Wie willen er werk? 2007

Transcriptie

1 Wie willen er werk? 2007 Participatiepotentieel in 2005 en 2006 Centrum voor Beleidsstatistiek Maaike Hersevoort, Mariëtte Goedhuys, Daniëlle ter Haar, Karin Hagoort Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2007

2 Verklaring der tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met 0 (0,0) = het getal is minder dan de helft van de gekozen eenheid niets (blank) = een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen = 2003 tot en met /2004 = het gemiddelde over de jaren 2003 tot en met / 04 = oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2003 en eindigend in / / 04 = oogstjaar, boekjaar enz., 2001/ 02 tot en met 2003/ 04 In geval van afronding kan het voorkomen dat de totalen niet geheel overeenkomen met de som der opgetelde getallen. Verbeterde cijfers in staten en tabellen zijn niet als zodanig gekenmerkt. Colofon Uitgever Centraal Bureau voor de Statistiek Prinses Beatrixlaan XZ Voorburg Omslag-ontwerp Wat Ontwerpers, Utrecht Prepress Centraal Bureau voor de Statistiek - Facilitair beheer Inlichtingen Tel. (088) Fax: (070) Via contactformulier: Bestellingen verkoop@cbs.nl Fax: (045) Internet Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen, Verveelvoudiging is toegestaan, mits het CBS als bron wordt vermeld. ISSN: X-13

3 Inhoud Samenvatting 5 1. Inleiding Aanleiding en doel van het onderzoek Opzet van het onderzoek Indeling van het rapport Inhoud van de tabellenset 7 2. Resultaten Inleiding De potentiële beroepsbevolking Personen zonder uitkering en zonder werk Participatiepotentieel zonder uitkering Verschillen tussen 2005 en Methoden en bronnen Populatie Bronnen Ophogen van steekproeftotalen Kwaliteit van de uitkomsten Begrippen en afkortingen Begrippen Afkortingen 21 Tabellenset 23 Wie willen er werk? 3

4

5 Samenvatting In 2006 hadden 7 van de 11 miljoen Nederlanders van 15 tot en met 64 jaar werk van twaalf uur of meer in de week. Van de 4 miljoen personen zonder werk van twaalf uur of meer per week had 5 procent een werkloosheidsuitkering, 9 procent een bijstandsuitkering en 15 procent een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Bijna 3 miljoen personen hadden geen uitkering en geen werk. Van hen volgden ruim 1 miljoen personen voltijd onderwijs. Niet alle personen zonder werk willen of kunnen ook werken. Van personen met een werkloosheidsuitkering wilde ruim driekwart werken en van personen met een bijstandsuitkering bijna de helft. Bij personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering wilden of konden veel minder mensen werken (17 procent). Van de 1,7 miljoen personen zonder werk en zonder uitkering die geen voltijd onderwijs volgden, wilde een kwart werk voor twaalf uur of meer in de week. Mannen, jongeren en allochtonen wilden relatief vaak werk. De 453 duizend personen zonder werk en zonder uitkering die geen voltijd onderwijs volgden en wel werk wilden, vormden het participatiepotentieel zonder uitkering. Meer dan de helft van het participatiepotentieel zonder uitkering bestond uit samenwonende of gehuwde vrouwen. Niet iedereen die werk wil, zoekt ook actief naar werk. Van het participatiepotentieel zonder uitkering zocht slechts 44 procent naar werk voor twaalf uur of meer in de week. Mannen, jongeren en alleenstaanden zochten relatief vaker naar werk. 10 procent van het participatiepotentieel zonder uitkering stond ingeschreven bij een Centrum voor Werk en Inkomen. Summary In 2006, 7 million of the 11 million Dutch people aged between 15 and 65 years worked for twelve hours or more per week. Five percent of the 4 million people who did not, received unemployment benefit, 9 percent received income support and 15 percent received a disability benefit. Almost 3 million people did not work and did not receive one of the above-mentioned benefits. One million of them were in full-time education. Not everyone without work can or wants to work. More than three-quarters of people with an unemployment benefit and almost half those claiming income support wanted to work. Fewer than 1 in 5 of people with a disability benefit could or wanted to work. One quarter of the 1.7 million people who did not work and were not in full-time education, did want to work for twelve hours or more a week. Men, young people and people with a foreign background wanted to work relatively often. These 453 thousand people without work, without benefits and not in full-time education who wanted to work are called the participation potential without benefits. More than half of them were married women. Not everyone who wants to work is actively looking for work. Only 44 percent of the participation potential without benefits were looking for work of at least twelve hours a week. Men, young people and single people were relatively often looking for work. Ten percent of the participation potential without benefits was registered with a job centre (Centrum voor Werk en Inkomen). Wie willen er werk? 5

