Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Olieberg'

Transcriptie

1 Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Olieberg' Onderzoek tot m.e.r. Gemeente Oostrozebeke Ernest Brengierstraat Oostrozebeke Grontmij Vlaanderen Brugge, 27 juli 2009

2 Verantwoording Titel : Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Olieberg' Subtitel : Onderzoek tot m.e.r. Projectnummer Referentienummer : _mer_03 Revisie : 03 Datum : 27 juli 2009 Auteur(s) : CPI, CVB adres : cindy.vandenbogaerde@grontmij.be Gecontroleerd door : Karel Vanackere Paraaf gecontroleerd : Goedgekeurd door : Karel Vanackere Paraaf goedgekeurd : Contact : Oostendse Steenweg 146 B-8000 Brugge T F brugge@grontmij.be Pagina 2 van 21

3 Inhoudsopgave 1 Inleiding Situering en beschrijving van het plangebied Fysieke bestaande toestand Juridisch bestaande toestand Gewestplan BPA Ballingen Doelstellingen van de opmaak van RUP Olieberg Nulalternatief Aftoetsing m.e.r.-plicht van rechtswege Project-m.e.r.-plicht Noodzaak tot passende beoordeling Speciale beschermingszones Aard van het plan Conclusie Scoping milieu-effecten Aard van het plan Voorkomen van bijzonder beschermde gebieden VEN-gebieden Ramsar-gebieden Beschermde duingebieden Ecologische gebieden volgens bestemmingsplannen Onroerend Erfgoed Waterwingebieden Kwetsbaarheid plangebied Water Overstromingsgevoeligheid Grondwaterstroming Erosiegevoeligheid Bodem Biologische waarderingskaart Landschap: aanwezigheid ankerplaatsen en relictzones Inventaris bouwkundig erfgoed Centrale Archeologische Inventaris Landbouwtyperingskaart Herbevestigd agrarisch gebied Stiltegebieden Andere relevante milieudisciplines Mobiliteit en ruimtelijke aspecten Externe mensveiligheid Grensoverschrijdende aanzienlijke milieu-effecten Conclusie Eindconclusie Pagina 3 van 21

4 Inhoudsopgave (vervolg) Pagina 4 van 21

5 1 Inleiding Met de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse regering van 11 april 2008 is er meer duidelijkheid geschapen omtrent de integratie van milieueffectenrapportage (m.e.r.) in het planproces van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP). Vanaf 1 juni 2008 dient er bij de opmaak van RUP s formeel rekening gehouden te worden met het onderzoek van milieueffecten die de realisatie van de bestemmingen in dit RUP kunnen teweegbrengen. In de praktijk betekent dit dat voor elk RUP minimaal een onderzoek tot m.e.r. dient uitgevoerd te worden. De resultaten van het onderzoek tot m.e.r. worden aangewend om de ruimtelijke keuzes die in het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Olieberg gemaakt worden inhoudelijk te versterken en te onderbouwen. Het document is opgebouwd uit volgende stappen: Situering en beschrijving van het plangebied en de ruimtelijke doelstellingen (ruimtelijk en juridisch-beleidsmatig); Aftoetsing plan-mer-plicht van rechtswege Project-m.e.r.-plicht expliciet aftoetsen d.m.v. mogelijk relevante rubrieken uit bijlagen 1 en 2; Noodzaak passende beoordeling aftoetsen: Gelegen in of in de nabijheid van speciale beschermingszones? Aard plan: mate van verstoring, versnippering, ; Indien één van beide van toepassing is, is een plan-mer vereist. Scoping milieueffecten: eerste ruwe screening van de kwetsbaarheid van de omgeving en de aard van de milieu-impact van het ruimtelijk uitvoeringsplan. De scoping biedt volgende antwoorden: Is de opmaak van een PlanMER toch noodzakelijk? Zijn er bepaalde relevante milieudisciplines die verder uitgewerkt dienen te worden? Indien noodzakelijk, diepgaander onderzoek van de relevante milieudiscipline(s) zoals vastgesteld in de scoping; Eindconclusie. Pagina 5 van 21

