Resultaten in de glastuinbouwenquête Karakteristieken en energiegebruik

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Resultaten in de glastuinbouwenquête Karakteristieken en energiegebruik"

Transcriptie

1 Resultaten in de glastuinbouwenquête Karakteristieken en energiegebruik Juni 2007 José Gavilán (AM&S) Koen Holmstock (ADLO) VLAAMSE OVERHEID Beleidsdomein Landbouw en Visserij Afdeling Monitoring en Studie (AMS) Koning Albert II laan 35, bus Brussel

2 2

3 INHOUD INHOUD... 3 Lijst van tabellen... 4 Lijst van figuren Inleiding Methode Representativiteit van de enquêteresultaten Beschrijving populatie en afbakening onderzoeksopzet Conclusie Deelnemers aan de enquête Karakteristieken van de glasopstand Algemeen Gemiddeld areaal per teelt Ouderdom van de glasopstand Energieverbruik in de glastuinbouw Stookinstallaties Gebruikte brandstof Verwarmingssysteem Energiebesparende maatregelen Besluit Literatuurlijst

4 Lijst van tabellen Tabel 1. Oppervlakte glas volgens NIS- telling en volgens de enquête (ha)... 9 Tabel 2. Teelten per bedrijf volgens aantal in NIS, teelten per kas in de enquête Tabel 3. Constructiemateriaal serre: arealen (ha) en aantal volgens NIS en volgens de enquête Tabel 4. Aantal kassen per bedrijf en het overeenkomende areaal (ha) Tabel 5. Gemiddel areaal ( m ) per teelttype en per bedrijf Tabel 6. Aantal serres, aandeel in totaal (%) en gemiddeld areaal (in m ) per leeftijdsgroep Tabel 7. Maximaal leeftijdsverschil tussen serres in een bedrijf Tabel 8. Type van de serre per leeftijdsgroep (in aantal) Tabel 9. Areaal teelt per type serreconstructie (ha) Tabel 10. Teeltmedium per teelt (ha) Tabel 11. Teeltmedium volgens NIS (ha) Tabel 12. Teeltmedium per leeftijdsgroep van de serre (ha) Tabel 13. Belichting van serres (aantal en ha) Tabel 14. Klimaatregeling van de serres (aantal) Tabel 15.Aantal stookinstallaties per brandstoftype Tabel 16. Aantal serres per stookinstallatie Tabel 17. Gebruikte brandstof in functie van ouderdom van de serres (ha) Tabel 18. Gebruikte brandstof in functie van de teelt (ha) Tabel 19.Brandstofverbruik per teeltgroep (GJ per m ) Tabel 20. Verwarmingssysteem per teelt (ha) Tabel 21. Verwarmingssysteem per bouwjaar (ha) Tabel 22. Dakbedekking en teelttype (ha) Tabel 23. Dakbedekking (ha) Tabel 24. Oppervlakte van het glasareaal met beweegbaar energiescherm in functie van de teelt (ha) Tabel 25. Oppervlakte van het glasareaal met beweegbaar energiescherm in functie van het bouwjaar (ha)

5 Lijst van figuren Figuur 1. Leeftijd deelnemers aan de enquête.(%) Figuur 2. Areaal van de glasopstanden ingedeeld volgens leeftijd van de deelnemers van de bedrijfsleiders Figuur 3. Kennis van potentiële bedrijfsopvolging bij deelnemers ouder dan 50 jaar Figuur 4. Areaal en bedrijfsopvolging respondenten ouder dan 50 jaar Figuur 5. Grootte glasopstand van de deelnemers Figuur 6: Aandeel van het areaal glasopstand per oppervlaktecategorie Figuur 7. Ouderdom glasopstand als aandeel in het totale areaal glas Figuur 8. Teelten per bouwjaar van de glasopstand Figuur 9. Verdeling bouwjaar in areaal teeltcategorie

6 6

7 1. Inleiding Het departement Landbouw en Visserij heeft in 2006 een enquête georganiseerd over de productieinfrastructuur en het energiegebruik in de glastuinbouw. De enquête kadert in het actieplan Naar een duurzamere glastuinbouw in Vlaanderen goedgekeurd door de Vlaamse regering in 2003 en de ontwikkelingen in het klimaatbeleid (Vlaams Klimaatplan ) en de daarbij voorziene daling van de uitstoot van broeikasgassen. De voornaamste doelstelling van het actieplan is het realiseren van een modern, economisch gezond en milieuvriendelijk glasareaal. Op het vlak van energiegebruik en de daaraan gerelateerde uitstoot van broeikasgassen wordt in het Vlaams Klimaatplan beoogd om tegen % van het energiegebruik te voorzien in het gebruik van aardgas en andere duurzame energiebronnen waarbij op korte termijn gedacht wordt aan de uitbreiding van WKK- installaties op aardgas en het gebruik van biomassa (verbranding van hout) en op langere termijn het gebruik van restwarmte en CO 2 -vanuit de industrie. Voor de verspreiding van deze enquête werd beroep gedaan op de medewerking van de FOD economie (het vroegere NIS). De laatste grootschalige enquête met betrekking tot de productieinfrastructuur in de glastuinbouw dateert van De enquête werd ontworpen in overleg met de beroepsorganisaties en de veilingen. In dit rapport worden de resultaten van de enquête verwerkt en nader toegelicht. In volgorde behandelen we in dit rapport: de methode, de representativiteit van de enquête, de leeftijd van de deelnemers, de karakteristieken van de kassen, het energieverbruik. Tenslotte formuleren we een besluit. 7

8 2. Methode In het kader van het project energieverbruik in de Vlaamse glastuinbouw werd door het departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse Overheid aan de FOD economie (het vroegere NIS) gevraagd om aanvullend aan de 15-mei landbouwtelling van 2006 éénmalig een aantal bijkomende vragen te stellen aan de bedrijfsleiders actief in de glastuinbouw. De laatste grootschalige enquête dateert van Daar waar de antwoorden van deelnemers toen enigszins gekoppeld kon worden aan de gegevens van de 15- mei landbouwtelling is dit nu niet meer het geval. De vragen betreffen het productiejaar 2005 en hadden betrekking op het bouwjaar van de glasopstand, het areaal glas, energiebesparende maatregelen, het soort brandstof dat voor de verwarming gebruikt werd, het verbruik, het soort kasbedekking, het type serre, de geproduceerde teelten in de serre, aanwezigheid van een energiescherm, gebruik van kunstbelichting of niet. De meeste van deze kenmerken hebben te maken met energie en energieverbruik. Er dient opgemerkt te worden dat er in deze studie enkel over serres met glasbedekking of vaste constructies met bedekking in harde plastiek zal worden gesproken. Aan de volledige populatie van bedrijven die in de landbouwtelling een oppervlakte glasopstand aangaven werd gevraagd om deze glasopstand in een afzonderlijke vragenlijst verder te detailleren. Dit betekent dus dat zowel bedrijven met beroepsmatig karakter als gelegenheidsbedrijven werden opgenomen. Dit houdt concreet in dat heel wat bedrijfjes met een klein areaal glas zijn opgenomen. Ook grotere bedrijven met een beperkt glasareaal waar bijvoorbeeld plantmateriaal van groenten worden gekweekt zijn opgenomen. Deelname aan de enquête was niet verplicht. Het areaal glasopstand bedraagt volgens de 15- mei telling van 2005 totaal 2170 hectare. Het totale areaal van de deelnemende bedrijven aan de enquête bedraagt daarentegen 760 ha. Er werden in totaal 983 enquêtes ingebracht voor 971 verschillende bedrijven. 8

9 3. Representativiteit van de enquêteresultaten 3.1 Beschrijving populatie en afbakening onderzoeksopzet In dit hoofdstuk bespreken we de representativiteit van de enquêteresultaten door de teelten in areaal en in aantal bedrijven volgens de enquête te vergelijken met de cijfers afkomstig van het NIS. Tabel 1 bevat informatie met betrekking tot het areaal glas volgens de NIS- telling. Diezelfde informatie is voor de enquête opgenomen. Vergelijking is even wel maar gedeeltelijk mogelijk. De reden hiervoor is dat de 15- mei- telling een momentopname is. De vraagstelling naar teelten in de enquête had in principe betrekking op het productiejaar Hierbij was het de bedoeling dat de respondent voor het ganse productiejaar de opvolging van teelten per serre in de glasopstand weergaf om eventueel ook de link naar het energiegebruik te kunnen maken. Hier was dus van belang een inzicht te hebben op de teelten die in de glasopstanden gehouden werden gedurende een gans productiejaar. Zo kon de respondent de teeltgroep vruchtgroenten of diverse slasoorten aangegeven, maar hij kon ook de teeltgroep groenten in teeltafwisseling aangegeven wanneer hij sla in afwisseling met bijvoorbeeld tomaten en komkommer teelt. Dat maakt dat arealen met groenten in teeltafwisseling in de NIS- telling onder sla of vruchtgroenten te vinden zouden moeten zijn, maar dat dit is dus niet het geval bij de bespreking van de enquête. Dit onderscheidt is van het oogpunt van het energiegebruik van belang. Het is namelijk één van de strategieën die tuinbouwers volgen om het energieverbruik te minderen met als doel de energiefactuur te drukken. Tabel 1. Oppervlakte glas volgens NIS- telling en volgens de enquête (ha) Teelt Oppervlakte Aandeel Oppervlakte Aandeel (%) volgens NIS (ha) (%) in enquête (ha) Vruchtgroenten (totaal) , ,65 w.o. Tomaten ,07 Paprika 95 4,38 Sla , ,72 w.o. Kropsla ,89 Groenten in teeltafwisseling 88 11,39 Aardbeien ,6 43 5,66 Sierteelt in serres Kamerplanten 101 4, ,58 Azalea 204 9, ,20 Snijbloemen 82 3, ,37 Potplanten 127 5,86 Perk en balkonplanten 146 6,73 Andere sierteelten 40 5,27 Fruitteelt in serres 42 1,94 4 0,53 Andere gewassen 19 2,45 Tijdelijk niet in gebruik 2 0,23 Niet ingevuld 38 4,94 Productie definitief stop 0 0,01 Totale oppervlakte serres Het areaal glasopstand bedraagt volgens de 15- mei telling van 2005 totaal 2170 hectare. 9

