Eindrapport Sluitende aanpak 2006 (gemeentedomein) Uitstroom en begeleiding naar werk van bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden

Transcriptie

1 Eindrapport Sluitende aanpak 2006 (gemeentedomein) Uitstroom en begeleiding naar werk van bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden Antoinette van Poeijer en Caroline Bloemendal Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2007

2 Verklaring van symbolen. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met 0 (0,0) = het getal is minder dan de helft van de gekozen eenheid niets (blank) = een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen = 2005 tot en met /2006 = het gemiddelde over de jaren 2005 tot en met / 06 = oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2005 en eindigend in / / 06 = boekjaar enz. 1995/ 96 tot en met 2005/ 06 In geval van afronding kan het voorkomen dat de som van de aantallen afwijkt van het totaal. Uitgever Centraal Bureau voor de Statistiek Prinses Beatrixlaan XZ Voorburg Prepress Centraal Bureau voor de Statistiek - Facilitair bedrijf Omslag TelDesign, Rotterdam Inlichtingen Tel.: (088) Fax: (070) Via contactformulier: Bestellingen verkoop@cbs.nl Fax: (045) Internet Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen, Verveelvoudiging is toegestaan, mits het CBS als bron wordt vermeld V-54 ISSN:

3 Inhoud Samenvatting 4 1. Inleiding 1.1 Doel van het onderzoek Opzet van het onderzoek Indeling van het rapport Inhoud van de tabellenset 8 2. Instroom in Onderzoekspopulatie Uitstroom en begeleiding naar werk Uitstroom en begeleiding naar persoonskenmerken Vormen van begeleiding naar werk Ingestroomd in 2004, niet binnen een jaar uitgestroomd Onderzoekspopulatie Uitstroom en begeleiding naar werk Uitstroom en begeleiding naar persoonskenmerken Vormen van begeleiding naar werk Uitstroom en begeleiding naar werk in Onderzoekspopulatie Uitstroom en begeleiding naar werk Uitstroom en begeleiding naar persoonskenmerken Technische toelichting Inleiding Bronnen en methoden Bronbestanden Afbakening van de onderzoekspopulaties Toevoegen van begeleidingskenmerken aan de onderzoekspopulaties Kwaliteit en representativiteit CWI-bestand niet-werkende werkzoekenden Registratie van bijstandsgerechtigden MOSA-registratie Koppeling met GBA Uitstroom uit de registraties Vergelijking met voorgaande publicatie Sluitende aanpak Begrippen en afkortingen 38 Tabellenset 41 Sluitende aanpak

4 Samenvatting Personen die niet op eigen gelegenheid werk vinden moeten, voordat zij twaalf maanden werkloos zijn een passend aanbod krijgen voor begeleiding naar werk. Voor jongeren geldt een termijn van zes maanden. Achterliggende gedachte van deze zogenoemde Sluitende aanpak is het voorkomen van langdurige werkloosheid. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) cijfers berekend over de Sluitende aanpak. Dit rapport gaat over de doelgroep Sluitende aanpak Deze doelgroep bestaat uit personen die in 2005 recht kregen op een werkloosheids- of bijstandsuitkering en personen die zich in 2005 bij het CWI hebben ingeschreven als niet-werkend werkzoekend zonder deze uitkeringen. Zowel de aanvrager van de bijstandsuitkering als de partner behoort tot de doelgroep Sluitende aanpak. Personen die achtereenvolgens onder verschillende regelingen vallen, zijn ingedeeld in één van de wetsdoelgroepen WW, bijstand of NUG (niet-uitkeringsgerechtigd). Arbeidsgehandicapten behoren niet tot de doelgroep van de Sluitende aanpak. Het CBS heeft alleen uitkomsten berekend voor het gemeentedomein. Het gemeentedomein omvat de wetsdoelgroepen bijstand en NUG. In de tabellen staan dus geen cijfers over personen die behoren tot de wetsdoelgroep WW. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) publiceert cijfers over de wetsdoelgroep WW. In dit onderzoek zijn de uitstroom en begeleiding naar werk van de onderzoekspopulaties berekend. Naast cijfers over personen die in 2005 zijn ingestroomd (onderdeel A), heeft het CBS ook uitkomsten berekend over personen die in 2004 zijn ingestroomd in de WW-, bijstand- of NUG-registratie en niet binnen een jaar zijn uitgestroomd (onderdeel B). Verder zijn er uitkomsten berekend voor personen die ultimo 2005 (onderdeel C) of ultimo 2004 (onderdeel D) geregistreerd stonden als bijstandsgerechtigd of nietuitkeringsgerechtigd. A. Instroom in 2005 Van de volwassenen (23 64 jaar) die in 2005 instroomden in de bijstand of zich inschreven als niet-uitkeringsgerechtigd bij het CWI is 64 procent binnen twaalf maanden uitgestroomd. Van de niet uitgestroomde volwassenen kreeg 11 procent begeleiding. Een kwart van de volwassenen stroomde niet uit en kreeg ook geen begeleiding aangeboden. Van de jongeren (15 22 jaar) die in 2005 instroomden in de bijstand of als niet-uitkeringsgerechtigd is 67 procent binnen zes maanden uitgestroomd. Van de niet uitgestroomde jongeren kreeg 11 procent binnen zes maanden begeleiding naar werk aangeboden. Ruim eenvijfde van de jongeren stroomde niet uit en kreeg ook geen aanbod voor begeleiding naar werk. B. Ingestroomd in 2004 en niet binnen een jaar uitgestroomd Van de volwassenen, die in 2004 zijn ingestroomd in de bijstand of geregistreerd staan als niet-werkend werkzoekend en geen bijstand of WW ontvangen en niet binnen een jaar zijn uitgestroomd, is 36 procent in het tweede jaar na instroom alsnog uitgestroomd. Bij de jongeren was dit 47 procent. Van de personen die niet zijn uitgestroomd, heeft 32 procent wel begeleiding naar werk gehad in het eerste of tweede jaar na instroom. C. Uitstroom en begeleiding naar werk in 2006 Van de volwassenen die op 31 december 2005 geregistreerd stonden als bijstandsgerechtigd of niet-uitkeringsgerechtigd stroomde 26 procent in 2006 uit. Van de jonge 4 Centraal Bureau voor de Statistiek

5 bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden was dat 60 procent. Het aanbod voor begeleiding was bij jongeren met 30 procent ook twee keer zo hoog als bij de volwassenen (16 procent). Zowel van de volwassenen als van de jongeren die in 2006 niet uitstroomden, kreeg 12 procent ook geen begeleiding aangeboden. Sluitende aanpak