6 Situering en beschrijving van het plangebied 2 Situering en beschrijving van het plangebied 2.1 Fysieke bestaande toestand Het ruimtelijk uitvoeringsplan situeert zich aan de zuidoostelijke rand van de gemeente Oostrozebeke, grenzend aan de dorpskern van het hoofddorp Oostrozebeke. Topografische kaart met afbakening plangebied Het deelplangebied 1 ligt bevat tussen de Kalbergstraat, de Halfweghuizenstraat, de achterzijde van de percelen grenzend aan Rozenbergstraat, de Veldstraat en de Ballingstraat. Het totale terrein heeft een oppervlakte van ongeveer 25.5 ha. Deelplangebied 2 ligt bevat tussen de Waterstraat in het noordoosten, een aangrenzende, private landbouwweg langs de oostelijke grens, een private toegangsweg langsheen de noordwestelijke grens, en de eigendomsgrens tussen de zuidelijk gelegen hoeve en het aanpalende industriegebouw. Deelplangebied 2 omvat ongeveer 2,8 ha. Pagina 6 van 21

7 Situering en beschrijving van het plangebied Situering plangebied op stratenplan (bron: streetnet) DEELPLANGEBIED 1 ligt aan de rand van dorpskern van het hoofddorp Oostrozebeke en bevat deels woningbouw, economische bedrijvigheid en deels agrarische structuren. Het betreft een aangetast gebied in de onmiddelijke omgeving van enkele gemeentelijke voorzieningen. Geen van alle aanwezige infrastructuren of functies lijkt ruimtelijk samen te hangen of ligt verweven binnen een groter geheel. We kunnen het plangebied indelen in verschillende ruimtelijk structuren met al dan niet verschillende functies: o o o o Aan de noordelijke grens, langs de Kalbergstraat bevindt zich open en gesloten woningbouw met afwisselend 2 en 3 bouwlagen. Ditzelfde ruimtelijk beeld ervaren we aan de zuidelijke grens langsheen de eerste helft van de Veldstraat hier treffen we eveneens enkele landbouwbedrijven aan. Gekoppeld aan de Kalbergstraat, binnen het plangebied sluiten 3 doodlopende woonstraten (Meibosstraat, OLV-Straat en Wijk Kalberg) aan die, samen met enkele verkavelingen, een relatief geïsoleerde woonzone vormen. De bouwvormen binnen deze zone zijn hoofdzakelijk beperkt tot 1 bouwlaag met 1 bouwlaag in zadeldak. Langsheen de westelijke grens, binnen de plangrenzen (zijnde de Halfweghuisstraat) treffen we enkele alleenstaande woningen aan, waaronder ook het afgelegen OCMWdienstgebouw, rondom enkele landbouwgronden. Aan de westerlijke grens van de Halfweghuisstraat, buiten het plangebied bevindt zich, het Woon- en Zorgcentrum Rozenberg, alsook een zone voor sociale woningbouw, recent gerealiseerd. Hoewel de verscheidene woonblokken in het noorden en noordoosten van het plangebied vrijwel ruimtelijk geisoleerd zijn van hun directe omgeving, worden ze nog steeds verbonden door middel van voetgangersdoorsteken. De oost-westverbinding maakt nog deel uit van een historische voetweg die de kapel van OLV van Halle verbindt met de dorpskern. Pagina 7 van 21

8 Situering en beschrijving van het plangebied o o Het centrale deel van het plangebied wordt gekenmerkt door land- en tuinbouwactiviteiten. Ook de grootste oppervlakte van de site Olieberg ten noordoosten van het plangebied is ingevuld met akkerlanden en weilanden. Het zijn ingesloten open-ruimtes die vrij moeilijk ontsloten kunnen worden. Van landschappelijke waarden, landschapselementen of visueel aantrekkelijke zichten is binnen het plangebied weinig sprake. Kleinschalige afperkingen en/of inperkingen hebben de ruimte als geheel versnipperd en opgedeeld in afzonderlijk entiteiten zonder samenhang. DEELPLANGEBIED 2 is gelegen op ruim een kilometer ten zuidwesten van deelplangebied 1. Het sluit aan een groter agrarisch gebied, gelegen ten zuiden van de dorpskern. Het plangebied zelf is hoofdzakelijk ingevuld met bouwland en een bijhorende hoeve, in het uiterste zuiden van het plangebied. De open agrarische ruimte strekt zich buiten het plangebied verder uit in zuidoostelijke richting terwijl het in het noorden grenst aan een verkavelde woonwijk en in het westen en het zuiden aan metaalverwerkende bedrijven. Foto 1 voetwegen en kapel centraal in het deelplangebied 1 Foto 2 noordelijk gelegen woonverkaveling deelplangebied 1 Foto 3 centrale open ruimte en voetwegen deelplangebied 1 Foto 4 braakligggende zone in de woonverkaveling binnen deelplangebied 1 Foto 5 centraal gelegen boomkwekerij deelplangebied 1 Foto 6 Open ruimte deelplangebied 2 Luchtfotos met afbakening deelplangebieden (bron: Agiv) Pagina 8 van 21

