa 2 Oost-Europa 1 Oost-Europa 2 Talen Engels, Duits, Frans, Italiaans, Spaans, Portugees Engels, Nederlands, Deens, Zweeds, Noors, Fins Engels, Pools, Hongaars, Tschechisch, Kroatisch, Sloveens Engels, Duits, Russisch, Bulgaars, Turks, Roemeens Contrast instellen Param & weergave AZL Displaycontrast Met de parameter Displaycontrast kan het contrast van de weergave gewijzigd en opgeslagen worden. Staat de bedrijfsstatus in normaalbedrijf dan kan het contrast met de draaiknop van de ABE gewijzigd worden. [Enter]-toets ingedrukt houden. Met de draaiknop contrast instellen Instelling blijft behouden tot de spanningstoevoer onderbroken wordt / MaW

74 6 Bediening Datum/Tijd Datum en tijd weergeven Bediening Datum/Tijd Tijdsweergave Tijd instellen Datum Tijd Weekdag In het menu Tijdsweergave kan datum, tijd en weekdag weergegeven worden. Via Tijd instellen wordt datum, tijd en weekdag ingesteld. Zomer-/wintertijd Param & weergave AZL Tijden Zomer/Wintertijd Tijd EU/US In de parameter Zomer/Wintertijd kan tussen een manuele of automatische omschakeling van zomer- en wintertijd gekozen worden. In de parameter Tijd EU/US kan de Europese of Amerikaanse zomer- en wintertijd gekozen worden. Datumformaat Param & weergave AZL Datumformaat In de parameter Datumformaat kan tussen de formaten DD.MM.JJ en JJ.MM.DD gekozen worden Eenheden Param & weergave AZL Fys. Eenheden In de parameter Fys. Eenheden kan er gekozen worden tussen de formaten C / bar en F / psi. Alle overeenkomstige waarden worden in de gekozen eenheid weergegeven en ingesteld / MaW

75 6 Bediening 6.6 Interfaces Interface kiezen Bediening Bedrijfskeuze Interface PC Gateway GBS in Gateway GBS uit Type Gateway In het menu Bedrijfskeuze wordt de seriële interface in de weergave- en bedieningseenheid (COM 1 of COM 2) gekozen [hfst. 5]. De COM-interfaces kunnen niet gelijktijdig gebruikt worden. Interface PC (COM 1) Via een PC-tool (Software: ACS450) kan de verbrandingsmanager geprogrammeerd en bediend worden. De weergave- en bedieningseenheid dienst als interface. Parameter Interface PC selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Interface is actief tot de parameter Interface PC met [esc]-toets verlaten wordt. Interface voor gebouwbeheersysteem (COM 2) Via een externe Bus-interface kan het gebouwbeheersysteem aan de weergave- en bedieningseenheid aangesloten worden en op de W-FM toegrijpen. Interface activeren: Parameter Gateway GBS in selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Interface in de weergave- en bedieningseenheid (ABE) is actief en het gebouwbeheersysteem kan op de W-FM toegrijpen. De ABE blijft werkingsbereid. Interface deactiveren: Parameter Gateway GBS uit selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Interface van de weergave- en bedieningseenheid (ABE) voor het gebouwbeheersysteem is gedeactiveerd. Enkel de ABE kan op de W-FM toegrijpen. Busprotocol selecteren: In de parameter Type Gateway busprotocol selecteren en met [ENTER]- toets bevestigen. ebus [hfst ] Modbus [hfst ] DataUitgang [hfst ] / MaW

76 6 Bediening ebus Param & weergave AZL ebus Adres ZendCyclusBU Voor de bus-communicatie moet de interface geactiveerd en het busprotocol gedefinieerd zijn. ebus-adres De parameter Adres legt het ebus-adres vast van de W-FM. Zendcyclus De parameter ZnedCyclus BU legt de tijd voor de zendcyclus vast. In de ingestelde cyclus zendt de W-FM zijn bedrijfsgegevens aan de ebus-deelnemers Modbus Param & weergave AZL Modbus Voor de bus-communicatie moet de interface geactiveerd en het busprotocol gedefinieerd zijn. In het busprotocol modbus werkt de weergave- en bedieningseenheid (ABE) als slave. Voor overdracht wordt de RTU-modus gebruikt. Modbus-adres De parameter Adres legt het Modbus-adres van de weergave- en bedieningseenheid (ABE) vast. Baudrate De parameter Baudrate legt de overdrachtsnelheid vast. De baudrate van de weergave- en bedieningseenheid (ABE) en de aangesloten Modbus-deelnemer moet identiek zijn. Pariteit De parameter Pariteit legt het type van de pariteitsprotocollen vast. De pariteit van de weergave- en bedieningseenheid (ABE) en de aangesloten Modbusdeelnemers moeten identiek zijn. Timeout De parameter Timeout legt vast na hoeveel tijd de weergave- en bedieningseenheid (ABE) bij een foute Modbus-communicatie van Remote naar Lokaal overschakelt. Wordt de gebouwbeheertechniek gedeactiveerd of valt de modbus-verbinding uit, neemt de interne vermogensregelaar van de W-FM de regeling over en het intern setpoint (W1) wordt actief. Op voorwaarde dat op de W-FM een interne vermogensregelaar voorhanden en geparametreerd is [hfst. 6.12] / MaW

77 6 Bediening Lokaal / GBS Instelling lokaal Functie De bedrijfswijzen voor de vermogensregelaar via Bus extbr Bus of intbr Bus hebben geen invloed [hfst ]. De interne vermogensregelaar zorgt voor de regeling en intern setpoint W1 is actief. GBS Instelling voor vermogensregeling via Bus [hfst ]. Is de bedrijfswijze extbr Bus gekozen, dan bepaalt de gebouwbeheertechniek het vermogen. Is de bedrijfswijze intbr Bus gekozen, dan bepaalt de gebouwbeheertechniek het setpoint. Valt de Modbus-communicatie uit, dan gaat de W-FM automatisch in de Modbus lokaal. Als er terug communicatie is, moet de Modbus ofwel via de ABE ofwel via het Modbus-signaal op GBS gezet worden. GBS Modus De parameter GBS modus kan enkel gelezen worden, de instelling gebeurt via Modbus (gebouwbeheertechniek). Instelling Auto Aan Uit Functie Instelling setpoint W3 via GBS. Instelling vermogen via GBS. De interne vermogensregelaar staat in voor de regeling. Extern setpoint W3 De parameter W3 kan enkel gelezen worden, de instelling gebeurt via Modbus (gebouwbeheertechniek) Trending gegevens Bediening Bedrijfskeuze Type Gateway DataUitgang In het busprotocol DataUitgang zendt de interface COM 2 trending-gegeens voor de gegevensregistratie. Voor de gegevensuitgave is de interface-configuratie in het menu Modbus nodig [hfst ]. De gegevensregistratie is voor diagnosedoeleinden bij service en zonder periferie met geschikte software niet mogelijk / MaW

78 6 Bediening Handbedrijf of 6.7 Automatisch / handmatig / uit Doelbelasting Auto/Hand/Uit Param & weergave Verbondsregeling Autom/Hand/Uit Bedrijfsmodus De parameter Autom/Hand/Uit legt de bedrijfsmodus vast. In remote-werking kan de parameter enkel gelezen en niet veranderd worden [hfst ]. Instelling Automatisch Handmatig Brander uit Functie Is er aan ingang X5-03:1 een warmtevraag dan start de brander. De vermogensregelaar bepaalt het brandervermogen. Is er aan ingang X5-03:1 een warmtevraag dan start de brander. De parameter Doelbelasting bepaalt het brandervermogen. Brander loopt of blijft in stand-by (fase 12). Een melding dat de W-FM manueel op Brander uit staat verschijnt niet. Doelbelasting Vermogen waarnaar de brander in de bedrijfswijze Handmatig loopt. In de modulerende bedrijfswijze kan het doelvermogen binnen de lastgrenzen ingesteld worden [hfst ]. In de trapsgewijze bedrijfswijze kan als doelvermogen één van de trappen gekozen worden / MaW

79 6 Bediening 6.8 Branderautomaat Tijden Param & weergave Branderautomaat Tijden Opstarttijd 1 Opstarttijd 2 Tijd Uitbedrijf Tijden algemeen Opstarttijd 1 Tijd Parameter Functie Startvrijgave MinTdStartvrijga ve Minimumverblijftijd in fase 21. De W-FM verblijft minstens gedurende de ingestelde tijd in fase 21, ook wanneer de startcriteria vroeger vervuld zijn. Ventilator aanlooptijd Vent.starttijd Verblijftijd in fase 22. Na afloop van de tijd loopt de brander in voorventilatiepositie. Voorventilatie Voorontsteking Verstuiveromspoeling T_Voorspoel_Gas T_Voorspoel_Olie T_VoorsplStrGas T_VoorsplStrOlie PrepurgePt1Gas PrepurgePt1Oil PrepurgePt3Gas PrepurgePt3Oil T_Vooront_Gas T_Vooront_Olie Tijd vanaf het bereiken van de voorventilatiepositie tot het lopen in ontstekingspositie (fase 30 tot 34). Vooventilatietijd na volgende gevallen: Storings- of veiligheidsafschakeling Spanningsuitval Stand-by langer dan 24h Tijdsduur voor fase 30 waarbij de hulpservomotor 3 (RGR) in rustpositie verblijft. Tijdsduur voor fase 34 waarbij de servomotoren in de voorventilatiepositie verblijven. Tijdsduur voor fase 38. Na afloop van deze tijd wordt de brandstof voor de ontsteking vrijgegeven. Bij branders op zware stookolie zonder teruglooptemperatuurvoeler kan via de T_Vooront_Olie de verstuiveromspoeling verlengd worden. Stookoliepomp inschakeltijd MinIn_T_Oliepomp Tijdsduur voor fase 36 (enkel werking op zware stookolie). Voor de werking met zware stookolie kan de tijd in fase 36 verlengd worden opdat de stookoliedruk zich voor de ontsteking kan opbouwen. Opstarttijd 2 Tijd Parameter Functie Vlamstabilisatie Reactietijd drukwachter T_Interval1_Gas T_Interval1_Olie T_Interval2_Gas T_Interval2_Olie Tijdsduur voor fase 44. Na verloop van tijd loopt de brander in kleinlast. Tijdsduur voor fase 52. Na verloop van tijd loopt de brander in kleinlast. DrukMeldReactTd Vertraging in fase 40, 42 en 52. De drukwachters worden in fase 40, 42 en 52 met de ingestelde tijdspanne vertraagd opgevraagd. Verhindert afschakelen door drukschommeling bij het openen van de brandstofventielen / MaW

80 6 Bediening Tijd Uitbedrijf Tijd Parameter Functie Lastafschakeling T_Max_Kleinlast Tijdsduur voor fase 62. Is er geen warmtevraag meer, dan reduceert de W-FM het brandervermogen en sluiten na verloop van de ingestelde tijd de brandstofventielen. Wordt voor het verstrijken van de tijd de kleinlast bereikt, dan sluiten de brandstofventielen meteen. Antihevelventiel Nabrandtijd Tijdsduur voor fase 70. Na verloop van tijd sluit het antihevelventiel op uitgang X6-03 en de servomotoren voor lucht en brandstof lopen in naventilatiepositie. Naventilatietijd T_Naspoel1_Gas T_Naspoel1_Olie T_Naspoel3_Gas T_Naspoel3_Olie T_Naspoel3_Lang (enkel W-FM 200) Tijdsduur voor fase 74. De naventilatietijd 1 in fase 74 wordt steeds uitgevoerd. Na verloop van tijd loopt de hulpservomotor 3 (RGR) in naventilatiepositie. Tijdsduur voor fase 78. De naventilatietijd 3 in fase 78 wordt bij warmtevraag onderbroken. Na verloop van tijd zonder warmtevraag gaat de W-FM in standbypositie. Bijkomende tijdsduur in fase 78. De T_Naspoel3_Lang wordt bij beide brandstofafhankelijke tijden T_Naspoel3_Gas / Olie toegevoegd. Tijden algemeen Tijd Parameter Functie Alarmvertraging bij startverhindering AlarmVertr_tijd Vertraging tot een startverhindering bij warmtevraag aan uitgang X3-01:2 uitgegeven wordt. De functie alarm bij startverhindering moet daartoe in parameter AlarmStartverh geactiveerd zijn. Melding startverhindering Vertr_StartVerh Vertraging tot een startverhindering bij warmtevraag in de weergave van de ABE verschijnt. Naventilatietijd storing Naspoel_Storstd Bij het optreden van een storing loopt de ventilatormotor aan uitgang X3-01:1 gedurende de ingestelde tijd na. Directe start zware olie MaxTdStartVrijg Maximale wachttijd op signaal aan ingang X6-01: / MaW

81 6 Bediening Startverhindering signaliseren Param & weergave Alarm bij startverhindering Branderautomaat Configuratie Config algemeen AlarmStartverh Is de parameter AlarmStartverh actief dan worden ook startverhinderingen aan de uitgang X3-01:2 gesignaliseerd [hfst ]. Param & weergave Startverhindering in stand-by Branderautomaat Configuratie Config algemeen Standby Fout Is de parameter Standby Fout actief, dan worden ook fouten in stand-by als startverhindering herkend en in de ABE weergegeven. Param & weergave Normale of directe start Branderautomaat Configuratie Config algemeen NormDirectStart Startgedrag bij warmtevraag tijdens de buitenbedrijfstelling in fase 78. Normale start Bij Normale start wordt de ventilator uitgeschakeld en de inbedrijfstelling begint weer in fase 10. Directe start Bij Directe start loopt de ventilator verder en de W-FM springt via fase 79 naar fase 24. In combinatie met een luchtdrukwachter is de directe start enkel met een ontlastingsventiel aan uitgang X4-03 mogelijk [hfst ]. Daarvoor moet in het menu Config In /Uitg de parameter Start/DS Ventiel op DS Ontl omg staan / MaW

82 6 Bediening Param & weergave Stookoliepomp Branderautomaat Configuratie Config algemeen Oliepompkop. T_in_Olie_ontst Aansturing van de stookoliepomp en inschakelpunt van de voorontsteking in stookoliebedrijf [hfst ]. Magneetkoppeling / aparte stookoliepomp Bij branders met magneetkoppeling of aparte stookoliepomp: Parameter Oliepompkoppeling op Magneetkopp zetten. Parameter T_in_Olie_ontst. op aan in F38 zetten. Directe koppeling Bij brander met direct aan de brandermotor gekoppelde stookoliepomp: Parameter Oliepompkopp. op Directkopp zetten. In de parameter T_in_Olie_ontst. wordt automatisch de lange voorontsteking (aan in F22) actief. Param & weergave Gedwongen intermitterend bedrijf Branderautomaat Configuratie Config algemeen Gedw_Intermitt Bij actief gedwongen intermitterend bedrijf voert de W-FM na 23 h 50 min ononderbroken werking een regelafschakeling door met aansluitend een herstart. Is de brander niet geschikt voor continue werking, dan moet het gedwongen intermitterend bedrijf geactiveerd worden. Param & weergave Voorventilatie gas Branderautomaat Configuratie Config algemeen Geen VoorspGas Is de parameter actief, dan slaat de W-FM in gasbedrijf de voorventilatie (fase 24 tot 34) over. Volgens EN 676 enkel toegestaan met ventielen klasse A in verbinding met ventielcontrolesysteem (dichtheidscontrole). Voorventilatie wordt niet overgeslagen na: een storing 24 uur stand-by Spanningsuitval Veiligheidsafschakeling door gasgebrek / MaW

83 6 Bediening Param & weergave Continue ventilatie Branderautomaat Configuratie Config algemeen Continu_ventila Is decontinu_ventilat geactiveerd, loopt de ventilator in alle werkingsfases. In combinatie met een luchtdrukwachter is de continue ventilatie enkel met een ontlastingsventiel aan uitgang X4-03 mogelijk [hfst ]. Daarvoor moet in het menu Config In /Uitg de parameter Start/DS Ventiel op DS Ontl omg staan. Instelling niet actief actief off SLoop deac/vsd SL Functie In fase 00 tot 21 wordt de uitgang X3-01:1 (ventilator) niet aangestuurd. De frequentieregelaar wordt in fase 00 tot 21 met het ingestelde rusttoerental (Rustpos_VSD) aangestuurd ook bij open veiligheidsketen / branderflens. De uitgang X3-01:1 (ventilator) en de frequentieregelaar worden altijd aangestuurd, ook bij open veiligheidsketen / branderflens. De uitgang X3-01:1 (ventilator) en de frequentieregelaar worden altijd aangestuurd, behalve bij open veiligheidsketen / branderflens. In fase 00 tot 21 wordt de uitgang X3-01:1 (ventilator) niet aangestuurd. De frequentieregelaar wordt in fase 00 tot 21 met het ingestelde rusttoerental (Rustpos_VSD) aangestuurd, behalve bij open veiligheidsketen / branderflens. Param & weergave Luchtdrukwachter bijkomend Branderautomaat Configuratie Config in /uitg DS Toerental In DS Toerental Uit Het ingestelde toerentalbereik wordt via een bijkomende luchtdrukwachter gecontroleerd. In het OEM-niveau is de bijkomende luchtdrukwachter gedeactiveerd, de functie is in de standaardtoepassingen werkingsloos. Parameter DS Toerental In DS Toerental Uit Functie Boven het ingestelde toerental moet de bijkomende luchtdrukwachter een In-signaal leveren. Onder het ingestelde toerental moet de bijkomende luchtdrukwachter een Uit-signaal leveren / MaW

84 6 Bediening Param & weergave Ingang X5-03 configureren Branderautomaat Configuratie Config in /uitg Config X5 03 De parameter Config X5 03 legt de functie vast, hoe de W-FM op signalen aan ingang X5-03 reageert. Vermogensregelaar bedrijfswijze trapsgewijs Is aan ingang X5-03 een vermogensregelaar aangesloten [hfst ], dan legt de parameter de aansturing van de bedrijfswijze vast. Instelling Ingang X5-03 Bedrijfsmodus LMV2/3 inv (Standaard) LMV5x std (met KS40- vermogensreg elaar) LMV2/3 std (specifieke toepassing) Pin 2 Pin 3 tweetraps drietraps 0 0 Trap 1 Trap Trap 1 Trap Trap 2 Trap Trap 2 Trap Trap 1 Trap Trap 1 Trap Trap 2 Trap Trap 2 Trap Trap 1 Trap Trap 2 Trap Trap 2 Trap Trap 2 Trap 3 O2-regeling deactiveren / stop in fase 36 Wordt in de parameter Config X5 03 de functie DeaO2/Stp36 ingesteld, dan kan via de ingang X5-03 de O2-regeling gedeactiveerd worden of een stopfunctie in werking treden. Voor deze instelling mag de parameter BR_Bedrijfssoort niet op ExtBR X5 03 staan. Ingang Pin 2 (X5-03) Pin 3 (X5-03) Functie Netspanning aan ingang X5-03:2 deactiveert de O2-regeling en de W-FM 200 loopt op de curven verbondsregeling. De functie O2 Monitor blijft actief. Is er geen netspanning aan ingang X5-03:3 dan stopt de brander bij de start in fase 36. Wordt de stopfunctie niet samen met de O2-desactivatie gebruikt, aan ingang X5-03 een brug tussen klem 3 en 4 aansluiten. O2-regeling via bedrijfswijze deactiveren Wordt in parameter Config X5 03 de functie AutoInactO2 ingesteld en is er aan ingang X5-03:2 netspanning, dan verandert de bedrijfswijze van de O2- regelaar van regautoinac naar auto inact. De O2-regelaar wordt gedeactiveerd en de brander loopt op de curven verbondsregeling. De functie O2 Monitor blijft actief. Er verschijnt geen melding op het display. Is er aan ingang X5-03:2 geen spanning, dan verandert de bedrijfswijze terug naar regautoinac en de O2-regeling wordt opnieuw actief [hfst ]. Voor deze instelling mag de parameter BR_Bedrijfssoort niet op extbr X5 03 staan / MaW

85 6 Bediening Param & weergave Uitgang X4-03 configureren Branderautomaat Configuratie Config in /uitg Start/DWventiel De parameter Start/DS Ventiel legt vast of de uitgang X4-03 voor een startsignaal of een een ontlasting van de drukwachter gebruikt wordt [hfst ]. Instelling Startsignaal DS Ontlast DS Ontl omg Functie Uitgang X4-03:3 wordt in fase 21 tot 79 aangestuurd. Uitgang X4-03:3 wordt in fase 79 aangestuurd. Functie wordt niet gebruikt. In fase 21 en fase 79 wordt het ontlastingsventiel aan uitgang X4-03:3 stroomloos geschakeld en de luchtdrukwachter wordt gecontroleerd. Param & weergave Vreemd belichting Branderautomaat Configuratie ConfigvlamOpnem ReactieVreemdl De parameter ReactieVreemdl legt de reactie bij vreemd belichting in standby (fase 12) vast. Instelling Stoorafsch. Startverh. Functie Vlamsignaal in fase 12 voert een storingsuitschakeling door. Vlamsignaal in fase 12 leidt tot een startverhindering. Param & weergave Repeteerteller Branderautomaat Configuratie Repeteerteller De parameters in het menu Repeteerteller leggen het aantal veiligheidsafschakelingen vast tot er een storingsafschakeling met vergrendeling optreedt. Wijzigingen in de repeteerteller worden pas na een ontgrendeling of onderbreking van de spanningsvoorziening overgenomen. Parameter Vlamuitval Zware Olie Startvrijgave Veiligheidsketen Functie Aantal veiligheidsafschakelingen door ongeldig vlamsignaal. Bereik: (1 2) Aantal veiligheidsafschakelingen omdat teruglooptemperatuurvoeler niet vrijgegeven wordt bij verstuiveromspoeling [hfst ]. Bereik: ( (1 ) Aantal startverhinderingen met displaymeldingen verstuiveromspoeling [hfst ]. Bereik: ( (1 ) Aantal veiligheidsafschakelingen omdat veiligheidsketen niet vrijgegeven wordt [hfst ]. Bereik: (1 16 (1 ) (1 Herhalingswaarde 16 betekent geen begrenzing, er vindt een storingsafschakeling met vergrendeling plaats / MaW

86 6 Bediening 6.9 Elektronisch verband Param & weergave Helling servomotoren Tijden Bedr_Heltijd_Mod Bedr_Heltijd_A/U Hellingstijd De hellingen leggen de snelheid van de servomotoren voor een afstand van 90 vast. De hellingstijden mogen niet lager liggen dan de tijd van de traagste servomotor, zie typeplaatje servomotor. Parameter Bedr_Heltijd_Mod Bedr_Heltijd_A/U Hellingstijd Functie Hellingstijd voor modulerende werking voor fase 60 en 62. Alle servomotoren lopen in bedrijfspositie met deze snelheid. Hellingstijd voor trapsgewijze werking voor fase 60 en 62. Alle servomotoren lopen in bedrijfspositie met deze snelheid. Hellingstijd buiten bedrijfspositie voor modulerende en trapsgewijze werking. Alle servomotoren lopen in voorventilatie-, onstekings-, naventilatie- en rustpositie met deze snelheid. Enkel in verbinding met frequentieregelaar De hellingstijd in de frequentieregelaar moet kleiner zijn dan de ingestelde hellingstijd in W-FM (aanbeveling: 30 %). Param & weergave Verbondsregeling Verbondsregeling Afschakelgedrag Afschakelgedrag In de parameter Afschakelgedrag wordt het gedrag bij een storingsafschakeling vastgelegd. Instelling SM staan Naspoeling Rustpos Functie De servomotoren blijven in de positie van het tijdstip van de storingsafschakeling staan. Bij een storingsafschakeling voert de W-FM een naventilatie door. Bij een storingsafschakeling lopen de servomotoren in rustpositie / MaW

87 6 Bediening Werkingsgedrag frequentieregelaar Enkel bij W-FM 200 mogelijk. Param & weergave Verbondsregeling Instelling gas Instelling olie VSD De parameter VSD legt het werkingsgedrag van de frequentieregelaar vast. Het werkingsgedrag kan voor iedere brandstof apart ingesteld worden. Instelling niet actief actief luchtinvl. Functie Geen frequentieregelaar voorhanden. De in- en uitgangen voor de toerentalregeling zijn niet actief. Enkel in verbinding met een frequentieregelaar. De in- en uitgangen voor de toerentalregeling zijn actief. Enkel in verbinding met een frequentieregelaar. De in- en uitgangen voor de toerentalregeling zijn actief en er wordt in de O2-regeling rekening gehouden met de frequentieregelaar / MaW

88 6 Bediening Speciale posities Param & weergave Verbondsregeling Instelling gas Instelling olie Speciale Pos Rustposities Voorspoelpositie Ontsteekpositie Naspoelpositie Programmastop Ontst_pos_reset Als de brander zich in bedrijfspositie bevindt (fase 60 en 62) worden de aandrijvingen en toerental volgens de curven verbondsregeling aangestuurd. Buiten de bedrijfspositie worden de aandrijvingen en toerental volgens Speciale Pos aangestuurd. In de speciale posities kunnen de servomotoren onafhankelijk van elkaar ingesteld worden. De speciale posities zijn brandstofspecifiek en moeten bij combibranders voor iedere brandstof apart ingesteld worden. Instelling PosGas: PosOlie: PosLucht: PosHulp1: PosHulp2: PosHulp3: Pos_VSD: Servomotor, actor Gassmoorklep Stookoliedebietregelaar Luchtkleppen Verstelbare menginrichting Hulpservomotor voor speciale toepassingen (enkel W-FM 200) Hulpservomotor voor speciale toepassingen, rookgasklep (enkel W-FM 200) Toerental (enkel in verbinding met frequentieregelaar, W-FM 200) Rustposities In de parameter Rustposities worden de posities voor fases 00 tot 22 vastgelegd. Is de continue ventilatie actief dan lopen in de fases 00 tot 22 enkel de brandstofservomotoren in rustpositie, de luchtservomotoren verblijven in naventilatiepositie. Voorspoelpositie In de parameter Voorspoelpositie worden de posities van de luchtservomotoren voor de voorventilatie in fase 30 tot 34 vastgelegd. Hulpservomotor 3 (RGR) is een uitzondering en loopt pas vanaf fase 32 naar voorspoelpositie. Ontsteekpositie In parameter Ontsteekpositie worden de posities voor de ontsteking in fase 36 tot 54 vastgelegd. In parameter Ontst_pos_reset kunnen aparte ontstekingsposities verwijderd worden. Is er geen relevante ontstekingspositie gedefinieerd, dan zorgt de W-FM bij warmtevraag voor een startverhindering. Voorinstellingen voor de onstekingspositie zie montage- en bedieningsrichtlijnen van de brander / MaW

89 6 Bediening Naspoelpositie In de parameter Naspoelpositie worden de posities voor de naventilatie in fase 74 tot 78 vastgelegd. Hulpservomotor 3 (RGR) is een uitzondering en loopt pas vanaf fase 76 in naventilatiepositie. Het toerental NaspoelPosVSD mag niet onder 10 % ingesteld worden. Programmastop Met de parameter Programmastop kan het programmaverloop in gedefinieerde fasen aangehouden worden. De parameter Programmastop kan ook in het menu Param & weergave/verbondsregeling opgeroepen worden. Instelling niet actief Functie Geen programmastop 24 Voorspl Stop in fase 24, voorventilatiepositie 32 VoorsRGR Stop in fase 32, hulpservomotor 3 in voorventilatiepositie 36 OntstPos Stop in fase 36, ontstekingspositie 44 Interv 1 Stop in fase 44, vlamsignaal 52 Interv 2 Stop in fase 52, ontstekingsventiel UIT 72 NasplPos Stop in fase 72, naventilatiepositie 76 NasplRGR Stop in fase 76, hulpservomotor 3 in naventilatiepositie / MaW

90 6 Bediening Lastpunten definiëren, modulerende werking Param & weergave Verbondsregeling Instelling gas Instelling olie Curvenparam Punt Hand Afhankelijk van het lastsignaal stuurt de W-FM in modulerende werking de servomotoren in de verbondsregeling aan. Iedere servomotor heeft een eigen curve verbondsregeling. De curves verbondsregeling worden uit gedefinieerde lastpunten gevormd. Voor de curven verbondsregeling kunnen 15 lastpunten gedefinieerd worden, minstens 5 lastpunten zijn voorgeschreven. Bij combibranders kunnen de curven verbondsregeling voor iedere brandstof apart ingesteld worden. In het menu Punt 1 kunnen voor de optimalisatie van de verbranding lastpunten gewijzigd of verwijderd worden. In het menu Hand 2 worden nieuwe lastpunten ingesteld. 1 2 Punt Belas:15.0 Brand:10.0 Hand Lucht:15.0 Hulp1: 0.0 Bij de eerste inbedrijfstelling eerst lastpunten instellen tot de vollast bereikt is. Is de vollast geregeld, in lastpunt 1 optimalisatie van de verbranding doorvoeren. Lastpunt 1 moet binnen het arbeidsveld en onder de kleinlast liggen. Tussen punt 1 en vollast dan alle lastpunten verwijderen. Vertrekkend van punt 1 nieuwe lastpunten instellen tot vollast bereikt is. Voor een nieuw lastpunt ingesteld wordt, de verbranding optimaliseren in het actuele punt. In verbinding met een frequentieregelaar moet voor een gelijkmatige toerentalcurve het toerental bij nieuwe punten niet gewijzigd worden. Opdat in verbinding met een O2-regeling de regeling voor het hele vermogensbereik mogelijk is, moet punt 1 ca. 50 % onder de kleinlast (punt 2) liggen P1 P2 P3 P4 P5 P6 P7 P8 P Brandervermogen in % 2 Servomotorpositie in hoekgraad 3 Toerental in % 4 Brandstof Brand 5 Luchtklep Lucht 6 Menginrichting Hulp1 7 Frequentieomvormer VSD / MaW

91 6 Bediening Nieuwe lastpunten instellen Hand selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Brandervermogen met de draaiknop verhogen en daarbij op de verbrandingswaarden (luchtovermaat) en de vlamstabiliteit letten. Met [ENTER]-toets lastpunt instellen als: O2-gehalte in rookgas boven 7 % stijgt; de roetgrens bereikt wordt; CO-gehalte stijgt; de vlam de stabiliteitsgrens bereikt. Het nieuwe lastpunt wordt in het menu Punt weergegeven en kan bewerkt worden. Punt Belas:15.0 Brand:10.0 Hand Lucht:15.0 O2 Belas:10.0 Hulp1: XXXX Brand:10.0 Hand Lucht:20.0 :10.0 Hulp1: 0.0 O2 Belas:15.0 XXXX Brand:14.4 Hand Lucht:23.8 Punt Belas:15.0 :15.0 Hulp1: : 2 Brand: O2 Lucht:23.8 XXXX Hulp1: 5.0 Lastpunten opnieuw definiëren Punt selecteren en met toets [ENTER] bevestigen. Met draaiknop lastpunt selecteren en met toets [ENTER] bevestigen. Vraag Punt veranderen? met [ENTER]-toets bevestigen. Vraag met volgen met [ENTER]-toets bevestigen. De curvenpunten kunnen gewijzigd worden en de servomotoren volgen gelijktijdig. Servomotor met draaiknop selecteren en op toets [ENTER] drukken. Met draaiknop waarde veranderen en met toets [ENTER] bevestigen. Na de verbrandingsoptimalisering, punt met [esc]-toets verlaten en met [ENTER]-toets opslaan. Punt Belas:15.0 Brand:14.4 Hand Lucht:23.8 Punt Belas:10.0 Hulp1: :1 Brand: O2 Lucht:20.0 XXXX Hulp1: 0.0 Punt Belas:15.0 : 2 Brand:14.4 O2 Lucht:28.5 XXXX Hulp1: 5.0 Punt Belas:15.0 : 2 Brand:14.4 O2 Lucht:23.8 Punt Punt XXXX Hulp1: : 2 wijzigen? 5.0 Hand Servomotorposities met volgen zonder Punt volgen Belas:15.0 : 2 Brand:14.4 O2 Lucht:23.8 XXXXPunt Hulp1: Belas:15.0 : 2 Brand:14.4 O2 Lucht:28.5 XXXXPunt Hulp1: Belas:15.0 : 2 Brand:14.4 O2 Lucht:28.5 XXXX Hulp1: Punt 5.0 Opslaan >ENTER Annuleren >ESC / MaW

92 6 Bediening Lastpunten wissen Menu Punt selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Met draaiknop lastpunt selecteren en met toets [ENTER] bevestigen. Punt wissen? selecteren en met toets [ENTER] bevestigen. Lastpunt wordt gewist. Daarboven liggende lastpunten worden doorgenummerd. In de weergave verschijnt het dichtstbijzijnde hogere lastpunt in de actuele nummering. Als het laatste lastpunt gewist werd, geven de posities XXXX aan. Punt Belas: 0.0 Brand:0.0 Hand Lucht:23.8 Punt Belas:10.0 Hulp1: : 1 Brand: O2 Lucht:20.0 XXXX Hulp1: 0.0 Punt Belas:15.0 : 2 Brand:14.4 O2 Lucht:23.8 Punt Punt XXXX Hulp1: : 2 wijzigen? 5.0 Hand wissen? Punt Belas:24.3 : 2 Brand:22.1 O2 Lucht:32.9 XXXX Hulp1: / MaW

93 6 Bediening Vermogenverdeling De lastpunten rangschikken zich automatisch volgens hun toebedeelde vermogen. Een foutieve vermogenverdeling kan tot werkingsproblemen bij de vermogensregeling leiden. Vermogen [%] voor lastpunt met onderstaande formule bepalen. Berekend vermogen voor lastpunt in Belas invoeren. Vermogen [%] = Debiet lastpunt Debiet vollast 100 Punt selecteren en met toets [ENTER] bevestigen. Met draaiknop lastpunt selecteren en met toets [ENTER] bevestigen. Vraag Punt veranderen? met [ENTER]-toets bevestigen. Vraag met volgen met [ENTER]-toets bevestigen. Regel Belas met [ENTER]-toets bevestigen. Werkelijk vermogen berekenen. Met draaiknop vermogen instellen en met toets [ENTER] bevestigen. Punt met [esc]-toets verlaten en met [ENTER]-toets opslaan. Punt Belas:15.0 Brand:14.4 Hand Lucht:23.8 Punt Belas:10.0 Hulp1: :1 Brand: O2 Lucht:20.0 XXXX Hulp1: 0.0 Punt Belas:15.0 : 2 Brand:14.4 O2 Lucht:28.5 XXXX Hulp1: 5.0 Punt Belas:15.0 : 2 Brand:14.4 O2 Lucht:23.8 Punt Punt XXXX Hulp1: : 2 wijzigen? 5.0 Hand Servomotorposities met volgen zonder Punt volgen Belas:15.0 : 2 Brand:14.4 O2 Lucht:28.5 XXXXPunt Hulp1: Belas: : 2 Brand:14.4 O2 Lucht :28.5 XXXXPunt Hulp1: Belas: : 2 Brand:14.4 O2 Lucht :28.5 XXXX Hulp1: Punt 5.0 Opslaan >ENTER Annuleren >ESC / MaW

94 6 Bediening Param & weergave Verbondsregeling Werkings- en schakelpunten, trapsgewijze werking Instelling Olie Curvenparam Curveninstelling Bedrijfstrappen BS1, BS2, BS3 (1 Inschakelpunten ES2, ES3 (1 Uitschakelpunten AS2, AS3 (1 (1 BS3, ES3 en AS3 enkel bij drietrapse werking. Afhankelijk van de branderuitvoering is een 2- of 3-trapse bedrijfswijze mogelijk. Een 3-trapse brander kan ook 2-traps met start- of omschakelontlasting bedreven worden. Het omschakelgedrag tussen de bedrijfstrappen wordt via aparte in- en uitschakepunten geoptimaliseerd. In de bedrijfstrappen wordt het luchtovermaat voor de desbetreffende brandstofhoeveelheid ingesteld. In het inschakelpunt wordt het luchtdebiet voor de omschakelprocedure in de dichtstbijzijnde grotere trap ingesteld. Het magneetventiel van de volgende trap opent wanneer het inschakelpunt overschreden wordt. Bij rechtstreeks aansturen van het inschakelpunt blijft het magneetventiel gesloten, enkel de luchtservomotoren lopen in inschakelpositie en de vlamstabiliteit voor de omschakeling kan gecontroleerd worden. In het uitschakelpunt wordt het luchtdebiet voor de omschakelprocedure in de dichtstbijzijnde kleinere trap ingesteld. Het magneetventiel van de vorige trap sluit wanneer het inschakelpunt niet gehaald wordt. Het rechtstreeks aansturen van het uitschakelpunt wordt niet aanbevolen, omdat het magneetventiel van de hogere trap open blijft en enkel de luchtservomotoren in uitschakelpositie lopen. Dit kan leiden tot roetvorming door luchtgebrek Positie luchtklep 2 Bedrijfstrap 1 (BS1) 3 Inschakelpunt 2 (ES2), magneetventiel trap 2 opent bovenaan 4 Bedrijfstrap 2 (BS2) 5 Uitschakelpunt 2 (AS2), magneetventiel trap 2 sluit onderaan / MaW

95 6 Bediening Voor de instelling van de werkings- en schakelpunten zijn er twee opties mogelijk. met volgen: De servomotor en frequentieregelaar volgen de actuele wijziging via de draaiknop. Met deze optie worden in het branderbedrijf de bedrijfstrappen en de inschakelpunten ingesteld. In de bedrijfstrappen wordt de verbranding geoptimaliseerd. In de inschakelpunten wordt het luchtovermaat voor de omschakelprocedure op de volgende bedrijfstrap vastgelegd. Het luchtovermaat voor het inschakelpunt ligt bij ca. 7 % van het O2-restgehalte. De uitschakelpunten mogen in het branderbedrijf niet aangestuurd worden, aangezien dit kan leiden tot roetvorming door luchtgebrek. zonder volgen: Met deze optie kunnen de bedrijfstrappen en de omschakelpunten vooringesteld worden zonder dat servomotor en frequentieregelaar volgen. Voorinstelwaarden zie montage- en bedieningsrichtlijnen brander. Bedrijfs- en schakelpunten instellen Menu Curveninstelling selecteren en met toets [ENTER] bevestigen. Overeenkomstige optie met draaiknop kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met volgen: Bedrijfstrappen en inschakelpunten optimaliseren Zonder volgen: waarden voorinstellen en uitschakelpunten optimaliseren Bedrijfstrap of schakelpunt met draaiknop selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Servomotor Lucht selecteren met toets [ENTER] bevestigen. De keuzemogelijkheid VSD verschijnt enkel in verbinding met een frequentieregelaar. Met draaiknop waarde veranderen en met toets [ENTER] bevestigen. Voorinstelwaarden zie montage- en bedieningsrichtlijnen brander. Invoer met toets [esc] verlaten en met toets [ENTER] opslaan. Menu met [esc]-toets verlaten. Curveninstelling Servomotorposities met volgen zonder volgen Punt Lucht: 20.0 :BS1 VSD : 100 O2 XXXX Punt Lucht: 25.0 :AS2 VSD : 100 O2 XXXX Curveninstelling Punt Lucht:30.0 :AS2 VSD : 100 O2 Punt Lucht:30.0 XXXX:AS2 VSD : 100 O2 Punt Lucht:25.0 XXXX:AS2 VSD : 100 O2 Punt Lucht:25.0 XXXX:AS2 VSD : 100 O2 Punt XXXXOpslaan >ENTER Annuleren >ESC / MaW

