Opgravingen in de St.-Servaaskerk te Maastricht ( ) Het aardewerk

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Opgravingen in de St.-Servaaskerk te Maastricht ( ) Het aardewerk"

Transcriptie

1 Opgravingen in de St.-Servaaskerk te Maastricht ( ) Het aardewerk Tom Beck Studentnummer: Masterscriptie Archaeology of North-western Europe 1 e begeleider: dhr. dr. A.A.A. Verhoeven 2 e begeleider: dhr. dr. T.A.S.M. Panhuysen Universiteit van Amsterdam 09 juli 2015

2

3 Voorwoord Voor u ligt de scriptie Opgravingen in de St.-Servaaskerk te Maastricht ( ): Het aardewerk. Een onderzoek naar het aardewerk opgegraven in de Sint-Servaaskerk te Maastricht. Het aardewerk, in de jaren 80 opgegraven door Titus Panhuysen, is een onderdeel van het lopende onderzoek betreffende de Sint-Servaaskerk. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Archaeology of Northwestern Europe aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Na mijn eerste jaar van de opleiding, wist ik niet of ik door wilde studeren. Gelukkig volgde twee weken veldwerk, waarbij archeologie, voor mij, voor het eerst tastbaar werd. Deze tastbaarheid, die mij motiveerde door te gaan met studeren, wilde ik een onderdeel laten uitmaken van mijn masterscriptie. Onder leiding van Arno Verhoeven, ben ik begonnen aan het onderzoek naar aardewerk uit de Sint- Servaaskerk, waarbij ik het tastbare (de scherven) kon combineren met theorie (de interpretatie van de scherven). Toen ik in de zomer van 2013 aan deze scriptie begon, had ik niet verwacht twee jaar later pas aan het voorwoord te zitten. Het onderzoeksproces verliep niet altijd even vlekkeloos en was soms mentaal zwaar. De gedachte dat mijn scriptie zou bijdragen aan het lopende onderzoek omtrent de Sint- Servaaskerk bracht, voor mijn gevoel, een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Hierdoor werd ik vaak te perfectionistisch en leverde ik liever geen werk af, dan werk waar ik niet honderd procent achter stond. In de afgelopen twee jaar heb ik, naast alle kennis over aardewerk uit de Vroege Middeleeuwen en het schrijven van een masterscriptie, ook veel geleerd over mij persoonlijk. Bij dezen wil ik allereerst graag mijn scriptiebegeleider, Arno Verhoeven, bedanken voor het geduld, de persoonlijke begeleiding en alle kennis die ik in de afgelopen twee jaar heb ontvangen. Ook het laten schrikken op de gangen van het AAC werd zeer gewaardeerd. Ook wil ik Titus Panhuysen, mijn tweede lezer, bedanken voor zijn geduld en voor alle gedetailleerde informatie die hij mij heeft gegeven met betrekking tot de opgravingen in de Sint-Servaaskerk. Als laatste wil ik Joep Hendriks bedanken voor zijn hulp bij het determineren van een groot aantal Romeinse scherven en Wim Dijkman en Sjoerd Aarts van Centre Céramique voor het opduiken van de missende aardewerkfragmenten. Ik wens u veel leesplezier toe. Tom Beck Amsterdam, 14 juni 2015.

4

5 Inhoud 1 INLEIDING DEEL I HET HISTORISCH KADER BOUWHISTORISCH ONDERZOEK VAN DE ST.-SERVAASKERK Onderzoeksverleden van de St.-Servaaskerk Historisch kader van de St. Servaaskerk DEEL II HET AARDEWERK METHODOLOGIE DE ANALYSE VAN HET KERAMISCH MATERIAAL Prehistorie en Romeinse tijd Prehistorisch en Romeins aardewerk Merovingisch aardewerk Gladwandig aardewerk Biconische aardewerk/ knikwandpotten Ruwwandig aardewerk Karolingisch aardewerk Badorf-aardewerk Bolpotten Gittermuster aardewerk Aardewerk uit de Volle Middeleeuwen Pingsdorf aardewerk Zuid-Limburgs aardewerk Maaslands wit aardewerk Zwart-rood aardewerk Proto-steengoed en gedraaid aardewerk Elmpter waar en grijs aardewerk Aardewerk uit de late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd Steengoed Witbakkend aardewerk met glazuur Rood aardewerk Industriële keramiek Kleipijpen

6 4.5.6 Tegels DEEL III ANALYSE VAN DE PROFIELEN BESPREKING VAN DE PROFIELEN MET AARDEWERK Inleiding Profielen werkput Profiel AA Profiel BB Profiel CC Profiel DD Profiel HH Aardewerk uit de vlakken van werkput Profielen werkput Profiel MM & NN Aardewerk uit de vlakken werkput Profielen werkput Profiel QQ Profiel SS Profiel TT Aardewerk uit de vlakken werkput Profielen werkput Profiel YY Profiel ZZ Aardewerk uit de vlakken werkput INTERPRETATIE VAN DE STRATIGRAFIE Werkput Werkput Werkput Werkput CONCLUSIE LITERATUUR AFBEELDINGENLIJST

7 TABELLENLIJST

8

9 1 Inleiding De geschiedenis van Maastricht gaat terug tot in de prehistorie, maar begint pas echt met de komst van de Romeinen rond het begin van de jaartelling waarna een continue bewoningsgeschiedenis van twintig eeuwen volgt. 1 Vanaf de Vroege Middeleeuwen wordt het christendom steeds belangrijker, zo ook in Maastricht. Eén van de christelijke overblijfselen is de Sint-Servaaskerk in het hart van de stad. De geschiedenis van de Sint-Servaaskerk gaat terug tot het einde van de 4 e eeuw na Chr. en, kent net als de rest van de stad een lange geschiedenis, waarin de kerk meer dan eens van gedaante is verwisseld. Veel over de bouwgeschiedenis van de kerk was niet bekend, totdat tussen 1981 en 1989 onder leiding van T. Panhuysen, stadsarcheoloog van Maastricht van 1979 tot 2004, een langdurige en omvangrijke opgraving plaatsvond in de Sint-Servaaskerk. De opgraving heeft geleid tot verschillende onderzoeken naar de bouwgeschiedenis van de kerk. In het onderstaande verslag zal het aardewerkmateriaal, dat is verzameld bij de kerkopgraving, de leidraad vormen voor deze scriptie. Het eerste doel is het determineren en dateren van het aardewerk: wat is er gevonden en hoe oud is het? Het gedetermineerde en gedateerde aardewerk kan vervolgens worden teruggekoppeld naar de stratigrafie van de kerk. Met deze gedateerde stratigrafie kan een beter inzicht gekregen worden van de datering van de verschillende bouwfases van de kerk en het aardewerkconsumptie in Maastricht. Deze verslaglegging bestaat uit drie delen. In het eerste deel wordt gekeken naar de geschiedenis van de Sint-Servaas. Wat vertellen de schriftelijke bronnen ons en welke onderzoeken hebben in het verleden in en om de kerk plaatsgevonden. Dit verhaal leunt geheel op het onderzoek van T. Panhuysen. Het tweede deel opent met een uitleg van de gehanteerde methodiek waarmee het aardewerk is gedetermineerd en gedateerd, waarna het geïnventariseerde aardewerk per categorie kort besproken wordt. In het laatste en derde deel is, aan de hand van het aardewerk, een stratigrafie met daarin dateringen opgesteld van de verschillende profielen. Door middel van deze stratigrafieën kunnen de voorlopige interpretaties, gedaan door T. Panhuysen, getoetst worden. De tekeningen en foto s die in de tekst zijn gebruikt, zijn slechts een deel van de aanwezige afbeeldingen. De afbeeldingen die niet zijn gebruikt in de tekst, zijn als bijlage op een Cd-Rom meegeleverd. Op deze Cd-Rom staat ook het gegevensbestand waarin alle gedetermineerde fragmenten zijn ingevoerd en waar de tabellen uit de tekst op gebaseerd zijn. 1 Cillekens/Dijkman

10

11 DEEL I Het historisch kader - 7 -

12

13 2 Bouwhistorisch onderzoek van de St.-Servaaskerk 2.1 Onderzoeksverleden van de St.-Servaaskerk In het verleden is de kerk en het omliggende gebied onderhevig geweest aan verschillende soorten onderzoek. Voor 1950 bestond dit onderzoek voornamelijk uit waarnemingen en toevalsvondsten in het gebied ten oosten van de huidige Servaaskerk, in en om het Vrijthof. De eerste serieuze observaties stammen uit het begin van de 19 e eeuw en zijn gedaan door de Maastrichtse historicus M. van Heylerhoff ( ). 2 Tijdens en in de periode na de sloop van het Sint-Servaasgasthuis, gelegen in de zuidoosthoek van het Vrijthof) in 1821, worden door van Heylerhoff voornamelijk funderingen van oude gebouwen, verschillende typen grondlagen en potscherven waargenomen. Hoewel van Heylerhoff moeite had met de interpretatie van zijn observaties, weten we dat hij sporen uit de Romeinse periode, van na de 10 e eeuw en de Late Middeleeuwen heeft waargenomen. Vermeldingen die duiden op vroegmiddeleeuwse sporen zijn in de aantekeningen van Heylerhoff niet aangetroffen. Bij de restauratie van de Servaaskerk, uitgevoerd door de bekende architect Pierre Cuypers tussen 1880 en 1903, werden inscripties in steen in de muren van de kerk gevonden. In 1919 vond onder leiding van W. Goossens de eerste opgraving plaats in de Sint-Servaaskerk, waarbij een vroegmiddeleeuws graf werd onderzocht. In de jaren die volgden werd geen onderzoek uitgevoerd, maar werden bij bouw- en sloopwerkzaamheden sporadische vondsten gedaan, zoals Romeinse graven, middeleeuws aardewerk en muurrestanten. Meer dan dertig jaar later, in de jaren , vond archeologisch onderzoek plaats van het kloosterhof. Bij dit onderzoek van J. Renaud en H. Halbertsma kwamen delen van het middeleeuwse klooster en een vroegmiddeleeuwse begraafplaats aan het licht. Hiermee was het bewijs voor continuïteit tussen de Romeinse periode en de Vroege Middeleeuwen geleverd. Met de komst van plannen voor een ondergrondse parkeergarage onder het Vrijthof vindt tussen 1969 en 1970 een opgraving aan de Vrijthof plaats en in 1980 bij het Servaasklooster. Vanaf 1981 beginnen opgravingen in de huidige Servaaskerk. Stadsarcheoloog T. Panhuysen en assistent P. Boyens starten het archeologische onderzoek in de huidige schatkamer (ook wel stiftskapel genaamd) van de kerk. Het kleinschalige onderzoek leidt tot de ontdekking van muurwerk behorende bij de 11 e eeuwse polygonale kerk. Vanaf eind 1985 begint Panhuysen met het omvangrijke onderzoek in de kerk zelf. In de vier jaar die volgen worden binnen de muren van de huidige kerk 38 werkputten aangelegd (afb. 1), waarmee deze opgraving tot een van de omvangrijkste kerkopgravingen van Nederland behoort. Met het blootleggen van de archeologische resten is het duidelijk dat de Sint-Servaaskerk een rijke bouwgeschiedenis heeft die vanaf eind 4 e eeuw na Chr. tot het heden strekt. 3 Deze laatste opgraving, tussen 1985 en 1989, heeft het materiaal opgeleverd dat centraal staat bij het uitvoeren van het desbetreffende onderzoek. 2 Panhuysen 2002, 5 3 Panhuysen 2002,

14 Afbeelding 1 Plattegrond met de opgravingsputten uit de Sint-Servaaskerk (put 1-38), de Stiftskapel (1981) en de Pandhof ( ). Met in de noordelijke annex in kwadranten opgegraven put 1 t/m Historisch kader van de St. Servaaskerk Een gedetailleerde analyse van de kerkopgraving is door T. Panhuysen ter hand genomen. Voorlopige overzichten geven het volgende beeld van de ontwikkeling van de Sint-Servaaskerk (afb. 2). 4 In de 6 e eeuw na Chr. schrijft bisschop Gregorius van Tours (538/9-594/5), dat bisschop Servatius van het diocees der Tongeren in Maastricht, begraven ligt bij de openbare weg. De overlijdensdatum van Servatius is niet bekend, maar wordt geplaatst in 384, hoewel al na 359 geen schriftelijke vermeldingen van de bisschop meer bekend zijn. Wel schrijft Gregorius dat op het graf van Servatius een houten bidkapel heeft gestaan. Van de houten kapel is niets overgeleverd in het archeologisch bestand, maar er zijn wel restanten gevonden van een vierkant grafgebouw (4.30 bij 3.90 m) van steen. Dit grafmonument, door Panhuysen de cella memoriae genoemd, lag aan de rand van een laat- Romeins grafveld (4 e en 5 e eeuw) op honderd meter afstand van de Romeinse weg naar Tongeren. Gregorius schrijft dat met de komst van bisschop Monulfus rond 570, de eerste echte kerk wordt opgericht. Hij omschrijft het gebouw als templum magnum (grote tempel). Van dit eerste kerkgebouw denkt men de fundamenten van de noord-, west-, en zuidmuren te hebben teruggevonden in de archeologische resten. Hoewel is vastgesteld dat het gebouw 15 meter breed was, kon de lengte van de muren niet worden achterhaald. Ook het vloerniveau van de kerk is niet gevonden. Aan de noordkant van het gebouw zijn restanten van vermoedelijk dienstgebouwen of kloostergebouwen opgegraven. Deze gebouwen zijn gedateerd na de 5 e eeuw, omdat onder de fundamenten graven zonder bijgaven zijn gevonden. Graven met bijgaven zijn gevonden in de stratigrafische lagen die bij het kerkgebouw horen en konden worden gedateerd in de 6 e en 7 e eeuw. Binnen de magnum templum lijkt sprake te zijn geweest van een verbouwing. Onder één van de nieuw aangelegde muren is een 4 Panhuysen 1991,

15 gesp aangetroffen uit het tweede kwart van de 7 e eeuw, wat een terminus post quem oplevert voor de verbouwing. 5 De Sint-Servaasabdij komt vervolgens ergens in de tweede helft van de 7 e eeuw door bezitswisseling in de handen van de Pippinidische hofmeiers en wordt een eigenklooster. 6 Uit de opgravingen blijkt dat de kerk uit de vorige fase geheel wordt afgebroken en vervangen door een drieschepig, basilicaal kerkgebouw. Om plaats te maken voor het gebouw van 38 meter lang en bijna 20 meter breed, wordt het terrein opgehoogd en geëgaliseerd. De vorm van het koor was niet meer te achterhalen. Wel zijn in twee vloerniveaus sporen aangetroffen van drie opeenvolgende koorhekken. Deze twee kerkvloeren van mortel zouden volgens Panhuysen behoren tot de jongste fase van de basilica en vooraf gegaan zijn door lemen vloeren. Aan de hand van C14-dateringen van skeletten, wordt de bouw van de basilica in de periode geplaatst. 7 Daarnaast zijn in het bouwniveau in de noordoosthoek van het gebouw scherven aangetroffen die voorlopig lijken te dateren uit het begin van de 8 e eeuw. Of de datering van dit aardewerk klopt, moet blijken uit het aardewerkonderzoek dat hieronder in deel II en III volgt. Verbouwingen en uitbreidingen van de basilica lijken niet voor de 10 e eeuw plaatsgevonden te hebben. In de driehonderd jaar die hier op volgen, komt de kerk in het bezit van verschillende machthebbers. Zo worden de kerk en abdij in 889 door koning Arnulf geschonken aan de bisschop van Trier. Dit leidde tot een langer dan een eeuw durende onenigheid tussen de Trierse bisschopskerk en de hertogen van Lotharingen over het bezit van het klooster. Uiteindelijk belandt het klooster weer in handen van afstammelingen van Karel de Grote en dient deze als grafkerk voor hertog Karel van Neder- Lotharingen (overleden in 993?) en zijn zoon Otto (overleden in 1006). De basilica wordt net als zijn voorganger geheel afgebroken, waarbij de fundamenten zelfs voor een groot deel worden verwijderd. In plaats van de basilica wordt een polygonaal kerkgebouw opgericht waarvan de oudste kern (het middenschip en zijbeuken) nog tot de huidige Servaaskerk behoort. Dit is de kerk die door Panhuysen in verband wordt gebracht met de eerste overgeleverde kerkwijding in de Miracula Sancti Servatii, die zou hebben plaats gevonden in Doordat de inwijdingsdatum bekend is, zal de bouw van de kerk in de periode hiervóór zijn begonnen, wellicht al in de 10 e eeuw. Volgens de tekst op het grafkruis van Humbertus, die proost van de Sint-Servaaskerk was van 1051 tot 1086 en in de kerk is begraven, vonden onder zijn leiding enkele verbouwingen plaats. Pas in de 15 e eeuw wordt de kerk voor de laatste keer drastisch onder handen genomen met de bouw van een stenen gewelf in gotische stijl, zijkapellen aan beide zijden en een nieuwe kruisgang rondom de kloosterhof. Zoals uit het bovenstaande is op te maken, zijn de meeste dateringen gebaseerd op de stratigrafie en op veronderstelde koppelingen met historische bronnen. Met de determinatie en datering van het keramiek dat hieronder volgt, zal geprobeerd worden meer duidelijkheid te krijgen over de dateringen omtrent de bouwfases van de kerk. 5 Panhuysen 1991, 19 6 Panhuysen 2011, 24 7 Panhuysen 2011,

16 Afbeelding 2 Overzicht bouwfases Sint-Servaaskerk. Lichtgroen: de cella memoriae. Geel: de magnum templum. Roze: basilica. Blauw: uitbreiding basilica. Groen: Polygonale kerk. Rood: de huidige Sint-Servaaskerk

17 DEEL II Het aardewerk

18

19 3 Methodologie In dit deel zal allereerst ingegaan worden op de methodiek die is gehanteerd bij de determinatie en datering van de aardewerkfragmenten, zodat duidelijk is hoe het gegevensbestand voor dit onderzoek tot stand is gekomen. Hierna volgt een uitgebreide verslaglegging, waarbij een overzicht gecreëerd zal worden van het gevonden aardewerk. Voor dit onderzoek is uitsluitend gekeken naar het aardewerk uit de Stiftskapel (1981-MAKK-3) en de keramiek opgegraven binnen de muren van de huidige kerk (1985-MAKK-3). Het materiaal is bestudeerd op het AAC (Amsterdams Archeologisch Centrum), waar het materiaal per werkput is uitgelegd en gedetermineerd. Bij de determinatie is gebruik gemaakt van de vergelijkingscollectie van het AAC. Vervolgens zijn de scherven in een gegevensbestand ingevoerd. Hiervoor is gekozen om een nieuw gegevensbestand te creëren, onder andere om de student, ondergetekende, te leren een gegevensbestand te maken en er mee om te gaan. Hierom is begonnen met een schone lei. Een randvoorwaarde was wel de tabel te koppelen is met het bestaande gegevensbestand van het St.- Servaas project. De tabel is opgesteld uit de volgende 16 categorieën die voor elke record moeten worden ingevuld: ID, site, vondstnummer, subnummer, aantal, AW omschrijving, AW herkomst, periode, begin, eind, fragment, versiering, gewicht, foto, tekening en opmerkingen. Hieronder zal een korte toelichting volgen van wat de verschillende categorieën inhouden. Zoals bij de meeste tabellen is de eerste categorie een record ID. Dit is het unieke nummer dat elk ingevoerd record krijgt. Bij de tweede categorie wordt de naam/code van de site ingevuld. Hier is gekozen voor een referentielijst (dropdown menu) met twee mogelijkheden, 1981-MAKK-3 (Stiftskapel) en 1985-MAKK-3 (St. Servaaskerk). Deze codes zijn overgenomen uit het bestaande gegevensbestand waardoor de twee tabellen makkelijk te combineren zijn. De derde categorie is het vondstnummer. Dit nummer bestaat uit drie delen, bijvoorbeeld (werkput-vlak-vondst). 8 Doordat in sommige gevallen verschillende soorten aardewerk onder het zelfde vondstnummer voorkomen is de categorie subnummers aangemaakt om zo de vondsten met de zelfde vondstnummers te kunnen onderverdelen. Om vervolgens aan te geven hoeveel fragmenten van een soort aardewerk in een bepaald vondstnummer zitten is de categorie aantal toegevoegd. De volgende categorie geeft een omschrijving van het aardewerk. Met wat voor een baksel hebben we hier te maken. Hierbinnen kan de beschrijving globaal zijn of juist specifieker. In sommige gevallen is het misschien alleen mogelijk om een fragment als gladwandig aardewerk te determineren. Zijn bijvoorbeeld meer kenmerken zichtbaar, zoals een knik of stempels, dan is het mogelijk om het fragment specifieker te determineren en in de categorie knikwandpot te plaatsen. Nadat men weet om wat voor een aardewerk het gaat, is het makkelijker om de volgende categorie, herkomst, van een fragment te bepalen. Dit kan verschillen van een regio of streek tot een specifieke productieplaats/dorp/stad. 8 In het geval van een profielvondst zijn de middelste nummers vervangen door letters die het profiel representeren, zoals AA, BB enzovoorts

20 De drie hier opvolgende categorieën zijn, periode, begin en eind. De periode geeft een ruime datering van het fragment aan, bijvoorbeeld een fragment uit de Karolingische tijd of de late middeleeuwen. Hiermee kan men in een oogopslag zien wat de globale datering is van het aardewerkspectrum. Om nauwkeuriger te dateren worden jaartallen gebruikt, zoals begin: 725, eind: 900. Ook voor deze categorieën geldt dat de nauwkeurigheid per fragment sterk kan verschillen. De laatste twee categorieën die bepalend zijn voor de determinatie van het aardewerk zijn fragment en versiering. Onder fragment staat welk gedeelte van het aardewerk wordt gedetermineerd, bijvoorbeeld de bodem, de wand of de rand. Ook hier is het soms mogelijk een specifiekere beschrijving te geven, zoals een lensbodem of een vlakke bodem. In de categorie versiering wordt gekeken of een fragment bewerkt of versierd is, zoals bijvoorbeeld stempels of een glazuurlaag. Hier moet opgelet worden dat ontbreken van versieringen niet altijd betekent dat de gehele pot ook onversierd is geweest. Of hier rekening mee moet worden gehouden, verschilt per aardewerk soort. De hierboven genoemde categorieën omschrijving, herkomst, periode, begin, eind, fragment en versiering worden alle bepaald met behulp van de bestaande literatuur over het aardewerk. Zoals hierboven al is genoemd is ook de vergelijkingscollectie van het AAC van groot nut geweest bij het determineren van de fragmenten. De eerste van de laatste vier categorieën is gewicht (in grammen). Hoewel deze categorie voor zichzelf spreekt, moet hier een kanttekening bij worden geplaatst. Als meer fragmenten in het zelfde subnummer zitten (als het aantal meer dan 1 is), zijn deze fragmenten samen gewogen. Het hoeft hier niet altijd om fragmenten te gaan afkomstig van het zelfde object, maar het is wel altijd de zelfde aardewerk soort. De twee categorieën die hier op volgen zijn beide selectievakjes om aan te geven of foto s en/of tekeningen zijn gemaakt van de fragmenten. Veel fragmenten, zoals randen, bodems en scherven met versieringen zijn tijdens of na de opgravingen op tekening gezet. Bij dit onderzoek zijn de fragmenten die interessant geacht werden gefotografeerd. De laatste categorie bestaat uit een opmerkingenveld waar aanvullende informatie en gedachtes genoteerd kunnen worden, bijvoorbeeld een tekening nummer of bakseltype