6

7 1. Inleiding 1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek De afgelopen jaren is het overheidsbeleid steeds meer gericht op het actief aan het werk helpen van personen die om één of andere reden niet werken. Zo staat het streven naar werkhervatting centraal in de Wet werk en bijstand (WWB) en is werken naar vermogen het doel van de nieuwe Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Zowel personen met een uitkering als personen zonder uitkering kunnen zich inschrijven bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Het CWI kan hen helpen bij het zoeken naar werk. Personen die niet werken maar wel aangeven te willen werken, staan dicht bij de arbeidsmarkt. Mogelijk kunnen zij met specifiek beleid relatief eenvoudig aan het werk geholpen worden. In dit onderzoek worden personen van 15 tot en met 64 jaar die niet of minder dan twaalf uur per week werken, maar wel twaalf uur of meer willen werken en niet voltijd onderwijs volgen het participatiepotentieel genoemd. Personen die voltijd onderwijs volgen, behoren in dit onderzoek niet tot het participatiepotentieel omdat zij niet direct zijn voor de arbeidsmarkt en door het volgen van onderwijs hun kansen op de arbeidsmarkt zelf vergroten. De Raad voor Werk en Inkomen (RWI) heeft het Centrum voor Beleidsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS-MCB) gevraagd om de achtergrondkenmerken van het participatiepotentieel te beschrijven en te bepalen in hoeverre zij ook daadwerkelijk zoeken naar werk en zich inschrijven bij het CWI. De RWI is vooral geïnteresseerd in het deel van het participatiepotentieel dat geen uitkering heeft. In dit onderzoek noemen we deze personen het participatiepotentieel zonder uitkering. Deze gegevens helpen de RWI bij de ontwikkeling van praktische beleidsvoorstellen. 1.2 Opzet van het onderzoek De populatie van het onderzoek bestaat uit personen in Nederland van 15 tot en met 64 jaar in 2005 en in De gegevens zijn berekend op basis van de Enquête Beroepsbevolking (EBB). De EBB is een doorlopende steekproef waar jaarlijks ongeveer 90 duizend personen op responderen. In de EBB wordt onder andere gevraagd naar positie en gedrag op de arbeidsmarkt. De gegevens over de personen uit de EBB zijn verrijkt met gegevens over geslacht, leeftijd en herkomstgroepering uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) en met gegevens over uitkeringspositie uit de registraties van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (AO), bijstandsuitkeringen en uitkeringen in het kader van de werkloosheidswet (WW). De totalen van de EBB zijn opgehoogd naar de totale Nederlandse bevolking van 15 tot en met 64 jaar exclusief de institutionele bevolking. Omdat de uitkomsten gebaseerd zijn op een steekproefwaarneming gaan ze gepaard met onnauwkeurigheidsmarges (zie paragraaf 3.4). 1.3 Indeling van het rapport In hoofdstuk 2 worden de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek beschreven. Er wordt steeds gerapporteerd over de uitkomsten over In de laatste paragraaf worden de belangrijkste verschillen tussen de cijfers over 2005 en 2006 toegelicht. In hoofdstuk 3 staat een beschrijving van de methode van onderzoek en de gebruikte bronnen en in hoofdstuk 4 wordt een toelichting gegeven op de gebruikte begrippen en staat een lijst met afkortingen. Aan het eind van het rapport is de volledige tabellenset over 2005 en 2006 opgenomen. 1.4 Inhoud van de tabellenset De tabellenset bestaat uit 26 tabellen. Het zijn dertien verschillende tabellen die zowel voor 2005 als 2006 zijn gemaakt. Tabellen met een oneven nummer gaan over 2005, Wie willen er werk? 7

8 tabellen met een even nummer over Aan het begin van de tabellenset is een schematisch overzicht gegeven van de inhoud van de tabellen. Tabel 1 tot en met tabel 4 geven een overzicht van de totale bevolking van 15 tot en met 64 jaar uitgesplitst naar uitkeringsgroepering, arbeidsmarktpositie en het willen van, zoeken naar en zijn voor werk. Tabel 5 tot en met tabel 12 beschrijven de achtergrondkenmerken van personen zonder uitkering die niet of minder dan twaalf uur per week werken, uitgesplitst naar het willen van, zoeken naar en zijn voor werk. Tabel 13 tot en met tabel 20 geven informatie over inschrijving bij het CWI van personen zonder uitkering die niet of minder dan twaalf uur per week werken en wel werk willen naar achtergrondkenmerken en het willen van, zoeken naar en zijn voor werk. Tabel 21 en tabel 22 beschrijven de achtergrondkenmerken van personen met een WW-uitkering die niet of minder dan twaalf uur per week werken, uitgesplitst naar het willen van, zoeken naar en zijn voor werk. Tabel 23 en tabel 24 beschrijven de achtergrondkenmerken van personen met een bijstandsuitkering die niet of minder dan twaalf uur per week werken, uitgesplitst naar het willen van, zoeken naar en zijn voor werk. Tabel 25 en tabel 26 beschrijven de achtergrondkenmerken van personen met een AO-uitkering die niet of minder dan twaalf uur per week werken, uitgesplitst naar het willen van, zoeken naar en zijn voor werk. Belangrijke begrippen Potentiële beroepsbevolking Alle personen van 15 tot en met 64 jaar. Beroepsbevolking Personen van 15 tot en met 64 jaar die: ten minste twaalf uur per week werken, of werk hebben aanvaard waardoor ze ten minste twaalf uur per week gaan werken, of verklaren ten minste twaalf uur per week te willen werken, daarvoor zijn en activiteiten ontplooien om werk voor ten minste twaalf uur per week te vinden. Werkzame beroepsbevolking Personen die behoren tot de beroepsbevolking en ten minste twaalf uur per week werken. Werkloze beroepsbevolking Personen van 15 tot en met 64 jaar die behoren tot de beroepsbevolking en niet of minder dan twaalf uur per week werken. Participatiepotentieel Personen van 15 tot en met 64 jaar zonder werk van twaalf of meer uur per week die twaalf of meer uur per week willen werken en niet voltijd onderwijs volgen. Participatiepotentieel zonder uitkering Personen van 15 tot en met 64 jaar zonder werk van twaalf of meer uur per week die twaalf of meer uur per week willen werken, niet voltijd onderwijs volgen en geen van de volgende uitkeringen hebben: werkloosheidsuitkering, bijstandsuitkering of arbeidsongeschiktheidsuitkering. 8 Centraal Bureau voor de Statistiek

9 2. Resultaten 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten van het onderzoek besproken. Allereerst wordt in paragraaf 2 een algemene schets gegeven van de arbeidsmarkt- en uitkeringspositie van de potentiële beroepsbevolking en hun binding met de arbeidsmarkt. Paragraaf 3 is gewijd aan personen zonder werk van twaalf uur die geen uitkering ontvingen. In paragraaf 4 wordt dieper ingegaan op het participatiepotentieel zonder uitkering. In paragraaf 2, 3 en 4 worden de uitkomsten voor 2006 besproken. De resultaten zijn ook bepaald voor In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk worden de belangrijkste verschillen tussen de uitkomsten over 2005 en 2006 besproken. In het vervolg van dit hoofdstuk wordt geen onderscheid gemaakt tussen personen die niet werken en personen die minder dan twaalf uur per week werken. Met zonder werk wordt bedoeld werkt niet of minder dan twaalf uur per week. Met met werk wordt bedoeld werkt twaalf uur. 2.2 De potentiële beroepsbevolking In 2006 waren er in Nederland ongeveer 11 miljoen mensen van 15 tot en met 64 jaar. Bijna 4 miljoen van hen hadden geen werk. Van de personen zonder werk had 5 procent een werkloosheidsuitkering, 9 procent een bijstandsuitkering en 15 procent een arbeidsongeschiktheidsuitkering (figuur 1). Ongeveer 72 procent van de personen zonder werk had geen van deze uitkeringen. Deze percentages tellen niet op tot 100 procent vanwege overlap tussen de uitkeringsgroepen. Van de personen met werk had nog geen 5 procent een van de genoemde uitkeringen. 1. Personen van jaar zonder werk naar uitkeringsgroepering, 2006 % WW-uitkering Bijstandsuitkering AO-uitkering Geen uitkering Willen van werk Niet alle personen zonder werk willen of kunnen werken, bijvoorbeeld door het volgen van voltijd onderwijs, zorgverplichtingen of ziekte. Zo volgde van alle personen van 15 tot en met 64 zonder werk meer dan een kwart nog voltijd onderwijs. Zoals is te zien in figuur 2 wilden vooral personen met een werkloosheidsuitkering werken (80 procent). Van de personen met een bijstandsuitkering wilde de helft werk. Arbeidsongeschikten wilden of konden in de meeste gevallen niet werken. Van de personen zonder uitkering gaf slechts 20 procent aan werk te willen. Dit waren nog altijd 580 duizend personen die geen werk en geen uitkering hadden en wel werk wilden. Wie willen er werk? 9