96 6 Bediening Vermogensbereik Belastingsgrenzen Param & weergave Instelling gas Instelling olie Verbondsregeling Belastingsgrenzen Minbelasting_ Maxbelasting_ De lastgrenzen beperken in modulerend bedrijf het vermogensbereik binnen de geprogrammeerde curve verbondsregeling. Bij combibranders kunnen de lastgrenzen voor iedere brandstof apart ingesteld worden. Minimaal vermogen: De parameter Minbelasting_ legt de benedengrens van het vermogensbereik vast (kleinlast). Het minimaal vermogen kan niet onder lastpunt 1 ingesteld worden, in verbinding met een O2-regeling niet onder lastpunt 2. Maximaal vermogen: De parameter Maxbelasting_ legt de bovengrens van het vermogensbereik vast (vollast). 3 P1 0 % % 1 Minimale belasting Minbelasting_ 2 Maximale belasting Maxbelasting_ 3 Vermogensbereik / MaW

97 6 Bediening Deelbereik verbergen Param & weergave Instelling gas Instelling olie Belas masker uit Verbondsregeling OnderBelasMasker BovenBelasMasker Met de parameter Belas masker uit kan een deel van de vermogensbereiken verborgen worden dat naargelang de installatie tot werkingsproblemen kan leiden. Bij combibranders kan het deelbereik voor iedere brandstof apart ingesteld worden. Het verborgen deelbereik kan doorlopen maar niet direct aangelopen worden. De brander loopt van onder naar de ondergrens en loopt pas door het deelbereik als het aangegeven vermogen minstens de bovengrens bereikt. De brander wacht op de bovengrens en loopt pas door het deelbereik als het aangegeven vermogen de onderste grens bereikt. Ondergrens deelbereik: De parameter OnderBelasMasker legt de ondergrens vast. De ondergrens kan niet boven de bovengrens ingesteld worden. Bovengrens deelbereik: De parameter BovenBelasMasker legt de bovengrens vast. De bovengrens kan niet onder de ondergrens ingesteld worden. 3 P1 0 % % 1 Onderste grens deelbereik OnderBelasMasker 2 Bovenste grens deelbereik BovenBelasMasker 3 Verborgen deelbereik / MaW

98 6 Bediening Vermogensbegrenzing Bediening Maxbelast Gebr Maxbelas Geb Mod Maxbelas Geb Trp Parameter Functie Maxbelas Geb Mod Vermogensbegrenzing voor modulerende bedrijfswijze. Perkt de vollast binnen de belastingsgrenzen verder in [hfst ]. Maxbelas Geb Trp Vermogensbegrenzing voor trapsgewijze bedrijfswijze. De brander loopt maximaal op de ingestelde trap Startpunt Param & weergave Verbondsregeling Instelling gas Instelling olie StartPuntBedrijf In de parameter StartPuntBedrijf wordt het lastpunt voor de kleinlastpositie in fase 54 vastgelegd. In fase 54 loopt de brander naar het ingestelde lastpunt, is het lastpunt bereikt, dan gaat de W-FM in fase 60 over en de vermogensregeling wordt vrijgegeven / MaW

99 6 Bediening 6.10 O2-regelaar De O2-regeling is enkel bij W-FM 200 met een O2-module in modulerend bedrijf mogelijk. De O2-regeling is brandstofspecifiek en moet bij combibranders voor iedere brandstof apart ingesteld worden. De O2-regeling en de O2-wachter staan in samenhang met het O2-restgehalte aan de verbrandingsgrens en de daaruit resulterende O2-curve verbondsregeling. Voor het regelgedrag is een geïdealiseerde O2-min.waarde gundsitg. Bij het idealiseren van de O2-min.waarde eerder verhogen dan reduceren. In verbinding met een CO-regeling (toebehoren) moet de O2-min.waarde ca. 0,25 0,5 procent onder de verbrandingsgrens ingesteld worden. 2 6,5 6,0 5,5 5,0 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0, Brandervermogen [%] 2 O2-gehalte in rookgas [%] 3 O2-restgehalte aan de verbrandingsgrens 4 Minimale O2-waarde voor O2-wachter 5 O2-setpoint voor O2-regeling 6 O2-verbondsregeling, luchtovermaat in de lastpunten % Met frequentieregelaar Bij branders met frequentieregelaar kan in de parameter VSD vastgelegd worden of er voor de O2-regeling rekening gehouden wordt met de frequentieregelaar [hfst ]. Voorsturing De O2-regelaar heeft een voorstuurfunctie. De voorsturing berekent brandstofafhankelijk de reductie van het luchtvermogen voor het totale vermogensbereik, op basis van meetgroottes tijdens de inbedrijfstelling. Bij een vermogenswijziging lopen de luchtservomotoren op de berekende positie, terwijl de brandstofservomotor op zijn lastpositie loopt. De O2-regeling wordt enkel bij temperatuur- of luchtdrukschommelingen actief en loopt de O2-afhankelijke servomotoren na. Opdat de voorsturing precies werkt, moet in ieder lastpunt de vermogensverdeling met het brandstofdebiet overeenstemmen [hfst ] / MaW

100 6 Bediening Bedrijfswijze O2-regelaar Param & weergave O2reg./Bewaking Instelling gas Instelling olie of Param & weergave Systeemconfig O2Reg/Bew.Gas O2Reg/Bew.Olie Bedrijfswijze Via de bedrijfswijze: kunnen de O2-regelaar en de O2-voeler geactiveerd of gedeactiveerd worden wordt het gedrag bij fouten vastgelegd. De bedrijfswijze kan voor iedere brandstof apart ingesteld worden. Handmatig deactiveren (hand inact) De parameter hand inact deactiveert de O2-regelaar en O2-voeler en de brander loopt op de curven verbondsregeling. Deze parameter dient enkel om de curven verbondsregeling bij de inbedrijfstelling tot stand te brengen, voor normaalbedrijf niet geschikt. Enkel O2-voeler (O2 Monitor) De parameter O2 Monitor activeert enkel de O2-voeler. Wanneer bij branderstart de O2-sonde niet op werkingstemperatuur is, leidt dit tot een startverhindering. Schakelt de O2-voeler in, of treedt er een O2-fout op, dan voert de W-FM een veiligheidsafschakeling met éénmalige herhaling door, daarna volgt een storingsafschakeling. O2-regelaar en O2-voeler (O2 reg.) De parameter O2 regelaar activeert de O2-regelaar en O2-voeler. Wanneer bij branderstart de O2-sonde niet op werkingstemperatuur is, leidt dit tot een startverhindering. Schakelt de O2-voeler in, of treedt er een O2-fout op, dan voert de W-FM een veiligheidsafschakeling met éénmalige herhaling door, daarna volgt een storingsafschakeling. Regeling automatisch deactiveren (regautoinac) De parameter regautoinac activeert de O2-regelaar en de O2-voeler. De brander start voor de O2-sonde op werkingstemperatuur is. Pas na het bereiken van de werkingstemperatuur en succesvolle sondetest start de O2-regeling. Schakelt de O2-max.voeler in, of treedt er een O2-fout op, dan schakelt de W-FM over naar de werkingswijze auto inact. Reageert de O2-min.wachter, dan loopt de W-FM op de curve verbondsregeling terug. Na een tijd van 3 maal Tau wordt het O2-gehalte opnieuw gecontroleerd. De tijdsconstante Tau wordt bij de normalisatie automatisch bepaald [hfst ]. Als het O2-gehalte de minimumgrens overschrijdt, geeft de W-FM de O2- regeling opnieuw vrij. Als het O2-gehalte de minimumgrens niet haalt, voert de W-FM een veiligheidsafschakeling met herhaling door. Het aantal herhalingen kan in de parameter AantalRep.Deact ingesteld worden [hfst ]. Als het aantal herhalingen overschreden wordt schakelt de W-FM over naar auto inact / MaW

101 6 Bediening Automatisch gedeactiveerd (auto inact) Bedrijfswijze niet selecteren. De parameter auto inact wordt automatisch actief wanneer in de bedrijfswijze regautoinac een fout optreedt. De O2-regelaar wordt gedeactiveerd en de brander loopt op de curven verbondsregeling. Op het display verschijnt een foutmelding. De foutmelding verdwijnt bij het veranderen van de bedrijfswijze [hfst ]. De O2-regelaar kan ook via een signaal aan ingang X5-03:2 gedeactiveerd worden [hfst ] / MaW

102 6 Bediening O2 Monitor Param & weergave O2reg./Bewaking Instelling gas Instelling olie O2 bewaak O2 Monitor O2 Max. Waarde AantalRep.Deact Via een sonde aan de O2-module bewaakt de W-FM het O2-gehalte in het rookgas. De grenswaarden voor de O2 Monitor worden via de parameters O2 Min.Waarde en O2 Max.Waarde gedefinieerd. O2-min.wachter In de parameter O2 Monitor legt de instelling van O2 Min.Waarde de benedengrens voor de O2 Monitor vast. Ligt het O2-gehalte in het rookgas langer dan 3 seconden onder de ondergrens, dan reageert de W-FM volgens de ingestelde bedrijfswijze [hfst ]. Als ondergrens moet in ieder lastpunt een O2 Min.Waarde gedefinieerd zijn. De O2 Min.Waarde volgt uit het O2-gehalte in het rookgas aan de verbrandingsgrens. De O2 MinWaarde kan in ieder lastpunt direct ingegeven of door verminderen van het luchtvermogen bepaald worden: Menu O2 Monitor selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Met draaiknop lastpunt selecteren en met toets [ENTER] bevestigen. Type invoer 1 of 2 kiezen. Bedrijfswijze O2 regeling O2 monitor Controller O2 monitor parameters O2 max. waarde AantalRep.Deact Punt : % O2 MinWaard:XXXX Plucht hand: Punt : 9 100% O2 MinWaard:XXXX Plucht Punt hand: : 9 100% O2 MinWaard:XXXX Plucht hand: 1 Punt : 9 100% O2 MinWaard:XXXX Plucht hand: 1 Directe invoering (O2 MinWaarde) Is de O2-minimumwaarde voor het lastpunt bekend, kan de waarde direct toegewezen worden. 2 O2-minimumwaarde bepalen (P lucht hand) In het lastpunt wordt het luchtvermogen manueel gereduceerd, het O2- gehalte aan de verbrandingsgrens bepaald en als O2 Min.Waarde opgeslagen / MaW

103 6 Bediening Directe invoering: O2 MinWaard selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Met draaiknop waarde veranderen en met toets [ENTER] bevestigen. Invoer met [esc] verlaten. Punt : 9 100% O2 MinWaard:XXXX Plucht Punt hand: : 9 100% O2 MinWaard: XXXX Plucht hand:0.0 Punt : 9 100% O2 MinWaard: 0.7 Plucht hand: Punt : 9 100% O2 MinWaard: 0.7 Plucht Punt hand:0.0 : 9 100% O2 MinWaard: 0.7 Plucht hand:0.0 O2-minimumwaarde bepalen: Parameter P lucht hand selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Op het display verschijnt de actuele gemeten O2-waarde en er wordt naar het lastpunt gelopen. Met draaiknop het luchtvermogen reduceren tot de verbrandingsgrens bereikt wordt (CO-gehalte ca. 100 ppm of roetgetal ca. 1). Met [ENTER]-toets de gemeten O2-waarde overnemen. Op het display verschijnt de bepaalde waarde als O2 Min.Waarde. Invoer met [esc] verlaten. Punt : 9 100% O2 MinWaard:XXXX Plucht hand: Punt : 9 100% O2 MinWaard: 3.8 Plucht hand:0.0 Punt : 9 100% O2 MinWaard: 0.7 Plucht hand: Punt : 9 100% O2 MinWaard: 0.7 Plucht hand:10.4 Punt : 9 100% O2 MinWaard: 0.7 Plucht hand:10.4 O2-max.wachter De parameter O2 Max.Waarde legt de bovenste grenswaarde voor de O2 Monitor vast. De grenswaarde geldt voor het hele vermogensbereik. Overschrijdt het O2-gehalte in het rookgas de grenswaarde langer dan 3 seconden, dan reageert de W-FM volgens de ingestelde bedrijfswijze [hfst ]. Herhaling voor O2-min.wachter De parameter AantalRep.Deact legt het aantal herhalingen vast tot de O2- regelaar gedeactiveerd wordt. De parameter is enkel relevant wanneer de bedrijfswijze op regautoinac staat [hfst ]. Zorgt voor een snelle vermogenswijziging van de O2-min.wachter, parameter O2ModOffset verhogen [hfst ] / MaW

104 6 Bediening O2-regeling Param & weergave O2reg./Bewaking Instelling gas Instelling olie O2 regeling Via een sonde aan de O2-module bewaakt de W-FM het O2-gehalte in het rookgas. Vocht in de O2-sonde. Bij nieuwe sonden of wanneer de sonde langere tijd uitgeschakeld was, kan er vocht in de sonde ontstaan en dit kan de meetwaarde vervalsen. Het vocht kan verdrongen worden door een langere opwarmprocedure door de interne sondeverwarming. Voor het instellen van de O2-regeling de sonde opwarmen. Vanaf welk lastpunt de O2-regeling mogelijk is, kan in de parameter KlLastAdaptPtNr vastgelegd worden [hfst ]. Bij de inbedrijfstelling wordt parameter O2 Regeling vanaf het vastgelegd lastpunt tot vollast aan ieder punt een normalisatie doorgevoerd en het O2-setpoint bepaald. Bij de normalisatie lopen de luchtservomotoren overeenkomstig de genormaliseerde waarde op de curve verbondsregeling terug en verminderen het luchtdebiet, het brandstofdebiet blijft onveranderd. In het lastpunt 1 wordt geen normalisatie doorgevoerd, de curves tussen lastpunt 1 en lastpunt 2 dient enkel voor de reductie van de lucht. Opdat een O2-regeling voor het hele vermogensbereik mogelijk is, moet punt 1 ca. 50 % onder de kleinlast (punt 2) liggen. In het onder KlnLastAdaptPtNr vastgelegde lastpunt en het laatste lastpunt (vollast) voert de W-FM een aanpassing door. In deze beide punten loopt de W-FM na het opslaan naar de curve verbondsregeling terug. De vertraging tot het O2- gehalte aan de sonde gewijzigd wordt, wordt als tijdsconstante Tau opgeslagen. Het setpoint voor de O2-regeling moet ca. 0,5 1 %-punten boven de 02 Min.Waarde van de O2 Monitor liggen. De O2-waarde in de lastpunten van de curve verbondsregeling moet ca. 2 %-punten boven het setpoint voor de O2-regeling liggen / MaW

105 6 Bediening Bedrijfswijze O2 regeling O2 monitor Punt Controller O2 G/L : % parameters reg.:xxxx O2 setpoint:xxxx Standwaarde:XXXX Punt : 9 100% O2 G/L reg.: 3.8 O2 setpoint: 1.7 Standwaarde:10.2 Normalisatie O2 regeling selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Met draaiknop lastpunt selecteren en met toets [ENTER] bevestigen. Toestel loopt naar lastpunt. Als het O2-gehalte gestabiliseerd is met toets [ENTER] bevestigen. Draaiknop naar rechts draaien. De luchtservomotoren lopen op de curve verbondsregeling terug, reduceren het luchtdebiet en daardoor het O2-gehalte. Genormaliseerde waarde met [ENTER]-toets bevestigen. Invoer met toets [esc] verlaten en met toets [ENTER] opslaan. Standaardisatie in alle punten doorvoeren, punt 2 tot vollast. Punt : 9 100% O2 G/L reg.:xxxx O2 setpoint:xxxx Punt : 9 Standwaarde:XXXX O2 G/L reg.: 3.8 Als waarde stab verder met ENTER Punt : 9 O2 G/L reg.: 3.8 O2 setpoint: 3.8 Standwaarde:XXXX Meting succesvol Regelparameters gedefinieerd Verder met ESC * Vertragingstijd * is gemeten Gemeten O2: 2.6 Punt : 9 O2 G/L reg.: 3.8 O2 setpoint: 1.7 Standwaarde:10.2 Punt : 9 O2 G/L reg.: 3.8 O2 setpoint: 1.7 Standwaarde:10.2 Punt Opslaan >ENTER Annuleren >ESC * Meting van de vertraging (tijdsconstante Tau) enkel bij 100 % en in het onder KlnLastAdaptPtNr vastgelegde lastpunt. Mislukt de meting in het vastgelegde lastpunt, het dichtstbijzijnde hogere lastpunt kiezen [hfst ]. De lastpunten in het menu Curvenparam indien mogelijk niet meer bewerken wanneer de normalisatie afgesloten is. Wordt een lastpunt bewerkt, verdwijnt de normalisatie in dit punt en een O2-regeling is niet meer mogelijk. In dit geval moet de normalisatie voor dit lastpunt herhaald worden / MaW

106 6 Bediening O2-regelparameters Param & weergave O2reg./Bewaking Instelling gas Instelling olie Regelaarparam De regelparameters zijn brandstofspecifiek en moeten bij combibranders voor iedere brandstof apart ingesteld worden. PI-parameters en tijdsconstante tau Deze parameters beïnvloeden het reactiegedrag van de O2-regeling. Parameter P Kleinlast P Volllast I Kleinlast I Volllast Tau Kleinlast Tau Volllast Functie Proportioneel aandeel van de O2-regeling. Hoe groter de ingestelde waarde, hoe sneller de regeling plaatsvindt. Een te hoog ingestelde waarde heeft sterke schommelingen van de regelaar tot gevolg. Integraal aandeel van de O2-regeling. Hoe kleiner de ingestelde waarde, hoe sneller de regeling plaatsvindt. Een te laag ingestelde waarde heeft sterke schommelingen van de regelaar tot gevolg. Bij de normalisatie gemeten rookgas-reactietijd in het onder KlnLastAdaptPtNR ingestelde punt. Bij de normalisatie gemeten rookgas-reactietijd bij 100 % brandervermogen. Kleinlast-adaptiepunt (KlnLastAdaptPtNr) De parameter KlnLastAdaptPtNr legt het lastpunt vast waarbij Tau Kleinlast (rookgas-reactietijd) gemeten wordt. Is de rookgassnelheid te traag in het actueel kleinlast-adaptiepunt, dan mislukt de meting en dan moet het dichtstbijzijnde hogere punt gekozen worden. Onder het ingestelde kleinlast-adaptiepunt is geen O2-regeling mogelijk / MaW

107 6 Bediening O2Regelgrens (O2Regelgrens) Is een bedrijfszekere O2-regeling in het onderste vermogensbereik niet mogelijk (bijv. rookgassnelheid aan de O2-sonde te traag) dan kan in de parameter O2 Regelgrens de O2-regelgrens opgetrokken worden. Bij een brandervermogen onder de regelgrens is de O2-regeling niet actief. Stijgt het brandervermogen opnieuw 5 %-punten boven de regelgrens, dan wordt de O2- regeling opnieuw geactiveerd. Ligt de O2-regelrens onder het kleinlast-adaptiepunt, dan is de O2-regelgrens ineffectief. Bij vermogens in het onderste lastbereik kan de rookgassnelheid aan de O2-sonde voor een bedrijfszekere regeling niet volstaan. Dit is herkenbaar wanneer de O2- sonde zeer traag op wijzigingen van het O2-gehalte in het rookgas reageert. In dit geval de O2-regelgrens overeenkomstig verhogen. Rookgassnelheid [v]: min: 1 m/s max: 10 m/s Formule: Q B L λ T v = d 2 0, Vuistregel: v Rookgassnelheid [m/s] QB Brandstofdebiet [kg/h] [m 3 /h] L Stochiometrische luchtbehoefte [m 3 /kg] [m 3 /m 3 ] λ Luchtfactor T Rookgastemperatuur [ C] d Diameter rookgasbuis [m] Gedrag bij vermogenswijziging (BelasRegBlok.) v = Q B 0,0046 d 2 T De parameter BelasReg Blok. bepaalt de drempelwaarde vanaf wanneer de O2-regeling bij een vermogenswijziging blokkeert. Bij een vermogenswijziging 2 berekent de W-FM een brandervermogen 3. Overschrijdt het verschil van de curves de waarde BelasReg Blok. 1 wordt de O2-regeling geblokkeerd 4 en de parameter O2ModOffset geactiveerd. Wordt het verschil niet gehaald, dan geeft de W-FM de O2-regeling na afloop van een vertragingstijd (2 x Tau Volllast) opnieuw vrij. Hoe kleiner de ingestelde waarde, hoe vaker de O2-regeling geblokkeerd wordt en op ingestelde O2ModOffset gelopen / MaW

108 6 Bediening O2-Offset (O2ModOffset) Verhoging van het O2-gehalte in procenten wanneer bij een vermogenswijziging de O2-regeling via de parameter BelasReg Blok. geblokkeerd wordt. De O2ModOffset verhindert, dat de O2-minimumwaarde in het geval van de BelasReg Blok. niet gehaald wordt. Wordt bij een vermogenswijziging de drempelwaarde BelasReg Blok. overschreden, lopen eerst de O2afhankelijke servomotoren na en verhogen het O2- gehalte met de ingestelde waarde, dan volgt de brandstofaandrijving. In verbinding met een CO-regeling verhoogt de W-FM het O2-setpoint met de O2- Offset wanneer de CO-grenswaarde overschreden werd. Voorsturing (Type luchtveran) De parameter Type luchtveran beïnvloedt de berekening van de voorsturing [hfst. 6.10]. Parameter zoals theorie zoals P lucht LambdaFact1 Functie Aanbevolen voor brandstof gas. Temperatuur- of luchtdrukschommelingen beïnvloeden het brandstofdebiet. Aanbevolen voor brandstof stookolie. Temperatuu- of luchtdrukschommelingen hebben geen invloed op het brandstofdebiet. Niet aanbevolen. Enkel voor branders met stochiometrische brandstof/ luchtverhouding (lambdafactor 1) / MaW

109 6 Bediening O2-instelgroottebegrenzing Opdat de O2-regeling op fouten bij de O2-meting (bijv. parasitaire lucht in het rookgas, O2-sonde of luchtregelaar verstopt, etc.) reageert en niet probeert deze te regelen, kan het meetbereik begrensd worden. Bovengrens: O2MaxManVariabel Ondergrens: O2MinManVariabel De reactie bij het bereiken van de grens van het regelberik hangt van de ingestelde bedrijfswijze af [hfst ]. Bedrijfsmodus O2 regelaar regautoinac Reactie De W-FM voert een veiligheidsafschakeling met aansluitende storingsafschakeling door. De W-FM voert een veiligheidsafschakeling met aansluitende herhaling en gedeactiveerde O2-regelaar door. De brander loopt op de curven verbondsregeling. De begrenzing van het regelbereik wordt bepaald a.h.v. de te verwachten temperatuur- of luchtdrukschommelingen uitgaande van de voorwaarden op het tijdstip van de inbedrijfstelling. Een te laag ingestelde begrenzing van het regelbereik leidt bij grote klimaatschommelingen minstens tot een veiligheidsafschakeling. De begrezing van het regelbereik kan a.h.v. volgende diagram bepaald worden. Voorbeeld 3 O2MaxManVariabel Te verwachten temperatuurschommeling (1 (-20 K +30 K): +30 K -20 K Te verwachten luchtdrukschommeling (1 (-60 mbar +40 mbar): -60 mbar +40 mbar Begrenzing regelbereik uit diagram = 14,7 % -11,6 % (1 M.b.t. de luchttemperatuur en -druk bij de inbedrijfstelling. Voorbeeld 4 O2MinManVariabel Temperatuurschommeling [K] 2 Begrenzing regelbereik [%] / MaW

110 6 Bediening O2-startmodus Param & weergave O2reg./Bewaking Instelling gas Instelling olie Startmodus O2-offset bij branderstart (O2InitOffset) De parameter O2InitOffset wordt in de Weishaupt-configuratie niet gebruikt en heeft geen functie. Vrijgave O2-regeling (AantalTauBlok.) De parameter AantalTauBlok. legt de factor voor de berekening van de O2- spertijd vast. O2-spertijd = Tau Kleinlast x AantalTauBlok. Door de reactie- en insteltijd van de O2-sonde is bij branderstart de O2-regelaar eerst geblokkeerd. In werkingspositie (fase 60) start de O2-spertijd. Na afloop van de spertijd initialiseert de W-FM de O2-regelaar en geeft de O2-regeling na verdere 4 x Tau Kleinlast vrij. Aangezien de twee mogelijke O2-sonden in de reactie- en insteltijd verschillen, is de AantalTauBlok. afhankelijk van de gebruikte sonde. O2-sonde QGO 20 ca QGO 21 groter dan 40 Aanbevolen AantalTauBlok. De spertijd geldt ook voor de functie CO-wachter en CO-regelaar [hfst. 6.11]. Bij de branderstart is het CO-gehalte verhoogd. Is de vlam gevormd en gestabiliseerd, daalt het CO-gehalte verder. Is de spertijd te kort dan leidt het verhoogde CO-gehalte bij branderstart tot een veiligheidsafschakeling. Verbrandingsluchttemperatuur bij inbedrijfstelling (Instel.Temp.O2) De parameter Instel.Temp.O2 registreert in verbinding met een toevoerluchtsensor de luchttemperatuur bij inbedrijfstelling, wordt in de Weishaupt configuratie niet gebruikt en heeft geen functie / MaW

111 6 Bediening Brandstoftype Param & weergave O2reg./Bewaking Instelling gas Instelling olie Brandstoftype Gebr.brandst def In de parameter Brandstofsoort moet de gebruikte brandstof gedefinieerd worden. Kan de gebruikte brandstof niet geselecteerd worden parameter Brandstofsoort op gebr. def zetten en de brandstofwaarden in het menu Gebr.brandst def instellen. Het brandstoftype dient voor de berekening voor: Voorsturing Verbrandingstechnisch rendement Brandstofwaarden gebruikergedefinieerd In het menu Gebr.brandst def moeten de brandstofwaarden gedefinieerd worden wanneer de parameter Brandstofsoort op gebr. def staat. V_LNmin Stochiometrische luchtbehoefte (Lambda 1). [m 3 lucht per m 3 gas of kg stookolie]. V_afNmin V_atrNmin A2 Rookgasvolume vocht bij stochiometrische verbranding (Lambda 1). [m 3 rookgas vocht per m 3 gas of kg stookolie]. Rookgasvolume droog bij stochiometrische verbranding (Lambda 1). [m 3 rookgas droog per m 3 gas of kg stookolie]. Brandstoffactor voor de berekening van het verbrandingstechnisch rendement. B/1000 Brandstoffactor voor de berekening van het verbrandingstechnisch rendement. De parameterwaarde komt overeen met 1/1000. Voorbeeld: een ingestelde waarde van 7 komt overeen met 0, / MaW

112 6 Bediening O2-sonde Param & weergave O2 Moduul Configuratie O2 sensor De parameter O2 sensor activeert de aangesloten O2-sonde. Instelling Geen voeler QGO20 QGO21 Functie Geen O2-sonde aangesloten, O2-regeling niet mogelijk. QGO 20 aangeloten, voor: Gasbrander Stookoliebrander (gasolie verwarming) Combibrander (gasolie verwarming) QGO 21 aangeloten, voor: Branders zware stookolie (middelzware en zware stookolie) Combibranders (middelzware en zware stookolie) De O2-sonde QGO 21 heeft een langere reactie- en insteltijd. Door dit gedrag moet de vrijgave van de O2-regeling bij branderstart langer vertraagd worden. In verbinding met QGO 21 in parameter AantalTauBlok. minstens de factor op 40 zetten [hfst ] Onderhoudsinterval voor O2-sonde Param & weergave O2 Moduul Configuratie O2SensServTim O2SensServTimRes Onderhoudsinterval instellen De parameter O2SensServTim legt de onderhoudsinterval in dagen vast voor de O2-sonde. Bij instelling "0" is het interval gedeactiveerd. Het interval wordt met de werkingsurenteller totale werking vergeleken. Als het interval afgelopen is, verschijnt een melding in de ABE en de O2-regeling reageert overeenkomstig met de ingestelde bedrijfswijze [hfst ]. In de bedrijfswijze regautinac wordt de O2-regeling gedeactiveerd, de O2- sensor blijft actief. In de bedrijfswijze O2 Monitor of O2 regelaar is er een vergrendeling. Onderhoudsinterval resetten De parameter O2SensServTimRes reset de onderhoudsinterval. Staat de O2-regeling daarbij op auto inact dan moet de bedrijfswijze terug op regautoinac gezet worden / MaW

113 6 Bediening Temperatuurvoeler definiëren Param & weergave O2 Moduul Configuratie Roev.LuchtSensor Rookgastemp.Sens In de parameter Toev.LuchtSensor wordt de aangesloten verbrandingsluchtvoeler gedefinieerd [hfst ]. In verbinding met een CO-regeling Pt1000 kiezen. In de parameter Rookgastemp.Sens wordt de aangesloten rookgastemperatuurvoeler gedefinieerd [hfst ]. De voelers hebben geen invloed op de O2-regeling ze dienen ter berekening van het verbrandingstechnisch rendement Waarschuwingsdrempel rookgastemperatuur Param & weergave O2 Moduul Configuratie MaxTempRkgasGas MaxTempRkgasOlie De parameter MaxTempRkgas... legt een waarschuwingsdrempel voor de rookgastemperatuur vast. Voor de functie moet een rookgastemperatuurvoeler aangesloten zijn [hfst ]. De drempel wordt voor stookolie en gas apart vastgelegd. De drempel ca. 20 % boven de bij inbedrijfstelling gemeten maximale rookgastemperatuur leggen [hfst ]. OPGELET Schade aan O2-sonde door oververhitting Rookgastemperaturen boven 300 C kunnen de O2-sonde beschadigen. Rookgastemperaturen boven 300 C aan de O2-sonde vermijden. Overschrijdt het rookgas de ingestelde temperatuur verschijnt een melding in de ABE. De waarschuwing wijst op een verhoogd rookgasverlies, de warmtegenerator moet gereinigd worden. CO-functie In verbinding met de CO-functie wordt de ingang van de verbrandingsluchtvoeler voor de signaalanalyse gebruikt [hfst. 6.11]. Voor de signaalanalyse wordt een schijnbare toevoerluchttemperatuur tot 730 C gegenereerd. Opdat de W-FM geen onplausibele waarden detecteert, moet de waarschuwingsdrempel in verbinding met de CO-functie in de parameter MaxTempRkgas op 850 C gezet worden / MaW

114 6 Bediening Verbrandingstechnisch rendement Param & weergave O2 Moduul Proces Data Verbr tech rend of Bediening O2 Moduul Verbr tech rend Verbrandingstechnisch rendement De parameter Verbr tech rend geeft het berekende verbrandingstechnische rendement weer. Opdat het verbrandingstechnische rendement weergegeven wordt, moeten volgende voelers aangesloten en geconfigureerd zijn: O2-sonde [hfst ] Verbrandingsluchtvoeler [hfst ] Rookgastemperatuurvoeler [hfst ] Regelbereik O2-regelaar Param & weergave O2reg./Bewaking Proces Data Verstel O2 Reg De parameter Verstel O2 Reg geeft het actuele meetbereik van de O2- regelaar aan Status O2-regelaar Param & weergave O2reg./Bewaking Proces Data Status O2 Reg De parameter Status O2 Reg toont de huidige status van de O2-regelaar. niet actief geblokkeerd BlokkTS InitRegel BlokkTbelas actief BlokkTCAct BlokkTCOx De O2-regelaar is gedeactiveerd. De brander loopt op de curven verbondsregeling. De O2-regelaar is geblokkeerd (sondetest, kleinlast nog niet bereikt,...). Spertijd in kleinlast loopt af (Tau Kleinlast x AantalTauBlok.). Initialisatietijd loopt af (4 x Tau Kleinlast). De O2-regelaar is door een vermogensverstelling geblokkeerd. De O2-regelaar is actief en regelt op het O2-setpoint. Door een sturingsingreep is de O2-regelaar voor een tijdsduur van 2 x Tau geblokkeerd. De CO-grenswaarde is overschreden, de O2-regelaar is geblokkeerd Luchtbelasting Param & weergave O2reg./Bewaking Proces Data Luchtbelasting De parameter Luchtbelasting geeft de actuele luchtbelasting van de brandstof-lucht-verbondsregeling aan / MaW

115 6 Bediening Diagnosecode Param & weergave O2reg./Bewaking Proces Data Diag Reg Status De parameter Diag Reg Status geeft de diagnosecode bij geblokkeerde regelaar aan [hfst. 9.4] O2-gehalte Param & weergave O2 Moduul Proces Data Gem. O2 waarde of Bediening O2 Moduul Gem. O2 waarde De parameter Gem. O2 waarde geeft het actuele gemten O2-gehalte in het rookgas aan. Afhankelijk van het O2-gehalte in het rookgas en de temperatuur in de meetcel genereert de O2-sonde nernstspanning. Via de nernstspanning en sondetemperatuur berekent de O2-module het O2-gehalte. Tijdens dat de sonde op werkingstemperatuur (700 C) wordt opgewarmd, kunnen onplausibele waarden weergegeven worden. Pas in werkingstemperatuur werkt de sonde op de curve die voor een precieze weergave nodig is ,1 0,2 0, O2-gehalte [%] 2 Nernstspanning [mv] 3 Curve bij 700 C sondetemperatuur / MaW

116 6 Bediening O2 setpoint Param & weergave O2 Moduul Proces Data O2 setpoint of Bediening O2 Moduul O2 setpoint De parameter O2 setpoint geeft het ingestelde O2setpoint voor het actuele brandervermogen weer. De O2-setpoints worden bij de regeling gedefinieerd Verbrandingsluchttemperatuur / CO-schakeldrempel Param & weergave O2 Moduul Proces Data Toev.luchtTemp of Bediening O2 Moduul Toev.luchtTemp De parameter Toev.luchtTemp geeft de actueel gemeten verbrandingsluchttemperatuur weer wanneer de overeenkomstige voeler op de O2- module aangesloten is. In verbinding met een CO-controle geeft de parameter de status van de COschakeldrempel aan [hfst ] Rookgastemperatuur Param & weergave O2 Moduul Proces Data RookgasTemp of Bediening O2 Moduul RookgasTemp Is aan de O2-mdoule een rookgastemperatuurvoeler aangesloten, geeft de parameter RookgasTemp de actuele rookgastemperatuur aan [hfst ] Temperatuur O2-sonde Param & weergave O2 Moduul Proces Data QGO SensorTemp De parameter QGO SensorTemp geeft de actuele temperatuur van de O2-sonde aan. De temperatuur wordt via een thermisch element in de sonde geregistreerd, 700 C komt overeen met ca. 29,1 mv. De O2-regeling is bij een sondetemperatuur van 700 C (±15 C) actief. Wordt de werkingstemperatuur niet bereikt, reageert de W-FM volgens de ingestelde bedrijfswijze [hfst ]. Overschrijdt de tempratuur 750 C, sonde buiten bedrijf stellen en elektrische aansluiting controleren / MaW

117 6 Bediening Warmtevermogen O2-sonde Param & weergave O2 Moduul Proces Data QGO Verw. Belast De parameter QGO warmtevermogen toont het huidige warmtevermogen. De procentweergave geeft de impuls/pauze-verhouding m.b.t. 2 seconden aan. 60 % komt overeen met 1,2 seconden impuls en 0,8 seconden pauze. Warmtevermogen Startvermogen tot 100 C: ca. 13 % Opwarmprocedure: ca. 60 % in werkingstemperatuur: ca. 17 % Slijtage O2-sonde Param & weergave O2 Moduul Proces Data QGO weerstand De parameter QGO weerstand geeft de binnenweerstand van de O2-sonde weer. De inwendige weerstand wijzigt tijdens de werkingstijd. Bij een inwendige weerstand kleiner dan 5 Ω of groter dan 150 Ω moet de sonde vervangen worden. Geeft de parameter een inwendige weerstand van 0 Ω aan, dan wordt nog geen sondetest door de W-FM doorgevoerd. Sondetest Om de 23 uur voert de W-FM een sondetest uit. Voor de test moet het O2-gehalte constant zijn, bijv. in de voorventilatie of bij statisch vermogen. Is er binnen de 24 uur geen constant O2-gehalte, dan bevriest de W-FM het vermogen en wordt de test uitgevoerd. Wanneer de brander in stand-by staat, voert de W-FM de test uit bij de volgende branderstart O2-regelaar activeren / deactiveren Bediening O2Ctrl actief niet actief actief De parameter O2Ctrl actief activeert of deactiveert de O2-regelaar manueel / MaW

118 6 Bediening 6.11 CO-wachter en CO-regelaar Noodzakelijke componenten voor de CO-functie: Verbrandingsmanager W-MF 200 in de uitvoering met ARF en CO (LMV52.4 ) O2-module O2-sonde QGO 20, voor brandstof gas en gasolie verwarming CO-meetversterker LT3 Combisonde KS1-D voor CO-meting Weerstandsplaat voor verbinding CO-meetversterker aan O2-module. Verdere informatie Voor de inbedrijfstelling de handleiding van de meetversterker LT3 en combisonde KS1-D in acht nemen. De handleiding kan op het -w- portaal gedownload worden. De functies CO-wachter en CO-regelaar mogen enkel in verbinding met een O2- regeling geactiveerd worden. Afhankelijk van de verbrandingsinstallatie kunnen bij gasolie verwarming roetdeeltjes aan de CO-sonde een verkeerd CO-signaal geven. In dit geval in de bedrijfswijze voor stookolie enkel de functie CO-wachter gebruiken en de COfunctie deactiveren. Bij combibranders is er voor gas geen beperking. Voor de CO-registratie is een CO-sonde en een meetversterker met digitale uitgang voor de signaalanalyse nodig. De digitale uitgang 3 (Out3) van de meetversterker is via een weerstandsplaat aan de ingang van de verbrandingsluchtvoeler in de O2-module aangesloten [hfst ]. Via de weerstandsplaat wordt de digitale uitgang 3 (Out3) geanalyseerd. De ABE geeft in dit geval via de verbrandingsluchttemperatuur de schakeltoestand van de meetversterker aan. Display ca. 730 C ca. 370 C Beschrijving CO-grenswaarde overschreden. Digitale uitgang 3 (Out3) open, weerstand aan de ingang ca. 3,6 kω. CO-grenswaarde niet bereikt. Digitale uitgang 3 (Out3) gesloten, weerstand aan de ingang ca. 2,4 kω. Voor de signaalanalyse moeten in de configuratie van de O2-module volgende instellingen doorgevoerd worden: Parameter MaxTempRkgas... op 850 C zetten [hfst ] In de parameter Toev.LuchtSensor voeler Pt1000 kiezen [hfst ]. Voor de berekening en weergave van het verbrandingstechnisch rendement is een verbrandingsluchtvoeler nodig. In verbinding met de CO-functie wordt de werkelijke verbrandingsluchtvoeler aan ingang X60:3/4 aangesloten. De parameter Toev.L.60PT1000 (OEM-niveau) moet daartoe op actief staan. De CO-regeling is een uitbreiding van de O2-regelaar. Het onderscheid met de normale O2-regeling is dat de O2 Min.Waarde ca. 0,25 0,5 procent onder de verbrandingsgrens ingesteld wordt. Indien bij een combibrander de CO-regeling enkel voor een brandstof gebruikt wordt, mag enkel voor deze brandstof de O2 Min.Waarde onder de verbrandingsgrens ingesteld worden / MaW