21 4 De analyse van het keramisch materiaal In dit hoofdstuk wordt het gedetermineerde aardewerk besproken. Zoals hierboven al is vermeld, kijken we niet alleen naar het aardewerk van de kerkopgraving (1985-MAKK-3), maar ook naar het aardewerk afkomstig uit de eerder opgegraven Stiftskapel (1981-MAKK-3). Bij de opgraving in 1981 van de Stiftskapel kwamen restanten van de vroegere bouwfases van de kerk aan het licht. Het aardewerk van deze opgraving dient daarom meegerekend te worden met het aardewerkspectrum van de kerkopgraving. Daarnaast is het aardewerk uit de Stiftskapel van belang omdat hier een buitenmuur (de noordmuur) van de polygonale kerk is aangetroffen. Het aardewerkspectrum uit de bijbehorende stratigrafische lagen van deze opgraving kan daardoor in twee groepen worden onderverdeeld: aardewerk buiten de muur en aardewerk binnen de muur. Dit zou wellicht een interessant beeld kunnen opleveren wat betreft het gebruik van aardewerk binnen en buiten de kerk. Dit geldt niet alleen voor de polygonale kerk, maar ook voor oudere bouwfasen. Op bovenstaande vragen wordt in deel III (hoofdstuk 5) van deze scriptie ingegaan. Er zal dan dieper worden ingegaan op de stratigrafie die bij de opgraving is aangetroffen. In dit hoofdstuk wordt uitsluitend een beschrijving van het aardewerk gepresenteerd. De nadruk van dit onderzoek zal grofweg liggen bij het aardewerk dat dateert vanaf de Merovingische periode (vanaf ca. 525 na Chr.) tot en met de Volle Middeleeuwen (tot ca. 1100). Het aardewerk dat buiten deze perioden valt is voor het stratigrafische onderzoek dat in deel III ter sprake komt, niet van belang. De beschrijvingen en informatie van de aardewerksoorten in deze, minder belangrijke, periodes blijft daarom beperkt. Site N % Stiftskapel (1981-MAKK-3) 122 5% St-Servaas (1985-MAKK-3) % Totaal % Tabel 1 Het totaal aantal fragmenten opgegraven in de Stiftskapel en de Sint-Servaaskerk. In totaal zijn 2566 aardewerkfragmenten opgegraven in de Stiftskapel en de Sint-Servaaskerk. Het aantal scherven uit de Stiftskapel opgraving is met 122 fragmenten (5%) maar een fractie van de 2444 fragmenten (95%) opgegraven binnen de kerk (zie tabel 1). Vijftien fragmenten zijn eerder als aardewerk bestempeld, maar bleken bij nader inzien toch van bot (twee fragmenten), huttenleem (één fragment), baksteen (zes fragmenten) en steen (zes fragmenten) afkomstig te zijn. Deze vijftien fragmenten zijn niet in het gegevensbestand opgenomen; dit onderzoek betreft uitsluitend keramiek. Samen zijn de 2566 fragmenten goed voor 24 vondstcategorieën (zie tabel 2). De categorieën in tabel 2 geven een globaal overzicht van de gedetermineerde fragmenten, maar zijn niet perse chronologisch ingedeeld. Sommige categorieën overschrijden meerdere tijdsperiodes, bijvoorbeeld de categorie gladwandig, waaronder de Romeinse en Merovingische fragmenten vallen. Daarom wordt het aardewerk per periode bespreken, beginnende bij de vroegste periode, zodat de verslaglegging van het aardewerk in chronologische volgorde verloopt. Dit levert tabel 3 op, waarin het aantal scherven per periode te zien is. Dit betekent niet dat bepaalde aardewerksoorten uitsluitend binnen de tijdsbepalingen van een bepaalde periode vallen. Het is altijd mogelijk dat sommige aardewerksoorten iets eerder voorkomen of langer blijven bestaan dan het begin of eind van een bepaalde periode

22 Categorie N. % Gedraaid (onzeker) 1 <1% Grijs aardewerk 1 <1% Pijpenkop 4 <1% Tegels 5 <1% Elmpt 5 <1% Proto-steengoed 6 <1% Industriele keramiek 8 <1% Keramiek (onzeker) 17 <1% Badorf aardewerk 25 1% Handgemaakt 26 1% Rood aardewerk 39 2% Witbakkend met glazuur 75 3% Steengoed 83 3% Knikwandpot 89 3% Bolpot 94 4% Gittermuster 109 4% Romeins aardewerk 120 5% Gladwandig aardewerk 156 6% Terra sigillata 158 6% Zuid-Limburgs aardewerk 165 6% Pingsdorf aardewerk 170 7% Zwart Rood (Z.R.) 174 7% Ruwwandig aardewerk % Witbakkend Maasvallei % Totaal % Tabel 2 Het totaal aantal fragmenten opgedeeld in 24 categorieën. Periode N % Onbekend (onzeker) 17 <1% Prehistorisch (voor 12 na Chr.) 23 <1% Romeins (12-525) % Merovingisch ( ) % Karolingisch ( ) 228 9% Middeleeuwen: Volle ( ) % Middeleeuwen: Laat ( ) 82 3% Nieuwe Tijd ( ) 133 5% Totaal % Tabel 3 Het totaal aantal fragmenten opgedeeld in tijdsperiodes. Een eerste waarneming die gedaan kan worden in tabel 2 en 3 is, dat 782 fragmenten (30%) Maaslands wit aardewerk is (tabel 2) en dat meer dan de helft van het aardewerk, 1303 fragmenten (5%), te plaatsen is in de volle middeleeuwen (ca , tabel 3). Achttien fragmenten konden

23 niet goed gedetermineerd worden. In tabel 2 is te zien dat zeventien fragmenten zijn ingedeeld in de categorie keramiek en één fragment is ingedeeld in de categorie gedraaid. 4.1 Prehistorie en Romeinse tijd De bespreking van het aardewerk begint met het Prehistorische en Romeinse aardewerk. Het is goed mogelijk dat de Prehistorische fragmenten vroeg-romeins zijn, maar omdat dit niet met zekerheid was vast te stellen, is gekozen om deze fragmenten als Prehistorisch in te delen. Omdat deze twee categorieën toch wellicht in de zelfde periode vallen worden deze samen in een hoofdstuk behandeld. In totaal zijn in het materiaal 23 fragmenten aangetroffen uit de Prehistorie of vroeg-romeinse tijd en 330 scherven uit de Romeinse tijd (tabel 3). De Romeinse scherven zijn waar mogelijk specifieker ingedeeld op tijdsperiodes. Hieronder wordt daar dieper op ingaan. Omdat deze aardewerksoorten niet afkomstig zijn uit de voor dit onderzoek relevante periodes (Merovingisch tot en met volle Middeleeuwen, wordt de beschrijving en informatie kort gehouden Prehistorisch en Romeins aardewerk Tussen het materiaal uit Maastricht zitten 23 fragmenten Prehistorisch aardewerk. Veel over deze Prehistorische fragmenten valt niet te zeggen. De meeste scherven zijn klein van formaat en tonen sporen van slijtage (afb. 3). Dit inheems, lokaal vervaardigde aardewerk is met de hand gevormd en niet erg hard gebakken. De magering van de fragmenten verschilt. Sommige scherven zijn vrijwel ongemagerd en andere zijn grof gemagerd met steengruis of grind. Bij enkele scherven lijkt ook sprake te zijn geweest van een kleine hoeveelheid organisch materiaal in de magering. Dit materiaal is na verloop van tijd uit de scherf verdwenen, waardoor deze fragmenten poreus voorkomen. De kleur verschilt van licht-okergeel tot grijsbruin en bij enkele fragmenten is de buitenkant ruwer gemaakt door het te besmijten met een kleipapje. Dit handgemaakte aardewerk is te dateren in de IJzertijd (ca. 800 vóór Chr. tot ca. 12 na Chr.) of wellicht in de vroege Romeinse periode (ca na Chr.), toen het inheemse aardewerk werd verdrongen door het Romeinse draaischijf aardewerk. Dit laatste lijkt waarschijnlijker. Afbeelding 3 Drie fragmenten prehistorisch aardewerk (vnr )

24 Afbeelding 4 Een fragment prehistorisch aardewerk (vnr ). Het aantal fragmenten dat in de Romeinse periode was in te delen, is een stuk groter dan het aantal Prehistorische scherven. In totaal zijn 330 Romeinse fragmenten gedetermineerd (tabel 4). Met behulp van Joep Hendriks, die meerdere malen het materiaal heeft bekeken, zijn de fragmenten gedetermineerd. De Romeinse periode kent verschillende soorten aardewerk. In tabel 4 is te zien dat in het onderzochte materiaal uit Maastricht vier soorten aardewerk onderscheiden konden worden, het ruwwandige aardewerk, het gladwandige aardewerk, terra sigillata en handgemaakt aardewerk. De vijfde categorie, Romeins aardewerk, is een algemene groep waar scherven in zijn beland die niet verder gedetermineerd konden worden. Ongeveer een derde van de scherven (120 fragmenten) is in deze algemene categorie terecht gekomen. Met 158 fragmenten is de terra sigillata de grootste groep in de Romeinse periode. Van het ruwwandige aardewerk zijn 31 fragmenten aangetroffen en van het gladwandige aardewerk achttien. De kleinste groep gedetermineerd uit de Romeinse tijd is het handgemaakte aardewerk met drie fragmenten. Omschrijving N Handgemaakt 3 Gladwandig aardewerk 18 Ruwwandig aardewerk 31 Terra sigillata 158 Romeins aardewerk 120 Totaal 330 Tabel 4 Het aantal fragmenten per categorieën in de Romeinse tijd

25 Afbeelding 5 Een fragment terra sigillata met versiering uit context (vnr ). Afbeelding 6 Een Romeins kruikje uit het midden van de 2 e eeuw. Type stuart 110b (vnr ). Periode N Romeins: Vroeg (12-70) 3 Romeins: Midden (70-270) 22 Romeins: Laat ( ) 43 Romeins (12-450) 262 Totaal 330 Tabel 5 Het aantal fragmenten per fase in de Romeinse tijd. Waar mogelijk is ook geprobeerd om het aardewerk in te delen op specifiekere periodes (zie tabel 5). Er is onderscheid gemaakt tussen vroeg- (12-70 na Chr.), midden- ( na Chr.) en laat-romeins ( na Chr.). Het aardewerk dat niet in een van deze periodes kon worden ingedeeld, is onder

26 de algemene noemer en periode Romeins ( na Chr.) komen te vallen. Zoals te zien in tabel 5, zijn de meeste fragmenten in deze brede periode gedateerd. 4.2 Merovingisch aardewerk Uit de Merovingische periode (ca na Chr.) komen drie aardewerk categorieën die samen goed zijn voor 450 fragmenten (tabel 6). Als het gladwandig aardwerk (31%) en de knikwandpotten (89%), die daar ook onder vallen, bij elkaar worden opgeteld is een 50/50 verhouding tussen het gladwandige (50%) en ruwwandige aardewerk (50%) in deze periode. De beschrijving begint met het gladwandige aardewerk. Omschrijving N % Gladwandig: knikwandpot 89 19% Gladwandig aardewerk % Ruwwandig aardewerk % Totaal % Tabel 6 Het aantal fragmenten per categorie in de Merovingische periode. Zoals hierboven al duidelijk werd gemaakt vallen de knikwandpotten binnen de categorie van het gladwandige aardewerk. Naast de knikwandpotten komt het gladwandige aardewerk vooral voor in de vorm van schalen en flessen. Daar moet wel aan toegevoegd worden dat een groot deel van de gladwandige fragmenten hoogstwaarschijnlijk ook afkomstig is van knikwandpotten, maar dit was bij de determinatie niet zodanig vast te stellen was. Voor de vorm kan worden aangenomen dat het overgrote deel van de fragmenten van het gladwandige aardewerk ook thuis hoort in de categorie knikwandpot. Dit gezegd te hebben, zullen de twee categorieën wel apart beschreven worden. Het ruwwandige aardewerk is vooral onder te verdelen in de categorieën: kommen, schalen en Wölbwandtöpfe Gladwandig aardewerk Gladwandig aardewerk heeft een fijn baksel en vaan een gepolijst oppervlak, waardoor het zeer glad aanvoelt. Een ander kenmerk van gladwandig aardewerk betreft de aangebrachte versieringen in de vorm van stempels en lijnen op met name knikwandpotten, de meest voorkomende vorm pot onder het gladwandige aardewerk. Op vroege knikwandpotten/gladwandig aardewerk (5 e -6 e eeuw na Chr.) zijn vaak losse stempels te vinden. Op latere exemplaren (7 e eeuw na Chr.) komen veelal radstempels en ingekraste lijnen voor, zowel golvend als recht. De laatste knikwandpotten komen begin 8 e eeuw na Chr. voor. De knikwandpotten zijn ook te herkennen aan hun vlakke bodems en zijn meestal grijs van kleur, maar kunnen ook als rode variant voorkomen. Veel over de productie van gladwandig aardewerk is niet bekend. Het meeste gladwandige aardewerk zal lokaal vervaardigd zijn. In de grotere aardewerk productieplaatsen buiten Nederland, zoals Mayen en Badorf (Duitsland), lijken geen knikwandpotten te zijn gemaakt. In Huy (België) zijn pottenbakkerijen opgegraven 9 waar knikwandpotten zijn geproduceerd, maar of dit aardewerk ook richting Maastricht is gekomen is niet waarschijnlijk. Uit Trier (Duitsland) lijkt zowel gladwandig als ruwwandig richting Nederland te zijn gekomen. Uit Maastricht zijn verschillende pottenbakkersovens 9 Willems

27 bekend waar zowel gladwandig als ruwwandig aardewerk vervaardigd zijn. 10 Het is daarom aannemelijk dat het gladwandige materiaal opgegraven in de St-Servaaskerk geproduceerd is in de lokale Maastrichtse ovens of wellicht uit ovens in het omliggend land. Fragment N % Tuit 1 1% Onzeker 4 3% Compleet 5 4% Gladde standring 5 4% Bodem: vlak 20 14% Rand 31 22% Wand 72 52% Totaal % Tabel 7 Het aantal gladwandige scherven per scherfsoort. Zoals in tabel 7 te zien is, omvat het gladwandige aardewerk in totaal 138 fragmenten. Zoals te verwachten binnen een aardewerkspectrum, zijn de wandfragmenten de grootste vertegenwoordigende groep scherven. Van de 138 scherven zijn er 72 (52%) gedetermineerd als wandfragment. Ver onder het aantal wandfragmenten komen de bodem- en randfragmenten. Met een aantal van twintig fragmenten (14%), komen de vlakke bodems net onder de 31 randen (22%) uit. In de categorie randen is een gladwandig spinklosje ingedeeld (afb. 8). Er zijn ook twee archeologisch complete (vrijwel compleet) gladwandige flessen opgegraven (afb. 12 en 13). Bij één fles waren niet alle fragmenten geplakt waardoor het totaal in tabel 7 op vijf (4%) komt. Daarnaast zijn vijf (4%) fragmenten van gladde standringen (afb. 7) gedetermineerd en één scherf (1%) van een tuit. Van vier fragmenten (3%) kon niet met zekerheid gedetermineerd worden van welk onderdeel ze van het aardewerk waren en zijn getypeerd als onzeker. Afbeelding 7 Gladwandige standring (vnr ). 10 Van Wersch

28 Afbeelding 8 Een gladwandig spinklosje (vnr ). Versiering Fragment N Losse stempel Compleet 1 Groeven Compleet 4 Beschilderd Rand 1 Losse stempel Rand 3 Radstempel Rand 1 Groeven Rand 3 Groeven Wand 1 Afbeelding Wand 1 Losse stempel Wand 1 Beschilderd Wand 1 Radstempel Wand 10 Totaal 27 Tabel 8 Het aantal versieringen per locatie op het gladwandige aardewerk. Van de 138 fragmenten gladwandig aardewerk hebben 27 scherven een versiering (tabel 8). Deze versieringen zitten voornamelijk op wand- en randfragmenten. In dit geval acht randfragmenten, veertien wandfragmenten en twee archeologisch complete flessen (samen vijf fragmenten). Twee fragmenten, te zien op afbeelding 9 en 10, lijken eerder te dateren dan de rest van de fragmenten met stempels en groeven. Het gaat hier om een losse stempel, waardoor de datering van het fragment ca. in de 5 e -6 e eeuw na Chr. ligt. De andere fragmenten die radstempels en groeven bevatten dateren uit een jongere periode, uit de 7 e eeuw na Chr. Afbeelding 11 is hier een voorbeeld van. Afbeelding 9 Gladwandig (knikwandpot) rand en wandfragment met stempel,

29 vermoedelijk 5 e -6 e eeuw (vnr ). Afbeelding 10 Gladwandige rand met stempel, vermoedelijk 5 e -6 e eeuw (vnr ). Afbeelding 11 Gladwandig fragment met radstempel en groeven, vermoedelijk 7 e eeuws (vnr ). Zoals op afbeelding 12 en 13 te zien is, verschillen de versieringen op de twee archeologisch complete flessen. Beide flessen zijn versierd met ingekraste lijnen die drie afzonderlijke banen vormen op de bovenhelft van de fles. Op het grijze (afb. 13) exemplaar zit echter nog een stempel versiering die tussen de banen van lijnen loopt. De onderste stempelreeks is opmerkelijk omdat deze in een hoek van 45 graden lijkt te beginnen en met elke opvolgende stempel vlakker lijkt te worden, om zo een lijn te vormen. De flessen zijn afkomstig uit een grafcontext (context 21131) en gedetermineerd door M. Kars. 11 Kars stelt dat het hier gaat om flessen van het type Fla (Siegmund 1998), gedateerd tussen 610 en 705 na Chr. Uit tabel 8 is op te maken dat twee fragment beschilderd zijn. Het gaat hier om een klein hardgebakken rood fragment en een randfragment die een zeer geringe hoeveelheid donkere/zwarte verfstrepen lijkt te hebben. Doordat de verfstrepen zeer gering en onregelmatig zijn, is het een mogelijkheid dat het hier gaat om een post-depositionele verkleuring. Ook is een rood gladwandig fragment met afbeelding gedetermineerd. Deze afbeelding zou beter als ingekraste lijn omschreven kunnen worden. 11 Uit een gegevensbestand van M. Kars met daarin de graven en bijbehorende grafgiften uit de St.- Servaaskerk

30 Afbeelding 12 Gladwandige fles met ingekraste lijnen (Siegmund Fla , ca , vnr 18-AA-02). Afbeelding 13 Gladwandige fles met stempels en ingekraste lijnen (Siegmund Fla , ca , vnr 18-AA-03) Biconische aardewerk/ knikwandpotten De knikwandpotten zijn logischerwijs over het algemeen te herkennen aan een knik in de wand van de pot, die meestal rond het midden van de pot loopt, soms wat lager of hoger, afhankelijk van de periode. Volgens Böhner (1958) evolueren knikwandpotten zich van laag met een wijde halsopening tot hoger met een smallere halsopening. 12 Hoewel het hierboven genoemde onderzoek van Böhner naar vormontwikkeling is gebaseerd op biconisch aardewerk uit één streek (Trier en omgeving), zullen deze ontwikkelingen zich hoogstwaarschijnlijk ook in andere streken hebben voorgedaan. In 1986 concludeerde Tilking-Perters 13 het zelfde voor de potten uit de omgeving van Huy (België). De typochronologie van Böhner is lange tijd de standaard geweest, maar daar kwam in 1989 verandering in met de typochronologie van Siegmund. 14 Siegmund vond de typochronologieën die door de jaren heen waren gepubliceerd niet compleet genoeg. Op basis van een groot aantal grafvelden stelde Siegmund een typochronologie van twaalf fases (van ca. 400 tot ca. 740 na Chr.) vast, die tegenwoordig de leidraad vormt. 12 Böhner 1958, Tilking-Peters Siegmund

31 Fragment N % Standring 1 1% Rand 13 15% Bodem: vlak 13 15% Compleet 20 22% Wand 42 47% Totaal % Tabel 9 Het aantal knikwandpot scherven per scherfsoort. In tabel 9 is te zien dat totaal 89 fragmenten als knikwandpot zijn gedetermineerd. In vergelijking met al het gladwandige materiaal (zie tabel 7), zijn minder scherfsoorten bij het knikwand aardewerk vertegenwoordigd. De categorieën die wel in beide tabellen voorkomen, verschillen procentueel gezien niet veel van elkaar. De enige echte afwijking is de categorie compleet. Deze is bij het knikwandaardewerk fors groter. Zoals uit tabel 9 kan worden afgelezen zijn twintig (22%) archeologisch complete potten aangetroffen. Dit aantal kan terug gebracht naar dertien, omdat één pot uit acht losse fragmenten wordt opgemaakt (afb. 14). 15 De hele potten komen voornamelijk uit een grafcontext en zijn, zoals hierboven al eerder is vermeld, gedetermineerd door M. Kars (een selectie van deze potten op afb ). 16 Afbeelding 14 Een knikwandpot met ingekraste lijnen. Gedateerd (Siegmund Kwt 2.32, vnr 01/41-BB-01) 15 Het betreft hier vondstnummer 01-BB-01 uit de Stiftskapel (1981-MAKK-3). 16 Uit het gegevensbestand van M. Kars met daarin de graven en bijbehorende grafgiften uit de St.- Servaaskerk

32 Afbeelding 15 Een knikwandpotje met losse stempels en ingekraste lijnen uit context Gedateerd tussen (Siegmund kwt 2.21 of Fag kwt 2B, vnr 02-MM-05.2). Afbeelding 16 Een knikwandpot met losse stempels. Gedateerd tussen (Siegmund kwt 2.21 of Fag kwt 2B, vnr ). Afbeelding 17 Een knikwandpot met losse stempels. Gedateerd tussen (Siegmund kwt 2.21 of Fag kwt 2B, vnr )

33 Afbeelding 18 Een knikwandpot met radstempels. Gedateerd tussen (Siegmund kwt 3.12, vnr ). Opvallend is de determinatie van een standring onder het gladwandige materiaal (zie tabel 9 en afb. 19), omdat dit normaal gesproken niet voor komt bij knikwandpotten. Het gaat hier dan ook niet om een knikwandpot, maar de onderste helft van een biconische beker. Volgens Kars is het een fragment van het type kwt 4.3 (Siegmund), gedateerd tussen 625 en 670 na Chr. 18 Afbeelding 19 Biconische beker met standring. Gedateerd tussen (Siegmund kwt 4.3, vnr ). Versiering N Losse stempel 10 Radstempel 17 Groeven Totaal 43 Tabel 10 Het aantal knikwandpot fragmenten met versiering. 18 Siegmund 1998, Gecorrigeerd zijn het negen in plaats van zestien archeologisch complete potten

34 In tabel 10 is te zien dat 43 fragmenten van versieringen vertonen. Hier moet, net zoals hierboven, wederom rekening gehouden worden met de complete pot die uit meerdere fragmenten bestaat en daarom oververtegenwoordigd is in de tabel. In de categorie groeven neemt deze pot acht van de zestien fragmenten voor zijn rekening, waardoor het totaal in deze categorie eigenlijk negen fragmenten telt. Op afbeelding 20 is een voorbeeld te zien van fragment van een knikwandpot met golven/groeven. De meest voorkomende versiering op de knikwandpotten is de radstempel (afb. 21). De losse stempels komen tien keer voor. Ook komen op de fragmenten combinaties voor van verschillende soorten versieringen, zoals op afbeelding 22 te zien is. Het gaat hier om een combinatie van losse stempels met daaronder groeven/lijnen. Afbeelding 20 Knikwandpot met golvende groeven (vnr ). Afbeelding 21 Een knikwandpot fragment met stempel (vnr ) Ruwwandig aardewerk Afbeelding 22 Een knikwandpot fragment met losse stempels (vnr 01/ ). Fragment N % Bodem 1 <1% Onzeker 1 <1% Compleet % Bodem: vlak 37 16% Rand 42 19% Wand % Totaal % Tabel 11 Het aantal ruwwandige scherven per scherfsoort. 20 Gecorrigeerd zijn het vijf archeologisch complete potten

35 Een tweede categorie die naast het gladwandige aardewerk veel voorkomt in het Maastrichtse aardewerkspectrum, is het ruwwandige aardewerk. Met 223 fragmenten is dit de grootste groep aardewerk uit de Merovingische periode (tabel 6). Zoals te verwachten is de groep wandfragmenten het grootst met 134 scherven (60%, tabel 11). Dit aardewerk heeft een grove structuur en heeft vaak een rode, grijze en soms gele kleur. De vlakke bodems en bandvormige oren zijn kenmerkend voor het ruwwandige aardewerk. Een vaak voorkomende vorm is de Wölbwandtopf (pot met welvende wand) (afb. 23), waarbij de verschillende randtypes bepalend kunnen zijn voor de datering. Zo komt tussen de 4 e en 6 e eeuw de zogenaamde sikkelrand (afb. 24 en 25) voor, en tussen eind 4 e en begin 7 e eeuw een verdikte rand (afb. 26, 27 en 28). Een meer puntige afgewerkte rand is vooral eind 7 e eeuw (afb. 29) te zien. 21 Andere vormen als schalen, borden en kannen zien komen ook terug in de ruwwandige categorie. Uit het ruwwandige materiaal konden 42 (19%) randen worden gedetermineerd. Daarnaast zijn 37 (16%) vlakke bodemfragmenten aangetroffen. Naast deze fragmenten zijn, net als bij het gladwandige en knikwandaardewerk, archeologisch complete potten aangetroffen. Uit tabel 11 is op te maken dat het hier om acht complete (4%) potten gaat, maar omdat enkele fragmenten samen één complete pot maken, komt dit in de werkelijkheid neer op vijf archeologisch complete potten. Deze complete potten zijn afkomstig uit verschillende grafcontexten. Het betreft hier drie kannen (één van deze kannen is te zien op afb. 30), één schaaltje (afb. 31) en één Wölbwandtopf (afb. 23). Op het ruwwandige aardewerk zitten niet veel versieringen, alleen een aantal groeven op de kan en op het schaaltje. Afbeelding 23 Een ruwwandige wölbwandtopf uit context (graf 272, vnr ). Afbeelding 24 Een ruwwandige sikkelrand (vnr ). 21 Siegmund 1998,