6 1. Inleiding 1.1 Doel van het onderzoek Tijdens de Europese top in Luxemburg in 1997 zijn afspraken gemaakt om langdurige werkloosheid te voorkomen. Deze afspraken zijn vastgelegd in de richtsnoeren 1 en 2 van het Europees werkgelegenheidsbeleid Op basis van deze richtsnoeren geven de Europese lidstaten ieder op eigen wijze invulling aan de afspraak om werklozen die niet op eigen kracht uit de uitkering stromen, binnen twaalf maanden een aanbod van scholing of werk te doen. Voor jongeren geldt een termijn van zes maanden. De achterliggende gedachte hierbij is dat werkzoekenden op deze manier snel naar een baan worden geleid en zo wordt voorkomen dat deze mensen langdurig werkloos worden. Deze Europese afspraken zijn voor Nederland vertaald in het beleid Sluitende aanpak. Om langdurige werkloosheid zoveel mogelijk te voorkomen en te verminderen, is het streven om alle nieuw ingeschreven volwassenen die niet zelf aan het werk komen, binnen twaalf maanden een aanbod te doen voor een activiteit gericht op arbeidsreintegratie of sociale activering. Voor jongeren geldt een termijn van zes maanden in plaats van twaalf maanden. In Nederland draagt het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) zorg voor personen die werkloos worden en recht hebben op een WW-uitkering. Daarbij is het UWV verantwoordelijk voor de re-integratie van deze uitkeringsgerechtigden. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de re-integratie van personen met een bijstandsuitkering en van de personen zonder WW- of bijstandsuitkering die bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) staan ingeschreven als niet-werkend werkzoekend. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een onderzoek uitgevoerd naar de resultaten van de Sluitende aanpak in 2006 voor het gemeentedomein. Eerder heeft het CBS de onderzoeken Sluitende aanpak 2003, Sluitende aanpak 2004 en Sluitende aanpak 2005 uitgevoerd. 1.2 Opzet van het onderzoek De doelgroep van de Sluitende aanpak 2006 bestaat uit personen die in 2005 recht kregen op een WW- of bijstandsuitkering en personen die in 2005 bij het CWI werden ingeschreven als niet-werkend werkzoekend en geen WW- of bijstandsuitkering ontvingen. Daarnaast zijn in dit rapport ook resultaten opgenomen over personen die in 2004 instroomden in de WW-, bijstand- of NUG-registratie en niet binnen een jaar uitstroomden. Ten slotte staan er in dit rapport ook cijfers over personen die ultimo 2004 respectievelijk ultimo 2005 geregistreerd stonden als bijstandsgerechtigd of niet-uitkeringsgerechtigd. Alle personen zijn toegedeeld aan één van de wetsdoelgroepen WW, bijstand of nietuitkeringsgerechtigd. Personen die achtereenvolgens onder verschillende regelingen vallen (bijvoorbeeld eerst WW en daarna bijstand), zijn aan de hand van een aantal criteria aan één van de drie wetsdoelgroepen toegedeeld (paragraaf 5.2.2). Personen die zijn toegedeeld aan de wetsdoelgroep WW behoren tot het UWV-domein. Bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden behoren tot het gemeentedomein. In dit rapport worden alleen resultaten gegeven voor het gemeentedomein. De tabellen in dit rapport bevatten dus geen cijfers over personen die behoren tot de wetsdoelgroep WW. Verder behoren arbeidsgehandicapten niet tot de doelgroep van de Sluitende aanpak. Van de personen in de doelgroep Sluitende aanpak in het gemeentedomein wordt bepaald of zij uitstromen of begeleiding krijgen. In dit onderzoek bestaat begeleiding naar 6 Centraal Bureau voor de Statistiek

7 werk uit re-integratietrajecten met en zonder loonkostensubsidies en uit verwijzingen naar vacatures door het CWI. 1.3 Indeling van het rapport In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de personen die in 2005 zijn ingestroomd (in de WW-, bijstand- of NUG-registratie). Van deze instromers wordt beschreven in hoeverre zij uitstroomden en begeleiding naar werk kregen aangeboden. De uitkomsten worden gedetailleerd naar wetsdoelgroep (bijstand en NUG), leeftijdsgroep (jongeren en volwassenen), geslacht en herkomstgroepering. Hoofdstuk 3 beschrijft personen die in 2004 in de WW-, bijstand- of NUG-registratie zijn ingestroomd en niet binnen een jaar zijn uitgestroomd. Van deze personen wordt bepaald in hoeverre ze alsnog in het tweede jaar uitstromen of begeleiding naar werk kregen aangeboden. Overzicht van de belangrijkste begrippen Registratieperiode Een registratieperiode is een aaneengesloten periode waarin iemand recht heeft op WW of bijstand, of als niet-werkend werkzoekend staat ingeschreven bij het CWI (NUG). UWV-domein en gemeentedomein Personen met een WW-uitkering behoren tot het UWV-domein. Bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden behoren tot het gemeentedomein. Personen die achtereenvolgens onder verschillende regelingen vallen, zijn ingedeeld in één van de wetsdoelgroepen WW, bijstand of NUG. Het CBS heeft alleen uitkomsten berekend voor het gemeentedomein. In de tabellen staan dus geen cijfers over personen die behoren tot de wetsdoelgroep WW. Het UWV publiceert cijfers over de wetsdoelgroep WW. Instroom Iemand behoort tot de instroom als hij of zij een registratieperiode begint. Dit zijn personen die in een bepaalde periode recht kregen op een WW- of bijstandsuitkering, of die werden ingeschreven bij het CWI als niet-werkend werkzoekend. Een inschrijving aansluitend op of in samenloop met een eerdere inschrijving wordt niet gezien als instroom. Het is mogelijk dat een persoon meer keren instroomt. In de tabellen zijn deze personen buiten beschouwing gelaten. Uitstroom Elke onderbreking van de registratieperiode van minimaal een maand wordt gezien als uitstroom. Uitstroom betekent niet noodzakelijkerwijs dat de persoon werk heeft gevonden. Begeleiding naar werk Onder begeleiding naar werk vallen re-integratietrajecten met en zonder loonkostensubsidies en verwijzingen naar vacatures door het CWI. Begeleiding naar werk heeft als doel te voorkomen dat personen langdurig werkloos worden of in een sociaal isolement terecht komen. Bij re-integratietrajecten gaat het bijvoorbeeld om het aanbieden van een opleiding of het geven van beroepskeuzeadvies, maar ook vergoeding van kinderopvang of doorverwijzing naar hulpverlening behoort tot de mogelijkheden. MOSA-respons Met het onderzoek Monitor Scholing en Activering (MOSA) werden tot en met 2004 gegevens verzameld over de re-integratietrajecten die door gemeenten werden aangeboden. Bij dat onderzoek hebben 53 grote gemeenten vanaf 2002 alle jaren gegevens verstrekt. Alleen gegevens van die gemeenten zijn in het onderzoek gebruikt. Sluitende aanpak