119 6 Bediening 2 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0, Brandervermogen [%] 2 O2-gehalte in rookgas [%] 3 O2-restgehalte aan de verbrandingsgrens 4 Minimale O2-waarde voor O2-wachter 5 O2-setpoint voor O2-regeling 6 O2-setpoint voor O2-regeling + Offset (O2ModOffset) De digitale uitgang 3 (Out3) in de meetversterker wordt na de voorventilatie eenmalig gevraagd. Is de digitale uitgang geopend, voert de W-FM een veiligheidsafschakeling met herhaling door. Na vrijgave van de O2-regeling wordt de digitale uitgang permanent gevraagd [hfst ]. Indien het CO-gehalte de grenswaarde overschrijdt, opent de digitale uitgang in de meetversterker en de waarde van de weerstandsplaat wijzigt tot ca. 3,6 kω. De W-FM herkent de overschrijding van de grenswaarde en verhoogt het O2-setpoint met de ingestelde O2ModOffset [hfst ]. De O2-regeling wordt geblokkeerd. De luchtservomotoren lopen, het O2-gehalte stijgt en vermindert het CO-gehalte in het rookgas. Zakt het CO-gehalte voor afloop van de vertraging van de CO-wachter Tijd COx Alarm onder de grenswaarde, dan sluit de digitale uitgang en de O2- regeling is opnieuw actief. Wordt de vertraging overschreden, dan voert de W-FM een veiligheidsafschakeling met herhaling door [hfst ] / MaW

120 6 Bediening Bedrijfsmodus CO-functie Param & weergave O2reg./Bewaking COx BedrWz COx Gas BedrWz COx Olie De CO-wachter en CO-regelaar kunnen bij combibranders voor iedere brandstof apart geactiveerd en gedeactiveerd worden. Instelling niet actief COx bewaak COx regelaar Functie CO-regelaar en CO-wachter zijn gedeactiveerd. Enkel CO-wachter is actief. CO-regelaar en CO-wachter zijn actief Vertraging overschrijding grenswaarde Param & weergave O2reg./Bewaking COx Tijd COx Alarm De parameter Tijd COx Alarm legt de vertraging vast tot een overschrijding van de CO-grenswaarde tot een veiligheidsafschakeling met aansluitende herhaling leidt. De W-FM voert een storingsafschakeling door wanneer het aantal herhalingen overschreden wordt. Het aantal herhalingen zijn van de repeteerteller van de O2- wachter (AantalRep.Deact) afhankelijk [hfst ]. Haalt het CO-gehalte de grenswaarde niet, dan moet de vertraging zo lang zijn dat de brander voldoende tijd heeft om naar een hoger luchtovermaat te gaan / MaW

121 6 Bediening 6.12 Vermogenregelaar De W-FM 200 is standaard met een interne PID-vermogenregelaar uitgerust, bij de W-FM 100 is de interne vermogenregelaar optioneel Gewenste waarde Bediening Ketelsetpoint Setpoint W1 Setpoint W2 of Param & weergave Belastingreg. Regelaarparam Setpoint W1 Setpoint W2 Met de parameters Setpoint kunnen voor de interne vermogensregelaar twee setpoints (W1/W2) bepaald worden. De setpoints kunnen niet via de temperatuurvoeler TW_Drempel_Uit ingesteld worden [hfst ]. Via een potentiaalvrij contact aan ingang X62 kan tussen de setpoints W1 en W2 omgeschakeld worden of van een extern op een intern setpoint W1 omgeschakeld worden [hfst ] / MaW

122 6 Bediening Bedrijfswijze vermogensregelaar Param & weergave Belastingreg. Configuratie BR_Bedrijfssoort of Param & weergave Systeemconfig BR_Bedrijfssoort Instelling De parameters in het menu BR_Bedrijfssoort leggen vast of de interne of een externe vermogensregelaar gebruikt wordt en welke bron het setpoint bepaalt. Externe vermogensregelaar Functie ExtBR X5 03 Externe vermogensregelaar aan ingang X5-03 [hfst ]. Ext BR X62 Externe vermogensregelaar met analoog vermogenssignaal aan ingang X62 [hfst ]. De ingang X62 moet in de parameter Ext Ing X62 U/I op het analoog signaal aangepast worden [hfst ]. De interne vermogensregelaar zet het analoog in een digitaal vermogenssignaal om. Zonder interne vermogensregelaar is deze bedrijfswijze niet mogelijk. Ext BR Bus Externe vermogensregelaar via busverbinding [hfst ] / MaW

123 6 Bediening Interne vermogensregelaar Instelling Int BR Int BR Bus Int BR X62 Functie Interne vermogensregelaar met setpointinstelling (W1/W2) via de ABE. Via een contact aan de klemmen X62:1/2 kan tussen setpoint W1 en W2 gewisseld worden [hfst ]. Interne vermogensregelaar met setpointinstelling via bus van de gebouwbeheertechniek. Met de parameters Ext Setpoint min/ max kan het setpointbereik begrensd worden [hfst ]. Via een contact aan de klemmen X62:1/2 kan op het intern setpoint W1 omgeschakeld worden [hfst ]. Interne vermogensregelaar met analoog setpoint van de gebouwbeheertechniek aan ingang X62 [hfst ].De ingang X62 moet in de parameter Ext Ing X62 U/I op het analoog signaal aangepast worden [hfst ] Het setpointbereik wordt bepaald uit het ingestelde meetbereik voor de temperatuurvoeler in de parameter Meetbereik PtNi [hfst ]. Met de parameters Ext Setpoint min/ max kan het setpointbereik begrensd worden [hfst ]. Via een contact aan de klemmen X62:1/2 kan op het intern setpoint W1 omgeschakeld worden [hfst ]. 0/ V 0/ ma X V 4-20mA 0 FE Omschakeling bedrijfswijze op interne vermogensregelaar Via een schakelcontact aan klem X62:1/2 kan van een externe op een interne vermogensregelaar IntBR overgeschakeld worden. Bij gesloten contact is de interne vermogensregelaar actief en regelt de interne Setpoint W1. Voor de functie van de omschakeling van de bedrijfswijze moet eerst de BR_Bedrijfssoort op IntBR gezet worden en de interne vermogensregelaar ingesteld worden. Aansluitend de BR_Bedrijfssoort op de gewenste externe bedrijfswijze (ExtBR...) zetten / MaW

124 6 Bediening Voeler-/sensorkeuze (gemeten waarde) Param & weergave Belastingreg. Configuratie Sensorkeuze of Param & weergave Systeemconfig Temp begrenzer Sensorkeuze Om de gemeten waarde voor de interne vermogensregelaar te registreren, moet aan ingang X60 een voeler of X61 een sensor aangesloten zijn [hfst ]. In de parameter Sensorkeuze wordt de aangesloten voeler gedefinieerd. Instelling Pt100 (1 Pt1000 (1 Ni1000 (1 Pt100Pt1000 (1 Pt100Ni1000 (1 Tempsensor (2 Druksensor (2 geen sensor (2 Functie Pt100-voeler aan de klemmen X60:1/2/4. Pt1000-voeler aan de klemmen X60:3/4 Ni1000-voeler aan de klemmen X60:3/4 Pt100-voeler aan de klemmen X60:1/2/4 voor temperatuurregelaarfunctie. Pt1000-voeler aan de klemmen X60:3/4 voor temperatuurvoelerfunctie. Pt100-voeler aan de klemmen X60:1/2/4 voor temperatuurregelaarfunctie. Ni1000-voeler aan de klemmen X60:3/4 voor temperatuurvoelerfunctie. Temperatuursensor aan de ingang X61 Druksensor aan de ingang X61 Geen sensor of voeler aan de W-FM aangesloten (bijv. externe vermogensinstelling zonder functie temperatuurvoeler). (1 De interne temperatuursensor-functie is actief. (2 De interne temperatuursensor-functie is niet actief / MaW

125 6 Bediening Analoge ingangen Ingang X61 Param & weergave Belastingreg. Configuratie Ext Ing X61 U/I Indien aan ingang X61 een sensor aangesloten is, moet in parameter Ext Ing X61 U/I de ingang aan de sensor aangepast worden [hfst ]. De spanningsvoorziening (20 V DC) aan klem X61:1 kan niet gewijzigd worden. Instelling Functie ma Stroomsignaal met controle van de kabelleiding ma Stroomsignaal zonder controle van de kabelleiding V Spanningssignaal met controle van de kabelleiding V Spanningssignaal zonder controle van de kabelleiding Ingang X62 Param & weergave Belastingreg. Configuratie Ext Ing X62 U/I of Param & weergave Systeemconfig Ext Ing X62 U/I Is er aan ingang X62 een analoog setpoint- of vermogenssignaal, dan moet in de parameter Ext Ing X62 U/I de ingang aan het analoog signaal aangepast worden [hfst ]. Instelling Functie ma Stroomsignaal met controle van de kabelleiding ma Stroomsignaal zonder controle van de kabelleiding V Spanningssignaal met controle van de kabelleiding V Spanningssignaal zonder controle van de kabelleiding / MaW

126 6 Bediening Meetbereik Param & weergave Belastingreg. Configuratie MeetbereikPtNi (1 var.mbereikptni Mbereik TempSens Mbereik DrukSens (1 De parameter Meetbereik PtNi kan ook via Param & weergave / Systeemconfig / Temp begrenzer opgeroepen worden. In de parameters wordt het meetbereik van de sensor van gemeten waarden vastgelegd. Temperatuurvoeler (ingang X60) Het meetbereik begint bij 0 C (32 F) en kan niet gewijzigd worden. Voor het meetbereikeinde kan in de parameter Meetbereik PtNi uit drie waarden gekozen worden. 150 C/302 F 400 C/752 F 850 C/1562 F Via de parameter var. BereikPtNi kan het meetbereikeinde begrensd worden. Voorwaarde daarvoor is dat in parameter Meetbereik PtNi de waarde op 850 C/1562 F gezet is. De schaal van de weerstandscurve verandert niet. Waarden ca. 10 % boven het meetbereikeinde worden als voelerkortsluiting geïnterpreteerd. Sensor (Ingang X61) Het meetbereik begint bij 0 C (32 F) of 0 bar (0 psi) en kan niet gewijzigd worden. Het meetbereikeinde kan in de overeenkomstige parameter ingesteld worden. Mbereik TempSens: max 2000 C (3632 F) Mbereik DrukSens: max 100 bar (1450 psi) Waarden 10 % buiten het meetbereik worden als voelerkortsluiting of draadbreuk geïnterpreteerd / MaW

127 6 Bediening Externe setpoint Param & weergave Belastingreg. Configuratie Ext MinSetpoint Ext MaxSetpoint Via de parameter Ext Min/MaxSetpoint kan het externe setpoint begrensd worden. De interne vermogensregelaar houdt voor de regeling geen rekening met setpoints buiten de gedefinieerde grenzen. De begrenzing geldt enkel voor bedrijfswijze: Int BR Bus Int BR X62 In de bedrijfswijze IntBR X62 wordt het analoog setpointsignaal aan ingang X62 (Ext Ing X62 U/I)ingeschakeld [hfst ]. De interne vermogensregelaar rekent het analoog setpointsignaal procentueel op het ingestelde meetbereik [hfst ] voor de voeler van gemeten waarde om en generereert daaruit het setpoint voor de vermogensregeling. Ingesteld meetbereik MeetbereikPtNi Analoog signaal Ext Ing X62 U/I Stroom Spanning C 0/4 ma 0/2 V 0 C 20 ma 10 V 150 C C 0/4 ma 0/2 V 0 C 20 ma 10 V 400 C C 0/4 ma 0/2 V 0 C 20 ma 10 V 850 C 0 XX (1 C/bar 0/4 ma 0/2 V 0 C Setpoint Vermogensregelaar 20 ma 10 V XX (1 C/bar (1 Eindwaarde is afhankelijk van het ingestelde meetbereikeinde [hfst ] in parameter: var. BereikPtNi Mbereik TempSens of Mbereik DrukSens Voorbeeld Berekening Ext MaxSetpoint Gevraagde begrenzing setpoint boven: 80 C Ingesteld Meetbereik PtNi: 150 C Analoog signaal Ext Ing X62 U/I: 4 20 ma (analoog bereik 16 ma) Berekening Ext MaxSetpoint = 80 C / 150 C 0,533 53,3 % komt overeen met een setpointsignaal 16 ma x 0, maoffset 12,53 ma van: / MaW

128 6 Bediening Analoge uitgang Param & weergave Belastingreg. Configuratie Analoge uitgang of Param & weergave Systeemconfig BR analoge uitgang In het menu Analoge uitgang wordt de analoge uitgang X63 geconfigureerd [hfst ]. Analoge uitgang (Keuze Anal Uitg) De parameter Keuze Anal Uitg legt vast welke waarde als stroomsignaal aan uitgang X63 uitgegeven wordt. Instelling Belasting (1 Belasting 0 O2 Pos Lucht Pos Brand Pos Hulp Toeren VSD Vlam Temp Pt Temp Ni1000 Temp X61 Druk X61 Functie Vermogensignaal van de interne vermogenregelaar Zuurstofgehalte in het rookgas Positie van de overeenkomstige servomotor Setpointtoerental Vlamsignaal Temperatuurvoeler ingang X60 Temperatuur-/ druksensor ingang X61 (1 Stroombereik, analoge uitgang en schaal zijn vast bepaald en kunnen niet gewijzigd worden [hfst ]. Stroombereik (StrmModus 0/4mA) De parameter StrmModus 0/4mA legt het stroombereik aan de uitgang X63 vast mA 4..20mA / MaW

129 6 Bediening Analoge uitgang Definieert de interne waarde (%, C, bar of hoekgraad) bij de 20 ma aan uitgang X63 uitgegeven wordt. Instelling Schaal 20mA perc Schaal 20mA temp Druk X61 Schaal 20mA hoek Functie Interne procentwaarde ( ,9 %) bij 20 ma, geldt voor: Belasting 0 O2 Toeren VSD Vlam Temperatuur aan ingang X60/X61 ( C) bij 20 ma, geldt voor: Temp Pt1000 / Temp Ni1000 / Temp Pt100 Temp X61 Druksensor aan ingang X61 ( ,9 bar) bij 20 ma, geldt voor Druk X61. Servomotorpositie in hoekgraad ( ) bij 20 ma, geldt voor: Pos lucht Pos Brand Pos Hulp Schaal (Schaal 0/4mA) De parameter Schaal 0/4mA legt de interne waarde voor de onderste stroomgrens vast. Afhankelijk van de parameter StrmModus 0/4mA definieert de interne waarde waarbij 4 ma of 0 ma uitgegeven wordt. De relatieve informatie in procent heeft betrekking tot de onder (Schaal 20mA / Druk X61) vastgelegde waarde / MaW

130 6 Bediening Param & weergave Regelparameters interne vermogenregelaars Belastingreg. Regelaarparam RegelParam keuze Standaardparam P Aandeel (Xp) I Aandeel (Tn) D Aandeel (Tv) Opdat de interne vermogensregelaar kan gebruikt worden, moet er in de parameter BR_Bedrijfssoort geactiveerd zijn [hfst ]. In het menu RegelParam keuze wordt de regeling van de vermogensregelaar ingesteld. Onder Standaardparam kan een van vijf standaardparametersets of de PID-parameterset uit de adaptie geselecteerd worden. Parameterset Standaardparam P-Aandeel Xp [%] I-Aandeel Tn[s] D-Aandeel Tv [s] Adaptatie Bij de adaptie bepaalde waarden [hfst ]. zeer snel 42, snel 14, normaal 6, langzaam 4, zeer langzaam 3, Regelparameter aanpassen De PID-parameters kunnen handmatig gewijzigd worden. Parameter Functie P Aandeel (Xp) Proportioneel aandeel I Aandeel (Tn) Integraal aandeel (integratietijd) D Aandeel (Tv) Differentieel aandeel (differentiatietijd) Xp te klein Xp te groot Tn, Tv te klein Tn, Tv te groot / MaW

131 6 Bediening Meetbereikvermindering Param & weergave Belastingreg. Regelaarparam Min Stap Servo De parameter Min Stap Servo legt in de modulerende bedrijfswijze de minimale servomotorstap vast. De minimale servomotorstap dient voor de meetbereikvermindering. Is het verschil tussen het nieuwe meetbereik en het huidige meetbereik kleiner dan Min Stap Servo, dan wordt het huidige meetbereik behouden. Door de gereduceerde startimpulsen worden de servomotoren gespaard. Wanneer de meetbereikvermindering te groot is, wordt de regeling onnauwkeurig of begint deze te schommelen Onderdrukking storingssignaal Param & weergave Belastingreg. Regelaarparam SW_FilterTijdcon De parameter SW_FilterTijdcon zwakt de gemeten storingssignalen af. De storingssignalen van de gemeten waarde hebben vooral invloed op het D- aandeel. Een te groot gekozen filtertijd beïnvloedt de registratie van gemeten waarden en heeft een negatief effect op de regelnauwkeurigheid. Voor de automatische adaptie de filtertijd op 2 4 seconden instellen. Een te groot gekozen tijd kan de automatische adaptie onderbreken. Bij stoominstallaties de filtertijd na de adaptie 6 8 seconden verhogen / MaW

132 6 Bediening Schakeldifferentieel modulerend Param & weergave Belastingreg. Regelaarparam Sd_Mod_In Sd_Mod_Uit Parameter voor het in- en uitschakelpunt van de interne vermogensregelaar voor modulerende werking. Parameter Sd_Mod_In Sd_Mod_Uit Functie Inschakelpunt (Regelaar IN) Uitschakelpunt (Regelaar UIT) Voorbeeld De in- en uitschakelpunten worden in procent aangegeven en hebben betrekking op het huidige setpoint. In- en uitschakelpunten bij setpoint (W) = 70 C Sd_Mod_In: 10 % (van 70 C = 7 C) Sd_Mod_Uit +5 % (van 70 C = 3,5 C) Regelaar AAN 70 7 = 63 C Regelaar UIT ,5 = 73,5 C Bij een positief schakeldifferentieel Sd_Mod_In ligt het inschakelpunt boven de actuele gewenste waarde / MaW

133 6 Bediening Schakeldifferentieel en schakeldrempel trapsgewijs Schakeldifferentieel trapsgewijs Param & weergave Belastingreg. Regelaarparam Sd_Trap1_In Sd_Trap1_Uit Sd_Trap2_Uit Sd_Trap3_Uit Parameter voor de in- en uitschakelpunten van de interne vermogensregelaar voor trapsgewijze werking. Parameter Sd_Trap1_In Sd_Trap1_Uit Functie Inschakelpunt (Regelaar IN) Uitschakelpunt trap 1 (regelaar UIT) Sd_Trap2_Uit Uitschakelpunt trap 2 Sd_Trap3_Uit Uitschakelpunt trap 3 De in- en uitschakelpunten worden in procent aangegeven en hebben betrekking op het huidige setpoint. Voorbeeld In- en uitschakelpunten bij setpoint (W) = 70 C Sd_Trap1_In = 10 % (van 70 C = 7 C) Sd_Trap1_Uit = +5 % (van 70 C = 3,5 C) Sd_Trap2_Uit = +2 % (van 70 C = 1,4 C) Sd_Trap3_Uit = +1 % (van 70 C = 0,7 C) Trap 1 (regelaar) IN 70 7 = 63 C Trap 1 (regelaar) UIT ,5 = 73,5 C Trap 2 UIT ,4 = 71,4 C Trap 3 UIT ,7 = 70,7 C Overschrijdt trap 1 de Sd_Trap3_Uit zonder dat trap 3 ingeschakeld werd, dan schakelt de regelaar uit. Drempel voor trap 2 niet bereikt Trap 1 schakelt reeds uit bij: Setpoint(W) + Sd_Trap3_Uit Drempel voor trap 2 en 3 bereikt Trap 1 schakelt uit bij: Setpoint (W) + Sd_Trap1_Uit Sd_Trap1_Uit Sd_Trap2_Uit Sd_Trap3_Uit Setpoint (W) Sd_Trap1_In Trap 1 (Regelaar IN) Trap 2 Trap / MaW

134 6 Bediening Schakeldrempel trapsgewijs Param & weergave Belastingreg. Regelaarparam Drempel_Trap2_In Drempel_Trap3_In De parameter Drempel_Trap_In legt de schakeldrempel voor trap 2 en trap 3 vast. De schakeldrempel beïnvloedt de bijschakelfrequentie van de trappen. Ligt de gemeten waarde onder de Sd_Trap1_In dan vormt de W-FM het integraal uit regelafwijking x tijd. Bereikt de waarde de Drempel_Trap2_In (Q2) schakelt trap 2 in. Bereikt de waarde de Drempel_Trap3_In vooraler Sd_Trap1_In onderschreden wordt, schakelt trap 3 in. Sd_Trap1_Uit Sd_Trap2_Uit Sd_Trap3_Uit Setpoint (W) Sd_Trap1_In Q2 Q3 Q2 Trap 1 (Regelaar IN) Trap 2 Trap Startvermogen Om een drietrapse brander tweetraps met startvermogen te doen werken: Parameter Sd_Trap2_Uit en Sd_Trap1_Uit op dezelfde waarde zetten. Wordt Sd_Trap2_Uit bereikt, voert de W-FM een buitenbedrijfstelling door Parameter Drempel_Trap2_In op 0 zetten. Wanneer de W-FM de vermogensregeling vrijgeeft, schakelt trap 2 meteen in. Trap 3 schakelt pas in wanneer de schakeldrempel (Q3) bereikt is / MaW

135 6 Bediening Temperatuurvoeler Param & weergave Belastingreg. Regelaarparam TW_Drempel_Uit TW_SD_In of Param & weergave Systeemconfig Temp begrenzer TW_Drempel_Uit TW_SD_In De temperatuurbegrenzer is enkel in verbinding met de voelers Pt100, Pt1000 of Ni1000 actief [hfst ]. De parameter TW_Drempel_Uit legt de schakeldrempel voor de temperatuurvoeler vast. De parameter TW_SD_In legt de schakelhysterese vast. De schakelhysterese wordt in procent aangegeven en heeft betrekking op de schakeldrempel voor de temperatuurvoeler. Voorbeeld TW_Drempel_Uit = 80 C Overschrijdt de temperatuur de drempel dan voert de W-FM een buitenbedrijfstelling door en blokkeert de branderstart. TW_SD_In = 10 % 80 C (80 C x 0,1) = 72 C Haalt de temperatuur de drempel niet, dan heft de W-FM de blokkering op / MaW

136 6 Bediening Functie koude start Param & weergave Belastingreg. Regelaarparam Koudstart Temperatuur Setpoint (W) De functie koude start reduceert de thermische belasting van de ketel bij branderstart. Wanneer de functie koude start geactiveerd is en bij branderstart de keteltemperatuur onder de ingestelde inschakeldrempel ligt voor de functie koude start, dan voert de W-FM de koudstartsequentie door. De brander start met het kleinst mogelijke brandervermogen. Het vermogen wordt verhoogd, ofwel na de ingestelde verblijftijd of wanneer de keteltemperatuur de volgende setpointstap overschrijdt. Bereikt de keteltemperatuur de ingestelde uitschakeldrempel dan beëindigt de W-FM de functie koude start en de vermogensregeling wordt actief. Drempel_Uit Drempel_In Keteltemperatuur SetpointStap_... Vermogen modulerend Kleinlast Belastingstap Brander UIT MaxTijd_Mod Vermogen trapsgewijs Trap 3 Trap 2 Trap 1 Brander UIT MaxTijd_A/U / MaW

137 6 Bediening Koudstartfunctie activeren (Koudstart_In) De parameter Koudstart_In activeert of deactiveert de koudstartfunctie. Inschakeldrempel (Drempel_In) De parameter Drempel_In legt de inschakeldrempel voor de functie koude start vast. Ligt de keteltemperatuur bij warmtevraag onder de inschakeldrempel, dan voert de W-FM de koudstartprocedure door. De inschakeldrempel wordt in procent aangegeven en heeft betrekking op het huidige setpoint W1 of W2. Is aan ingang X60 een bijkomende voeler aangesloten, dan heeft de inschakeldrempel betrekking op het onder Setp Extr Sensor ingestelde setpoint. Belastingstap (Belastingstap) De parameter Belastingstap legt de stap voor de vermogensverhoging in modulerend bedrijf vast. Bereikt de keteltemperatuur de volgende setpointstap SetpointStap_, dan wordt het brandervermogen met het ingestelde percentage verhoogd. Wordt de volgende niet setpointstap bereikt, dan wordt het vermogen na afloop van de ingestelde verwijltijd MaxTijd_ verhoogd. Setpoint stap (SetpointStap_ ) De parameters leggen de stap voor de setpointverhoging vast. Parameter SetpointStap_Mod SetpointStap_A/U Functie Setpointstap voor modulerende bedrijfswijze Setpointstap voor trapsgewijze bedrijfswijze De setpointstap wordt in procent aangegeven en heeft betrekking op het actuele setpoint W1 of W2. Wanneer aan ingang X60 een bijkomende sensor aangesloten is, heeft de setpointstap betrekking op het onder Setp Extr Sensor ingestelde setpoint. Wanneer de keteltemperatuur het actuele koudstartsetpoint bereikt, wordt het koudstartsetpoint met de ingestelde stap verhoogd. Bijkomend stijgt in modulerend bedrijf het brandervermogen met de ingestelde vermogensstap, bij trapsgewijs bedrijf schakelt de volgende trap in. Verblijftijd (MaxTijd_ ) De verblijftijd legt de maximumtijd vast waarna het brandervermogen verhoogd wordt. Wanneer de keteltemperatuur na afloop van de tijd niet het actuele koudstartsetpoint bereikt, wordt het brandervermogen verhoogd en de tijd start opnieuw. In modulerende werking wordt het brandervermogen verhoogd met de ingestelde vermogensstap, in trapsgewijze werking schakelt de volgende trap in. Parameter MaxTijd_Mod MaxTijd_A/U Functie Maximumtijd voor modulerende bedrijfswijze waarna het brandervermogen verhoogd wordt. Maximumtijd voor trapsgewijze bedrijfswijze waarna de volgende trap inschakelt, op voorwaarde dat de trappen in de parameter Trappenvrijgave vrijgegeven zijn / MaW

138 6 Bediening Uitschakeldrempel (Drempel_Uit) De parameter Drempel_Uit legt de uitschakeldrempel voor de functie koude start vast. De uitschakeldrempel wordt in procent aangegeven en heeft betrekking op het huidige setpoint W1 of W2. Wanneer aan ingang X60 een bijkomende voeler aangesloten is, heeft de uitschakeldrempel betrekking op het onder Setp Extr Sensor ingestelde setpoint. Bereikt de keteltemperatuur de ingestelde uitschakeldrempel dan beëindigt de W- FM de functie koude start en de vermogensregeling wordt actief. Bijkomende voeler (Extra sensor) Is er een druksensor aan ingang X61 aangesloten, dan is er voor de functie koude start een bijkomende voeler nodig aan ingang X60 [hfst ]. In de parameter Extra sensor wordt de aangesloten bijkomende voeler gedefinieerd. Is de bijkomende voeler gedefinieerd, dan geldt het onder Setp Extr Sensor ingestelde setpoint als referentiegrootte voor de functie koude start. Temperatuur aan bijkomende voeler (Temp.KoudStart) De parameter Temp.KoudStart geeft de huidige temperatuur aan de bijkomende voeler weer. Setpoint voor bijkomende voeler (Setp Extr Sensor) De parameter Setp Extr Sensor legt het setpoint voor de functie koude start vast, indien een bijkomende voeler gedefinieerd is. Trappenvrijgave (Trappenvrijgave) In de parameter Trappenvrijgave kunnen trap 2 en trap 3 voor de functie koude start geblokkeerd worden. De parameter heeft enkel invloed op de trapsgewijze bedrijfswijze. Instelling geen vrijg. vrijgave Functie Functie koude start wordt enkel met trap 1 doorgevoerd. Trap 2 en trap 3 worden voor de functie koude start geblokkeerd. De parameters MaxTijd_A/U en SetpointStap_A/U zijn werkingsloos. De functie koude start start op trap 1. De volgende schakelt in wanneer de keteltemperatuur het actueel koudstartsetpoint bereikt of de verblijftijd overschreden wordt / MaW

139 6 Bediening Adaptatie Param & weergave Belastingreg. Adaptatie Adaptie starten AdaptieBelasting Adaptie starten Via de parameter Adaptie starten start de vermogensregelaar de automatische adaptie. Bij de adaptie identificeert de vermogensregelaar de regelafstand en berekent de PID-parameters uit de bepaalde gegevens. De adaptie is enkel in de modulerende bedrijfswijze mogelijk. De adaptie kan in manueel of automatisch bedrijf gestart worden, ongeacht de bedrijfsstatus (brander AAN, UIT of standby). De filtertijd SW_FilterTijdcon van de storingssignaalonderdrukking moet tijdens de adaptie 2 4 seconden bedragen [hfst ]. De automatische adaptie doorloopt 4 fasen. Fase Temp verlaging Rustfase Opwarming Adaptie ok Functie Reduceert de gemeten waarde tot 5 % onder setpoint. Het verloop wordt gevolgd gedurende 5 minuten. Bij grote schommelingen wordt de tijd met 10 minuten verlengd. Het verloop van de reële waarde tijdens de opwarmfase wordt geregistreerd. Adaptie succesvol afgesloten, de PID-parameters worden berekend. Adaptiebelasting De parameter AdaptieBelasting legt het brandervermogen voor de automatische adaptie vast. Het adaptievermogen zo groot mogelijk kiezen. Indien de adaptie in vollast (100 %) wegens te geringe warmteafname onderbroken wordt, kan het adaptievermogen tot 40 % gereduceerd worden. Een te klein gekozen adaptievermogen heeft tot gevolg dat de gewenste temperatuur niet bereikt wordt en de adaptie afgebroken wordt / MaW

140 6 Bediening 6.13 Servomotoren Adressering Param & weergave Servomotoren Adressering Indien slechts één servomotor vervangen wordt, adresseert de W-FM de nieuwe servomotor automatisch. Worden twee of meer servomotoren gelijktijdig vervangen, moet iedere nieuwe servomotor handmatig geadresseerd worden A B 1 Adresseringstoets 2 LED 3 Jumper A zonder busafsluiting B met busafsluiting Busafsluiting Op de laatste servomotor of op de O2-module moet met een jumper een busafsluiting doorgevoerd worden [hfst. ]. Servomotor adresseren Afdekking servomotor verwijderen. In het menu Param & weergave / Servomotoren de parameter Adressering selecteren en met toets [ENTER] bevestigen. Met draaiknop de overeenkomstige servomotor selecteren: 1 Luchtservo: Luchtklep 2 Gasservo (olie): Gassmoorklep 3 Olieservo: Stookoliedebietregelaar 4 Hulpservo: Menginrichting 5 Hulpservo 2: Hulpservomotor voor speciale toepassingen 6 Hulpservo 3: Hulpservomotor voor speciale toepassingen Met toets [ENTER] bevestigen. Tekst Adrestoewijzing met ENTER starten verschijnt. Adrestoewijzing met [ENTER]-toets starten. TekstAdrestoewijzing werd uitgevoerd gaat na ca. 5 seconden over naar Gelieve op toets op de servomotor te drukken. Adresseringstoets aan de servomotor indrukken. LED aan servomotor knippert continu. Tekst Adrestoewijzing succesvol doorgevoerd verschijnt. LED op servomotor geeft knippercode. Adrestoewijzing met [esc]-toets verlaten / MaW

141 6 Bediening Knippercode LED Continu AAN Knippert continu Knippercode met pauze Beschrijving Servomotor niet geadresseerd Adressering wordt uitgevoerd Servomotor is geadresseerd: 1 impuls: servomotor luchtklep 2 impulsen: servomotor gassmoorklep 3 impulsen: servomotor stookoliedebietregelaar 4 impulsen: servomotor menginrichting 5 impulsen: hulpservo 2 (enkel W-FM 200) 6 impulsen: hulpservo 3 Adressering wissen Adresseringstoets op servomotor 10 seconden indrukken. LED op servomotor gaat naar continu AAN Curven wissen Param & weergave Servomotoren Curven wissen De parameter Curven wissen wist alle curven verbondsregeling van alle servomotoren. Is enkel nodig bij verandering van de draairichting in het niveau OEM Positiecontrole Param & weergave Systeemconfig ToegestPot.diff Iedere servomotor geeft aan de W-FM twee van elkaar onafhankelijke positiesignalen door. De W-FM vergelijkt de positiesignalen met de gewenste positie. Bijkomend vergelijkt de W-FM de beide positiesignalen met elkaar. De parameter Toegest Pot.diff legt de maximaal toegelaten afwijking tussen de positiesignalen vast. De W-FM voert een storingsafschakeling door wanneer: een servomotor de gewenste positie niet bereikt; de positiesignalen het onder Toegest Pot.diff ingestelde differentieel overschrijden. Aanbevolen instelling: 15 (komt overeen met 1,5 ) / MaW

142 6 Bediening 6.14 Toerental / frequentieregelaar Enkel de W-FM 200 is met een frequentieregelaarmodule voor toerentalregeling uitgerust Vrijgavecontact frequentieregelaar Param & weergave VSD moduul Configuratie Vrijgavecont VSD De W-FM 200 heeft aan uitgang X73:1/2 een vrijgavecontact voor de frequentieregelaar [hfst ]. De parameter Vrijgavecont VSD legt de schakeltoestand voor de rustpositie (0 %) in fase 10 (stand-by) vast. Vanaf een setpointtoerental groter dan 0 % sluit het vrijgavecontact in principe, onafhankelijk van de parameterinstelling. Instelling Functie Gesloten Het vrijgavecontact sluit bij rustpositie (0 %) in fase 10 (stand-by), aanbevolen instelling. Open Het vrijgavecontact opent bij rustpositie (0 %) in fase 10 (stand-by), bijv. bij gebruik DC-rem. Param & weergave Toerentalregistratie VSD moduul Configuratie Toerental Aant pulsen / R De parameter Aantal pulsen / R legt de impulsen per omdraaiing aan ingang X70 vast [hfst ]. Param & weergave Toerentalnormalisatie VSD moduul Configuratie Toerental Standaardisatie Stand.Toerental Toerentalnormalisatie (Standaardisatie) De parameter Standaardisatie start de automatische toerentalnormalisatie, daartoe de parameter op actief zetten. Als voorwaarde voor de toerentalnormalisatie moet de voorventilatieposite van de luchtservomotoren op 90 staan [hfst ]. Bij de normalisatie lopen de luchtservomotoren in voorventilatieposite en de W-FM geeft aan de frequentieregelaar een setpointsignaal van 95 % uit (ca. 19,2 ma). De max. ingestelde frequentie van de frequentieregelaar wordt daardoor met 5 % onderschreden (bijv. 52,5 Hz x 0,95 50 Hz). Het bereikte toerental wordt geregistreerd en in parameter Stand. Toerental opgeslagen. Het bereikte toerental geldt als 100 %-waarde voor de toerentalregeling. Indien tijdens de werking bij 100 % het kalibreringstoerental niet bereikt wordt, dan staat een reserve van 5 % ter beschikking. Na iedere toerentalnormalisatie moet de brander opnieuw ingesteld worden. Genormaliseerd toerental (Stand. Toerental) In de parameter Stand. Toerental kan het bij de kalibrering opgeslagen toerental bekeken en gewijzigd worden. Na iedere wijziging van het genormaliseerd toerental moet de brander opnieuw ingesteld worden / MaW

143 6 Bediening Param & weergave of Param & weergave Actueel toerental VSD moduul Configuratie Toerental Absoluut toerental VSD moduul Proces Data Absoluut toerental Absoluut toerental De parameter Absoluut toerental geeft het actueel geregistreerd toerental weer. Param & weergave Setpointuitgang VSD moduul Configuratie Toerental Setpoint Output De parameter Setpoint Output legt het spanningssignaal vast waarmee de frequentieregelaar aangestuurd wordt [hfst ]. Het spanningssignaal van de W-FM moet op de frequentieregelaar afgestemd zijn. Instelling Functie ma Spanningssignaal met controle van de kabelleiding (standaard) ma Stroomsignaal zonder controle van de kabelleiding Toerentalafwijking Param & weergave VSD moduul Proces Data De procesgegevens bevinden zich in het vergankelijke geheugen en worden automatisch op 0 gezet in het geval van ontgrendeling of spanningsonderbreking. Parameter Max Stat Afwijk. Max Dyn Afwijk. Num Afwijk >0,3% Num Afwijk >0,5% Functie Geeft de grootste toerentalafwijking bij een wijziging van het regelbereik in modulerend bedrijf aan. Geeft in traps bedrijf de grootste toerentalafwijking tussen het effectieve toerental en toerentalsetpoint. Aantal toerentalafwijkingen bij wijziging van het regelbereik met een verschil groter dan 0,3 %. Aantal toerentalafwijkingen bij wijziging van het regelbereik met een verschil groter dan 0,5 % / MaW

144 6 Bediening 6.15 Rookgasrecirculatie Enkel de W-FM 200 van het type LMV52.4 is met de functie rookgasrecirculatie (RGR) uitgerust. Vooraleer de rookgasrecirculatie kan geregeld worden, moet eerst een inbedrijfstelling met gesloten RGR-klep doorgevoerd worden. Bij branders met aparte verbrandingsluchtventilatoren moeten bijkomend de luchtkleppen (hulp 2) voor de RGR-aansluitbehuizing lichtjes gesloten zijn [hfst ]. De RGR-functie is brandstofspecifiek en moet bij combibranders voor iedere brandstof apart ingesteld worden. Wordt bij een combibrander de RGR-functie enkel voor één brandstof gebruikt, voor de andere brandstof de servomotorpositie (hulp3) in alle lastpunten en speciale posities op 0 (gesloten) zetten Functie RGR Ventilator op de brander Via een leiding zuigt de ventilator het rookgas uit de rookgasbuis aan. Een rookgasklep (RGR-klep) 1 in de leiding doseert de teruggevoerde rookgashoeveelheid. De RGR-klep wordt door de servomotor (hulp3) vermogensafhankelijk in de verbondsregeling aangedreven. De teruggevoerde rookgashoeveelheid is afhankelijk van de positie van de RGRklep 1 en van de onderdruk in de RGR-aansluitbehuizing 2. Bij voldoende onderdruk werkt de RGR-klep tot een openingshoek van ca. 60, de teruggevoerde rookgashoeveelheid verhoogt slechts gering. Is de teruggevoerde rookgashoeveelheid niet voldoende om de NOX-grenswaarde te bereiken, moet de onderdruk in de RGR-aansluitbehuizing verhoogd worden, daartoe ofwel: Luchtklep 3 verder sluiten. Toerental 4 verhogen. Menginrichting 5 verder openen. Het voor de verbranding benodigde luchtdebiet mag niet gewijzigd worden, daartoe afwisselend de servomotorposities en toerental wijzigen / MaW