9 Situering en beschrijving van het plangebied 2.2 Juridisch bestaande toestand Gewestplan De planologische context in het plangebied wordt gevormd door het gewestplan Roeselare-Tielt (KB ). Afbakening deelplangebied 1 en 2 binnen gewestplan Roeselare-Tielt BPA Ballingen Figuur: BPA Ballingen Het BPA geeft een bestemming aan de zone, gelegen in de Ballingstraat voor het gemeentelijk containerpark en openbare voorzieningen ten behoeve van de gemeentelijke technische buitendiensten. De zone bevat ook een bouwvrije strook, bestemd voor de aanleg van een groenbuffer, ter inkleding binnen de omgeving. Pagina 9 van 21

10 Situering en beschrijving van het plangebied 2.3 Doelstellingen van de opmaak van RUP Olieberg Bij de concrete uitwerking van de site Olieberg, als locatie voor nieuwe woongelegenheid, wordt uitgegaan van volgende doelstellingen: Fasering: De site heeft een oppervlakte van ongeveer 10 ha, waarvan 2,5 ha open ruimte blijft. De resterende 7,5 ha wordt gefaseerd ontwikkeld. Het westelijk gedeelte, aansluitend bij de woonkern van Oostrozebeke, wordt in de eerste fase ontwikkeld. Het oostelijk gedeelte wordt gereserveerd voor een tweede fase. Inbreidingsgerichtheid: Bij de invulling van het gebied worden de percelen, die het dichtst aansluiten bij de bestaande bebouwing, eerst verkaveld. Concreet betekent dit dat de site vanaf de oksel (in het noordwesten) wordt ontwikkeld. De inplanting van het containerpark zal hierop een uitzondering vormen. Groene dooradering: Tijdens de verschillende ontwikkelingsfases zal steeds rekening gehouden worden met de groene inrichting van de publieke ruimte. Deze ruimte zal zich manifesteren binnen de site in de vorm van pleinen, publieke parkjes, doorzichten, bomenrijen, poelen, wandel- en fietspaden, enz. Sociale woningbouw: Aangezien het aandeel sociale woningen in de gemeente vrij laag is kan dit ontwikkelingsproject een gunstige invloed hebben op de verhoging van dit cijfer. Seniorenwoningen. Aansluitend bij het woon- en zorgcentrum Rozenberg en de bestaande woningen van het OCMW, wordt een bijkomende zone voorzien waarin seniorenwoningen kunnen worden opgericht. Containerpark wordt ruimtelijk geïntegreerd binnen het geheel. Wat betreft het deelplan langsheen de Waterstraat, worden volgende doelstellingen vooropgesteld: uitbreiden van de zone voor agrarisch gebied ter hoogte van het bestaand landbouwbedrijf en het niet aan te snijden woonuitbreidingsgebied. 2.4 Nulalternatief Wanneer geen RUP wordt opgemaakt zal het gewestplan en het BPA Ballingen blijven gelden. De behoefte aan bijkomende ruimte voor (sociale) woningen en voor de uitbreiding van het woon- en zorgcentrum, zoals in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan aangegeven, zal in dit geval niet kunnen worden ingevuld. Pagina 10 van 21