10 2. Personen van jaar zonder werk naar het wel of niet willen van werk en uitkeringsgroepering, 2006 % WW-uitkering Bijstandsuitkering AO-uitkering Geen uitkering Wil werk Wil geen werk Zoeken naar werk Lang niet alle personen zonder werk die wel werk wilden, zochten ook actief naar werk. Van personen met een bijstandsuitkering, arbeidsongeschiktheidsuitkering of geen uitkering zocht nog niet de helft van de personen die werk wilden naar werk (figuur 3). Personen met een WW-uitkering die werk wilden, zochten wel vaak actief naar werk (90 procent). Wanneer een persoon naar werk zocht, was deze persoon bijna altijd ook voor werk. 3. Personen van jaar zonder werk die werk willen naar het wel of niet zoeken van werk, 3. zijn voor werk en uitkeringsgroepering, 2006 WW-uitkering Bijstandsuitkering AO-uitkering Geen uitkering % Zoekt werk Zoekt werk en is 2.3 Personen zonder uitkering en zonder werk Vooral gegevens over het participatiepotentieel zijn relevant voor beleidsmakers. Het participatiepotentieel zonder uitkering bestaat uit alle personen zonder een werkloosheids-, bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering, zonder werk, die geen voltijd onderwijs volgen en wel werk willen. Om de resultaten over het participatiepotentieel zonder uitkering in een context te plaatsen, wordt in deze paragraaf eerst een beschrij- 10 Centraal Bureau voor de Statistiek

11 ving gegeven van alle personen van 15 tot en met 64 jaar zonder uitkering en zonder werk. Personen die voltijd onderwijs volgden, worden in het vervolg van de paragraaf buiten beschouwing gelaten. Van deze personen zonder uitkering, zonder werk en zonder voltijd onderwijs wordt beschreven wie er werk wilden. Deze personen vormden het participatiepotentieel zonder uitkering en aan hen is paragraaf 2.4 gewijd. 4. Personen van jaar zonder uitkering en zonder werk naar het wel of niet volgen van 4. voltijdonderwijs en het willen van werk, % 46% 38% Volgt geen voltijd onderwijs en wil werk Volgt voltijd onderwijs Volgt geen voltijd onderwijs en wil geen werk Veel jongeren hadden geen werk en geen uitkering In 2006 waren er ongeveer 2,8 miljoen personen zonder uitkering die niet werkten. In figuur 4 is de samenstelling van deze groep weergegeven. Ruim een derde van deze personen volgde voltijd onderwijs. Dit waren 1,1 miljoen personen waarvan 95 procent jonger dan 25 jaar was. Zij worden in het vervolg van deze en de volgende paragraaf buiten beschouwing gelaten. Het gaat vanaf nu dus over de 1,7 miljoen personen zonder werk en zonder uitkering die geen voltijd onderwijs volgden. Van hen was driekwart vrouw en ruim 40 procent had een leeftijd van 55 tot en met 64 jaar. Een kwart was samenwonende of gehuwde vrouw van 55 tot en met 64 jaar. 5. Personen van jaar zonder werk en uitkering die geen voltijd onderwijs volgen naar het wel of niet 5. willen van werk, herkomstgroepering en opleidingsniveau, 2006 Herkomstgroepering Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Opleidingsniveau Lager opleidingsniveau Middelbaar opleidingsniveau Hoger opleidingsniveau % Wil werk Wil geen werk Wie willen er werk? 11

12 Jongeren, mannen en allochtonen wilden vaker werk Ruim een kwart van alle personen zonder werk en zonder uitkering die geen voltijd onderwijs volgden, wilde werken.van de mannen wilde ongeveer een derde werken tegenover slechts een kwart van de vrouwen. Allochtonen wilden vaker werken dan autochtonen. Van de niet-westerse allochtonen gaf 44 procent aan te willen werken tegenover nog geen kwart van de autochtonen. Het aantal personen dat wilde werken, nam toe naarmate het opleidingsniveau hoger was (figuur 5). Jongeren wilden vaker werken dan ouderen. In figuur 6 is te zien dat meer dan de helft van de personen van 15 tot en met 24 jaar werk wilde. Van de personen van 55 tot en met 64 jaar wilde minder dan 10 procent werken. Ook het percentage personen dat werk wilde en zocht nam af met het toenemen van de leeftijd. Van de 15 tot en met 24 jarigen wilde en zocht bijna een derde, bij de personen van 55 tot en met 64 jaar was dit nog maar 2 procent. 6. Personen van jaar zonder werk en uitkering die geen voltijd onderwijs volgen naar het wel of niet 6. willen en zoeken van werk en leeftijdsklasse, 2006 % jaar jaar jaar jaar jaar Wil werk Wil werk en zoekt werk 2.4 Participatiepotentieel zonder uitkering In 2006 waren er 453 duizend personen van 15 tot en met 64 jaar zonder werk, zonder uitkering, die geen voltijd onderwijs volgden en wel werk wilden. Zij vormden het participatiepotentieel zonder uitkering. In deze paragraaf wordt besproken wat de samenstelling van deze groep was, wie van hen werk zochten en in hoeverre zij waren voor werk. Tot slot wordt besproken in welke mate zij ingeschreven waren bij het CWI. Vrouwen vormden het grootste deel van het participatiepotentieel zonder uitkering Verreweg het grootste deel van het participatiepotentieel zonder uitkering bestond uit samenwonende of gehuwde vrouwen (figuur 7). De leeftijdsverdeling bij de vrouwen was sterk verschillend van de leeftijdsverdeling bij de mannen. Van de vrouwen was een derde in de leeftijd van 35 tot en met 44 jaar en waren er relatief weinig personen jonger dan 25 en van 55 jaar of ouder. De leeftijdsverdeling van de mannen was vlakker en ruim een kwart was 15 tot en met 24 jaar. Zoeken naar werk en heid Eerder zagen we dat lang niet iedereen die werk wilde ook werk zocht. Dit gold ook voor het participatiepotentieel zonder uitkering: 44 procent van hen zocht actief naar werk. Meer dan de helft van het participatiepotentieel, allemaal personen die werk wilden, zocht dus niet actief naar werk. Binnen het participatiepotentieel zochten vrouwen minder vaak actief naar werk dan mannen. Allochtonen zochten iets vaker naar werk dan autochtonen, respectievelijk 46 en 43 procent. 12 Centraal Bureau voor de Statistiek