8 Het vierde hoofdstuk gaat over de uitstroom en begeleiding van personen die ultimo 2005 geregistreerd stonden als bijstandsgerechtigd of niet-uitkeringsgerechtigd. Hierbij zijn ook uitkomsten weergegeven over personen die ultimo 2004 binnen het gemeentedomein geregistreerd stonden. In hoofdstuk 5 staat de technische toelichting. Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de bronnen en methoden die hebben geleid tot de uiteindelijke onderzoekspopulatie. Daarnaast wordt een indicatie van de kwaliteit van bestanden en variabelen gegeven. In de begrippenlijst worden de genoemde begrippen en afkortingen toegelicht. 1.4 Inhoud van de tabellenset De tabellenset bestaat uit vier onderdelen. Deze onderdelen sluiten aan op de beschrijving in de hoofdstukken 2 tot en met 4. De tabellen zijn opgenomen aan het eind van dit rapport. Aan het begin van de tabellenset is een systematisch overzicht van de tabellen opgenomen. In de tabellenset wordt allereerst onderscheid gemaakt tussen de vier onderzoekspopulaties A (instroom 2005), B (instroom 2004, niet binnen een jaar uitgestroomd), C (stand ultimo 2005) en D (stand ultimo 2004). Andere verbijzonderingen zijn: Voor jongeren (15 22 jaar) en volwassenen (23 64 jaar) zijn er afzonderlijke tabellen; bij onderdeel A wordt voor jongeren onderscheid gemaakt tussen uitstroom en begeleiding binnen zes en binnen twaalf maanden na instroom; binnen onderdeel A wordt onderscheid gemaakt tussen het gehele gemeentedomein en het gemeentedomein exclusief personen die veranderen van wetsdoelgroep; voor onderdeel B zijn er tabellen opgenomen waarin de uitstroomcijfers voor de doelgroep Sluitende aanpak in de MOSA-respons (53 gemeenten) vergeleken worden met de landelijke uitstroomcijfers voor de doelgroep Sluitende aanpak. Elke onderdeel bevat een tabel met de totaalcijfers en tabellen gedetailleerd naar geslacht, herkomst en leeftijd. De uitkomsten van onderdeel C en D zijn bovendien gedetailleerd naar registratieduur. 8 Centraal Bureau voor de Statistiek

9 2. Instroom in Onderzoekspopulatie In dit hoofdstuk wordt de onderzoekspopulatie van de Sluitende aanpak 2006 beschreven. Deze onderzoekspopulatie bestaat uit personen die in 2005 recht kregen op een WW- of bijstandsuitkering en personen die zich in 2005 bij het CWI inschreven als niet-werkend werkzoekend en niet uitkeringsgerechtigd waren. Van deze personen is bepaald in welke mate zij uitstroomden en/of begeleiding naar werk kregen aangeboden. Het gaat hier uitsluitend om de vraag of iemand een WW- of bijstandsuitkering heeft, dan wel ingeschreven staat als niet-werkend werkzoekend. Er is niet onderzocht of iemand daadwerkelijk werk zoekt en geen betaald werk heeft. Het onderzoek maakt onderscheid tussen volwassenen (23 64 jaar) en jongeren (15 22 jaar). Van volwassenen wordt de uitstroom en begeleiding naar werk binnen twaalf maanden na instroom beschreven. Voor jongeren geldt een termijn van zes maanden. In 2005 kregen ruim 496 duizend personen één of meer keren een WW- of bijstandsuitkering of stonden één of meer keren ingeschreven bij het CWI als niet-werkend werkzoekend. De uitkomsten die in dit hoofdstuk gepresenteerd worden, hebben echter slechts betrekking op 220 duizend personen. Welke beperkingen er gelden voor de onderzoekspopulatie is te lezen in Staat 2.1. Zo worden onder meer personen met een WW-uitkering buiten beschouwing gelaten, omdat over deze personen door het UWV wordt gepubliceerd. Hoe de onderzoekspopulatie technisch tot stand komt, is beschreven in hoofdstuk 5. Staat 2.1 Onderzoekspopulatie Sluitende aanpak 2006 Personen die in 2005 één of meer keren instroomden in de WW, bijstand en NUG min: personen die meer keren instroomden in min: personen jonger dan 15 of ouder dan 64 jaar min: personen in het UWV-domein min: arbeidsgehandicapten in gemeentedomein Onderzoekspopulatie = instroom 2005 in gemeentedomein van personen van jaar Het onderzoek is beperkt tot het gemeentedomein. Het gemeentedomein valt uiteen in twee delen: de wetsdoelgroep bijstand en de wetsdoelgroep NUG. De instroom in het gemeentedomein bestaat voor een kwart uit bijstandsgerechtigden en voor driekwart uit niet-uitkeringsgerechtigden (Figuur 2.1). 2.1 Instroom 2005 (15 64 jaar), onderzoekspopulatie in gemeentedomein, naar wetsdoelgroep 27% 73% Bijstand NUG Sluitende aanpak

10 In Staat 2.2 wordt de onderzoekspopulatie vergeleken met de beroepsbevolking. In de beroepsbevolking telt iedereen mee van 15 tot en met 64 jaar die in Nederland woont en minstens twaalf uur per week werkt of minstens twaalf uur per week wil werken, daarvoor direct beschikbaar is en bovendien actief zoekt naar werk. De vergelijking laat zien dat de onderzoekspopulatie voor een relatief groot deel uit vrouwen bestaat: 48 procent van de onderzoekspopulatie is vrouw, tegen 43 procent van de beroepsbevolking. Staat 2.2 Samenstelling van de populatie (15 64 jaar), 2005 Beroepsbevolking (EBB) Onderzoekspopulatie Instroom in WW, bijstand en NUG in 2005, gemeentedomein Totaal Geslacht % Mannen Vrouwen Herkomstgroepering Autochtonen Westerse allochtonen 9 11 Niet-westerse allochtonen 9 30 De verschillen naar herkomstgroepering zijn groter. Slechts 18 procent van de beroepsbevolking is allochtoon, terwijl 41 procent van de onderzoekspopulatie tot de allochtonen behoort. In het vorige onderzoek, Sluitende aanpak 2005, was nog 52 procent van de onderzoekspopulatie van allochtone herkomst. Dit was het gevolg van de gegevensverzameling die toen nog beperkt was tot de MOSA-respons (zie ook hoofdstuk 5). De 53 gemeenten van de MOSA-respons hebben relatief meer allochtonen in hun bevolkingssamenstelling dan een gemiddelde Nederlandse gemeente. Wordt de onderzoekspopulatie van de Sluitende aanpak 2006 ook beperkt tot de MOSA-respons, dan is het aandeel allochtonen in de populatie met 52 procent even groot als in het vorige onderzoek (Staat 2.3). Staat 2.3 Instroom in WW, bijstand en NUG in 2004 en 2005, MOSA-respons, gemeentedomein Instroom 2004 Instroom 2005 Totaal (15 64 jaar) Geslacht % Mannen Vrouwen Herkomstgroepering Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Uitstroom en begeleiding naar werk Van de volwassenen in de onderzoekspopulatie is 64 procent binnen twaalf maanden uitgestroomd. Van de jongeren stroomde binnen zes maanden 67 procent uit (Staat 2.4). Na twaalf maanden is de uitstroom van jongeren zelfs gestegen naar 80 procent. 10 Centraal Bureau voor de Statistiek