36 Afbeelding 25 Een ruwwandige sikkelrand uit context (vnr ). Afbeelding 26 Een verdikte ruwwandige rand (vnr ). Afbeelding 27 Een verdikte ruwwandige rand (vnr 01/ ). Afbeelding 28 Een verdikte ruwwandige rand (vnr ). Afbeelding 29 Een puntige ruwwandige rand uit context (vnr )

37 Afbeelding 30 Een ruwwandige kan uit context (graf 282, vnr ). Afbeelding 31 Een ruwwandig schaaltje uit context (graf 261) (vnr ). Het vroeg-merovingische ruwwandige aardewerk moet niet verward worden met het laat-romeinse ruwwandige aardewerk. De twee soorten lijken op elkaar, maar zijn vaak te onderscheiden aan de magering van het baksel. Het merovingische baksel is over het algemeen wat fijner gemagerd dan zijn laat-romeinse voorganger uit de 4 e -5 e eeuw. De laat-romeinse baksels hebben veelal een vulkanische magering dat kenmerkend is voor de producten uit Mayen. Net als bij het gladwandige aardewerk is over de productie en distributie van het ruwwandige niet veel bekend. Binnen Nederland zal de productie vooral lokaal en regionaal geweest zijn. De hierboven genoemde potterbakkersovens uit Maastricht (hfdst ), heeft naast gladwandig ook ruwwandig aardewerk geproduceerd. Ook in nabij gelegen plaatsen zoals Cuijk, Ubbergen en Kessel-Hout lijkt ruwwandig aardewerk te zijn geproduceerd. En hoewel het gladwandige materiaal voornamelijk op lokaal niveau gemaakt lijkt te zijn, komt ook ruwwandig aardewerk onze kant op vanuit de Duitse plaatsen Mayen en Badorf. In Mayen wordt vooral in de laat-romeinse tijd en vroege middeleeuwen ruwwandig materiaal geproduceerd terwijl dit in Badorf wat later is, vooral in de 7 e en 8 e eeuw. 22 Zoals hierboven (hfdst ) al is genoemd zou Trier ook een plaats ingenomen kunnen hebben bij de aanvoer van ruwwandig aardewerk naar onze contreien. Toch lijkt een lokale productie in Maastricht van het ruwwandige aardewerk het meest waarschijnlijk. 22 Verhoeven 2012,

38 4.3 Karolingisch aardewerk Onder het aardewerk uit de St.-Servaaskerk bevinden zich drie soorten die geplaatst kunnen worden in de Karolingische periode (ca na Chr.): de bolpotten, het Gittermuster- en Badorfaardewerk. Samen zijn deze drie aardewerkcategorieën goed voor 228 fragmenten (9% van het totaal, zie tabel 12). In deze periode verdwijnen de Merovingische Wölbwandtopf en knikwandpot geleidelijk, net als de vlakke bodems. Deze bodems worden vervangen door de lensvormige bodems, die tussen vlak en rond in zitten. Veel van de lokale pottenbakkers die in de Merovingische periode bestonden, lijken in de Karolingische periode te verdwijnen. Het overgrote deel van het aardewerk komt nu uit het Duitse Rijnland, uit de pottenbakkerijen Mayen en Badorf. 23 De rol van het Maaslands witte aardewerk is in deze periode onduidelijk. Hoewel deze soort aardewerk in de Volle Middeleeuwen wordt gedateerd, lijkt het op sommige plaatsen al eerder voor te komen. Zoals in Namen, waar het Maaslands wit zo vroeg als het laatste kwart van de 8 e eeuw voorkomt. 24 Hier zal in het hoofdstuk over het Maaslands wit op worden terug gekomen. Omschrijving N % Badorf aardewerk 25 11% Bolpot 94 41% Gittermuster % Totaal % Tabel 12 Het aantal fragmenten per categorie in de Karolingische periode Badorf-aardewerk In het bestudeerde aardewerk uit Maastricht bevinden zich twee typen potten die in de categorie Badorf vallen: (tuit)potten (Dorestad- type W II) en reliëfbandamforen (Dorestad type W I). In totaal zijn 25 (11%) fragmenten gedetermineerd als Badorf-aardewerk. In tabel 13 is te zien dat één randfragment, twee fragmenten lintoren (waarvan één met radstempel, afb. 32), drie fragmenten van lensbodems en negentien wandscherven zijn gedetermineerd. Fragment N Rand 1 Lintoor 2 Bodem: lens 3 Wand 19 Totaal 25 Tabel 13 Het aantal Badorf scherven per scherfsoort. 23 Verhoeven 2012, De Longueville 2006,

39 Afbeelding 32 Twee Badorf lintoren waarvan één met radstempel uit context (vnr & ). De Badorf-potten (WII) zijn eivormige potten, soms met een tuit, waarvan de bovenste helft is versierd met radstempels (afb. 33). De potten met tuit (tuitpotten) zullen voornamelijk gebruikt zijn als schenkgerei en de potten zonder tuit voornamelijk als kookgerei. Deze radstempels komen dikwijls voor op de rand van de pot (afb. 34). Dit is het enige Badorf randfragment gevonden bij de opgraving. De randen kunnen worden onderverdeeld in vier typen. Type A: een teruggeslagen, horizontale rand waarbij de nek kort of afwezig is. Type B: een lange, verdikte en rechtopstaande rand soms met een groef aan de binnenzijde. Hierbij is de hals meestal kort en golvend. Type C: een lange, rechtopstaande rand die is afgezet door een richel aan de basis van de rand. En als laatste type D: een rechtopstaande rand die niet of weinig verdikt is, met soms een richel aan de binnenzijde. De rand van afbeelding 34 is van het type D. De oren op deze potten zijn bandvormig. 25 Het Badorf aardewerk wordt tussen 725 en 900 gedateerd. Afbeelding 33 Een Badorf fragment met radstempel uit context (WII, vnr ). Afbeelding 34 Een Badorf rand met radstempel uit context (type D, vnr ). 25 Verhoeven 2012,

40 Zoals hierboven vermeld, vallen ook de reliëfbandamforen onder de categorie Badorf-aardewerk. Deze amforen waren van groter formaat dan de Badorf-potten en voorzien van opgelegde kleistrips (reliëfband). Deze kleistrips kunnen versierd zijn met radstempels (afb. 35 en 36), vingerafdrukken, losse stempels, etc. Naast fragmenten versierd met radstempels en kleistrips, is één fragment Badorfaardewerk gevonden met verf. Dit zou kunnen duiden op Huneschans aardewerk, hoewel de verf dan in combinatie met stempels zou moeten zijn. Omdat op dit fragment geen stempel is aangetroffen en het om een klein spatje verf gaat, is het moeilijk om te zeggen dat deze tot de Huneschans categorie behoort. Giertz stelde een typochronologie op voor reliëfbandamforen, waarbij twaalf typen onderscheiden worden tussen ca. 700 tot ca. 950/975 na Chr. 26 De productie van reliëfbandamforen begint ca. 700/750 na Chr. Vanaf de 9 e eeuw komen deze potten vaker voor en blijven bestaan tot aan het einde van de 11 e eeuw. 27 Acht van de 25 fragmenten zijn versierd met de hierboven genoemde versieringen. Afbeelding 35 Een scherf van een reliëfbandamfoor met opgelegde kleistrip en radstempel (vnr ). Afbeelding 36 Een scherf van een reliëfbandamfoor met opgelegde kleistrip en radstempel uit context (vnr 04-ZZ-01). Het baksel van Badorf-aardewerk, waaronder de twee hierboven genoemde aardewerksoorten vallen, voelt krijtachtig aan en is zacht tot matig hard gebakken en is fijn gemagerd. De kleur verschilt van grijs-beige tot geelwit. 26 Giertz 2000, Verhoeven 2012,

41 4.3.2 Bolpotten De bolpot (W III in de Dorestad typologie) is in de Karolingische periode een veelvoorkomend type pot. De bolpotten hebben, net als het Badorf-aardewerk, een lensbodem (afb. 37) en zijn gemaakt op een snelle draaischijf. Deze potten zullen voornamelijk gebruikt zijn als kookpotten. In het Maastrichtse aardewerk zijn 94 fragmenten bolpot gedetermineerd. Twaalf van deze fragmenten zijn randen, veertien fragmenten zijn lensbodems en het overgrote deel, 68 stuks, bestaat uit wandfragmenten (Zie tabel 14). De baksels zijn niet nader gedetermineerd. Fragment N Rand 12 Bodem: lens 14 Wand 68 Totaal 94 Tabel 14 Het aantal bolpot scherven per scherfsoort. Afbeelding 37 Lensbodem van een bolpot uit context (vnr ). De productie van dit aardewerk zou voor het overgrote deel hebben plaatsgevonden in Mayen, gelegen in de Eifel, en Walberberg, gelegen in het Vorgebirge vlak bij Keulen. In deze plaatsen zijn sporen van pottenbakkerijen gevonden. De potten zijn vaak zeer hard gebakken en hebben korte, gedrongen randen. Deze randen zijn in het Dorestad-schema onderverdeeld in vier verschillende typen. Type A (afb. 38, 39 en 40): dit is een korte, verdikte en naar buiten omgeslagen rand met een puntige of bolle lip. Dit is het meest voorkomende type. Type B (afb. 41 en 42): deze rand is niet verdikt, maar rechthoekig en staat naar buiten. Soms is een dekselgeul zichtbaar. Type C (afb. 43): deze rand lijkt op type B, maar staat rechterop en heeft een holle binnenzijde. Als laatste is er type D: deze rand is ook als type B, maar dan met een afgeronde binnenzijde. Of deze verschillende type randen in te delen zijn op periode is niet bekend. 28 Afbeelding 38 Bolpot fragment van randtype A (vnr ). 28 Verhoeven 2012,

42 Afbeelding 39 Bolpot fragment van randtype A uit context (vnr 01-DD-05.5). Afbeelding 40 Bolpot fragment van randtype A uit context (vnr 02-NN-01.1). Afbeelding 41 Bolpot fragment van randtype B uit context (vnr ). Afbeelding 42 Bolpot fragment van randtype B uit context (vnr ). Afbeelding 43 Bolpot fragment van randtype C uit context (vnr ). De meningen over de datering van dit type aardewerk verschillen. Aanvankelijk werden bolpotten tussen ca. 725 en ca. 900 gedateerd. Scherven gevonden in een 7 e -eeuws grafveld in de Duitse plaats Saffig deden vermoeden dat de begindatering zelfs eerder geweest moet zijn, eind 7 e eeuw. 29 Grunwald heeft hier onderzoek naar gedaan en kwam tot de conclusie dat deze scherven niet bij de graven hoorden, maar losse vondsten waren uit jongere contexten. 30 Grunwald stelt dat bolpotten in het Rijngebied pas vanaf de 2 e helft van de 8 ste eeuw voorkomen en rond ca. 875 verdwijnen. Deze einddatering wordt ondersteunt door opgravingen in Tiel, waar de bolpotten na 875 niet meer 29 Redknap 1999, Grunwald 2012,

43 voorkomen. 31 Toch kunnen hier wat vraagtekens bij gezet worden. Zo is bij de opgraving Grognon in het centrum van Namen, het hard gebakken aardewerk uit Mayen ook aangetroffen. 32 Bolpotten komen in Namen voor vanaf ca. 775 (fase ), wat aansluit op de datering van Grunwald, maar het aardwerk lijkt hier door te lopen tot ca. 950 (fase ). 33 Deze conclusies zijn gemaakt op basis van slijpplaatonderzoek, wat de betrouwbaarheid vergroot. Toch blijft de reden dat deze potten in Namen later voorkomen dan elders, onduidelijk. Het zou kunnen dat het bolpot materiaal voornamelijk uit de tweede helft van de 9 e eeuw (begin fase 3) komt. Het zou ook opspit uit oudere lagen kunnen betreffen dat is fase 3 is beland, of een combinatie van deze twee. Een andere verklaring zou kunnen zijn, dat een deel van het aardewerk te plaatsten is in de nieuw benoemde categorie uit Maastricht, het zwart-rode aardewerk. Deze categorie toont overeenkomsten en verschillen met het aardewerk uit Mayen en wordt zeker tot in de 10 e eeuw gedateerd. Deze datering is gebaseerd op het voorkomen van standringen onder het zwart-rode aardewerk, een type bodem dat pas opkomt vanaf de 10 e eeuw. 34 Daarbij moet wel vermeld worden dat in Namen geen melding van standringen wordt gedaan. Hoewel aardewerk uit Mayen overeenkomsten vertoont met het zwart-rode aardewerk, herkende Grunwald deze laatste categorie niet als aardewerk uit de regio van Mayen. 35 Het zwartrode aardewerk zal in het hoofdstuk over aardewerk in de volle Middeleeuwen uitgebreider behandeld worden. Onder het materiaal zijn zes scherven die opvielen tijdens de determinatiefase omdat deze verfstrepen hebben (afb. 44), terwijl dit normaal niet op bolpotten voorkomt. Door de Pingsdorf-achtige verfstrepen zijn de scherven in eerste instantie in deze categorie gedeeld, maar door het hardgebakken Mayen baksel zijn de scherven toch als bolpot gedetermineerd. Afbeelding 44 Met verfstrepen versierde bolpotfragmenten uit context (vnr ). 31 Verhoeven De Longueville 2006, Bij de Grognon opgraving in Namen zijn vier fase onderscheiden. Fase 1, late 7 e eeuw tot 775, fase 2, 775 tot 850, fase 3, 850 tot 950 en fase 4, 950 tot en met de 11 e eeuw. 34 Sanke 2002, Grunwald en andere aardewerkspecialisten waren in maart 2014 aanwezig op een symposium rond de vondsten uit Leiderdorp bij de UvA. Toen is ook gekeken naar het materiaal uit Maastricht

44 4.3.3 Gittermuster aardewerk Fragment N TUIT 1 LINTOOR 2 BODEM: VLAK 15 RAND 23 WAND 68 Totaal 109 Tabel 15 Het aantal gittermuster scherven per scherfsoort. De laatste categorie aanwezig in het Maastrichtse aardewerkspectrum die in de Karolingische periode thuishoort, is het Gittermuster-aardewerk (W VI, fabric 14 in het Dorestad-schema). Dit reducerend (zonder toegevoegde zuurstof) gebakken aardewerk heeft geen lensbodem, maar een vlakke bodem (afb. 45 en 46). De pot zelf is eivormig en is soms voorzien van een klaverbladvormige tuit en/of een oor. In totaal zijn 109 fragmenten (tabel 15) van het Gittermuster-aardewerk gedetermineerd. Meer dan de helft, 68 stuks, van de scherven behoort toe aan wandfragmenten. 23 scherven zijn randen, vijftien scherven zijn van vlakke bodems, twee scherven zijn van een lintoor (afb. 47) en één scherf behoord tot een tuit. Zoals op de afbeeldingen is te zien, kunnen de randen zeer verschillen van vorm (afb ). Afbeelding 45 Gittermuster bodemfragment uit context (vnr ). Afbeelding 46 Gittermuster bodemfragment uit context (vnr )

45 Afbeelding 47 Gittermuster lintoor met onder de rand het begin van een stempelversiering uit context (vnr ). Afbeelding 48 Gittermuster randfragment met stempel uit context (vnr ). Afbeelding 49 Gittermuster randfragment met stempel (vnr ). Afbeelding 50 Een foto van de hierboven getekende gittermuster rand met stempel (vnr )

46 Afbeelding 51 Gittermuster randfragment (vnr ). Afbeelding 52 Een gittermuster randfragment uit context (vnr ). Afbeelding 53 Ggittermuster randfragment (vnr 12-3A-01.2). Afbeelding 54 Een gittermuster randfragment uit context (vnr 01-DD-08.1). Doordat het aardewerk reducerend gebakken is wordt de pot redelijk waterdicht. Het baksel is meestal aan de harde kant en de magering bestaat uit fijn zand en heeft een witte tot grijzige kleur. Aan de buitenzijde is het oppervlak soms gepolijst en zwart-grijzig van kleur waardoor een metaalachtige glans kan ontstaan, maar dit is niet altijd het geval. Typisch voor het Gittermuster aardewerk zijn de witte inclusies in het baksel. Dit is goed te zien op afbeelding 55. Versieringen komen voor in de vorm van radstempels (afb. 48, 49 en 50), golflijnen, smalle bandjes of lijnen in een traliepatroon. Opvallend is dat het Maastrichtse Gittermuster alleen radstempelversieringen heeft en bijvoorbeeld niet het traliepatroon dat men in Dorestad wel ziet Van Es en Werwers 1980,

47 Afbeelding 55 Witte inclusies op een bodemfragment Gittermuster (vnr ). Over de productie van dit aardewerk is niet veel bekend. In 1955 stelde Lung voor dat het aardewerk uit de omgeving van Keulen zou komen. 37 Redknap treft Gittermuster aan in de ovens in Mayen, maar daar staan geen afbeeldingen van in zijn publicatie uit Keramiek met de typische witte inclusies is echter ook typisch voor aardewerk uit de Maasvallei, zo is het Merovingische aardewerk uit Huy en Maastricht voorzien van dergelijke insluitsels. Een herkomst uit het Maasgebied is daarom zeker niet uitgesloten, misschien zelfs wel waarschijnlijk. Het Gittermuster-aardewerk wordt in Dorestad gedateerd van de late 7 e eeuw tot en met de 8 e eeuw. 40 Graf- of nederzettingscontexten waar dit materiaal in een eenduidig 7 e -eeuwse context voorkomt ontbreken echter, het Gittermusteraardewerk is altijd geassocieerd met keramiek uit Badorf of Mayen. Een 8 e -eeuwse datering is daarom toch meer waarschijnlijk. Net als bij de datering van de bolpot zou de de Grognon opgraving in Namen een rol kunnen spelen bij een alternatieve datering van het Gittermuster aardewerk. Bij de opgraving in Namen heeft men reducerend gebakken ruwwandig aardewerk en ruwwandig grijs gesmoord aardewerk aangetroffen van fase 1 (late 7 e eeuw 775) tot in fase 3 ( ). Het reducerend gebakken aardewerk was zelfs tot in de 11 e te vinden. 41 Het is helaas niet duidelijk of dit aardewerk uit Namen ook de witte magering en insluitsels laat zien, die zo kenmerkend zijn voor het Gittermuster aardewerk uit Maastricht. 37 Lung 1955a 38 Redknap Gittermuster materiaal is gevonden in Mayen, in ovens 9 en 10, Siegfriedstraße en Grundstuck Zäck 40 Van Es/Verwers 1980, De Longueville 2006, p

48 4.4 Aardewerk uit de Volle Middeleeuwen Omschrijving N % Gedraaid (onzeker) 1 <1% Grijs aardewerk 1 <1% Elmpter waar 5 <1% Proto-steengoed 6 <1% Zuid-Limburgs aardewerk % Pingsdorf aardewerk % Zwart Rood (Z.R.) % Witbakkend Maasvallei % Totaal % Tabel 16 Het aantal fragmenten per categorie uit de volle Middeleeuwen. In het materiaal komen acht aardewerkcategorieën uit de volle Middeleeuwen (grofweg ) voor. Zoals weergegeven in tabel 16, komen vier aardewerk soorten in grotere getalen voor, het Pingsdorf (170 scherven), het Zuid-Limburgs (165 scherven), het witbakkend Maaslands (781 scherven), en het zwart-rood aardewerk (174 scherven). De andere vier soorten, gedraaid aardewerk, grijs aardewerk, Elmpter waar en proto-steengoed zijn samen goed voor dertien fragmenten en zullen daardoor gezamenlijk behandeld worden. Met 1303 (51%) scherven is de periode van de volle Middeleeuwen de meest fragmentrijke periode van de opgraving. Tussen de in het vakgebied, bekende soorten aardewerk komt een nieuwe aardewerkcategorie voor, die ik hier betitel als zwartrood aardewerk. De voorlopige benaming is tot stand gekomen door dat het aardewerk een zwarte buitenlaag heeft met een rode kern. Hieronder zal dieper op het zwart-rode aardewerk worden ingegaan Pingsdorf aardewerk Fragment N % Lintoor 1 <1% Rand 13 7% Wand % Totaal % Tabel 17 Het aantal Pingsdorf scherven per scherfsoort. Eind 19 e eeuw werden in de plaats Pingsdorf, in Duitsland, grote afvaldeposities gevonden van pottenbakkerijen en een kwart eeuw later werd daar de eerste oven opgegraven. Het eerste echte aardewerk dat de Pingsdorf benaming krijgt dateert van rond 900. Sanke bracht in 2002 een studie uit waarin het Pingsdorf-aardewerk voor het eerst uitgebreid wordt besproken en ingedeeld. Het aardewerk wordt onderverdeeld in tien periodes, waarvan de eerste twee nog overeenkomsten vertonen met het Badorf-aardwerk en het Huneschans-aardewerk en dateren tussen 800 en 900. Vanaf periode drie (rond 900) gaat men het echte Pingsdorf-aardewerk produceren. Deze productie gaat door tot eind periode zeven (rond 1200), waarna de kenmerkende beschilderingen vanaf periode acht ( ) verdwijnen en de ontwikkeling naar proto- en bijna-steengoed begint. Deze

49 ontwikkeling zet door tot eind periode tien (rond 1400). 42 De algemene datering van het geel-wit beschilderde Pingsdorf-aardewerk is daarom van 900 tot Afbeelding 56 Een Pingsdorf lintoor met beschildering uit context (vnr ). In tabel 17 is te zien dat in totaal 170 (13% van het totaal) scherven Pingsdorf aardewerk zijn opgegraven. Zoals gewoonlijk zijn de wandfragmenten met 156 scherven de grootste groep. Daarna komen de randen met dertien stuks. Een van de randen ( ) bestaat uit drie fragmenten die bij elkaar horen. Hierdoor komt het individuele aantal randen op elf. Deze randen zouden bij de stratigrafische analyse van de verschillende kerkfases een rol kunnen spelen bij de datering. De randen zullen aan de hand van Sanke, waar mogelijk, gedetermineerd en gedateerd worden. 44 Negen randen zijn getekend en hieronder te zien (afb ). Er is één oor (lintoor) gedetermineerd (afb. 56). Afbeelding 57 Randfragment Pingsdorf type 2.5a (komt voor in periode 3, 4, 5, 6). Gedateerd tussen (vnr 01/ ). Afbeelding 58 Randfragment van een slanke Pingsdorf beker type 4.3b (periode 4). Gedateerd tussen uit context (vnr ). 42 Sanke 2002, Sanke

50 Afbeelding 59 Randfragment van een slanke Pingsdorf beker type 4.3b (periode 4). Gedateerd tussen uit context (vnr /2). Afbeelding 60 Randfragment Pingsdorf type 9.2/9.3 (periode 4). Gedateerd tussen uit context (vnr ). Afbeelding 61 Randfragment Pingsdorf type 9.2/9.3 (periode 4). Gedateerd tussen uit context (vnr ). Afbeelding 62 Randfragment van een Pingsdorf drinkbeker, type 3.4b/c (periode 4, 5). Gedateerd tussen (vnr ). Afbeelding 63 Randfragment van een Pingsdorf drinkbeker, type 3.4b/c (periode 4, 5). Gedateerd tussen (vnr 01/ )