13 7. Participatiepotentieel zonder uitkering naar geslacht en huishoudenspositie, 2006 x Alleenstaand Samenwonend of gehuwd Overig persoon in het huishouden 1) Man Vrouw 1) De categorie 'Overig persoon in het huishouden' bevat personen van 15 jaar of ouder die niet een zelfstandig huishouden hebben. Deze categorie bestaat grotendeels uit thuiswonende kinderen. CWI Door zich in te schrijven bij het CWI kunnen personen hulp krijgen bij het zoeken naar een baan. Van het participatiepotentieel zonder uitkering was 10 procent ingeschreven bij het CWI. Het profiel van personen die zich bij het CWI inschreven, verschilt enigszins van de personen die zich niet inschreven bij het CWI. Relatief schreven zich veel mannen, alleenstaanden en lager opgeleiden zich in. In figuur 8 is te zien dat nietwesterse allochtonen zich relatief vaker inschreven. 8. Participatiepotentieel zonder uitkering naar inschrijving bij het CWI en herkomstgroepering, 2006 % Ingeschreven bij het CWI Niet ingeschreven bij het CWI Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen In figuur 9 is te zien dat de personen die ingeschreven stonden bij het CWI niet allemaal zelf zochten naar werk. Bijna 30 procent van de ingeschrevenen gaf aan zelf niet actief te zoeken naar werk. Van de personen die niet ingeschreven waren bij het CWI zocht ruim 60 procent zelf niet naar werk. Wie willen er werk? 13

14 9. Participatiepotentieel zonder uitkering naar inschrijving bij het CWI en het zoeken van werk, 2006 % Ingeschreven bij het CWI Niet ingeschreven bij het CWI Zoekt wel Zoekt niet 2.5 Verschillen tussen 2005 en 2006 Er hebben zich in 2006 enkele veranderingen voor gedaan ten op zichte van Het gaat voornamelijk om veranderingen in de absolute aantallen en minder in de relatieve aantallen. Dat wil zeggen dat de verhoudingen vrijwel gelijk zijn in beide jaren. Een belangrijke ontwikkeling is de daling van het aantal personen met een uitkering in 2006 ten op zichte van In 2005 waren er 1,5 miljoen personen met een werkloosheids-, bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. In 2006 waren dat er 115 duizend minder terwijl het totaal aantal personen van 15 tot en met 64 jaar licht is toegenomen. Het aantal personen met een werkloosheidsuitkering daalde met 14 procent het meest, verder daalde het aantal personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering met 7 procent en het aantal personen met een bijstandsuitkering met 5 procent. In figuur 10 is te zien dat de daling in de uitkeringsgroepen vooral geldt voor personen zonder werk. 10. Personen van jaar met werk en zonder werk naar uitkeringsgroepering x WW-uitkering Bijstandsuitkering AO-uitkering WW-uitkering Bijstandsuitkering AO-uitkering Zonder werk Met werk Centraal Bureau voor de Statistiek

15 In 2006 waren meer personen aan het werk dan in 2005 (zie staat 1). Het aantal personen met werk voor twaalf uur is met 2 procent gestegen naar 7 miljoen personen. Het aantal personen zonder werk van twaalf uur is tussen 2005 en 2006 gedaald met 3 procent naar 3,9 miljoen personen. In staat 1 is ook de relatieve afname in 2006 ten opzichte van 2005 gegeven. Het aantal personen zonder werk dat werk wilde is relatief sterker gedaald dan het aantal personen zonder werk. Het aantal personen dat werk wilde en actief op zoek was naar werk daalde zelfs nog sterker. Juist de personen die werk wilden en ook zochten, profiteerden het meest van het gunstigere arbeidsklimaat. Zij zijn in 2006 vaker aan het werk gegaan en hierdoor zijn er in 2006 relatief veel personen zonder werk die ook geen werk wilden. Staat 1 Personen van jaar naar het wel of niet hebben van werk, willen van werk en zoeken van werk Mutatie 2006 t.o.v x % Personen met werk Personen zonder werk w.v. wil werk wil werk en zoekt werk Wie willen er werk? 15