11 Staat 2.4 Uitstroom en begeleiding van volwassenen (23 64 jaar) en jongeren (15 22 jaar), ingestroomd in 2005, naar wetsdoelgroep, gemeentedomein Volwassenen Jongeren 1) Totaal % Uitstroom Begeleiding Uitstroom na begeleiding naar werk Uitstroom zonder begeleiding naar werk Geen uitstroom, wel begeleiding naar werk Geen uitstroom, geen begeleiding naar werk ) Voor volwassenen geldt uitstroom en begeleiding binnen twaalf maanden en voor jongeren binnen zes maanden Er is een groot verschil tussen de uitstroom van personen met een bijstandsuitkering en de uitstroom van niet-uitkeringsgerechtigden. Van de niet-uitkeringsgerechtigden stroomden acht van de tien volwassenen binnen twaalf maanden uit, terwijl van de bijstandsgerechtigden een kwart binnen een jaar uitstroomde. Van de jongeren is binnen zes maanden driekwart van de niet-uitkeringsgerechtigden en eenvijfde van de bijstandsgerechtigden uit de registraties verdwenen. In Staat 2.5 is de instroom in 2005 vergeleken met de instroom in Hiertoe is de onderzoekspopulatie Sluitende aanpak 2006 (instroom in 2005) beperkt tot de gemeenten van de MOSA-respons (hoofdstuk 5). Deze vergelijking laat zien dat de uitstroom, na beperking tot de MOSA-respons, bij de volwassenen met 2 procentpunt is gedaald. Bij jongeren daalde de uitstroom van 67 procent naar 62 procent. Staat 2.5 Uitstroom naar werk van volwassenen (23 64 jaar), ingestroomd in 2004 en 2005, naar wetsdoelgroep, gemeentedomein Instroom in 2004 Instroom in 2005 Totaal Nederland In MOSA-respons % Uitstroom binnen 12 maanden na instroom (MOSA-respons) Niet uitgestroomd en ook geen aanbod voor begeleiding gehad Na één jaar is bijna een kwart van de volwassenen niet uitgestroomd en heeft ook geen begeleiding naar werk aangeboden gekregen. Deze groep is in het kader van de Sluitende aanpak buiten de boot gevallen. Bij de bijstand is deze groep het grootst, namelijk 43 procent. Van de volwassen niet-uitkeringsgerechtigden staat na één jaar nog maar 16 procent ingeschreven zonder dat aan hen begeleiding naar werk is aangeboden. Na zes maanden is 20 procent van de jongeren niet uitgestroomd en heeft ook geen aanbod voor begeleiding gehad. Ook hier is het aandeel niet-uitstromers bij de bijstandsgerechtigden met 38 procent groter dan bij de niet-uitkeringsgerechtigden (17 procent). Sluitende aanpak

12 Zowel bij jongeren als volwassenen stijgt het aandeel uitstromers waarschijnlijk iets wanneer de populatie zou worden beperkt tot personen zonder een ontheffing van de arbeidsplicht. Personen met een ontheffing hoeven niet actief te solliciteren en kunnen aangeboden werk afwijzen. Het aantal ontheffingen is echter voor het onderzoek Sluitende aanpak 2006 niet bekend. Wel een aanbod voor begeleiding en toch niet uitgestroomd Van de groep volwassenen die een aanbod voor begeleiding heeft gekregen, is 37 procent binnen twaalf maanden niet uitgestroomd. Van de jongeren mét een aanbod voor begeleiding naar werk is binnen zes maanden 29 procent niet uitgestroomd. Deze percentages waren bij het onderzoek Sluitende aanpak 2005 respectievelijk 76 en 77. De lagere percentages in 2006 zijn voornamelijk het gevolg van een methodewijziging. Vanaf het onderzoek van 2006 worden namelijk voor het eerst ook CWI-verwijzingen gemeten. Een uitgebreide beschrijving van de invloed van de CWI-verwijzingen is te vinden in de technische toelichting in hoofdstuk 5. Geen aanbod voor begeleiding en wel uitgestroomd Van de volwassenen die geen aanbod voor begeleiding naar werk hebben gehad, is 65 procent uitgestroomd. Dit verschilt niet veel van het aandeel volwassenen dat uitstroomde mét een aanbod voor begeleiding (63 procent). Dit betekent echter niet dat begeleiding naar werk geen effect heeft. Personen die betere kansen hebben op de arbeidsmarkt stromen in de meeste gevallen snel uit. Zij hebben minder vaak begeleiding nodig. Daarnaast zullen minder kansrijke personen, die bijvoorbeeld een langdurig scholingstraject doorlopen, pas uitstromen ná beëindiging van dit traject. De lengte van een scholingstraject kan variëren tussen enkele dagdelen en twee jaar. Of begeleiding effect heeft op de uitstroom, is aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek niet te bepalen. 2.3 Uitstroom en begeleiding naar persoonskenmerken Uitstroom en aanbod voor begeleiding van vrouwen blijft achter Zowel bij volwassenen als bij jongeren stromen mannen relatief vaker uit dan vrouwen. Ook krijgen mannen vaker een aanbod voor begeleiding dan vrouwen. Staat 2.6 Uitstroom en begeleiding naar werk van volwassenen (23 64 jaar) en jongeren (15 22 jaar), instroom 2005, gemeentedomein, naar geslacht Mannen Vrouwen Instroom in 2005, onderzoekspopulatie Volwassenen Jongeren % Uitstroom totaal Volwassenen (binnen 12 maanden) Jongeren (binnen 6 maanden) Geen uitstroom wel begeleiding Volwassenen (binnen 12 maanden) Jongeren (binnen 6 maanden) Geen uitstroom geen begeleiding Volwassenen (binnen 12 maanden) Jongeren (binnen 6 maanden) Centraal Bureau voor de Statistiek

13 2.2 Uitstroom en begeleiding van volwassenen (23 64 jaar) en jongeren (15 22 jaar), ingestroomd in 2005, 2.2 gemeentedomein, naar geslacht % Bijstand NUG Bijstand NUG Bijstand NUG Bijstand NUG volwassenen (12 mnd) jongeren (6 mnd) volwassenen (12 mnd) jongeren (6 mnd) Uitstroom Begeleiding Mannen Vrouwen Bij volwassenen stroomt 68 procent van de mannen binnen twaalf maanden uit, tegenover 61 procent van de vrouwen. Bij de jongeren stroomt 69 procent van de mannen binnen zes maanden uit, tegenover 65 procent van de vrouwen (Staat 2.6). Het aandeel volwassen vrouwen dat begeleiding kreeg aangeboden, is met 28 procent in procentpunt lager dan bij de mannen. Jongere mannen die in 2005 instroomden kregen ook vaker begeleiding aangeboden dan vrouwen. Het verschil in uitstroom tussen vrouwen en mannen zien we vooral bij de bijstandsgerechtigden. Hier ligt zowel bij jongeren als volwassenen de uitstroom van vrouwen het meest achter bij de mannen (Figuur 2.2). Allochtonen stromen minder snel uit Niet-westerse allochtonen zijn sterk oververtegenwoordigd in de onderzoekspopulatie. Ze vertegenwoordigen in procent van de instroom, terwijl de totale beroepsbevolking uit 9 procent niet-westerse allochtonen bestaat. Deze groep allochtonen slaagde er minder goed in om binnen twaalf maanden uit te stromen. Van de volwassen 2.3 Uitstroom in 12 maanden van volwassenen (23 64 jaar), ingestroomd in 2005, naar 2.3 herkomstgroepering, gemeentedomein % Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Uitstroom Geen uitstroom, wel begeleiding naar werk Geen uitstroom, geen begeleiding naar werk Sluitende aanpak