11 3 Aftoetsing m.e.r.-plicht van rechtswege 3.1 Project-m.e.r.-plicht De project-m.e.r.-plicht wordt afgetoetst op basis van het besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectenrapportage, meer bepaald bijlagen 1 en 2. De activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd worden vallen hier niet onder. Uit nazicht van bijlage 2 Infrastructuurprojecten stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen, blijkt dat de activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen worden gerealiseerd: geen betrekking hebben op de bouw van 1000 of meer woongelegenheden, geen handelsruimte van m² brutovloeroppervlakte betreffen; geen verkeersgenererende werking met pieken van 1000 of meer personenautoequivalenten per tijdsblok van 2 uur hebben. 3.2 Noodzaak tot passende beoordeling Speciale beschermingszones Er zijn geen vogelrichtlijngebieden of habitatrichtlijngebieden in of in de nabijheid van het plangebied (geen op het grondgebied van Oostrozebeke). Vanuit dit criterium is geen passende beoordeling vereist Aard van het plan Uit voorgaande blijkt dat het plangebied niet gelegen is in of in de nabijheid van speciale beschermingszones. Het plan zal dus gezien ook de aard van de activiteiten (gemeenschapsvoorzieningen, wonen, agrarische activiteiten, groenzone) geen verstorend effect hebben op deze gebieden. Het RUP ordent een zone aansluitend bij de dorpskern van Oostrozebeke, waarbij onder andere een aantal agrarische gronden, dichtst gelegen bij de woonkern, herbestemd worden naar woonzone en op deze manier toegevoegd worden aan de centrale woonkern. Er is dus geen sprake van een versnipperend effect. 3.3 Conclusie De opmaak van een planmer wordt niet noodzakelijk geacht vanuit de project-m.e.r. plicht of de noodzaak tot een passende beoordeling. Pagina 11 van 21

12 4 Scoping milieu-effecten 4.1 Aard van het plan Met de opmaak van het RUP Olieberg, wordt een antwoord gegeven aan de behoefte aan bijkomende woningen in het kader van de woonbehoeftestudie van Oostrozebeke. Er wordt een menging van woonvormen en van gebouwentypologieën voorzien zodanig dat een gemengde woonwijk voor een groot doelpubliek wordt ontwikkeld. Deze woonwijk moet bovendien worden ingebed in de bestaande structuur van de ruimere omgeving. Hiervoor wordt bijzondere aandacht besteed aan de bereikbaarheid en toegankelijkheid voor zowel gemotoriseerd verkeer als voor langzaam verkeer. De ontsluiting van de zone gebeurt via bestaande en nieuwe wegen. Langsheen deze bestaande wegen kunnen door deze ingreep bijkomende woongelegenheden worden ontwikkeld waardoor de ordening van een ruimere zone beter wordt georganiseerd. Bovendien staat het publiek domein op die manier in functie van de ruimere omgeving. Aangezien de site aan de rand van de kern van Oostrozebeke is gelegen, is het van belang een kwalitatieve overgang naar de open ruimte te creëren. Integratie van groen en behoud van zichten naar de open ruimte brengen een meerwaarde aan de beleving van de site. Bijgevolg wordt centraal in de zone een openbare groene ruimte ingericht met integratie van de bestaande kapel. Als overgang naar de open ruimte worden meergezinsgebouwen ingeplant in een semi-publieke ruimte. Dit geeft een groen karakter aan de zone en zorgt voor open zichten naar de aanpalende open ruimte. De behoefte aan bijkomende woningen zal slechts geleidelijk aan worden ingevuld. Iedere fase moet op zich als een geheel kunnen werken en voldoende waardevolle kenmerken inhouden. Bij iedere fase blijft de bereikbaarheid voor zowel gemotoriseerd verkeer als voor langzaam verkeer behouden, wordt een gedeelte van het openbaar groen aangelegd en wordt een gelijkaardige woondichtheid gerealiseerd. In een tweede deelplangebied zal tevens een herbestemming gekoppeld worden van woongebied en woonuitbreidingsgebied naar agrarisch gebied, teneinde de ruimtebalans met betrekking tot agrarische functiezones in evenwicht te houden. Het huidig gebruik van de gronden blijft ongewijzigd. 4.2 Voorkomen van bijzonder beschermde gebieden In het Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage wordt aangegeven wat er verstaan wordt onder bijzonder beschermde gebieden : de speciale beschermingszones overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu; gebieden aangeduid overeenkomstig de Conventie van Ramsar inzake watergebieden van internationale betekenis; beschermde duingebieden of voor het duingebied belangrijk landbouwgebied zoals aangegeven ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen; Pagina 12 van 21