16 3. Methoden en bronnen 3.1 Populatie De onderzoekspopulatie bestaat uit personen van 15 tot en met 64 jaar die in 2005 of 2006 in Nederland woonden, exclusief personen in inrichtingen, instellingen en tehuizen (de institutionele bevolking). Een belangrijk deel van de tabellen gaat over personen van 15 tot en met 64 jaar zonder uitkering die niet of minder dan twaalf uur in de week werken, maar wel twaalf uur of meer in de week willen werken. 3.2 Bronnen Om de uitkomsten te kunnen berekenen, zijn verschillende bestanden gecombineerd. Het basisbestand vormde de EBB met onder andere informatie over arbeidsmarktpositie, binding met de arbeidsmarkt en achtergrondkenmerken als opleidingsniveau. Deze steekproef is verrijkt met gegevens uit registraties. Of een persoon stond ingeschreven bij het CWI is toegevoegd uit de CWI-registratie, demografische gegevens zijn toegevoegd uit de GBA en gegevens over werkloosheids-, bijstands- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zijn uit de uitkeringsregistraties toegevoegd. Een persoon had een uitkering als de persoon op de laatste vrijdag van de maand, waarin hij of zij is geënquêteerd voor de EBB, recht had op een uitkering en er in die maand een uitbetaling is geweest (betalingsconcept). Hierna wordt een beschrijving gegeven van de bronbestanden waaruit het onderzoeksbestand is opgebouwd. Enquête Beroepsbevolking De EBB is een doorlopende enquête onder personen van 15 jaar en ouder, die in Nederland wonen met uitzondering van personen in inrichtingen, instellingen en tehuizen (de institutionele bevolking). De EBB is een steekproef waarop elk jaar ongeveer 90 duizend personen responderen. Het doel van deze enquête is zicht te krijgen op de relatie tussen mens en arbeidsmarkt. Hiertoe wordt onder meer informatie verzameld over de positie op de arbeidsmarkt van personen en worden demografische kenmerken van huishoudens vastgelegd. Gegevens worden vastgesteld op het moment van enquêteren. Inschrijvingen bij het Centrum voor Werk en Inkomen De registratie van het CWI bevat alle personen die zich hebben ingeschreven bij het CWI. Informatie over het al dan niet ingeschreven staan bij het CWI is toegevoegd door de CWI-registratie op enquêtedatum van de EBB te koppelen aan de EBB. Bij het CWI kunnen werkzoekenden zich inschrijven om in aanmerking te komen voor arbeidsbemiddeling. Voor een groot deel van de bijstandsgerechtigden en personen met een WWuitkering is een inschrijving bij het CWI verplicht. Daarnaast kunnen ook personen zonder één van deze uitkeringen zich inschrijven bij het CWI. Volumebestand van de Gemeentelijke Basisadministratie De GBA is een geautomatiseerd persoonsregistratiesysteem van de gemeenten en in werking sinds 1 oktober In principe staan alle inwoners van een gemeente in de basisadministratie ingeschreven. Gegevens als geboortedatum, geslacht, geboorteland en adres worden in de GBA geregistreerd. Op basis van dit bestand bepaalt het CBS sinds 1998 huishoudensgegevens op 1 januari. Het volumebestand van de GBA is een longitudinaal bestand waarin alle personen geregistreerd staan die vanaf 1 januari 1995 ooit in de GBA zijn ingeschreven. Gegevens over geslacht, leeftijd, herkomstgroepering en -generatie worden in het GBA betrouwbaarder waargenomen dan in de EBB en worden daarom toegevoegd uit de GBA aan het basisbestand. Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen De informatie over arbeidsongeschiktheidsuitkeringen is afkomstig van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De AO-registratie bevat alle uitkeringen in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en de wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). Uitkeringen in het kader van de WIA zijn nog niet 16 Centraal Bureau voor de Statistiek

17 opgenomen in deze registratie en konden daarom niet worden meegenomen in dit onderzoek. In 2006 waren er gemiddeld ongeveer 10 duizend uitkeringen in het kader van de wet WIA. Ten op zichte van een gemiddeld aantal van 670 duizend WAO-uitkeringen in 2006 is dit een klein aantal. Bijstandsuitkeringen De bijstanduitkeringenstatistiek (BUS) bevat gegevens over alle uitkeringen in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) en Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Gemeenten leveren deze gegevens rechtsreeks aan het CBS, waar ze worden samengevoegd tot één bestand. Werkeloosheidsuitkeringen De informatie over werkloosheidsuitkeringen is afkomstig van het UWV en de registratie bevat alle uitkeringen in het kader van de werkloosheidswet. 3.3 Ophogen van steekproeftotalen De EBB is een steekproef. Om uitkomsten te berekenen die representatief zijn voor de doelpopulatie moeten de resultaten worden opgehoogd. Hiervoor zijn vaste ophooggewichten berekend voor de EBB-bestanden die ervoor zorgen dat de opgehoogde populatie van de steekproef overeenkomt met het gemiddelde aantal personen van 15 jaar en ouder in Nederland in een jaar exclusief de institutionele bevolking. De ophooggewichten corrigeren ook voor ongelijke trekkingskansen in de steekproef en voor een minder goede respons van bepaalde groepen. Met de vaste ophooggewichten wordt echter niet volledig gecorrigeerd voor een verschil in respons van de groepen met een bepaald type uitkering. Daarom zijn er in dit onderzoek nieuwe gewichten berekend. Deze gewichten zijn zo berekend dat de berekende totalen naar herkomstgroepering en beroepsbevolking overeenkomen met de oorspronkelijke totalen op basis van de vaste ophooggewichten. Voor het berekenen van deze nieuwe gewichten is het volgende weegschema gebruikt: uitkeringsgroep x herkomstgroepering + beroepsbevolking De uitkeringsgroepen waren als volgt gedefinieerd: personen met een WW-uitkering, eventueel in combinatie met een AO- en/of een bijstandsuitkering; personen met een bijstandsuitkering, eventueel in combinatie met een AO-uitkering, maar zonder een WW-uitkering; personen met uitsluitend een AO-uitkering; personen zonder een WW-, AO- of bijstandsuitkering. Populatietotalen Door de steekproeftotalen met de nieuwe gewichten op te hogen, zijn totalen voor de populatie berekend. Omdat de EBB een steekproef is die het gehele jaar doorloopt, zijn de aantallen in de tabellen jaargemiddelden. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld het aantal personen met een WW-uitkering het gemiddeld aantal personen met een WW-uitkering is in het betreffende jaar. 3.4 Kwaliteit van de uitkomsten Koppelingsrendementen Aan alle bestanden die het CBS gebruikt is een niet-identificeerbaar nummer, het zogenaamde RIN-nummer, toegevoegd dat dient ter vervanging van het identificeerbare sofi-nummer. Met behulp van het RIN-nummer kunnen verschillende bestanden op persoonsniveau aan elkaar gekoppeld worden. Een indicatie van de kwaliteit van het gebruikte bestand vormt het koppelingsrendement met de GBA, dat wil zeggen het aan- Wie willen er werk? 17