10 Het totale areaal van de deelnemende bedrijven aan de enquête bedraagt 760 ha. 94 deelnemers hebben evenwel geen areaal ingevuld. Uit een vergelijking tussen de steekproef en de NIS - telling blijkt dat verhoudingsgewijs meer telers van vruchtgroenten hebben deelgenomen aan de enquête en ook het aandeel van producenten met groenten in teeltafwisseling valt op. Het aandeel groenten als geheel is qua grootte- orde wel vergelijkbaar met het aandeel in Van Lierde en Carels (2000). Het aandeel van sierteelt en aardbeien is wel lager vergeleken met voornoemde studie. Vergelijking met andere studies uit het verleden is niet vanzelfsprekend. Bij de bespreking van de resultaten van de gegevens van de enquête van 1996 werd enkel rekening gehouden met de gespecialiseerde tuinbouwbedrijven. Die bedrijven werden ingedeeld op basis van de bruto standaardsaldi. Wanneer minstens tweederde van dit saldo behaald werd uit de teelt van tuinbouwproducten werd dit bedrijf als gespecialiseerd tuinbouwbedrijf bestempeld. Ook werd enkel rekening gehouden met professionele bedrijven. Ook dit werd bepaald op basis van de hoogte van het bruto standaardsaldo. Hiervoor wilde men vermijden dat het gemiddelde beeld beïnvloed zou worden door de vele bedrijven met een beperkte glasoppervlakte (Van Lierde & Carels, 2000). In 1996 was dit mogelijk omdat de antwoorden op de enquête gekoppeld waren aan de 15- mei landbouwtelling. Bij de bespreking van de resultaten van de enquête van 2006 is zo n opsplitsing in de populatie van de respondenten niet opgemaakt om de eenvoudige reden dat de antwoorden nu totaal losgekoppeld zijn van 15- mei landbouwtelling. Bij de verwerking van de enquête kan aldus niet meer bepaald worden of de respondenten andere teelten aanhouden dan de teelten onder glas. Hierdoor zijn de cijfers, opgenomen in deze studie, bijvoorbeeld niet volledig te vergelijken met de studie van Van Lierde & Carels (2000). Tabel 2 bevat het aantal teelten per bedrijf in NIS en per serre in de enquête. Hieruit blijkt dat de enquête dezelfde verhouding groenten-, fruit- en siertelers heeft als de NIS- telling. De onderlinge verhoudingen teelten binnen de groenten en sierteelten kan wel verschillen. Tabel 2. Teelten per bedrijf volgens aantal in NIS, teelten per kas in de enquête Type teelt Aantal % aandeel Aantal % aandeel Volgens NIS Volgens enquête Vruchtgroenten , ,1 Sla , ,3 Groenten in teeltafwisseling ,2 Andere bladgroenten 270 7,5 Aardbeien , ,0 Kamerplanten 127 5, ,2 Azalea 224 6, ,3 Snijbloemen 200 5,6 75 4,1 Sierteelt andere , ,6 Fruit 705 3,5 36 2,0 Andere 130 3,6 96 5,3 Totaal In 20% van de serres staat vruchtgroenten, in 14% groenten in teeltafwisseling (afwisseling vruchtgroenten en sla) tijdens het jaar, een kleine 13% bevat enkel sla. In 36% van de serres serres staat sierteelt (azalea 10%, kasplanten 10%, snijbloemen 4% en andere bol - en knolgewassen 11%). In 8% van de serres staan aardbeien onder glas staan. Een punt van verschil tussen de enquête en NIS- telling is dat niemand op het moment van de 15- meitelling meerdere teelten blijkt te hebben, wat wel het geval is bij hen die meerdere serres hebben op hun bedrijf in de enquête. 10

11 3.2. Conclusie Uit een vergelijking tussen de steekproef en de NIS - telling blijkt dat verhoudingsgewijs meer telers van vruchtgroenten hebben deelgenomen aan de enquête en ook het aandeel van producenten met groenten in teeltafwisseling valt op. Tuinbouwers met een hoger (vruchtgroenten) en beredeneerd (groenten in teeltafwisseling) energieverbruik hebben zich extra betrokken gevoelen bij het invullen van de enquête. Voor een enquête waar het energieverbruik centraal stond is dit een uitzonderlijk succes. Bij de extrapolatie naar de gehele tuinbouwpopulatie moet gewerkt worden met gegevens per teeltcategorie en niet met de globale cijfers over alle gewascategorieën heen omdat tuinders met een lager energieverbruik minder vertegenwoordigd zijn. Met dit euvel zal in de mate van het mogelijke rekening gehouden worden aangezien bij de bespreking van de karakteristieken en het energieverbruik op het belang van de teelten zal gewezen worden. 11

12 4. Deelnemers aan de enquête Klassiek worden bij de bespreking van enquêteresultaten de kenmerken van de deelnemers aan de enquête besproken. Er kan immers verwacht worden dat de leeftijd van de deelnemers een invloed kan hebben op de resultaten van de enquête. Indirect kan het verder ook van belang zijn voor het energieverbruik van de tuinders. Bovendien is de leeftijdstructuur belangrijk met het oog op de toekomstige ontwikkeling van de sector. Figuur 1 geeft een overzicht van de leeftijd van de deelnemers aan de enquête volgens het aantal deelnemers. Figuur 1. Leeftijd deelnemers aan de enquête.(%) Figuur 2 geeft de leeftijd van de deelnemers volgens het areaal van de glasopstanden weer. Het belang van de verschillende leeftijdsgroepen varieert hierdoor ten opzichte van figuur 1. De groep van bedrijfsleiders jonger dan 40 jaar maakt slechts een kleine 22% van de respondenten uit. Het belang van de groep is evenwel groter wanneer het areaal van de glasopstand in rekening wordt gebracht. 36% van het glasareaal wordt bewerkt door die groep. Het tegenovergestelde kan waargenomen worden voor de groep met leeftijd ouder dan 50 jaar. 41 % van de respondenten zit in die leeftijdscategorie. Het glasareaal bewerkt door die groep, bedraagt even wel een kwart (28%) van het totale areaal. De respondenten in de steekproef zijn over het algemeen jonger dan de respondenten in Van Lierde en Carels (2000). In die studie waren 42% van de deelnemers aan de toenmalige enquête ouder dan 50 jaar ten opzichte van 27% nu. 12

13 Figuur 2. Areaal van de glasopstanden ingedeeld volgens leeftijd van de deelnemers van de bedrijfsleiders Ook de kennis van de potentiële bedrijfsopvolging is belangrijk. Figuur 3 geeft een overzicht van de antwoorden van de bedrijfsleiders met een leeftijd van meer dan 50 jaar met betrekking tot de potentiële bedrijfsopvolging. Een kwart van de respondenten ouder dan 50 jaar weet nog niet of hij een bedrijfsopvolger zal hebben. Meer dan de helft (56%) van de respondenten ouder dan 50 jaar denkt geen bedrijfsopvolging te zullen hebben. Een deel van het bestaande areaal glasopstand zou hierdoor op termijn eventueel kunnen verdwijnen. 13

14 Figuur 3. Kennis van potentiële bedrijfsopvolging bij deelnemers ouder dan 50 jaar. Om een inschatting van dit areaal te hebben worden de antwoorden met betrekking tot de bedrijfsopvolging in functie van het areaal weergegeven in figuur 4. Op basis van het glasareaal is het aandeel van de respondenten zonder opvolger minder groot. Het betreft hier dan 40% van het areaal tegenover 56% van het aantal respondenten. Het aandeel in het areaal van de respondenten die het nog niet weten neemt toe, 38% van het areaal tegenover 25% van het aantal respondenten. Dit betekent dat op basis van deze gegevens 10% van het areaal op termijn zou kunnen verdwijnen als gevolg van stopzetting van het bedrijf. Hierbij moet de kanttekening gemaakt worden dat de verdwijnende serres vermoedelijk ouder en technisch minder aangepast zullen zijn. 14

15 Figuur 4. Areaal en bedrijfsopvolging respondenten ouder dan 50 jaar. 15

16 5. Karakteristieken van de glasopstand 5.1 Algemeen In dit hoofdstuk bespreken we de constructiematerialen van de serres, het gemiddelde areaal ervan en de ouderdom van de glasopstand. Vervolgens behandelen we de type serreconstructie, het teeltmedium, de belichting en de klimaatregeling. In dit hoofdstuk worden alle serres binnen een bedrijf als afzonderlijke eenheden behandeld, waardoor zij dus verschillend ingedeeld worden bij de bespreking van hun karakteristieken. Het totale areaal serres van de geënquêteerde boeren bedraagt 760 ha verspreid over serres. 87% hiervan bestaat uit glas, 6% uit plastiek en 7% was niet ingevuld (zie tabel 3). Bij de NIS- telling wordt harde plastiek bij glas gerekend. Ter vergelijking wordt toch ook het areaal onder glas en harde plastiek en onder tunnels in plastiek gegeven volgens de NIS- telling. De gemiddelde serre is 0,37 ha groot. Het areaal glas per bedrijf bedraagt gemiddeld 0,78 ha. Dit is 0,19 hectare meer dan het gemiddelde in de studie van Van Lierde en Carels (2000). Tabel 3. Constructiemateriaal serre: arealen (ha) en aantal volgens NIS en volgens de enquête Constructie serre Oppervlakte volgens NIS (ha) Aandeel (%) NIS Areaal in enquête (ha) Aandeel in enquête (%) aantal Harde plastic - folie 39 5, Glas , Niet ingevuld , Glas of harde plastiek ,29 Plastiek ,75 Figuur 5 toont het aandeel van de respondenten al naargelang de grootte van het areaal glas waarover zij beschikken. Figuur 6 bevat dezelfde informatie maar weergeven rekening houdende met het areaal van de respondenten. Volgens het Landbouwrapport (AMS, 2006) zijn 80% van de bedrijven kleiner dan 1 ha. Die bedrijven nemen 46 % van het areaal in. In de enquête zijn 72% van de bedrijven kleiner dan 1 ha. Zij nemen slechts 35 % van het areaal in. Aan de enquête hebben duidelijk relatief meer grotere bedrijven deelgenomen. 16

17 Figuur 5. Grootte glasopstand van de deelnemers. 17

18 Figuur 6: Aandeel van het areaal glasopstand per oppervlaktecategorie Bijna de helft van de deelnemers heeft slechts één serre op zijn bedrijf, 22% heeft er twee staan en 16% van de deelnemers heeft drie serres op zijn bedrijf staan (zie tabel 4). Het aandeel van het areaal van de bedrijven met slechts één serre bedraagt 31%, 25% voor de bedrijven met twee serres en 22% met drie. Tabel 4. Aantal kassen per bedrijf en het overeenkomende areaal (ha) Aantal kassen Aantal bedrijven Aandeel in totaal (%) Overeenkomend areaal (ha) Aandeel in totaal areaal (%) , , , , , ,10 2 0, ,10 3 0,4 18

19 5.2 Gemiddeld areaal per teelt Tabel 5 bevat het gemiddelde areaal per serre in vierkante meter. Per teelttype is het gemiddelde areaal van een serre het grootst voor vruchtgroenten. Dit gemiddelde areaal is meer dan tweemaal groter dan het gemiddelde areaal sla onder glas. Per teelttype is het gemiddelde areaal van een serre het kleinst voor fruit (druiven e.a.). Dit areaal is gemiddeld zevenmaal kleiner dan het areaal vruchtgroenten. Tabel 5. Gemiddel areaal ( m 2 ) per teelttype en per bedrijf Teelt Gemiddeld areaal per serre ( m ) 2 2 Gemiddeld areaal per bedrijf ( m ) Vruchtgroenten Diverse slasoorten groenten in teeltafwisseling Aardbeien Sierteelt kasplanten Sierteelt azalea Sierteelt snijbloemen Sierteelt andere bol -, knolgewassen Fruit (druiven e.a.) Andere gewassen Tijdelijk niet in gebruik Productie definitief stopgezet Niet ingevuld Aangezien sommige producenten meerdere serres per bedrijf hebben, is logischer wijze het gemiddelde areaal per bedrijf per teeltgroep groter. Dit gemiddelde areaal is het grootst voor 2 2 vruchtgroenten met m, gevolgd door azalea met m. Het kleinst is dit opnieuw voor 2 fruit met 2146 m. 19