145 6 Bediening M M M W-FM M M M W-FM 200 Voorbeeld Aandrijving Wijziging Reactie Luchtklep TOE Verbrandingslucht minder (-) Onderdruk hoger (+) Rookgasrecirculatie meer (+) Toerental verhogen Verbrandingslucht meer (+) Onderdruk hoger (+) Rookgasrecirculatie meer (+) RGR-klep TOE Rookgasrecirculatie minder (-) / MaW

146 6 Bediening Ventilator apart Via een leiding zuigt de ventilator het rookgas uit de rookgasbuis aan. Een rookgasklep (RGR-klep) 1 in de leiding doseert de teruggevoerde rookgashoeveelheid. De RGR-klep wordt door de servomotor (hulp3) vermogensafhankelijk in de verbondsregeling aangedreven. De teruggevoerde rookgashoeveelheid is afhankelijk van de positie van de RGRklep 1 en van de onderdruk in de RGR-aansluitbehuizing 2. Bij voldoende onderdruk werkt de RGR-klep tot een openingshoek van ca. 60, de teruggevoerde rookgashoeveelheid verhoogt slechts gering. Is de teruggevoerde rookgashoeveelheid niet voldoende om de NOX-grenswaarde te bereiken, moet de onderdruk in de RGR-aansluitbehuizing verhoogd worden, daartoe ofwel: Luchtregelaar brander 3 verder openen. Toerental 4 verhogen. Menginrichting 5 verder openen. Luchtkleppen 6 voor RGR-aansluitbehuizing verder sluiten. Het voor de verbranding benodigde luchtdebiet mag niet gewijzigd worden, daartoe afwisselend de servomotorposities en toerental wijzigen. 5 M 3 M W-FM M M M + M W-FM 200 M M / MaW

147 6 Bediening Voorbeeld Aandrijving Wijziging Reactie Luchtkleppen voor RGRaansluitbehuizing TOE Verbrandingslucht minder (-) Onderdruk hoger (+) Rookgasrecirculatie meer (+) Toerental verhogen Verbrandingslucht meer (+) Onderdruk hoger (+) Rookgasrecirculatie meer (+) RGR-klep TOE Rookgasrecirculatie minder (-) Eerste inbedrijfstelling zonder RGR Opdat voor de rookgasrecirculatie voldoende onderdruk ter beschikking staat, bij de eerste inbedrijfstelling zonder RGR de luchtkleppen voor de RGRaansluitbehuizing in ieder lastpunt lichtjes sluiten. Wanneer de verbrandingsgrens bepaald is en het luchtovermaat ingesteld is. Luchtkleppen voor RGR-aansluitbehuizing (hulp2) sluiten tot het O2-gehalte met ca. 0,4 %-punten daalt. In wissel via de luchtservomotoren het O2-gehalte tot de vorige waarde optrekken, daarbij vlamstabiliteit in acht nemen / MaW

148 ^^ ^^ ^^ 6 Bediening Bedrijfswijze RGR Param & weergave RookGasRecirc. RGR Modus Instelling Aux3onCurve Tijd Temperatuur Temp.contr. TCautoDeact nietactminp auto inact De parameter RGR Modus legt vast hoe en wanneer de servomotor Hulp 3 bij de rookgasrecirculatie aangestuurd wordt. Functie Hulpservomotor 3 loopt op zijn geprogrammeerde curve verbondsregeling. Voor RGR-functie niet aanbevolen. Is er geen rookgasrecirculatie deze instelling kiezen wanneer de servomotor voor een andere functie zou moeten gebruikt worden. Hulpservomotor 3 blijft in fase 60 (bedrijfspositie 1) eerst in ontstekingspositie. Pas na afloop van de onder VerttijdRGR ingestelde verblijftijd loopt de aandrijving op de curve verbondsregeling [hfst ]. Hulpservomotor 3 blijft in fase 60 (bedrijfspositie 1) eerst in ontstekingspositie. Bereikt de RGR-temperatuurvoeler de onder VerttijdRGR ingestelde temperatuur dan loopt de aandrijving op de curve verbondsregeling [hfst ]. Enkel voor installaties met RGR-temperatuurvoeler in de rookgasbuis. RGR-functie met temperatuurcompensatie. Enkel bij W-FM van het type LMV 52.4xx. Bij de RGR-regeling registreert en slaat de W-FM aan ieder lastpunt de temperatuur aan de RGR-temperatuurvoeler op. Wijkt tijdens de werking de RGR-temperatuur van de opgeslagen temperatuur af, dan berekent de W-FM de positie voor hulpservomotor3 opnieuw. De servomotor loopt afwijkend van de curve verbondsregeling op de berekende positie en compenseert de temperatuurafwijking. Hoe sterk de temperatuurafwijking invloed heeft op de servomotorpositie kan in parameter Factor RGR ingesteld worden. Er kan niet onder de RGR-minimumpositie gegaan worden [hfst ]. In de parameter VertrtijdRGR kan een verblijftijd voor fase 60 (bedrijfspositie 1) ingesteld worden [hfst ]. RGR-functie met temperatuurcompensatie en automatische deactivering. Enkel bij W-FM van het type LMV 52.4xx. Zoals Temp. contr., bijkomend controleert de W-FM de RGRtemperatuurvoeler. Bij een voelerfout deactiveert de W-FM de RGR-functie en in de weergave verschijnt een waarschuwing. De hulpservomotor 3 loopt dan op RGRminimumpositie [hfst ]. De hulpservomotor 3 loop na het verlaten van de ontstekingsposite op de RGR minimumpositie [hfst ]. De temperatuur aan de RGR-temperatuurvoeler wordt niet geregistreerd, in de weergave verschijnt xxxx. Bedrijfswijze voor de eerste inbedrijfstelling zonder RGR-functie, daartoe RGR minimumpositie op 0 zetten. Bedrijfswijze niet selecteren. De parameter auto inact wordt automatisch actief wanneer in de bedrijfswijze TCautoDeact een fout optreedt. De hulpservomotor 3 loopt op de RGR minimumpositie en in de weergave verschijnt een waarschuwing. De RGR-functie met temperatuurcompensatie is bij actieve O2-regeling niet mogelijk / MaW

149 6 Bediening Temperatuurvoeler definiëren Param & weergave RookGasRecirc. RGR sensor In de parameter RGR sensor wordt de aangesloten RGR-temperatuurvoeler gedefinieerd. Standaard wordt de RGR-temperatuurvoeler aan ingang X60 aangesloten [hfst ]. Voor een bedrijfswijze met temperatuurcompensatie moet de RGRtemperatuurvoeler zo dicht mogelijk aan de RGR-klep gepositioneerd zijn. Parameter X86PtNi1000 X60 Pt10000 X60 Ni1000 Functie De op de O2-module aangesloten rookgastemperatuurvoeler wordt ook voor de RGRfunctie gebruikt [hfst ]. Niet geschikt voor bedrijfswijze met temperatuurcompensatie. Ni1000-voeler aan klem X60:3/4 Pt1000-voeler aan klem X60:3/4 In het menu Sensor keuze van de vermogensregelaar mag de overeenkomstige voeler niet gedefinieerd zijn [hfst ] Temperatuur RGR-sensor Param & weergave RookGasRecirc. acttmprgr sensor De parameter acttmprgr sensor geeft de actuele temperatuur aan de RGRtemperatuurvoeler weer / MaW

150 6 Bediening Vrijgave RGR Param & weergave RookGasRecirc. DrempelRGR VerttijdRGR De parameters leggen vast vanaf wanneer de RGR-functie vrijgegeven wordt. Na start in fase 60 (bedrijfspositie 1) blijft de servomotor hulp 3 eerst in ontstekingspositie staan. Is het vrijgavecriterium vervult, dan loopt hulp3 op de curve verbondsregeling. Afhankelijk van de ingestelde RGR-bedrijfswijze is ofwel de vrijgave via tijd of temperatuur op de RGR-voeler werkzaam. De vrijgave kan voor iedere brandstof apart ingesteld worden. Parameter DrempelRGR Gas DrempelRGR Olie VerttijdRGR Gas Verttijd RGR Olie Functie Bereikt de RGR-sensor de ingestelde temperatuur dan geeft de W-FM de RGR-functie vrij. De RGR-sensor moet daarbij ofwel in de rookgasbuis geplaatst zijn of de RGR-klep moet in ontstekingspositie lichtjes geopend zijn. Enkel bij bedrijfswijze Temperatuur. De W-FM geeft de RGR-functie in fase 60 na afloop van de ingestelde tijd vrij. De tijd is van de warmloopfase van de installatie afhankelijk. Criterium is gelijkblijvend vermogen een stabiele rookgastemperatuur. Voor bedrijfswijze: Tijd Temp.contr. TCautoDeact Aanbevolen instelling: 60 seconden Temperatuurcompensatie Param & weergave RookGasRecirc. Factor RGR Gas Factor RGR Olie Bij de RGR-regeling registreert en slaagt de W-FM aan ieder lastpunt de temperatuur aan de RGR-temperatuurvoeler op. Indien tijdens de werking de RGRtemperatuur van de opgeslagen temperatuur afwijkt, berekent de W-FM de positie voor de hulpservomotor 3 opnieuw. Haalt de RGR-sensor de opgeslagen temperatuur niet, dan wordt de RGR-klep verder gesloten. De parameter Factor RGR legt vast hoe sterk de temperatuurcompensatie de positie van de RGR-klep beïnvloedt. Bij een factor van 100 % werkt de temperatuurcompensatie zich volledig uit. Bij waarden kleiner dan 100 % vermindert de teruggevoerde rookgashoeveelheid. De parameter werkt enkel in de bedrijfswijzen: TCautoDeact temp. contr / MaW

151 6 Bediening Werkingstemperatuur Param & weergave RookGasRecirc. BedrijfsTempGas BedrijfsTempOlie De parameter BedrijfsTemp... geeft de temperaturen aan, die bij de inbedrijfstelling met temperatuurcompensatie opgeslagen werden. De temperatuur kan in ieder bedrijfspunt weergegeven worden. Ongeldige waarden of niet geparametreerde werkingspunten worden met XXXX weergegeven Positiebegrenzing RGR-klep De positiebegrenzing beperkt de positie van de RGR-klep naar beneden en naar boven. De positiebegrenzing is enkel werkzaam in de bedrijfswijzen met temperatuurcompensatie: Temp.contr. TCautoDeact RGR minimumpositie Param & weergave RookGasRecirc. RGR MinPos De parameter RGR MinPos begrenst de slutingshoek en verzekert een minimaal debiet. De minimumpositie is een absolute waarde (hoekgraad) en geldt voor het volledige vermogensbereik. De RGR-klep loopt op de minimumpositie wanneer: de W-FM voor de temperatuurcompensatie een kleinere sluitingshoek berekent dan in RGR MinPos gedefinieerd is; de bedrijfswijze nietactminp of auto deact actief is. RGR-maximumpositie Param & weergave RookGasRecirc. RGR MaxPos Fact De parameter RGR MaxPos Fact begrenst de openingshoek naar boven. De maximumpositie wordt in procent ingesteld en heeft betrekking op de actuele positie van de curve verbondsregeling (hulp 3) / MaW

152 6 Bediening 6.16 Backup Backup Actualisering Param backup Backup Info LMV5x > AZL AZL > LMV5x Informatie over backup Het menu Backup Info geeft de datum, het tijdstip en de componenten van de laaste backup aan. Parameter Datum Tijdstip incl. Basisapp? incl. AZL? incl. Servo...? Incl. VSD? Incl. O2? Backup maken Functie Toont de datum van de laatste backup. Toont het tijdstip van de laatste backup. Toont of de informatie van de W-FM foutloos overgedragen werd. Toont of een weergave- en bedieningseenheid bij de laatste backup aangesloten was. Geeft de bij de backup aangesloten servomotoren weer. Toont of een frequentieregelaarmodule in de backup opgeslagen werd. Toont of een O2-module in de backup opgeslagen werd. De parameter LMV5x > AZL maakt een backup van de W-FM in de weergaveen bedieningseenheid (ABE). De bestaande gegevens worden daarbij overschreven. De gegevens van de W-FM kunnen op iedere ABE opgeslagen worden. Parameter LMV5x > AZL selecteren en met toets [ENTER] bevestigen. Procedure met [ENTER]-toets starten. Menu met [esc]-toets verlaten. Param & weergave Actualisering WW ingeven Param backup WW deactiveren Laad_SW_van_PC Backup Info LMV5x > AZL AZL > LMV5x > AZL Start procedure met ENTER Afbreken met ESC Param backup Laad_SW_van_PC Parameters worden geactualiseerd Backup wordt Afbreken gemaakt met ESC Parameters opgeslagen verder met ESC / MaW

153 6 Bediening Backup in W-FM laden De parameter AZL > LMV5x laadt de gegevens van de weergave- en bedieningseenheid (ABE) in de W-FM. De bestaande gegevens worden daarbij overschreven. De gegevensset kan enkel op de W-FM overgedragen worden wanneer ofwel: in de W-FM en de backup het brander ID identiek is [hfst ]; de W-FM geen brander ID heeft. Parameter AZL > LMV5x selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Procedure met [ENTER]-toets starten. Menu met [esc]-toets verlaten. De W-FM vergrendelt en toont de reden van de storingsafschakeling. Weergave met [esc]-toets verlaten. Brander met [ENTER]-toets ontgrendelen. Param & weergave Actualisering WW ingeven Param backup WW deactiveren Laad_SW_van_PC Backup Info LMV5x > AZL AZL > LMV5x AZL > LMV5x Start procedure met ENTER Afbreken met ESC Parameters worden geactualiseerd Backup Restore Afbreken wordt met uitgevoerd ESC Backup Restore! beëindigd Parameter! GG: compleet Parameter Backup Restore Wilt u de installatie met ENTER ontgrendelen? Ontgrendeling Storingsafschakeling Actualisering Software actualiseren SW laden van PC De parameter Laad_SW_van_PC actualiseert de software van de weergave- en bedieningseenheid (ABE). Daartoe moet aan de interface COM 1 een PC met de software ASC450 aangesloten zijn [hfst ]. Het actuele bestand kan bij Weishaupt aangevraagd worden / MaW

154 6 Bediening 6.17 TÜV-test TÜV test Vlamuitval Vlamuitvaltest De parameter Vlamuitvaltest onderbreekt het vlamsignaal en er kan gecontroleerd worden of de W-FM een storingsafschakeling doorvoert. TÜV test Veiligheidstemperatuurbegrenzer STB test STB Testlast Mod STB Testlast Trp Met de parameters kan gecontroleerd worden of de veiligheidstemperatuurbegrenzer (STB) reageert. De parameter STB test genereert een warmtevraag, deactiveert de interne temperatuurvoeler en de brander loopt in het onder STB Testlast... ingestelde vermogen of de ingestelde trap / MaW

155 7 Inbedrijfstelling 7 Inbedrijfstelling 7.1 Voorwaarden De inbedrijfstelling mag enkel door gekwalificeerde vaklui uitgevoerd worden. Enkel een correct uitgevoerde inbedrijfstelling garandeert de bedrijfszekerheid. De voorwaarden voor inbedrijfstelling in de montage- en bedieningsrichtlijnen van de brander in acht nemen. Dit document bevat meer informatie over: Algemene installatievoorschriften Verstuiverkeuze Meettoestellen aansluiten Filter vervangen Gasaansluitdruk controleren Dichtheidscontrole doorvoeren Gasarmatuur ontluchten Gasdrukregelaar instellen Drukwachter voorinstellen Motoraanpassing aan frequentieregelaar Frequentieregelaar aan de brander aangebouwd Indien de frequentieregelaar op de brandermotor gemonteerd is, is de parameterset op de motor afgestemd en bijgevolg is geen motoraanpassing nodig. Frequentieregelaar apart Bij branders die met een aparte frequentieregelaar uitgerust zijn, moet aan de frequentieregelaar de automatische motoraanpassing doorgevoerd worden. Daartoe moeten de motorparameters in de frequentieregelaar met de informatie op het typeplaatje van de motor overeenstemmen. Zie producthandboek frequentieregelaar voor procedure van automatische motoraanpassing. Aparte frequentieregelaars, die samen met de brander geleverd worden, zijn van een paramterset voorzien en de parameterlijst (MCT 10 Set-up Software ) is bijgevoegd. De automatische motoraanpassing moet ook in dit geval doorgevoerd worden / MaW

156 7 Inbedrijfstelling 7.2 Brander instellen Bijkomend bij dit hoofdstuk moeten de instellingen in de montage- en bedieningsrichtlijnen van de brander in acht genomen worden. Dit document bevat meer informatie over: Toerentallen (in verbinding met frequentieregelaar) Pompdruk Vertrek- en terugloopdruk Voorinstelwaarden Mengdruk Voorbereidende maatregelen Bijkomend bij dit hoofdstuk de instelling in de montage- en bedieningsrichtlijnen van de brander in acht nemen. Voorwaarde Aandrijfstang menginrichting ophangen (enkel bij brander met verstelbare menginrichting). Brandstof-keuzeschakelaar op gas plaatsen (enkel bij combibranders met zware stookolie). Spanningstoevoer inschakelen. 1. Brander uitschakelen De ABE bevindt zich in de Bedrijfsstatus in het submenu Normaalbedrijf en geeft de actuele waarde aan. Menu met [esc]-toets verlaten. Handbedrijf selecteren. Auto/Hand/Uit selecteren. Brander uit instellen. De brander schakelt zich uit. Menu met [esc]-toets verlaten. 2. Wachtwoord ingeven Param & weergave kiezen. Toegang met BT kiezen (paswoord voor verwarmingsvakman). BT-paswoord met draaiknop ingeven en met [ENTER]-toets bevestigen [hfst ]. 3. Aandrijfstang menginrichting controleren Enkel bij brander met verstelbare menginrichting. Spanningstoevoer naar de brandermotor uitschakelen. Verhindert ventilatorstart tijdens deze stap. Verbondsregeling kiezen. Instelling Gas of Instelling Olie kiezen. Speciale Pos kiezen. Rustposities kiezen. Rustps_Hulp1 kiezen en 0.0 instellen. Aandrijfstang koppelen en aanslag controleren (speling 1 2 mm). Aandrijfstang opnieuw loskoppelen. Rustpos_Hulp1 kiezen en 90.0 instellen. Aandrijfstang weer koppelen en aanslag controleren (speling 1 2 mm). Rustpos_Hulp1 terug op 0.0 instellen. Spanningstoevoer brandermotor herstellen / MaW

157 7 Inbedrijfstelling 4. Brandstof kiezen Enkel bij combibranders. De brandstof kan gekozen worden: aan de hand van de externe brandstof-keuzeschakelaar; via de weergave- en bedieningseenheid (ABE); via een gebouwbeheersysteem. De brandstof-keuzeschakelaar heeft voorrang voor de brandstofkeuze via de weergave- en bedieningseenheid (ABE) of het gebouwbeheersysteem. Brandstof via de ABE kiezen: Bediening kiezen. Brandstof kiezen. Brandstofkeuze kiezen. Met draaiknop Brandstof kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Menu met [esc]-toets verlaten Toerentalnormalisatie doorvoeren Enkel bij branders die met een frequentieregelaar uitgerust zijn [hfst ]. Bij combibranders de normalisatie enkel bij de inbedrijfstelling van de eerste brandstof doorvoeren. Na iedere toerentalnormalisatie moet de brander opnieuw geregeld worden. Bij branders zonder frequentieregelaar de stap overslaan. Param & weergave kiezen. VSD module kiezen. Configuratie kiezen. Toerental kiezen. Standaardisatie kiezen. Met draaiknop actief kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen / MaW

158 7 Inbedrijfstelling O2-module voorinstellingen Enkel bij branders die met een O2-module uitgerust zijn. Bij branders zonder O2-module de stappen overslaan. 1. Configuratie O2-module controleren Param & weergave kiezen. O2 module kiezen. Configuratie kiezen. Instelling in volgende parameter controleren: O2Sensor:ingezette sonde [hfst ]. Toev.LuchtSensor: Pt1000 of Ni1000, indien aangesloten [hfst ] Rookgastemp.Sens: Pt1000 of Ni1000, indien aangesloten [hfst ] MaxTempRkgas...: voorinstelling 400 C [hfst ] Menu Configuratie met [esc]-toets verlaten. 2. Temperatuur O2-sonde controleren Sondetemperatuur tijdens de opwarmfase regelmatig controleren. Procesgegevens kiezen. Parameter QGO SensorTemp selecteren en sondetemperatuur controleren [hfst ]. Werkingstemperatuur: 700 ± 15 C. Menu O2 Moduul verlaten, [esc]-toets 2 keer indrukken. 3. O2-regeling deactiveren Voor de inbedrijfstelling van de curve verbondsregeling de O2-regeling eerst deactiveren. Bij combibranders de O2-regeling voor beide brandstoffen (stookolie en gas) deactiveren [hfst ]. O2Reg./Bewaking kiezen. Instelling Gas of Instelling Olie selecteren. Bedrijfswijze selecteren. Met draaiknop hand inact selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Menu Bedrijfswijze met [esc]-toets verlaten. 4. Brandstoftype definiëren Bij combibranders het brandstoftype voor beide brandstoffen (stookolie en gas) definiëren [hfst ]. Instelling Gas of Instelling Olie selecteren. Brandstofsoort selecteren. Met draaiknop brandstof selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Menu O2Reg./Bewaking verlaten, drie keer op [esc]-toets drukken / MaW

159 7 Inbedrijfstelling Rookgasrecirculatie deactiveren Enkel bij branders die met rookgasrecirculatie uitgerust zijn. Bij branders zonder rookgasrecirculatie de stap overslaan. Voor inbedrijfstelling van de curve verbondsregeling de rookgasrecirculatie eerst deactiveren [hfst ]. Param & weergave kiezen. RookGasRecirc. kiezen. RGR Modus kiezen. Met draaiknop nietactminp kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Menu RGR Modus met [esc]-toets verlaten. RGR MinPos kiezen. Met draaiknop 0 instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Menu RookGasRecirc. verlaten, [esc]-toets 3 keer indrukken / MaW

160 7 Inbedrijfstelling Gasgedeelte regelen Voorwaarde Gaskogelkraan openen. Druk in de armatuur stijgt. Gaskogelkraan weer sluiten. 1. Lastgrenzen controleren Verbondsregeling kiezen. Instelling Gas selecteren. Belastinggrenzen kiezen. MinbelastingGas kiezen en 0.0% instellen. MaxbelastingGas kiezen en 100% instellen. Met [esc]-toets naar de weergave met Belastinggrenzen terugkeren. 2. Ontstekingspositie controleren Speciale Pos kiezen. Ontsteekpositie kiezen. Ontst_PosGas (gassmoorklep in ontstekingspositie) kiezen. Ontst_PosGascontroleren, voorinstelwaarden zie montage- en bedieningsrichtlijnen brander. Ontst_PosHulp1 selecteren (hulpservomotor in ontstekingspositie). Ontst_PosHulp1 controleren: Standaard: 0.0 3LN (multiflam): 18.0 Ontst_PosVSD (toerental in ontstekingspositie, enkel in verbinding met frequentieregelaar) kiezen. Ontst_PosVSD controleren. 50 Hz werking: 70% 35 Hz 55 Hz werking: 63.6% 35 Hz Met [esc]-toets naar de weergave met Ontsteekpositie terugkeren / MaW

161 7 Inbedrijfstelling 3. Mengdruk in ontstekingspositie controleren Programmastop kiezen. 36 OntstPos kiezen. Met [esc]-toets naar de weergave met Instelling gas terugkeren. Auto/Hand/Uit kiezen. Handmatig kiezen (brander in). Draairichting motor controleren. De brander start en blijft in ontstekingspositie zonder vlamvorming staan. Mengdruk in ontstekingspositie controleren, zie montage- en bedieningsrichtlijnen van de brander. Standaard: 1,0 2,0 mbar 3LN (multiflam): 1,5 2 mbar Mengdruk evt. via luchtkleppenpositie aanpassen: Instelling gas kiezen Speciale Pos kiezen Ontsteekpositie kiezen Ontst_PosLucht kiezen en aanpassen Met [esc]-toets naar de weergave met Ontsteekpositie terugkeren. 4. Gasventielen controleren Nieuwe programmastop instellen: Zonder ontstekingsgas: 44 Interv 1 Met ontstekingsgas: 52 Interv 2 Veiligstellen dat de ventielen correct openen en sluiten. De brander probeert te ontsteken. De min. gasdrukwachter wordt geactiveerd. 5. Ontsteken Gaskogelkraan openen. De brander start het functieverloop opnieuw. De brander ontsteekt en de servomotoren blijven in ontstekingspositie staan. Insteldruk op de drukregelaar in functie van de te verwachten vuurhaarddruk voorinstellen, zie montage- en bedieningsrichtlijnen brander. Verbrandingswaarden bij ontstekingspositie vaststellen. O2-gehalte van ca. 4 5 % boven de positie van de gassmoorklep (Ontst_PosGas) instellen. 6. Min. gasdrukwachter bijstellen GEVAAR Ontploffingsgevaar door dalende gasaansluitdruk Het afhaken van de vlam kan tot een ontploffing leiden. Min. gasdrukwachter op 70 % van de insteldruk instellen / MaW

162 7 Inbedrijfstelling 7. Tussenlastpunten plaatsen Programmastop op niet actief instellen. Met [esc]-toets naar de weergave met Speciale pos terugkeren. Curvenparam kiezen. Op toets [ENTER] drukken. Punt 1 wordt weergegeven. Verbrandingswaarden controleren. Enkel in verbinding met O2-regeling Opdat een O2-regeling voor het totale vermogensbereik mogelijk is, moet punt 1 ca. 50 % onder de kleinlast (punt 2) liggen. De luchtovermaat moet in alle lastpunten % bedragen. Op toets [ENTER] drukken. Punt wijzigen? kiezen. Servomotorposities met volgen kiezen. Met draaiknop en [ENTER]-toets waarden opvragen en wijzigen. Enkel in verbinding met frequentieregelaar Toerental (VSD) stapsgewijs reduceren, daarbij verbrandingswaarden in acht nemen en via luchtkleppositie (Lucht) aanpassen. Niet onder minimumtoerental (zie tabel) gaan. Uitvoering brander NR 40 % LN, 1LN, 3LN 50 % Minimumtoerental Punt 1 met [esc]-toets verlaten en met [ENTER]-toets opslaan. Op [esc]-toets drukken. Het menu geeft Punt, Hand en de actuele servomotorposities weer: In het menu Punt kunnen alle lastpunten bewerkt worden. In het menu Hand wordt het actuele brandervermogen met de hand gewijzigd. Hand selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Brandervermogen met de draaiknop verhogen en daarbij op de verbrandingswaarden (luchtovermaat) en de vlamstabiliteit letten. Met [ENTER]-toets lastpunt instellen als: O2-gehalte in rookgas boven 7 % stijgt; CO-gehalte stijgt; de vlam de stabiliteitsgrens bereikt. Het nieuwe lastpunt wordt in het menu Punt weergegeven en kan bewerkt worden. Verbrandingswaarden via positie gassmoorklep (Brand) corrigeren. Instelling met [esc]-toets verlaten en met [ENTER]-toets opslaan. Lastpunt met [esc]-toets verlaten. Stappen herhalen tot de vollast (Belas: 100) bereikt is / MaW

163 7 Inbedrijfstelling 8. Vollast instellen Bij het regelen de vermogengegevens van de ketelproducent en het arbeidsveld van de brander in acht nemen. Als de brander een verstelbare menginrichting heeft: Hulpservomotor voor menginrichting (Hulp1) volgens diagram instellen, zie montage- en bedieningsrichtlijnen brander. Verbrandingswaarden via luchtkleppositie (Lucht) en evt. toerental (VSD) aanpassen. Afhankelijk van de brander, daarbij: positie van de menginrichting; mengdruk in acht nemen. Enkel in verbinding met frequentieregelaar Toerental met het oog op verbrandingswaarden en vlamstabiliteit zo gering mogelijk houden, echter niet onder 80 %. Vereist gasdebiet (werkingsvolume VB) berekenen [hfst. 7.10]. In het vollastpunt de positie gassmoorklep (Brand) op ca instellen. Insteldruk op de drukregelaar instellen tot het gasdebiet (VB) bereikt is. Verbrandingswaarden controleren. Verbrandingsgrenzen bepalen en luchtovermaat instellen [hfst. 7.9]. Enkel in verbinding met rookgasrecirculatie Wordt de brander later met rookgasrecirculatie bedreven, reduceert het teruggevoerde rookgas de luchtovermaat. Om bij inbedrijfstelling van de rookgasrecirculatie over voldoende verbrandingslucht te beschikken, luchtovermaat 25 % boven de verbrandingsgrens instellen. Bij branders met aparte verbrandingsluchtventilatoren moeten bijkomend de luchtkleppen (hulp 2) voor de RGR-aansluitbehuizing lichtjes gesloten zijn [hfst ]. Luchtovermaat 25 % boven de verbrandingsgrens instellen. Luchtkleppen voor RGR-aansluitbehuizing (hulp2) sluiten tot het O2-gehalte met ca. 0,4 %-punten daalt. In wissel via de luchtservomotoren het O2-gehalte tot de vorige waarde optrekken, daarbij vlamstabiliteit in acht nemen. Gasdebiet opnieuw bepalen. Insteldruk op de drukregelaar evt. aanpassen en luchtovermaat opnieuw instellen. De insteldruk na deze stap niet meer veranderen / MaW

164 7 Inbedrijfstelling 9. Punt 1 opnieuw definiëren In het menu Punt naar punt 1 lopen, daarbij de verbrandingswaarden in acht nemen. Verbrandingswaarden controleren en evt. aanpassen. Vermogenopdeling uitvoeren [hfst. 7.11]. Opdat ook na de inbedrijfstelling een reductie van de Minbelasting mogelijk is, punt 1 onder de gewenste kleinlast vastleggen. 10. Tussenlastpunten wissen Alle tussenlastpunten behalve punt 1 en vollast (Belas: 100) wissen. Als een tussenlastpunt gewist wordt, worden alle punten boven dit tussenlastpunt met één nummer gereduceerd. 11. Nieuwe tussenlastpunten plaatsen Uitgaande van punt 1 nieuwe lastpunten plaatsen tot de vollast bereikt is. Er kunnen maximaal 15 lastpunten geprogrammeerd worden. Voor de modulerende werking zijn min. 5 lastpunten voorgeschreven. Enkel in verbinding met frequentieregelaar Voor een gelijkmatige toerentalcurve mag het toerental bij nieuwe punten niet veranderd worden. Brandervermogen in het menu Hand verhogen, daarbij de verbrandingswaarden in acht nemen. Met de [ENTER]-toets nieuwe tussenlastpunten plaatsen. Verbranding in het tussenlastpunt via luchtkleppositie (Lucht) optimaliseren. Vermogenopdeling uitvoeren [hfst. 7.11]. Stappen herhalen tot de vollast (Belas: 100) bereikt is. Menu met [esc]-toets verlaten. 12. Startgedrag controleren Brander uitschakelen en opnieuw starten. Branderstart controleren en evt. instelling van de ontstekingspositie verbeteren. Als de ontstekingslastinstelling veranderd werd: Branderstart opnieuw controleren. Kleinlast definiëren Belastinggrenzen kiezen. Minbelasting kiezen. Kleinlast definiëren en instellen, daarbij: Gegevens van de ketelproducent in acht nemen. Arbeidsveld van de brander in acht nemen / MaW

165 7 Inbedrijfstelling 13. Brander op automatisch bedrijf instellen Menu met [esc]-toets verlaten. Auto/Hand/Uit kiezen. Automatisch instellen. Menu met [esc]-toets verlaten. Evt. vermogenregelaar en O2-regeling instellen. 14. Backup Menu met [esc]-toets verlaten. Op het display verschijnt Parameter Backup? Opslaan van gegevens met [ENTER]-toets starten. Op het display verschijnt Actualiseren parameters en aansluitend Parameters opgeslagen. De waarden werden van de verbrandingsmanager naar de ABE opgeslagen. Menu met [esc]-toets verlaten / MaW

166 7 Inbedrijfstelling Stookoliegedeelte modulerend regelen Voorwaarde gasolie verwarming Stookolie-afsluitinrichtingen openen. Voorwaarde halfzware en zware stookolie GEVAAR Verbrandingsgevaar door stookolievoerende onderdelen Door bijverwarming en hete stookolie worden stookolievoerende onderdelen warm en kan dit tot verbrandingen leiden. Onderdelen niet aanraken. De bijgevoegde montage- en bedieningsrichtlijnen van de stookolievoorverwarmer (druknr. 18) in acht nemen. Voor het begin van de regeling moet verzekerd worden dat: de stookolietoevoer ontlucht is; alle stookolie-afsluitinrichtingen geopend zijn; de stookolietoevoer opgewarmd is; er ringleidingsdruk en stookoliestroming aanwezig is. Op de temperatuurregelaar DR 100 de parameter C118 volgens de schakelschema's configureren en de gewenste waarden instellen (enkel in verbinding met stookolievoorverwarmer van het type WEV ). Stookolievoorverwarmer in bedrijf stellen. 1. Lastgrenzen controleren Verbondsregeling kiezen. Instelling Olie kiezen. Belastinggrenzen kiezen. MinbelastingOlie kiezen en 0.0% instellen. MaxbelastingOlie kiezen en 100% instellen. Met [esc]-toets naar de weergave met Belastinggrenzen terugkeren. 2. Ontstekingspositie controleren De stand van de stookolieregelaar in ontstekingspositie is reeds van fabriekswege vooringesteld (zie branderstamblad). Speciale Pos kiezen. Ontsteekpositie kiezen. Ontst_PosOlie (stand stookolieregelaar in ontstekingspositie) kiezen. Ontst_PosOlie controleren, voorinstelwaarden zie montage- en bedieningsrichtlijnen brander. Ontst_PosHulp1 (hulpservomotor in ontstekingspositie) kiezen. Ontst_PosHulp1 controleren: Standaard: 0.0 3LN (multiflam): 18.0 Ontst_PosVSD (toerental in ontstekingspositie, enkel in verbinding met frequentieregelaar) kiezen. Ontst_PosVSD controleren. 50 Hz werking: 80% 40 Hz 55 Hz werking: 72,7% 40 Hz Met [esc]-toets naar de weergave met Ontsteekpositie terugkeren / MaW

167 + 7 Inbedrijfstelling 3. Mengdruk in ontstekingspositie controleren Programmastop kiezen. 36 OntstPos kiezen. Met [esc]-toets naar de weergave met Instelling Olie terugkeren. Auto/Hand/Uit kiezen. Handmatig kiezen (brander in). Draairichting motor controleren. De brander start en blijft in ontstekingspositie zonder vlamvorming staan. Mengdruk in ontstekingspositie controleren, zie montage- en bedieningsrichtlijnen van de brander. Standaard: 2,5 5,0 mbar 3LN (multiflam): 4,0 8,0 mbar Mengdruk evt. via luchtkleppenpositie aanpassen: Instelling olie kiezen Speciale Pos kiezen Ontsteekpositie kiezen Ontst_PosLucht kiezen en aanpassen Met [esc]-toets naar de weergave met Ontsteekpositie terugkeren. 4. Pompdruk controleren De pompdruk moet in ontstekingspositie ca. 1 2 bar kleiner zijn dan in het branderstamblad voor vollast vermeld. Pompdruk op de manometer controleren. Afsluitkap 1 verwijderen (enkel bij type T en TA). Tegenmoer 2 losdraaien (enkel bij type T en TA). Pompdruk via drukregelschroef 3 instellen. Druk verhogen = naar rechts draaien Druk verlagen = naar links draaien Ontsteken Programmastop op 44 Interv 1 instellen. De brander ontsteekt en de servomotoren blijven in ontstekingspositie staan. Verbrandingswaarden bij ontstekingspositie vaststellen. O2-gehalte van ca. 5 % via positie stookoliedebietregelaar (Ontst_PosOlie) instellen, daarbij terugloopdruk in acht nemen: Gasolie verwarming: min 8 bar Zware stookolie: min 12 bar / MaW

168 7 Inbedrijfstelling 6. Tussenlastpunten plaatsen Enkel in verbinding met frequentieregelaar Het toerental mag tijdens de werking op stookolie enkel zo ver gereduceerd worden, dat de bij vollast ingestelde pompdruk niet meer dan 15 % daalt. Programmastop op niet actief instellen. Met [esc]-toets naar de weergave met Speciale pos terugkeren. Curvenparam en Curveninstelling kiezen. Op toets [ENTER] drukken. Punt 1 wordt weergegeven. Punt 1 is in leveringsconfiguratie op een bepaald stookoliedebiet vooringesteld, zie stamblad van de brander. Verbrandingswaarden controleren. Enkel in verbinding met O2-regeling Opdat een O2-regeling voor het totale vermogensbereik mogelijk is, moet punt 1 ca. 50 % onder de kleinlast (punt 2) liggen. De luchtovermaat moet in alle lastpunten % bedragen. Op toets [ENTER] drukken. Punt wijzigen? kiezen. Servomotorposities met volgen kiezen. Met draaiknop en [ENTER]-toets waarden opvragen en wijzigen. Enkel in verbinding met frequentieregelaar Toerental (VSD) stapsgewijs reduceren, daarbij verbrandingswaarden in acht nemen en via luchtkleppositie (Lucht) aanpassen. Niet onder minimumtoerental (zie tabel) gaan. Uitvoering brander Pomp apart aangedreven Minimumtoerental NR 50 % 70 % LN, 1LN, 3LN 60 % Pomp op de brandermotor Punt 1 met [esc]-toets verlaten en met [ENTER]-toets opslaan. Op [esc]-toets drukken. Het menu geeft Punt, Hand en de actuele servomotorposities weer: In het menu Punt kunnen alle lastpunten bewerkt worden. In het menu Hand wordt het actuele brandervermogen met de hand gewijzigd. Hand selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Brandervermogen met de draaiknop verhogen en daarbij op de verbrandingswaarden (luchtovermaat) en de vlamstabiliteit letten. Met [ENTER]-toets lastpunt instellen als: O2-gehalte in rookgas boven 7 % stijgt; de roetgrens bereikt wordt; CO-gehalte stijgt; de vlam de stabiliteitsgrens bereikt. Het nieuwe lastpunt wordt in het menu Punt weergegeven en kan bewerkt worden. Verbrandingswaarden via positie stookoliedebietregelaar (Bran) corrigeren. Instelling met [esc]-toets verlaten en met [ENTER]-toets opslaan. Lastpunt met [esc]-toets verlaten. Stappen herhalen tot de vollast (Belas: 100) bereikt is / MaW