13 Scoping milieu-effecten natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening; bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, overstromingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening; beschermde landschappen, stads- of dorpsgezichten, monumenten of archeologische zones; waterwingebieden en bijhorende beschermingszones type I en II vastgesteld ter uitvoering van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer; het Vlaams Ecologisch Netwerk overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu; een volgens een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan vastgesteld erfgoedlandschap. Aangezien het voorkomen van deze bijzonder beschermde gebieden vaak een bepalende rol speelt in functie van het bepalen van de project-m.e.r.-plicht en gezien deze gebieden als bijzondere beschermde gebieden worden beschouwd omdat ze een hoge waarde en/of kwetsbaarheid vanuit milieuoogpunt hebben, geeft het voorkomen ervan een goede indicatie van gevoeligheid van het plangebied voor het mogelijk optreden van milieueffecten. Deze elementen worden daarom nu voor het plangebied van het RUP Olieberg onderzocht. In een verdere stap wordt dan nagegaan of rekening houdende met de aard van het plan een (aanzienlijk) milieueffect ten aanzien van deze gebieden kan optreden en hoe dit kan voorkomen worden VEN-gebieden Geen VEN-gebieden in of in de nabijheid van het plangebied (geen op het grondgebied van Oostrozebeke) Ramsar-gebieden Geen RAMSAR-gebieden in of in de nabijheid van het plangebied (geen op het grondgebied van Oostrozebeke) Beschermde duingebieden Niet van toepassing Ecologische gebieden volgens bestemmingsplannen In het plangebied zijn er geen natuurgebieden, bosgebieden valleigebieden, brongebieden, landschappelijk waardevol gebied of agrarische gebieden met ecologisch belang gelegen volgens het vigerende gewestplan Onroerend Erfgoed In het plangebied of in de nabijheid zijn er geen beschermde landschappen, stads- of dorpsgezichten gelegen, noch beschermde monumenten Waterwingebieden Pagina 13 van 21

14 Scoping milieu-effecten Het plangebied is niet gelegen in of nabij een oppervlaktewaterwingebied of een beschermingszone voor grondwaterwinning. De activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen worden gerealiseerd, hebben geen impact op het grondwater. 4.3 Kwetsbaarheid plangebied De aanwezigheid van bijzonder beschermde gebieden geeft weliswaar een idee van belangrijke te beschermen waarden, maar geeft vaak onvoldoende de kwetsbaarheid van een gebied weer. De kwetsbaarheid van een gebied is echter in belangrijke mate bepalend voor de te verwachten milieueffecten. Een gedetailleerde beschrijving van de kenmerken van het plangebied is in dit stadium van het onderzoek niet zinvol. Daarom wordt de kwetsbaarheid van het plangebied gekarakteriseerd aan de hand van beschikbaar kaartmateriaal, dat een ruwe indicatie hiervan weergeeft. Aangezien dit een eerder ruwe werkwijze is die de specifieke eigenheid van het gebied slechts beperkt in rekening brengt, wordt er uitgegaan van het voorzorgsbeginsel op dit vlak. Dit betekent dat als er twijfel is over de kwetsbaarheid ervan er wordt uitgegaan van een worst case inschatting van de kwetsbaarheid. Om de kwetsbaarheid in kaart te brengen raadplegen we volgend kaartmateriaal: recent overstroomde gebieden en waterlopenkaart; overstromingsgevoeligheid, grondwaterstromingsgevoeligheid, erosiegevoeligheid; gebieden met een zeer slechte drainage en/of een bijzondere gevoeligheid (zeer natte gronden - drainageklasse f, g of i volgens de bodemkaart en veen- en poelgronden); waardevolle of zeer waardevolle gebieden volgens de Biologische Waarderingskaart; relictzones en ankerplaatsen volgens de landschapsatlas eventueel aangevuld met informatie uit de inventaris van het bouwkundig erfgoed en de centraal archeologische inventaris (CAI); stiltegebieden; woonconcentraties (volgens topografische kaarten, gewestplan); landbouwgronden met een hoge of zeer hoge waardering volgens de landbouwtyperingskaart; landbouwgronden gelegen binnen de herbevestigde agrarische gebieden. Rekening houdend met de aard van het planelement, de aanwezige en geplande ontwikkelingen in de omgeving en de aard van/afstand tot kwetsbare gebieden, wordt het risico op milieueffecten beoordeeld en de gewenste diepgang per milieudiscipline vastgesteld Water Overstromingsgevoeligheid Binnen het plangebied zijn geen zones aangeduid als overstromingsgevoelig of als mogelijk overstromingsgevoelig. Binnen de grenzen van deelplangebied 1 merken we nog enkele kleinere zones op waar onder andere percelen liggen die overstroombaar zijn vanuit afspoelend exces hemelwater en/of vanuit waterloop. Het betreft echter gebieden die buiten de risicozone vallen in verwaarloosbaar zijn indien voldoende aandacht geschonken wordt aan de standaardmaatregelen bij integraal waterbeheer. Pagina 14 van 21