14 autochtonen was 71 procent binnen twaalf maanden weer uitgestroomd. Van de volwassen niet-westerse allochtonen lukte dat slechts 53 procent (Figuur 2.3). Van de autochtone jongeren stroomde driekwart binnen zes maanden uit. Van de niet-westerse allochtone jongeren was dat iets meer dan de helft. Volwassen allochtonen en autochtonen bijna even vaak een aanbod voor begeleiding Ondanks dat de volwassen niet-westerse allochtonen minder vaak uitstromen, krijgen zij bijna even vaak begeleiding aangeboden als autochtonen en westerse allochtonen uit deze leeftijdsgroep (Figuur 2.4). Bij de populatie van het onderzoek Sluitende aanpak 2005 (instroom 2004) was er nog een duidelijk verschil tussen de herkomstgroeperingen. Toen kreeg namelijk 20 procent van de niet-westerse allochtonen een aanbod voor begeleiding tegen respectievelijk 12 en 13 procent van de westerse allochtonen en autochtonen. De resultaten van dit onderzoek waren echter gebaseerd op de MOSArespons en ook werden er nog geen verwijzingen geteld als begeleiding. Wanneer bij de onderzoekspopulatie van de Sluitende aanpak 2006 alleen de re-integratietrajecten als begeleiding worden geteld, blijft het beeld gelijk aan het onderzoek van Van de niet-westerse allochtonen krijgt dan 21 procent een re-integratietraject aangeboden tegenover 10 procent van de autochtonen en 14 procent van de westerse allochtonen in de onderzoekspopulatie. Bij de jongeren in de onderzoekspopulatie van de Sluitende aanpak 2006, is er wel een verschil in het aanbod van begeleidingen naar werk tussen autochtonen en niet-westerse allochtonen. Van de niet-westerse allochtonen kreeg namelijk 41 procent een aanbod voor begeleiding terwijl dit bij de andere twee herkomstgroeperingen 47 procent was. Van de jongeren uit 2005 kregen niet-westerse allochtonen nog het vaakst begeleiding aangeboden, namelijk 20 procent. Van autochtonen was dit 11 procent en van westerse allochtonen 14 procent. Wordt de vergelijking echter beperkt tot het aanbod van re-integratietrajecten, dan blijft het beeld hetzelfde als bij de instroom in Beide jaren hebben echter nog steeds betrekking op een andere populatie, namelijk de MOSArespons in 2004, versus totaal Nederland in Begeleiding van volwassenen (23 64 jaar) en jongeren (15 22 jaar), ingestroomd in 2005, naar 2.4 herkomstgroepering, gemeentedomein % Volwassenen (12 mnd) Jongeren in (6 mnd) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Uitstroom en een aanbod voor begeleiding naar leeftijdsgroep Tot nu toe zijn de volwassenen steeds als jarigen weergegeven. De samenstelling van deze groep is echter zeer heterogeen. Daarom is binnen deze groep een aantal subcategorieën onderscheiden op basis van leeftijd, te weten: (1) jarigen, (2) jarigen en (3) jarigen. Deze drie groepen worden in deze paragraaf met elkaar vergeleken (Figuur 2.5). Voor de volledigheid is de groep jongeren ook weer- 14 Centraal Bureau voor de Statistiek

15 gegeven. Bij de jongeren hebben de resultaten echter betrekking op zes maanden, terwijl voor de overige groepen twaalf maanden als termijn geldt. Uit Figuur 2.5 is af te lezen dat het percentage uitstroom daalt naar mate de leeftijd toeneemt. Van de jarigen stroomt 67 procent binnen twaalf maanden uit, terwijl dat bij de jarigen nog slechts 47 procent is. Ook krijgen de jarigen minder vaak begeleiding aangeboden. Slechts 15 procent van deze groep krijgt een aanbod voor begeleiding, terwijl dit bij de jarigen 33 procent is. Van de jarigen stroomt 59 procent uit en krijgt 26 procent begeleiding aangeboden. Jongeren stromen binnen zes maanden even vaak uit als jarigen binnen twaalf maanden. Jongeren krijgen daarnaast relatief vaak een begeleiding in de vorm van een verwijzing aangeboden. 2.5 Uitstroom en begeleiding van personen ingestroomd in 2005 (15 64 jaar), naar leeftijdsgroep, 2.5 gemeentedomein 1) Totaal Uitstroom Totaal Begeleiding Geen uitstroom, geen begeleiding CWI-verwijzing Re-integratietraject % jaar jaar jaar jaar 1) Voor volwassenen (23 64 jaar) geldt uitstroom en begeleiding binnen twaalf maanden, voor jongeren (15 22 jaar) binnen zes maanden. 2.4 Vormen van begeleiding naar werk Binnen het onderzoek Sluitende aanpak worden drie vormen van begeleiding naar werk onderscheiden: (1) re-integratietrajecten met loonkostensubsidie, (2) re-integratietrajecten zonder loonkostensubsidie en (3) verwijzingen door het CWI. Figuur 2.6 laat zien hoe de begeleidingsvormen zijn verdeeld over bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden. In hoofdstuk 5 is te lezen hoe deze vormen van begeleidingen zijn toegekend aan de populatie. Staat 2.7 Vormen van begeleiding naar werk van volwassenen (23 64 jaar) en jongeren (15 22 jaar), instroom 2005, gemeentedomein Volwassenen Jongeren Instroom in % Totaal begeleiding naar werk binnen 12 resp. 6 maanden 14 9 Re-integratietraject zonder loonkostensubsidie 14 9 Re-integratietraject met loonkostensubsidie 0 0 CWI-verwijzingen Sluitende aanpak