169 7 Inbedrijfstelling 7. Vollast instellen Bij het regelen de vermogengegevens van de ketelproducent en het arbeidsveld van de brander in acht nemen. De brander is in leveringsconfiguratie op een bepaald stookoliedebiet uitgeliterd (zie stamblad van de brander). pompdruk en positie stookoliedebietregelaar volgens de gegevens van het branderstamblad instellen. Als de brander een verstelbare menginrichting heeft: Hulpservomotor voor menginrichting (Hulp1) volgens diagram instellen, zie montage- en bedieningsrichtlijnen brander. Verbrandingswaarden via luchtkleppositie (Lucht) en evt. toerental (VSD) aanpassen. Afhankelijk van de brander, daarbij: positie van de menginrichting; mengdruk in acht nemen. Enkel in verbinding met frequentieregelaar Toerental met het oog op verbrandingswaarden en vlamstabiliteit zo gering mogelijk houden, echter niet onder 80 %. Verbrandingswaarden controleren. Verbrandingsgrenzen bepalen en luchtovermaat instellen [hfst. 7.9]. Enkel in verbinding met rookgasrecirculatie Wordt de brander later met rookgasrecirculatie bedreven, reduceert het teruggevoerde rookgas de luchtovermaat. Om bij inbedrijfstelling van de rookgasrecirculatie over voldoende verbrandingslucht te beschikken, luchtovermaat 25 % boven de verbrandingsgrens instellen. Bij branders met aparte verbrandingsluchtventilatoren moeten bijkomend de luchtkleppen (hulp 2) voor de RGR-aansluitbehuizing lichtjes gesloten zijn [hfst ]. Luchtovermaat 25 % boven de verbrandingsgrens instellen. Luchtkleppen voor RGR-aansluitbehuizing (hulp2) sluiten tot het O2-gehalte met ca. 0,4 %-punten daalt. In wissel via de luchtservomotoren het O2-gehalte tot de vorige waarde optrekken, daarbij vlamstabiliteit in acht nemen. Pompdruk na deze stap niet meer wijzigen. 8. Punt 1 opnieuw definiëren In het menu Punt naar punt 1 lopen, daarbij de verbrandingswaarden in acht nemen. Verbrandingswaarden controleren en evt. aanpassen. Vermogenopdeling uitvoeren [hfst. 7.11]. Opdat ook na de inbedrijfstelling een reductie van de Minbelasting mogelijk is, punt 1 onder de gewenste kleinlast vastleggen / MaW

170 7 Inbedrijfstelling 9. Tussenlastpunten wissen Alle tussenlastpunten behalve punt 1 en vollast (Belas: 100) wissen. Als een tussenlastpunt gewist wordt, worden alle punten boven dit tussenlastpunt met één nummer gereduceerd. 10. Nieuwe tussenlastpunten plaatsen Uitgaande van punt 1 nieuwe lastpunten plaatsen tot de vollast bereikt is. Er kunnen maximaal 15 lastpunten geprogrammeerd worden. Voor de modulerende werking zijn min. 5 lastpunten voorgeschreven. Enkel in verbinding met frequentieregelaar Voor een gelijkmatige toerentalcurve mag het toerental bij nieuwe punten niet veranderd worden. Brandervermogen in het menu Hand verhogen, daarbij de verbrandingswaarden in acht nemen. Met de [ENTER]-toets nieuwe tussenlastpunten plaatsen. Verbranding in het tussenlastpunt via luchtkleppositie (Lucht) optimaliseren. Wanneer de brander met een verstelbare menginrichting uitgerust is, kan de verbranding in samenspel van luchtklep (Lucht) en menginrichting (Hulp1) geoptimaliseerd worden. Vermogenopdeling uitvoeren [hfst. 7.11]. Stappen herhalen tot de vollast (Belas: 100) bereikt is. Menu met [esc]-toets verlaten. 11. Startgedrag controleren Brander uitschakelen en opnieuw starten. Branderstart controleren en evt. instelling van de ontstekingspositie verbeteren. Als de ontstekingslastinstelling veranderd werd: Branderstart opnieuw controleren. Kleinlast definiëren Belastinggrenzen kiezen. Minbelasting kiezen. Kleinlast definiëren en instellen, daarbij: Gegevens van de ketelproducent in acht nemen. Terugloopdruk moet gehaald worden: Gasolie verwarming: min 8 bar Zware stookolie: min 12 bar Arbeidsveld van de brander in acht nemen / MaW

171 7 Inbedrijfstelling 12. Brander op automatisch bedrijf instellen Menu met [esc]-toets verlaten. Auto/Hand/Uit kiezen. Automatisch instellen. Menu met [esc]-toets verlaten. Evt. vermogenregelaar en O2-regeling instellen. 13. Backup Menu met [esc]-toets verlaten. Op het display verschijnt Parameter Backup? Opslaan van gegevens met [ENTER]-toets starten. Op het display verschijnt Actualiseren parameters en aansluitend Parameters opgeslagen. De waarden werden van de verbrandingsmanager naar de ABE opgeslagen. Menu met [esc]-toets verlaten / MaW

172 7 Inbedrijfstelling Stookoliegedeelte trapsgewijs regelen Enkel in verbinding met frequentieregelaar Bij werking met frequentieregelaar in acht nemen dat: het ontstekingstoerental 100 % moet bedragen; in de aan- en uitschakelpunten een toerental van 100 % aanbevolen wordt; Toerental in werkingspunt BS1 (en BS2 bij uitvoering drietraps) enkel verlagen tot een niveau waarbij een veilige werking gegarandeerd is, daarbij: Toerental niet lager dan 60 % Minimale pompdruk moet gehaald worden, zie montage- en bedieningsrichtlijnen brander Voorwaarde gasolie verwarming Stookolie-afsluitinrichtingen openen. Voorwaarde halfzware en zware stookolie GEVAAR Verbrandingsgevaar door stookolievoerende onderdelen Door bijverwarming en hete stookolie worden stookolievoerende onderdelen warm en kan dit tot verbrandingen leiden. Onderdelen niet aanraken. De bijgevoegde montage- en bedieningsrichtlijnen van de stookolievoorverwarmer (druknr. 18) in acht nemen. Voor het begin van de regeling moet verzekerd worden dat: de stookolietoevoer ontlucht is; alle stookolie-afsluitinrichtingen geopend zijn; de stookolietoevoer opgewarmd is; er ringleidingsdruk en stookoliestroming aanwezig is. Op de temperatuurregelaar DR 100 de parameter C118 volgens de schakelschema's configureren en de gewenste waarden instellen (enkel in verbinding met stookolievoorverwarmer van het type WEV ). Stookolievoorverwarmer in bedrijf stellen. 1. Doelvermogen kiezen Het doelvermogen is het vermogen waarnaar gelopen wordt in handbedrijf bij Handmatig. Handbedrijf selecteren. Doelbelasting kiezen. S1 instellen. Menu met [esc]-toets verlaten. 2. Voorinstelling van de punten controleren Param & weergave kiezen. Verbondsregeling kiezen. Instelling Olie kiezen. Curvenparam en Curveninstelling kiezen. Servomotorposities zonder volgen kiezen. Voorinstelling van de punten controleren en evt. instellen. Waarden bedrijfs-, in- en uitschakepunten zie montage- en bedieningsrichtlijnen brander. Met [esc]-toets naar de weergave met Curvenparam terugkeren / MaW

173 + 7 Inbedrijfstelling 3. Mengdruk in ontstekingspositie controleren Speciale Pos kiezen. Programmastop kiezen. 36 OntstPos kiezen. Met [esc]-toets naar de weergave met Instelling Olie terugkeren. Auto/Hand/Uit kiezen. Handmatig kiezen (brander in). Draairichting motor controleren. De brander start en blijft in ontstekingspositie zonder vlamvorming staan. Mengdruk in ontstekingspositie controleren, zie montage- en bedieningsrichtlijnen van de brander. Mengdruk evt. via luchtkleppenpositie aanpassen: Instelling olie kiezen Speciale Pos kiezen Ontsteekpositie kiezen Ontst_PosLucht kiezen en aanpassen Met [esc]-toets naar de weergave met Ontsteekpositie terugkeren. 4. Pompdruk controleren De pompdruk moet overeenkomstig de verstuiverkeuze ingesteld worden. Pompdruk op de manometer controleren. Afsluitkap 1 verwijderen (enkel bij type T en TA). Tegenmoer 2 losdraaien (enkel bij type T en TA). Pompdruk via drukregelschroef 3 instellen. Druk verhogen = naar rechts draaien Druk verlagen = naar links draaien Ontsteken Programmastop op 44 Interv 1 instellen. De brander ontsteekt en de servomotor blijft in ontstekingspositie staan. Verbrandingswaarden in ontstekingspositie registreren. O2-gehalte van ca. 5 % via luchtkleppositie (Ontst_PosLucht) instellen, daarbij mengdruk in acht nemen. 6. Punten voorinstellen Programmastop op niet actief instellen. Met [esc]-toets naar de weergave met Speciale pos terugkeren. Curvenparam en Curveninstelling kiezen. Servomotorposities met volgen kiezen. Uitschakelpunten AS2 en AS3 niet starten, daar dit tot aanzienlijk luchtgebrek leidt / MaW

174 7 Inbedrijfstelling 7. Werkingspunt BS1 voorinstellen BS1 met toets [ENTER] kiezen. De brander loopt naar werkingspunt BS1. Verbrandingswaarden controleren en luchtkleppenpositie (Lucht) evt. aanpassen. BS1 met [esc]-toets verlaten en met [ENTER]-toets opslaan. 8. Inschakelpunt ES2 voorinstellen ES2 kiezen. Luchtovermaat (O2-gehalte ca. 7 %) instellen, daarbij op de vlamstabiliteit letten. Enkel bij tweetrapse branders Tweetrapse branders hebben geen inschakelpunt ES3 en geen werkingspunt BS3. Werkingspunt BS2 is reeds de vollast en moet zoals werkingspunt BS3 (vollast) ingesteld worden. 9. Werkingspunt BS2 voorinstellen BS2 kiezen. Ventiel voor ventilator 2 gaat open. Verbrandingswaarden controleren en luchtkleppenpositie (Lucht) evt. aanpassen. 10. Inschakelpunt ES3 voorinstellen ES3 kiezen. Luchtovermaat (O2-gehalte ca. 7 %) instellen, daarbij op de vlamstabiliteit letten. 11. Werkingspunt BS3 (vollast) regelen BS3 kiezen. Ventiel voor ventilator 3 gaat open. Stookoliedebiet bepalen en evt. pompdruk aanpassen. Verbrandingswaarden controleren. Verbrandingsgrenzen bepalen en luchtovermaat instellen [hfst. 7.9]. Met [esc]-toets naar de weergave met Curveninstelling terugkeren. Pompdruk na deze stap niet meer wijzigen. 12. Uitschakelpunten AS2 en AS3 vastleggen In het menu Curveninstelling de optie zonder volgen kiezen. Uitschakelpunt AS2 kiezen. Luchtkleppositie in het inschakelpunt ES2 instellen. Uitschakelpunt AS3 kiezen. Luchtkleppositie in het inschakelpunt ES3 instellen. Met [esc]-toets naar de weergave met Curveninstelling terugkeren / MaW

175 7 Inbedrijfstelling 13. Werkingspunten BS1 en BS2 optimaliseren Is de vollast geregeld en de pompdruk definitief ingesteld, dan moeten de werkingspunten geoptimaliseerd worden. In het menu Curveninstelling de optie met volgen kiezen. BS1 kiezen. Verbrandingswaarden controleren en luchtkleppenpositie (Lucht) evt. aanpassen. BS2 kiezen en eveneens aanpassen. 14. Schakelpunten controleren Meerdere keren naar de werkingspunten lopen en het omschakelgedrag observeren. Werkingsgedrag evt. optimaliseren: uitschakelpunten in het menu zonder volgen aanpassen, daarbij de luchtkleppositie verhogen om roet- en CO-vorming te verminderen; inschakelpunten in het menu met volgen aanpassen. 15. Startgedrag controleren Brander uitschakelen en opnieuw starten. Branderstart controleren en evt. instelling van de ontstekingspositie verbeteren. Als de ontstekingslastinstelling veranderd werd: Branderstart opnieuw controleren. 16. Brander op automatisch bedrijf instellen Menu met [esc]-toets verlaten. Auto/Hand/Uit kiezen. Automatisch instellen. Met [esc]-toets naar Param & weergave terugkeren. Handbedrijf selecteren. Doelbelasting kiezen. Hoogste trap als doelvermogen vastleggen. Menu met [esc]-toets verlaten. Evt. vermogenregelaar instellen. 17. Backup Menu met [esc]-toets verlaten. Op het display verschijnt Parameter Backup? Opslaan van gegevens met [ENTER]-toets starten. Op het display verschijnt Actualiseren parameters en aansluitend Parameters opgeslagen. De waarden werden van de verbrandingsmanager naar de ABE opgeslagen. Menu met [esc]-toets verlaten / MaW

176 7 Inbedrijfstelling 7.3 Vermogenregelaar De W-FM 200 is standaard met een interne PID-vermogenregelaar uitgerust, bij de W-FM 100 is de interne vermogenregelaar optioneel. De inbedrijfstelling mag enkel door gekwalificeerde vaklui uitgevoerd worden Vermogenregelaar configureren 1. Wachtwoord ingeven Param & weergave kiezen. Toegang met BT kiezen (paswoord voor verwarmingsvakman). BT-paswoord met draaiknop ingeven en met [ENTER]-toets bevestigen [hfst ]. 2. Bedrijfssoort instellen Vermogenregelaar kiezen. Configuratie kiezen. BR_Bedrijfssoort kiezen. Met draaiknop bedrijfssoort voor de interne of externe vermogenregelaar instellen en met [ENTER]-toets bevestigen [hfst ]. Met [esc]-toets naar de weergave met BR_Bedrijfssoort terugkeren. 3. Voeler of sensor definiëren Voor de bedrijfswijze met interne vermogensregelaar en temperatuurvoeler-functie moeten de aangesloten voelers gedefinieerd worden [hfst ]. Sensorkeuze kiezen. Met draaiknop aangesloten voeler definiëren en met [ENTER]-toets bevestigen [hfst ]. Met [esc]-toets op de weergave met Sensorkeuze terugkeren. Opdat de gemeten waarde correct geregistreerd wordt, moet het meetbereik voor de voeler of sensor vastgelegd worden [hfst ]. Menu voor de gedefinieerde voeler of sensor kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Voeler: MeetbereikPtNi / var. BereikPtNi Temperatuursensor: Mbereik TempSens Druksensor: Mbereik DrukSens Met draaiknop meetbereikeinde instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar het menu terugkeren. Als er een sensor aangesloten is, moet de ingang X61 aan de sensor aangepast worden [hfst ]. Ext Ing X61 U/I kiezen. Analoog signaal van de sensor instellen. Met [esc]-toets naar de weergave met Ext Ing X61 U/I terugkeren. 4. Analoge ingang X62 configureren Is er aan ingang X62 een setpoint- of vermogenssignaal, dan moet de ingang aan het signaal aangepast worden [hfst ]. Ext Ing X62 U/I kiezen. Ingang aan het analoog signaal aanpassen. Met [esc]-toets naar de weergave met Ext Ing X62 U/I terugkeren / MaW

177 7 Inbedrijfstelling 5. Extern setpoint begrenzen Voor een bedrijfswijze met een extern setpoint kunnen grenzen voor het setpoint gedefinieerd worden. Bij een analoog setpointsignaal heeft de grenswaarde betrekking op het ingestelde meetbereik [hfst ]. Ext MinSetpoint of Ext MaxSetpoint kiezen. Met draaiknop grenswaarde vastleggen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar het menu terugkeren. 6. Interne setpoints vastleggen Voor de bedrijfswijze met interne vermogensregelaar kunnen twee setpoints ingesteld worden [hfst ]. Vermogenregelaar kiezen. Regelparameter kiezen. Setpoint W1 kiezen. Met draaiknop setpoint instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Regelparameter terugkeren. Als het tweede setpoint W2 nodig is: Procedure voor Setpoint W2 herhalen. 7. Temperatuurvoeler-functie De schakeldrempel en schakelhysterese kan ingesteld worden bij een actieve temperatuurvoeler [hfst ]. Vermogenregelaar kiezen. Temp bregrenzer kiezen. TW_Drempel_Uit kiezen. Met draaiknop schakeldrempel instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met TW_Drempel_Uit terugkeren. TW_SD_In kiezen. Met draaiknop inschakelhysterese instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Temp begrenzer terugkeren / MaW

178 7 Inbedrijfstelling Vermogenregelaar instellen Modulerende vermogenregeling 1. Schakeldifferentiëlen instellen De schakeldifferentiëlen leggen het in- en uitschakelpunt vast [hfst ]. De in- en uitschakelpunten worden in procent aangegeven en hebben betrekking op het huidige setpoint. Inschakelpunt (regelaar IN) instellen: Regelparameter kiezen. Sd_Mod_In kiezen. Met draaiknop schakeldifferentieel instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Sd_Mod_In terugkeren. Uitschakelpunt (regelaar UIT) instellen: Sd_Mod_Uit kiezen. Met draaiknop schakeldifferentieel instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Regelparameters terugkeren. 2. Regelparameters vastleggen De regelparameters kunnen op twee manieren vastgelegd worden: Een automatische adaptie identificeert de regelafstand en berekent de PIDparameters [hfst ]. Uit vijf standaardparametersets kan een PID-parameterset geselecteerd worden [hfst ]. Regelafstand via adaptie identificeren: Regelparameter kiezen. Met draaiknopsw_filtertijdcon kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. De filtertijd moet 2 4 seconden bedragen [hfst ]. Met [esc]-toets naar de weergave met Regelparameters terugkeren. Adaptatie kiezen. AdaptieBelasting kiezen. Adaptievermogen controleren en evt. aanpassen. Het adaptievermogen moet indien mogelijk 100 % bedragen [hfst ]. Met [esc]-toets naar de weergave met AdaptieBelasting terugkeren. Met draaiknop Adaptie starten kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. In de weergave verschijnt Adaptie starten met ENTER. Met toets [ENTER] bevestigen. De adaptie start, in de weergave verschijnen de aparte fases: Temp verlaging Rustfase Opwarming Adaptie ok Met [esc]-toets naar de weergave met Adaptatie terugkeren. PID-parameterset direct selecteren: Regelparameter kiezen. RegelParam keuze kiezen. Standaardparam kiezen. Met draaiknop PID-parameterset kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen [hfst ]. Met [esc]-toets naar de weergave met Standaardparam terugkeren / MaW

179 7 Inbedrijfstelling 3. Regelparameters bewerken De PID-parameters kunnen apart bewerkt worden en het regelgedrag kan geoptimaliseerd worden [hfst ]. Regelgedrag over langere tijd observeren en evt. optimaliseren. P, I of D Aandeel kiezen. Met draaiknop waarde veranderen en met [ENTER]-toets bevestigen [hfst ]. Met [esc]-toets naar de weergave met RegelParam keuze terugkeren. 4. Onderdrukking storingssignaal controleren SW_FilterTijdcon kiezen. Filtertijd controleren [hfst ]: Temperatuurvoeler (Pt100): 2 4 seconden Druksensor (stoominstallatie): 6 8 seconden Met [esc]-toets naar de weergave met Regelparameters terugkeren Trapsgewijze vermogenregeling 1. Schakeldifferentiëlen instellen De schakeldifferentiëlen legen de in- en uitschakelpunten vast [hfst ]. De in- en uitschakelpunten worden in procent aangegeven en hebben betrekking op het huidige setpoint. Inschakelpunt (regelaar IN) instellen: Regelparameter kiezen. Sd_Trap1_In kiezen. Met draaiknop schakeldifferentieel instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Sd_Trap1_In terugkeren. Uitschakelpunt trap 1 (regelaar UIT) instellen: Sd_Trap1_Uit kiezen. Met draaiknop schakeldifferentieel instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Sd_Trap1_Uit terugkeren. Uitschakelpunt trap 2 instellen: Sd_Trap2_Uit kiezen. Met draaiknop schakeldifferentieel instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Sd_Trap2_Uit terugkeren. Uitschakelpunt trap 3 instellen: Sd_Trap3_Uit kiezen. Met draaiknop schakeldifferentieel instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Sd_trap3_Uit terugkeren. 2. Schakeldrempels instellen De schakeldrempel legt vast vanaf welke regelafwijking de W-FM de volgende trap inschakelt [hfst ]. Schakeldrempel trap 2 instellen: Drempel_Trap2_In kiezen. Met draaiknop schakeldrempel instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Drempel_Trap2_In terugkeren. Schakeldrempel trap 3 instellen: Drempel_Trap3_In kiezen. Met draaiknop schakeldrempel instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Regelparameters terugkeren / MaW

180 7 Inbedrijfstelling Functie koude start De functie koude start reduceert de thermische belasting van de ketel bij branderstart [hfst ]. 1. Functie koude start activeren Koudstart kiezen. Koudstart_In kiezen. Met draaiknop actief kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Koudstart_In terugkeren. 2. Bijkomende voeler definiëren Enkel wanneer een bijkomende voeler voor de functie koude start aangesloten is (bijv. stoominstallaties): Extra sensor kiezen. Met draaiknop aangesloten voeler definiëren en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Extra sensor terugkeren. Setp Extr Sensor kiezen. Met draaiknop setpoint instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Setp Extr Sensor terugkeren. 3. Schakeldrempels instellen De schakeldrempels hebben betrekking op het actuele setpoint, of wanneer een bijkomende voeler aangesloten is, op Setp Extr Sensor. Inschakeldrempel: Drempel_In kiezen. Met draaiknop schakeldrempel instellen kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Drempel_In terugkeren. Uitschakeldrempel: Drempel_Uit kiezen. Met draaiknop schakeldrempel instellen kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Drempel_Uit terugkeren. 4. Vermogenstap instellen Legt de vermogensverhoging in modulerende werking vast. Belastingstap kiezen. Met draaiknop vermogenstap instellen kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Belastingstap terugkeren / MaW

181 7 Inbedrijfstelling 5. Setpointstap instellen Voor de modulerende werking: SetpointStap_Mod kiezen. Met draaiknop setpointstap instellen kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met SetpointStap_Mod terugkeren. Voor de trapsgewijze werking: SetpointStap_A/U kiezen. Met draaiknop setpointstap instellen kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met SetpointStap_A/U terugkeren. 6. Verblijftijd instellen Voor de modulerende werking: MaxTijd_Mod kiezen. Met draaiknop setpointstap instellen kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met MaxTijd_Mod terugkeren. Voor de trapsgewijze werking: MaxTijd_A/U kiezen. Met draaiknop setpointstap instellen kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met MaxTijd_A/U terugkeren. 7. Backup Menu met [esc]-toets verlaten. Op het display verschijnt Parameter Backup? Opslaan van gegevens met [ENTER]-toets starten. Op het display verschijnt Actualiseren parameters en aansluitend Parameters opgeslagen. De waarden werden van de verbrandingsmanager naar de ABE opgeslagen. Menu met [esc]-toets verlaten / MaW

182 7 Inbedrijfstelling 7.4 O2-regelaar De O2-regeling is enkel bij W-FM 200 met een O2-module in modulerend bedrijf mogelijk. De O2-regeling is brandstofspecifiek en moet bij combibranders voor iedere brandstof apart ingesteld worden. Vocht in de O2-sonde. Bij nieuwe sonden of wanneer de sonde langere tijd uitgeschakeld was, kan er vocht in de sonde ontstaan en dit kan de meetwaarde vervalsen. Het vocht kan verdrongen worden door een langere opwarmprocedure door de interne sondeverwarming. Voor het instellen van de O2-regeling de sonde opwarmen O2 Monitor instellen In de O2-monitor worden de O2-grenswaarden vastgelegd [hfst ]. De bedrijfswijze van de O2-regeling moet daarvoor op hand inact staan. 1. Brandstof kiezen Param & weergave kiezen. O2Reg./Bewaking kiezen. Instelling Gas of Instelling Olie kiezen. O2 Monitor kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. 2. O2-min.wachter instellen Als ondergrens moet in ieder lastpunt een O2 Min.Waarde gedefinieerd zijn, ofwel via: verbrandingsgrenzen aanlopen en bepaalde waarde overnemen; directe invoering, enkel mogelijk wanneer de O2-minimumwaarde aan de verbrandingsfrens reeds bekend is. Enkel in verbinding met CO-regeling De verbrandingsgrenzen via de CO-meetversterker bepalen, daarbij rookgaswaarden in referentiemeettoestel in acht nemen. O2-min.wachter ca. 0,25 0,5 procent onder de verbrandingsgrens instellen. Verbrandingsgrenzen aanlopen en bepaalde waarde overnemen: O2 Monitor kiezen. Met draaiknop lastpunt selecteren en met toets [ENTER] bevestigen. P lucht hand kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Op het display verschijnt de actuele gemeten O2-waarde en er wordt naar het lastpunt gelopen. Met draaiknop het luchtvermogen reduceren tot de verbrandingsgrens bereikt wordt (CO-gehalte ca. 100 ppm of roetgetal ca. 1). Met [ENTER]-toets de gemeten O2-waarde overnemen. Op het display verschijnt de bepaalde waarde als O2 Min.Waarde. O2 Min.Waarde en lastpunt noteren, is nodig voor het later verloop. Procedure voor elk lastpunt herhalen. Met [esc]-toets naar de weergave met O2 Monitor terugkeren. Directe invoering: O2 Monitor kiezen. Met draaiknop lastpunt selecteren en met toets [ENTER] bevestigen. O2 MinWaard selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Met draaiknop waarde veranderen en met toets [ENTER] bevestigen. Invoer met [esc] verlaten. Procedure voor elk lastpunt herhalen. Met [esc]-toets naar de weergave met O2 Monitor terugkeren / MaW

183 7 Inbedrijfstelling O2-regeling instellen Voor de O2-regeling moeten vanaf een vastgelegd lastpunt genormaliseerde waarden vastgelegd worden [hfst ]. 1. Brandstof kiezen Param & weergave kiezen. O2Reg./Bewaking kiezen. Instelling Gas of Instelling Olie kiezen. 2. O2-setpoints vastleggen Het setpoint voor de O2-regeling moet ca. 0,5 1 %-punten boven de 02 Min.Waarde van de O2 Monitor liggen. De O2-waarde in de lastpunten van de curve verbondsregeling moet ca. 2 %-punten boven het setpoint voor de O2-regeling liggen. O2 regeling kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met draaiknop lastpunt selecteren en met toets [ENTER] bevestigen. Toestel loopt naar lastpunt. Als het O2-gehalte gestabiliseerd is met toets [ENTER] bevestigen. Draaiknop naar rechts draaien. De luchtservomotoren lopen op de curve verbondsregeling terug, reduceren het luchtdebiet en daardoor het O2-gehalte. Het O2 setpoint moet ca. 0,5 1 %-punten boven de O2 Min.Waarde aan de verbrandingsgrens liggen. Genormaliseerde waarde met [ENTER]-toets bevestigen. Invoer met toets [esc] verlaten en met toets [ENTER] opslaan. In het onder KlLastAdaptPtNr vastgelegde lastpunt en het laatste lastpunt (vollast) voert de W-FM een adaptie door. Mislukt de meting in het vastgelegde lastpunt, het dichtstbijzijnde lastpunt kiezen [hfst ]. Standaardisatie in alle punten doorvoeren, punt 2 tot vollast / MaW

184 7 Inbedrijfstelling O2-regeling controleren en optimaliseren 1. Vermogensregeling overbruggen Om de O2-waarde via de weergave- en bedieningseenheid te kunnen zien, moet het vermogen via een extern signaal manueel beïnvloed worden (bijv. 3-polige schakelaar aan ingang X5-03). O2-regeling bij voorkeur met software ACS450 observeren. Brander uitschakelen en spanningstoevoer naar de W-FM uitschakelen. 3-polige schakelaar aan ingang X5-03 aansluiten. Spanningstoevoer inschakelen. Bedrijfswijze vermogenregelaar op ExtBR X5 03 zetten [hfst ]. Met [esc]-toets naar de weergave met Belastingreg. terugkeren. 2. Bedrijfssoort instellen O2Reg./Bewaking kiezen. Actuele brandstof Instelling Gas of Instelling Olie kiezen. Bedrijfswijze selecteren. Met draaiknop regautoinac instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Param & weergave terugkeren. 3. Brander op automatisch bedrijf instellen Handbedrijf kiezen. Auto/Hand/Uit kiezen. Met draaiknop Automatisch instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Auto/Hand/Uit terugkeren. Met [info]-toets naar Bedrijfsstatus gaan. Normaalbedrijf kiezen. 4. O2-regeling controleren Regelketting sluiten en via 3-polige schakelaar vollast aanlopen. Regelgedrag controleren, daarbij O2-waarde in de weergave- en bedieningseenheid observeren. De brander loopt op de curven verbondsregeling in vollast. Wanneer de O2-sonde op werkingstemperatuur is en de spertijd afgelopen is, begint de W-FM de voorsturing [hfst. 6.10]. Enkel de luchtservomotoren lopen na, de brandstofservomotor houdt de positie en de gemeten O2-waarde komt in de buurt van het O2-setpoint. Wordt O2-setpoint via de voorsturing niet bereikt, dan grijpt de O2-regeling in en wordt het actuele O2-setpoint gereguleerd. Vermogen via 3-polige schakelaar veranderen. O2-regeling wordt geblokkeerd en de brander loopt op het gewijzigde vermogen. De voorsturing is actief en de verbondsregeling behoudt nagenoeg het O2- setpoint. Is er voor afloop van de spertijd geen vermogenswijziging, dan wordt de O2- regeling actief en wordt het actuele O2-setpoint gereguleerd. Het volledige vermogensbereik aflopen en regelgedrag observeren. Evt. O2-regeling via instellingen in het menu Regelparameter optimaliseren [hfst ] / MaW

185 7 Inbedrijfstelling Probleem Gemeten O2-waarde schommelt bij constant vermogen O2-sonde reageert zeer traag op wijzigingen van het O2-gehalte in het rookgas O2-regeling blijft geblokkeerd, ondanks langere tijd op een statisch vermogen. O2-wachter reageert bij vermogenswijziging. Maatregel Parameter PI veranderen [hfst ]. In het onderste vermogensbereik: I kleinlast verhogen of P kleinlast reduceren. In het bovenste vermogensbereik: I vollast verhogen of P vollast reduceren. O2-regelgrens verhogen [hfst ] Status O2-regelaar controleren [hfst ]. Parameter BelasReg Blok. verhogen [hfst ]. Instelling O2-wachter controleren [hfst ]. Parameter O2ModOffset verhogen. 5. Waarschuwingsdrempel rookgastemperatuur instellen Openlopen naar vollast. Rookgastemperatuur meten. O2 Moduul kiezen. Configuratie kiezen. MaxTempRkgas... kiezen. Met draaiknop waarschuwingsdrempel 20 % boven de gemeten temperatuur instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Menu met [esc]-toets verlaten. 6. Volgende brandstof (enkel bij combibranders) Bij modulerende bedrijfswijze voor beide brandstoffen: Instelling voor tweede brandstof herhalen [hfst ] / MaW

186 7 Inbedrijfstelling 7.5 CO-regelaar Verdere informatie Voor de inbedrijfstelling de handleiding van de meetversterker LT3 en combisonde KS1-D in acht nemen. De handleiding kan op het -w- portaal gedownload worden. De vrijgave van niveau 2 in de meetversterker is beschermd met een paswoord. Paswoord: 8F3W Meetversterker LT3 instellen Voor de instellingen op meetversterker LT3 is de handbedieningseenheid nodig. Gedetailleerde informatie, zie handleiding Lambda-Transmitter LT3 en combisonde KS1-D. Taal instellen: In het hoofdmenu F3 taal kiezen. Paswoord invoeren: In het hoofdmenu F3 WW ingeven kiezen. Paswoord 8F3W ingeven en bevestigen. CO-grenswaarde instellen: In het hoofdmenu F3 Grenswaarde Config kiezen. Grenswaarde 1 Config kiezen. GW brandstof 1 kiezen. Vaste waarde Config kiezen en 100 ppm instellen. Terug naar hoofdmenu F3 Ruststand digitale uitgang 3 instellen (Out3): In het hoofdmenu F3 Digitale uitgangen kiezen. Digitale uitgang 3kiezen. Ruststand kiezen en actief instellen. Terug naar hoofdmenu F3 Vertraging voor CO-grenswaarde instellen: In het hoofdmenu F3 Grenswaarde Config kiezen. Grenswaarde 1 Config kiezen. Vertraging kiezen en 03 s instellen. Terug naar hoofdweergave / MaW

187 7 Inbedrijfstelling CO-regeling instellen Voor de CO-regeling moet de inbedrijfstelling van de O2-regelaar afgesloten zijn. 1. Verbrandingsluchtvoeler definiëren Param & weergave kiezen. O2 module kiezen. Configuratie kiezen. Toev.LuchtSensor kiezen. Met draaiknop Pt1000 kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Weergave met [esc]-toets verlaten. 2. Waarschuwingsdrempel rookgastemperatuur instellen MaxTempRkgas kiezen. Met draaiknop 850 C instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met O2 Moduul terugkeren. Bij combibranders MaxTempRkgasGas en MaxTempRkgasOlie instellen. 3. Spertijd instellen Opdat een verhoogd CO-gehalte bij branderstart niet tot een veiligheidsafschakeling leidt, moet de factor voor de spertijd minstens op 10 ingesteld worden [hfst ]. O2Reg./Bewaking kiezen. Instelling Gas of Instelling Olie kiezen. AantalTauBlok. kiezen. Met draaiknop minstens 10 instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met O2 Moduul terugkeren. Bij combibranders procedure herhalen / MaW

188 7 Inbedrijfstelling 7.6 Rookgasrecirculatie (met temperatuurcompensatie) Voorwaarde Voor het begin van de regeling, moet verzekerd worden dat: de brander eerst met gesloten RGR-klep geregeld werd; in ieder lastpunt zonder RGR het luchtovermaat ca. 25 % bedraagt; De RGR-temperatuurvoeler aangesloten en gedefinieerd is. 1. Wachtwoord ingeven Param & weergave kiezen. Toegang met BT kiezen (paswoord voor verwarmingsvakman). BT-paswoord met draaiknop ingeven en met [ENTER]-toets bevestigen [hfst ]. 2. Bedrijfssoort instellen RookGasRecirc. kiezen. RGR Modus kiezen. Met draaiknop modus TCautoDeact instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met RGR Modus terugkeren. 3. Vrijgavetijd instellen De tijd is van de warmloopfase van de installatie afhankelijk [hfst ]. VerttijdRGR... voor gepaste brandstof kiezen. Met draaiknop bedrijfswijze 60s instellen en met [ENTER]-toets bevestigen. Met [esc]-toets naar de weergave met Rookgasrecirculatie terugkeren. 4. Teruggevoerde rookgashoeveelheid instellen Curvenparam kiezen. Op toets [ENTER] drukken. Het menu geeft Punt, Hand en de actuele servomotorposities weer: Punkt selecteren en met toets [ENTER] bevestigen. Punt 1 wordt weergegeven. Op toets [ENTER] drukken. Vraag Punt veranderen? met [ENTER]-toets bevestigen. Servomotorposities met volgen kiezen. Met draaiknop Hulp3 kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. In de weergave verschijnt onder RGR T de actuele temperatuur op de RGRvoeler. Is de temperatuur en de NOX-waarde gestabiliseerd, kan de teruggevoerde rookgashoeveelheid ingesteld worden. Met draaiknop rookgasklep (Hulp3) openen, daarbij verbrandingswaarden (luchtovermaat min 15 %) en vlamstabiliteit in acht nemen. Met [ENTER]-toets bevestigen wanneer: de vereiste NOX-waarde bereikt is; de RGR-temperatuur stabiel is. Punt met [esc]-toets verlaten en met [ENTER]-toets opslaan. Procedure voor elk lastpunt herhalen. De teruggevoerde rookgashoeveelheid is afhankelijk van de positie van de RGRklep en de onderdruk in de RGR-aansluitbehuizing. Indien de teruggevoerde rookgashoeveelheid niet voldoende is, onderdruk in de RGR-aansluitbehuizing verhogen [hfst ] / MaW

189 7 Inbedrijfstelling 5. Volgende brandstof (enkel bij combibranders) Bij modulerende bedrijfswijze voor beide brandstoffen: Instelling voor tweede brandstof herhalen / MaW

190 7 Inbedrijfstelling 7.7 Drukwachter instellen Hoofdstuk drukwachter instellen in de montage- en bedieningsrichtlijnen van de brander in acht nemen. Luchtdrukwachter bij toerental- en O2-regeling Bij brander met toerental- en O2-regeling wordt de luchtdrukwachter afwijkend van de standaardmethode ingesteld. De O2-regeling regelt het O2-gehalte in het rookgas via de verbrandingsluchthoeveelheid. Daardoor zijn voor de luchtservomotoren posities onder de kleinlast mogelijk. Om de laagste differentiedruk te bepalen, moet in punt 2 de verbrandingsgrens aangelopen worden. Bij combibranders de instelling met brandstof gas doorvoeren. Functie O2 Monitor oproepen [hfst ]. Menu O2 Monitor selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Met draaiknop lastpunt 2 kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Parameter P lucht hand selecteren en met [ENTER]-toets bevestigen. Op het display verschijnt de actuele gemeten O2-waarde en er wordt naar het lastpunt gelopen. Instelschijf aan de luchtdrukwachter naar rechts draaien, tot de W-FM een storingsafschakeling uitlokt. Instelschijf ca. 1 mbar terugdraaien. Menu met [esc]-toets verlaten. Brander met [ENTER]-toets ontgrendelen. 7.8 Afsluitende werkzaamheden Hoofdstuk afsluitende werkzaamheden in de montage- en bedieningsrichtlijnen van de brander in acht nemen / MaW