15 Scoping milieu-effecten Grondwaterstroming Beide deelplangebieden zijn ingekleurd als matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2) Erosiegevoeligheid Met uitzondering van een uiterst dunne strook in het oosten van deelplangebied 1, is de bodemoppervlakte binnen het volledige plangebied niet erosiegevoelig Bodem Afbakening deelplangebieden 1 en 2 binnen bodemkaart (Agiv) Pagina 15 van 21

16 Scoping milieu-effecten We merken een grote variatie aan bodemsoorten aan binnen het plan gebied die zich uitspreiden van droog zand tot nat zandleem met een verscheidenheid in textuur en profielontwikkeling. De meest gevoelige bodems zijn diegenen met drainageklassen f, g of i. Geen van beide bodems vallen hieronder. Tevens treffen we in het plangebied geen veenbodems of poelgronden aan. Textuur Code Drainage (.x.) Vochtig zand Sdp Sdp(o) Sch Scp(o) Sdc(h) Scc(h) Matig nat, matig gleyig Matig nat, matig gleyig Matig droog, zwak gleyig Matig droog, zwak gleyig Matig nat, matig gleyig Matig droog, zwak gleyig Droog zand Zbc(h) ZbP Sbc(h) Droog, niet gleyig Droog, niet gleyig Droog, niet gleyig Nat zandleem Pep Nat, sterk gleyig met reductiehorizont Antropogeen OB / Biologische waarderingskaart In het plangebied zijn geen biologisch waardevolle percelen aanwezig Landschap: aanwezigheid ankerplaatsen en relictzones Uit de Landschapsatlas blijkt dat het plangebied of de directe omgeving geen onderdeel vormt van een ankerplaats, relictzone of lijnrelict Inventaris bouwkundig erfgoed In het plangebied is er 1 gebouw opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed: de kapel in de Onze-Lieve-Vrouwestraat (deelplangebied 1). Omtrent dit gebouw, opgenomen in de inventaris voor bouwkundig erfgoed, is het aangewezen om in de stedenbouwkundige voorschriften aan te geven hoe met de waardevolle elementen van deze gebouwen dient omgegaan te worden, opdat deze elementen een duurzame toekomst kunnen krijgen Centrale Archeologische Inventaris Uit de centrale archeologische inventaris (CAI) blijkt dat in de meeste noordoostelijke hoek (links in de hoek van de Kalbergstraat en de Ballingstraat) van het van het plangebied een zone gelegen is met archeologische potenties. Er werden echter slechts twee voorwerpen gevonden die geklasseerd zijn als losse vondsten van Lithisch materiaal. Pagina 16 van 21

17 Scoping milieu-effecten Afbakening potentieel archeologisch interessante zones (Agiv) Gezien de vaagheid van het CAI omtrent de precieze ligging, maar het belang om oog te hebben voor dit archeologisch relict, wordt in de toelichtingsnota dit aspect vermeld en daar aangegeven dat bij geplande grondwerken in het plangebied voorafgaand overleg aangewezen is met de bevoegde archeologische diensten. Bij effectieve vondsten biedt de vigerende wetgeving een decretaal kader Landbouwtyperingskaart Afbakening deelplangebieden binnen landbouwtyperingskaart. Beide deelplangebieden staan ingekleurd met een lage landbouwtyperingswaarde. Pagina 17 van 21