16 Van de volwassenen start 14 procent binnen een jaar een re-integratietraject. Deze vorm van begeleiding naar werk wordt vooral aangeboden aan bijstandsgerechtigden: 38 procent van hen start een re-integratietraject, tegen slechts 4 procent van de niet-uitkeringsgerechtigden (Figuur 2.6). Ook bij de jongeren krijgen bijstandsgerechtigden vaker een re-integratietraject (40 procent) dan niet-uitkeringsgerechtigden (4 procent). Zowel bij jongeren als volwassenen komen loonkostensubsidies nauwelijks voor. CWI-verwijzingen komen veel vaker voor bij jongeren dan bij volwassenen. Ook worden verwijzingen, in tegenstelling tot re-integratietrajecten, vooral gegeven aan de niet-uitkeringsgerechtigden. 2.6 Vormen van begeleiding naar werk van volwassenen (23 64 jaar) en jongeren (15 22 jaar), 2.6 ingestroomd in 2005, gemeentedomein % Volwassenen Jongeren Volwassenen Jongeren Bijstand Re-integratietraject zonder loonkostensubsidie Re-integratietraject met loonkostensubsidie NUG CWI-verwijzingen 16 Centraal Bureau voor de Statistiek

17 3. Ingestroomd in 2004, niet binnen een jaar uitgestroomd 3.1 Onderzoekspopulatie Dit hoofdstuk gaat in op de uitstroom en begeleiding naar werk van jongeren en volwassenen die in 2004 instroomden in de bijstand- of de NUG-registratie en die niet binnen twaalf maanden uitstroomden. Deze personen zijn tot maximaal twee jaar na het instroommoment gevolgd. Indien ze in het tweede registratiejaar uitstroomden, zijn ze gevolgd tot de uitstroomdatum. Na twaalf maanden veranderen personen niet meer van wetsdoelgroep. Hiertoe is besloten om de populatie zoveel mogelijk gelijk te houden aan de populatie van onderdeel A van het onderzoek Sluitende aanpak Toch is de onderzoekspopulatie van onderdeel B van Sluitende aanpak 2006 niet precies gelijk aan de populatie uit het onderzoek Sluitende aanpak 2005, omdat nagekomen informatie met betrekking tot de uitstroom alsnog verwerkt is. De onderzoekspopulatie is onder meer beperkt tot personen van 15 tot en met 64 jaar binnen het gemeentedomein, evenals bij onderdeel A. Daarnaast wordt de populatie beperkt tot personen die wonen in gemeenten van de MOSA-respons, omdat alleen van deze groep de begeleiding naar werk in 2004 bekend is. In totaal behoren er 53 (grote) gemeenten tot de MOSA-respons. In de technische toelichting (hoofdstuk 5) wordt hier dieper op ingegaan. De populatie die behoort tot het gemeentedomein is ongeveer even groot als de populatie die behoort tot het UWV-domein. Staat 3.1 Afbakening van de onderzoekspopulatie instroom 2004, niet uitgestroomd binnen 12 maanden Instroom in WW, bijstand en NUG Personen die in 2004 één of meer keren instroomden min: personen die meer dan één keer instroomden in min: personen jonger dan 15 of ouder dan 64 jaar min: personen die binnen twaalf maanden uitstromen min: UWV-domein min: arbeidsgehandicapten Onderzoekspopulatie Nederland min: instroom buiten de 53 MOSA-gemeenten Onderzoekspopulatie = instroom 2004, doelgroep Sluitende aanpak in de MOSA respons, personen van jaar Minder jongeren, meer vrouwen en niet-westerse allochtonen De onderzoekspopulatie bevat, ten opzichte van de totale instroom in bijstand en NUG in 2004, relatief weinig jongeren. Dit kan komen doordat veel jonge schoolverlaters instromen omdat ze niet direct werk kunnen vinden. Veel van hen vinden na korte tijd werk en stromen weer uit. Ze staan dus niet langdurig geregistreerd. Vergeleken met de instroom in 2004 valt ook op dat het percentage vrouwen in de onderzoekspopulatie hoog is. Dit komt overeen met de cijfers van het onderzoek Sluitende aanpak 2005: de uitstroom van vrouwen bleef toen achter bij de uitstroom van mannen. Oorspronkelijk stroomden er in 2004 overigens iets meer mannen in dan vrouwen. Ten opzichte van de onderzoekspopulatie van onderdeel A van het onderzoek Sluitende aanpak 2005 bevat de onderzoekspopulatie verder relatief veel niet-westerse allochtonen, omdat zij minder vaak uitstroomden. Tot slot blijkt uit Figuur 3.1 dat de onderzoekspopulatie voor bijna tweederde bestaat uit bijstandsgerechtigden. De instroom in 2004 bestond daarentegen voor bijna driekwart uit Sluitende aanpak

18 Staat 3.2 Onderzoekspopulatie onderdeel B Sluitende aanpak 2006 vergeleken met onderdeel A (instroom 2004) Sluitende aanpak 2005, naar geslacht, leeftijdsgroep en herkomst, gemeentedomein Instroom 2004 Instroom 2004, niet binnen een jaar uitgestroomd Totaal % Mannen Vrouwen Jongeren (15 22 jaar) Volwassenen (23 64 jaar) Autochtonen Westerse allochtonen Niet-Westerse allochtonen niet-uitkeringsgerechtigden. Bij onderdeel A van het onderzoek Sluitende aanpak 2005 was de uitstroom van niet-uitkeringsgerechtigden veel hoger dan de uitstroom van bijstandsgerechtigden. Het verschil tussen de twee onderzoekspopulaties is hier dus een logisch gevolg van. 3.1 Onderzoekspopulaties Sluitende aanpak 2005 (onderdeel A) en 2006 (onderdeel B), naar wetsdoelgroep Instroom 2004 (15 64 jaar) Instroom 2004 (15 64 jaar), niet binnen een jaar uitgestroomd 28% 39% 72% 61% Bijstand NUG 3.2 Uitstroom en begeleiding naar werk Grotere uitstroom bij jongeren Van alle jongeren in de onderzoekspopulatie stroomt 47 procent alsnog in het tweede jaar uit (Figuur 3.2). Bij volwassenen ligt dit aandeel met 36 procent lager. Zowel bij jongeren als bij volwassenen stromen niet-uitkeringsgerechtigden in het tweede jaar na instroom vaker uit dan bijstandsgerechtigden. De helft krijgt aanbod voor begeleiding naar werk Van de personen die in 2004 instroomden en niet binnen een jaar zijn uitgestroomd, heeft 48 procent binnen twee jaar na instroom een aanbod voor begeleiding gehad. Van 18 Centraal Bureau voor de Statistiek