191 7 Inbedrijfstelling 7.9 Verbranding controleren Luchtovermaat controleren Luchtklep(pen) in het overeenkomstige werkingspunt langzaam sluiten tot de verbrandingsgrens bereikt wordt (CO-gehalte ca. 100 ppm of roetgetal ca. 1). O2-gehalte meten en documenteren. Luchtfactor (λ) aflezen. Voor een veilige luchtovermaat luchtfactor verhogen: met 0,15 0,2 (stemt overeen met % luchtovermaat); met > 0,2 bij moeilijke omstandigheden, bijv.: Vervuilde buitenlucht Schommelende aanzuigtemperatuur Schommelende schoorsteentrek Voorbeeld λ + 0,15 = λ* Luchtfactor (λ*) instellen zonder een CO-gehalte van 50 ppm te overschrijden. O2-gehalte meten en documenteren. Rookgastemperatuur controleren Rookgastemperatuur meten. Ervoor zorgen dat de rookgastemperatuur overeenstemt met de gegevens van de ketelfabrikant. Evt. rookgastemperatuur aanpassen, bijv.: In kleinlast het brandervermogen verhogen vermijdt condensatie in de rookgaskanalen (behalve bij condensatietechniek). In vollast het brandervermogen reduceren verbetert het rendement. Warmtegenerator volgens de gegevens van de fabrikant aanpassen. Rookgasverlies bepalen Openlopen naar vollast. Verbrandingsluchttemperatuur (tl) in de omgeving van de luchtklep(pen) meten. Zuurstofgehalte (O2) en rookgastemperatuur (ta) gelijktijdig op hetzelfde punt meten. Rookgasverliezen met volgende formule bepalen. q A = (t A - t L ) ( A O 2 ) + B qa Rookgasverlies [%] ta Rookgastemperatuur [ C] tl Verbrandingsluchttemperatuur [ C] O2 Volumegehalte aan zuurstof in de droge rookgassen [%] Brandstoffactoren Aardgas LPG Stookolie A2 0,66 0,63 0,68 B 0,009 0,008 0, / MaW

192 7 Inbedrijfstelling 7.10 Gasdebiet berekenen Symbolen Verklaring Voorbeeldwaarden VB Bedrijfsvolume in m 3 /h Volume dat op de gasteller gemeten wordt bij huidige druk en temperatuur (gasdebiet). VN Normvolume in m 3 /h Volume dat een gas bij 1013 mbar en 0 C inneemt. f Omrekeningsfactor - QN Verwarmingsvermogen in kw 6000 kw η Ketelrendement (bijv. 92 % 0,92) 0,92 Hi Verwarmingswaarde in kwh/m 3 (bij 0 C en 1013 mbar) 10,35 kw/m 3 (aardgas H) tgas Gastemperatuur op de gasteller in C 10 C PGas Druk op de gasteller in mbar 250 mbar PBaro Barometrische luchtdruk in mbar, zie tabel 500 m 955 mbar VG Geregistreerd gasdebiet op de gasteller 18,2 m³ TM Gemeten tijd bij gasdebiet (VG) 120 seconden - - Normvolume berekenen Normvolume (VN) met onderstaande formule berekenen. V N = Q N η H i V N = 6000 kw = 630,1 m³/h 0,92 10,35 kw/m3 Hoogte boven zeespiegel [m] PBaro [mbar] Omrekeningsfactor berekenen Gastemperatuur (tgas) en gasdruk (Pgas) op de gasteller aflezen. Barometrische luchtdruk (PBaro) uit tabel aflezen Omrekeningsfactor (f) met volgende formule berekenen. f= P Baro + P Gas f= t Gas = 1,148 Nodig bedrijfsvolume (gasdebiet) berekenen V B = V N f V B= 630,1 m³/h 0,933 =549,1 m³/h Actueel bedrijfsvolume (gasdebiet) bepalen Gasdebiet VG op de gasteller meten, meettijd TM moet minstens 60 seconden bedragen. Bedrijfsvolume (VB) met onderstaande formule berekenen. V B = 3600 V G T M V B= ,2 m³ 120 s =546,0 m³/h / MaW

193 7 Inbedrijfstelling 7.11 Vermogenverdeling De lastpunten rangschikken zich automatisch volgens hun toebedeelde vermogen. Een foutieve vermogenverdeling kan tot werkingsproblemen bij de vermogensregeling leiden. Vermogen [%] voor lastpunt met onderstaande formule bepalen. Berekend vermogen voor lastpunt in Belas invoeren. Vermogen [%] = Debiet lastpunt Debiet vollast / MaW

194 8 Onderhoud 8 Onderhoud 8.1 Aanwijzingen voor het onderhoud Aanwijzingen voor het onderhoud GEVAAR GEVAAR WAARSCHUWING Explosiegevaar door vrijkomend gas Ondeskundig uitgevoerde werken kunnen tot gaslekken en ontploffingen leiden. Vóór het begin van de werken de brandstof-afsluitinrichtingen sluiten. Bij het in- en uitbouwen van gasvoerende installatie-onderdelen zorgvuldig werken. Schroeven aan de meetpunten dicht vastdraaien en op dichtheid controleren. Levensgevaar door elektrische schok Werken onder spanning kan tot elektrische schokken leiden. Voor het begin van de werken spanningstoevoer naar het toestel onderbreken. Tegen onverwacht herinschakelen beveiligen. Verbrandingsgevaar door hete onderdelen Hete onderdelen kunnen tot verbrandingen leiden. Onderdelen laten afkoelen. Het onderhoud mag enkel door gekwalificeerde vaklui uitgevoerd worden. De verbrandingsinstallatie moet één keer per jaar onderhouden worden. Naargelang de installatie kan een frequentere controle noodzakelijk zijn. Componenten die een toenemende slijtage vertonen of waarvan de constructief bepaalde levensduur overschreden is resp. vóór het volgende onderhoud overschreden wordt, moeten uit voorzorg vervangen worden [hfst. 8.2]. Om een regelmatige controle te verzekeren, wordt door Weishaupt een onderhoudscontract aanbevolen. Volgende onderdelen mogen enkel vervangen worden niet hersteld worden: Verbrandingsmanager Vlamvoeler Servomotor Gasventiel Stookoliemagneetventiel Verstuiverafsluitset (afsluitnaald) Drukregelaar Drukwachter Vóór elk onderhoud De gebruiker vóór het begin over de onderhoudswerken informeren. De hoofdschakelaar van de installatie uitschakelen en tegen onverwacht herinschakelen beveiligen. Brandstof-afsluitinrichtingen sluiten / MaW

195 8 Onderhoud Na elk onderhoud Dichtheid van de stookolie- en gasvoerende onderdelen controleren. Werking testen: Verstelbare menginrichting Ontsteking Vlamcontrole Gasvoerende onderdelen (gasaansluitdruk en insteldruk) Stookoliepomp (pompdruk en aanzuigweerstand) Drukwachter Veiligheidsketen Verbrandingswaarden controleren en brander evt. afstellen. Verbrandingswaarden en instellingen op de inspectiekaart en/of het meetblad invullen. 8.2 Onderhoudsplan Gedetailleerde informatie zie montage- en bedieningsrichtlijnen brander / MaW

196 9 Foutopsporing 9 Foutopsporing 9.1 Procedure bij storing Voorwaarden voor de werking controleren: Spanningstoevoer aanwezig. Verwarmingsschakelaar aangeschakeld. Temperatuur- of drukregelaar op de warmtegenerator correct ingesteld. Ketel-of verwarmingskringregeling met werking en correct ingesteld. De verbrandingsmanager herkent onregelmatigheden van de brander en geeft deze op de weegave- en bedieningseenheid weer. Volgende toestanden zijn mogelijk: Fout Storing Bedrijfsstatus Ontgrendelen Status/ontgrend In de weergave- en bedieningseenheid verschijnt afwisseld het afschakelgedrag en de fout als duidelijke tekstweergave. OPGELET Schade door ondeskundig uitgevoerde herstellingswerken De verbrandingsinstallatie kan beschadigd worden. Niet meer dan 2 ontgrendelingen na mekaar uitvoeren. De storing moet door gekwalificeerd personeel verholpen worden. Als de ABE een storing weergeeft: Weergave met [esc]-toets verlaten. Brander met [ENTER]-toets ontgrendelen. Als de toets [esc] 2-maal ingedrukt werd, via het menu ontgrendelen: Bedrijfsstatus kiezen. Status/ontgrend kiezen. Actuele storing wordt weergegeven. Weergave met [esc]-toets verlaten. Brander met [ENTER]-toets ontgrendelen. Via ontgrendelingstoets aan ingang X4-01:4: Ontgrendelingstoets indrukken. De brander is ontgrendeld. Toestelvervanging Wordt de verbrandingsmanager of de ABE vervangen: Foutenhistoriek en storingshistoriek uitlezen, controleren en bij terugsturing bijvoegen / MaW

197 9 Foutopsporing Bedrijfsstatus Alarm deactiveren Alarm act/deact De parameter Alarm act/deact deactiveert of activeert de alarmuitgangx3-01:2. Een ontgrendeling of een branderstart zet de deactivering automatisch terug en de alarmuitgang is opnieuw gebruiksklaar / MaW

198 9 Foutopsporing Voorbeeld 9.2 Fout Bij een fout voert de verbrandingsmanager een veiligheidsafschakeling door. In de weergave- en bedieningseenheid verschijnt afwisseld het afschakelgedrag en de fout als duidelijke tekstweergave. Veiligheidsafschakeling Veiligheidsketen geopend De brander start automatisch zodra de oorzaak voor de fout weggewerkt is. Bedrijfsstatus Fouthistorie Fouthistorie De parameter Fouthistorie geeft de laatste 21 fouten in duidelijke tekst- en diagnoseweergave weer [hfst. 9.4]. Met draaiknop geheugen kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Geheugen met de draaiknop doorbladeren. De weergave wisselt in 5 secondentakt tussen tekst- en diagnoseweergave. Met de [ENTER]-toets kan de weergave manueel gewijzigd worden. Geheugen met [esc]-toets verlaten. Normaalbedrijf Status/ontgrend. Fouthistorie Storingshistorie 1 Klasse:00 Ol Code:21 Fase:24 Diag:00 Lst: 100 Start nr sec Veiligheidsketen geopend 21Klasse:00 Ol Code:26 Fase:60 Diag:00 Lst:42.5 Start nr De diagnoseweergave geeft informatie over: Foutnummer (1 21) Foutklasse (Klasse:) Actuele brandstof bij fout (Olie of Gas) Foutcode (Code:) Werkingsfase bij fout (Fout:) Diagnosecode (Diag:) Lastpositie of trap bij fout (Belas:) Aantal branderstarts (Start nr) / MaW

199 9 Foutopsporing Voorbeeld 9.3 Storing Bij een storing voert de verbrandingsmanager een storingsafschakeling door en vergrendelt de brander. In de weergave- en bedieningseenheid verschijnt afwisseld het afschakelgedrag en de fout als duidelijke tekstweergave. Als de fout verholpen is, moet de verbrandingsmanager voor een nieuwe start ontgrendeld worden. Storingsafschakeling Luchtdruk is uit Bedrijfsstatus Storingshistorie Storingshistorie De parameter Storingshistorie geeft de laatste 9 fouten in duidelijke teksten diagnoseweergave weer [hfst. 9.4]. Met draaiknop geheugen kiezen en met [ENTER]-toets bevestigen. Geheugen met de draaiknop doorbladeren. De weergave wisselt in 5 secondentakt tussen tekst- en diagnoseweergave. Met de [ENTER]-toets kan de weergave manueel gewijzigd worden. Geheugen met [esc]-toets verlaten. Normaalbedrijf Status/ontgrend. Fouthistorie Storingshistorie :22 C:28 D:00 P:62 Start nr. 22 Belas:79.6 Gas 5 sec Luchtdruk is uit :15 C:31 D:00 P:81 Start nr Belas:25.0 Gas De diagnoseweergave geeft informatie over: Foutnummer (1 21) Datum fout (DD.MM.JJ) Tijdstip fout (hh.mm) Foutcode (C:) Diagnosecode (D:) Werkingsfase bij fout (P:) Aantal branderstarts (Start nr) Lastpositie of trap bij fout (Belas:) Actuele brandstof bij fout (Olie of Gas) / MaW

200 9 Foutopsporing Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9.4 Fout verhelpen Oplossing Fout ROM Interne fout ( Fout RAM Interne fout (1 ^^ Fout bij interne vergelijking gegevens Interne fout (1 ^^ 04 Synchronisatiefout Interne fout (1 ^^ Fout test vlamsignaalversterker Elektrische aansluiting controleren. Vlamvoeler vervangen. ^^ Fout interne hardwaretest Interne fout ( B Fout aan ingang of uitgang De diagnosecode geeft aan om welke in- of uitgang het gaat. 01 Vermogenregelaar extern in/uit Nulgeleider naar W-FM controleren. 02 Beschermcon. ventil. Elektrische aansluiting controleren. Controleren of een capacitieve last 03 Brandstofkeuze stookolie aangesloten is. 04 Brandstofkeuze gas Schakelt het intern relais af en vertraagt 05 Ontgrendeling de capacitieve last de spanningsvermindering met 10 ms, dan 06 Max. stookoliedrukwachter kan er een fout ontstaan. 07 Min. stookoliedrukwachter Interne fout (1 08 Gasdrukwachter-dichtheidscontrole * Afhankelijk van de werkingsfase is er aan 09 Antihevelventiel / veiligheidsventiel olie SV de overeenkomstige uitgang een niettoegelaten spanningssignaal. Oorzaak kan terugmelding X6-03* 0A Brandstofventiel olie V1 terugmelding X8-02 / X8-03* een omgekeerde spanning door een bedrijfsmelding zijn (bijv. bij een lamptest) 0B 0C 0D 0E 0F Brandstofventiel olie V2 terugmelding X7-01* Brandstofventiel olie V3 terugmelding X7-02* Veiligheidsventiel gas SV terugmelding X9-01:1* Brandstofventiel gas V1 terugmelding X9-01:4* Brandstofventiel gas V2 terugmelding X9-01:3* 10 Ontstekingsgasventiel PV terugmelding X9-01:2* 11 Veiligheidsketen, branderflenseindschakelaar 12 Intern veiligheidsrelais terugmelding 13 Min. gasdrukwachter 14 Max. gasdrukwachter 15 Ontsteking terugmelding 16 Luchtdrukwachter 17 Startvrijgave stookolie 18 Zware olie, directstart 19 Vermogensregelaar extern open 1A 1B Vermogensregelaar extern toe Startvrijgave gas (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

201 ^^ ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing Oplossing ^^ Kortsluiting contactterugmeldnetwerk Interne fout ( F Servomotorpositie of toerental niet bereikt Bij meerdere fouten worden de diagnosecodes samengevoegd. 01 Positiefout luchtservomotor Mechaniek na de aandrijving op 02 Positiefout brandstofaandrijving beweeglijkheid controleren. 04 Positiefout hulpservomotor 1 Interne fout (1 08 Positiefout hulpservomotor 2 20 Positiefout hulpservomotor 3 10 Toerental niet bereikt Hellingstijd controleren [hfst ]. 40 Toerentalverschil tussen gewenst en Signaalleiding tussen W-FM en gemeten heeft tolerantie overschreden frequentieregelaar controleren. Signaalleiding van de toerentalregistratie controleren [hfst ]. Toerentalnormalisatie controleren [hfst ] Fout curve verbondsreg. luchtservomotor Curve verbondsregeling van 01 Fout curve verbondsreg. servo brandst. overeenkomstige servomotor controleren, evt. instellen [hfst ]. 02 Fout curve verbondsreg. servomotor hulp 1 03 Fout curve verbondsreg. servomotor hulp2 04 Fout curve verbondsreg. servomotor hulp3 05 Fout curve verbondsreg. frequentie-omv. 0A P-aandeel buiten het toegelaten niveau O2- regelparameters controleren, evt. 0B I-aandeel buiten het toegelaten niveau aanpassen [hfst ]. 0C Dauwpunt buiten het toegelaten niveau 0D O2-setpoint buiten het toegelaten niveau Waarden controleren, evt. O2-regeling 0E Minimale O2-waarde buiten het toegelaten opnieuw instellen [hfst ]. niveau 0F Waarde O2-verbondsregeling buiten toegelaten bereik 13 Instelling van de ABE buiten toegelaten bereik 14 Genormaliseerde waarde buiten toegelaten bereik 20 Overschrijding van het toegelaten niveau van setpoint 21 Instelling van de ABE buiten toegelaten bereik 22 Bij een switch-melding worden geen gedefinieerde vakjes ingevuld 23 Bij een switch-melding worden geen gedefinieerde ELV-fasen herkend 40 Niet-plausibele setpointpositie Interne fout (1 Waarden controleren, evt. O2-regeling opnieuw instellen [hfst ]. Interne fout (1 (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

202 ^^ ^^ ^^ ^^ ^^ ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing Time-out bij synchronisatie programmaverloop van data-overdracht 02 Time-out bij data-overdracht 03 CRC-fout bij data-overdracht 3F Onderscheid bij vergelijking gegevens vastgesteld. 18 Ongeldige waarde in een curve verbondsregeling F Servomotorfout bij vergelijking tussen potikanaal A en B Oplossing Interne fout (1 Curve verbondsregeling controleren. Geldig vermogensbereik: % Geldig positiebereik: 0 90 Geldig toerentalbereik: % Bij de eerste inbedrijfstelling: Waarde corrigeren. Na eerdere correcte werking: W-FM vervangen. Bij meerdere fouten worden de diagnosecodes samengevoegd. 01 Fout luchtservomotor ToegestPot.diff op 15 zetten 02 Fout servomotor brandstof [hfst ]. CAN-Bus-verbinding controleren [hfst. 5]. 04 Fout hulpservomotor 1 Interne fout (1 08 Fout hulpservomotor 2 20 Fout hulpservomotor 3 1A 1 Stijging van de curve tussen twee lastpunten te groot. Maximaal toegelaten stijging bij 0,1 % vermogenswijziging: 3,6 (bij 30 s hellingstijd) 1,8 (bij 60 s hellingstijd) 0,9 (bij 120 s hellingstijd) 1B Tijdens het instellen van de curven verbondsregeling schakelt de brander wegens gebrekkige warmtevraag af. 1C 01 3F De relevante ontstekingsposities zijn niet geparametreerd. Vermogenstoewijzing in de lastpunten wijzigen om de maximaal toegelaten stijging te onderschrijden [hfst ]. Curven verbondsregeling in bedrijfswijze Handmatig instellen [hfst. 6.7]. Verhindert buitenbedrijfstelling door de vermogensregelaar. Enkel wanneer de temperatuurwachter reageert, is er een buitenbedrijfstelling. Het actueel bewerkte lastpunt kan nog opgeslagen worden. Bij meerdere fouten worden de diagnosecodes samengevoegd. 01 Ontstpos luchtservom. niet geparametr. Ontstekingspositie instellen [hfst ]. 02 Ontstp. servom. brandstof niet geparametreerd 04 Ontstp. servom. hulp1 niet geparametreerd 08 Ontstp. servom. hulp2 niet geparametreerd 10 Ontstpos VSD niet geparametreerd 20 Ontstp servom. hulp3 niet geparametreerd (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

203 ^^ ^^ ^^ ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing Oplossing 1D 01 3F Fout looptijd servomotor / frequentieregelaar Bij meerdere fouten worden de diagnosecodes samengevoegd. 01 Fout looptijd luchtservomotor Mechaniek na de aandrijving op 02 Fout looptijd servomotor brandst. beweeglijkheid controleren. Spanningstoevoer servomotor 04 Fout looptijd servomotor hulp1 controleren. 08 Fout looptijd servomotor hulp2 Hellingstijd servomotoren controleren 10 Fout looptijd frequentieregelaar [hfst ]. Hellingstijd aan de traagste servomotor 20 Fout looptijd servomotor hulp3 aanpassen 1E 01 3F Minstens één servomotor heeft de vastgelegde speciale positie niet bereikt. Bij meerdere fouten worden de diagnosecodes samengevoegd. 01 Speciale pos. luchtservomotor niet bereikt Mechaniek na de aandrijving op 02 Spec. pos. servomotor brandstof niet bereikt beweeglijkheid controleren. Spanningstoevoer servomotor 04 Spec. pos. servomotor hulp1 niet bereikt controleren. 08 Spec. pos. servomotor hulp2 niet bereikt 10 Spec. pos. VSD niet bereikt 20 Spec. pos. servomotor hulp3 niet bereikt 40 Spec. pos. toerental niet bereikt Hellingstijd controleren [hfst ]. Signaalleiding tussen W-FM en frequentieregelaar controleren. Signaalleiding van de toerentalregistratie controleren [hfst ]. Toerentalnormalisatie controleren [hfst ]. 1F 01 Fout interne test in VSD-module Interne fout (1 02 Ventilator draait in de verkeerde richting Draairichting motor controleren. Schijf voor toerentalregistratie controleren [hfst ]. Draairichting frequentieregelaar controleren. 03 Impulsfout bij toerentalregistratie Schijf en naderingsschakelaar voor toerentalregistratie controleren [hfst ]. 04 Toerental bij toerentalnormalisatie niet stabiel 05 Luchtservomotor heeft voorventilatiepositie niet bereikt 06 Fout interne toerentaltest Interne fout (1 07 Veiligheidsketen bij toerentalnormalisatie niet gesloten Motor controleren. Schijf en naderingsschakelaar voor toerentalregistratie controleren [hfst ]. Mechaniek na de aandrijving op beweeglijkheid controleren. Spanningstoevoer servomotor controleren. Veiligheidsketen controleren. ^^ 21 Veiligheidsketen niet gesloten Veiligheidsketen controleren. 22 Drempel van de temperatuurvoeler overschreden Temperatuur van de installatie controleren. Instelling temperatuurvoeler controleren [hfst ]. (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

204 ^^ ^^ ^^ ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing Oplossing Vreemd belichting bij inbedrijfstelling Vreemde lichtbron zoeken en wegwerken Vreemd belichting bij buitenbedrijfstelling Vlamvoeler controleren. Brandstofventielen lekken, controleren Geen vlam einde veiligheidstijd Ontsteking controleren. Branderinstelling controleren. Vlamvoeler controleren. Brandstofventielen controleren Vlamuitval tijdens de werking Branderinstelling controleren. Brandstoftoevoer controleren. Vlamsignaal controleren [hfst ]. 27 Ontoelaarbaar luchtdruksignaal "AAN" Luchtdrukvoeler controleren [hfst ]. 28 Ontoelaarbaar luchtdruksignaal "UIT" Ontlasting drukwachter controleren [hfst ]. 29 Ontoelaarbare melding "AAN" van beschermcontact ventilator ^^ 2A Ontoelaarbare melding "UIT" beschermcontact ventilator ^^ 2B Ontoelaatbaar luchtdruksignaal "AAN" rookgas-recirculatie ^^ 2C Ontoelaarbaar luchtdruksignaal "UIT" rookgas-recirculatie ^^ 2D Ontoelaarbaar AAN-signaal aan ingang startvrijgave gas ^^ 2E Ontoelaarbaar UIT-signaal aan ingang startvrijgave gas Elektrische aansluiting en beschermcontact ventilator controleren [hfst ]. Leiding voor beschermcontact X3-02:1 ^^ 2F Min. gasdrukwachter is in werking getreden. Gasaansluitdruk controleren. 30 Max. gasdrukwachter is in werking getreden Gasdrukwachter controleren. 31 Gasdrukwachter-dichtheidscontrole is in werking getreden, contact open, V1 lekt of V2 opent niet. 32 Gasdrukwachter-dichtheidscontrole is uitgevallen, contact gesloten, V2 of ontstekingsgasventiel lekt of V1 opent niet. 33 Onverwachte oliedruk, oliedrukvoeler min. reageert, contact gesloten 34 Oliedrukvoeler min. heeft niet gereageerd, contact open ^^ 35 Oliedrukwachter max. reageert, contact gesloten ^^ 36 Geen signaal aan ingang startvrijgave olie [hfst ] ^^ 37 Geen signaal aan ingang zware olie onmidd. start [hfst ] Gasdrukwachter controleren. Dubbel gasventiel controleren. Pompdruk controleren. Stookolietoevoer controleren. Min. stookoliedrukwachter controleren. ^^ 38 Gasgebrekprogramma actief Gasaansluitdruk controleren. ^^ 39 Interne fout veiligheidstijd ^^ 3A In de W-FM is geen brander ID gedefinieerd. Gegevensset uit ABE overdragen [hfst ]. ^^ 3B Paswoord installateur niet gedefinieerd 40 Interne fout veiligheidsrelais (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

205 ^^ ^^ ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing Oplossing ^^ 41 Interne fout contactpositie ontsteking Elektrische aansluiting aan de uitgang controleren FF Interne fout contactpositie relais van brandstofventiel 01 Antihevelventiel / veiligheidsventiel olie SV X6:03 02 Brandstofventiel olie V1 X8-02 / X Brandstofventiel olie V2 X Brandstofventiel olie V3 X Magneetventiel gas extern / veiligheidsventiel gas SV X9-01:1 20 Brandstofventiel gas V1 X9-01:4 40 Brandstofventiel gas V2 X9-01:3 80 Ontstekingsgasventiel PV X9-01: Geen brandstof of via ingang X4-01 beide gekozen 02 Brandstofstraat zonder curve verbondsregeling Bij meerdere fouten worden de diagnosecodes samengevoegd. Elektrische aansluiting aan de uitgang controleren. Afhankelijk van de werkingsfase is er aan de overeenkomstige uitgang een niettoegelaten spanningssignaal. Oorzaak kan een omgekeerde spanning door een bedrijfsmelding zijn (bijv. bij een lamptest). Elektrische aansluiting controleren [hfst ]. Brandstof regelen. 03 Variabele "straat" niet gedefinieerd Gegevensset uit ABE overdragen [hfst ]. 04 Variabele "brandstof" niet gedefinieerd Brandstofkeuze controleren [hfst ]. 05 Niet-gedefinieerde bedrijfswijze met vermogensregelaar 06 Voorventilatie gas te kort Interne fout (1 07 Voorventilatie olie te kort 08 Veiligheidstijd 1 gas te lang 09 Veiligheidstijd 1 olie te lang 0A Tijd ontsteking-uit groter dan veiligheidstijd 1 gas 0B Tijd ontsteking-uit groter dan veiligheidstijd 1 olie 0C 0D Veiligheidstijd 2 gas te lang Veiligheidstijd 2 olie te lang Bedrijfswijze controleren [hfst ] Gedeactiveerde ingang aangesloten. Ingang activeren of niets aansluiten. 01 Vermogensregelaar ingang X62 02 Luchtdrukwachter ingang X Beschermcontact ventilator ingang X4-01:3 04 Min. gasdrukwachter ingang X9-03:4 05 Max. gasdrukwachter ingang X9-03:3 06 Min. stookoliedrukwachter ingang X Max. stookoliedrukwachter ingang X Startvrijgave olie ingang X6-01:1 09 Zware olie directe start ingang X6-01:3 0A 0B Startvrijgave gas ingang X7-03:2 Veiligheidstemperatuurwachter voor hoge temperatuur ingang X6-01:3 Sommige ingangen kunnen enkel in het OEM-niveau geactiveerd worden. (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

206 ^^ ^^ ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing ^^ 45 Veiligheidsafschakeling bij de test van de veiligheidstemperatuurbegrenzer Programmastop is actief, programmaverloop stopt aan de gedefinieerde fase 01 Stop in fase 24, voorventilatiepositie 02 Stop in fase 32, hulpservomotor 3 in voorventilatiepositie 03 Stop in fase 36, ontstekingspositie 04 Stop in fase 44, vlamsignaal 05 Stop in fase 52, ontstekingsventiel UIT 06 Stop in fase 72, naventilatiepositie 07 Stop in fase 76, hulpservomotor 3 in naventilatiepositie ^^ 47 Geen signaal startvrijgave gas ingang X7-03:2 ^^ vlamsignalen in plaats van 1 voorhanden Externe vlamvoeler via contact en vlamvoeler aangesloten 02 Externe vlamvoeler voor hoge temperatuur via contact en 2 vlamvoelers aangesloten Oplossing ^^ Fout tijdens controle sleutelwaarde Interne fout (1 ^^ Cyclus te lang Interne fout (1 ^^ Fout batterij Interne fout (1 ^^ Reset foutief Interne fout (1 Is de programmastop niet meer nodig, programmastop deactiveren [hfst ]. Als er een externe vlamvoeler aan X6-01:3 aangesloten is, mag geen vlamvoeler aan X10 aangesloten zijn. Als er een externe hogetemperatuurvoeler aan X6-01:3 aangesloten is, mag voor de lagetemperatuurwerking enkel een vlamvoeler aan X10 aangesloten zijn Verbonden instelling "en niet" (&/) De diagnosecode geeft de overeenkomstige parameter aan. 00 in SensVreemdlGas Instelling wijzigen (OEM-niveau) 01 in SensVreemdlOlie 02 in SensAanstfaGas 03 in SensAanstfaOlie 04 in SensBedrijffaGas 05 in SensBedrijfOlie (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

207 ^^ ^^ ^^ ^^ ^^ ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing RGR-Modus temp.contr. is niet toegelaten Oplossing Functie is enkel voor type LMV52.4 vrijgegeven. 07 Verboden instelling HTempBewak Instelling wijzigen (OEM-niveau) 08 Verboden instelling Ext. Vlamopn 09 RGR-Modus afwijkend van Aux3onCurveis niet toegelaten 0A 0B Verboden instelling in Hulpservomotor, VSD en hulp3 niet toegestaan Config X5-03 KoelFktStby is niet toegelaten Aux3onCurve instellen. Instelling wijzigen (OEM-niveau) Instelling wijzigen [hfst ]. 0C Simultane aanvraag ingang X5-03 BR_Bedrijfssoort of Config X5 03 wijzigen [hfst ]. 0D Verboden instelling HT/VrijgRCo Instelling wijzigen (OEM-niveau) 0E Verboden instelling in COx, BedrWz COx Gas en BedrWz COx Olie zijn ongelijk gedeactiveerd Instelling wijzigen [hfst ]. Functie is enkel voor type LMV52.4 vrijgegeven. 58 Parameterset is beschadigd W-FM ontgrendelen [hfst. 9.1]. 59 Parameterset is beschadigd 5A Parameterset is beschadigd 5B Parameterset is beschadigd 5C Gegevensset van ABE werd in de W-FMgeladen Als fout bij een parameterwijziging opgetreden is: Laast gewijzigde parameters op plausibiliteit controleren. Is de fout niet verholpen door de ontgrendeling: Gegevensset van ABE laden [hfst ]. W-FM ontgrendelen [hfst. 9.1]. 5D Interne fout W-FM W-FM ontgrendelen [hfst. 9.1]. 5E Interne fout W-FM Als fout bij een parameterwijziging opgetreden is: Laast gewijzigde parameters op plausibiliteit controleren. Is de fout niet verholpen door de ontgrendeling: Gegevensset van ABE laden [hfst ]. ^^ 5F Backup werd onderbroken Backup herhalen [hfst ]. 60 Interne fout W-FM W-FM ontgrendelen [hfst. 9.1] Interne fout W-FM Fout bij het herstellen van de vergrendelingsinformatie Als fout bij een parameterwijziging opgetreden is: Laast gewijzigde parameters op plausibiliteit controleren. Is de fout niet verholpen door de ontgrendeling: Gegevensset van ABE laden [hfst ]. Interne fout (1 (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

208 ^^ ^^ ^^ ^^ ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing 71 W-FM manueel vergrendeld via ingang X4-01:4 Oplossing ^^ Niet-plausibele foutinvoering Interne fout (1 W-FM ontgrendelen [hfst. 9.1] Ontoelaatbare toestand hulpservomotor3 CAN-busverbinding en busaansluiting Ontoelaatbare toestand luchtservomotor controleren [hfst. 5] Ontoelaatbare toestand servomotor brandstof gas Interne fout ( Ontoelaatbare toestand servomotor brandstof olie Ontoelaatbare toestand hulpservomotor1 ^^ Ontoelaatbare toestand hulpservomotor Ontoelaatbare toestand interne vermogensregelaar Interne fout ( Ontoelaatbare toestand ABE CAN-busverbinding en busaansluiting controleren [hfst. 5]. Interne fout ( Plausibiliteitsfout servomotoren Interne fout (1 02 Plausibiliteitsfout vermogensregelaar 03 Plausibiliteitsfout ABE 04 Plausibiliteitsfout VSD-module 05 Plausibiliteitsfout O2-module 90 ROM-CRC-fout hulpservomotor3 CAN-busverbinding en busaansluiting 91 ROM-CRC-fout luchtservomotor controleren [hfst. 5]. 92 ROM-CRC-fout servomotor brandstof gas Interne fout (1 93 ROM-CRC-fout servomotor brandstof olie 94 ROM-CRC-fout hulpservomotor1 95 ROM-CRC-fout hulpservomotor2 96 ROM-CRC-fout hulpservomotor2 Interne fout (1 97 ROM-CRC-fout ABE CAN-busverbinding en busaansluiting controleren [hfst. 5]. 98 Minstens twee servomotoren met hetzelfde adres op CAN-bus Interne fout (1 Adressering controleren [hfst ]. 99 Verbindingsfout CAN-bus CAN-busverbinding en busaansluiting 9A Verbindingsfout CAN-Bus, fout ontstaat dikwijls wanneer een busdeelnemer gescheiden of verbonden wordt controleren [hfst. 5]. Interne fout (1 9B CAN Queue overrun (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

209 ^^ ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing Oplossing A0 01 1F Hulpservomotor3 heeft fout gemeld CAN-busverbinding en busaansluiting 01 CRC-fout bij ROM-test controleren [hfst. 5]. 02 CRC-fout bij RAM-test Interne fout (1 04 Fout tijdens controle sleutelwaarde 05 Cyclus te lang 07 Synchronisatie- of CRC-fout 08 Fout toerenteller 09 Fout bij batterijtest 0C Temperatuur in servomotor te hoog Behuizingstemperatuur controleren max. 60 C), evt. van koellucht voorzien. 0D Draairichting servomotor verkeerd Mechaniek na de aandrijving op beweeglijkheid controleren. Draairichting controleren, evt. veranderen (OEM-niveau). 0E Hellingstijd voor traject te klein Hellingstijd servomotoren controleren [hfst ]. Hellingstijd aan de traagste servomotor aanpassen Traject tussen speciale posities verkleinen. 10 Timeout bij AD-transmissie Interne fout (1 11 Fout bij ADC-test 12 Fout bij AD-transmissie 13 Servomotorpositie buiten toegelaten bereik (0 90 ) Servomotorpositie controleren, evt. mechanisch terugdraaien. 15 Verbindingsfout CAN-bus CAN-Bus-verbinding controleren [hfst. 5]. 16 CRC-fout parameterpagina 17 Pagina te lang geopend W-FM ontgrendelen [hfst. 9.1]. 18 Pagina is vernietigd 19 Ongeldige toegang tot parameters 1B Fout bij kopiëren parameterpagina Als fout bij een parameterwijziging opgetreden is: Laast gewijzigde parameters op plausibiliteit controleren. Is de fout niet verholpen door de ontgrendeling: Gegevensset van ABE laden [hfst ]. Kan geen enkele voorgestelde maatregel de fout oplossen: W-FM vervangen. 1E Ongeldige gegevens in het startbevel Speciale posities controleren. Geldig positiebereik: F Plausibiliteitsfout intern EMV-maatregelen optimaliseren. ^^ A1 zie A0 Luchtservomotor heeft fout gemeld zie A0 ^^ A2 zie A0 Servomotor brandstof gas heeft fout gemeld zie A0 ^^ A3 zie A0 Servomotor brandstof olie heeft fout gemeld zie A0 ^^ A4 zie A0 Hulpservomotor 1 heeft fout gemeld zie A0 A5 zie A0 Hulpservomotor 2 heeft fout gemeld zie A0 (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

210 ^^ ^^ ^^ ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing Oplossing A Interne vermogensregelaar heeft fout gemeld Interne fout (1 10 Geen stijging van de gemeten waarde 12 Ongeldig proportioneel aandeel (Xp) O2- regelparameters controleren, evt. 13 Ongeldig integraal aandeel (Tn) aanpassen [hfst ]. 14 Ongeldige vertragingstijd (Tu) Interne fout (1 15 Ongeldig differentieel aandeel (Tv) 16 Timeout tijdens de observatietijd bij automatische aanpassing 17 Functie koude start is actief 18 Timeout bij automatische aanpassing 22 Setpoint > grenswaarde Fout interne opslag Interne fout (1 ^^ A6 33 CRC-fout bij data-overdracht W-FM ontgrendelen [hfst. 9.1]. Backup herhalen [hfst ]. ^^ A6 34 3B Interne fout vermogensregelaar Interne fout (1 A6 40 Pagina te lang geopend W-FM ontgrendelen [hfst. 9.1]. ^^ A Interne fout vermogensregelaar Interne fout (1 A Fout in gegevensset van interne vermogensregelaar Als fout bij een parameterwijziging opgetreden is: Laast gewijzigde parameters op plausibiliteit controleren. Is de fout niet verholpen door de ontgrendeling: Gegevensset van ABE laden [hfst ]. Kan geen enkele voorgestelde maatregel de fout oplossen: W-FM vervangen. 44 Pagina werd op ABORT gezet W-FM ontgrendelen [hfst. 9.1]. 45 Pagina werd op RESTO gezet 46 Pagina heeft ongeldige status A6 4A 4E Interne vermogensregelaar verbindingsfout CAN-bus Als fout bij een parameterwijziging opgetreden is: Laast gewijzigde parameters op plausibiliteit controleren. Is de fout niet verholpen door de ontgrendeling: Gegevensset van ABE laden [hfst ]. Kan geen enkele voorgestelde maatregel de fout oplossen: W-FM vervangen. Interne fout (1 (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

211 ^^ ^^ ^^ ^^ ^^ ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing Oplossing A6 50 5A Fout ingangen vermogensregelaar De diagnosecode geeft aan over welke ingang het gaat. 50 Kortsluiting aan ingang X60:1/4 Elektrische aansluiting en voeler 51 Onderbreking aan ingang X60:1/4 controleren. 52 Onderbreking aan ingang X60:2/4 53 Kortsluiting aan ingang X60:3/4 54 Onderbreking aan ingang X60:3/4 55 Kortsluiting aan ingang X60:3/4 56 Onderbreking aan ingang X60:3/4 57 Spanning te hoog aan ingang X61 58 Onderbreking of kortsluiting aan ingang X61 59 Spanning te hoog aan ingang X62 5A Onderbreking of kortsluiting aan ingang X62 A6 5B De uitgavewaarde staat in de actuele configuratie voor uitgang X63 niet ter beschikking. A6 5C RGR-voeler staat in de actuele configuratie niet ter beschikking. ^^ A6 60 6F Interne fout vermogensregelaar Interne fout (1 A Ingangssignalen vermogensregelaar schommelen te sterk Instelling wijzigen [hfst ]. Instelling wijzigen [hfst ]. De diagnosecode geeft aan over welke ingang het gaat [hfst ]. 70 Signaalschommeling ingang X60:1/4 Elektrische aansluiting controleren. 71 Signaalschommeling ingang X60:2/4 Signaal controleren (bromspanning). 72 Signaalschommeling ingang X60:3/4 73 Signaalschommeling PWM 74 Signaalschommeling U-ingang X61:2 75 Signaalschommeling I-ingang X61:3 76 Signaalschommeling U-ingang X62:2/4 77 Signaalschommeling I-ingang X62:3/4 A6 78 7F Ingangssignalen vermogensregelaar te groot of foute polariteit 78 Spanning te hoog of foute polariteit ingang X60:1/4 79 Overspanning of foute polariteit ingang X60:2/4 7A 7B 7C 7D 7E 7F Overspanning of foute polariteit ingang X60:3/4 Overspanning of foute polariteit PWM Overspanning of foute polariteit ingang X61 Spanning te hoog of foute polariteit ingang X61 Spanning te hoog of foute polariteit ingang X62 Spanning te hoog of foute polariteit ingang X62 A6 80 A6 Interne fout vermogensregelaar Interne fout (1 De diagnosecode geeft aan over welke ingang het gaat [hfst ]. Elektrische aansluiting controleren. Spanning of stroom controleren. (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