51 Afbeelding 64 Randfragment van een Pingsdorf drinkbeker, type 3.4b/c (periode 4, 5). Gedateerd tussen uit context (vnr ). Afbeelding 65 Randfragment van een hoge Pingsdorf beker type 3.7a (komt voor in periode 4, 5, 6). Gedateerd tussen uit context (vnr ). Fragment Versiering N Lintoor BESCHIL 1 Rand BESCHIL 4 Wand BESCHIL 117 Totaal 122 Tabel 18 Het aantal beschilderde Pingsdorf scherven per scherfsoort. Het vormenspectrum van het Pingsdorf-aardewerk is gevarieerd. Zo komen tuitpotten, kogelpotten, drinkbekers, kannen en schalen voor. Het aardewerk kan variëren van kleur, maar komt het meest voor in de geelwitte teint. Zoals hierboven al werd vermeld, is het bekendste kenmerk de versiering met verfstrepen op het aardewerk. Deze verfstrepen kunnen variëren, maar zijn meestal rood tot roodbruin (afb. 66 t/m 70). Van de 170 Pingsdorf scherven zijn er 122 beschilderd (zie tabel 18). Met en zonder deze beschildering kan het Pingsdorf-aardewerk (afb. 66 t/m 70) soms sterk lijken op het Zuid-Limburgse aardewerk (afb. 71) waardoor bij de determinatie regelmatig wat onzekerheid ontstond. De magering van het Zuid-Limburgse aardewerk is echter grover dan de magering van het Pingsdorf-aardewerk, waardoor in de meeste gevallen toch onderscheid tussen de twee baksels gemaakt kon worden. Overlap tussen de twee soorten lijkt ook mogelijk

52 Afbeelding 66 Een beschilderd Pingsdorf scherf uit context (vnr 02-MM-01.2). Afbeelding 67 Een beschilderd Pingsdorf scherf (vnr ). Afbeelding 68 Een beschilderd Pingsdorf scherf uit context (vnr ). Afbeelding 69 Een beschilderde Pingsdorf scherf uit context (vnr )

53 Afbeelding 70 Een beschilderd Pingsdorf scherf uit context (vnr ). Afbeelding 71 Een beschilderd Zuid-Limburgse scherf uit context (vnr ) Zuid-Limburgs aardewerk In het midden van de 20 ste eeuw vonden opgravingen van pottenbakkersovens en afvalhopen plaats in Brunssum, Schinveld en Nieuwenhagen, gelegen in Zuid-Limburg. Een andere benaming voor het Zuid-Limburgse aardewerk is hierdoor dan ook Schinveld-Brunssum aardewerk. In tabel 19 is te zien dat bij de opgraving in de St.-Servaaskerk 165 fragmenten Zuid-Limburgs aardewerk gevonden zijn. Bijna alle scherven zijn afkomstig van de wand van de pot (144 fragm). Slechts 21 fragmenten zijn van andere gedeeltes van de pot. Tien fragmenten zijn van de rand, acht fragmenten zijn van een standring en drie fragmenten van een lensbodem. Fragment N % Bodem: lens 3 2% Standring 8 5% Rand 10 6% Wand % Totaal % Tabel 19 Het aantal Zuid-Limburgse scherven per scherfsoort

54 Typochronologie volgens Bruijn Periode Datering B Rond 1050 A I vroeg I midden I laat IA Rond 1190 II III IV V Tabel 20 Overzicht typochronologie Zuid-Limburgs aardewerk. De opgravingen uit het midden van de vorige eeuw stonden voor een groot deel onder leiding van Anton Bruijn, die aan de hand van deze ovens en afvalhopen, vervolgens een typochronologie opstelde voor het Zuid-Limburgse aardewerk. 45 De chronologie is in het verleden meerdere malen onderhevig geweest aan kritiek, en niet geheel onterecht, zoals verderop in dit onderzoek zullen blijken. De typochronologie ziet er als volgt uit (zie tabel 20). In eerste instantie begon de typochronologie in periode I (vanaf 1125), totdat Bruijn in 1960 concludeerde dat de aardewerkproductie in Schinveld 75 jaar eerder begonnen is dan in Brunssum. Zo werden periode B en A toegevoegd aan de typochronologie. 46 Het Zuid-Limburgse aardewerk wordt doorgaans gedateerd tussen Vanaf periode III ( ) gaat het baksel over in protosteengoed en later (periode IV en V) in steengoed. De datering van het Zuid-Limburgse aardewerk is door Bruijn aan de hand van opgravingen van ovens (Schinveld II, Brunssum I en II) en storthopen (Schinveld I, III en IV) opgesteld. Toch blijft het onduidelijk hoe Bruijn aan de begindateringen voor periode B en A is gekomen. In eerste instantie laat Bruijn periode A al in 1025 beginnen. 47 Hier komt Bruijn later op terug en laat periode B in 1050 beginnen en de begindatering van periode A verschuift hij naar De oudste datering van het Zuid-Limburgse aardewerk ligt dus niet vast en lijkt bij het onderzoek van de Sint-Servaaskerk al in de 10 e eeuw te liggen. Wellicht moet de begindatering van het Zuid-Limburgse aardewerk wat verschoven worden. Hierover meer bij de bespreking van de stratigrafie van de profielen in deel III (hoofdstuk 5 en 6) van deze uiteenzetting. Het vormenspectrum is breed, maar veel voorkomend is de buidelvormige kookpot. Het baksel is meestal wit-grijs tot lichtgeel. Beschildering van oranje-geelbruine bogen en strepen en het aanbrengen van radstempels komt ook voor in deze periode. Vanaf 1075 (periode A) gaat men over op het vervaardigen van aardewerk met een draaischijf. De bodems zijn nu vaak lensvormig en de zogenaamde manchetrand doet zijn intrede. Radstempels komen ook nog voor in deze periode en men gaat voor het eerst loodglazuur gebruiken. Vanaf 1125 (periode I vroeg, midden en laat) gaat 45 Bruijn Stoepker Bruijn ,

55 men weer hand gevormd aardewerk maken. Het betreft hier voornamelijk kogelpotten, drinkbekers en tuitpotten. De potten zijn op de schouders beschilderd met bruine golven, lijnen of komma s en lijkt nu sterk op het Pingsdorf aardewerk. Zoals hierboven al gemeld zijn deze twee te onderscheiden door de grofheid van de magering, waarbij het Zuid-Limburgse aardewerk grover gemagerd is. Vanaf ca (periode IA) tot 1225 (periode II) gaat men weer gedraaid aardewerk produceren. Ditmaal is het baksel wat harder gebakken waardoor de kleur wat donkerder wordt. Vanaf periode II wordt de beschildering vervangen wordt door een dekkende laag bruine ijzerengobe. Hiermee wordt geprobeerd het baksel minder poreus te maken en zo komt een eind aan het Zuid-Limburgse aardewerk. 48 Afbeelding 72 Zuid-Limburgse standring met beschildering. Handgevormd uit periode B uit context (vnr ). Afbeelding 73 Zuid-Limburgse standring met beschildering. Handgevormd uit periode B uit context (vnr ). Afbeelding 74 Zuid-Limburgse standring met beschildering. Handgevormd uit periode B uit context (vnr ). De drie lensbodems, acht standringen en de tien randen zijn nader gedetermineerd aan de hand van de typochronologie van Bruijn. De drie lensbodems komen van gedraaide potten en vallen binnen periode A ( ). De acht standringen zijn handgevormd en bevatten verfspatten, waardoor ze hoogstwaarschijnlijk binnen periode B (ca. 1050) vallen (afb. 72, 73 en 74). In periode I ( ) komen ook potten met standringen voor, maar deze lijken geen verf(spatten) op de standringen te hebben. 49 Van de tien randen konden zes in de typochronologie van Bruijn geplaatst worden. Vijf randen zijn gedraaid en vallen in periode A. Drie van deze randen zijn sikkelranden (afb. 77, 79 en 80). Een van de randen is handgevormd en beschilderd (afb. 75 en 76) en valt in periode B. Uit welke periode de laatste scherf komt is onduidelijk (afb. 78). Het was niet duidelijk vast te stellen of het 48 Stoepker 2011, Bruijn , afbeelding

56 randfragment handgevormd of gedraaid is, waardoor geen periode is toegekend. De wandfragmenten zijn niet zodanig gedetermineerd dat deze waren in te delen in de typochronologie. Afbeelding 75 Zuid-Limburgs beschilderde rand uit periode B uit context (vnr ). Afbeelding 76 Zuid-Limburgs beschilderde rand uit periode B uit context (vnr ). Afbeelding 77 Zuid-Limburgse sikkelrand uit periode A (vnr ). Afbeelding 78 Zuid-Limburgse rand periode I uit context (vnr )

57 Afbeelding 79 Zuid-Limburgse sikkelrand uit periode A uit context (vnr 01-DD-05.2). Afbeelding 80 Zuid-Limburgse sikkelrand uit periode A uit context (vnr 01-DD-05.3). Fragment Versiering N Rand BESCHIL 2 Standring BESCHIL 5 Wand GLAZUUR 5 Wand BESCHIL 59 Totaal 71 Tabel 21 Het aantal versieringen op Zuid-Limburgse scherven per fragmentsoort. In totaal zijn 71 scherven bewerkt en/of versierd (zie tabel 21). Het overgrote deel (59 scherven) is versierd met verf. Het ligt natuurlijk geheel aan welke scherf wordt teruggevonden in het archeologisch bestand, maar over het algemeen gaat het bij de meeste versieringen op het Zuid- Limburgse aardewerk uit Maastricht om een enkele verfspat of lijn (afb. 72 en 73). In sommige gevallen is de decoratie uitgebreider zoals te zien is op afbeelding 81. Glazuur werd op vijf fragmenten terug gevonden (afb. 82)

58 Afbeelding 81 Beschilderde Zuid-Limburgse scherven (vnr ). Afbeelding 82 Gedeeltelijk geglazuurd Zuid-Limburgs fragment uit context (vnr ). De productie van het aardewerk vindt logischerwijs plaats in Zuid-Limburg, maar de distributie ervan is niet geheel duidelijk. Tot zover lijkt het erop dat het aardewerk in periode B vooral voor de lokale en beperkte regionale markt is geweest. Vanaf periode A lijkt men ook aardewerk te exporteren naar het Rijnland, Noord-Brabant en de Belgische Kempen Maaslands wit aardewerk Het Maaslands witte aardewerk, ook wel Andenne keramiek genaamd, is binnen het Maastrichtse aardewerkspectrum veruit de grootste categorie. Deze aardewerk soort telt maar liefst 781 fragmenten, wat neer komt op bijna één derde van alle scherven (zie tabel 22). Het Maaslands witte aardewerk is uit klei van hoge kwaliteit verwaardigd (kaolinietrijk) en levert een redelijk hard gebakken baksel op dat meestal wit, geel of roze van kleur is (afb. 83). Dit baksel voelt meestal glad aan doordat geen magering werd toegevoegd. De potten zijn op een draaischijf gemaakt en zijn soms spaarzaam geglazuurd met geelkleurig loodglazuur (afb. 84 en 85). Dit glazuur bevindt zich meestal op de schouder van de pot in de vorm van een lijn, band of vlek. Omdat het glazuur bijna nooit op het 50 Verhoeven

59 onderste deel van de potten te vinden is en dus niet de hele pot bestrijkt, zal het glazuren een esthetische waarde hebben gehad. Afbeelding 83 Verzameling maaslands witte wandfragmenten (vnr ). Zoals de naam al aangeeft vindt dit aardewerk zijn oorsprong in de Belgische Maasvallei in het gebied tussen Namen en Luik. Pottenbakkersovens zijn gevonden in Andenne, Wierde, Mozet en Huy. 51 De Grognon opgraving in Namen geeft ons informatie over de ontwikkelingen van het Maaslands wit aardewerk. 52 Al vanaf de Merovingische periode wordt in deze streek aardewerk geproduceerd, maar vinden deze producten zich nog geen weg richting onze contreien. Vanaf de 9 e eeuw bereikt het aardewerk voor het eerst het zuiden van Nederland. In Namen (Grongon opgraving) komt het Maaslands witte aardewerk voor vanaf fase 3 ( ), en loopt door tot in fase 4 ( ). 53 Wit aardewerk komt in Namen al eerder voor (fase 1 en 2), maar dan is het niet het fijne kaolinietrijke baksel wat vanaf fase 3 opkomt. In fase 3 is een klein percentage van scherven met geglazuurd, geverfd of een combinatie van de twee en in fase 4 komen hier opgelegde kleibanden bij. Soortgelijke scherven met glazuur en kleibanden zitten ook in het Maastrichtse materiaal, maar daar later meer over. Het aardewerk wordt tot in de 14 e eeuw geproduceerd, maar kent zijn hoogtijdagen in de 12 e eeuw. 51 Borremans, R./R.Warginaire 1966; Borremans, R./W.Lassance 1987; Bit, R./G.Dehamende/J.Docquier/E. Lauwerijs 1985/6; Duhaut, C./J.Plumier/Y.Dieudonne 1995; De Longueville, S de./j. Plumier Longueville De Longueville 2006, Bij de Grognon opgraving in Namen zijn vier fase onderscheiden. Fase 1, late 7 e eeuw tot 775, fase 2, 775 tot 850, fase 3, 850 tot 950 en fase 4, 950 tot en met de 11 e eeuw

60 Afbeelding 84 Maaslands wit fragment met glazuur (vnr ). Afbeelding 85 Maaslands wit fragment met glazuur (vnr ). Fragment N % Worstoor 1 <1% Poot 1 <1% Tuit 1 <1% Bodem 3 <1% Lintoor 7 1% Onzeker 7 1% Bodem: lens 38 5% Rand 66 8% Wand % Totaal % Tabel 22 Het aantal Maaslandse witte scherven per scherfsoort. In tabel 22 is te zien dat het overgrote deel, 657 scherven (84%), van het Maaslands wit is gedetermineerd als wandfragment. De meest voorkomende vormen zijn tuitpotten en kookpotten, vooral tussen de 9 e en 13 e eeuw. Daarnaast komen vormen voor als schalen, bekers, deksels, rammelaars en lampen. De bolle tuit- en kookpotten hebben een lensvormige bodem, waarvan in het vondstmateriaal 38 (5%) zijn gevonden. Schalen en kommen konden soms ook standlobben hebben. 66 fragmenten (8%) van het Maaslands wit is gedetermineerd als rand. Het aardewerk kent twee kenmerkende randtypen. Van de 9 e tot begin 11 e eeuw komt voornamelijk de sikkelrand voor, die na verloop van tijd evolueert in de manchetrand. Het ontbreken van manchetranden onder de vondsten uit de Servaaskerk, maakt dat de begindatering van dit type rand een terminus ante quem biedt voor de gehele assemblage. De manchetrand komt vooral na 1125 voor. Opvallend is dat Anton Bruijn in zijn laatste publicatie het Zuid-Limburgse aardewerk uit periode A, waar ook manchetranden voorkomen, al vanaf 1075 dateert

61 en een einddatering van Periode A materiaal met manchetranden werd dus al voor 1122 gemaakt. Sanke wijst er op dat de begin datering van 1075 correct zou kunnen zijn, omdat manchetranden ook in Pingsdorf rond 1060 voorkomen. 55 De manchetranden zijn dus uiterlijk rond 1125, maar mogelijk al eerder rond 1075 geïntroduceerd. Dat betekent dat de vondsten uit de kerk op een moment daarvóór in de bodem zijn geraakt. Opmerkelijk is dat Anton Bruijn stelde dat de Zuid- Limburgse pottenbakkers beïnvloed waren door het Maaslands wit aardewerk, terwijl de manchetrand eerder bij het Zuid-Limburgse aardewerk dan bij het Maaslands witte aardewerk te dateren is. 56 Dat maakt het wellicht te rechtvaardigen al het Maaslands witte aardewerk een datering tussen 875 tot 1125 te geven, of misschien zelfs 875 tot De overgebleven fragmenten worden opgemaakt door zeven ondetermineerbare scherven, zeven lintoren, drie (ondefinieerbare) bodems, één tuit, één poot en één worstoor. Een goede typochonologie voor het Maaslands witte aardewerk ontbreekt tot op heden. Aanzetten zijn gegeven door Borremans (1966) en Giertz (1996) en meer recentelijk door De Longueville (2006). De laatste onderzoekt het aardewerk van de opgraving Grognon in Namen met behulp van slijpplaten zodat de baksels goed zijn ingedeeld. Bovendien steunt het onderzoek op 14C dateringen, zodat de daar gepresenteerde indeling het meest betrouwbaar is. Aan de hand van de Grongon opgraving uit Namen en de St.-Severin opgraving in Huy (België), is geprobeerd de sikkelranden uit Maastricht een specifiekere datering te geven. 57 Uitgaande van Giertz, worden de randen over het algemeen gedateerd in periode IIIb (vanaf ca. 875). Hierbij moet wel de opmerking geplaatst worden dat vergelijkbare randtypes ook later voorkomen, zoals in periode IV (ca ) en periode V (ca ). Bij de typologie van Grongon vallen alle sikkelranden in fase 4 (ca , afb ), waarmee de datering van de randen, vergeleken met Huy, wat later wordt. Doordat het onderzoek uit Namen betrouwbaarder is dan uit Huy, wordt de datering van de Grongon typologie aangehouden. 58 Hoewel enkele randen niet goed in de typologieën paste en daardoor geen specifiekere datering konden krijgen, lijkt het vroege Maaslandse aardewerk (tussen ca ) te ontbreken in Maastricht en dateert het vooral tussen ca. 950 en 1100 na Chr. Afbeelding 86 Maaslands randfragment. Grongon fase 4, uit context (vnr ). 54 Bruijn Stoepker 2011, Stoepker 2011, Giertz, 1996, Bij de Grongon opgraving is slijpplatenonderzoek gedaan en is de stratigrafie mede door C14-dateringen gedateerd waardoor de betrouwbaarheid van de typologie groter is dan uit Huy

62 Afbeelding 87 Maaslands randfragment. Grongon fase 4, uit context (vnr ). Afbeelding 88 Maaslands randfragment. Grongon fase 4, (vnr ). Afbeelding 89 Maaslands randfragment. Grongon fase 4, uit context (vnr ). Afbeelding 90 Maaslands randfragment. Grongon fase 4, (vnr 02/42-AA-02.8)

63 Afbeelding 91 Maaslands randfragment. Grongon fase 4, uit context (vnr ). Afbeelding 92 Maaslands randfragment. Grongon fase 4, (vnr ). Afbeelding 93 Maaslands randfragment. Grongon fase 4, uit context (vnr 01-DD-06.3). Afbeelding 94 Maaslands randfragment. Grongon fase 4, uit context (vnr ). Afbeelding 95 Maaslands randfragment. Grongon fase 4, uit context (vnr )

64 Afbeelding 96 Maaslands randfragment. Grongon fase 4, uit context (vnr ). Afbeelding 97 Maaslands randfragment. Grongon fase 4, (vnr 02/42-AA-02.7). Afbeelding 98 Maaslands randfragment. Grongon fase 4, (vnr 02/42-BB-01.3). Afbeelding 99 Maaslands randfragment. Grongon fase 4, (vnr ). Afbeelding 100 Maaslands randfragment. Grongon fase 4, (vnr 02/42-AA-02.7)

65 Afbeelding 101 Maaslands randfragment. Grongon fase 4, (vnr ). Afbeelding 102 Maaslands randfragment. Grongon fase 4, uit context (vnr 01-DD-05.4). In Namen is het Maaslands witte aardewerk onderverdeeld in drie groepen: het céramique tournée claire (TOC, Maaslands wit), het céramique tournée claire décorée de peinture rouge ou orange (TOC- PR, Maaslandswit met rode en oranje verf) en het céramique tournée claire glaçurée (TOC-GL, Maaslands wit met glazuur). De hierboven besproken randen vallen in de TOC-SB en TOC-GL categorieën. Een rand die niet tot de sikkelranden behoord viel op (afb. 103). Dit randfragment is aan de binnenkant geverfd waardoor het in de categorie van het TOC-PR valt. Dit is opmerkelijk omdat deze variant van het aardewerk al in fase 2 ( ) voorkomt terwijl het Maaslandse wit voornamelijk vanaf fase 3 voorkomt. De vraag is hier: gaat het in dit geval om het kaolinietrijke baksel dat typerend is voor het Maaslands wit, of is het een wat grover baksel? Macroscopisch is dit moeilijk vast te stellen, maar op het oog lijkt het baksel meer te neigen naar grovere variant van Maaslandswit aardewerk uit fase 3 ( ). Afbeelding 103 Maaslands wit randfragment met aan de binnenkant verfsporen (TOC-PR). Grongon fase 3, wellicht fase 2 uit context (vnr 03-TT-11.1). In tabel 23 is te zien 170 fragmenten een vorm van versiering hebben. De meeste fragmenten zijn geglazuurd, in totaal zijn dat 125 scherven. Vijf van deze fragmenten zijn geglazuurd en hebben daarnaast ook een radstempel (afb ). Daarnaast waren drie scherven voorzien van een (rad)stempel, tien scherven hebben beschildering en 27 scherven opgelegde kleistrips (afb. 108), waarvan enkele ook geglazuurd zijn

66 Versiering N STEMP 1 RADSTEMP 2 GLZSTEMP 5 BESCHIL 10 OPGKLEI 27 GLAZUUR 125 Totaal 170 Tabel 23 Het aantal versierde fragmenten Maaslands wit. Afbeelding 104 Maaslandse wit fragment met radstempel en glazuur uit context (vnr 04-ZZ-06.1). Afbeelding 105 Maaslandse wit fragment met radstempel en glazuur (vnr )

67 Afbeelding 106 Maaslandse wit fragment met radstempel en glazuur (vnr ). Afbeelding 107 Maaslandse wit fragment met radstempel en glazuur (vnr ). Afbeelding 108 Maaslandse wit fragment met opgelegde kleistrip (vnr )

68 In de determinatiefase van de Maastrichtse fragmenten, vielen een aantal scherven op die bij de Maaslands witte categorie werden ingedeeld. In het gegevensbestand is bij deze scherven de kanttekening gemaakt: Maaslandse witte variant. Net als de meeste andere Maaslands witte scherven in de dataset zijn deze scherven, met uitzondering van één fragment, allemaal geglazuurd. Een aantal van deze fragmenten bleken achteraf van een en dezelfde pot te zijn (afb. 109, 110 en 111). Waar de scherven afwijken, is het baksel. Het baksel van deze scherven is net wat grover gemagerd en er zitten zwarte punten/inclusies in (afb. 112). Afbeelding 109 Maaslandswit fragment met glazuur en opgelegde kleistrips. Horende bij de gereconstrueerde pot uit context (vnr ). Afbeelding 110 Maaslands wit randfragment met glazuur uit Grongon fase 4, Horende bij de gereconstrueerde pot uit context (vnr )

69 Afbeelding 111 Een reconstructietekening van de Maaslands witte pot met glazuur en opgelegde kleibanden. De fragmenten werden in verschillende contexten aangetroffen uit context en (vnr , en ). Afbeelding 112 Detail foto van Maaslands witte variant uit context (vnr ) Zwart-rood aardewerk Fragment N % Lintoor 1 1% Bodem: lens 4 2% Standring 6 3% Rand 18 11% Wand % Totaal % Tabel 24 Het aantal zwart-rode scherven per scherfsoort. Zoals hierboven bij de introductie van het aardewerk uit de volle Middeleeuwen al vermeld werd, is het zwart-rode aardewerk een nog niet systematisch beschreven categorie. De naam is gebaseerd op

70 de kleur van de scherf, een zwart oppervlak met een rode kern. Op afbeelding 113 is het zwarte oppervlak en de rode kern goed te zien. Volkomen nieuw is het zwart-rode aardewerk ook weer niet. In de wandelgangen wordt deze aardewerksoort ook wel eens het Hans Janssen aardewerk genoemd, dit omdat hij het aantrof onder de vondsten van het kasteel Valkenburg in Zuid-Limburg. Dat onderzoek is echter nooit gepubliceerd geraakt. In de handelsplaats Hamwic, de tijdgenoot van Dorestad en de voorloper van Southampton, is ook keramiek gevonden die vergelijkbaar is met onze groep. Daar valt het onder class 13 en wordt aan de scherven op grond van slijpplaatonderzoek een herkomst in oostelijk België toegeschreven. 59 Afbeelding 113 Wandfragment zwart-rood aardewerk waarbij de rode kern goed is waar te nemen (vnr ). In totaal zijn 170 fragmenten zwart-rood aardewerk aangetroffen (zie tabel 24). Daarvan zijn 145 scherven (83%) gedetermineerd als wandfragment. Zoals hierboven (hoofdstuk 4.3.2) al ter sprake is gekomen lijkt het aardewerk op enkele vlakken overeenkomsten te hebben met de hard gebakken Karolingische bolpotten uit het Duitse Rijnland. Zo is macroscopisch te zien dat de magering van het zwart-rode aardewerk vaak gelige vlekjes of inclusies bevat, die ook in sommige Rijnlandse baksels zitten. Op de breuk van het randfragment, te zien op afbeelding 114, zijn deze gele inclusies waar te nemen. Afbeelding 114 Een vergroting van de breuk van een zwart-rood randfragment met zichtbaar gele inclusies (vnr ). 59 Hodges 1981,