20 5.3 Ouderdom van de glasopstand Het aantal bedrijven per leeftijdsgroep van de glasopstanden is te vinden in tabel 6. Ook het gemiddelde areaal van die serre volgens de leeftijdscategorie is aangegeven. In de studie van Van Lierde & Carels (2000) werd gewerkt met gewogen gemiddelde bouwjaren. De weging gebeurde op basis van de oppervlakte van de serre. Als nadeel heeft deze methode evenwel dat hierdoor een stuk informatie verloren gaat: namelijk wat is de exacte toestand van de verschillende serres afzonderlijk. In het energieverhaal van de glastuinbouw is dit laatste toch wel van groot belang. Er kan immers verwacht worden dat twee serres die 10 jaar geleden gebouwd zijn, een andere energetisch rendement zullen hebben dan twee serres waarvan de oudste 20 jaar is en de jongste in 2005 gebouwd is. Vandaar de keuze om in tegenstelling tot voornoemde studie niet met gemiddelde leeftijden te werken. Het totale grasareaal wordt op basis van het bouwjaar van de serre onderverdeeld in 5 klassen van bouwjaren. Eén klasse voor de serres gebouwd voor 1985, tussen 1985 en 1995, tussen 1995 en 2000, tussen 2000 en 2003 en één voor de serres gebouwd vanaf Tabel 6. Aantal serres, aandeel in totaal (%) en gemiddeld areaal (in 2 m ) per leeftijdsgroep Leeftijdsgroep Aantal serres Aandeel in totaal aantal kassen (%) Gemiddeld areaal in 2 m > 20 jaar , jaar , jaar , jaar 62 3, < 2 jaar 91 4, De bedrijfleider bepaalt hoelang een serre in productie wordt genomen. Een serre kan technisch nog perfect in goed staat zijn, maar kan toch verouderd zijn. In beschouwingen over de levensduur wordt een onderscheid gemaakt tussen economische en technische veroudering (Van Lierde & Carels, 2000). Indien we aannemen dat een serre een technische levensduur heeft van twintig jaar, dan is iets minder dan de helft van het aantal serres verouderd. Figuur 7 bevat dezelfde informatie, maar weergegeven volgens het areaal van de serres. Wat al zichtbaar is in tabel 6 komt hierdoor nog sterker tot uitdrukking. Hoe ouder de glasopstand, hoe kleiner het gemiddelde glasareaal. Dat leidt ertoe dat in figuur 7 het aandeel van oudere serres afneemt. In plaats van een aandeel van 46% wordt het aandeel 31%. Het aandeel van serres met leeftijd tussen de 10 en 20 jaar neemt toe van 35% naar 44%. Jongere serres vertegenwoordigen qua aantal slechts 18% van alle serres. Uitgezet in areaal bedraagt hun aandeel 25%. Vergeleken met de studie van Van Lierde en Carels (2000) zou kunnen besloten worden dat het areaal glas in beperkte mate vernieuwd is. Het aandeel van serres met een gemiddeld ouderdom van 20 jaar in het areaal bedroeg er 21% tegenover 31% in de huidige enquête. Opnieuw moet de kantekening gemaakt worden dat de studie van Van Lierde en Carels enkel rekening hield met de professionele glastuinbouw. 20

21 Figuur 7. Ouderdom glasopstand als aandeel in het totale areaal glas. Voor de bedrijven met meerdere serres (533 op 971) wordt in tabel 7 het maximale verschil in leeftijd van de glasopstanden per bedrijf aangegeven. Voor 17% van de bedrijven bedraagt het maximale verschil in leeftijd tussen de glasopstanden meer dan 20 jaar. Voor 34% van de bedrijven bedraagt dit tussen de 10 en 20 jaar en voor 48% van de bedrijven is dit minder dan 10 jaar. Tabel 7. Maximaal leeftijdsverschil tussen serres in een bedrijf Verschil in leeftijd tussen oudste en jongste afdeling Aantal bedrijven 1 t/m 5 jaar 92 6 t/m 10 jaar t/m 15 jaar t/m 20 jaar t/m 25 jaar t/m 30 jaar jaar en meer 23 In figuur 8 is te zien wat er geteeld wordt in de verschillende serres naargelang de leeftijd van de serre. De teeltgroepen uit tabel 8 zijn in de figuur geaggregeerd. Volgende teeltcategorieën zijn samengenomen in de groep andere : aardbeien, andere gewassen, fruitteelt. 21

22 Het belang van de verschillende teeltgroepen varieert naargelang de leeftijdscategorie van de serre. Het aandeel van de vruchtgroenten is relatief gezien het grootst in de serres tussen de 10 en 20 jaar oud. Van het areaal serres in die leeftijdscategorie nemen vruchtgroenten 54% in. Dit aandeel is met 52% bijna even groot in de groep van serres jonger dan 2 jaar. Het aandeel van vruchtgroenten is relatief het kleinst in de groep serres ouder dan 20 jaar. Slechts in een kwart van het areaal van die serres worden er vruchtgroenten geteeld. In de groep van serres met een ouderdom tussen de 2 en 5 jaar en de groep tussen 5 en 10 jaar is het aandeel respectievelijk 30% en 46%. Het areaal met sla is met 23% van het areaal het grootst in de serres met leeftijd tussen de 2 en 5 jaar. Dit kleinste aandeel wordt met 8% van het areaal met sla geteeld in de groep jonger dan 2 jaar. Het aandeel van teeltafwisseling is het grootst in de oudste categorie. Het areaal in de groep serres ouder dan 20 jaar bedraagt 18% van het totale areaal. Dit aandeel is het kleinst in de jongste serres met slechts 8% van het areaal. In de andere leeftijdscategorieën is het aandeel van teeltafwisseling ongeveer even groot (8-9%), behalve in de categorie serres tussen de 2 en 5 jaar waar het aandeel 14% is. Het belang van de groenten in het areaal serres volgens ouderdom van de serre is in de enquête kwa grootte- orde te vergelijken met het resultaat van Van Lierde en Carels (2000). Het aandeel van sierteelt is met 32% van het areaal daarentegen het grootst in de serres ouder dan 20 jaar. Dit aandeel is met 11% van het areaal het kleinst in de groep jonger dan 2 jaar. In de groepen van serres tussen jaar, 5-10 jaar en 2-5 jaar is het aandeel respectievelijk 19%, 26 en 18%. Het aandeel van de andere teelten is met 20% van het areaal het grootst in de jongste serres en met 7% het kleinst in de groep serres met ouderdom tussen de 10% en 20 jaar. In de groep van de oudste serres en van de serres met ouderdom tussen de 5 en jaar is het aandeel een 9-10%, in de groep serres met ouderdom tussen 2 en 5 jaar is het aandeel 14%. 22

23 Figuur 8. Teelten per bouwjaar van de glasopstand In figuur 9 wordt per teeltgroep nagegaan wat de verhouding van de verschillende serre naar leeftijdsindeling is. Het areaal geteeld in serres ouder dan 20 jaar is voor alle teeltgroepen relatief het grootst. Uitzondering hierop zijn de vruchtgroenten. 46% van het gehele areaal met teeltafwisseling vindt plaats in serres ouder dan 20 jaar. 42% van het gehele areaal sierteelt en sla bevindt zich eveneens in dit soort serres. Voor andere teelten en voor vruchtgroenten is het aandeel van het areaal dat geteeld wordt in de oudste serres respectievelijk 32% en 17%. Het aandeel van het geteelde areaal in serres met een ouderdom tussen de 10 en 20 jaar is eveneens belangrijk. In het bijzonder voor vruchtgroenten. 56% van het areaal vruchtgroenten ligt in serres van die leeftijdscategorie. Voor de andere teeltgroepen ligt het aandeel van die serres tussen de 32% ( andere ) en de 36% (sierteelt). Het aandeel van het areaal serres tussen de 5 en 10 jaar is 15% voor vruchtgroenten, sierteelt en andere teelten en 10% voor sla en de groenten in teeltafwisseling. Dit aandeel is 3-4% voor vruchtgroenten en van sierteelt bij serres tussen de 2 en 5 jaar is, 6% voor de groenten in teeltafwisseling, 8-9% voor andere teelten en voor sla. Het aandeel van het areaal van serres jonger dan 2 jaar is 3-4% voor sierteelt, sla en de groenten in teeltafwisseling, 8% voor vruchtgroenten en 14% voor andere teelten. 23

24 Figuur 9. Verdeling bouwjaar in areaal teeltcategorie In tabel 8 is te zien welke type serreconstructie er gebruikt worden naar gelang de leeftijd van de glasopstand. De verschillende leeftijdscategorieën zijn evengoed verspreid bij breedkappers als bij Venlo- serres % van het aantal van die serres is ouder dan 20 jaar, 37-38% is tussen de 10 en 20 jaar, 11% tussen de 5 en 10 jaar. 3% tussen de 2 en 5 jaar en 5% jonger dan 2 jaar. Bij de andere serre gelden dezelfde percentages met uitzondering van het aandeel van de serres tussen de 10 en 20 jaar en van de serres tussen de 5 en 10 jaar die respectievelijk op 27% en 18% ligt. Tabel 8. Type van de serre per leeftijdsgroep (in aantal) Venlo Breedkap Andere Niet ingevuld Totaal a. > 20 jaar b jaar c jaar d. 2-5 jaar e. < 2 jaar Totaal Dit wil zeggen dat het aandeel van de verschillende serres in de leeftijdscategorieën vrijwel constant blijft. Venlo s nemen tussen de 68% van het aantal serres met leeftijdscategorie tussen de 2 en 5 jaar 24

25 tot 74% van dit aantal met leeftijdscategorie tussen de 10 en 20 jaar. Andere serretypes nemen 5% van het aantal in de leeftijdscategorie tussen de 10 en 20 jaar en 11% bij de leeftijdscategorie tussen de 5 en 10 jaar. In tabel 9 wordt het areaal per teeltgroep volgens het type serreconstructie weergegeven. Het aandeel van het areaal van de verschillende serres is verschillend al naargelang de teelt. Over het algemeen is het areaal van Venlo- serres groter dan het areaal serre van het type breedkap. Het aandeel van het Venlo - type in het totale areaal van een teelt onder glas is het kleinst bij de kasplanten (49%). Het aandeel van het type breedkap in het totale areaal van een teelt onder glas is omgekeerd het hoogst bij diezelfde kasplanten (46%). Een vergelijkbaar aandeel is te vinden bij azalea. Het aandeel van het type Venlo is met 96% het grootst bij vruchtgroenten tegenover 4% met breedkap. Het aandeel van andere serres is het hoogst bij aardbeien en fruit met 11% van het totaal areaal van die teelten. Het aandeel van het Venlo - type is 78-79% in het totale areaal van aardbeien en fruit onder glas, 70% in het areaal andere gewassen, 57% in het areaal andere sierteelt, 61% in het areaal snijbloemen. Tabel 9. Areaal teelt per type serreconstructie (ha) Venlo Breedkap Andere Niet ingevuld Vruchtgroenten 287,39 12,34 0,65 12,00 Diverse slasoorten 76,56 8,27 0,49 4,74 Groenten in teeltafwisseling 74,67 7,12 1,45 4,26 Aardbeien 31,98 4,64 4,61 2,26 Sierteelt kasplanten 19,89 18,94 1,60 2,42 Sierteelt azalea 32,26 25,30 3,88 1,56 Sierteelt snijbloemen 13,73 7,65 0,94 3,59 Sierteelt andere bol -, knolgewassen 23,11 14,13 2,87 0,39 Andere gewassen 13,18 4,45 1,22 Fruit (druiven e.a.) 1,58 0,30 0,07 1,14 Totaal 574,35 103,14 17,78 32,36 Tijdelijk niet in gebruik 0,14 Productie definitief stop Niet ingevuld 9,07 2,77 De aandelen van de teeltgroepen in de verschillende serretypes is vergelijkbaar met de resultaten van Van Lierde en Carels (2000). De helft van het areaal met serres van het Venlo- type is geteeld met vruchtgroenten, 12-13% met sla en groenten in teeltafwisseling en minder dan 6% voor alle andere teelten. 25