18 tal personen in het bestand dat teruggevonden kan worden in de GBA. In staat 2 zijn de koppelingsrendementen met de GBA van de EBB en de uitkeringsregistraties weergegeven voor 2005 en Staat 2 Koppelingsrendementen van de bronnen met de GBA % Enquête Beroepsbevolking 98,7 98,8 Registratie van WW-uitkeringen 99,7 99,9 Bijstandsuitkeringenstatistiek 100,0 100,0 Registratie van AO-uitkeringen 98,5 98,5 Marges in de uitkomsten Zoals in ieder steekproefonderzoek hebben de opgehoogde aantallen een onnauwkeurigheidsmarge. Naarmate de aantallen kleiner zijn, gaan zij gepaard met hogere relatieve onnauwkeurigheidsmarges. Opgehoogde aantallen die kleiner zijn dan worden daarom niet gepubliceerd. De absolute aantallen zijn afgerond op duizendtallen en percentages zijn afgerond op hele procenten. Doordat in dit onderzoek verschillende bronnen in combinatie met de EBB zijn gebruikt, kunnen sommige uitkomsten in geringe mate verschillen van eerder door het CBS gepubliceerde cijfers. 18 Centraal Bureau voor de Statistiek

19 4. Begrippen en afkortingen 4.1 Begrippen Allochtoon Zie Herkomstgroepering. Autochtoon Zie Herkomstgroepering. Beroepsbevolking (definitie CCS 1991) Volgens deze definitie worden tot de beroepsbevolking gerekend personen van 15 tot en met 64 jaar die: ten minste twaalf uur per week werken, of verklaren ten minste twaalf uur per week te willen werken, daarvoor zijn en activiteiten ontplooien om werk voor ten minste twaalf uur per week te vinden. Van de beroepsbevolking worden personen die ten minste twaalf uur per week werken tot de werkzame beroepsbevolking gerekend en degenen die niet of minder dan twaalf uur per week werken tot de werkloze beroepsbevolking. Personen van 15 tot en met 64 jaar die niet behoren tot de beroepsbevolking vormen de niet-beroepsbevolking. Beschikbaar zijn voor werk Personen zonder werk of met werk van minder dan twaalf uur per week behoren tot de categorie voor werk : als zij aangeven binnen vier weken te zijn voor werk; als zij binnen drie maanden zijn voor werk en niet binnen vier weken kunnen beginnen vanwege het afronden van vrijwilligerswerk, het afronden van werkzaamheden in de huidige werkkring, het regelen van kinderopvang of vanwege ziekte of vakantie. Voor personen met werk van twaalf uur is geen uitsplitsing gemaakt naar wel of niet zijn voor werk. CWI-inschrijving Iemand staat als werkzoekende ingeschreven bij het CWI als de respondent volgens de CWI-registratie stond ingeschreven op de datum dat de persoon is geënquêteerd voor de EBB. Inschrijving bij het CWI is meestal verplicht om een bijstandsuitkering of WW-uitkering te krijgen. Generatie Zie Herkomstgroepering. Herkomstgroepering In de CBS-indeling naar herkomstgroepering worden personen ingedeeld op grond van hun geboorteland en dat van hun ouders. Autochtonen zijn personen van wie beide ouders in Nederland geboren zijn. Allochtonen zijn personen van wie minstens één ouder in het buitenland geboren is. De volgende categorieën van herkomstgroepering worden onderscheiden: autochtonen; westerse allochtonen. Het land van herkomst is gelegen in Europa (met uitzondering van Nederland en Turkije), Noord-Amerika, Indonesië, Japan en Oceanië; niet-westerse allochtonen. Het land van herkomst is Turkije of een land in Afrika, Azië (met uitzondering van Indonesië en Japan) of Latijns-Amerika. Voor allochtonen wordt bovendien onderscheid gemaakt naar generatie. Een allochtoon die zelf in het buitenland is geboren, behoort tot de eerste generatie allochtonen. Een allochtoon die zelf in Nederland is geboren, is tweede generatie allochtoon. Institutioneel huishouden Personen in institutionele huishoudens zijn bewoners van instellingen, zoals verpleeg-, bejaarden- en kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen, revalidatiecentra en gevangenissen, die daar in principe voor langere tijd zullen verblijven. Opleidingsniveau Het behaalde opleidingsniveau is het niveau van de hoogste met succes gevolgde opleiding. De opleidingen zijn ingedeeld naar opleidingsniveau volgens de Standaard onderwijsindeling SOI De SOI-code is opgebouwd uit vijf cijfers, waarbij het eerste cijfer het niveau aangeeft, het tweede en derde de onderwijssector en Wie willen er werk? 19