71 Afbeelding 115 Randfragment zwart-rood aardewerk met overeenkomsten van bolpot rand type A (vnr ). Afbeelding 116 Randfragment zwart-rood aardewerk met overeenkomsten van bolpot rand type B uit context (vnr ). Afbeelding 117 Randfragment zwart-rood aardewerk met overeenkomsten van bolpot rand type C uit context (vnr ). Afbeelding 118 Randfragment zwart-rood aardewerk met overeenkomsten van bolpot rand type D uit context (vnr )

72 Naast een overeenkomsten met het baksel, vertonen de randtypes overeenkomsten met de bolpotten uit Mayen. Zo zijn overeenkomsten te bespeuren met randtypes WIII A, B, C en D (afb. 115 t/m 118). Onder de 170 scherven zwart-rood aardewerk zijn achttien randen (11%) aangetroffen en vier lensbodems (2%) gedetermineerd, waarvan het baksel lijkt op het bolpot baksel. Opvallend is dat zich ook zes zwart-rode standringen (3%, afb ) in het materiaal van de Sint-Servaas bevinden. De vondst van deze standringen spreekt de stelling tegen dat het zwart-rode aardewerk een variant van de bolpot is. Standringen komen rond het begin van de 10 e eeuw in beeld, maar de einddatering van de bolpotten is ca Wellicht behoren de zwart-rode fragmenten tot een groep tuitpotten uit Mayen en zijn de zwart-rode standringen afkomstig van een latere soort potvorm. De overeenkomst tussen de baksels van bolpotten en het zwart-rode aardewerk maakt een herkomst uit het zelfde gebied mogelijk. Verder is één lintoor aangetroffen. Versieringen op de fragmenten zwart-rood aardewerk komen niet voor. Het is lastig een exacte datering te geven aan het zwart-rode aardewerk doordat het overeenkomsten toont met het hardgebakken aardewerk uit Mayen, maar wel standringen heeft. Aan de standringen kan geconcludeerd worden dat dit aardewerk vanaf het begin van de 10 e eeuw voorkomt. In Mayen blijft de productie van aardewerk doorgaan na de bolpot in de vorm van tuitpotten met een standring en een tuit. Zoals hierboven is vermeld (zie hoofdstuk 4.3.2), herkende Grunwald deze laatste categorie niet als aardewerk uit de regio van Mayen wat een herkomst uit die plaats tegenspreekt. 60 Dit hardgebakken aardewerk komt ook voor in Namen (einddatering van ca. 950, zie hoofdstuk 4.3.2). 61 Dit ondersteund de toeschrijving van Hodges dat de herkomstplek van dit aardewerk mogelijk in oostelijk België ligt. 62 Ook de einddating is onzeker, maar zal waarschijnlijk niet later zijn dan het begin van de 13 e eeuw, wanneer het proto-steengoed opkomt. Afbeelding 119 Een zwart-rode standring uit context (vnr 01-DD-05.1). Afbeelding 120 Een zwart-rode standring uit context (vnr 01-DD-05.8). 60 Grunwald en andere aardewerkspecialisten waren in maart 2014 aanwezig op een symposium rond de vondsten uit Leiderdorp bij de UvA. Toen is ook gekeken naar het materiaal uit Maastricht. 61 De Longueville 2006, Hodges 1981,

73 Afbeelding 121 Een zwart-rode standring uit context (vnr ). Afbeelding 122 Een zwart-rode standring (vnr ). Afbeelding 123 Een zwart-rode standring (vnr ) Proto-steengoed en gedraaid aardewerk Hierboven zijn de vier grootste aardewerk categorieën van de volle Middeleeuwen besproken. Daarnaast zijn nog vier kleinere groepen (tabel 16). Twee van deze groepen, het proto-steengoed en het gedraaid aardewerk tellen samen zeven scherven tellen. Zes scherven proto-steengoed en één scherf gedraaid aardewerk. Op het fragment dat gedetermineerd is als gedraaid (vnr ), zijn aan de binnen- en buitenzijden van de scherf lichte draairibbels waar te nemen. Het oppervlak aan de buitenkant is grijsbruin getint en er lijken roetsporen op te zitten. Het oppervlak aan de binnenkant is oranje-wit getint met donkere spikkels van de magering. De kern is grijs-wit met donkere spikkels en heeft een zacht tot matig hard bladerdeegachtig baksel. Doordat het aardewerk is gedraaid en niet overeenkomt met vroegmiddeleeuwse baksels, lijkt een datering in de volle middeleeuwen waarschijnlijk. Verdere conclusies konden niet getrokken worden. Als laatste hebben zijn twee proto-steengoed scherven (afb. 124 en 125), waar wel met zekerheid van was vast te stellen dat deze tot de genoemde categorie behoren. Beide scherven zijn ondergedompeld in engobe (ijzerhoudende kleipap) om het baksel minder poreus te maken. Grote productieplaatsen zijn Langerwehe en Siegburg in Duitsland. Maar ook in Zuid-Nederland, bijvoorbeeld Schinveld en Brunssum vindt productie plaats. De datering van het proto-steengoed ligt in de 13 e eeuw, ongeveer tussen 1225 en

74 Afbeelding 124 Een proto-steengoed wandfragment (vnr ). Afbeelding 125 Een proto-steengoed standring (vnr ) Elmpter waar en grijs aardewerk De laatste twee kleine groepen uit de volle Middeleeuwen zijn het aardewerk uit Elmpt en het grijze aardewerk. Van het aardewerk uit Elmpt zijn vijf scherven gedetermineerd: twee wandfragmenten, twee randfragmenten (afb. 126 en 127) en één standring (afb. 126). Doordat weinig onderzoek is gedaan naar dit aardewerk, is niet veel over bekend. De productieregios lijkt te liggen rond de plaatsten Elmpt en Brüggen in West-Duitsland. 63 Het aardewerk is zacht tot hardgebakken en grijs van kleur. Er komen veel verschillende vormen voor bij het aardewerk uit Elmpt; kogelpotten, voorraadvaten, kannen, schalen en éénorige grapen. Versieringen komen voor als golvende lijnen en vingerafdrukken op de hals van de pot. Elmpter waar komt overwegend voor in het zuiden van Nederland en krijgt een dateringen tussen ca en Het grijze aardewerk, waar maar één scherf van is gedetermineerd zou goed mogelijk tot het aardewerk uit Elmpt kunnen horen. Hier valt verder niet meer over te zeggen. Afbeelding 126 Een randfragment Elmpter waar (vnr ). 63 Loewe 1962/1963; Rech

75 Afbeelding 127 Een randfragment en een standring van het Elmpter waar uit context (vnr /6). 4.5 Aardewerk uit de late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd De laatste periodes die behandeld worden, zijn de late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd (rond ). Deze periodes zijn samen goed voor 215 (8% van het totaal) fragmenten. Zoals in de inleiding van hoofdstuk vier is uitgelegd, is het aardewerk uit sommige periodes minder belangrijk voor het verdere onderzoek in deel III van deze scriptie. Het aardewerk uit Maastricht dat binnen deze twee periodes valt zal daarom kort en bondig behandeld worden. In de categorie ker betreft het een enkel balletje of knikker van klei. Verder valt over dit object niet veel te zeggen. Omschrijving N % Ker (klei balletje) 1 <1% Tegels 5 2% Pijpenkop 4 2% Industriële keramiek 8 4% Rood aardewerk 39 18% Witbakkend met glazuur 75 35% Steengoed 83 39% Totaal % Tabel 25 Aantal fragmenten per categorie uit de late Middeleeuwen en Nieuwe tijd Steengoed In de volle middeleeuwen gaat men aardewerk onder dompelen in ijzerengobe en zo een minder poreuzer baksel probeerde te maken, het proto-steengoed. Vanaf het laatste kwart 13 e eeuw komt het volwaardig steengoed op. In het Maastrichtse materiaal zijn 83 fragmenten steengoed gedetermineerd (tabel 25). Over het algemeen heeft het oudere steengoed meestal een golvende standring. Rond 1525 verschijnen standvlakken en standvoeten die de standring geleidelijk aan verdringen

76 Afbeelding 128 Een verzameling bij elkaar horende steengoed fragmenten uit Raeren (vnr ). Bekende productieplaatsen van steengoed zijn Langerwehe, Raeren, Siegburg, Keulen en het Westerwald. De kleur van het aardewerk kan zeer verschillen per productieplaats en per periode. Zo is het steengoed uit Langerwehe oranje tot oranjebruin en uit Raeren en Keulen meer donkerbruin (afb. 128). Van de 16 e eeuw komt de kleur blauw op en vanaf de 17 e eeuw behoort ook paars tot het palet. De paarsblauwe variant van het steengoed is vooral uit Westerwald bekend. Andere bekende steengoed producten zijn de zogenaamde baardmankruiken uit Keulen en omgeving. Ondanks de hierboven genoemde specifieke kenmerken van een aantal steengoed producten is deze categorie aardewerk over het algemeen slecht te determineren op herkomst. In de Maastrichtse dataset zaten voornamelijk fragmenten van onbekende herkomst, een aantal Westerwald scherven, een enkele scherf uit Raeren en Siegburg Witbakkend aardewerk met glazuur Van het witbakkende aardewerk met glazuur zijn in totaal 75 fragmenten gedetermineerd (tabel 25). Een groot deel van de scherven bestaat uit randfragmenten. Daarnaast is een aantal standringen en worstoren gedetermineerd. Alle fragmenten zijn over het gehele oppervlak geglazuurd, dus ook aan de binnenkant. Dit is een verschil met het Maaslands witte aardewerk uit de volle middeleeuwen dat alleen aan de buitenkant van het aardewerk is geglazuurd. Het glazuur is meestal groen of soms geel van kleur (afb. 129). Het baksel kan een roze tot wit/gele kleur hebben. Productieplaatsen van het witbakkende geglazuurde aardewerk zijn te vinden in Engeland, Frankrijk, Duitsland en Nederland. De importproducten dateren doorgaans wat vroeger, tussen eind 13 e eeuw en de 16 e eeuw. Vanaf de 17 e eeuw komt het aardewerk grotendeels uit Nederland of Duitsland, hoewel de exacte herkomst meestal niet te zeggen is. De scherven uit Maastricht zijn gedateerd in de Nieuwe Tijd

77 Afbeelding 129 Verzameling van witbakkend aardewerk met groen glazuur (vnr ) Rood aardewerk Van roodbakkend gedraaid aardewerk zijn 39 fragmenten terug gevonden (tabel 25). Alle fragmenten zijn geglazuurd, aan één of beide zijden (afb. 130). Merendeel van de scherven is afkomstig van de wand van de pot. Daarnaast is een aantal pootjes, hoogstwaarschijnlijk van een grape, een aantal randfragmenten en een worstoortje. Een van de randfragmenten behoort aan een bord toe waar verder geen beschildering op te zien is. Roodbakkend aardewerk wordt vanaf de 13 e eeuw geproduceerd en verdringt in de drie eeuwen die volgen het grijze aardewerk. In de 16 e eeuw is het vooral nog rood aardewerk dat men in en om het huis gebruikt. Het vormenspectrum van het rode aardewerk is zeer omvangrijk. De meest voorkomende vormen zijn; grapen, bakpannen, pispotten, kannen, borden, kommen/schalen, drinkbekers, vuurstolpen en vetvangers. Kenmerkend voor het rode aardewerk is het glazuur. Tot het midden van de 16 e eeuw is het aardewerk onregelmatig geglazuurd door het gebruik van loodsnippers. De meeste fragmenten uit de St.-Servaaskerk zijn uit deze periode gedateerd. Na 1550 is het aardewerk geheel voorzien van loodglazuur. Ook hier zijn enkele fragmenten van overgeleverd in het Maastrichtse bestand. Afbeelding 130 Verzameling roodbakkend aardewerk met glazuur (vnr )

78 4.5.4 Industriële keramiek Van industrieel aardewerk zijn acht scherven aangetroffen in het materiaal (tabel 25). In tegenstelling tot het handgevormde en gedraaide aardewerk, is het industrieel aardewerk in een mal gemaakt. Hierdoor hebben alle potten uit de zelfde mal de zelfde vorm. In Engeland gaat men na 1740 deze gemechaniseerd geproduceerde variant van steengoed (S3) vervaardigen. Het aardewerk heeft meestal een lichtgrijze, lichtbruine of witte kleur en is geglazuurd. Naast het steengoed, komt vanaf 1750 ook het industriële witgoed op. Dit wordt zowel in Engeland als in Nederland geproduceerd. Bekend uit Nederland zijn de producten van Petrus Regout uit Maastricht, waar vanaf 1836 het fabrieksmatig geproduceerde industriële wit op grote schaal gemaakt wordt Kleipijpen Er zijn vier fragmenten van pijpaarden gedetermineerd (tabel 25). Alle vier de fragmenten zijn steeltjes van kleipijpjes. Een van de steeltjes had stempels, en zou wellicht met uitgebreider onderzoek beter gedateerd kunnen worden. Kleipijpen komen voor vanaf rond 1600 en worden geproduceerd tot ongeveer Tegels Bij het materiaal uit de St.-Servaaskerk zaten vijf fragmenten van tegels (tabel 25). Op één van de fragmenten was een gedeelte van een in blauw geschilderde afbeelding zichtbaar, de staartvin van een vis met in de hoeken motieven (afb. 131). Twee andere fragmenten waren egaal wit. Vooral in de 17 e eeuw zijn tegels erg populair als wanddecoratie. De laatste twee tegels zijn ouder dan de voorgaande drie. Deze twee fragmenten komen uit de late Middeleeuwen, waarschijnlijk 14 e eeuw. Deze tegels zijn van kleiner formaat en zijn bedenkt met een egaal donkerbruin/zwart glazuur (afb. 132). Afbeelding 131 Tegel met een afbeelding van een vissenstaart (vnr ). 64 Van den Berge

79 Afbeelding 132 Laat Middeleeuwse Tegels met glazuur uit context (vnr )

80

81 DEEL III Analyse van de profielen

82

83 5 Bespreking van de profielen met aardewerk 5.1 Inleiding In het voorgaande deel is het aardewerk uit de opgraving in de Sint-Servaaskerk per categorie besproken. In dit derde deel wordt het aardewerk in de profielen en vlakken geplaatst en zal de context waaruit het aardewerk afkomstig is behandeld worden. De interpretatie van de stratigrafie komt in een later hoofdstuk aan bod. Hoewel de opgraving van de Servaaskerk zich uitstrekt over 38 werkputten, zal in dit onderzoek uitsluitend gekeken worden naar de profielen en vlakken van werkputten 1 tot en met 4 (gelegen in het noordtransept) van de huidige Sint-Servaaskerk (afb. 1). Hiervoor zijn twee redenen. Ten eerste zou een onderzoek en verslaglegging over alle 38 putten te omvangrijk worden in het kader van een masterscriptie. Ten tweede bleek ten tijde van de opgraving in de jaren 80 dat werkputten één tot en met vier representatief zijn voor de gehele kerkopgraving. Alle fases, van de 4 e eeuw tot het heden, lijken aanwezig te zijn in deze eerste vier putten. Uit de vroegste periode van de eerste vier putten lijken geen structuren te zijn overgedragen, maar wel cultuurlagen en natuurlijke lagen. Restanten uit deze vroegste periode, van de stenen cella memoriae (van ca. de 4 e tot de 7 e eeuw), worden in andere werkputten wel aangetroffen. Doordat alleen gekeken wordt naar de eerste vier opgravingsputten van de kerk, worden de 122 aardewerkfragmenten uit de Stiftskapel in de bespreking hieronder buitenbeschouwing gelaten. Wellicht valt na afloop van de stratigrafische analyse van putten 1 tot en met 4, meer te zeggen over de relatie van het aardwerk uit de kerk met dat uit de Stiftskapel. Afbeelding 133 Ligging van de profielen in put 1 t/m

84 De vier putten zijn opgegraven volgens de kwadrantenmethode. Dit houdt in dat de werkputten in het noordtransept van de kerk zijn uitgezet in vier kwarten, ook wel kwadranten genoemd (afb. 133). Deze kwadranten is men vervolgens gaan uitgraven, waarbij op verschillende dieptes vlakken zijn aangelegd. Door niet de gehele werkputten op te graven, maar aarden dammen overeind te laten staan op de diagonale raaklijnen van de verschillende putten, werden extra profielen gecreëerd. Een aantal van deze profielen lag in elkaars verlengde waardoor deze, op de tekentafel, op elkaar aangesloten konden worden. Zo ontstonden, naast de normale profielen van de putwanden en andere kleinere profielen in de werkputten zelf, meerdere langgerekte profielen (van aaneensluitende profielen) die de gehele put besloegen. Met deze vlakken en profielen is het gehele noordtransept in kaart gebracht. Werkput N % 1 t/m % 5 t/m % Stiftskapel 122 4% Totaal % Tabel 26 Aantal scherven uit de diverse opgravingsdelen. Zoals te zien in tabel 26, is meer dan de helft van de aardewerkfragmenten (1506 van de 2444) afkomstig uit deze eerste vier werkputten. Met 1040 fragmenten komt het grootste deel van de fragmenten uit put 1 en 4 (tabel 27). Uit put 2 en 3 komen 466 fragmenten. In tabel 27 is ook te zien dat er uit de profielen minder aardewerk komt. Opvallend is dat het aantal fragmenten uit het profiel niet evenredig loopt met het totaal aantal fragmenten uit de put. Zo is te zien dat in put 4, met daarin 453 fragmenten, slechts 22 fragmenten uit het profiel komen en dat in put 3, met daarin 265 fragmenten, meer dan 100 fragmenten uit het profiel komen. Dat de profielen minder fragmenten opleveren is te verklaren uit de omstandigheid dat het opgegraven volume van sporen in de vlakken meestal vele malen groter is dan sporen in de profielen. Werkput N % Uit profielen % % % % 22 Totaal % 253 Tabel 27 Verhoudingen tussen het aantal scherven uit put 1 t/m 4. Op de tekeningen van de werkputten staan verschillende nummers aangegeven: unitnummers, contextnummers en vondstnummers. Er kunnen meer unitnummers binnen een contextnummer zijn. Zo kan een ophogingslaag aangelegd zijn met verschillende soorten grond waardoor in de profielen vullingen te zien kunnen zijn met verschil in kleur en/of samenstelling, die wel tot dezelfde context behoren. Doordat sommige contexten, zoals een muur of ophogingslaag, door verschillende werkputten lopen, is het mogelijk dat eenzelfde contextnummer op meerdere profiel- en/of vlaktekeningen terugkomt. De vondsten hebben een vondstnummer gekregen. Bij dit onderzoek wordt alleen gebruik gemaakt van de vondstnummers uitgedeeld aan het aardewerk. Zoals hierboven al besproken, hebben vlakvondsten en profielvondsten aparte reeksen vondstnummers. De

85 vlakvondsten krijgen een reeks van drie nummers (bijv ) en profielvondsten krijgen een reeks van twee nummers met in het midden letters (bijv. 01-AA-01). Omdat in sommige vondstnummers meer fragmenten voorkomen, zijn in het gegevensbestand subnummers uitgedeeld (bijv , enz.). Eerst worden de aardewerkvondsten en de daarbij horende contexten uit de profielen van één gehele put besproken, waarna de vlakvondsten aan bod komen. De terminus post quem en ante quem die hieronder gegeven worden, zijn niet perse de definitieve dateringen voor de contexten. Doordat een context in meerdere werkputten kan voorkomen, is het mogelijk dat de beginen einddatering van een context verschilt per werkput. Hieronder zijn de dateringen uitsluitend gebaseerd op het aardewerk uit een specifieke werkput, profiel en context. Daarnaast moet rekening gehouden worden, dat de datering van enkele soorten aardewerk (vooral het Maaslands witte en Zuid-Limburgse aardewerk) niet vast staan en wellicht later bijgesteld moeten worden. Bij de interpretatie van de stratigrafie, waar gekeken wordt naar de vier werkputten als geheel, worden de verschillen qua datering gecorrigeerd. 5.2 Profielen werkput 1 Werkput één is de noordelijke kwadrant in het opgegraven noordtransept (afb. 133). Uit deze eerste put zijn 587 fragmenten (zie tabel 27) opgegraven, waarvan 181 afkomstig zijn uit de profielen. Uit profiel EE zijn geen aardewerkvondsten gekomen Profiel AA Profiel AA (afb. 134) is het westelijke profiel in werkput 1. Het profiel kon aan de westkant worden verlengd met profiel WW in put drie. Het profiel is aangelegd tot iets onder 49 meter +NAP en is daarmee ca. 3,5 meter diep. Het profiel wordt voor het grootste deel ingenomen door het spoor van uitbraaksleuf van muur 6 (context 20001), behorende tot de polygonale kerk, met daar bovenop vloer B (context 20000). Naar het westen loopt profiel AA over in WW en wordt de stratigrafie complexer. Onderin het profiel ligt een vergraven oude bodem (context en 20051) met daarin een aantal graven (context 20058, en 20063). Aan de westzijde van profiel WW zijn verschillende vloerniveaus te zien (context 20055, 20057, 20054, 20050, 20049, en 20042) die worden afgesloten door een puinlaag (context 20041) en een ophogingslaag (context 20007). Uit profiel WW komt geen aardewerk. In het opgestelde gegevensbestand is het vondstnummer 02-AA-01 aanwezig. Dit is raar aangezien profiel AA alleen in put 1 voorkomt en niet in put 2. Het bijbehorende fragment ontbrak echter onder de aangeleverde vondsten, en hoewel een tekening voorhanden was, is het fragment niet nader te determineren en is het als onbekend ingevoerd

86 Afbeelding 134 Westelijk profiel AA-WW in werkput 1. Context In profiel AA zijn twee vondstnummers uitgedeeld aan aardewerkfragmenten. Het eerste fragment, afkomstig uit de egaliseringslaag van vloer B (context 20000), kon niet worden teruggevonden in het materiaal. Uit het gegevensbestand van Panhuysen is duidelijk geworden dat dit vondstnummer aan een bodemfragment (01-AA-01) van een Maaslands witte scherf is toegekend. Indien dit juist is, kan context worden gedateerd na ca. 875, het moment waarop dit materiaal in omloop raakt. Helaas is dat door de afwezigheid van de scherf niet te controleren. Context Het tweede fragment in dit profiel is gedetermineerd als een gladwandige Romeinse scherf (01-AA- 03) uit de midden-romeinse periode ( na Chr.). Dit wandfragment heeft een gewicht van 19 gram. Het fragment is afkomstig uit kistgraf 9 (context 20063). Naast de scherf resteerden sporen van een houten grafkist, een schedel van een kind en fragmenten van enkele ribben, ook van een kind. Op basis van de datering van de scherf, die mogelijk afkomstig is van een grafgift, krijgt graf 9 een terminus post quem van 70 na Chr Profiel BB Profiel BB (afb. 135, Panhuysen 2015, p.13) is het zuidelijke profiel in werkput 1. Profiel BB is evenals AA iets dieper aangelegd dan 49 meter +NAP en is daarmee ook ca. 3,5 meter diep. Het profiel laat een restant van de basilica (muur 5, context 20038) en de uitbraak (context 20036) zien, met aan de westzijde van de muur natuurlijke en kustmatige ophogingen (context 20027, 20032, 20012, en 20008). Aan de oostzijde van de muur is eenzelfde soort ophogingen te zien(context en 20047) en ook het uitbraakspoor van muur 72 (behorende tot de magnum templum) (context 20056). Hier bovenop liggen verschillende vloerniveaus (context 20055, 20054, 20057, 20050, 20049, 20043, en 20028). Dit alles wordt afgedekt door ophogingslagen en de vloerniveaus C en B (context en 20000). Op korte afstand van profiel BB is in put 3 profiel TT aangelegd, dat een spiegelbeeld van het eerste geeft

87 Afbeelding 135 Zuidelijk profile BB in werkput 1. Uit Panhuysen 2015, p.13. Context Uit profiel BB is één aardewerkfragment opgegraven. Het gaat hier om een onversierd wandfragment (01-BB-01) van 45 gram, afkomstig van een Merovingische knikwandpot. Van de knik is nog een klein gedeelte waar te nemen. De scherf was niet specifieker te dateren dan na Chr. Het fragment is afkomstig uit een ophogingslaag (context 20054) met daarin twee vloerniveaus die beide een eigen contextnummer hebben gekregen (context 20057, vloer K en context 20050, vloer M). De terminus post quem van 475 na Chr. toegeschreven aan context kan belangrijk blijken bij de interpretatie van de stratigrafie, zeker in combinatie met de dateringen van de vloerniveaus die hier onder en boven liggen. Hier wordt in een later hoofdstuk op teruggekomen Profiel CC Profiel CC (afb. 136) is het noordelijke profiel in werkput 1 en is op enkele punten tot bijna 48 meter +NAP diepte opgegraven. Daarmee krijgt profiel CC een hoogte van ca. vier meter. Onderin het profiel ligt een restant van muur 7/8 (context 20082, klooster), dat gedeeltelijk wordt afgedekt door de restanten van de fundering van muur 6 (context 20003, polygonale kerk). Hier bovenop liggen drie ophogingspakketten (context 20080, en 20078) van ca. een meter per laag. Dit alles wordt wederom afgedekt door vloeren C (context 20005) en B (context 20000). De westelijke helft van de bovenste ophogingslagen en vloeren zijn verstoord door een 19 e -eeuwse verwarmingstunnel (context 20067)