26 Binnen het areaal serre van het type breedkap wordt een kwart ingenomen door azalea s, 18% door kasplanten en 14% door andere bol- en knolgewassen. Vruchtgroenten nemen slechts 12% van dit areaal en sla 8%. In de andere types van serre is het areaal van aardbeien met 25% (het belangrijkste, gevolgd door azalea (21%) en andere bol- en knolgewassen (16%). Bij aardbeien zijn plastiek- constructies dit andere type serre. Het type serre is teeltgerelateerd. Op afdelinsniveau zijn er ook gegevens beschikbaar over het medium waarop geteeld wordt. Tabel 10 bevat informatie hierover. Er kon worden gekozen tussen grond, substraat, afwisseling grond / substraat en andere types. Er werd hier ook aandacht aan besteed omdat substraatteelten veel intensiever zijn en waarschijnlijk dus ook energie- intensiever zal zijn. Verder is het ook zo dat de constructie van de serre aan bepaalde voorwaarden moet voldoen. Tabel 10. Teeltmedium per teelt (ha) Grond Substraat Afwisseling grond/substraat Andere Niet ingevuld Vruchtgroenten 17,44 293,26 1,16 0,36 0,15 Diverse slasoorten 83,56 1,39 0,24 4,88 Groenten in teeltafwisseling 70,03 8,59 8,03 0,50 0,35 Aardbeien 2,51 40,78 0,20 Sierteelt kasplanten 3,73 3,74 0,59 34,79 Sierteelt azalea 7,42 11,37 42,74 1,46 Sierteelt snijbloemen 7,51 15,71 0,08 2,54 0,06 Sierteelt andere bol -, knolgewassen 6,25 1,23 0,61 31,84 0,57 Fruit (druiven e.a.) 1,46 2,60 0,01 Andere gewassen 9,28 1,06 0,02 7,69 0,80 Totaal 209,19 379,73 10,73 125,55 3,39 Tijdelijk niet in gebruik 0,36 1,37 Niet ingevuld 1,33 0,34 94% van het areaal van de vruchtgroenten en van het areaal van de aardbeien onder glas worden geteeld op substraat. Dit geldt eveneens voor 60% van de snijbloemen. Voor de andere teelten is het aandeel geteeld op substraat in de totale productie ten hoogste 10%. 93% van het sla-areaal wordt geteeld op grond. Dit geldt eveneens voor 80% van de groenten in teeltafwisseling net als voor 51% van de andere gewassen, 35% van fruit, 29% van snijbloemen, 16% van andere bol- en knolgewassen en 12% van het azalea. Afwisseling grond en substraat is met 9% van het areaal enkel belangrijk voor groenten in teeltafwisseling. 81% van de kasplanten wordt geteeld op andere bodems (tafels, beton, doek). Dit geldt eveneens voor 80% van de andere bol- en knolgewassen evenals 70% van de azalea en 43% van andere gewassen. In het totale areaal substraat is het aandeel van vruchtgroenten het grootst met 77% van het totale areaal. Aardbeien nemen slechts 10% van het totale areaal met substraat. 26

27 In het totale areaal op grond neemt sla 40% in, gevolgd door groenten in teeltafwisseling (33%). In het totale areaal afwisseling van grond en substraat nemen groenten in teeltafwisseling het leeuwendeel met 75% van het totaal. In het totale areaal met andere bodems is het aandeel van azalea het grootst met 34%, gevolgd door kasplanten met 28% en andere bol- en knolgewassen met 25%. De resultaten van de enquête wijken af van de cijfers uit Van Lierde en Carels (2000) en blijken op dit vlak niet representatief te zijn voor de hele tuinbouw. Volgens het NIS (2005) wordt slechts 37% van het areaal op substraat geteeld tegenover 71% bij de deelnemers van de enquête (zie tabel 11). Een betere overeenstemming is er wel tussen tomaten bij het NIS en de vruchtgroenten in de enquête. Het is niet uigesloten dat het verschil in percentages ook kan liggen aan verschillen in de vraagstelling tussen enquête en NIS- telling. Tabel 11. Teeltmedium volgens NIS (ha) Volgens NIS Oppervlakte (ha) Aandeel (%) Totale oppervlakte serres ,00 waarvan teelten op substraat ,53 w.o. tomaten ,1 waarvan teelten in grond ,52 w.o. tomaten 83 15,9 Tabel 12 bevat informatie over teeltwijze per bouwjaar. In 32% van de serres in aantal wordt er op substraat geteeld, in 39% op grond en op 27% op andere bodems. Afwisseling grond en substraat vindt enkel plaats in 2% van de serres. Tabel 12. Teeltmedium per leeftijdsgroep van de serre (ha) Grond Substraat Afwisseling grond/substraat Andere Niet Ingevuld a. > 20 jaar 92,59 79,75 5,18 49,28 15,14 b jaar 74,44 198,97 4,00 44,34 13,16 c jaar 22,40 53,30 2,00 22,22 3,16 d. 2 5 jaar 11,18 18,05 6,76 0,29 e. < 2 jaar 10,26 32,43 0,11 4,70 4,66 Totaal 210,87 382,5 11,29 127,3 36,41 Tabel 13 bevat informatie over belichting. In 87% van de serres is er geen belichting. Dit komt overeen met 90% van het areaal. Qua grootte orde is dit te vergelijken met Van Lierde en Carels (2000). In de serres met belichting gebeurt dit voor 47% met assimilatie en voor 53% van de gevallen volgens fotoperiode. Assimilatie wordt volgens de enquête voornamelijk bij sierteelt gebruikt. 38% van het areaal met assimilatie bevat snijbloemen, 22% kasplanten, 14% andere bloemen en 8% azalea. 27

28 82% van het areaal waar belichting volgens fotoperiode van te pas komt wordt geteeld met aardbeien. Tabel 13. Belichting van serres (aantal en ha) Aantal Areaal (ha) Assimilatie Fotoperiode Geen Niet Ingevuld Tabel 14 bevat informatie over de klimaatregeling. Hieruit blijkt dat in 72% van de serres de klimaatregeling computergestuurd gebeurt. In 28% van de gevallen wordt dit nog handmatig gedaan. Tabel 14. Klimaatregeling van de serres (aantal) Aantal Computer 1311 Handmatig 512 Niet ingevuld

29 6. Energieverbruik in de glastuinbouw In het hoofdstuk energiegebruik in de glastuinbouw zullen we de bestaande stookinstallaties de gebruikte brandstof en de energiebesparende maatregelen behandelen. 6.1 Stookinstallaties Tabel 15 bevat informatie over het brandstofgebruik van de stookinstallaties. 28% van de stookinstallaties werkt op lichte stookolie, 25% op zware stookolie. Het aandeel stookinstallaties dat op aardgas werkt bedraagt 18%. 17% stookt lamppetroleum. Het aandeel van stookinstallaties werkend op andere energiebronnen bedraagt minder dan 5% (elektriciteit 5%, kolen 3%, WKK 0,45%). Tabel 15.Aantal stookinstallaties per brandstoftype Brandstoftype Aantal kassen Aardgas 283 Andere Energiebron - 4 Elektriciteit 75 Kolen 54 Lamppetroleum 262 Lichte Stookolie 430 Propaan / Butaan 29 WKK 7 Zware Stookolie 387 Elektriciteit kan hierbij gebruikt worden voor verwarming, koelcellen, belichting en pompen. Analyses over verbanden tussen serres en stookinstallaties en brandstofverbruik zijn niet zo evident. Eén serre kan verwarmd worden door middel van meerdere stookinstallaties ( zie tabel 16). En omgekeerd kan één stookinstallatie meerdere serres verwarmen. De studie van Van Lierde en Carels (2000) nam dit laatste niet mee. Gebruik van verschillende brandstofsoorten kon toen niet ingevuld worden. Dit laatste komt evenwel vaak voor wanneer bijvoorbeeld CO 2 wordt bemest door het verbranden van lamppetroleum wanneer met stookolie verwarmd wordt. CO2 afkomstig van rookgassen van zware stookolie zelf wordt hiervoor niet gebruikt om roetvorming te vermijden. Lichte stookolie kan tegenwoordig wel gebruikt worden en voor verwarming en voor CO 2 - bemesting mits rookgaswassing. Zonder rekening te houden met de sttokinstallaties op lamppetroleum bedraagt het aandeel stookinstallties op aardgas 22%. 29

30 Tabel 16. Aantal serres per stookinstallatie Aantal serres per stookinstallatie Frequentie Deelnemers aan de enquête konden in de enquêteformulier expliciet aangeven dat een bepaalde serre verwarmd werd door een bepaalde stookinstallatie. Wanneer er bij een stookinstallatie geen verwijzing naar een serre werd gegeven, werd verondersteld dat de stookinstallatie gebruikt werd voor alle aanwezige serres op het bedrijf. Het totale areaal serres van de geënquêteerde boeren bedraagt 760 ha verspreidt over 2043 serres. Het totale aantal stookinstallaties bedraagt Wanneer er meerdere serres per stookinstallatie aanwezig waren werd er verondersteld dat elke stookinstallatie en energiedrager in gelijke mate bijdroeg tot het verwarmen van de teelt. Hiervoor werd het areaal van de teelt gedeeld door het aantal stookinstallaties om dubbeltellingen te vermijden. 6.2 Gebruikte brandstof Tabel 17 bevat informatie over het type brandstof dat wordt gebruikt per bouwjaar. Tabel 17. Gebruikte brandstof in functie van ouderdom van de serres (ha) Energiedrager > 20 jaar jaar 5-10 jaar 2-5 jaar < 2 jaar Totaal Aardgas 32,88 88,18 26,03 10,00 15,73 172,82 Andere Energiebron 0,52 1,45 0,00 0,00 0,78 2,75 Kolen 13,52 3,49 0,80 0,00 0,07 17,88 Lamppetroleum 39,90 40,33 8,99 2,65 2,12 93,99 Lichte Stookolie 34,62 55,95 11,37 1,71 5,43 109,08 Propaan / Butaan 3,05 2,98 0,33 0,22 0,07 6,65 WKK 0,68 3,80 1,44 0,38 7,77 14,07 Zware Stookolie 63,93 101,84 11,45 3,97 4,28 185,47 30