20 de laatste twee cijfers de onderwijssubsector. Voor de indeling van het opleidingsniveau in de volgende drie categorieën zijn de eerste drie cijfers van de SOI-code gebruikt: lager, dat wil zeggen basisonderwijs en vmbo; middelbaar, dat wil zeggen mbo, havo en vwo; hoger, dat wil zeggen hbo en wo. Een gedetailleerde beschrijving van de classificatie is te vinden op -> methoden -> classificaties. Participatiepotentieel Een persoon behoort tot het participatiepotentieel als hij of zij niet of minder dan twaalf uur per week werkt, niet voltijd onderwijs volgt en wel twaalf uur of meer in de week wil werken. Iemand behoort tot het participatiepotentieel zonder uitkering als hij of zij geen WW-, bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, niet of minder dan twaalf uur per week werkt, niet voltijd onderwijs volgt en wel twaalf uur of meer in de week wil werken. Personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering Personen met inkomsten uit een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Deze uitkeringen worden verstrekt op grond van de WAO, WAZ of Wajong. Het hebben van een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt vastgesteld op basis van het betalingsconcept. Volgens het betalingsconcept heeft een persoon in een maand een uitkering als er recht is op de uitkering op de laatste vrijdag van die maand en er in die maand een uitbetaling is geweest. Uitkeringen in het kader van de WIA zijn in dit onderzoek niet meegeteld omdat deze niet konden worden waargenomen. Personen met een bijstandsuitkering Personen met inkomsten uit een algemene bijstands-, IOAW-, IOAZ-, WWIK- of Bbz-uitkering. Het hebben van een bijstandsuitkering wordt vastgesteld op basis van het betalingsconcept. Volgens het betalingsconcept heeft een persoon in een maand een uitkering als er recht is op de uitkering op de laatste vrijdag van die maand en er in die maand een uitbetaling is geweest. Personen met een WW-uitkering Personen met inkomsten uit een werkloosheidsuitkering. Deze uitkeringen worden verstrekt op grond van de WW. Het hebben van een WW-uitkering wordt vastgesteld op basis van het betalingsconcept. Volgens het betalingsconcept heeft een persoon in een maand een uitkering als er recht is op de uitkering op de laatste vrijdag van die maand en er in die maand een uitbetaling is geweest. Personen zonder uitkering Personen zonder uitkering hebben geen WW-, arbeidsongeschiktheids- of bijstandsuitkering. Zij kunnen wel een andere uitkering ontvangen, bijvoorbeeld een uitkering in het kader van de Algemene Nabestaanden Wet. Positie in het huishouden De huishoudenspositie van een persoon wordt vastgesteld als alleenstaand danwel samenwonend of gehuwd. Deze categorieën worden verder uitgesplitst naar het al dan niet aanwezig zijn van kinderen jonger dan vijftien jaar in het huishouden. Als een persoon geen zelfstandig huishouden heeft, valt deze persoon in de categorie Overig persoon in het huishouden. Het gaat hierbij voornamelijk om thuiswonende kinderen van vijftien jaar of ouder. Potentiële beroepsbevolking Alle personen van 15 tot en met 64 jaar. Voltijd onderwijs volgend Een persoon is voltijd onderwijs volgend als hij of zij aangeeft voltijd een opleiding met een duur van zes maanden of meer te volgen. Willen van werk De volgende personen behoren tot de categorie wil werk : personen die niet of minder dan twaalf uur per week werken en twaalf uur of meer in de week willen werken; personen die niet of minder twaalf uur per week werken en werk voor twaalf uur of meer in de week gevonden hebben; personen die twaalf uur of meer in de week werken en meer uren willen werken dan zij nu werken. Zoeken van werk De volgende personen behoren tot de categorie zoekt werk : personen die afgelopen vier weken zoekactiviteiten hebben ondernomen 20 Centraal Bureau voor de Statistiek

21 personen die in de afgelopen drie maanden hebben gezocht, maar niet in de afgelopen vier weken vanwege een sollicitatie; personen die reeds werk gevonden hebben. 4.2 Afkortingen AO Bbz BUS CBS-MCB CCS CWI EBB IOAW IOAZ GBA RWI SOI Wajong WAO WAZ WIA WW WWB WWIK Arbeidsongeschiktheid Besluit bijstandverlening zelfstandigen Bijstandsuitkeringenstatistiek Centraal Bureau voor de Statistiek - Centrum voor Beleidsstatistiek Centrale Commissie voor de Statistiek Centrum voor Werk en Inkomen Enquête beroepsbevolking Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen Gemeentelijke Basisadministratie Raad voor Werk en Inkomen Standaard Onderwijsindeling Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen Werk en inkomen naar arbeidsvermogen Werkloosheidswet Wet werk en bijstand Wet werk en inkomen kunstenaars Wie willen er werk? 21

22

23 Tabellenset

24

25 Tabellenoverzicht Personen (15 64 jaar) naar uitkeringsgroepering, arbeidsmarktpositie en het willen van, zoeken naar en zijn voor werk Personen die willen werken 2005 Tabel 1 Tabel Tabel 2 Tabel 4 Personen (15 64 jaar) zonder uitkering die niet of minder dan twaalf uur per week werken naar achtergrondkenmerken en het willen van, zoeken naar en zijn voor werk exclusief personen die voltijd onderwijs volgen Zonder werk 2005 Tabel 5 Tabel Tabel 6 Tabel 10 Werk voor minder dan twaalf uur per week 2005 Tabel 7 Tabel Tabel 8 Tabel 12 Personen (15 64 jaar) zonder uitkering die niet of minder dan twaalf uur per week werken en wel werk willen naar CWI-inschrijving, achtergrondkenmerken en het zoeken naar en zijn voor werk naar achtergrondkenmerken exclusief personen die voltijd onderwijs volgen naar achtergrondkenmerken Zonder werk 2005 Tabel 13 Tabel 17 Tabel Tabel 14 Tabel 18 Tabel 20 Werk voor minder dan twaalf uur per week 2005 Tabel 15 Tabel 17 Tabel Tabel 16 Tabel 18 Tabel 20 Personen (15 64 jaar) met een uitkering die niet of minder dan twaalf uur per week werken, naar achtergrondkenmerken en het willen van, zoeken naar en zijn voor werk Personen met een WW-uitkering Personen met een bijstandsuitkering Personen met een AO-uitkering 2005 Tabel 21 Tabel 23 Tabel Tabel 22 Tabel 24 Tabel 26 Wie willen er werk? 25

26 Tabel 1 Personen van jaar naar soort uitkering en binding met de arbeidsmarkt, 2005 Zonder werk Met werk van minder dan 12 uur per week Met werk van 12 uur of meer per week Wil geen werk voor 12 uur of meer per week Wil werk voor 12 uur of meer per week Wil geen werk voor 12 uur of meer per week Wil werk voor 12 uur of meer per week Wil geen werk voor meer uren per week Wil werk voor meer uren per week x ) WW-uitkering Bijstandsuitkering 2) Arbeidsongeschiktheidsuitkering Geen uitkering w.v. volgt geen voltijd onderwijs % 1) WW-uitkering Bijstandsuitkering 2) Arbeidsongeschiktheidsuitkering Geen uitkering w.v. volgt geen voltijd onderwijs ) De categorieën WW-uitkering, Bijstandsuitkering en Arbeidsongeschiktheidsuitkering overlappen. Een persoon met samenloop van één of meer uitkeringen wordt in elke categorie geteld. 2) De categorie Bijstandsuitkering bevat personen met een algemene bijstands-, IOAW-, IOAZ-, WWIK- of Bbz-uitkering. Tabel 2 Personen van jaar naar soort uitkering en binding met de arbeidsmarkt, 2006 Zonder werk Met werk van minder dan 12 uur per week Met werk van 12 uur of meer per week Wil geen werk voor 12 uur of meer per week Wil werk voor 12 uur of meer per week Wil geen werk voor 12 uur of meer per week Wil werk voor 12 uur of meer per week Wil geen werk voor meer uren per week Wil werk voor meer uren per week x ) WW-uitkering Bijstandsuitkering 2) Arbeidsongeschiktheidsuitkering Geen uitkering w.v. volgt geen voltijd onderwijs % 1) WW-uitkering Bijstandsuitkering 2) Arbeidsongeschiktheidsuitkering Geen uitkering w.v. volgt geen voltijd onderwijs ) De categorieën WW-uitkering, Bijstandsuitkering en Arbeidsongeschiktheidsuitkering overlappen. Een persoon met samenloop van één of meer uitkeringen wordt in elke categorie geteld. 2) De categorie Bijstandsuitkering bevat personen met een algemene bijstands-, IOAW-, IOAZ-, WWIK- of Bbz-uitkering. 26 Centraal Bureau voor de Statistiek