88 Afbeelding 136 Noordelijk profiel CC in werkput 1. Context Uit context 2084 komt één fragment en is afkomstig uit een knekelkuil/graf 319 (context 20084/20068) aan de westzijde van het profiel. Uit dit verzamelgraf zijn veel menselijke botfragmenten gekomen en een muurtje van gestapelde kolenzandstenen blokken, die een tufstenen sarcofaag lijken te verstoren. Het fragment is een Maaslands witte scherf van 33 gram (01-CC-01) met een rossig baksel en glazuur aan de buitenkant. De scherf wordt gedateerd vanaf ca. 875, wat de terminus post quem voor deze context geeft. Context Context staat voor de aanleg van profiel CC. Bij de aanleg van het profiel zijn zeven scherven gevonden (01-CC-00), maar deze zijn niet meer te zijn herleiden naar een specifieke vondstplek. Hierdoor kunnen deze fragmenten niets toevoegen aan de datering van de contexten in dit profiel. Het gaat om twee Romeinse scherven, drie ruwwandige scherven uit de Merovingische periode en twee zwart-rode fragmenten Profiel DD Profiel DD (afb. 137, Panhuysen 2015, p.12) is het oostelijke profiel in werkput 1 en is tot bijna 48 meter +NAP diepte opgegraven. Daarmee krijgt profiel DD een hoogte van meer dan vier meter. Aan de noordoostkant van het profiel zitten restanten van muur 6 (context 20003) van de polygonale kerk en de daarbij behorende uitbraaksleuf (context 20006). Zuidelijk van de muur en de uitbraaksleuf ligt een dik pakket van ophogings- en nivelleringslagen (context 20012, 20010, 20216, en 20007). Onder dit pakket liggen nog enkele kleinere sporen van ophogingen, muren en graven. Bovenin wordt het profiel wederom afgesloten door vloer C (context 20005) en B (context 20000). Met een totaal van 168 (tabel 28) fragmenten barst, in vergelijking met de voorgaande profielen, profiel DD van het aardewerk. Vooral uit het dikke ophogingspakket (context 20010) zijn een groot aantal aardewerkfragmenten geborgen (tabel 29). De dateringen gegeven aan contexten 20016, en zijn belangrijk voor de interpretatie van de profielen. In hoofdstuk 6 zal hier dieper op worden ingegaan

89 Afbeelding 137 Oostelijk profiel DD in werkput 1. Uit Panhuysen 2015, p.12. Context N Totaal 168 Tabel 28 Aantal fragmenten per context in profiel DD. Context Het diepst in het profiel gevonden fragment is afkomstig uit het uitbraakspoor van muur 9 (context 20023, klooster), dat is opgevuld met vuile leem. Het gladwandige fragment (01-DD-09, afb. 138) is 32 gram en gedateerd in de laat-romeinse periode ( ), en ligt de terminus post quem voor context rond 270 na Chr. Het fragment is een stuk van de mond waarbij het lintoor gedeeltelijk zichtbaar is. Het fragment is rood beschilderd en hoogstwaarschijnlijk afkomstig van een amfoor van het type Pirling 71/

90 Afbeelding 138 Romeins gladwandig fragment met een gedeelte van de mond en het oor uit context Gedateerd in de laat-romeinse periode (vnr 01-DD-09). Context Twee sporen boven het spoor van de uitbraak van muur 9 (klooster) ligt context Dit spoor, liggende tussen ca en NAP, is beschreven door Panhuysen als black layer. De laag was zeer vervuild, houtskool houdend en bevatte veel fragmenten van bot en aardewerk. Doordat de laag niet genivelleerd is en naar het oosten oploopt, wordt gedacht dat het hier niet gaat om een cultuurlaag, maar om een laag die natuurlijk is ontstaan. Uit de laag zijn veertien fragmenten (01-DD- 02) aardewerk geborgen. Twaalf fragmenten zijn afkomstig van Gittermuster aardewerk, waarvan twee randfragmenten zijn die aan elkaar passen. Op afbeelding 139 is één van die fragmenten (01- DD-02.3) te zien. Dit aardewerk is gedateerd van ca. 700 tot 850. Daarnaast is een klein bolpot fragment (01-DD-02.7) van vijf gram gedetermineerd, dat een datering heeft gekregen van ca. 725 tot 875. Als laatste is een Maaslands wit scherfje (01-DD-02.4) van één gram gedateerd. De datering van deze scherf vanaf ca. 875 na Chr. is meteen de terminus post quem van context Gezien de ligging van deze context, roept de aanwezigheid van Maaslands aardewerk hier vragen op. Deze context, en de twee die hier onder besproken worden (context en 20025) zijn belangrijk voor de analyse van de stratigrafie. Hier zal later dieper op worden ingegaan. Afbeelding 139 Gittermuster randfragment uit context (vnr 01-DD-02.3)

91 Context Boven en ten oosten van deze black layer ligt het uitbraakspoor van muur 8/72 (magnum templum, context 20016). Uit dit spoor komen drie zeer kleine scherfjes (01-DD-03). Het oudste fragment is een klein terra sigillata scherfje (01-DD-03.1) van één gram uit de Romeinse periode ( na Chr.). Uit de Karolingische periode komt één Gittermuster scherf (01-DD-03.3) van vijf gram, gedateerd tussen ca. 700 en 850. Het derde fragment is een Maaslands witte scherf (01-DD-03.2) van één gram, gedateerd vanaf ca De terminus post quem voor context komt daar mee op ca. 875 na Chr. Context Boven context en ligt context Deze context, die wordt geïnterpreteerd als bouwniveau, ligt op ca. 49,50 meter +NAP en loopt net als context in oostelijke richting iets omhoog. Het spoor bestond uit een laagje aangestampte mortel met daar bovenop grof bouwmateriaal. Aan de westkant van dit spoor was dit grove bouwmateriaal afgedekt met een laag leem waar vier aardewerkfragmenten uit komen. Een ruwwandig Merovingisch bodemfragment (01- DD-08.2) van 103 gram. Twee fragmenten Gittermuster-aardewerk, waarvan één wandfragment (01- DD-08.4) en één randfragment (01-DD-08.1, afb. 140) van 28 gram. Deze zijn gedateerd tussen ca. 700 en 850 na Chr. Het laatste fragment in deze context is een kleine Maaslands witte scherf van twee gram (01-DD-08.3). Deze scherf is gedateerd tussen ca. 875 en 1075 na Chr. Net als context en is de datering van deze context belangrijk voor de analyse van de stratigrafie. Hier zal later, in hoofdstuk 6, dieper op worden ingegaan. Afbeelding 140 Gittermuster randfragment uit context (vnr 01-DD-08.1). Context De hierboven besproken sporen worden afgesloten door een ophogingspakket (context 20012) van ca. 80 centimeter dik. Het pakket bestaat voornamelijk uit lichtvervuilde leem en restanten bouwpuin. Op de tekening is te zien dat ook dit pakket naar het oosten licht oploopt. De laag bevat op verschillende plekken ook begravingsfasen, zoals in profiel DD te zien is (graf 311, context 20211). Drie fragmenten aardewerk zijn afkomstig uit deze context. Twee zeer kleine fragmenten (01-DD-07.1), samen drie gram, komen uit de Romeinse periode. Veel over deze fragmenten is niet te zeggen en krijgen daarom een brede datering van 12 tot 450 na Chr. De derde scherf is een bodemfragment Gittermuster aardewerk (01-DD-07.2) van 34 gram. De scherf is gedateerd tussen ca. 700 en 850 na Chr

92 Context Boven context ligt context Dit pakket, omschreven als black layer, bestaat uit zwarte grond met houtskool, puinbrokken, mortelresten en een grote hoeveelheid aardewerk. Deze laag is volgens Panhuysen ontstaan aan de buitenkant van de basilicakerk in de gebruiksfase. Deze black layer heeft 143 aardewerkfragmenten opgeleverd die zijn onderverdeeld in twee vondstnummers. Vondstnummer 01-DD-05 telt 64 fragmenten en vondstnummer 01-DD-06 telt 79 fragmenten. Omdat deze vondstnummers beide tot de zelfde context behoren, zijn de aantallen per aardewerkcategorie samengevoegd. De grootste categorie in context 20010, met 47 fragmenten, het Maaslands witte aardewerk. Ook dit aardewerk bestaat over het algemeen uit wandfragmenten, een aantal sikkelranden en één lintoor (01-DD-05.4 en 01-DD-06.1/3/4/7/8). Een gedeelte hiervan is geglazuurd. Het Maaslands witte aardewerk wordt doorgaans gedateerd tussen ca. 875 en 1250 na Chr., maar met de vondst van de sikkelranden (ca ), kan de einddatering worden teruggebracht naar ca De tweede grootste aardewerkcategorie binnen deze context is, met 43 fragmenten, is het zwart-rode aardewerk. Het overgrote deel van het zwart-rode aardewerk zijn wandfragmenten, maar er zit ook een aantal standringen en randen tussen (01-DD-05.1/7/8 en 01-DD-06.2/9). Zoals in het voorgaande deel besproken, is de datering van het zwart-rode aardewerk onduidelijk. Door de aanwezigheid van standringen, in deze categorie, kan een begindatering worden vastgesteld van begin 10 e eeuw. Het Zuid-Limburgse aardewerk in context is vertegenwoordigd met 33 fragmenten, waarvan de meeste wandfragmenten en een aantal randen (01-DD-05.2/3/6 en 01-DD-06.6). Drie van de randen konden gedetermineerd worden als randen uit periode A, die gedateerd worden vanaf 1075 tot 1125 na Chr. Zoals bij de bespreking van het materiaal naar voren is gekomen, ligt de exacte datering van het Zuid-Limburgse aardewerk niet vast (zie hoofdstuk 4.4.2). In Maastricht lijkt het al in de 10 e eeuw voor te komen. De terminus post quem van de randen uit periode A (aan de hand van Bruijn) zou wellicht iets kunnen worden teruggebracht. Acht fragmenten zijn afkomstig van de Karolingische bolpot (01-DD-05.5/18/20 en 01-DD-06.11/18). Zeven scherven zijn wandfragmenten en één is een rand. Dit aardewerk krijgt een algemene datering van 750 tot 875 na Chr. Vier fragmenten zijn afkomstig van Pingsdorf aardewerk (01-DD-05.9/16 en 01-DD-06.5). Het gaat hier om vier wandfragmenten waarvan één verf heeft. Het Pingsdorf wordt gedateerd tussen 900 en Daarnaast bevinden zich vier ruwwandige, drie Romeinse en één gladwandig fragment(en) in deze context. Door de datering van de Zuid-Limburgse randen uit periode A iets ouder te dateren, wellicht al in de 10 e eeuw, wordt dit de terminus post quem van context De aanwezigheid van de Maaslands witte sikkelranden, gedateerd tussen ca. 950 en 1100, ondersteunt deze datering en geeft een terminus ante quem van ca na. Chr. Context Het aardewerkfragment gevonden in dit spoor ontbrak in het aangeleverde aardewerk. Met wat voor een fragment men hier te maken heeft gehad, is niet terug te vinden in de documentatie. 66 Zie hoofdstuk (Giertz, 1996, en De De Longueville et al. 2006)

93 5.2.5 Profiel HH Profiel HH (geen afb.) is een klein profieltje van ongeveer anderhalve meter diep in werkput 1. In het midden van het profiel staat een kolenkalkstenen plaat (context 20142) in de natuurlijke bodem (context 20027) overeind. Daarnaast is in dit profiel het uitbraakspoor van muur 73 (magnum templum, context 20129) te zien, met daarboven de egalisering (context 20120) van dit uitbraakspoor. Context In deze egalisering (context 20120) is één fragment gevonden. Het betreft hier een ruwwandige scherf (01-HH-01) uit de Merovingische periode van tien gram. Meer is niet over de scherf te zeggen. Het fragment is gedateerd tussen 400 en 750 na Chr., waardoor de terminus post quem van het spoor op 400 komt Aardewerk uit de vlakken van werkput 1 Naast aardewerk uit de profielen, dat hierboven besproken is, is ook aardewerk uit de vlakken geborgen. Van de 587 aardewerkfragmenten uit werkput 1 zijn 181 stuks uit de profielen afkomstig (tabel 27). Uit de vlakken zijn 406 aardewerkfragmenten geborgen, die waren verspreid over zeven vlakken en 24 contexten (tabel 30). Uit drie (20010, en 20016) van deze 24 contexten zijn zowel vlak- als profielvondsten verzameld. Vlak Context Aardewerk soort N VL , 20005, Bolpot, Elmpterwaar, Gladwandig, Pingsdorf, Proto-steengoed, Rood aardewerk, Ruwwandig, Steengoed, Tegels, Witbakkend Maasvallei, Witbakkend met glazuur, Zuid-Limburgs 138 VL , 20066, Bolpot, Gittermuster, Knikwandpot, Romeins, Ruwwandig, Witbakkend Maasvallei, Witbakkend met glazuur, Zuid-Limburgs, Zwart Rood 36 VL , 20009, 20010, 20012, VL , 20002, 20012, 20093, VL , 20019, 20087, 20132, VL , 20123, Badorf, Bolpot, Gittermuster, Gladwandig, Grijs, Keramiek (onduidelijk), Knikwandpot, Pingsdorf, Romeins, Ruwwandig, terra sigillata, Witbakkend Maasvallei, Zuid-Limburgs, Zwart-Rood 168 Bolpot, Gladwandig, Pingsdorf, Ruwwandig, terra sigillata, Witbakkend Maasvallei, Zuid-Limburgs, Zwart-Rood 24 Bolpot, Gittermuster, Gladwandig, Pingsdorf, Romeins aardewerk, Ruwwandig, terra sigillata, Witbakkend Maasvallei, Zuid-Limburgs, Zwart- Rood 20 Bolpot, Gittermuster, Gladwandig, Handgemaakt, Knikwandpot, terra sigillata 15 VL , Handgemaakt, Romeins 5 Totaal 406 Tabel 29 Het aantal fragmenten per vlak, met bijbehorende contexten en aardewerksoort

94 Context Vlak N * * * * Totaal 406 Tabel 30 Put 1: aantal fragmenten uit de contexten in de vlakken. Contextnummers met * komen in meerdere vlakken voor In de profielen was te zien, dat in de diepste vlakken (5, 6 en 7) een aantal graven tevoorschijn kwamen. Het oudste aardewerk komt, zoals te verwachten uit de diepste vlakken (tabel 29). Zo zijn uit vlak 7, het diepste vlak, enkele handgemaakte inheemse en Romeinse fragmenten geborgen. Vanaf vlak 6 is het aardewerkspectrum gevarieerder en zitten naast Romeinse scherven ook Merovingische en Karolingische scherven in de contexten. Zo bevindt zich in context handgemaakt inheems, gladwandig Merovingisch, Gittermuster en bolpot aardewerk (tabel 29). Vanaf vlak 5 komt daar ruwwandig, Pingsdorf, Maaslands wit, Zuid-Limburgs en zwart-rood aardewerk bij. Dit gevarieerde beeld zet door tot in vlak 1, waar jonger materiaal bijkomt zoals rood aardewerk, proto-steengoed, witbakkend met glazuur en fragmenten van tegels. Hoewel het aardewerk uit de vlakken niet voor de dateringen van contexten gebruikt wordt, laat het wel een zelfde soort beeld laten zien als het aardewerk uit de profielen. Bij de determinatie van één randfragment Pingsdorf aardewerk viel iets opmerkelijks op. Het fragment bestaat uit twee geplakte fragmenten met verschillende vondstnummer (afb. 58 en 59). Eén van de geplakte fragmenten komt uit context ( ) en het andere uit context ( ). In de documentatie (het gegevensbestand van Panhuysen)

95 wordt expliciet gemeld dat de scherf in muur 2 (context 20009) is aangetroffen. Het andere gedeelte van fragment is aangetroffen in de antropogene ophoging (context 20010) waar muur 2 (context 20009) in is ingegraven. De oorzaak van de verschillende vindplaatsen is onduidelijk en heeft ook geen directe gevolgen voor de datering van de contexten, maar wellicht is sprake van opspit of een vergissing bij de verzameling of verwerking van de fragmenten. Context Hierboven (tabel 28) is geconstateerd dat de meeste aardewerkfragmenten (143 fragmenten) in profiel DD afkomstig zijn uit context In vlak 3 komen 97 fragmenten uit deze context (tabel 30). Er komen meer fragmenten uit het profiel (143) dan uit het vlak (97), terwijl dit meestal andersom is. Het aardewerk uit het profiel en het vlak laten een overeenkomstig beeld zien. Tussen de vlakvondsten zaten geen Zuid-Limburgse randen van het type A, maar wel een rand ( ) van het type B (afb. 141 en 142). Deze rand wordt doorgaans gedateerd vanaf ca tot 1075, maar zal door de onzekere datering van het Zuid-Limburgse aardewerk ouder gedateerd kunnen worden, vanaf de 10 e eeuw wellicht. De terminus post quem van 1000 die hierboven aan context is gegeven, zou daardoor vervroegd kunnen worden. De vondst van een Maaslandse sikkelrand ( ) in het vlak kan de terminus ante quem, van context 20010, net als in het profiel, bevestigen. Afbeelding 141 Zuid-Limburgs randfragment van type B uit context (vnr ). Afbeelding 142 Tekening van het Zuid-Limburgse randfragment van type B uit context (vnr )

96 5.3 Profielen werkput 2 Werkput 2 is het zuidelijke kwadrant in het noordtransept en heeft 201 fragmenten aardewerk opgeleverd (zie tabel 27). Van de 201 fragmenten zijn 19 afkomstig uit een profiel: 15 fragmenten komen uit profiel MM en vier uit profiel NN. De profielen zijn zo aangelegd dat deze op elkaar aansloten (afb. 133) en worden daarom hieronder samen besproken. Context N Totaal 19 Tabel 31 Profiel NN en MM: aantal fragmenten per context Profiel MM & NN Profiel MM is het noordelijke profiel in werkput 2 (afb. 143, Panhuysen 2015, p.14). Onderin het profiel ligt een verstoorde natuurlijke bodem (context in MM). De verstoring in deze bodem komt grotendeels door de verschillende niveaus van graven die in deze laag zijn aangelegd (context 20100, 20101, 20095, 20098, 20097, en 20147). De natuurlijke bodem wordt afgedekt door een pakket van verschillende, antropogene ophogingen en egaliseringen (context 20012, 20010, 20212, 20216, 2007 en 20081). Het profiel wordt evenals profiel AA, BB, CC en DD aan de bovenkant afgesloten door vloer B (context 20000). De westkant van profiel MM sluit aan op de oostkant van profiel NN, het westelijke profiel in werkput 2. In profiel NN komt voor het grootste deel het zelfde beeld terug zoals dat hierboven beschreven is voor profiel MM. Wel zijn in profiel NN minder graven aangetroffen in de oude bodem (context 20024) en wordt een groot gedeelte van profiel NN ingenomen door het uitbraakspoor van muur 5/15 (context 20114, basilica). Uit deze twee profielen komen achttien aardewerkfragmenten die zijn verspreid over vier contexten (zie tabel 30). De meeste fragmenten zijn afkomstig uit het ophogingspakket van vervuilde zwarte grond (context 20010, black layer ). Profiel SS in put 3 is een spiegelbeeld van profiel NN. Afbeelding 143 Noordelijk profiel MM-NN in werkput 2. Uit Panhuysen 2015, p

97 Context Het diepst gelegen spoor met aardewerk erin is graf 266 (context 21186). Dit graf lag in een pakket van vervuilde leem (context 20064) en is geïnterpreteerd als kuilgraf. Bij het opgegraven aardewerk is de kanttekening geplaatst: verdwaald aardewerk. Het is niet met zekerheid te zeggen of dit aardewerk daadwerkelijk bij graf 266 heeft gehoord, maar dit is waarschijnlijk wel het geval. Het gaat hier om twee complete vondsten uit de Merovingische periode, een ruwwandige (02-MM-05.1) kan en een knikwandpotje (02-MM-05.2) met stempel. Het 251 gram wegende ruwwandige kannetje is grijs gekleurd en heeft een lintoor en een klaverbladvormige mond. Doordat de bodem slordig is afgewerkt en het lintoor scheef op de buik van de kan is geplaatst, heeft de kan een slordig uiterlijk. De datering valt tussen 400 en 750 na Chr. Net als het kannetje is het knikwandpotje grijs en van klein formaat, met een gewicht van 258 gram. In het midden is het potje voorzien van een zeer scherpe knik met daarboven de indruk van een losse stempel afgewisseld met een ingekrast kruis (afb. 144). De datering valt tussen 485 en 530 na Chr. Hiermee krijgt spoor een terminus post quem van 485 na Chr. en een terminus ante quem van 530. Afbeelding 144 Stempels en krassen op een Merovingisch knikwandpotje uit context (vnr 02-MM-05.2). Context Dit spoor is door Panhuysen geïnterpreteerd als een ophoging met daarin veel bouwpuin, dat buiten de muren zou hebben gelegen van de basilica, waartoe muur 5 en 15 behoren (context 20114). Uit context komen vijf fragment aardewerk. De twee oudste scherven komen uit de Romeinse periode. Een Romeinse scherf (02-NN-01.2) van drie gram en een randscherf terra sigillata van 12 gram (02-NN-03.2, afb. 145). Deze scherven hebben een algemene datering gekregen van 12 tot 450 na Chr. De tweede scherf is een gladwandige scherf (02-MM-03) van drie gram uit de Merovingische periode, gedateerd tussen 475 en 725. Het derde fragment is een tien gram wegende randscherf (02-NN-01.1) van een Karolingische bolpot die gedateerd is tussen 725 en 875. De laatste scherf is afkomstig van Pingsdorf aardewerk (02-NN-03), gedateerd tussen 900 en Deze scherf is erg klein en weegt één gram. Aan de hand van deze dateringen komt de terminus post quem van context te liggen op ca. 900 na Chr. en de einddatering op Afbeelding 145 Randfragment terra sigillata uit context (vnr 02-NN-03.2)

98 Context Aan de oostzijde van het profiel, boven context 20012, zit een dun laagje met bouwmateriaal van, vermoedelijk, muur 15 (basilica). Uit dit spoor komt een fragment van een lensbodem (02-MM-02) van een Karolingische bolpot van tien gram. Deze scherf, en daarmee ook de context, heeft de algemene datering gekregen van 725 tot 875. Context De met de basilica geassocieerde black layer die in veel profielen te is zien, heeft context gekregen. Deze ophogingslaag zou ten tijde van de basilica aan de buitenkant van het gebouw zijn opgeworpen. Uit deze ophoging komen elf aardewerkfragmenten. Zes wandfragmenten (02-MM- 01.4/5) zijn afkomstig van Maaslands wit aardewerk. Een aantal van de fragmenten is geglazuurd aan de buitenkant en zijn gedateerd vanaf ca Drie wandfragmenten (02-MM-01.1) zijn afkomstig van het zwart-rode aardewerk en gedateerd vanaf het begin van de 10 e eeuw. Als laatste bevonden zich twee Pingsdorf fragmenten (02-MM-01.2/3) in deze context. Eén van de fragmenten is beschilderd (afb. 146). Ook de Pingsdorf fragmenten hebben een algemene datering gekregen tussen ca. 900 en De terminus post quem voor context in profiel MM komt hiermee op begin 10 e eeuw. Afbeelding 146 Beschilderd Pingsdorf fragment uit context (vnr 02-MM-01.2) Aardewerk uit de vlakken werkput 2 In de paragrafen hierboven is het aardewerk uit de profielen van werkput 2 besproken. Zoals in tabel 27 te zien is, zijn 201 aardewerkfragmenten geborgen uit put 2, waarvan 19 fragmenten uit de profielen. De overige 182 fragmenten zijn afkomstig uit zes vlakken en acht contexten (zie tabel 32). Uit twee contexten (context en 20012) kwamen zowel vlak- als profielvondsten. Zoals in tabel 32 te zien is, zijn dit eveneens de contexten met de meeste vlakvondsten. Uit context zijn over twee vlakken 21 fragmenten geborgen. Uit context zijn 132 scherven afkomstig. Dit is een soort gelijk beeld dat in de vlakken van werkput 1 naar voren komt, waar context met 97 fragmenten de tweede grootste context is. Net als in werkput 1 lijkt in werkput 2 sprake te zijn van een uniform beeld van het aardewerk uit de profielen en uit de vlakken. Het aardewerk uit de vlakken bevestigt de dateringen uit de profielen en afgezien van één fragment doen zich geen probleemgevallen voor. Van het zojuist genoemde probleemfragment valt niet te herleiden uit welke context deze afkomstig is. Het gaat hier om een fragment van witbakkend aardewerk met groen glazuur, gedateerd in de Nieuwe Tijd ( ), dat uit vlak 6 afkomstig is. De registratie dat de scherf uit vlak 6 komt, is waarschijnlijk een fout bij de verzameling, of de latere verwerking van het materiaal geweest. Vlak 6 is het diepst gelegen vlak waar ook handgemaakt inheems aardewerk uit komt. Tussen vlak 6 en 2 komt geen