31 Het aandeel van de verschillend energiebronnen varieert naargelang de ouderdom van de serre. Zware stookolie is met 32% van het verwarmde areaal het belangrijkst bij de serres ouder dan 10 jaar. Het belang ervan neemt sterk af in de nieuwe serres en varieert tussen de 10 en 18%. Uitgezet in areaal is aardgas de tweede belangrijkste energiebron. Het belang ervan bedraagt bij de oudste serres 17% en neemt geleidelijk toe bij de recentere serres: 28% bij serres tussen de 10 en 20 jaar, 41-42% bij serres tussen 5 en 10 jaar en bij de jongste serres en 46% bij de serres tussen de 2 en 5 jaar. Het belang van lichte stookolie is vrij gelijkmatig over de verschillende leeftijden en varieert tussen de 14% en 18%. Enkel bij serres tussen de 2 en 5 jaar is met 8% van het areaal het belang lager. Het gebruik van lamppetroleum is minder gelijkmatig en varieert tussen de 6% bij de jongste serres tot 20% bij de oudste. Het belang van het gebruik van WKK is de laatste 2 jaren sterk opgekomen en bedraagt 20% voor de jongste serres. Bij oudere serres is het gebruik ervan vrij marginaal: 1% bij serres tussen de 10 en 20 jaar, 2% bij serres tussen de 2 en 10 jaar. Het belang van energiedrager varieert naargelang de teelt (tabel 18). Aardgas is met 40% van het areaal de belangrijkste energiedrager bij snijbloemen. Aardgas is met 35% van het areaal eveneens het belangrijkst bij vruchtgroenten en met 32% bij kasplanten. Tabel 18. Gebruikte brandstof in functie van de teelt (ha) Energiedrager Vruchtgroenten sla Teeltafwisseling aardbei kasplant azalea snijbloem bol- en knol fruit ander Aardgas 117,52 5,52 22,44 4,59 12,18 7,59 10,63 2,51 0,00 1,35 Andere Energiebron 1,30 0,00 0,00 0,00 0,27 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Kolen 9,29 1,33 6,52 0,15 0,52 0,46 0,16 0,40 0,34 0,06 Lamppetroleum 32,31 29,17 24,18 0,91 1,05 0,00 0,45 3,58 0,26 3,05 Lichte Stookolie 26,69 13,67 13,24 13,73 8,95 9,58 10,06 10,03 0,41 5,67 Propaan / Butaan 1,39 0,48 1,18 1,58 0,08 0,00 0,00 1,19 0,00 0,59 Zware Stookolie 114,54 18,23 17,67 3,11 13,48 5,02 4,30 6,95 1,14 1,56 WKK 13,39 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,68 0,00 0,00 Totaal 331,71 70,51 87,74 26,22 37,78 24,97 26,69 26,53 2,15 12,6 Voor azalea, groenten in teeltafwisseling en aardbeien neemt aardgas slechts de tweede plaats in met respectievelijk 30%, 26% en 18% van het areaal. Voor andere gewassen is aardgas slechts de derde belangrijkste energiebron met 11%. Voor andere bol- en knolgewassen is aardgas met 9% van het areaal maar de vierde belangrijkste energiedrager. Lichte stookolie is de belangrijkste energiedrager bij aardbeien (52%), andere gewassen (45%) en azalea (38%) en andere bol- en knolgewassen (38%). Het komt op de tweede plaats bij snijbloemen (38%), fruit (19%) en sla (19%). Op de derde bij kasplanten (24%). En de vierde bij groenten in teeltafwisseling met 15%. 31

32 Zware stookolie staat bij vruchtgroenten op gelijke voet als aardgas (35%). Zware stookolie is nog de belangrijkste energiebron bij fruit met 53% van het fruitareaal (druiven, e.a.) en bij kasplanten (36%). Het neemt de tweede plaats in bij sla (26%) en groenten in teeltafwisseling (20%) en andere bol en knolgewassen (26%) en neemt de derde plaats in bij snijbloemen (16%), azalea (20%), aardbeien (12%) en andere gewassen (12%). Lamppetroleum is het belangrijkst bij sla (41%) en groenten in teeltafwisseling (28%). In de studie van Van Lierde & Carels (2000) werd een brandstofverbruik toegekend aan elk glastuinbouwbedrijf in de telling. Dit gebeurde op basis van het bedrijfstype, de bedrijfsdimensie en het teeltplan van elk bedrijf. De informatie hiervoor werd gehaald uit het boekhoudnet van het toenmalige CLE. De brandstofintensiteit in die studie is dus niet op basis van de toenmalige enquête bepaald. In de huidige enquête is nu wel aan de tuinders gevraagd hoeveel brandstof per stookinstallatie verbruikt werd. Op basis hiervan is geprobeerd om per teelt een brandstofverbruik te bepalen. Analyses over verbanden tussen serres en stookinstallatie en brandstofverbruik zijn zoals reeds vermeld niet zo evident. In 45% van gevallen verwarmt slechts één stookinstallatie één serre, 24% twee serres, 18% drie, 8% vier. In 30% van de gevallen wordt één serre verwarmd door twee stookinstallaties, in 14% door 3. Om het energieverbruik per teelttype te bepalen is gekozen om geen rekening te houden met die enquêtes waar het energieverbruik foutieve eenheden bleek te hebben. Tabel 19 bevat de berekende cijfers voor het energieverbruik. 2 Tabel 19.Brandstofverbruik per teeltgroep (GJ per 10 m ) Teeltgroep Verbruik volgens enquête Verbruik volgens Glasreg Vruchtgroenten 18,28 19,09 (Tomaat) 16,28 (Komkommer) 15,05 (Paprika) Sla 6,42 5,46 Groenten in teeltafwisseling 10,12 - Aardbeien 2,14 4,05 Sierteelt kasplanten 16,62 Sierteelt azalea 8,56 Sierteelt snijbloemen 15,77 18,00 (Roos) Andere bol- en knolgewassen 7,11 12,85 (Chrysant) 4,93 (Perkplanten) 14,69 (Potplanten) Fruit 2,25 Andere gewassen 5,76 32

33 De berekende cijfers kunnen voor een aantal teelten vergeleken worden met andere bronnen. Zo blijkt uit Glasreg (2007) dat het energieverbruik van aardbeien en snijbloemen in de enquête lager zijn ingeschat (2007). De plastiekkappenteelt heeft vermoedelijk dit cijfer beïnvloed bij aarbeien. Voor sla is het cijfer hoger. Vruchtgroenten komen al wat meer in de buurt. 6.3 Verwarmingssysteem Het aandeel van groenten in teeltafwisseling en van vruchtgroenten dat verwarmd wordt met groeibuizen in het totale areaal is 36% (zie tabel 20). Voor sla is dat 34%. Bij sierteelt varieert dit tussen 20% voor andere bol- en knolgewassen tot 28% voor kasplanten. Het belang van hete luchtkachels bedraagt voor alle teelten minder dan 5% Tabel 20. Verwarmingssysteem per teelt (ha) Buisverwarming en buisrail Groeibuizen Hete luchtkachels Vruchtgroenten 315,88 179,65 7,79 Diverse slasoorten 90,36 46,78 0,96 Groenten in teeltafwisseling 90,66 53,53 2,06 Aardbeien 42,54 6,35 Sierteelt kasplanten 47,13 18,76 1,97 Sierteelt azalea 61,49 8,35 Sierteelt snijbloemen 28,17 7,08 Andere bol- en knolgewassen 40,50 12,79 2,55 Fruit (druiven e.a.) 3,91 Andere gewassen 19,72 3,53 0,25 Totaal 740,36 336,82 15,58 Niet ingevuld 38,96 12,33 0,76 Productie definitief stop 0,04 Tijdelijk niet in gebruik 1,70 Het aandeel van fruit dat verwarmd wordt met buisverwarming en buisrail in het totaal areaal met fruit is 100%. Bij aardbeien bedraagt dit aandeel 87%, andere gewassen 84%. Bij sierteelt varieert dit tussen de 69% voor kasplanten tot 80% voor snijbloemen. Bij sla is dit 65% en bij vruchtgroenten 63% Binnen het totale areaal dat verwarmd wordt met buisverwarming en buisrail is het areaal vruchtgroenten met 43% het grootst. Dit is ook zo voor de andere verwarmingstypes. De vruchtgroenten nemen respectievelijk 53% en 50% van het areaal verwarmd met groeibuizen en hete luchtkachels in. Het aandeel van andere gewassen is veel kleiner. Vruchtgroenten worden gevolgd door groenten met teeltafwisseling en sla. Het aandeel van die arealen verwarmd met buisverwarming en buisrail bedraagt 12% elk. De aandelen verwarmd met groeibuizen bedragen 16% en 14% respectievelijk. Het aandeel bij de hete luchtkachels is 13% en 6%. Bij de hete luchtkachels nemen andere bol- en knolgewassen 16% en kasplanten 3% van het areaal in. Tabel 21 bevat informatie over verwarmingssystemen per bouwjaar. 33

34 Het belang van de verwarmingssystemen varieert naargelang het bouwjaar van de serre. Hete luchtkachels zijn meer te vinden bij de oudste serres. 57% van alle hete luchtkachels zijn hier te vinden. Dit aandeel neemt af tot 33% in de categorie serres met ouderdom tussen de 10 en 20 jaar. Het gebruik van groeibuizen is ook niet gelijkmatig over de verschillende leeftijden en varieert van 10% voor serres tussen 2 en 5 jaar tot 55% voor serres tussen de 10 en 20 jaar. Bij serres ouder dan 20 jaar is het aandeel 27%. Bij jongere serres zakt het aandeel tot 5% voor serres tussen de 2 en 5 jaar en 2% voor serres jonger dan 2 jaar. Het patroon bij buisverwarming en buisrail is vrij gelijkaardig aan dat van groeibuizen. Het aandeel is met 44% het hoogst bij serres tussen de 10 en 20 jaar en het laagst bij serres tussen 5 en 10 jaar met 13%. Bij de oudste serres bedraagt het aandeel 32%. Ook hier zakt het aandeel bij de jongste serres tot 5-6%. Tabel 21. Verwarmingssysteem per bouwjaar (ha) Buisverwarming en buisrail Groeibuizen Hete luchtkachels a. > 20 jaar 248,33 94,84 9,33 b jaar 341,74 192,97 5,41 c jaar 103,41 36,58 1,00 d. 2-5 jaar 36,28 16,23 e. < 2 jaar 51,30 8,53 0,60 Binnen het areaal serres met dezelfde ouderdom varieert ook het belang van de verwarmingsysteem. Buisverwarming en buisrail zijn het populairst bij de jongste serres. 85% van het areaal wordt met dit systeem verwarmd. In de andere leeftijdscategorieën varieert het aandeel van 63% bij serres tussen de 10 en 20 jaar tot 73% bij serres tussen de 5 en 10 jaar. Het aandeel van luchtkachels is nooit groot geweest. Het maximum aandeel bedraagt 3% bij de serres ouder dan 20 jaar. 6.4 Energiebesparende maatregelen Tabel 22 bevat informatie over dakbedekking en teelttype. Uit die tabel blijkt dat 92% van alle serres enkel glas als dakbedekking hebben. Minder dan 1% gebruikt een kunststof. 2% gebruikt gecoat glas. Een 4% gebruikt een andere dakbedekking of dubbel glas. Bij vruchtgroenten, groenten in teeltafwisseling en sla wordt vrijwel uitsluitend enkel glas gebruikt. Het laagste gebruik van enkel glas vindt plaats bij azalea. 72% van de dakbedekking van het areaal kasplanten bestaat uit enkel glas. Andere dakbedekkingen worden in 16% van het areaal gebruikt en gecoat glas in 8% van het areaal. De categorie andere dakbedekking is relatief populair bij aardbeien (13%), andere gewassen (10%), azalea (13%), snijbloemen (8%), fruit (7%). Gecoat glas is vrij populair bij andere bol- en knolgewassen (8%) en azalea (8%). 34

35 Tabel 22. Dakbedekking en teelttype (ha) Dakbedekking Dubbel glas Enkel glas Andere Gecoat glas Kunststof Vruchtgroenten 1,79 306,34 1,95 1,90 Sla 0,24 88,45 0,12 0,85 Groenten in teeltafwisseling 0,84 84,09 0,24 0,86 Aardbeien 33,15 5,50 0,14 3,82 Sierteelt kasplanten 1,69 30,87 6,75 3,31 Sierteelt azalea 1,31 41,11 6,90 4,59 Sierteelt snijbloemen 0,00 23,70 2,01 Andere bol- en knolgewassen 0,40 34,12 0,66 3,20 Fruitteelt 3,72 0,30 Andere gewassen 0,40 14,50 1,93 1,68 Tabel 23 bevat gegevens over het gebruik van dakbedekking en de ouderdom van de serre. Het gebruik van enkel glas is vrij stabiel over de jaren. Een piekje in het gebruik van gecoat glas doet zich voor bij de oudste serres met 7% van het areaal van die serres. De hoogste piek bij kunststof is te vinden bij serres tussen de 2 en 5 jaar. En bij andere dakbedekking doet de piek zich voor bij serres tussen de 5 en 10 jaar met 12% van het areaal. Tabel 23. Dakbedekking (ha) dakbedekking dubbel glas enkel glas andere gecoat glas Kunststof a. > 20 jaar 4, , ,63 b jaar 1, ,62 3,55 4,92 c jaar 0, ,40 5,20 d. 2-5 jaar 0, ,35 0,53 2,53 e. < 2 jaar ,45 0,05 2,90 Bij zijwandbedekking wordt enkel glas in 90% van de gevallen gebruikt. Dubbel glas in 9% van de gevallen. Tabel 24 bevat informatie over het gebruik van het beweegbare energiescherm in functie van de teelt. 35