212 ^^ ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing A6 A7 Geen of verkeerde bijkomende voeler gedefinieerd voor de functie koude start. Oplossing ^^ A6 B0 FF Interne fout vermogensregelaar Interne fout (1 Instelling wijzigen [hfst ]. A Interne fout ABE CAN-busverbinding en busaansluiting controleren [hfst. 5]. 09 Brander via UIT-functie van de ABE vergrendeld. 0A Interne fout ABE Interne fout (1 W-FM ontgrendelen [hfst. 9.1]. 0B Onderhoudsmelding bij branderstarts Onderhoud doorvoeren, startteller op nul zetten [hfst ]. 0C 0D 0E Fout parameter opslaan In het menu is Instelling Olie gekozen, de brandstofkeuze staat op gas. In het menu is Instelling Gas gekozen, de brandstofkeuze staat op stookolie. 15 1A Interne fout ABE Interne fout (1 Brandstof gas kiezen [hfst ]. Brandstof olie kiezen [hfst ]. 1B Fout bij de backup W-FM ontgrendelen [hfst. 9.1]. Backup herhalen [hfst ]. 1C 28 Interne fout ABE 30 Fout Bus-communicatie Verbinding en instellingen controleren [hfst ]. 38 Interfacemodus kon niet afgesloten worden [hfst ] 40 Parmetreerfout via software (PC-tool) 88 8A Interne fout ABE (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

213 ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing A9 01 1F Interne VSD-module heeft een fout gemeld Oplossing Interne fout VSD-module Interne fout (1 0A 0C Toerental of brandstofteller niet plausibel, storingen op de kabel Signaal van de frequentieregelaar aan alarmingang X73:3 [hfst ] Plaatsing van de kabel controleren. Beschermkappen gebruiken. Interne fout (1 Foutcode van de frequentieregelaar uitlezen. 0D VSD kon het toerentalverschil niet afregelen Stroomsignaal voor de frequentieregelaar controleren [hfst ]. Het spanningssignaal van de W-FM moet op de frequentieregelaar afgestemd zijn. Toerentalnormalisatie doorvoeren [hfst ]. 0E Fout interne toerentalberekening Interne fout (1 Na iedere toerentalnormalisatie moet de brander opnieuw ingesteld worden. 15 Verbindingsfout CAN-bus CAN-busverbinding en busaansluiting controleren [hfst. 5]. 16 CRC-fout parameterpagina W-FM ontgrendelen [hfst. 9.1]. 17 Pagina te lang geopend 18 Pagina is vernietigd 19 Ongeldige toegang tot parameters 1B Fout bij kopiëren parameterpagina Als fout bij een parameterwijziging opgetreden is: Laast gewijzigde parameters op plausibiliteit controleren. Is de fout niet verholpen door de ontgrendeling: Gegevensset van ABE laden [hfst ]. Kan geen enkele voorgestelde maatregel de fout oplossen: W-FM vervangen. 1E Ongeldige gegevens in het startbevel Speciale posities controleren. Geldig positiebereik: F Plausibiliteitsfout intern Interne fout (1 (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

214 ^^ ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing AB 01 3F O2-module heeft fout gemeld Oplossing 01 0A Interne fout O2-module Interne fout (1 10 Nernstspanning van de O2-sonde buiten het toegelaten bereik 12 Spanning thermisch element van de O2- sonde buiten het toegelaten bereik 13 Spanning temperatuurcompensatie van de O2-sonde buiten het toegelaten bereik 15 Temperatuur verbrandingsluchtvoeler buiten toegelaten bereik ( C) 16 Temperatuur rookgastemperatuurvoeler buiten toegelaten bereik ( C) 17 1F Interne fout O2-module in testfase Interne fout (1 Elektrische aansluiting controleren [hfst ]. Elektrische aansluiting en voeler controleren [hfst ]. Temperatuur controleren. 20 Sondetemperatuur van de O2-sonde te laag Spanningstoevoer en toestelzekering intern O2-module controleren. Spanningstoevoer sondeverwarming (Q4/ Q5) controleren [hfst ]. 21 Sondetemperatuur van de O2-sonde te hoog Sondetemperatuur controleren [hfst ]. 22 Fout bij berekeningstest Interne fout (1 23 Inwendige weerstand van de O2-sonde kleiner dan 5 Ω of groter dan 150 Ω 24 Reactietijd van de O2-sonde is groter dan 5 seconden 25 Fout bij de sondetest [hfst ]. O2- waarde schommelt, stroming te gering. Elektrische aansluiting controleren [hfst ]. O2-sonde vervangen [hfst ]. Inbouwpositie O2-sondecontroleren [hfst. 4.1]. O2-sonde reinigen. O2-sonde vervangen. Evt. O2-regelgrens verhogen. 30 Verbindingsfout CAN-bus CAN-busverbinding en busaansluiting controleren [hfst. 5]. Interne fout (1 31 CRC-fout parameterpagina W-FM ontgrendelen [hfst. 9.1]. 32 Pagina te lang geopend 33 Pagina is vernietigd 34 Ongeldige toegang tot parameters 38 Fout bij kopiëren parameterpagina 3E Ongeldige externe gegevens 3F Plausibiliteitsfout intern Interne fout (1 ^^ B0 01, 02 Fout bij uitgangstest Interne fout (1 B1 01 Fout bij controle kortsluitingen in- en uitgangen Als fout bij een parameterwijziging opgetreden is: Laast gewijzigde parameters op plausibiliteit controleren. Is de fout niet verholpen door de ontgrendeling: Gegevensset van ABE laden [hfst ]. Kan geen enkele voorgestelde maatregel de fout oplossen: W-FM vervangen. Interne fout (1 (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

215 ^^ ^^ ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing Oplossing B5 01 O2-min.waarde niet gehaald [hfst ] Instelling curve verbondsregeling controleren [hfst ]. O2-Offset verhogen [hfst ]. Afstand O2-min.waarde tot O2-setpoint verhogen [hfst. 6.10]. 02 Ongeldige min. O2-waarde Min. O2-waarden controleren [hfst ]. 03 Ongeldig min. O2-setpoint O2-setpoints controleren [hfst ]. 04 Aanpassingsfout in onder KlLastAdaptPtNr vastgelegd lastpunt of in vollast 05 Voor minstens 3 seconden geen geldige O2- waarde 06 Zuurstofgehalte bij voorventilatie niet bereikt (20,9 % ± 2 %) Standaardisatie aan beide lastpunten herhalen [hfst ]. KlLastAdaptPtNr verhogen [hfst ]. Aansluiting O2-module en O2-sonde controleren. Luchtservomotoren in voorventilatie helemaal open [hfst ]. Voorventilatietijd verlengen [hfst ]. O2-sonde vervangen. 07 O2-max.waarde niet gehaald [hfst ] Montage en aansluiting O2- sondecontroleren [hfst. 4.1]. 08 Ongeldige O2-min.waarde of O2-max.waarde [hfst ] Ongeldige rookgas-reactietijd (Tau) in het onder KlLastAdaptPtNr vastgelegde lastpunt of in vollast [hfst ] O2-max.waarde controleren. O2-min.waarde in ieder lastpunt controleren Standaardisatie in overeenkomstig lastpunt herhalen [hfst ]. 09 Ongeldige controletijd voor O2-sensor Instelling wijzigen (OEM-niveau) 0A Interne fout W-FM in verbinding met O2- regeling B6 01 CO-signaal buiten toegelaten bereik [hfst. 6.11] Interne fout (1 Aansluiting CO-weerstandsplaat controleren [hfst ]. 02 Verboden instelling Tijd COx Alarm Instelling controleren [hfst ]. 03 Ongeldige rookgas-reactietijd (Tau) in het onder KlLastAdaptPtNr vastgelegde lastpunt of in vollast [hfst ] 04 CO-grenswaarde tijdens werking overschreden 05 CO-grenswaarde in voorventilatie overschreden B7 00 3F Foutmelding van O2-module, geen geldig CO-signaal 41 Verbinding tussen W-FM en O2-module onderbroken 42 Verbindingsfout CAN-Bus tussen W-FM en O2-module Standaardisatie in overeenkomstig lastpunt herhalen [hfst ]. Verbranding controleren. CO-grenswaarde van de meetversterker LT3 controleren [hfst ]. O2ModOffset verhogen [hfst ]. AantalTauBlok. verhogen [hfst ]. Luchtservomotoren in voorventilatie helemaal open [hfst ]. Voorventilatietijd verlengen [hfst ]. Aansluiting CO-weerstandsplaat controleren [hfst ]. CAN-Bus-verbinding controleren [hfst. 5]. CAN-Bus-verbinding controleren [hfst. 5]. (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

216 ^^ ^^ ^^ ^^ ^^ ^^ ^^ ^^ ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing BA 01 O2-module heeft test van de O2-sonde afgebroken BB 00 Onderhoudsinterval voor O2-sonde afgelopen BE 00 Bedrijfswijze O2-regelaar regautoinac is niet toegelaten indien als RGR-sensor X86PtNi1000 gekozen is. 01 Actuele startmodus van de O2-regeling niet toegelaten in verbinding met de CO-functie BF Fout in verbinding met O2-regeling of de O2- voeler. In de fouthistoriek kan voor de fout "BF" de oorzaak onmiddellijk afgelezen worden (eerder foutnummer) C5 01 2F Tijdens de vergelijking van de software van de aparte toestellen heeft de ABE verouderde versies ontdekt. Oplossing Interne fout (1 O2-sonde reinigen of vervangen. Onderhoudsinterval resetten [hfst ]. RGR-sensor aan ingang X60 aansluiten en overeenkomstig definiëren [hfst ]. Bedrijfswijze O2-regelaar op O2 reg.of O2 Monitorzetten [hfst ]. CO-functie deactiveren [hfst ]. Startwijze op Standaard zetten (OEMniveau). Fouthistoriek uitlezen en fout verhelpen. Bij meerdere fouten worden de diagnosecodes samengevoegd. 01 Softwarestand W-FM niet actueel Het systeem opnieuw starten en ca. 1 min 02 Softwarestand vermogensregelaar in W-FM wachten tot op het display niet actueel Actualiseren parametersverdwijnt. W-FM ontgrendelen [hfst. 9.1]. 04 Softwarestand ABE niet actueel 08 Softwarestand servomotor niet actueel 10 Softwarestand VSD-module in W-FM niet actueel 20 Softwarestand O2-module niet actueel D Ontoelaatbare toestand VSD-module in W-FM Is de fout niet verholpen door de ontgrendeling: Softwareupdate van de ABE doorvoeren. Overeenkomstig onderdeel vervangen. Interne fout (1 D Ontoelaatbare toestand O2-module CAN-busverbinding en busaansluiting controleren [hfst. 5]. Interne fout (1 ^^ E1 ROM-CRC-fout VSD-module in W-FM Interne fout (1 E3 ROM-CRC-fout O2-module CAN-busverbinding en busaansluiting controleren [hfst. 5]. Interne fout (1 ^^ F0 Plausibiliteitsfout intern Interne fout (1 F Interne fout bij voorsturing voor O2-regeling berekenen Curve verbondsregeling controleren [hfst. 6.10]. Instelling brandstoftype controleren [hfst ]. (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

217 ^^ ^^ ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing F2 07 Ongeldige waarde van de O2-module 08 Waarschuwingsdrempel voor rookgastemperatuur overschreden 0A O2-sonde nog niet op werkingstemperatuur [hfst ] Oplossing Rookgastemperatuur controleren [hfst ]. Waarschuwingsdrempel voor rookgastemperatuur controleren [hfst ]. Wachten tot O2-sonde werkingstemperatuur bereikt. F3 01 Ongeldige PI-parameters O2-regeling PI-parameters controleren [hfst ]. 02 Geen waarden voor begrenzing O2- regelbereik gedefinieerd Begrenzing O2-regelbereik definiëren [hfst ]. 03 Begrenzing O2-regelbereik reageert O2-gehalte in rookgas en O2-sonde controleren [hfst ]. Begrenzing O2-regelbereik controleren [hfst ]. 04 Curvenparameter voor O2-regeling niet compleet 05 Interne fout W-FM 06 Bij het instellen van de O2-regeling was er geen geldige toevoerluchttemperatuur Instelling O2-regeling controleren [hfst ]. Curvenpunten voor O2-regeling controleren [hfst ]. O2-waarden verbondsregeling O2-setpoints O2-minimumwaarden Genormaliseerde waarden Toevoerluchttemperatuurvoeler controleren. Verbrandingsluchttemperatuur bij inbedrijfstelling controleren [hfst ]. 07 Spertijd voor de O2-sonde QGO 21 te kort Factor AantalTauBlok. verhogen [hfst ]. 08 O2-waarde bij regelaarinitialisatie in fase 60 boven 13 % F4 01 Verbindingsfout CAN-Bus tussen W-FM en O2-module 15 Temperatuur verbrandingsluchtvoeler buiten toegelaten bereik ( C) 16 Temperatuur rookgastemperatuurvoeler buiten toegelaten bereik ( C) O2-sonde controleren (foute functie, parasitaire lucht). Factor AantalTauBlok. verhogen [hfst ]. CAN-Bus-verbinding controleren [hfst. 5]. Elektrische aansluiting en voeler controleren [hfst ]. Temperatuur controleren. (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

218 ^^ Foutcode Diagnosecode Oorzaak 9 Foutopsporing Oplossing F5 Fout terugmelding vermogensregelaar CAN-Bus-verbinding controleren [hfst. 5]. F6 01 RGR-functie werd automatisch gedeactiveerd De fouthistoriek geeft onmiddellijk de oorzaak aan voor fout "F6" (eerder foutnummer) 02 RGR-Modus TCautoDeact is niet toegelaten als RGR-sensor X86PtNi1000 gekozen is. Interne fout (1 Fouthistoriek uitlezen en fout verhelpen. RGR-sensor aan ingang X60 aansluiten en overeenkomstig definiëren [hfst ]. RGR-Modus op temp.contr. zetten [hfst ]. (1 Bij sporadische verschijning: EMV-maatregelen optimaliseren. Bij permanente verschijning: defect onderdeel vervangen / MaW

219 10 Technische documenten 10 Technische documenten 10.1 Frequentieregelaar Gedetailleerde informatie, zie CD frequentieregelaar. Opbouw en plaatsing diagnose-led's is afhankelijk van de grootte van de frequentieregelaar Frequentieregelaar Nord bouwgrootte I... III ON Interface 2 DIP-schakelaar 3 Diagnose-LED's Interface Via de interface kan men met een PC op de frequentieregelaar tussenkomen. De vereiste software is op de CD frequentieregelaar. Voor de aansluiting is een verbindingskabel RJ12 op Sub-D9 nodig (bestelnr ). Voor aansluiting aan de USB-poort is bijkomend een interfaceomvormer USB RS232 nodig. DIP-schakelaar Via de instelling van de DIP-schakelaar wordt de analoge ingang AIN1 en AIN2 geconfigureerd. Fabrieksinstelling (4 20 ma): Schakelaar 1: ON Schakelaar 2: ON / MaW

220 10 Technische documenten Diagnose-LED's LED Signaal Beschrijving 1 (BUS-S) - Status systeembus (wordt niet gebruikt) 2 (BUS-E) - Fout systeembus (wordt niet gebruikt) 3 (DS) UIT Geen netspanning en geen stuurspanning (1 1 Hz één keer per secode Groen Werking, VSD loopt Groen knipperend 0,5 Hz (1 Gebruiksklaar Rood/groen knipperend Rood knipperend Aantal knippercode 4 Hz (1 Inschakelblokkering 4 Hz (1 Waarschuwing 1 25 Hz (1 Intensiteit overbelasting Fout, knippercode zie CD frequentieregelaar / MaW

221 10 Technische documenten Frequentieregelaar Nord bouwgrootte IV B A Interface 2 Diagnose-LED's 3 Status-LED's Interface Via de interface kan men met een PC op de frequentieregelaar tussenkomen. De vereiste software is op de CD frequentieregelaar. Voor de aansluiting is een verbindingskabel RJ12 op Sub-D9 nodig (bestelnr ). Voor aansluiting aan de USB-poort is bijkomend een interfaceomvormer USB RS232 nodig. Diagnose-LED's LED Signaal Beschrijving 1 (DOUT1 ) Geel Alarm voor frequentieregelaar (digitale uitgang 1) 2 (DOUT2) Geel Signaal aan digitale uitgang 2 3 (BRAKE) Geel Mechanische rem 4 (TEMP) Geel Overtemperatuur aan de motor 5 (DIN4) Geel Signaal aan digitale ingang 4 6 (DIN3) Geel Signaal aan digitale ingang 3 7 (DIN2) Geel Signaal aan digitale ingang 3 8 (DIN1) Geel Startvrijgave frequentieregelaar (digitale ingang 1) 9 (BUS-S) UIT Geen Bus-communicatie (systeembus) Groen Groen knipperend Bus waarschuwing Bus-communicatie 0 (BUS-E) UIT Systeembus werkt foutloos Rood knipperend Rood Bewakingsfout Geen systeembus / MaW

222 10 Technische documenten Status-LED's LED Signaal Beschrijving A (AS-i) - Status AS-Interface (wordt niet gebruikt) B (DS) UIT Geen netspanning en geen stuurspanning (1 1 Hz één keer per seconde Groen Groen AAN+ rood knipperend Werking, VSD loopt Groen knipperend 0,5 Hz (1 Gebruiksklaar Rood/groen knipperend Rood knipperend Aantal knippercode Frequentieregelaar niet gebruiksklaar, er is stuurspanning, maar geen netspanning 4 Hz (1 Inschakelblokkering 4 Hz (1 Waarschuwing 1 25 Hz (1 Intensiteit overbelasting Fout, knippercode zie CD frequentieregelaar / MaW

223 11 Trefwoordenlijst 11 Trefwoordenlijst A Aansluitdruk Aansprakelijkheid Aantal storingen ABE... 52, 55 Actualisering... 67, 152 Actueel toerental Adaptatie... 64, 139 Adaptie Adres Modbus Adressering Afmetingen Afschakelgedrag... 62, 86 Afvoer van afvalstoffen Alarm... 38, 58, 61, 81, 197 Alarmingang Alarmvertraging Analoge ingang Analoge uitgang... 43, 64, 128, 129 Analoog signaal Antihevelventiel... 38, 40, 80 Automatisch... 60, 62, 78 B Backup... 67, 152, 165, 171, 175, 181 Baudrate... 64, 76 Bediening Bedieningseenheid Bedrijfsmodus Bedrijfsstatus... 42, 56, 58, 68 Bedrijfstrappen Bedrijfsuren Bedrijfsvolume Bedrijfswijze Bedrijfswijze CO-functie Bedrijfswijze O2-regelaar Bedrijfswijze vermogensregelaar Belastingsgrenzen... 61, 62, 96 Belastingstap Beschermcontact ventilator Bescherming tegen kopiëren Beschermingsgraad Bijkomende sensor koude start ketel , 180 Bijkomende voeler koude start ketel , 180 Borgstelling Brander AAN... 32, 33 Brander ID Brander uit Branderflens-eindschakelaar Branderidentificatie Brandermotor Branderstart Brandstof Brandstofkeuze... 27, 59, 68 Brandstofsoort Brandstofteller... 36, 59, 65, 67, 70 Brandstofventiel... 41, 42 Brandstofwaarden BT wachtwoord Busaansluiting Bus-adres Busafsluiting... 51, 140 Bus-leiding Busprotocol C CAN-Bus CO-functie , 120 CO-gehalte CO-grenswaarde CO-meetversterker , 186 COM-interface Condensaat Constructief bepaalde levensduur... 11, 194 Contactbelasting Continu_ventilat Continue ventilatie... 61, 83 Contrast... 64, 73 CO-regelaar CO-schakeldrempel CO-wachter CO-weerstandsplaat... 36, 118 Curve verbondsregeling Curveparameters D Datum... 59, 74 Datumformaat... 64, 74 Debiet... 36, 70 Diagnosecode , 200 Dichtheidscontrole... 15, 28 Differentieel aandeel Directe koppeling... 38, 82 Directe start... 61, 81 Directe start zware olie Directstart Displaycontrast... 64, 73 Doelbelasting... 60, 78 Draaimoment Draairichting Drietraps Drukregelaar Druksensor Drukwachter Drukwachter-dichtheidscontrole Dubbel gasventiel E ebus... 64, 76 ebus-adres Eenheden... 64, 74 Eindschakelaar Elektrische aansluiting Extern setpoint... 63, 127 F Fabrieksinstelling Fotoweerstand Foutcode / MaW

224 11 Trefwoordenlijst Fouthistorie... 58, 198 Frequentieregelaar... 16, 27, 62, 65, 87, 99, 142, 155, 219 Functie koude start Functie koude start ketel G Gasaansluitdruk Gasdebiet Gasdrukwachter-dichtheidscontrole Gasgebrekprogramma Gasreuk Gasteller... 36, 70 Gastemperatuur Gateway GBS Gedwongen intermitterend bedrijf... 61, 82 Gegevensregistratie Gemeten waarde Gewenste waarde... 59, 68 Gewenste waarde ketel H Hand Handbedrijf... 60, 78 Handmatig... 60, 62 Helling... 62, 86 Hellingstijd Herstellen Hulpservomotor I Impulsen Inbedrijfstelling , 176 Inbedrijfstellingsstop Inbouwpositie Ingang X Ingang X Ingang X Ingang X Ingang X Ingang X , 27 Ingang X Ingang X Ingang X , 33, 61, 84 Ingang X Ingang X Ingang X , 63, 125 Ingang X , 34, 63, 66, 125 Ingang X Ingang X Ingang X Ingang X Ingang X , 54 Ingang X Ingang X Ingang X Ingang X Inschakeldrempel Inschakelpunt... 94, 132, 133, 178, 179 Inschakelpunt voorontsteking Inschakeltijd oliepomp Instelgroottebegrenzing Instelling voorbereiden Insteltijd Integraal aandeel Interface... 52, 75, 219, 221 Intervaltijd Inwendinge weerstand O2-sonde Ionisatie-elektrode J Jumper... 51, 140 K Ketelsetpoint Keteltemperatuur Klantcode Kleinlast... 96, 98 Knippercode Koude start , 180 Koude start ketel , 180 Koudstart L Lastafschakeling Lastpunt Lastpunt instellen Lastpunt opnieuw definiëren Lastpunt wissen Lichte stookolie Lokaal Luchtbelasting Luchtdruk Luchtdrukschommeling Luchtdrukwachter... 26, 39, 190 Luchtdrukwachter bijkomend Luchtfactor Luchtovermaat Luchtvochtigheid M Magneetkoppeling... 38, 82 Max. drukwachter... 27, 29 Max. gasdrukwachter Max. stookoliedrukwachter Maximumpositie RGR Meetbereik... 63, 126 Meetbereikvermidnering Meetbereikvermindering Meetversterker , 186 Menuniveau Menustructuur Min. drukwachter... 27, 29 Min. gasdrukwachter... 14, 29 Min. stookoliedrukwachter Minimale O2-waarde... 99, 119 Minimumpositie RGR Minimumtoerental , / MaW

225 11 Trefwoordenlijst Modbus... 64, 76 modulerend... 32, 33, 41 Motor Motoraanpassing N Nabrandtijd... 60, 80 Naspoelpositie... 61, 89 Naspoeltijd Naventilatie Naventilatietijd Nernstspanning Netfrequentie Netspanning... 26, 44 Nood-uit Normaalbedrijf... 58, 68 Normale start Normalisatie Normvolume O O2 afhankelijk O2 Moduul O2 Monitor O2 proces data O2 Regeling O2 setpoint... 60, 116 O2-adaptiepunt O2-gehalte O2-instelgroottebegrenzing O2-maximumwaarde O2-minimumwaarde O2-module O2-Offset , 119 O2-regelaar... 60, 100, 117 O2-regelfunctie O2Regelgrens O2-regeling... 99, 182 O2-regeling controleren O2-regeling deactiveren O2-regeling standaardiseren O2-regelparameters O2-sonde... 37, 48, 54, 110, 112 O2-spertijd O2-voeler O2-waarde Omgevingscondities Omrekeningsfactor Omschakeling bedrijfswijze Omschakelvermogen Omspoeltijd Onderhoud Onderhoudsinterval , 194 Ontgrendeling Ontlasting drukwachter... 38, 39, 61, 85 Ontlastingsventiel Ontsteekpositie... 61, 88 Ontsteking Ontstekingstoestel Opslag Overschrijding CO-grenswaarde P Parameter... 57, 58 Parameterset Pariteit... 64, 76 Paswoord Paswoord meetversterker PC-toolTool PLL Pompdruk , 173 Pompstation... 38, 82 Positiecontrole Product ID... 61, 64, 65, 66, 71 Productiedatum Programmastop... 61, 62, 89 Programmaverloop Proportioneel aandeel Punt Q QGO... 37, 54, 112 R Reactietijd Reactietijd drukwachter Reactietijd gasdrukwachter Reële waarde Regelgrens O Regeling Regelparameter O Regelparameters... 63, 178 Regeltijd Rendement... 60, 111, 114 Repeteerteller... 61, 85 Resetten bedrijfsuren Resetten brandstofteller Resetten startteller Restore RGR maximumpositie RGR minimumpositie RGR-Modus RGR-temperatuur RGR-temperatuurvoeler... 35, 149 Rookgasklep , 146 Rookgasmeting Rookgasrecirculatie (RGR)... 66, 144, 188 Rookgassnelheid... 45, 107 Rookgastemperatuur... 45, 60, 113, 116, 191 Rookgastemperatuurvoeler... 36, 113 Rookgasverlies Rustposities... 61, 88 S Schaal Schakeldifferentieel , 133, 178, 179 Schakeldrempel Sensor Sensorkeuze / MaW

226 11 Trefwoordenlijst Serienummer Servomotor... 64, 140 Servomotorstap... 33, 131 Setpoint Setpoint extern Setpoint Output toerental... 43, 143 Setpoint stap Setpointomschakeling Slijtage O2-sonde Software ACS , 153 Softwareversie Sondetemperatuur Sondetest Spanningssignaal Spanningssignaal toerental Spanningstoevoer Speciale Pos Speciale posities Spertijd Spertijd CO-regeling Standaardisatie O2-regeling Standaardisatie toerental Standaardweergave Stand-by Startpunt... 62, 98 Startsignaal... 39, 85 Startteller... 59, 67, 69 Startverhindering... 38, 61, 80, 81 Startvermogen Startvrijgave... 61, 79 Startvrijgave gas Startvrijgave stookolie Status Status O2-regelaar STB... 26, 67, 154 Stookoliemagneetventiel Stookoliepomp... 38, 79, 82 Stookoliepompkoppeling Stookolieteller... 36, 70 Stopfunctie Storing Storingsafschakeling Storingshistorie... 58, 199 Storingssignaal Storingsstand Stroombereik Stroomsignaal Stroomsignaal toerental Systeemconfiguratie T Taal... 64, 73 Tau Teller Temperatuur Temperatuur ketel Temperatuur O2-sonde Temperatuur RGR , 151 Temperatuurbegrenzer... 63, 66 Temperatuurcompensatie , 150 Temperatuurschommeling Temperatuursensor Temperatuurvoeler... 35, 124, 126, 135 Temperatuurvoeler rookgasrecirculatie Test O2-sonde Thermostaat Tijd Tijden... 79, 86 Tijdsconstante tau , 106 Tijdstip Timeout... 64, 76 Toegang met BT Toerental... 65, 142, 143 Toerentalafwijking Toerentalbereik Toerentalnormalisatie , 157 Toerentalregeling... 16, 142 Toerentalregistratie... 35, 142 Toestelvervanging Transport Trapsgewijs... 32, 33, 41, 84 TÜV-test Tweetraps Typebenaming U Uit UIT-functie Uitgang X , 38, 40, 80, 81, 197 Uitgang X Uitgang X , 85 Uitgang X , 40 Uitgang X , 80 Uitgang X Uitgang X Uitgang X Uitgang X , 142 Uitgang X Uitgang X Uitgang X , 54 Uitgang X Uitgang X UitgangX Uitschakeldrempel Uitschakelpunt... 94, 132, 133, 178, 179 UV-cel V Varianten Veiligheidsafschakeling Veiligheidsketen Veiligheidstemperatuurbegrenzer... 26, 67, 154 Veiligheidsvoorschriften Ventielopening Ventilator Ventilatormotor Verblijftijd Verbrandingscontrole Verbrandingsgrens Verbrandingsluchttemperatuur Verbrandingsluchtvoeler... 35, 36, / MaW

227 11 Trefwoordenlijst Vergrendeling Vermogenopname Vermogenregelaar... 16, 121, 176 Vermogensbegrenzing... 59, 98 Vermogensbereik Vermogensregelaar... 32, 33, 34, 63, 84 Vermogenssignaal Vermogenverdeling... 93, 193 Verstel O2 Reg Verstuiveromspoeling... 28, 41, 79 Verstuivingsdruk , 173 Vertraging Vlamsignaal... 30, 31, 61, 71 Vlamstabilisatie Vlamuitvaltest... 67, 154 Vlamvoeler Voedingsspanning Voelerstroom... 30, 31 Vollast Voorontsteking... 79, 82 Voorontstekingsduur Voorontstekingstijd Voorspoelpositie... 61, 88 Voorsturing... 99, 108 Voorventilatie... 60, 79, 82 Vreemd belichting... 30, 61, 85 Vrijgave O2-regeling Vrijgave RGR Vrijgavecontact... 43, 65, 142 VSD-module VSD-setpoint... 43, 143 W W W Waarschuwingsdrempel Wachttijd gasgebrek Wachtwoord... 67, 156, 176, 188 Warmtevermogen O2-sonde Warmtevraag... 32, 33 Weergave Weergave- en bedieningseenheid... 55, 196 Weerstandsplaat... 36, 118 Werkingsuren... 59, 66 Z Zekering Zendcyclus... 64, 76 Zomertijd... 64, 74 Zware stookolie Zware stookolie met directe ontsteking / MaW

228 Weishaupt n.v. Paepsemlaan 7, B-1070 Brussel Weishaupt in uw buurt? Adressen, telefoonnummers enz. vindt u op Wijzigingen voorbehouden. Nadruk verboden. Het volledige gamma: betrouwbare techniek en snelle, professionele service W-branders tot 570 kw De miljoenenmaal beproefde compacte branders zijn zuinig en betrouwbaar. Als stookolie-, gas- en combibranders zijn ze geschikt voor één- en meergezinswoningen alsook voor industriële bedrijven. Met de purflam brander met speciale menginrichting wordt stookolie nagenoeg roetvrij verbrand waardoor de NO x -emissies aanzienlijk gereduceerd worden. Wandhangende condensatieketels voor stookolie of gas tot 240 kw De wandhangende condensatieketels WTC- GW en WTC-OW beantwoorden aan de hoogste eisen inzake comfort en energieverbruik. Hun modulerende werking maakt deze ketels bijzonder stil en zuinig. WM-branders monarch en industriebranders tot kw Vloerstaande condensatieketels voor stookolie of gas tot kw De legendarische industriebranders: beproefd, langlevend, overzichtelijk. Talrijke uitvoeringsvarianten als stookolie-, gas- en combibranders zijn geschikt voor de meest uiteenlopende warmtebehoeftes voor talloze toepassingen. De vloerstaande condensatieketels WTC-GB en WTC-OB: efficiënt, weinig schadelijke stoffen, veelzijdig. Door de opstelling in cascade van max. 4 condenserende gasketels kunnen ook grote vermogens bereikt worden. WK-branders tot kw Zonnesystemen Krachtpakket gebouwd volgens een modulair principe: aanpassingsmogelijkheid, robuust, krachtig. Deze stookolie-, gas- en combibranders werken ook bij de meest complexe industriële toepassingen uiterst betrouwbaar. Vlakke collectoren met een elegant design zijn de perfecte aanvulling van Weishaupt-verwarmingssystemen. Zij zijn zowel geschikt voor de bereiding van sanitair warm water als voor verwarmingsondersteuning. Met varianten voor integratie in het dak, montage op de dakbedekking en montage op een plat dak kan zonneenergie op bijna alle daktypes gebruikt worden. multiflam branders tot kw Waterverwarmers/energie-opslagvaten De innovatieve Weishaupt-technologie voor middelgrote en grote branders biedt minimale emissiewaarden bij vermogens gaande tot 17 megawatt. Deze branders met gepatenteerde menginrichting zijn beschikbaar als stookolie-, gas- en combibranders. Het aantrekkelijke gamma voor de bereiding van sanitair warm water omvat klassieke waterverwarmers, zonneboilers, waterverwarmers voor warmtepompen alsook energie-opslagvaten. MSR-techniek/gebouwautomatisering van Neuberger Van schakelkast tot complete sturing van gebouwbeheertechniek - bij Weishaupt vindt u het totale spectrum van de moderne MSRtechniek. Toekomstgericht, zuinig en flexibel. Warmtepompen tot 130 kw Het warmtepompengamma biedt oplossingen voor het gebruik van warmte uit de lucht, de grond of het grondwater. Sommige systemen zijn ook geschikt voor de koeling van gebouwen. Service Weishaupt klanten kunnen erop rekenen, gespecialiseerde kennis en specifiek gereedschap staan altijd ter beschikking. Onze servicetechnici zijn universeel opgeleid en kennen elk product tot in de puntjes, van de brander tot de warmtepomp, van de condensatieketel tot het zonnesysteem. Aardsondeboringen Met de dochteronderneming BauGrund Süd biedt Weishaupt aardsondeboringen tegen een forfaitaire prijs aan. Met een ervaring van meer dan installaties en meer dan 2 miljoen boormeters biedt BauGrund Su d een uitgebreide dienstverlening aan / MaW

Bedieningsrichtlijnen Weishaupt Thermo Condens WTC 15-A WTC 25-A WTC 32-A

Bedieningsrichtlijnen Weishaupt Thermo Condens WTC 15-A WTC 25-A WTC 32-A Weishaupt n.v. Paepsemlaan 7 1070 Brussel Tel. (02) 343.09.00 Fax (02) 343.95.14 Druknr. 83053107, december 2006 Printed in Germany. Alle wijzigingen voorbehouden. Nadruk verboden. Bedieningsrichtlijnen

Nadere informatie

Vorig niveau. Volgende niveau. ESC drukken, om naar het hoofdmenu te gaan. Weergave is afhankelijk van de brandervolgorde.

Vorig niveau. Volgende niveau. ESC drukken, om naar het hoofdmenu te gaan. Weergave is afhankelijk van de brandervolgorde. 7 550.2 Gebruiksaanwijzing Legenda voor gebruiksaanwijzing en AZL5 Vorig niveau Gebruikers niveau AZL5 (LMV52) Cursor Cursor Volgende niveau Veranderingsniveau Taalkeuze: Param & weergave toegang zonder

Nadere informatie

Uitbreidingsmodule WWP-EM-HK / Montage- en bedieningsrichtlijnen

Uitbreidingsmodule WWP-EM-HK / Montage- en bedieningsrichtlijnen Eine deutschsprachige Version dieser Anleitung ist auf Anfrage erhältlich. 83310607 1/2017-11 EU-conformiteitsverklaring Taal 07 Product Type Leverancier Adres Uitbreidingsmodule WWP-EM-HK Max Weishaupt

Nadere informatie

info Intelligent sturingsconcept Digitale verbrandingsmanagers W-FM100 en W-FM200 Digitaal verbrandingsmanagement

info Intelligent sturingsconcept Digitale verbrandingsmanagers W-FM100 en W-FM200 Digitaal verbrandingsmanagement info Digitaal verbrandingsmanagement Intelligent sturingsconcept Digitale verbrandingsmanagers W-FM100 en W-FM200 2 Digitaal verbrandingsmanagement Moderne stookolie-, gas- en combibranders gebruiken verbrandingstechnieken

Nadere informatie

Vorig niveau. Volgende niveau. ESC drukken, om naar het hoofdmenu te gaan. Weergave is afhankelijk van de brandervolgorde.

Vorig niveau. Volgende niveau. ESC drukken, om naar het hoofdmenu te gaan. Weergave is afhankelijk van de brandervolgorde. 7 550.1 Gebruiksaanwijzing Gebruikers niveau AZL5 (LMV51) Legenda voor gebruiksaanwijzing en AZL5 Vorig niveau Cursor Cursor Volgende niveau Veranderingsniveau Taalkeuze: Param & weergave toegang zonder

Nadere informatie

Hydraulisch systeem WHB-GB-K-... en WHT-GB 83251907 2/2008-06. Montage- en bedieningsrichtlijnen

Hydraulisch systeem WHB-GB-K-... en WHT-GB 83251907 2/2008-06. Montage- en bedieningsrichtlijnen Een Duitstalige versie van deze handleiding is voorhanden en kan op eenvoudige aanvraag verkregen worden. 83251907 2/2008-06 1 Aanwijzingen voor de gebruiker... 4 1.1 Informatie voor de gebruiker... 4

Nadere informatie

Combibrander type: marathon MC 301 Branderbelasting: 120 tot 660 kw

Combibrander type: marathon MC 301 Branderbelasting: 120 tot 660 kw Technisch Informatieblad Combibrander type: marathon MC 301 Branderbelasting: 120 tot 660 kw dreizler combibrander in MONObloc-uitvoering Bedieningswijze traploos modulerend (gas) en tweetraps (olie) CE-gecertificeerd

Nadere informatie

Montage- en bedieningsrichtlijnen. Energie-opslagvat WES 200-H en WES 500-H 83251307 1/2012-10

Montage- en bedieningsrichtlijnen. Energie-opslagvat WES 200-H en WES 500-H 83251307 1/2012-10 83251307 1/2012-10 1 Aanwijzingen voor de gebruiker... 4 1.1 Informatie voor de gebruiker... 4 1.1.1 Symbolen... 4 1.1.2 Doelgroep... 4 1.2 Borgstelling en aansprakelijkheid... 5 2 Veiligheid... 6 2.1

Nadere informatie

MC 885 HL CMP Hoog/Laag Brander Thermostaat

MC 885 HL CMP Hoog/Laag Brander Thermostaat MC 885 HL CMP Hoog/Laag Brander Thermostaat VDH doc: 9675 Versie: v. Datum: 7729 Software: 9668 MC885HLCMP File: Do9675.wpd Regelbereik: 5/+7 C per, C * Werking De MC 885 HL CMP is een brander thermostaat

Nadere informatie

Bedieningsvoorschrift

Bedieningsvoorschrift 6300 4749 05/2000 BE (NL) Voor de gebruiker Bedieningsvoorschrift Specifieke gasketel Logano G234 Zorgvuldig lezen vóór bediening Voorwoord Geachte klant, de specifieke gasketel Logano G234 van Buderus

Nadere informatie

Montage- en bedieningsrichtlijnen. Energieopslagvat WES 200-H en WES 500-H /

Montage- en bedieningsrichtlijnen. Energieopslagvat WES 200-H en WES 500-H / 83251307 1/2007-10 1 Aanwijzingen voor de gebruiker... 4 1.1 Informatie voor de gebruiker... 4 1.1.1 Symbolen... 4 1.1.2 Doelgroep... 4 1.2 Borgstelling en aansprakelijkheid... 5 2 Veiligheid... 6 2.1

Nadere informatie

voorschrift Voor de installateur Interface 0-10 V --> ebus AAN DE INSTALLATEUR

voorschrift Voor de installateur Interface 0-10 V --> ebus AAN DE INSTALLATEUR Installatie voorschrift AAN DE INSTALLATEUR Voor de installateur Installatiehandleiding Met het toestel dat u gaat plaatsen, installeert u een kwaliteitsproduct. Ondanks de bekendheid met het AWBconcept

Nadere informatie

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTROL 100. voor de vakman. Vitotrol 100 type UTDB-RF

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTROL 100. voor de vakman. Vitotrol 100 type UTDB-RF Montagehandleiding voor de vakman VIESMANN Vitotrol 100 type UTDB-RF Ruimtetemperatuurregelaar met digitale schakelklok en draadloze ontvanger Bestelnr.: 7426 466, 7426 539 VITOTROL 100 10/2009 Veiligheidsvoorschriften

Nadere informatie

BDS-001, besturing voor handbediende schuifdeuren

BDS-001, besturing voor handbediende schuifdeuren , besturing voor handbediende schuifdeuren HW V1.0 SW V1.0 NL. Inhoudsopgaven: 1 Veiligheidsvoorschriften 2 2 Werking 3 3 Overzicht 4 4 Aansluiten 6 5 Storingen/specificaties 9 1 1 Veiligheidsvoorschriften:

Nadere informatie

voor de gebruiker van de installatie Bewaren a.u.b.!

voor de gebruiker van de installatie Bewaren a.u.b.! Bedieningsaanwijzing voor de gebruiker van de installatie VIESMANN Rookgas/water-warmtewisselaar VITOTRANS 300 5588 604 B/fl 1/2009 Bewaren a.u.b.! Veiligheidsaanwijzingen Voor uw veiligheid Volg deze

Nadere informatie

Vorig niveau. Volgende niveau. ESC drukken, om naar het hoofdmenu te gaan. Weergave is afhankelijk van de brandervolgorde.