99 jonger aardewerkmateriaal voor dan uit de 13 e eeuw. Alleen bij de aanleg van vlak 1 is steengoed uit de Nieuwe tijd aangetroffen. Vlak Context N Aanleg vlak Aanleg vlak VL VL VL * 20 VL VL * 2 VL VL VL VL 06-1 VL Totaal 172 Tabel 32 Put 2: aantal fragmenten uit de contexten in de vlakken. Contextnummers met een * komen in meerdere vlakken voor. 5.4 Profielen werkput 3 Werkput 3 is het zuidwestelijke kwadrant (afb. 133) opgegraven in het noordtransept. Hierbij kwamen 232 fragmenten aardewerk aan het licht (tabel 27). Uit de profielen in werkput 3 komen 98 fragmenten, waarbij het overgrote deel van 80 scherven, uit profiel TT (tabel 33). Uit profiel WW in put 3, dat in het verlengde ligt van profiel AA in put 1, zijn geen vondsten gekomen Profiel QQ Profiel QQ is ongeveer aangelegd in het noordelijke gedeelte van werkput drie in oostelijke richting (afb. 147, Panhuysen 2015, p.13). Aan de westkant van het noordelijke gedeelte van het profiel maakt deze een hoek van 90 in noordelijke richting waardoor een klein westprofiel ontstaat, profiel Q1-Q2 (afb. 133). Het westen van het profiel is ca. 2 meter hoog. Het oostelijke, langste deel van het profiel is 1,5 meter hoog. Dit oostelijke gedeelte van het profiel wordt grotendeels ingenomen door een in leem gegraven kuil (context 20187) met sporen die verwijzen naar een stookplaats die onder andere gesmolten lood, verbrande leem en houtskool bevatte (context 20186). Deze stookplaats is naderhand opgevuld met bouwpuin (context 20185). Dit alles wordt afgedekt door een vloerniveau (context 20043) dat ligt tussen muur 5 en 13 (beide toegewezen aan de basilica). Aan de westkant van het profiel zijn een aantal vloerniveaus (contexten 20055, en 20183) te zien, die zijn verstoord door een paalgat (context 20182). Dit paalgat wordt vervolgens afgedekt door twee vloerniveaus (context en 20180), waarvan context door een tweede paalgat (context 20181) wordt verstoord. Dit verstoorde vloerenpakket wordt afgedekt door een aantal afbraak-, nivellerings- en bouwlagen (context 20041, en 20178). Hier bovenop ligt vloer C (context 20005)

100 Afbeelding 147 Oostelijk profiel QQ in werkput 3. Uit Panhuysen 2015, p.13. Context Aan de oostzijde van het profiel ligt de, hierboven genoemde, stookplaats (context 20186). Uit deze context komen de enige aardewerkfragmenten, in totaal vijf stuks, uit profiel QQ. Het oudste fragment is een terra sigillata scherf (03-QQ-02.1) van één gram. Deze scherf is zeer algemeen gedateerd: tussen 12 en 450 na Chr. Het tweede fragment (03-QQ-02.3) is een lensbodem van Badorf aardewerk met een gewicht van 83 gram. De scherf is gedateerd tussen ca. 750 en 900 na Chr. De laatste drie scherven (03-QQ-02.2) zijn afkomstig van Maaslands wit aardewerk. Het gaat hier om drie kleine wandfragmenten die samen zeven gram wegen. Deze drie scherfjes sluiten goed aan op de interpretatie van context als stookplaats, omdat de fragmenten verbrand zijn. De terminus post quem van deze context komt met het Maaslands aardewerk op ca. 875 na Chr Profiel SS Profiel SS is het zuidoostelijke profiel aangelegd in werkput 3 (afb. 148). Aan de noordoostkant is het profiel het diepst uitgegraven, tot ca. 49,50 meter +NAP. Hiermee is het profiel bijna drie meter hoog. De zuidkant van het profiel is iets ondieper gegraven en ca. twee meter hoog. Profiel SS is het spiegelbeeld van profiel NN in put 2. Centraal in profiel SS liggen restanten van de kalkstenen sarcofaag van graf 22 (context 20154). Bovenop graf 22 liggen twee vloerniveaus (context en 20196) die zijn verstoord door een 19 e eeuwse leidingsleuf (context 20035). Ten oosten van graf 22 ligt het uitbraakspoor (context 20036) van muur 5/71, behorende bij de basilica. Het uitbraakspoor wordt afgedekt door verschillende egaliseringen en ophogingen (context 20194, en 20229). Ten zuiden van graf 22 is het beeld wat rommeliger. Onderin het profiel ligt de fundering van muur 10/14 (magnum templum, context 20115) met daarop een ophogingspakket met afbraakpuin van deze muur. Op dit geëgaliseerde pakket liggen drie vloerniveaus (context 20204, en 20201). Verder naar het zuiden ligt muur 23/78 (polygonale kerk, context 20106) met daarnaast de funderingssleuf (context 20103) van deze muur. Afgezien van muur 23, wordt dit pakket afgedekt door een ophoging (context 20104) en een nivellering (context 20229) die zijn verstoord door een paalgat (context 20198). Zoals te zien in tabel 33 komen er 13 fragmenten aardewerk uit profiel SS

101 Afbeelding 148 Zuidoostelijk profiel SS in werkput 3. Context Uit het gegevensbestand van Panhuysen blijkt dat in context aardewerk is gevonden dat het vondstnummer 03-SS-05 heeft gekregen. Deze fragmenten zijn echter niet aangetroffen in het aangeleverde materiaal. Context Midden onderin profiel SS ligt metselgraf 25 (context 20158) waarin een bijna compleet skelet is gevonden. Uit het graf kwamen, naast een plat ijzeren voorwerp en een gesp, vier fragmenten aardewerk. Het eerste fragment is een terra sigillata randscherf (03-SS-18.3) uit de Romeinse periode, gedateerd tussen 12 en 450 na Chr. De resterende drie scherven zijn afkomstig van ruwwandig aardewerk uit de Merovingische periode, gedateerd tussen 400 en 750 na Chr. Het gaat om twee wandfragmenten (03-SS-18.2) en een randfragment (02-SS-18.1). Doordat de gesp gedateerd kon worden tussen 585 en 640 na Chr., kan spoor een einddatering hebben van ca. 640 na Chr. 67 Context Uit deze kalkstenen sarcofaag (gedateerd in de 7 e eeuw) is één fragment aardewerk overgeleverd. Het gaat om een klein Romeins scherfje (03-SS-12) van drie gram, gedateerd tussen 12 en 450 na Chr. Context In het zuidelijke gedeelte van profiel SS ligt de funderingssleuf van muur 23/78 (polygonale kerk). Uit deze context kwamen twee aardewerkfragmenten. Het betreft hier een kleine terrra sigillata scherf (03-SS-15) van 1 gram gedateerd tussen 12 en 450 na Chr. en een wandscherf Gittermuster aardewerk (03-SS-16) uit de Karolingische periode van vier gram. De datering ligt tussen 700 en 850 na Chr. 67 Uit een gegevensbestand van M. Kars met daarin de graven en bijbehorende grafgiften uit de St.- Servaaskerk

102 Context Uit het ophogingspakket (context 20203) met afbraakpuin van muur 10/14 (context 20115) komt één scherf. Het gaat hier om een randfragment (03-SS-17) van ruwwandig aardewerk uit de laat-romeinse periode ( na Chr.). Het fragment is afkomstig van een kookpot met hartvormig profiel, type Stuart 203 (afb. 149). Afbeelding 149 Randfragment van Romeins ruwwandig aardewerk van type Stuart 203 uit context (vnr 03-SS-17). Context Context behoort tot een pakket van vloerniveaus, maar het is onduidelijk met welk specifiek loopniveau men hier te maken heeft. Uit dit spoor komt één Romeinse scherf (03-SS-09). Het gaat om een randfragment van beschilderd aardewerk met zandbestrooiing (afb. 150). De scherf is elf gram en gedateerd in de midden-romeinse periode van 70 tot 270 na Chr. Afbeelding 150 Romeins randfragment met zandbestrooiing uit context (vnr 03-SS-09). Context Uit de vermeende ophogingslaag voor de polygonale kerk, komt één aardewerkfragment. Het gaat hier om een ruwwandige wandscherf (03-SS-02) van elf gram uit de Merovingische periode. Het fragment heeft een algemene datering gekregen van 400 tot 750 na Chr. Context Deze context staat gelijk aan de hierboven besproken context 20007, die aan de andere kant van de leidingsleuf (context 20035) ligt. Uit deze ophogingslaag komen twee aardewerkfragmenten. Het eerste fragment is een dertien gram wegende lensbodem afkomstig van een bolpot (03-SS-07.2) uit de Karolingische periode. De datering ligt tussen 725 en 875 na Chr. De tweede scherf is een fragment Pingsdorf aardewerk (03-SS-07.1) van vier gram. Dit fragment is gedateerd tussen 900 en 1225 na Chr. De terminus post quem voor deze context komt daarmee op ca. 900 na Chr

103 Context Deze context is geïnterpreteerd als een nivellering, tevens toplaag van de hierboven besproken contexten en Uit deze laag komen drie fragmenten aardewerk. Het oudste fragment is een wandscherf van Gittermuster aardewerk (03-SS-01.1) van vier gram en is gedateerd tussen 700 en 850 na Chr. De tweede scherf is een Maaslands wit fragment (03-SS-01.2) van één gram. Deze is gedateerd tussen 875 en 1075 na Chr. Het laatste fragment in deze context is Pingsdorf aardewerk (03-SS-01.3). Het gaat hier eveneens om een fragment van één gram dat is gedateerd tussen 900 en De terminus post quem voor context wordt hiermee op ca. 900 gesteld Profiel TT Profiel TT is het noordoostelijke profiel in werkput 3 (afb. 151, Panhuysen 2015, p.12). Het profiel is ca. drie meter hoog. Profiel TT en BB (het zuidelijke profiel in werkput 1) liggen met de ruggen naar elkaar en vormen zo elkaars spiegelbeeld, waardoor in beide profielen een groot deel van de zelfde sporen terugkomen. De oostelijke helft van het profiel wordt grotendeels ingenomen door het uitbraakspoor van muur 5/71 (context 20036, basilica), met onderin nog een restant van de muur zelf (context 20038). Ten oosten van dit uitbraakspoor liggen op de natuurlijke bodem (context 20027) een funderingssleuf (context 20189) en een aantal ophogingen (context 20013, en 20010). Ten westen van het uitbraakspoor van muur 5/71 ligt onder in het profiel een rommelig pakket contexten van verschillende aard (context 20170, 20190, en 20056). Het rommelige pakket wordt genivelleerd met een laag bouwpuin (context 20047) waarop vervolgens verschillende vloerniveaus zijn aangelegd (context 20055, 20057, 20050, 20049, en 20042) die ook in profiel BB zijn waargenomen. Tussen deze vloerniveaus en de uitbraaksleuf van muur 5/71 ligt de hierboven besproken stookplaats (context 20187) met een vulling van bouwpuin (20185). Dit alles wordt afgesloten door een egaliseringslaag (context 20007) van ca. één meter dik. Zoals in tabel 34 is te zien, zijn 80 aardewerkfragmenten afkomstig uit profiel TT, waarvan meer dan één derde uit context Afbeelding 151 Noordoostelijk profiel TT in werkput 3. Uit Panhuysen 2015, p

104 Context N Totaal 80 Tabel 33 Profiel TT: aantal fragmenten per context. Context Contextnummer is gegeven aan de aanleg van profiel TT, de precieze vindplaats is dus niet geregistreerd. Hierbij horen vier aardewerkvondsten. Drie van de vier fragmenten zijn Romeins (03- TT-00.1/2/3) waarvan één beschilderd. Alle drie de fragmenten hebben een algemene datering gekregen van ca. 12 tot 450 na Chr. Het vierde fragment is afkomstig van een Karolingische bolpot (03- TT-00.4) en weegt acht gram. De scherf is gedateerd tussen 725 en 875. Context Uit deze vervuilde oude bovenlaag komen de drie diepst gelegen vondsten van het profiel. Het eerste fragment is een kleine Romeinse scherf (03-TT-19.2) van één gram, met een datering van 12 tot 450 na Chr. Uit de zelfde periode komt het een ruwwandig Romeinse randscherf (03-TT-19.3) van 15 gram van het type Stuart 203. Het derde fragment is Merovingisch ruwwandig aardewerk (03-TT-19.1) van acht gram, met een datering tussen 400 en 750 na Chr. De terminus post quem voor deze context ligt daarmee op ca. 400 na Chr. Context Context is wellicht een uitbraakspoor van muur 72. Uit deze onduidelijke context komen vier fragmenten aardewerk. Het eerste fragment is een zes gram wegende terra sigillata scherf (03-TT- 01.1), gedateerd tussen 12 en 450 na Chr. Uit deze periode komt ook de ruwwandige Romeinse randscherf van 44 gram (03-TT-01.3, afb. 152) van het type Alzey 27. Het derde en vierde fragment zijn een ruwwandige scherf van zeven gram (03-TT-01.2) en een ruwwandige rand van 23 gram (03- TT-01.4) uit de Merovingische periode. Deze zijn gedateerd tussen 400 en 750, wat ook meteen de datering voor het spoor is

105 Afbeelding 152 Randfragment van Romeins ruwwandig aardewerk van het type Alzey 27. Uit context (vnr 03-TT-01.3). Context Het uitbraakspoor van muur 5/71 (basilica) is één van de grootste contexten in profiel TT en hier komen dan ook veertien fragmenten aardewerk uit. Het oudste fragment is zes gram en afkomstig van een knikwandpot (03-TT-04). Deze is gedateerd tussen 475 en 725 na Chr. Zeven (03-TT-11.2/4/5 en 03-TT-12.1) van de veertien fragmenten zijn afkomstig van Maaslands wit aardewerk. Tussen deze fragmenten zat een lensbodem van 19 gram en een klein geglazuurd fragmentje van twee gram. Deze Maaslands witte scherven zijn gedateerd tussen 875 en 1075 na Chr. Een van de fragmenten behoord tot het zwart-rode aardewerk (03-TT-11.3). Het gaat om een klein scherfje van vier gram, gedateerd vanaf ca. 900 na Chr. Van Pingsdorf aardewerk is ook één fragment (03-TT-11.1) aangetroffen. Het fragment weegt negen gram en is beschilderd. De datering ligt tussen 900 en 1225 na Chr. De laatste aardewerkcategorie uit context in profiel TT is het Zuid-Limburgse aardewerk. Hiervan zijn drie fragmenten aangetroffen, waarvan twee geglazuurd (03-TT-12.2) en één ongeglazuurd (03-TT-11.6), die samen twaalf gram wegen. Door het eerder voorkomen, ergens in de 10 e eeuw, van het Zuid- Limburgse aardewerk in Maastricht, ligt de terminus post quem van deze context ook ergens in deze periode. Een fragment was niet te determineren (03-TT-11.8) omdat deze niet aanwezig was bij het materiaal. Van de tekening, die wel aanwezig is, was ook niet op te maken om welk soort aardewerk het hier gaat. Context Aan de oostkant van profiel TT ligt context De context, geïnterpreteerd als antropogene ophoging na de basilica fase, komt in verschillende profielen terug. Vijf aardewerkfragmenten zijn afkomstig uit deze ophoging. Het eerste fragment is een ruwwandige scherf (03-TT-14.3) uit de Merovingische periode van acht gram. Het wandfragment heeft een algemene datering gekregen van 400 tot 750 na Chr. Twee fragmenten zijn afkomstig van Maaslands wit aardewerk (03-TT-14.1). De wandscherfjes zijn samen zes gram en zijn gedateerd tussen 875 en 1075 na Chr. De laatste twee fragmenten zijn Zuid-Limburgs, wegen samen zeven gram en worden gedateerd in de 10 e eeuw. De begindatering van spoor ligt daarom ergens in de 10 e eeuw na Chr. Context Boven context 20012, ligt context Deze vuile, houtskool houdende laag is bestempeld als black layer. In dit relatief kleine spoor zaten 29 aardewerkfragmenten. De drie oudste fragmenten komen uit de Romeinse periode. Een scherf terra sigillata (03-TT-05.1) en twee scherven Romeins aardewerk (03-TT-05.2), waaronder één een tuitje. De drie scherven zijn gedateerd tussen 12 en 450 na Chr. Een enkele scherf is afkomstig van een knikwandpot (03-TT-13.1). De wandscherf is 29 gram en gedateerd tussen 475 en 725 na Chr. Het Maaslands witte aardewerk is met veertien fragmenten (03-TT-05.5 en 03-TT-13.3/4), het best vertegenwoordigd in context Een fragment is een lensbodem, waar de

106 rest hoogstwaarschijnlijk wandfragmenten zijn. Het gezamenlijke gewicht is 47 gram. Dit aardewerk is gedateerd vanaf ca Zes fragmenten (03-TT-05.4 en 03-TT-13.2/5) kunnen worden toegeschreven aan de zwart-rood categorie. De fragmenten zijn klein en wegen samen twaalf gram. Het zwart-rode aardewerk dateert vanaf ca. 900 na Chr. Het jongste materiaal in deze context, is het Zuid-Limburgse aardewerk. Hiervan zijn vijf fragmenten gevonden, waarvan één beschilderd (03-TT-05.3) met een gewicht van zeven gram. De overige vier onbeschilderde wandfragmenten (03-TT-05.6) wegen samen twaalf gram. Het Zuid-Limburgse aardewerk wordt gedateerd vanaf in de 10 e eeuw, wat meteen de terminus post quem van de context geeft. Context Panhuysen denkt de eerste vloerniveaus van de basilica in deze context aangetroffen te hebben. De bovenlaag van het pakket is hard en lijkt aangestampt (vloer 1). Onderin het pakket zit een bandje dat wordt geïnterpreteerd als werkvloer (vloer 0) bij de bouw. Uit deze context komen twee aardewerkfragmenten. Het eerste fragment is een Romeinse randscherf (03-TT-18.1) van vijf gram die algemeen gedateerd is tussen 12 en 450 na Chr. Het tweede fragment is afkomstig van Merovingische knikwandpot. Dit wandfragment (03-TT-18.2) weegt negen gram en is gedateerd tussen 475 en 725 na Chr. Context Twee contexten omhoog ligt een nieuwe laag met een vloerniveau (vloer 3). Uit deze context komen twee ruwwandige fragmenten uit de Merovingische periode. Het eerste is een reducerend gebakken wandfragment (03-TT-17.1) van negentien gram en het tweede is een oxiderend gebakken wandfragment (03-TT-17.2) van zeven gram. Beide scherven zijn gedateerd tussen 400 en 750 na Chr., wat ook meteen de terminus post en ante quem zijn voor de context. Context Boven context met vloer 3 ligt context (vloer 4). Uit deze context komen drie aardewerkfragmenten. De eerste twee zijn ruwwandige scherven uit de Merovingische periode. Een reducerend gebakken wandscherf van zes gram (03-TT-03.2) en een oxiderend gebakken wandscherf (03-TT-03.3) van vijf gram. Beide fragmenten zijn gedateerd tussen 400 en 750 na Chr. De derde scherf is afkomstig van een knikwandpot (03-TT-03.1). De scherf weegt vijf gram en is versierd met een radstempel en groeven (afb. 153) en is gedateerd tussen 475 en 725 na Chr. Spoor wordt gedateerd tussen 475 en 750 na Chr. Afbeelding 153 Fragment van een knikwandpot met stempels en groeven uit context (vnr 03-TT-03.1)

107 Context Context is een met puin opgevulde kuil boven stookplaats (context 20187). Uit deze context komen drie aardewerkfragmenten. Het eerste fragment is zes gram en afkomstig van een Karolingische bolpot (03-TT-16.1). De scherf is gedateerd tussen ca. 725 en 900 na Chr. De twee andere scherven zijn afkomstig van Pingsdorf aardewerk. De fragmenten zijn beschilderd en wegen samen drie gram. De datering van het Pingsdorf, en daarmee ook het spoor, valt tussen 900 en 1225 na Chr. Context Deze context is wederom geïnterpreteerd als een vloerniveau (vloer 5). De laag loopt iets verder door naar het oosten in vergelijking met de lagen eronder, waardoor deze de stookplaats (context en 20187) oversnijdt. Uit deze context zijn vijf aardwerkfragmenten afkomstig. Het eerste fragment is een gladwandige Romeinse rand van vier gram (03-TT-09.4). Het tweede fragment is een Maaslands witte scherf (03-TT-09.3) van twee gram, gedateerd vanaf 875 na Chr. Het derde fragment is een Pingsdorf fragment (03-TT-09.1) van drie gram gedateerd tussen 900 en 1225 na Chr. Hiermee komt de terminus post quem op ca. 900 en de terminus ante quem op ca na Chr. voor context De laatste twee fragmenten (03-TT-10.1/2) zaten niet bij het materiaal en hoewel er tekeningen aanwezig zijn, konden de scherven niet gedetermineerd worden. Context Dit is het jongste vloerniveau (vloer 6/G) in profiel TT met aardewerk. Ook deze vloer loopt over de stookplaats (context en 20187) heen. Uit deze context zijn twee fragmenten aardewerk gekomen. Het eerste fragment is een Maaslandse sikkelrand (03-TT-06, afb. 154). Deze rand kan tussen ca. 950 en 1100 gedateerd worden (zie hoofdstuk 4.3.3). Het tweede fragment is een Zuid- Limburgs wandfragment (03-TT-07) van twee gram dat is gedateerd ergens in de 10 e eeuw. Voor context komt de terminus post quem komt hiermee op ca. 950 en de terminus ante quem op ca Afbeelding 154 Maaslands witte sikkelrand uit de bovenste laag van context (vloer 6/G, vnr 03-TT-06). Context Context is een dikke laag die de hierboven genoemde contexten afdekt. Uit dit egaliseringspakket komen twaalf aardewerkfragmenten. De drie oudste scherven komen uit de Romeinse periode (03-TT-02.2/3). Een van de scherven is terra sigillata (03-TT-02.2). De drie scherven hebben een algemene datering van 12 tot 450 na Chr. gekregen. Daarnaast zijn drie ruwwandige scherven uit de Merovingische periode gevonden (03-TT-02.6) met een gezamenlijk gewicht van 26 gram. De datering van deze scherven ligt tussen de 400 en 750 na Chr. Uit de Merovingische periode is ook één gladwandige scherf (03-TT-02.5) van vijftien gram gevonden. Deze scherf is gedateerd