Situatieschets van de glastuinbouw in Vlaanderen. Marleen Mertens

Situatieschets van de glastuinbouw in Vlaanderen. Marleen Mertens Situatieschets van de glastuinbouw in Vlaanderen Marleen Mertens Glastuinbouw: belangrijke deelsector in Vlaamse landbouw Areaal tuinbouw: 8,2 % landbouwareaal glastuinbouw: 0,3 % van het landbouwareaal

Nadere informatie

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST VOOR DE WOONSECTOR IN 2001 EN 2002, SPECIFIEK VERBRUIK VAN DE TERTIAIRE SECTOR Synthesedocument Uitgevoerd op verzoek van het BIM, de Administratie

Nadere informatie

OVERZICHTSFICHE GROENTEN EN FRUIT IN VLAANDEREN

OVERZICHTSFICHE GROENTEN EN FRUIT IN VLAANDEREN OVERZICHTSFICHE GROENTEN EN FRUIT IN VLAANDEREN Praktisch De tuinbouwsector neemt slecht 8% van de totale landbouwoppervlakte in Vlaanderen in beslag, maar is verantwoordelijk voor bijna één derde van

Nadere informatie

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX FOCUS 14 DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX RESULTATEN ENQUÊTE NAJAAR 14 Departement Landbouw en Visserij afdeling Monitoring en Studie 1. Blik op de conjunctuurindex 2. Landbouw per deelsector 3. Tuinbouw

Nadere informatie

WETENSCHAPPELIJK RAPPORT MIRA 2009 DEELSECTOR GLASTUINBOUW

WETENSCHAPPELIJK RAPPORT MIRA 2009 DEELSECTOR GLASTUINBOUW WETENSCHAPPELIJK RAPPORT MIRA 2009 DEELSECTOR GLASTUINBOUW Milieurapport Vlaanderen Vlaamse Milieumaatschappij Van Benedenlaan 34 2800 Mechelen tel. 015 45 14 61 fax 015 43 32 80 e-mail mira@vmm.be website

Nadere informatie

Bepaling van het energieverbruik in de Vlaamse land- en tuinbouw

Bepaling van het energieverbruik in de Vlaamse land- en tuinbouw Bepaling van het energieverbruik in de Vlaamse land- en tuinbouw Annemie Maertens, Dirk Van Lierde Centrum voor Landbouweconomie (CLE) Studie uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij, MIRA

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2014

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2014 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris hernieuwbare energiebronnen Vlaanderen 2005-2014, Vito, januari 2016 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2014 bedraagt 5,7 % Figuur 1 groene stroom uit bio-energie

Nadere informatie

Onderbenutting toeslagrechten: campagne

Onderbenutting toeslagrechten: campagne Onderbenutting toeslagrechten: campagne 2008-2009 2012 Departement Landbouw en Visserij afdeling Monitoring en Studie Joeri Deuninck Onderbenutting toeslagrechten: campagne 2008-2009 Joeri Deuninck Februari

Nadere informatie

Eindexamen m&o vwo 2010 - I

Eindexamen m&o vwo 2010 - I Opgave 5 Bij deze opgave horen de informatiebronnen 6 tot en met 9. Peter Steenbergen en Erik Koolwijk zijn de twee directeur-grootaandeelhouders van glastuinbouwbedrijf Rijkgroen bv. Het bedrijf heeft

Nadere informatie

buffer warmte CO 2 Aardgas / hout WK-installatie, gasketel of houtketel brandstof Elektriciteitslevering aan net

buffer warmte CO 2 Aardgas / hout WK-installatie, gasketel of houtketel brandstof Elektriciteitslevering aan net 3 juli 2010, De Ruijter Energy Consult Energie- en CO 2 -emissieprestatie van verschillende energievoorzieningsconcepten voor Biologisch Tuinbouwbedrijf gebroeders Verbeek in Velden Gebroeders Verbeek

Nadere informatie

Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt, Kruishoutem

Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt, Kruishoutem Mogelijke innovaties tot energiebesparing in de Vlaamse glastuinbouw Evert Eriksson 23 oktober, PCS Destelbergen Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt, Kruishoutem Overzicht 1. Situatie glastuinbouw

Nadere informatie

Tuinbouw & energie. Merksplas 29 mei 2010.

Tuinbouw & energie. Merksplas 29 mei 2010. Merksplas 29 mei 2010. Veiling Hoogstraten: Coöperatie van 300 actieve leden Productomzet 2009 : 120 milj./ zakencijfer 150 milj. Aardbeien, tomaten, paprika, komkommer. Dienstverlening in verkoop, marktklaar

Nadere informatie

Mogelijke oplossingen voor het energieprobleem

Mogelijke oplossingen voor het energieprobleem http://glasreg.khk.be/ www.kvlt.be Mogelijke oplossingen voor het energieprobleem Studiedag: Toekomst voor de glastuinbouw? 1 december 2006 Herman Marien Energieprobleem: van kennis tot besparing 1. Kennis

Nadere informatie

Bio-WKK en WKK in de glastuinbouw: meer met minder

Bio-WKK en WKK in de glastuinbouw: meer met minder Voor kwaliteitsvolle WarmteKrachtKoppeling in Vlaanderen Bio-WKK en WKK in de glastuinbouw: meer met minder 16/12/2010 Cogen Vlaanderen Daan Curvers COGEN Vlaanderen Houtige biomassa in de landbouw 16

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris duurzame energie in Vlaanderen 2013, Deel I: hernieuwbare energie, Vito, september 2014 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2013 bedraagt 5,9% Figuur 1 bio-elektriciteit

Nadere informatie

MAXIMALE RENTABILITEITSOPPERVLAKTEN VOOR DE PERIODE 25/11/ /11/2022

MAXIMALE RENTABILITEITSOPPERVLAKTEN VOOR DE PERIODE 25/11/ /11/2022 //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// MAXIMALE RENTABILITEITSOPPERVLAKTEN VOOR

Nadere informatie

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw,

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, 2012-2016 Indicator 16 januari 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Westvoorne CO 2 - uitstoot

Westvoorne CO 2 - uitstoot Westvoorne CO 2 - uitstoot De grafiek geeft de CO 2-uitstoot verdeeld over de hoofdsectoren over de jaren 2010 tot en met 2013. Cijfers zijn afkomstig uit de Klimaatmonitor van RWS. Cijfers over 2014 zijn

Nadere informatie

De bedrijfsdoorlichting als mogelijke oplossing?!

De bedrijfsdoorlichting als mogelijke oplossing?! De bedrijfsdoorlichting als mogelijke oplossing?! Marijke Dierickx Hoe ga ik correct om spuistroom? 7/12/2010 Situering rol erkende centra Bedrijfsdoorlichting, hoe verloopt dat? Waar kan ik terecht? Praktijkvoorbeelden

Nadere informatie

Compensatie CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2013

Compensatie CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2013 Compensatie CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2013 Inhoud 1 Aanleiding 1 2 Werkwijze 2 2.1. Bronnen 2 2.2. Kentallen 2 3 CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie 3 4 Ontwikkeling 5 5

Nadere informatie

Houtbouw. in België vervolg op de enquêtes en uitgevoerd door Hout Info Bois 12% 2 % 5 % Hout Info Bois

Houtbouw. in België vervolg op de enquêtes en uitgevoerd door Hout Info Bois 12% 2 % 5 % Hout Info Bois Houtbouw in België 2015-2016 2 % 12% 5 % Hout Info Bois vervolg op de enquêtes 2011-2012 en 2013-2014 uitgevoerd door Hout Info Bois Sinds 2013 werkt Hout Info Bois samen met het Office Économique Wallon

Nadere informatie

Het aanbod aan producten rondom Houten/ De Knoest

Het aanbod aan producten rondom Houten/ De Knoest Het aanbod aan producten rondom Houten/ De Knoest Hieronder volgt een presentatie van structuurkenmerken van bedrijfstypen, die producten kunnen leveren die voor de Streekwinkels interessant kunnen zijn.

Nadere informatie

Bijlage 6 Model voor de rapportage, behorend bij artikel 3.73. Jaarlijks voor 1 mei inleveren, lees voor invullen eerst de toelichting.

Bijlage 6 Model voor de rapportage, behorend bij artikel 3.73. Jaarlijks voor 1 mei inleveren, lees voor invullen eerst de toelichting. BIJLAGE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL J, VAN DE REGELING VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU VAN (6.0.202), NR. IENM/BSK-202/7597, TOT WIJZIGING VAN DE REGELING ALGEMENE REGELS VOOR INRICHTINGEN

Nadere informatie

Werkgroep Landbouw (2 e deel: glastuinbouw) 20 september 2007

Werkgroep Landbouw (2 e deel: glastuinbouw) 20 september 2007 Werkgroep Landbouw (2 e deel: glastuinbouw) 20 september 2007 Doelstelling: 75 % van het energiegebruik in de glastuinbouw op basis van aardgas en andere duurzame energiebronnen in 2012 Energie enquête

Nadere informatie

Commissie Benchmarking Vlaanderen

Commissie Benchmarking Vlaanderen Commissie Benchmarking Vlaanderen 023-0170 Bijlage I TOELICHTING 17 Bijlage I : WKK ALS ALTERNATIEVE MAATREGEL 1. Inleiding Het plaatsen van een WKK-installatie is een energiebesparingsoptie die zowel

Nadere informatie

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX FOCUS 2015 DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX RESULTATEN ENQUÊTE VOORJAAR 2015 INHOUD 1. Vlaamse conjunctuurindex 2. Landbouw 3. Tuinbouw 4. Investeringen 5. Belemmeringen 6. Meer informatie 1. VLAAMSE

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris duurzame energie in Vlaanderen 2013, Deel I: hernieuwbare energie, Vito, februari 2015 1 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2013 bedraagt 5,8 % Figuur 1 zon-elektriciteit

Nadere informatie

ENERGIE BESPAREN EN VERDUURZAMEN IN DE GLASTUINBOUW

ENERGIE BESPAREN EN VERDUURZAMEN IN DE GLASTUINBOUW Besparen en verduurzamen ENERGIE BESPAREN EN VERDUURZAMEN IN DE GLASTUINBOUW Over Kas als Energiebron Kas als Energiebron is het innovatie- en actieprogramma voor de glastuinbouw met als doel de uitstoot

Nadere informatie

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX FOCUS 2015 DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX RESULTATEN ENQUÊTE NAJAAR 2015 INHOUD 1. Vlaamse conjunctuurindex 2. Landbouw 3. Tuinbouw 4. Belemmeringen 5. Administratieve taken 6. Meer informatie 1.