19 3.2 Uitstroom van personen (15 64 jaar) die in 2004 instroomden en niet binnen een jaar zijn 3.2 uitgestroomd, naar leeftijdsgroep, gemeentedomein % Jongeren Uitstroom maanden na instroom Geen uitstroom maanden na instroom Volwassenen de personen die geen aanbod voor begeleiding hebben gehad, stroomt bijna de helft in het tweede jaar alsnog uit. Volwassenen zonder begeleidingsaanbod stromen minder vaak uit dan jongeren zonder begeleidingsaanbod (Staat 3.3). Staat 3.3 Uitstroom en begeleiding naar werk van jongeren (15 22 jaar) en volwassenen (23 64 jaar) die in 2004 instroomden en niet binnen een jaar zijn uitgestroomd, gemeentedomein Totaal Jongeren Volwassenen Onderzoekspopulatie % Totaal Uitstroom maanden na instroom Totaal w.v. begeleiding naar werk in het eerste jaar na instroom begeleiding naar werk in het tweede jaar na instroom geen begeleiding naar werk Geen uitstroom maanden na instroom Totaal w.v. begeleiding naar werk in het eerste jaar na instroom begeleiding naar werk in het tweede jaar na instroom geen begeleiding naar werk Wel een aanbod voor begeleiding en toch niet uitgestroomd Ongeveer eenderde van de populatie heeft wel een aanbod voor begeleiding naar werk gekregen, maar is toch niet uitgestroomd. Eenvijfde heeft het aanbod voor begeleiding zelfs al in het eerste jaar gehad. Dit betekent niet per definitie dat de begeleiding geen effect heeft gehad. Zoals in hoofdstuk 2 al is vermeld, zullen personen bij langdurige trajecten pas uitstromen na beëindiging hiervan. Verder komt het ook voor dat er enige tijd overheen gaat tussen het aanbod van een traject en de daadwerkelijke start van het traject. Als het aanbod in het eerste jaar na instroom al is gedaan, maar het traject vindt pas in het tweede jaar daadwerkelijk plaats, dan wordt de begeleiding aan het eerste jaar toegewezen. Sluitende aanpak

20 Geen aanbod voor begeleiding en ook niet uitgestroomd Van alle personen die niet binnen een jaar zijn uitgestroomd, is 29 procent ook na twee jaar niet uitgestroomd én heeft geen aanbod voor begeleiding gehad. Onder jongeren is deze groep (20 procent) kleiner dan onder volwassenen (32 procent). Bij jongeren is er geen verschil tussen bijstandgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden. Bij volwassenen is de groep die niet uitstroomt en niet begeleid wordt iets groter onder bijstandsgerechtigden (34 procent) dan onder niet-uitkeringsgerechtigden (28 procent). 3.3 Uitstroom en begeleiding naar persoonskenmerken Vrouwen minder succesvol Zoals eerder beschreven bevat de onderzoekspopulatie, in vergelijking met de nieuwe bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden in 2004, relatief veel vrouwen. Dit komt doordat vrouwen minder vaak uitstroomden dan mannen. Ook in het tweede jaar na instroom, stromen mannen vaker uit dan vrouwen (Figuur 3.3). Bij jongeren is het verschil tussen de uitstroom van mannen en vrouwen groter dan bij volwassenen. Mannen krijgen ook iets vaker begeleiding naar werk aangeboden dan vrouwen, vooral in het eerste registratiejaar. 3.3 Uitstroom van personen (15 64 jaar) die in 2004 zijn ingestroomd en niet binnen een jaar zijn 3.3 uitgestroomd, naar geslacht, gemeentedomein % Mannen Vrouwen Uitstroom binnen 24 maanden Geen uitstroom binnen 24 maanden Nagenoeg geen verschil in uitstroom meer tussen herkomstgroeperingen In het eerste jaar na instroom (Staat 3.2) is het uitstroompercentage van de groep autochtonen groter dan van de groep niet-westerse allochtonen. In het tweede jaar na instroom is het verschil in uitstroompercentages, bij zowel jongeren als volwassenen, aanzienlijk kleiner (Figuur 3.4). Dit verschil in uitstroom tussen niet-westerse allochtonen en autochtonen zit in de groep zonder begeleidingsaanbod: autochtonen stromen iets vaker uit zichzelf uit dan niet-westerse allochtonen. Niet-westerse allochtonen krijgen ook iets vaker begeleiding naar werk aangeboden dan autochtonen. 20 Centraal Bureau voor de Statistiek

21 3.4 Uitstroom van personen (15 64 jaar) die in 2004 zijn ingestroomd en niet binnen een jaar zijn 3.4 uitgestroomd, naar herkomstgroepering, gemeentedomein % Autochtonen Westerse allochtonen Niet-Westerse allochtonen Uitstroom binnen 24 maanden Geen uitstroom binnen 24 maanden Minder uitstroom en aanbod voor begeleiding naar werk naarmate men ouder wordt Met het oplopen van de leeftijd daalt het percentage van de populatie dat alsnog in het tweede jaar uitstroomt (Figuur 3.5). Bijna de helft van de jarigen stroomt in het tweede jaar alsnog uit tegenover bijna een kwart van de jarigen. Ook worden er minder vaak trajecten aangeboden naarmate de leeftijd toeneemt: meer dan de helft van de jongeren en ook bijna de helft van de jarigen krijgt begeleiding naar werk, terwijl nog geen kwart van de jarigen dit krijgt. Opvallend is dat de uitstroompercentages bij alle leeftijdsgroepen gelijkmatig afnemen. Het aantal begeleidingen neemt daarentegen alleen bij de eerste drie leeftijdsgroepen steeds gelijkmatig af; bij de laatste leeftijdsgroep is het verschil met de vorige leeftijdsgroep veel groter dan gemiddeld. Een mogelijke verklaring hiervoor is het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. 3.5 Uitstroom van personen (15 64 jaar) die in 2004 zijn ingestroomd en niet binnen een jaar zijn 3.5 uitgestroomd, naar leeftijd, gemeentedomein 60 % jaar jaar jaar jaar Uitstroom binnen 24 maanden Begeleiding in het tweede jaar na instroom Begeleiding in het eerste jaar na instroom Sluitende aanpak

22 3.4 Vormen van begeleiding naar werk Vooral bijstandsgerechtigden krijgen re-integratietrajecten Verreweg de meeste langdurig geregistreerden die een vorm van begeleiding naar werk krijgen, volgen een re-integratietraject zonder loonkostensubsidie. Deze trajecten worden vooral door bijstandsgerechtigden gevolgd en in veel mindere mate door niet-uitkeringsgerechtigden. Loonkostensubsidies komen zowel bij bijstandsgerechtigden als niet-uitkeringsgerechtigden weinig voor. Niet-uitkeringsgerechtigden krijgen wel vaker dan bijstandsgerechtigden alleen een verwijzing naar werk door het CWI. Dit betekent overigens niet per definitie dat bijstandsgerechtigden minder vaak een verwijzing krijgen, aangezien verwijzingen alleen geteld worden als er geen enkele andere vorm van begeleiding wordt gegeven. De verwijzingen worden pas vanaf 2005 geregistreerd en kunnen daarom alleen voor het tweede jaar na instroom bepaald worden. Staat 3.4 Vormen van begeleiding naar werk van personen (15 64 jaar) die in 2004 zijn ingestroomd en niet binnen een jaar zijn uitgestroomd, naar wetsdoelgroep, gemeentedomein Onderzoekspopulatie % Totaal begeleiding naar werk in eerste jaar na instroom Reïntegratietraject zonder loonkostensubsidie Reïntegratietraject met loonkostensubsidie Totaal begeleiding naar werk in tweede jaar na instroom Reïntegratietraject zonder loonkostensubsidie Reïntegratietraject met loonkostensubsidie Alleen verwijzing Centraal Bureau voor de Statistiek