18 Scoping milieu-effecten Herbevestigd agrarisch gebied In uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) stelt de Vlaamse overheid een ruimtelijke visie op voor landbouw, natuur en bos. Deze visie zal de basis vormen voor het opmaken van concrete afbakeningsplannen voor landbouw-, natuur- en bosgebieden. De open ruimte, centraal binnen het deelplangebied 1, behoort tot de herbevestigde agrarische gebieden en is geselecteerd als ruimtelijk, functioneel samenhangen landbouwgebied. Uittreksel overzichtskaart gebieden operationeel uitvoeringsprogramma ( Een gedeelte van het plangebied dat herbevestigd werd als agrarisch gebied, is echter versnipperd en deels bebouwd. Bovendien vermeld het GRS van Oostrozebeke deze zone als te ontwikkelen in functie van wonen. Deelplangebied 2 compenseert gedeeltelijk het herbestemmen van agrarisch gebied in deelplangebied 1. In de omzendbrief RO/2005/01 over het BVR van 3 juni 2005 worden de mogelijkheden binnen het herbevestigd agrarisch gebied weergegeven. Gemeenten kunnen gemeentelijke RUP s opmaken in uitvoering van een goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk structuurplan voor agrarische bedrijvenzones van lokaal belang, differentiatie van het agrarisch gebied in functie van bebouwingsmogelijkheden, lokale natuur- en landschapselementen, wonen, werken, openbaar nut, toerisme en recreatie op lokaal niveau, lokale wegen of in uitvoering van goedgekeurde planologische attesten Stiltegebieden Wanneer we de website nakijken, merken we dat het plangebied, noch de gemeente Oostrozebeke vermeld wordt als onderdeel van een potentieel stiltegebied. 4.4 Andere relevante milieudisciplines Mobiliteit en ruimtelijke aspecten Pagina 18 van 21

19 Scoping milieu-effecten Het deelplangebied 1 wordt hoofdzakelijk ontsloten door de Kalbergstraat langsheen de noordelijke deelplangrens en in mindere mate langsheen de Veldstraat langsheen de zuidelijke deelplangrens. Praktisch alle bebouwde woonpercelen liggen volgens het gewestplan binnen woonzone (met landelijke karakter) en zijn bereikbaar via bovenvermelde wegen, alsook de 3 doodlopende zijstraten van de Kalbergstraat. De bijkomende woningen die zullen worden ontwikkeld in het binnengebied, moeten aansluiten op de bestaande omringende wegen. Om deze straten niet te overbelasten, is een spreiding van het bijkomend verkeer door meerdere ontsluitingen te voorzien, aangewezen. Deelplangebied 2 wordt ontsloten via de weinig bezette Waterstraat. Gezien de omvorming van woonuitbreidingsgebied en woongebied naar agrarische zone worden daar dus geen noemenswaardige veranderingen in mobiliteit en verkeerstructuren verwacht. De fietsroutes zijn belangrijk voor het woon- werkverkeer en woon- schoolverkeer. De gemeente Oostrozebeke heeft fietspaden langs verscheidene routes. Binnen het plangebied zijn echter geen fietsroutes geselecteerd binnen het provinciaal fietsroutenetwerk. Binnen het deelplangebied 1 verbindt een historische voetweg den kapel van O.L.V. van Halle met de dorpskern. Aangezien Oostrozebeke geen eigen treinstation heeft, is de openbaar vervoergebruiker aangewezen op de omliggende stations (Tielt, Waregem en Ingelmunster) en op aanvullend transport met de bus. De buurtvoorzieningen liggen in de kern van Oostrozebeke dat tegen de Mandel aanleunt aan de zuidzijde van het plangebied. Deze zijn vanuit het plangebied goed te bereiken te voet of met de fiets op minder dan 1 kilometer Externe mensveiligheid In de gemeente Oostrozebeke liggen geen seveso-inrichtingen. In de buurgemeente Wielsbeke ligt het seveso-bedrijf Unilin op een te grote afstand van het plangebied om invloed te hebben op het RUP. Het RUP schept ook geen mogelijkheden voor seveso-bedrijven. Bijgevolg stelt er zich op het vlak van externe mensveiligheid geen problemen Grensoverschrijdende aanzienlijke milieu-effecten Gezien de ligging van het plangebied in Oostrozebeke en de aard van het plan, zijn geen aanzienlijke effecten te verwachten voor de omliggende gemeenten. De woonprojecten die het RUP zullen mogelijk maken, sluiten aan bij de kern van Oostrozebeke, met voldoende aandacht voor de relatie met de open ruimte. 4.5 Conclusie Het plangebied en de nabije omgeving vertonen geen uitzonderlijke kwetsbaarheden die mogelijk onderhevig kunnen zijn aan aanzienlijke milieueffecten. Een verdere disciplinegewijze uitwerking heeft bijgevolg geen toegevoegde waarde. Wel komen uit deze scoping een aantal aandachtspunten naar voor om mee te nemen bij de verdere uitwerking van het RUP Olieberg : Inventaris bouwkundig erfgoed: Aangeven hoe omgegaan dient te worden met het gebouw opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed. Hierbij dient in de stedenbouwkundige voorschriften aangegeven te worden hoe met de waardevolle elementen van dit gebouw dient omgegaan te worden, opdat deze elementen een duurzame toekomst kunnen krijgen. Pagina 19 van 21