Nadere informatie

INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW FOCUS 2014 INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW RESULTATEN 2014 VAN HET LANDBOUWMONITORINGSNETWERK Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij 1. Blik op innovatie 2. Innovatie bij Vlaamse land-

Nadere informatie

De rendabiliteit van het tuinbouwbedrijf

De rendabiliteit van het tuinbouwbedrijf 0 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap De rendabiliteit van het tuinbouwbedrijf Boekjaar 2003 35 210 30 180 25 150 20 120 15 90 10 60 5 30 0 publicatie n 2.05 Centrum voor januari 2005 Landbouweconomie

Nadere informatie

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2012

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2012 AMS FOCUS 212 PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 212 Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij 1. Blik op de productierekeningen 2. Productiewaarde 3. Intermediair verbruik 4. Netto

Nadere informatie

HOE GAAT HET MET U? FOCUS. Welzijn in de land- en tuinbouwsector 1. SAMENVATTING INHOUD

HOE GAAT HET MET U? FOCUS. Welzijn in de land- en tuinbouwsector 1. SAMENVATTING INHOUD FOCUS HOE GAAT HET MET U? Welzijn in de land- en tuinbouwsector INHOUD 1. Samenvatting 2. Stress 3. Tevredenheid 4. Problemen op het bedrijf 5. Conclusies 6. Meer info 1. SAMENVATTING Ongeveer 550 bedrijfsleiders

Nadere informatie

Regeling model rapportageformulier Besluit glastuinbouw

Regeling model rapportageformulier Besluit glastuinbouw Zoals geldig vanaf november 2009 Regeling model rapportageformulier Besluit glastuinbouw De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Handelende in overeenstemming met

Nadere informatie

PERSBERICHT CIM 22/04/2015

PERSBERICHT CIM 22/04/2015 PERSBERICHT CIM 22/04/2015 Nieuwe CIM studie over kijkgedrag op nieuwe schermen Belgen keken nooit eerder zoveel naar TV-content Het CIM, verantwoordelijk voor kijkcijferstudies in België, volgt sinds

Nadere informatie

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Samenvatting

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Samenvatting ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST 216 Samenvatting EINDVERSIE - OKTOBER 218 1. Samenvatting van de energiebalans 216 Elk jaar stelt Leefmilieu Brussel de energiebalans van het Brussels

Nadere informatie

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW FOCUS 214 DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 214 Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij 1. Blik op de productierekeningen 2. Productiewaarde 3. Intermediair verbruik 4. Netto

Nadere informatie

Bijlage VMBO-KB biologie CSE KB. tijdvak 1

Bijlage VMBO-KB biologie CSE KB. tijdvak 1 Bijlage VMBO-KB 2012 tijdvak 1 biologie CSE KB. KB-0191-a-12-1-b Glastuinbouw informatie Lees eerst informatie 1 tot en met 5 en beantwoord dan vraag 38 tot en met 46. Bij het beantwoorden van die vragen

Nadere informatie

Belgisch areaal aardappelen 2015

Belgisch areaal aardappelen 2015 02.4 Belgisch areaal aardappelen 2015 V. De Blauwer (Inagro), D. Florins (FIWAP) Samenvatting In 2015 werden iets minder aardappelen uitgeplant. De daling was echter beperkt en het totale areaal blijft

Nadere informatie

Efficiënt energiegebruik in de glastuinbouw

Efficiënt energiegebruik in de glastuinbouw Efficiënt energiegebruik in de glastuinbouw GlasReg: Technologische Dienstverlening 13 door Herman Marien (Kilto vzw) Energie in de glastuinbouw Energietaal Eenheden Voelbaar / niet voelbaar Brandstof

Nadere informatie

Mededeling van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 22 juli 2008

Mededeling van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 22 juli 2008 Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 19 B-1000 Brussel Tel. +32 2 553 13 79 Fax +32 2 553 13 50 Email: info@vreg.be Web:

Nadere informatie

3.3 Kennis m.b.t. klimaatverandering

3.3 Kennis m.b.t. klimaatverandering 3.3 Kennis m.b.t. klimaatverandering 3.3.1 Beeldvorming rond klimaatverandering Aan de hand van een aantal uitspraken zijn we nagegaan hoe de Belgen over het algemeen tegenover klimaatverandering staan.

Nadere informatie

Rapport glastuinbouw Nieuw Zeeland

Rapport glastuinbouw Nieuw Zeeland Rapport glastuinbouw Nieuw Zeeland Er is veel informatie bekend over de gehele horticultuur sector in Nieuw Zeeland. De kassenteelt sector is minder goed in kaart gebracht. Op een onderzoek uit 2012 na,

Nadere informatie

Inagro en de Provincie West-Vlaanderen bouwen nieuwe onderzoeksserre op het dak van de Reo Veiling

Inagro en de Provincie West-Vlaanderen bouwen nieuwe onderzoeksserre op het dak van de Reo Veiling Inagro vzw Ieperseweg 87 8800 Beitem T 051 27 32 00 F 051 24 00 20 E info@inagro.be PERSBERICHT Inagro en de Provincie West-Vlaanderen bouwen nieuwe onderzoeksserre op het dak van de Reo Veiling De Provincie

Nadere informatie

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Werkverwachtingen van schoolverlaters in het land- en tuinbouwonderwijs in Vlaamderen

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Werkverwachtingen van schoolverlaters in het land- en tuinbouwonderwijs in Vlaamderen 0 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Werkverwachtingen van schoolverlaters in het land- en tuinbouwonderwijs in Vlaamderen Ann Verspechtcht Dirk Van Lierde Nicole Taragola 35 210 30 180 25 150 20 120

Nadere informatie

Energietransitie in de Betuwse Bloem

Energietransitie in de Betuwse Bloem Energietransitie in de Betuwse Bloem Eric Poot, Wageningen UR Glastuinbouw Energietransitie Landelijk niveau (Nederland) Energie infrastructuur: Landelijke grids aardgas en electra Kennis: landelijke energietransitie

Nadere informatie

Eerste resultaten van de Monitor-enquête over de mobiliteit van de Belgen

Eerste resultaten van de Monitor-enquête over de mobiliteit van de Belgen Eerste resultaten van de Monitor-enquête over de mobiliteit van de Belgen Inleiding De FOD Mobiliteit en Vervoer en het Vias-instituut hebben een grote enquête georganiseerd om de mobiliteitsgewoonten

Nadere informatie

http://glasreg.khk.be/ www.khk.be Smart grid Wkk in de glastuinbouw als ondersteuning Slimme netten en Wkk 29/02/2012 Herman Marien

http://glasreg.khk.be/ www.khk.be Smart grid Wkk in de glastuinbouw als ondersteuning Slimme netten en Wkk 29/02/2012 Herman Marien http://glasreg.khk.be/ www.khk.be Smart grid Wkk in de glastuinbouw als ondersteuning Slimme netten en Wkk 29/02/2012 Herman Marien Productieproces in serre Productieproces Teelt Productverwerking Productiemiddelen

Nadere informatie

WKK in de glastuinbouw samen sterk. Mechelse Veiling 23 mei 2006

WKK in de glastuinbouw samen sterk. Mechelse Veiling 23 mei 2006 WKK in de glastuinbouw samen sterk Mechelse Veiling 23 mei 2006 WKK in de glastuinbouw Welkom R. Libotte - Fiburo WKK Ideaal voor glastuinbouw H.Marien - GlasReg Deutz-Concept Pauze WKK en milieu Voordelen:

Nadere informatie

Evolutie van de Belgische voorraden

Evolutie van de Belgische voorraden Evolutie van de Belgische voorraden 2015-2016 V. De Blauwer (Inagro), D. Florins (FIWAP), P. Lebrun (FIWAP) Samenvatting Jaarlijks houden FIWAP, CARAH, PCA en Inagro een enquête om de evolutie van de aardappelvoorraden

Nadere informatie

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw,

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, 2000-2012 Indicator 30 maart 2015 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

351 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken.

351 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken. nummer postnummer Gentse steenweg 10 bus 5 9300 gemeente Aalst bestemming appartement type - bouwjaar 1971 softwareversie 1.5.2 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 351 De energiescore laat toe om de heid

Nadere informatie

Het energieverbruik in de Vlaamse land- en tuinbouw

Het energieverbruik in de Vlaamse land- en tuinbouw 0 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Het energieverbruik in de Vlaamse land- en tuinbouw Annemie Maertens Dirk Van Lierde 35 210 30 180 25 150 20 120 15 90 10 60 5 30 0 publicatie n 1.01 januari 2003

Nadere informatie

Door: Vincent Damen Ninja Hogenbirk Roel Theeuwen

Door: Vincent Damen Ninja Hogenbirk Roel Theeuwen Door: Vincent Damen Ninja Hogenbirk Roel Theeuwen 31 mei 2012 INHOUDSOPGAVE Inleiding... 3 1. Totale resultaten... 4 1.1 Elektriciteitsverbruik... 4 1.2 Gasverbruik... 4 1.3 Warmteverbruik... 4 1.4 Totaalverbruik

Nadere informatie

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Studie (BRUGEL-STUDIE-20171208-25) Betreffende de OBERVATORIUM VAN DE PRIJZEN PROFESSIONELE KLANTEN 2009-2016-Executive summary Opgesteld

Nadere informatie

1 Producten voor de verkoop Consument en product Biologische achtergronden Afwijkingen van de normale regel 17 1.

1 Producten voor de verkoop Consument en product Biologische achtergronden Afwijkingen van de normale regel 17 1. Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Producten voor de verkoop 9 1.1 Consument en product 9 1.2 Biologische achtergronden 13 1.3 Afwijkingen van de normale regel 17 1.4 Afsluiting 19 2 Bewaarcondities en bewaarmethoden

Nadere informatie

DE RYCK Klima. 1 kw primaire energie 2,25 kw warmte. ŋ verlies op motor 10% netto vermogen op WP 34% geeft warmte afvoer verwarmingscircuit

DE RYCK Klima. 1 kw primaire energie 2,25 kw warmte. ŋ verlies op motor 10% netto vermogen op WP 34% geeft warmte afvoer verwarmingscircuit DE RYCK Klima LUWAGAM : pomp lucht-water aangedreven met gasmotor PAUL DE RYCK Werking op laag niveau (buitenlucht min. 0 C) omzetten naar warmte op hoog niveau (buiswater max. 50 C) Serreverwarming buis

Nadere informatie

Leeftijd bedrijven en energiebesparende opties in de glastuinbouw

Leeftijd bedrijven en energiebesparende opties in de glastuinbouw Leeftijd bedrijven en energiebesparende opties in de glastuinbouw Ir. R. Bakker Ing. N.J.A. van der Velden Ir. A.P. Verhaegh Januari 1999 Rapport 1.99.01 Landbouw-Economisch Instituut (LEI), Den Haag Het

Nadere informatie

Vegetarisch eten niet per se goed voor het klimaat

Vegetarisch eten niet per se goed voor het klimaat 1 van 5 4-3-2017 08:55 standaard.be Vegetarisch eten niet per se goed voor het klimaat Van onze redactrice Inge Ghijs BrusselWat moeten we eten als we met ons eetpatroon geen aanslag willen plegen op het

Nadere informatie

Energie nulmeting. Regio Amstelland-Meerlanden. Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning. Twynstra Gudde Adviseurs en Managers

Energie nulmeting. Regio Amstelland-Meerlanden. Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning. Twynstra Gudde Adviseurs en Managers Energie nulmeting Regio Amstelland-Meerlanden Concept 22 oktober 2008 Opdrachtgever: Twynstra Gudde Adviseurs en Managers Opgesteld door: Bosch & Van Rijn Drs. G. Bosch Ing. J. Dooper Inhoudsopgave 1.