Vorig niveau. Volgende niveau. ESC drukken, om naar het hoofdmenu te gaan. Weergave is afhankelijk van de brandervolgorde. Gebruiksaanwijzing Legenda voor gebruiksaanwijzing en AZL5 Vorig niveau 7 550.3 Verwarmingstechnicus niveau AZL5 (LMV52) Cursor Cursor Volgende niveau Veranderingsniveau Taalkeuze: Param & weergave toegang

Nadere informatie

ZETADYN. Bescherming tegen ongewenste beweging van de liftkooi. Technische Informatie

ZETADYN. Bescherming tegen ongewenste beweging van de liftkooi. Technische Informatie nederlandse ZETADYN Bescherming tegen ongewenste beweging van de liftkooi Technische Informatie Zelfbewaking en correcte functie van de drijfwerkremmen als remelementen ter bescherming tegen ongewenst

Nadere informatie

Elektrische servomotoren

Elektrische servomotoren 4 573 SQS35.53, SQS65.5 met nulspanningsterugloop, zonder handbediening SQS35.00, SQS65, SQS85.00 zonder nulspanningsterugloop, met handbediening Elektrische servomotoren voor afsluiters met 5,5 mm slag

Nadere informatie

Gasbrander type: marathon M 121 ARZ Branderbelasting: 25 tot 185 kw

Gasbrander type: marathon M 121 ARZ Branderbelasting: 25 tot 185 kw Technisch Informatieblad Gasbrander type: marathon M 121 ARZ Branderbelasting: 25 tot 185 kw dreizler Gasbrander in de modulerende MONObloc-uitvoering Met interne rookgasrecirculatie ARZ, Euro-Patent Nr.

Nadere informatie

PRS 9. Gebruiksaanwijzing Programmaschakelaar PRS 9

PRS 9. Gebruiksaanwijzing Programmaschakelaar PRS 9 PRS 9 Gebruiksaanwijzing 810534-00 Programmaschakelaar PRS 9 Afmetingen / Overzicht PRS 9 Test 128,5 169 30,48 (6TE) Fig. 1 A B C D E PRS 9 I H G F Test J Fig. 2 MAX 95 % IP 10 MAX 70 C 2 Legenda A B C

Nadere informatie

Bedieningsvoorschrift

Bedieningsvoorschrift 6301 0018 03/2001 NL Voor de gebruiker Bedieningsvoorschrift Functiemodule FM 448 Module voor storingsmeldingen Zorgvuldig lezen vóór de bediening Impressum Het toestel voldoet aan de basiseisen en de

Nadere informatie

Bedieningsvoorschriften

Bedieningsvoorschriften 6300 5517 05/2000 NL Voor de gebruiker Bedieningsvoorschriften Gasgestookte verwarmingsketel Logano G334 / G334 Duo Zorgvuldig lezen alvorens het apparaat te gebruiken Voorwoord Geachte klant, De Buderus

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. AS-i CompactLine module AC2454 AC2455 AC /01 04/2016

Gebruiksaanwijzing. AS-i CompactLine module AC2454 AC2455 AC /01 04/2016 Gebruiksaanwijzing AS-i CompactLine module AC2454 AC2455 AC2471 80011082/01 04/2016 7 8 5 6 3 4 1 2 Inhoud 1 Inleiding...3 2 Veiligheidsaanwijzingen...3 3 Gebruik volgens de voorschriften...3 4 Montage...4

Nadere informatie

In-/uitvoermodule BMF400

In-/uitvoermodule BMF400 Een in-/uitvoermodule met zes universele in- of uitgangen en vier potentiaalvrije relaisuitgangen voor functie-uitbreiding van de busmoduleregelaar BMR. Datum uitgave: 06.12.2006 Wijzigingen voorbehouden

Nadere informatie

Concept 420 sm (productinformatie) Blad 1 04/2008

Concept 420 sm (productinformatie) Blad 1 04/2008 Concept 420 sm (productinformatie) Blad 1 04/2008 Hoogwaardige, microprocessorgestuurde slangenpomp met stappenmotor voor het doseren van vloeibare media. Uitrusting - 2 potentiometers voor instellen van

Nadere informatie

All-in-one warmtepomp water verwarming BOI-200/260

All-in-one warmtepomp water verwarming BOI-200/260 All-in-one warmtepomp water verwarming BOI-200/260 Installatie & Instructie Handleiding Editie 2008 15.07.2008 Rev. 1.0 Inhoudstafel 1. Handleiding voor de installatie...3 1.1 Aansluiting...3 1.2 Installatie

Nadere informatie

VIESMANN. Gebruikshandleiding VITOSOLIC 100. voor de gebruiker van de installatie. Regeling voor zonnesystemen NL 7/2006 Bewaren a.u.b.!

VIESMANN. Gebruikshandleiding VITOSOLIC 100. voor de gebruiker van de installatie. Regeling voor zonnesystemen NL 7/2006 Bewaren a.u.b.! Gebruikshandleiding voor de gebruiker van de installatie VIESMANN Regeling voor zonnesystemen VITOSOLIC 100 7/2006 Bewaren a.u.b.! Veiligheidshandleiding Voor uw veiligheid Volg deze veiligheidadvies nauwkeurig

Nadere informatie

Voorschrift. Interface PWM V

Voorschrift. Interface PWM V Installatie Voorschrift Bewaar dit installatievoorschrift goed in de buurt van het toestel. Bij onderhoud of reparatie kan het belangrijk zijn, dat dit boekje voorhanden is. 0020066156 0020066107 Interface

Nadere informatie

Montage- en gebruiksaanwijzing. Module M2 voor BDC-i440 besturingen

Montage- en gebruiksaanwijzing. Module M2 voor BDC-i440 besturingen BDC-i440 M2 nl Montage- en gebruiksaanwijzing Module M2 voor BDC-i440 besturingen Belangrijke informatie voor: de monteur / de elektricien / de gebruiker Aan de betreffende personen doorgeven! De gebruiker

Nadere informatie

Technische Handleiding Versie 07/05. CompTrol Signal 1. Signaalkabel

Technische Handleiding Versie 07/05. CompTrol Signal 1. Signaalkabel Technische Handleiding Versie 07/05 CompTrol Signal 1 Signaalkabel Deze handleiding voor het installeren van de optionele printplaat en bediening van de airconditioner zorgvuldig doorlezen. De voorschriften

Nadere informatie

Ruimtetemperatuur voelers MODBUS, SHT-A1-MB(-LCD) Ruimte MODBUS. Omschrijving

Ruimtetemperatuur voelers MODBUS, SHT-A1-MB(-LCD) Ruimte MODBUS. Omschrijving Ruimtetemperatuur voelers MODBUS, SHT-A1-MB(-LCD) Meting van de ruimte T en relatieve vochtigheid (rh) Voedingsspanning : AC/DC 24 Volt Bus interface : MODBUS RTU (RS45) Uitgangssignaal T : proportioneel

Nadere informatie

MOD-I-XP. Vooraanzicht. Kenmerken. MOD-I-XP_ _NL Technische wijzigingen voorbehouden Pagina 1 van 8. Modem voor externe gegevensoverdracht

MOD-I-XP. Vooraanzicht. Kenmerken. MOD-I-XP_ _NL Technische wijzigingen voorbehouden Pagina 1 van 8. Modem voor externe gegevensoverdracht Vooraanzicht Kenmerken ISDN-industriemodem (digitaal gebruik) voor externe gegevensoverdracht in systeemoplossingen met de Frigodata XP-software Aansluiting op de gateway GTW-XP via lintkabel Aansluiting

Nadere informatie

T6590B1000 FANCOIL REGELAAR KENMERKEN TOEPASSINGEN PRODUCT GEGEVENS

T6590B1000 FANCOIL REGELAAR KENMERKEN TOEPASSINGEN PRODUCT GEGEVENS T6590B1000 FANCOIL REGELAAR PRODUCT GEGEVENS KENMERKEN TOEPASSINGEN De T6590B1000 ruimteregelaar is ontworpen om de regelafsluiters, ventilator en extra elektrische in fancoil systemen te regelen. Een

Nadere informatie

/2000 BE (NL)

/2000 BE (NL) 7204 400-09/2000 BE (NL) %HGLHQLQJVYRRUVFKULIW &RQGHQVDWLHJDVNHWHO /RJDPD[SOXV*% =RUJYXOGLJEHZDUHQ Beste klant, De Buderus condensatie-gasketels Logamax plus GB2-24/29/43/60 zijn geconstrueerd en geproduceerd

Nadere informatie

Installatie- en gebruikershandleiding. Besturingsprint SCB-09

Installatie- en gebruikershandleiding. Besturingsprint SCB-09 nl Installatie- en gebruikershandleiding Besturingsprint SCB-09 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Over deze handleiding............................................................................... 3 1.1

Nadere informatie

VIESMANN. Montagehandleiding. Uitbreiding EA1. Veiligheidsvoorschriften. voor de vakman. Bestelnr

VIESMANN. Montagehandleiding. Uitbreiding EA1. Veiligheidsvoorschriften. voor de vakman. Bestelnr Montagehandleiding voor de vakman VIESMNN Uitbreiding E1 Bestelnr. 7429 151 Veiligheidsvoorschriften Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel en materiële

Nadere informatie

GASGESTOOKTE LUCHTVERWARMERS

GASGESTOOKTE LUCHTVERWARMERS STORINGSDIAGRAM GASGESTOOKTE LUCHTVERWARMERS BOUWAR 2011 VRA-2-8 VRA-2-12 VRA-2-16 VRA-2-20 VRA-2-28 VRA-2-32 VRA-2-38 VRA-2-46 VRA-2-53 VRA-2-60 VRA-2-70 VRA-2-80 VRA-2-93 VRA-2-106 Probleem Reden Oplossing

Nadere informatie

HANDLEIDING - LEVEL INDICATOR M A N U A L

HANDLEIDING - LEVEL INDICATOR M A N U A L HANDLEIDING - LEVEL INDICATOR M A N U A L Ondanks de grootst mogelijke zorgvuldigheid die Tasseron Electronics B.V. aan haar producten en de bijbehorende handleidingen besteedt, kunnen er onvolkomenheden

Nadere informatie

Installatie-instructie

Installatie-instructie Document vertaald uit het Engels -NL 2013-06-25 A003 Inhoudsopgave 1 Conformiteitsverklaring... 1 2 Waarschuwingen... 2 3 Inleiding product... 3 3.1 Algemeen... 3 3.1.1 Beschrijving van de ruimteregeling...

Nadere informatie

VIESMANN. Bedieningshandleiding. Calorimeter. voor de gebruiker van de installatie. Calorimeter voor zonne-installaties met warmteoverdrachtsmedium

VIESMANN. Bedieningshandleiding. Calorimeter. voor de gebruiker van de installatie. Calorimeter voor zonne-installaties met warmteoverdrachtsmedium Bedieningshandleiding voor de gebruiker van de installatie VIESMANN Calorimeter voor zonne-installaties met warmteoverdrachtsmedium Calorimeter 2/2015 Bewaren aub! Veiligheidsvoorschriften Voor uw veiligheid

Nadere informatie

Set-Up instructies MULTICONTROLLER _R02

Set-Up instructies MULTICONTROLLER _R02 Set-Up instructies NL MULTICONTROLLER 0664040_R02 Pagina 3 4 5 6 7 8 9 Beschrijving van de set-up mogelijkheden: 0-10V. Gebruik deze instelling indien u de ventilator 0-10V wilt regelen. Aan/Uit. Gebruik

Nadere informatie

Bedieningshandleiding. Analoge ingangsmodul 4-kanaals

Bedieningshandleiding. Analoge ingangsmodul 4-kanaals Bedieningshandleiding 1. Veiligheidsinstructies Attentie! Inbouw en montage van elektrische apparaten mogen uitsluitend door een landelijk erkend installatiebedrijf worden uitgevoerd! Daarbij de geldende

Nadere informatie

VIESMANN. Bedieningshandleiding VITOSOL. voor de gebruiker van de installatie NL 11/2015 Bewaren a.u.b.!

VIESMANN. Bedieningshandleiding VITOSOL. voor de gebruiker van de installatie NL 11/2015 Bewaren a.u.b.! Bedieningshandleiding voor de gebruiker van de installatie VIESMANN VITOSOL 11/2015 Bewaren a.u.b. Veiligheidsvoorschriften Voor uw veiligheid Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming

Nadere informatie

MD751 CO-detectiecentrale Gebruikershandleiding

MD751 CO-detectiecentrale Gebruikershandleiding HG0750N01B Pag. 1/6 MD751 CO-detectiecentrale Gebruikershandleiding LIMOTEC nv Bosstraat 21 B- 8570 VICHTE Tel +32 (0) 56 650 660 www.limotec.be HG0750N01B Pag. 2/6 Inhoud 1. TOXICITEIT VAN KOOLMONOXIDEGAS

Nadere informatie

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding. Verwarmingswater-doorstroomtoestel. Veiligheidsinstructies. voor de installateur

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding. Verwarmingswater-doorstroomtoestel. Veiligheidsinstructies. voor de installateur Montage- en servicehandleiding voor de installateur VIESMANN Verwarmingswater-doorstroomtoestel Veiligheidsinstructies Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel

Nadere informatie

Schakelschema ventilatietoestel

Schakelschema ventilatietoestel Schakelschema ventilatietoestel CR - zonder regeling Warmwaterregister Wolf GmbH Postfach 80 D-808 Mainburg Tel. 9.0.8/-0 Fax 9.0.8/00 Internet: www.wolf.eu Art.-Nr.: 08_0.indd en voorbehouden! N F_00_Wolf_Standard

Nadere informatie

product Digitale combibranders Weishaupt-combibranders WGL30-C en WGL40-A ( kw) Compacte branders

product Digitale combibranders Weishaupt-combibranders WGL30-C en WGL40-A ( kw) Compacte branders product Compacte branders Digitale combibranders Weishaupt-combibranders WGL30-C en WGL40-A (70 550 kw) In vuur en vlam voor kwaliteit Moderne onderzoeks- en productieplaatsen en een diepgaand test- en

Nadere informatie

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding VITOTROL 200A. voor de vakman. Vitotrol 200A. Afstandsbediening, bestelnr

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding VITOTROL 200A. voor de vakman. Vitotrol 200A. Afstandsbediening, bestelnr Montage- en servicehandleiding voor de vakman VIESMANN Vitotrol 200A Afstandsbediening, bestelnr. 7438 363 VITOTROL 200A 3/2010 Bewaren a.u.b.! Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsvoorschriften Volg deze

Nadere informatie

Installatie instructies

Installatie instructies 1 Installatie instructies 04-2016 VEILIGHEID EN CORRECT GEBRUIK Om veiligheid en een lange levensduur van dit product te garanderen, zal u de bijgesloten instructies strikt in acht moeten nemen. Uw garantie

Nadere informatie

MD741 GASDETECTIECENTRALE MET 1 ZONE

MD741 GASDETECTIECENTRALE MET 1 ZONE HG0741N01D Pag. 1/8 MD741 GASDETECTIECENTRALE MET 1 ZONE GEBRUIKERSHANDLEIDING Bosstraat 21 8570 Vichte Tel: +32 (0)56 650 660 Fax: +32 (0)56 70 44 96 E-mail : sales@limotec.be www.limotec.be HG0741N01D

Nadere informatie

STORINGSHANDLEIDING GASGESTOOKTE LUCHTVERWARMERS

STORINGSHANDLEIDING GASGESTOOKTE LUCHTVERWARMERS STORINGSHANDLEIDING GASGESTOOKTE LUCHTVERWARMERS BOUWJAAR 2000-2004 URA-20 URA-25 URA-35 URA-45 URA-55 URA-65 URA-80 URA-95 Werking Voor men begint met de in bedrijfstelling is het raadzaam te controleren

Nadere informatie

VIESMANN. Bedieningsaanwijzing ANALOGE SCHAKELKLOK. voor de gebruiker van de installatie. voor Vitodens 100. 5588 587 B/fl 03/2008 Bewaren a.u.b.!

VIESMANN. Bedieningsaanwijzing ANALOGE SCHAKELKLOK. voor de gebruiker van de installatie. voor Vitodens 100. 5588 587 B/fl 03/2008 Bewaren a.u.b.! Bedieningsaanwijzing voor de gebruiker van de installatie VIESMANN voor Vitodens 100 ANALOGE SCHAKELKLOK 03/2008 Bewaren a.u.b.! Voor uw veiligheid Volg deze veiligheidsaanwijzingen nauwkeurig op ter voorkoming

Nadere informatie

Technische handleiding Versie 11/11. PLC-INTERFACE (slave)

Technische handleiding Versie 11/11. PLC-INTERFACE (slave) Technische handleiding Versie 11/11 PLC-INTERFACE (slave) Deze handleiding voor het installeren en bedienen van de PLC-interface (slave) zorgvuldig doorlezen en navolgen. Deze handleiding binnen handbereik

Nadere informatie

VIESMANN. Montagehandleiding. Verwarmingswater-doorstroomtoestel. Veiligheidsinstructies. voor de installateur

VIESMANN. Montagehandleiding. Verwarmingswater-doorstroomtoestel. Veiligheidsinstructies. voor de installateur Montagehandleiding voor de installateur VIESMANN Verwarmingswater-doorstroomtoestel Veiligheidsinstructies Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel en materiële

Nadere informatie

ECR-Nederland B.V. De ECR-Nederland Softstarter ESG-D-27

ECR-Nederland B.V. De ECR-Nederland Softstarter ESG-D-27 ECR-Nederland B.V. De ECR-Nederland Softstarter ESG-D-27 Omschrijving: Compressoren met een draaistroom-asynchroonmotor hebben de karakteristieke eigenschappen dat ze bij het inschakelen het net hoog belasten

Nadere informatie

Bedieningsvoorschrift Functiemodule

Bedieningsvoorschrift Functiemodule Bedieningsvoorschrift Functiemodule FM443 zonnemodule Voor de gebruiker Zorgvuldig lezen voor de bediening 6 720 615 859-03/2008 BE Inhoudsopgave 1 Veiligheid..................................... 3 1.1

Nadere informatie

RUIMTEREGELAAR MET STOOKLIJN- VERSTELLING

RUIMTEREGELAAR MET STOOKLIJN- VERSTELLING Installatie- en gebruikershandleiding NL RUIMTEREGELAAR MET STOOKLIJN- VERSTELLING Afstandsbediening voor warmtepompen met koeling RFV-DK Vertaling van de originele handleiding Alpha-InnoTec GmbH A.u.b.

Nadere informatie

8.1 Storingssignalering De storingssignalering wordt zichtbaar op het moment dat er een storing in het toestel optreedt.

8.1 Storingssignalering De storingssignalering wordt zichtbaar op het moment dat er een storing in het toestel optreedt. Hoofdstuk 8 8. ssignalering De storingssignalering wordt zichtbaar op het moment dat er een storing in het toestel optreedt. Display Allure toestel Bij storingen zal op het toestel display een knipperende

Nadere informatie

8 Bij storing. 8.1 Storingscodes

8 Bij storing. 8.1 Storingscodes Calenta 25s - 28c - 35s - 40c 8. Bij storing 8 Bij storing 8.1 Storingscodes De ketel is uitgevoerd met een elektronische regel- en besturingsautomaat. Het hart van de besturing is een microprocessor,

Nadere informatie

Waterverwarmer WAT 140 83050907 1/2011-12. Montage- en bedieningsrichtlijnen

Waterverwarmer WAT 140 83050907 1/2011-12. Montage- en bedieningsrichtlijnen Eine deutschsprachige Version dieser Anleitung ist auf Anfrage erhältlich. 83050907 1/2011-12 1 Aanwijzingen voor de gebruiker... 4 1.1 Informatie voor de gebruiker... 4 1.1.1 Symbolen... 4 1.1.2 Doelgroep...

Nadere informatie

NRS 2-4. Gebruiksaanwijzing 810552-00 HN-schakelaar NRS 2-4

NRS 2-4. Gebruiksaanwijzing 810552-00 HN-schakelaar NRS 2-4 NRS 2-4 Gebruiksaanwijzing 810552-00 HN-schakelaar NRS 2-4 Inhoudsopgave blz. Belangrijke instructies Veiligheidsinstructies...7 Waarschuwing...7 Verklaringen Verpakkingsinhoud...8 Systeembeschrijving...8

Nadere informatie

Regelcomponenten voor VAV-regelaars

Regelcomponenten voor VAV-regelaars .3 X X testregistrierung Regelcomponenten voor VAV-regelaars Serie Voor snelle en eenvoudige installatie regelcomponenten voor VAV-regelaars voor eenvoudige bediening direct op de regelaar Eenvoudige bestelling

Nadere informatie

Project. VKT Basic. Bouwvorm : HR / W. Bouwgrootte : 120, 160, 200, 240, 300. Aansluitspanning Tekeningnummer. 3x400VAC+N+PE.

Project. VKT Basic. Bouwvorm : HR / W. Bouwgrootte : 120, 160, 200, 240, 300. Aansluitspanning Tekeningnummer. 3x400VAC+N+PE. 4 5 6 7 8 9 0 4 5 6 7 8 9 0 VERHULST KLIMAATTECHNIEK B.V. ALBERT EINSTEINWEG 0 55 DL DRUNEN + (0) 46 67 00 + (0) 46 40 785 info@verhulst.com www.verhulst.com Project Bouwvorm : Aansluitspanning Tekeningnummer

Nadere informatie

Aanvullende handleiding Comfort-luchtgordijn met CHIPS-regeling Model CA

Aanvullende handleiding Comfort-luchtgordijn met CHIPS-regeling Model CA Aanvullende handleiding Comfort-luchtgordijn met CHIPS-regeling Model CA Versie handleiding: 2.0 P a INLEIDING COMFORT-LUCHTGORDIJN MET CHIPS-REGELING 1.. Inleiding 1.1 Over deze aanvullende handleiding

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Producteigenschappen. 4 Bediening met 2-voudig toetselement. Systeem 3000

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Producteigenschappen. 4 Bediening met 2-voudig toetselement. Systeem 3000 Best. nr.: 5404 00 Bedieningsvoorschrift 1 Veiligheidsinstructies Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten. Ernstig letsel, brand of materiële schade

Nadere informatie

Air Trade Centre NV, Hoogstraat 180, 1930 Zaventem, België www.fujitsu-airco.be

Air Trade Centre NV, Hoogstraat 180, 1930 Zaventem, België www.fujitsu-airco.be Module voor redundantie/omschakelen GEBRUIKS- EN MONTAGEAANWIJZINGEN UTD-USM 208 Air Trade Centre NV, Hoogstraat 180, 1930 Zaventem, België www.fujitsu-airco.be Inhoud 1. Inleiding en veiligheidsvoorschriften...

Nadere informatie

Thermostaat met display

Thermostaat met display H/LN4691-0 674 59-64170 Thermostaat met display RA00118AA_U-01PC-13W38 www.homesystems-legrandgroup.com Inhoudsopgave Thermostaat met display 1 Thermostaat met display 4 1.1 Functionering 4 1.2 Wat voor

Nadere informatie

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding VITOTROL 300A. voor de vakman. Vitotrol 300A. Afstandsbediening, bestelnr

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding VITOTROL 300A. voor de vakman. Vitotrol 300A. Afstandsbediening, bestelnr Montage- en servicehandleiding voor de vakman VIESMANN Vitotrol 300A Afstandsbediening, bestelnr. 7438 364 VITOTROL 300A 3/2010 Bewaren a.u.b.! Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsvoorschriften Volg deze

Nadere informatie

product De zuivere kracht Weishaupt industriebranders WK 70/80 (tot kw) Industriebranders

product De zuivere kracht Weishaupt industriebranders WK 70/80 (tot kw) Industriebranders product Industriebranders De zuivere kracht Weishaupt industriebranders WK 70/80 (tot 22.000 kw) Modulair en krachtig: WK-industriebranders Weishaupt industriebranders van de bouwserie WK werden speciaal

Nadere informatie

AANVULLEND INSTRUCTIEBOEKJE LUCHTVERWARMER. TYPE TR Duct. Kanaal uitvoering

AANVULLEND INSTRUCTIEBOEKJE LUCHTVERWARMER. TYPE TR Duct. Kanaal uitvoering AANVULLEND INSTRUCTIEBOEKJE NL137b LUCHTVERWARMER TYPE TR Duct Kanaal uitvoering DIT DOCUMENT ABSOLUUT DOORLEZEN ALVORENS MET DE INSTALLATIE TE BEGINNEN. NA INGEBRUIKNAME DE GEBRUIKER INSTRUEREN EN DIT

Nadere informatie

AD B

AD B NL Met de optie plaatje voor brander met 2 vlamgangen / modulerende brander / 3-wegklep kan bediend worden: - 1 Brander 2 vlamgangen of 1 Modulerende brander - 1 Mengkraan met elektromechanische motor

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE HANDLEIDING VAN DE FREQUENTIEREGELAAR ECO VOOR TOEPASSINGEN MET VARIABEL KOPPEL

SAMENVATTING VAN DE HANDLEIDING VAN DE FREQUENTIEREGELAAR ECO VOOR TOEPASSINGEN MET VARIABEL KOPPEL SAMENVATTING VAN DE HANDLEIDING VAN DE FREQUENTIEREGELAAR ECO VOOR TOEPASSINGEN MET VARIABEL KOPPEL 19/ECO/sep05 Start/stop via de stuurstroomklemmen (1 draairichting), snelheid veranderen met een externe

Nadere informatie

VIESMANN. Montagehandleiding. Uitbreidingsset mengklep. Veiligheidsvoorschriften. Productbeschrijving. voor de vakman

VIESMANN. Montagehandleiding. Uitbreidingsset mengklep. Veiligheidsvoorschriften. Productbeschrijving. voor de vakman Montagehandleiding voor de vakman VIESMANN Uitbreidingsset mengklep Open Therm voor Vitodens 100-W en 111-W Veiligheidsvoorschriften Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van

Nadere informatie

Bedieningsvoorschriften

Bedieningsvoorschriften 6300 5507 05/2000 NL Voor de gebruiker Bedieningsvoorschriften Gasgestookte verwarmingsketel Logano G124 / G124 V Zorgvuldig lezen alvorens het apparaat te gebruiken Voorwoord Geachte klant, De Buderus

Nadere informatie

Toepassingsgebied Applicatie Totalisator functie Montage aansluiting op pijp via adapter

Toepassingsgebied Applicatie Totalisator functie Montage aansluiting op pijp via adapter Made in Germany Toepassingsgebied Applicatie Totalisator functie Montage aansluiting op pijp via adapter Media Medien geleidende vloeibare media vloeistofgroep 2 volgens de PED (Pressure Equipment Directive)

Nadere informatie

gebruikershandleiding / user manual / betriebsanleitung

gebruikershandleiding / user manual / betriebsanleitung gebruikershandleiding / user manual / betriebsanleitung Inhoudsopgave Technische gegevens Technische gegevens...2 Algemene informatie...2 Installatie...3 Navigatie...3 Inbedrijfstelling... 4-5 Hoofdscherm...6

Nadere informatie

COMBIFORT. Storingen en blokkeringen

COMBIFORT. Storingen en blokkeringen COMBIFORT Storingen en blokkeringen INHOUDSOPGAVE Storingen en blokkeringen 1 Algemeen 2 Overzicht meldingen 2.1 Waarschuwingsmeldingen 4 2.2 Blokkeringsmeldingen 4 2.3 Storingsmeldingen 5 3 Oorzaken van

Nadere informatie

Serie 7L - LED-lampen

Serie 7L - LED-lampen Serie - LED-lampen SERIE LED - lampen voor schakelkasten Energiebesparend door LED-techniek Opgenomen vermogen van 5 W Lichtstroom komt overeen met een 75 W gloeilamp Magneet- of schroefbevestiging Met

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Funkmanagement Radiografische zender Universeel, L-leider. Art.-Nr.

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Funkmanagement Radiografische zender Universeel, L-leider. Art.-Nr. Art.-Nr.: FUS 22 UP Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden uitgevoerd. Als de handleiding niet wordt opgevolgd,

Nadere informatie

Bedieningshandleiding. Analoge ingang 4-kanaals

Bedieningshandleiding. Analoge ingang 4-kanaals Bedieningshandleiding 1. Systeminformatie Dit apparaat is een product van het KNX/EIB-systeem en voldoet aan de KNX-richtlijnen. Voor een goed begrip is gedetailleerde vakkennis door KNX/EIBscholing een

Nadere informatie

VIESMANN. Montagehandleiding. Vervanging gasbranderautomaat. voor de vakman. Vervanging gasbranderautomaat. Type MPA51 door MPA5113

VIESMANN. Montagehandleiding. Vervanging gasbranderautomaat. voor de vakman. Vervanging gasbranderautomaat. Type MPA51 door MPA5113 Montagehandleiding voor de vakman VIESMANN Vervanging gasbranderautomaat Type MPA51 door MPA5113 Vervanging gasbranderautomaat 1/2014 Veiligheidsinstructies Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig

Nadere informatie

Bestnr TFT LCD kleurenbeeldscherm Module model LM-501

Bestnr TFT LCD kleurenbeeldscherm Module model LM-501 Bestnr. 19 01 03 TFT LCD kleurenbeeldscherm Module model LM-501 Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand,

Nadere informatie

URN 1. Gebruiksaanwijzing Stroomomvormer URN 1

URN 1. Gebruiksaanwijzing Stroomomvormer URN 1 URN 1 Gebruiksaanwijzing 810536-00 Stroomomvormer URN 1 Aansluitschema URN 1b 24 V= ± 25 % max. 15 W 24 V ±5% 10 VA Fig. 1 2 Overzicht A MAX 50 C Alarm MAX 95 % Entriegeln RESET Fig. 2 A B D E 112 85 C

Nadere informatie

Technische documentatie

Technische documentatie Technische documentatie bluesmart-lezer BS TE SR Voor contactloos uitlezen van bluesmart-sleutels, -kaarten en HSH-sleutels. De lezer beschikt over twee relaiscontacten in een externe stuurunit. Identmedia

Nadere informatie

Handleiding voor ombouw van Aardgas naar Propaan

Handleiding voor ombouw van Aardgas naar Propaan Handleiding voor ombouw van Aardgas naar Propaan EHLE 17, EHLE 23 EHLE 27, EHLE 34 EHLE 39 6.720.67.216 (T30.3216.04) (200812) Aanbevelingen Inhoudsopgave Uitleg van de symbolen 2 1 Aanbevelingen 2 2 Verandering

Nadere informatie

Ontvanger met GSM-transmissie GSM 700

Ontvanger met GSM-transmissie GSM 700 HANDLEIDING Ontvanger met GSM-transmissie GSM 700 www.tempolec.be 01. INTRODUCTIE Ontvanger met : - een GSM-transmissie - een uitgang (contact NO / NF spanningsvrij). Mogelijke functie van de uitgang :

Nadere informatie

Bedieningsvoorschrift

Bedieningsvoorschrift 6302 2236 06/2000 NL Voor de gebruiker Bedieningsvoorschrift Regeltoestel Logamatic 4212 80 105 TEST STB Zorgvuldig lezen vóór de bediening Voorwoord Belangrijke algemene gebruiksaanwijzingen Gebruik het

Nadere informatie

Technische Handleiding Versie 08/06. CompTrol Signal 3. Signaalkabel

Technische Handleiding Versie 08/06. CompTrol Signal 3. Signaalkabel Technische Handleiding Versie 08/06 CompTrol Signal 3 Signaalkabel Deze handleiding voor het installeren van de optionele printplaat en bediening van de airconditioner zorgvuldig doorlezen. De voorschriften

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Vloeistof stand kachels BINAR-5S BINAR-5S diesel BINAR-5S.24 diesel

Gebruiksaanwijzing Vloeistof stand kachels BINAR-5S BINAR-5S diesel BINAR-5S.24 diesel NL Gebruiksaanwijzing Vloeistof stand kachels BINAR-5S BINAR-5S diesel BINAR-5S.24 diesel 1 Beste klanten, Bedankt voor uw keuze! We hebben alles gedaan om te zorgen dat dit product voldoet aan uw eisen

Nadere informatie

Beschrijving: SAM 8.1/2 Tl.Nr.: HOL

Beschrijving: SAM 8.1/2 Tl.Nr.: HOL Beschrijving: SAM 8.1/2 Tl.Nr.: 78327.HOL 070815 1. Toepassing De aansluitmodule SAM 8.1/2 maakt eenvoudige bedrading tussen thermostaten en klokthermostaten mogelijk en de daaraan behorende thermische

Nadere informatie

AANSLUITSCHEMA. Voeding 230 VAC 50 Hz

AANSLUITSCHEMA. Voeding 230 VAC 50 Hz Deze automatische regelaars zijn volledig digitaal en regelen de snelheid van monofasige (230 VAC/50 Hz) elektromotoren volgens temperatuur. Het werkingsprincipe van deze regelaar is gebaseerd op de zogenaamde

Nadere informatie

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTROL 100. voor de vakman

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTROL 100. voor de vakman Montagehandleiding voor de vakman VIESMANN Vitotrol 100 type UTD-RF Klokthermostaat met digitale schakelklok en draadloze ontvanger Bestelnr.: 7160 432 VITOTROL 100 12/2007 Na montage deze handleiding

Nadere informatie

HeatMaster. Montage- en installatiehandleiding. 201 Booster. HeatMaster. 200N (Gas) Booster. HeatMaster ENGLISH FRANCAIS NEDERLANDS ITALIANO NL 1

HeatMaster. Montage- en installatiehandleiding. 201 Booster. HeatMaster. 200N (Gas) Booster. HeatMaster ENGLISH FRANCAIS NEDERLANDS ITALIANO NL 1 Heataster ENGLISH ontage- en installatiehandleiding Heataster 201 Booster FANCAIS Heataster 200N (Gas) Booster NEDELANDS NL 1 ENGLISH WAASCHUWINGEN 2 Bestemmelingen van deze handleiding 2 Symbolen 2 Certificatie

Nadere informatie

Bedieningshandleiding

Bedieningshandleiding Bedieningshandleiding 1. Veiligheidsinstructies Attentie! Inbouw en montage van elektrische apparaten mogen uitsluitend door een landelijk erkend installatiebedrijf worden uitgevoerd! Daarbij de geldende

Nadere informatie

MGC OpenTherm regelaar

MGC OpenTherm regelaar MOS NL-780-2 MGC 061100 MGC OpenTherm regelaar Montage- en gebruikshandleiding Gebruikte symbolen In dit document worden de volgende symbolen gebruikt: Gevaar voor elektrische spanning! Let op! Gebruikte

Nadere informatie

VDH doc Versie: v1.0 Datum: Software: ALFA75-MTT File: Do WPD Bereik: 0,0/+80,0 C per 0,1 C

VDH doc Versie: v1.0 Datum: Software: ALFA75-MTT File: Do WPD Bereik: 0,0/+80,0 C per 0,1 C Gebruikershandleiding ALFA 75MTT MelkTankThermostaat. VDH doc. 080743 Versie: v.0 Datum: 29052008 Software: ALFA75MTT File: Do080743.WPD Bereik: 0,0/+80,0 C per 0, C * Beschrijving. De ALFA 75MTT is een

Nadere informatie

Handleiding Digitale Thermostaat elektrische Handdoekradiatoren

Handleiding Digitale Thermostaat elektrische Handdoekradiatoren Handleiding Digitale Thermostaat elektrische Handdoekradiatoren De BeauHeat digitale thermostaat is een digitale klokthermostaat voor automatische bediening van elektrische handdoekradiatoren. Een externe

Nadere informatie

Technische handleiding Versie 01/11 SERVER-CONTROL

Technische handleiding Versie 01/11 SERVER-CONTROL Technische handleiding Versie 01/11 SERVER-CONTROL Deze handleiding voor het installeren en bedienen van de server-control zorgvuldig doorlezen en navolgen. Deze handleiding binnen handbereik van de airconditioner

Nadere informatie

VIESMANN. Montagehandleiding. MatriX-stralingsbrander. voor de vakman

VIESMANN. Montagehandleiding. MatriX-stralingsbrander. voor de vakman Montagehandleiding voor de vakman VIESMANN MatriX-stralingsbrander type VMIII Gas-ventilatorbrander voor Vitocrossal 300, type CM3 Nominaal vermogen 87 tot 142 kw MatriX-stralingsbrander 11/2014 Na montage

Nadere informatie

Handleiding. 24Vdc -50/+50 C

Handleiding. 24Vdc -50/+50 C Handleiding ALFA(NET) 51 PI 24Vdc -50/+50 C 1 Werking De ALFA(NET) 51 PI is een DIN-rail thermostaat-unit met een analoge 0-10Vdc PI-uitgang. Verder heeft de thermostaat ook drie relais uitgangen instelbaar

Nadere informatie