20 Scoping milieu-effecten Uit de centrale archeologische inventaris (CAI) blijkt dat in de meeste noordoostelijke hoek (links in de hoek van de Kalbergstraat en de Ballingstraat) van het van het plangebied een zone gelegen is met archeologische potenties. Er werden echter slechts twee voorwerpen gevonden die geklasseerd zijn als losse vondsten van Lithisch materiaal. Gezien de vaagheid van het CAI omtrent de precieze ligging, maar het belang om oog te hebben voor dit archeologisch relict, wordt in de toelichtingsnota dit aspect vermeld en daar aangegeven dat bij geplande grondwerken in het plangebied voorafgaand overleg aangewezen is met de bevoegde archeologische diensten. Bij effectieve vondsten biedt de vigerende wetgeving een decretaal kader. Mobiliteit: De ontsluiting van het te ontwikkelen binnengebied in deelplangebied 1 is een aandachtspunt bij de opmaak van het RUP. Pagina 20 van 21

21 Eindconclusie 5 Eindconclusie Voor de activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP Olieberg zullen kunnen gerealiseerd worden is er van rechtswege geen planmer-plicht. Er zijn ook geen aanzienlijke milieu-effecten te verwachten want: de impact van de bestemmingswijzigingen en de activiteiten die in dit planologisch kader kunnen worden gerealiseerd hebben slechts een beperkte potentiële impact op de milieueffecten; er zijn geen beschermingen in het plangebied of in de nabijheid aanwezig die bijzondere aandacht vergen; er zijn geen bijzondere kwetsbaarheden die de te verwachten milieu-impact zwaarder zullen doen doorwegen. Er dient bijgevolg geen planmer opgemaakt te worden voor het RUP Olieberg. Wel worden volgende aandachtspunten meegenomen bij de verdere uitwerking van het RUP Olieberg : Inventaris bouwkundig erfgoed: Aangeven hoe omgegaan dient te worden met het gebouw opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed. Hierbij dient in de stedenbouwkundige voorschriften aangegeven te worden hoe met de waardevolle elementen van dit gebouw dient omgegaan te worden, opdat deze elementen een duurzame toekomst kunnen krijgen. Uit de centrale archeologische inventaris (CAI) blijkt dat in de meeste noordoostelijke hoek (links in de hoek van de Kalbergstraat en de Ballingstraat) van het van het plangebied een zone gelegen is met archeologische potenties. Er werden echter slechts twee voorwerpen gevonden die geklasseerd zijn als losse vondsten van Lithisch materiaal. Gezien de vaagheid van het CAI omtrent de precieze ligging, maar het belang om oog te hebben voor dit archeologisch relict, wordt in de toelichtingsnota dit aspect vermeld en daar aangegeven dat bij geplande grondwerken in het plangebied voorafgaand overleg aangewezen is met de bevoegde archeologische diensten. Bij effectieve vondsten biedt de vigerende wetgeving een decretaal kader. Mobiliteit: De ontsluiting van het te ontwikkelen binnengebied in deelplangebied 1 is een aandachtspunt bij de opmaak van het RUP. Pagina 21 van 21