23 4. Uitstroom en begeleiding naar werk in Onderzoekspopulatie Dit hoofdstuk beschrijft alle personen die op 31 december 2005 bijstandsgerechtigd waren of als niet-uitkeringsgerechtigd geregistreerd stonden bij het CWI. Personen met een WW-uitkering worden buiten beschouwing gelaten omdat het UWV hierover publiceert. Van deze personen is bepaald of zij in 2006 uitstroomden of begeleiding naar werk kregen aangeboden of beide. Tevens is van de personen die op 31 december 2004 geregistreerd stonden in de bijstand of als niet-uitkeringsgerechtigd bij het CWI, onderzocht of zij in 2005 uitstroomden en/of begeleiding naar werk kregen aangeboden. Deze onderzoekspopulatie is echter niet beschreven, omdat de resultaten hiervan sterk overeenkomen met die van de populatie ultimo Uitkomsten van de populatie ultimo 2004 zijn wel in een aantal staten en figuren gepresenteerd ter vergelijking. Meer personen in het gemeentedomein Grofweg tweederde van de populatie op 31 december 2005 was geregistreerd in het gemeentedomein (Staat 4.1) 1). Van de instroom in 2005 (hoofdstuk 2) behoorde slechts de helft tot het gemeentedomein. Dit verschil wordt verklaard doordat, van de hier beschreven onderzoekspopulatie, in het gemeentedomein meer personen met een registratieduur van langer dan een jaar zaten dan in het UWV-domein. Staat 4.1 Afbakening van de onderzoekspopulaties ultimo 2005 en ultimo 2004 Stand ultimo 2005 Stand ultimo 2004 Totaal, geregistreerd in WW, bijstand en NUG min: personen jonger dan 15 of ouder dan 64 jaar min: personen in het UWV-domein min: arbeidsgehandicapten Onderzoekspopulatie = stand op 31 december, personen van jaar Uit Figuur 4.1 blijkt dat het grootste deel van de onderzoekspopulatie van 31 december 2005 behoort tot de bijstand. Van de instroom in 2005 bestond juist de meerderheid uit niet-uitkeringsgerechtigden. Dat de populatie ultimo 2005 relatief veel bijstandsgerechtigden bevat komt, doordat niet-uitkeringsgerechtigden gemiddeld minder lang geregistreerd zijn dan personen in de bijstand. Bijstandsgerechtigden ouder dan niet-uitkeringsgerechtigden De helft van de bijstandsgerechtigden in de onderzoekspopulatie is ouder dan 44 jaar (Figuur 4.2). Een kwart van de bijstandsgerechtigden is zelfs 55 jaar of ouder. Van de niet-uitkeringsgerechtigden is maar een kwart ouder dan 44 jaar en eentiende 55 jaar of ouder. 1) Totale populatie beperkt tot jarigen (909 duizend personen) minus het aantal personen in het WW- domein (314 duizend personen), levert 595 duizend personen op in het gemeentedomein. Sluitende aanpak

24 4.1 Stand op 31 december 2005 (15 64 jaar), gemeentedomein, naar wetsdoelgroep 36% 64% Bijstand NUG 4.2 Leeftijdsverdeling van personen die ultimo 2005 of ultimo 2004 geregistreerd stonden als 4.2 bijstandsgerechtigde of NUG % Bijstand NUG Bijstand NUG Ultimo 2005 Ultimo jaar jaar jaar jaar 4.2 Uitstroom en begeleiding naar werk Uitstroom van jongeren groter Staat 4.2 laat zien dat het aandeel jongere uitstromers ruim twee keer zo groot is als het aandeel volwassenen dat in 2006 uitstroomt. De populatie jongeren bestaat echter voor bijna 70 procent uit niet-uitkeringsgerechtigden en de populatie volwassenen voor bijna 70 procent uit personen met een bijstandsuitkering. Bijstandsgerechtigden stromen veel minder vaak in 2006 uit dan niet-uitkeringsgerechtigden (Staat 4.3). Jongeren vaker begeleiding Niet alleen stromen jongeren vaker uit dan volwassenen, zij krijgen ook ruim twee keer zo vaak begeleiding naar werk aangeboden (Staat 4.2). Jongeren krijgen vooral vaker een verwijzing. Staat 4.3 laat zien dat jongere niet-uitkeringsgerechtigden ook vaker een verwijzing krijgen dan volwassenen zonder uitkering. 24 Centraal Bureau voor de Statistiek

25 Staat 4.2 Uitstroom en begeleiding van jongeren (15 22) en volwassenen (23 64) die ultimo 2005 of ultimo 2004 geregistreerd stonden in de bijstand of als NUG Ingeschreven ultimo 2005 Ingeschreven ultimo 2004 Volwassenen Jongeren Volwassenen Jongeren Totaal % Uitstroom in 12 maanden Begeleiding in 12 maanden, ongeacht uitgestroomd wv Re-integratietrajecten zonder loonkosten Re-integratietrajecten met loonkosten CWI-verwijzigen Geen uitstroom geen begeleiding in 12 maanden Staat 4.3 Uitstroom en begeleiding van jongeren (15 22) en volwassenen (23 64) die ultimo 2005 of ultimo 2004 geregistreerd stonden in de bijstand of NUG, naar wetsdoelgroep Geregistreerd ultimo 2005 Geregistreerd ultimo 2004 Volwassenen Jongeren Volwassenen Jongeren Bijstand NUG Bijstand NUG Bijstand NUG Bijstand NUG Totaal % Uitstroom binnen 12 maanden Begeleiding binnen 12 maanden, ongeacht uitgestroomd wv Re-integratietraject zonder loonkostensubsidie Re-integratietraject met loonkostensubsidie Alleen verwijzing Uitstroom en begeleiding naar persoonskenmerken Meer uitstroom en meer verwijzingen vaker bij kort geregistreerden Het aandeel uitstromers is bij de groep personen die maximaal één jaar geregistreerd staat groter dan bij de groep personen die langer dan één jaar is geregistreerd (Staat 4.4). Hoe langer de registratieduur hoe kleiner het aandeel personen dat in 2006 uitstroomt. Staat 4.4 Uitstroom en begeleiding van personen (15 64) die ultimo 2005 of ultimo 2004 geregistreerd stonden in bijstand of als NUG, naar registratieduur Geregistreerd ultimo 2005 Geregistreerd ultimo 2004 < 1jaar 1 2 jaar 2 3 jaar >3 jaar < 1jaar 1 2 jaar 2 3 jaar >3 jaar Totaal % Uitstroom Begeleiding totaal, ongeacht uitgestroomd wv Re-integratietraject zonder loonkostensubsidie Re-integratietraject met loonkostensubsidie Alleen verwijzing Sluitende aanpak