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris hernieuwbare energiebronnen Vlaanderen 2005-2016, Vito, oktober 2017 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2016 bedraagt 6,4% Figuur 1 groene stroom uit bio-energie

Nadere informatie

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 19 juli 2007 Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies Eén op de tien Belgen werkt in een ander gewest; één op de vijf in een andere

Nadere informatie

Energievoorziening & Rekenen

Energievoorziening & Rekenen http://glasreg.khk.be/ www.khk.be Energievoorziening & Rekenen Cursus klimaatsturing PCS 29 / 02 / 2012 Herman Marien Energievoorziening: waar staan we vandaag? 1. Vermogen & energie? 2. Warmteverliezen?

Nadere informatie

Energieverbruik door de industrie,

Energieverbruik door de industrie, Indicator 29 september 2014 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2013 (nader voorlopige

Nadere informatie

bestaand gebouw met woonfunctie

bestaand gebouw met woonfunctie Energiezuinigheid van de gebouwschil energiezuinig niet energiezuinig gemiddelde U-waarde van de gebouwschil Energiezuinigheid van de verwarmingsinstallatie energiezuinig niet energiezuinig gemiddeld installatierendement

Nadere informatie

De Vlaamse glastuinbouw en zijn concurrenten

De Vlaamse glastuinbouw en zijn concurrenten 0 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap De Vlaamse glastuinbouw en zijn concurrenten Hadewych Georges Dirk Van Lierde Ann Verspecht DK UK NL BE 35 210 30 25 20 180 150 120 DE 15 90 10 60 5 30 0 ES FR IT

Nadere informatie

ECN-N Energiescenario s Drenthe 2030

ECN-N Energiescenario s Drenthe 2030 December 2016 ECN-N--16-031 Energiescenario s Drenthe 2030 Gerdes, J. Gewijzigd op: 16-12-2016 13:20 2 Inhoud 1 Context van de energiescenario s voor 2030 4 2 Uitgangspunten voor drie scenario s 5 3 Ontwikkelingen

Nadere informatie

De ka(n)s voor energie: The Big Picture

De ka(n)s voor energie: The Big Picture De ka(n)s voor energie: The Big Picture Eric Poot, Wageningen UR Glastuinbouw eric.poot@wur.nl Toekomst Glastuinbouw 2 keer meer met 2 keer minder 1 De Ka(n)s voor energie Ondernemers Overheden Kennisinstellingen

Nadere informatie

Notitie totale investeringen warmtetransitie provincie Noord-Holland

Notitie totale investeringen warmtetransitie provincie Noord-Holland Notitie totale investeringen warmtetransitie provincie Noord-Holland Samenvatting De totale investeringsomvang om de woningen en utiliteitsgebouwen in de provincie Noord-Holland in 2050 klimaatneutraal

Nadere informatie

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. 4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,

Nadere informatie

Invuloefeningen (derde graad)

Invuloefeningen (derde graad) Invuloefeningen (derde graad) Spelregels Vul de oefeningen in tijdens of vlak na het bekijken van de tentoonstelling Sla je slag. De antwoorden op de vragen zijn terug te vinden op de tentoonstelling.

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Ringlaan nummer 64 bus 5 bestemming appartement type - bouwjaar 2003 softwareversie 9.10.0 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 188 De

Nadere informatie

227 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken.

227 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken. nummer postnummer Louis Dhont 24 bus 9 9800 gemeente Deinze bestemming appartement type - bouwar 1994 softwareversie 1.5.2 berekende energiescore (kwh/m²ar): 227 De energiescore laat toe om de heid van

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Zeedijk nummer 297 bus 0804 bestemming appartement type - softwareversie 9.15.1 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 226 De energiescore

Nadere informatie

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt. 2.2 Gavpppd en socio-economische kenmerken Iedereen die mobiliteit en verplaatsingsgedrag bestudeert, heeft wellicht al wel eens van een studie gehoord waarin socio-economische kenmerken gebruikt worden

Nadere informatie

van 11 december 2007

van 11 december 2007 Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 19 B - 1000 BRUSSEL e-mail : info@vreg.be tel. : +32 2 553 13 53 fax : +32 2 553 13

Nadere informatie

Onderwerp: Advies inzake Evaluatie mantelzorgbeleid 2017 Bijlage: Een kritische kijk op het rapport Situatie en behoeften mantelzorgers in Schagen

Onderwerp: Advies inzake Evaluatie mantelzorgbeleid 2017 Bijlage: Een kritische kijk op het rapport Situatie en behoeften mantelzorgers in Schagen Wmo- en Jeugdadviesraad Schagen Wmo- en Jeugdadviesraad Schagen p/a Jan van der Benstraat 32 1742 SE SCHAGEN wmoadviesraad@schagen.nl College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Schagen Laan

Nadere informatie

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw,

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, 2000-2008 Indicator 4 oktober 2011 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Rapport glastuinbouw Nieuw Zeeland. In opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken

Rapport glastuinbouw Nieuw Zeeland. In opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken Rapport glastuinbouw Nieuw Zeeland In opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken Rapport glastuinbouw Nieuw Zeeland Er is veel informatie bekend over de gehele horticultuur sector in Nieuw Zeeland.

Nadere informatie

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX FOCUS 2017 DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX RESULTATEN ENQUÊTE NAJAAR 2017 INHOUD 1. Index stijgt lichtjes 2. Landbouwsectoren 3. Tuinbouwsectoren 4. Belemmeringen 5. Meer informatie 1. INDEX STIJGT

Nadere informatie

INTERREGIONALE LANDBOUWERS

INTERREGIONALE LANDBOUWERS DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ INTERREGIONALE LANDBOUWERS Campagne 2019 //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris hernieuwbare energiebronnen Vlaanderen 2005-2015, Vito, september 2016 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2015 bedraagt 6,0 % Figuur 1 groene stroom uit bio-energie

Nadere informatie

Impact van efficiënte openbare verlichting op de CO 2 uitstoot

Impact van efficiënte openbare verlichting op de CO 2 uitstoot Impact van efficiënte openbare verlichting op de CO 2 uitstoot CE4 N35N 13.5.29 Samenvatting Drie scenario s om de hoeveelheid CO 2 te berekenen, die niet uitgestoten wordt als er energie bespaard wordt

Nadere informatie

WKK-barometer 2016 juni Zwartzustersstraat 16, bus Leuven

WKK-barometer 2016 juni Zwartzustersstraat 16, bus Leuven WKK-barometer 2016 juni Zwartzustersstraat 16, bus 0102-3000 Leuven 016 58 59 97 info@cogenvlaanderen.be www.cogenvlaanderen.be Dit is de eerste WKK-barometer die COGEN Vlaanderen publiceert. De bedoeling

Nadere informatie

Broeikaseffect van tuinbouwproducten

Broeikaseffect van tuinbouwproducten Broeikaseffect van tuinbouwproducten Het protocol in beeld juni 2009 Hans Blonk 23-6-2009 1 Inhoud 1. Ontwikkelingstraject 2. Resultaten: cases 3. Resultaten: methodiek en protocol 1. Ontwikkelingstraject

Nadere informatie

JONGE LANDBOUWERS IN VLAANDEREN

JONGE LANDBOUWERS IN VLAANDEREN JONGE LANDBOUWERS IN VLAANDEREN 2019 DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ Rapport JONGE LANDBOUWERS IN VLAANDEREN www.vlaanderen.be Colofon Samenstelling Departement Landbouw en Visserij Auteur Veerle Vermeyen

Nadere informatie

368 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken.

368 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken. nummer postnummer Albert I laan 319 bus 0802 8620 gemeente Nieuwpoort bestemming appartement type - bouwjaar 1996 softwareversie 1.5.2 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 368 De energiescore laat toe

Nadere informatie

1.1 Situering van de Energieproblematiek. Valorisatie Restwarmte Restwarmte: gebruik in serre: Restwarmte in de glastuinbouw.

1.1 Situering van de Energieproblematiek. Valorisatie Restwarmte Restwarmte: gebruik in serre: Restwarmte in de glastuinbouw. http://glasreg.khk.be/ www.khk.be Restwarmte in de glastuinbouw. Studiedag: warmtevalorisatie bij vergisting? 5 december 2006 Herman Marien Restwarmte: gebruik in serre: 1. Serre Plantengroei armtevraag

Nadere informatie

Bijlage VMBO-GL en TL

Bijlage VMBO-GL en TL Bijlage VMBO-GL en TL 2012 tijdvak 1 biologie CSE GL en TL Deze bijlage bevat informatie GT-0191-a-12-1-b Glastuinbouw informatie Lees eerst informatie 1 tot en met 6 en beantwoord dan vraag 38 tot en

Nadere informatie

VR MED.0081/1

VR MED.0081/1 VR 2017 1702 MED.0081/1 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW MEDEDELING AAN DE LEDEN VAN VLAAMSE REGERING Betreft: Voortgangsrapport van Vlaams mitigatieplan 2013-2020 met Broeikasgasinventaris

Nadere informatie

Zonne-energie. Een stadspanelonderzoek. November Erik van der Werff.

Zonne-energie. Een stadspanelonderzoek. November Erik van der Werff. Zonne-energie Een stadspanelonderzoek Erik van der Werff November 2018 www.oisgroningen.nl Inhoud Samenvatting 3 1. Inleiding 4 1.1 Aanleiding van het onderzoek 4 1.2 Doel van het onderzoek 4 1.3 Onderzoeksmethode

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Kortrijksesteenweg nummer 132 bus 0103 bestemming appartement type - bouwjaar 2001 softwareversie 9.11.0 berekende energiescore (kwh/m²jaar):

Nadere informatie

AANTAL FRUIT ARBEIDSINKOMEN VLAANDEREN EURO BEDRIJ BEDRIJFSECONOMISCHE GEMIDDELD MILJARD ECONOMISCH BRUTO ANDEEL S GESTEGEN VARKENS VOEDERGEWASSEN

AANTAL FRUIT ARBEIDSINKOMEN VLAANDEREN EURO BEDRIJ BEDRIJFSECONOMISCHE GEMIDDELD MILJARD ECONOMISCH BRUTO ANDEEL S GESTEGEN VARKENS VOEDERGEWASSEN Els Bernaerts, Els Demuynck VLAANDEREN UW VARKENS ANDEEL S GESTEGEN STIJGING RUNDVEE TABEL BASIS INBOUWWAARDE BELANG KOSTEN DRIJVENFAK GROENTEN AGRARISCHE MILJARD ERINGSKAART MELK MILJOEN LANDBOUWBEDRIJVEN

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Donklaan nummer 188B bus 1 bestemming appartement type - bouwjaar - softwareversie 9.10.0 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 430 De

Nadere informatie

Vier werknemers op tien krijgen opleiding en vorming

Vier werknemers op tien krijgen opleiding en vorming ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 13 september 2007 Vier werknemers op tien krijgen opleiding en vorming Vormingsinspanningen van Belgische ondernemingen in 2005 62,5%

Nadere informatie

Warmte in Nederland. Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk

Warmte in Nederland. Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk Warmte in Nederland Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk Warmte kost veel energie Warmtevoorziening is verantwoordelijk voor bijna 40% van het energiegebruik in Nederland.

Nadere informatie

Commissie Benchmarking Vlaanderen

Commissie Benchmarking Vlaanderen Commissie Benchmarking Vlaanderen 023-0096 TOELICHTING 09 WARMTE KRACHT KOPPELING 1. Inleiding Warmte Kracht Koppeling (WKK) is het gecombineerd genereren van warmte, meestal onder de vorm van stoom, en

Nadere informatie