27 Tabel 3 Personen van jaar die werk willen naar soort uitkering en binding met de arbeidsmarkt, 2005 Zonder werk Met werk van minder dan 12 uur per week Met werk van 12 uur of meer per week Zoekt geen Zoekt werk voor 12 uur Zoekt geen Zoekt werk voor 12 uur Zoekt geen Zoekt werk werk voor werk voor 12 werk voor voor meer 12 uur of uur of meer meer uren uren per per week per week week meer per week Is niet Is Is niet Is x ) WW-uitkering Bijstandsuitkering 2) Arbeidsongeschiktheidsuitkering Geen uitkering w.v. volgt geen voltijd onderwijs % 1) WW-uitkering Bijstandsuitkering 2) Arbeidsongeschiktheidsuitkering Geen uitkering w.v. volgt geen voltijd onderwijs ) De categorieën WW-uitkering, Bijstandsuitkering en Arbeidsongeschiktheidsuitkering overlappen. Een persoon met samenloop van één of meer uitkeringen wordt in elke categorie geteld. 2) De categorie Bijstandsuitkering bevat personen met een algemene bijstands-, IOAW-, IOAZ-, WWIK- of Bbz-uitkering. Tabel 4 Personen van jaar die werk willen naar soort uitkering en binding met de arbeidsmarkt, 2006 Zonder werk Met werk van minder dan 12 uur per week Met werk van 12 uur of meer per week Zoekt geen werk voor Zoekt werk voor 12 uur Zoekt geen werk voor Zoekt werk voor 12 uur Zoekt geen werk voor Zoekt werk voor meer 12 uur of 12 uur of meer uren uren per per week week meer per week Is niet Is meer per week Is niet Is x ) WW-uitkering Bijstandsuitkering 2) Arbeidsongeschiktheidsuitkering Geen uitkering w.v. volgt geen voltijd onderwijs % 1) WW-uitkering Bijstandsuitkering 2) Arbeidsongeschiktheidsuitkering Geen uitkering w.v. volgt geen voltijd onderwijs ) De categorieën WW-uitkering, Bijstandsuitkering en Arbeidsongeschiktheidsuitkering overlappen. Een persoon met samenloop van één of meer uitkeringen wordt in elke categorie geteld. 2) De categorie Bijstandsuitkering bevat personen met een algemene bijstands-, IOAW-, IOAZ-, WWIK- of Bbz-uitkering. Wie willen er werk? 27

28 Tabel 5 Personen van jaar zonder uitkering die niet werken naar binding met de arbeidsmarkt en enkele achtergrondkenmerken, 2005 w.o. wil werk van 12 uur w.o. wil werk van 12 uur x 1000 % Geslacht Man Vrouw Leeftijd jaar jaar jaar jaar jaar Positie in het huishouden Alleenstaand zonder kinderen van 0 14 jaar met kinderen, jongste 0 14 jaar Samenwonend of gehuwd zonder kinderen van 0 14 jaar met kinderen, jongste 0 3 jaar met kinderen, jongste 4 14 jaar Overig persoon in het huishouden 1) Herkomstgroepering 2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Generatie 2) Autochtonen Eerste generatie allochtonen Tweede generatie allochtonen Opleidingsniveau 2) Lager Middelbaar Hoger Onderwijs Wel voltijd onderwijs volgend Niet voltijd onderwijs volgend ) De categorie Overig persoon in het huishouden bevat personen van 15 jaar of ouder die niet een zelfstandig huishouden hebben. Deze categorie bestaat grotendeels uit thuiswonende kinderen. 2) Voor de variabelen herkomstgroepering, generatie en opleidingsniveau wordt de categorie Onbekend niet weergegeven. Hierdoor tellen de afzonderlijke aantallen niet op tot het totaal. 28 Centraal Bureau voor de Statistiek

29 Tabel 6 Personen van jaar zonder uitkering die niet werken naar binding met de arbeidsmarkt en enkele achtergrondkenmerken, 2006 w.o. wil werk van 12 uur w.o. wil werk van 12 uur x % Geslacht Man Vrouw Leeftijd jaar jaar jaar jaar jaar Positie in het huishouden Alleenstaand zonder kinderen van 0 14 jaar met kinderen, jongste 0 14 jaar Samenwonend of gehuwd zonder kinderen van 0 14 jaar met kinderen, jongste 0 3 jaar met kinderen, jongste 4 14 jaar Overig persoon in het huishouden 1) Herkomstgroepering 2) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Generatie 2) Autochtonen Eerste generatie allochtonen Tweede generatie allochtonen Opleidingsniveau 2) Lager Middelbaar Hoger Onderwijs Wel voltijd onderwijs volgend Niet voltijd onderwijs volgend ) De categorie Overig persoon in het huishouden bevat personen van 15 jaar of ouder die niet een zelfstandig huishouden hebben. Deze categorie bestaat grotendeels uit thuiswonende kinderen. 2) Voor de variabelen herkomstgroepering, generatie en opleidingsniveau wordt de categorie Onbekend niet weergegeven. Hierdoor tellen de afzonderlijke aantallen niet op tot het totaal. Wie willen er werk? 29