108 tussen 475 en 725 na Chr. Er zijn ook drie fragmenten van Gittermuster aardewerk (03-TT-02.4) opgegraven uit deze context. Samen wegen deze scherven 30 gram en dateren tussen 700 en 850 na Chr. Van het Maaslands wit is één scherf (03-TT-02.7) van drie gram overgeleverd. Deze is gedateerd vanaf ca Van het Zuid-Limburgse aardewerk is ook één scherf geborgen (03-TT-02.1). De beschilderde scherf weegt elf gram (afb. 155) en gedateerd in de 10 e eeuw. De terminus post quem ligt daarmee ergens in de 10 e eeuw. Afbeelding 155 Zuid-Limburgs beschilderd fragment uit context (vnr 03-TT-02.1) Aardewerk uit de vlakken werkput 3 In de paragrafen hierboven is het aardewerk uit de profielen van werkput 3 besproken. Zoals in tabel 27 te zien is zijn 265 aardewerkfragmenten geborgen uit put 3, waarvan 113 fragmenten uit de profielen. De overige 152 fragmenten zijn afkomstig uit zeven vlakken en 19 contexten (tabel 34). Vier contexten (context 20042, 20043, en 20158) komen zowel in de vlakken als in de profielen voor. Van deze vier contexten behoren 20042, en tot een groep lagen die is geïnterpreteerd als vloerniveaus (goed te zien in profiel TT). De dateringen die het aardewerk heeft opgeleverd voor de contexten uit de vlakken komt overeen met de profielen. Opvallend is de grote hoeveelheid aardewerk dat zich bevond in vloerniveau H/5 (context 20043). Deze ca. 10 cm dikke en ca. 2 m² grote laag heeft 47 aardewerkfragmenten opgeleverd, terwijl dit aantal bij de andere vloerniveaus een stuk lager ligt. Zo heeft vloer G/6 (context 20042) vijf fragmenten opgeleverd en vloer 4 (context 20049) zeven fragmenten. Blijkt dit relevant te zijn voor de analyse van de profielen, dan wordt er later op teruggekomen

109 vlak Context N * * Totaal 134 Tabel 34 Put 3: aantal fragmenten uit de contexten in de vlakken. Ccontextnummers met * komen in meerdere vlakken voor. 5.5 Profielen werkput 4 Werkput 4 is de oostelijke kwadrant opgegraven in het noordtransept van de kerk (afb. 133). Hierboven, in tabel 27 is te zien dat 453 aardewerkfragmenten afkomstig zijn uit werkput 4. Hoewel dit het hoogste aantal is van de eerste vier werkputten, komen slechts 22 fragmenten uit de profielen. Uit profiel YY komen zeven fragmenten aardewerk en uit profiel ZZ vijftien. Uit profiel XX komen geen vondsten Profiel YY Profiel YY (geen afb.) is het zuidelijke profiel in werkput 4. Het profiel ligt ongeveer tussen 49,50 meter en 52,50 +NAP, waarmee het profiel ca. drie meter hoog is. Onder in het profiel is de oude bodem (context 20064) te zien met daarop een uitbraakspoor. Hierboven liggen enkele ophogingen (context 20012, 20010, 20212, 20216), die in het profiel aflopen van het westen naar het oosten. Deze schuine lagen zijn geïnterpreteerd door Panhuysen als een aflopende helling buiten de basilica. De helling is vervolgens geëgaliseerd met nivelleringslaag (context 20007) met daarop vloer C (context 20005). Deze twee contexten zijn doorsneden door een kuil (context 20208) die wordt geïnterpreteerd als paalgat. Hierboven ligt een egaliseringslaag (context 20081) en vloer B (context 20000). Alle genoemde pakketten liggen tegen muur 1 (oostmuur noordtransept, context en 20073) en een funderingssleuf aan (context 20228). Uit profiel YY komen zeven aardewerkfragmenten die alle uit context komen

110 Context Uit deze vuile stortlaag (context 20216) bestaande uit een grote hoeveelheid bouwpuin, komen zeven fragmenten aardewerk. Een fragment is afkomstig van Gittermuster aardewerk (04-YY-03.5) uit de Karolingische periode. De wandscherf weegt dertien gram en is gedateerd tussen 700 en 850 na Chr. Twee fragmenten zijn afkomstig van Maaslands wit aardewerk (04-YY-03.1/2). Samen wegen de scherven zeven gram en zijn ze gedateerd vanaf 875 na Chr. De laatste vier scherven zijn Zuid- Limburgse wandfragmenten (04-YY-03.3/4) die samen 31 gram wegen. Deze zijn gedateerd in de 10 e eeuw, waarmee ook de terminus post quem voor deze context wordt gegeven Profiel ZZ Profiel ZZ (geen afb.) is het noordelijke profiel in werkput 4. Het profiel ligt ongeveer tussen 50,50 meter en 52,10 +NAP, waarmee het profiel net iets meer dan anderhalve meter hoog is. Een groot deel van het profiel wordt ingenomen door het uitbraakspoor van muur 6/68 (polygonale kerk, context 20006). Ten westen van het uitbraakspoor liggen een aantal ophogingslagen (context 20015, 20215, en 20230). In de interpretatie van Panhuysen hebben deze lagen buiten de omgang van de polygonale kerk gelegen. Dit pakket wordt boven afgesloten door een egalisering (context 20214) en in het westen door muur 1 (oostmuur noordtransept, context 20074). Ten oosten van het uitbraakspoor van muur 6 liggen ook een aantal ophogingen en nivelleringen (context 20012, 20010, en 20007). Op dit pakket ligt vloer C (context 20005). Uit profiel ZZ komen vijftien aardewerkfragmenten uit zes verschillende contexten. Context In de westhoek van profiel ZZ ligt context Uit deze ophoging van zwarte grond, omschreven als black layer, komt één aardewerkfragment. Het gaat hier om een Maaslands witte scherf (04-ZZ-04) van vier gram, gedateerd vanaf ca Het spoor loopt aan de oostkant van het uitbraakspoor (context 20006) door als context Context De westelijke helft van profiel ZZ bestaat vooral uit het uitbraakspoor van muur 6 (polygonale kerk, context 20006). Uit deze context komen acht aardewerkfragmenten. Twee fragmenten komen uit de Romeinse periode. Een randscherf terra sigillata (04-ZZ-06.2) van zeven gram en een ruwwandig bodemfragment (04-ZZ-06.6) van 21 gram. Beide hebben een algemene datering gekregen tussen de 12 en 450 na Chr. Vier fragmenten zijn afkomstig van Maaslands wit aardewerk. Drie van deze fragmenten zijn geglazuurd. Twee scherven hebben alleen glazuur (04-ZZ-06.4), maar één is ook bewerkt met een stempel (04-ZZ-06.1, afb. 156). Het ongeglazuurde fragment (04-ZZ-06.3) is een gedeelte van een lensbodem van veertien gram. Alle fragmenten zijn gedateerd vanaf ca. 875 na Chr. Het laatste fragmenten is afkomstig van Pingsdorf aardewerk (04-ZZ-06.5). Deze wandscherf weegt zes gram en is gedateerd tussen 900 en Met de gegeven dateringen is de terminus post quem ca. 900 na Chr. voor context Uit deze context is ook een onbekend wandfragment afkomstig. Dit fragment was niet aanwezig bij het materiaal en was daardoor niet nader te determineren. Van dit fragment is wel een tekening, maar hier kon geen verdere informatie uit worden gehaald

111 Afbeelding 156 Maaslandswit fragment met Stempel en glazuur uit context (vnr 04-ZZ-06.1) Context Deze context ligt onderin de oostelijke helft van profiel ZZ. Uit deze black layer komen drie aardewerkfragmenten. Het eerste fragment is afkomstig van Maaslands wit aardewerk (04-ZZ-05.1), weegt zeven gram en is gedateerd vanaf 875 na Chr. De andere twee fragmenten zijn afkomstig van Pingsdorf aardewerk 04-ZZ-05.2). Samen wegen ze acht gram en zijn ze gedateerd tussen 900 en 1225 na Chr. De laag dateert tussen vanaf ca. 900 na Chr. Context Boven context ligt context Deze context wordt beschouwd als een onderste stortlaag van de nivellering erboven (context 20007). Aan de westkant van profiel ZZ is nog een klein gedeelte waargenomen die behoort tot dezelfde context (tussen context en 20002). Uit context komt één aardewerkfragment. Het gaat om een Maaslands witte scherf (04-ZZ-02) van twee gram welke is gedateerd vanaf 875 na Chr. Context Zoals hierboven is aangegeven, hoort context bij de ophogingen aan de noordkant van muur 6 (context 20006) binnen de polygonale kerk. Uit deze laag is één aardewerkfragment gekomen. Het gaat om een Zuid-Limburgs wandfragment (04-ZZ-03) van achttien gram, gedateerd in de 10 e eeuw na Chr. Context Context sluit de westelijke helft van profiel ZZ af. De laag is geïnterpreteerd door Panhuysen als een nivellering aangebracht na de opvulling van de uitbraaksleuf van muur 6 (polygonale kerk). Uit deze context is één fragment afkomstig. Het gaat hier om een fragment Badorf aardewerk (04-ZZ-01) van een reliëfbandamfoor (afb. 157). Op het fragment van elf gram is een opgelegde kleistrip met radstempel te zien. Deze scherf is gedateerd tussen 800 en 1000 na Chr

Uitpakken 3: Een merovingische pottenbakkersoven uit Kessel-Hout

Uitpakken 3: Een merovingische pottenbakkersoven uit Kessel-Hout Verschenen in: Archeologie in Limburg 79 (1999), 11-12. (1) Uitpakken 3: Een merovingische pottenbakkersoven uit Kessel-Hout Wim Hupperetz Inleiding Tijdens de inventarisatie van de collectie archeologie

Nadere informatie

Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin

Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin Inleiding De toestemming van het bestuur van het Dienstencentrum maakte het

Nadere informatie

Verslag onderzoek van door leden van de Amateur Tuindervereniging Arentsburgh verzamelde scherven

Verslag onderzoek van door leden van de Amateur Tuindervereniging Arentsburgh verzamelde scherven Verslag onderzoek van door leden van de Amateur Tuindervereniging Arentsburgh verzamelde scherven Vondsten uit de grond van de ATV Arentsburgh De grond van deze vereniging ligt in de directe omgeving van

Nadere informatie

Het in Halder gefabriceerde aardewerk

Het in Halder gefabriceerde aardewerk Het in Halder gefabriceerde aardewerk Joop van der Groen Nadat de pottenbakkersoven in Halder buiten gebruik was gesteld, is de ovenput gebruikt als afvalkuil. Bij het gevonden afval waren ook wat misbaksels,

Nadere informatie

ADDENDUM 10. Werkput 5

ADDENDUM 10. Werkput 5 Asse-Kalkoven, / en /3 Rapporten Agilas vzw / ADDENDUM. Werkput.. Inleiding Enkele dagen na het indienen van het conceptrapport, deelden de nutsmaatschappijen mee dat de sleuven voor de aansluiting van

Nadere informatie

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein 2012 Archol bv Ivo van Wijk Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat

Nadere informatie

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen 6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen 6.3.1. Algemeen In totaal werden er tijdens het vlakdekkend onderzoek 31 sporen geregistreerd in het vlak. Vijf ervan kwamen ook reeds tijdens het vooronderzoek

Nadere informatie

Brugge, Sint-Salvatorskathedraal

Brugge, Sint-Salvatorskathedraal Komvest 45 8000 Brugge T +32 [0]50 44 50 44 F +32 [0]50 61 63 67 E info@raakvlak.be www raakvlak.be Brugge, Sint-Salvatorskathedraal Dossiernr. 2010/067 onderzoek t.h.v. het koorgestoelte Elisabeth Van

Nadere informatie

HET WITTE KERKJE VAN NOORDWIJKERHOUT

HET WITTE KERKJE VAN NOORDWIJKERHOUT HET WITTE KERKJE VAN NOORDWIJKERHOUT Midden in het dorp Noordwijkerhout ligt een alleraardigst witgepleisterd zaalkerkje, waarvan de ingebouwde, door een zeer hoge spits gedekte Westtoren uit de eeuw stamt

Nadere informatie

Conclusies van het bakselonderzoek en de betekenis daarvan voor Romeins Halder

Conclusies van het bakselonderzoek en de betekenis daarvan voor Romeins Halder Conclusies van het bakselonderzoek en de betekenis daarvan voor Romeins Halder Roos Wijnen-Jackson Inleiding In 1973 is op Halder een aardewerkoven uit de Romeinse tijd opgegraven. De opgraving is indertijd

Nadere informatie

Pottenbakkersovens in Landgraaf

Pottenbakkersovens in Landgraaf Pottenbakkersovens in Landgraaf Schaesberg, Steenfabriek Russel, Dr. Calsstraat In 1921 twee ovens uit verschillende tijdsperken met vondsten uit de vroege en volle middeleeuwen. Ook in 1926 werd nog aardewerk

Nadere informatie

Korte geschiedenis van de parochie

Korte geschiedenis van de parochie Korte geschiedenis van de parochie Het dorp Schin op Geul is zeer oud. Onder de naam Schina komt het reeds voor in het oudste gedenkboek der abdij van de H.Remigius te Reims, dat omstreeks 847 werd opgesteld.

Nadere informatie

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Archol S. Baas 435 Archol Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Sven Baas Colofon Archol Rapport 435 Een oppervlaktekartering in

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK GEMEENTE URK WIJK 4-46

ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK GEMEENTE URK WIJK 4-46 ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK GEMEENTE URK WIJK 4-46 AWN AFDELING 21 RAPPORT nr. 2006-2 Legenda ii". WA.Vf'lEl.INGi'N ~ \/arosnaf!.oingfh ;mel O «c)tdn) h;3'l~ W b... t-- " l '~. ~~fij b lwdl ~ :;;.... - t.à:;ij

Nadere informatie

Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken.

Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken. Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken. In de vroege zomer van 2017 heeft Archeologie West-Friesland een opgraving uitgevoerd tussen de Davidstraat, Romeinstraat en Korte

Nadere informatie

Opwindende ontdekkingen in oud-oosterhout! Wo uter is

Opwindende ontdekkingen in oud-oosterhout! Wo uter is rcheobode Opwindende ontdekkingen in oud-oosterhout! Wo uter is archeoloog. Hij hoort bij de groep archeologen die nu aan het opgraven is in Oosterhout in het gebied Vrachelen. Daar wordt over een jaar

Nadere informatie

7. BESCHRIJVING VAN DE VONDSTEN

7. BESCHRIJVING VAN DE VONDSTEN 91 7. BESCHRIJVING VAN DE VONDSTEN Hieronder wordt een chronologisch overzicht gegeven van de aangetroffen ceramiek op de Borchtsite. Ceramiek is doorgaans het voornaamste dateringsmiddel bij archeologisch

Nadere informatie

Plangebied Koningstraat 10

Plangebied Koningstraat 10 6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 4464 Plangebied Koningstraat 10 3750 voor Chr. Gemeente Zaltbommel Archeologisch onderzoek: een archeologische begeleiding 2200 voor Chr. 700 voor Chr. 150 na Chr. 320 na Chr.

Nadere informatie

Evaluatiebrief Archeologisch onderzoek 58915 Sevenum-Beatrixstraat IVO-P

Evaluatiebrief Archeologisch onderzoek 58915 Sevenum-Beatrixstraat IVO-P Postbus 297 6900 AG Zevenaar Ringbaan Zuid 8a 6905 DB Zevenaar tel. 0316-581130 fax 0316-343406 info@archeodienst.nl www.archeodienst.nl Archeodienst BV, Postbus 297, 6900 AG Zevenaar Evaluatiebrief Archeologisch

Nadere informatie

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND)

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND) AWP-VERSLAG-WAARNEMING (PURMEREND) Locatie 11 Nieuwstraat Purmerend ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND Neckerstraat 11 1441 KT Purmerend Project AWP Purmerend Locatie onderzoeksgebied Administratieve gegevens

Nadere informatie

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Archeologische begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Definitief ISSN 1573-5710

Nadere informatie

De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen

De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen Henk van der Velde en Niels Bouma Inleiding In de zomermaanden van 2017 heeft er in Oosterdalfsen een publieksopgraving plaatsgevonden. Een archeoloog,

Nadere informatie

Boni pastoris est tondere pecus, non deglubere*

Boni pastoris est tondere pecus, non deglubere* Boni pastoris est tondere pecus, non deglubere* Bewoning uit de prehistorie, Romeinse tijd en middeleeuwen te Lieshout, Nieuwenhof-Noord J.F. van der Weerden M.C. Brouwer met bijdragen van: S. van Daalen,

Nadere informatie

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa Kessel-Lo, 2016 Studiebureau Archeologie bvba Archeologienota: Het archeologisch

Nadere informatie

Middenbeemster, Korenmolen De Nachtegaal

Middenbeemster, Korenmolen De Nachtegaal Inleiding In opdracht van Cultureel Erfgoed Noord-Holland heeft op 1 december 2010 een kort onderzoek plaatsgevonden naar de opbouw en datering van de lage voetmuur van de korenmolen De Nachtegaal, gelegen

Nadere informatie

6. Materiaalonderzoek

6. Materiaalonderzoek MATERIAALONDERZOEK 57 6. Materiaalonderzoek 6.1 Het aardewerk (S. Arnoldussen) 6.1.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het aardewerk besproken dat gevonden is tijdens het archeologisch onderzoek te Rhenen

Nadere informatie

Een grape van Hafnerwaar. Hafner werd grotendeels geproduceerd in Keulen.

Een grape van Hafnerwaar. Hafner werd grotendeels geproduceerd in Keulen. Servies uit de periode 1400 tot 1600 uit de waterput de families Reintgen Ophaevens of Gerrit ten Holler of Jacob Armtzen. s-heerenberg Kellenstraat. 51 52 30.38 N 6 C14 39.38 O Hoogte Nap. 18 m Een Hafnerwaar.

Nadere informatie

Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag

Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag Mirjam Brouwer Goedkeuring evaluatieverslag Jos van der Weerden Locatie.

Nadere informatie

Decker_Konincxveltc.jpg Deventer KV.JPG

Decker_Konincxveltc.jpg Deventer KV.JPG Koningsveld is het oudste en meest belangrijke klooster van Delft. Aan de bouw van dit klooster is oudere middeleeuwse bewoning vooraf gegaan. Onder de middeleeuwse ophogingen komen bovendien bewoningssporen

Nadere informatie

Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België)

Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België) Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 621 27 NOVEMBER 2012 D. LENTJES & S. LANGE Colofon Titel: BIAXiaal 621 Houtskoolanalyse van

Nadere informatie

Deel 2: Determinatie van de sporen en vondsten van het veldonderzoek uit 2008. door Devon de Jong

Deel 2: Determinatie van de sporen en vondsten van het veldonderzoek uit 2008. door Devon de Jong Versie HK 12072013 DE TORENFUNDAMENTEN VAN DE OUDE H. CLEMENSKERK Deel 2: Determinatie van de sporen en vondsten van het veldonderzoek uit 2008 door Devon de Jong In oktober 2008 heeft de heemkundekring

Nadere informatie

evaluatierapport zaltbommel-ruiterstraat 8 archeologische begeleiding

evaluatierapport zaltbommel-ruiterstraat 8 archeologische begeleiding evaluatierapport zaltbommel-ruiterstraat 8 archeologische begeleiding 1 1 inleiding Van vrijdag 19 september tot en met dinsdag 23 september 2014 heeft VUhbs archeologie in opdracht van de familie van

Nadere informatie

Bouwhistorisch onderzoek

Bouwhistorisch onderzoek Bouwhistorisch onderzoek BOUWHISTORISCHE NOTITIE Adres : (tussen Poelestraat 12 en 14) Status : BBP Periode : september 2010 Onderzocht door : Taco Tel Auteur : Taco Tel Datum : Groningen, 16 september

Nadere informatie

Nieuwsbrief 1 maart 2012

Nieuwsbrief 1 maart 2012 Nieuwsbrief 1 maart 2012 De Heemshof Het gebied rond De Heemshof in Heemskerk wordt bedreigd door nieuwbouwplannen van de gemeente. Op verzoek van Lambert Koppers, eigenaar van De Heemshof en deelnemer

Nadere informatie

IOURNEE "''ARCHEOLOGIE ROMAINE

IOURNEE ''ARCHEOLOGIE ROMAINE IOURNEE "''ARCHEOLOGIE ROMAINE t CONFERENCE AN NU ELLE BELGE D t ARCHEOLOGIE ROMAINE ', RO INENDAG. ' JAARLIJKS BELGISCH CONGRES VOOR ROMEINSE ARCHEOLOGIE NAMUR -04-007 NAMEN I l RÉGION WALLONNE JOURNÉE

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/26480

Nadere informatie

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND In het najaar van 2011 en de lente van 2012 deed een team archeologen van Archeologisch Onderzoek Leiden (Archol bv) en Diachron UvA bv opgravingen in Aarle in de gemeente

Nadere informatie

Zuidnederlandse Archeologische Notities

Zuidnederlandse Archeologische Notities Verslag opgraving Elst Dorpsstraat 92 Miel Schurmans Zuidnederlandse Archeologische Notities 16 Amsterdam 2004 Archeologisch Centrum Vrije Universiteit - Hendrik Brunsting Stichting Opdrachtgever : Gemeente

Nadere informatie

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Publiekssamenvatting Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Catastrofale overstromingen kwamen vaak voor in de geschiedenis van Pannerden, wat met de ligging in de driehoek tussen de rivieren

Nadere informatie

62. Buidelbekers Het is misschien wel het mooiste Merovingische glas van Nederland: de slanke en onbeschadigde buidelbeker uit Bergeijk.

62. Buidelbekers Het is misschien wel het mooiste Merovingische glas van Nederland: de slanke en onbeschadigde buidelbeker uit Bergeijk. 62. Buidelbekers Het is misschien wel het mooiste Merovingische glas van Nederland: de slanke en onbeschadigde buidelbeker uit Bergeijk. Buidelbekers heten naar hun vorm, met iets uitgezakte buik, zoals

Nadere informatie

De presentatie rond de trap

De presentatie rond de trap Kijktocht OER! Plus 6000 jaar geleden woonden er al mensen in dit gebied. Het is de prehistorie; de tijd van de jagers en boeren. De mensen noemen we Swifterbantmensen. Deze kijktocht helpt je ontdekken

Nadere informatie

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat) Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat) (28 en 29 oktober 2009) Oudenburg, 2009 Colofon Archeologisch Rapport Oudenburg 4 Waarderend archeologisch Onderzoek te

Nadere informatie

AWP-VERSLAG-WAARNEMING 2010-01-OCB (PURMEREND)

AWP-VERSLAG-WAARNEMING 2010-01-OCB (PURMEREND) AWP-VERSLAG-WAARNEMING 2010-01-OCB (PURMEREND) Locatie 15 Westerstraat Purmerend ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND Neckerstraat 11 1441 KT Purmerend Project AWP Purmerend 2010-01-OCB Locatie onderzoeksgebied

Nadere informatie

Rapportage vondstmelding Sint-Dionysiuskerk Geluwe, gemeente Wervik (West-Vlaanderen) Maart 2010

Rapportage vondstmelding Sint-Dionysiuskerk Geluwe, gemeente Wervik (West-Vlaanderen) Maart 2010 Rapportage vondstmelding Sint-Dionysiuskerk Geluwe, gemeente Wervik (West-Vlaanderen) Maart 2010 Vergunningsnummer 2010/104 Sofie Vanhoutte Rapportage vondstmelding Sint-Dionysiuskerk, Geluwe, West-Vlaanderen

Nadere informatie

Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul

Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 684 FEBRUARI 2011 K. HÄNNINEN Colofon Titel: BIAXiaal 684 Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven

Nadere informatie

Ieper, Grote Markt 33 / D hondtstaat

Ieper, Grote Markt 33 / D hondtstaat Ieper, Grote Markt 33 / D hondtstaat Rapportage vondstmelding Ieper, Grote Markt 33 / D hondtstaat I. Verslaggevers: *Naam, adres, contactgegevens, functie van de opstellers van het rapport en datum melding.

Nadere informatie

Aardewerken pot Vraag: hoe weet de onderzoeker hoe oud het voorwerp is?... Munten Vraag: hoe weet de onderzoeker hoe oud het voorwerp is?...

Aardewerken pot Vraag: hoe weet de onderzoeker hoe oud het voorwerp is?... Munten Vraag: hoe weet de onderzoeker hoe oud het voorwerp is?... WERKBLAD 1 HET WERK VAN DE ARCHEOLOOG Kruis aan welk materiaal jij met je groepje onderzoekt. Bekijk de film en zoek het antwoord op de vraag. Aardewerken pot Vraag: hoe weet de onderzoeker hoe oud het

Nadere informatie

Opgravingen in Ruien - Rosalinde (gem. Kluisbergen) : van een prehistorisch kampement uit de ijstijd tot de Romeinse periode

Opgravingen in Ruien - Rosalinde (gem. Kluisbergen) : van een prehistorisch kampement uit de ijstijd tot de Romeinse periode Opgravingen in Ruien - Rosalinde (gem. Kluisbergen) : van een prehistorisch kampement uit de ijstijd tot de Romeinse periode Het onderzoeksgebied vanuit de lucht bekeken (Foto: Birger Stichelbaut). De

Nadere informatie

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55 Interne Rapportages Archeologie Deventer 55 Mei 2012 Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier COLOFON 2012, Gemeente Deventer, Deventer. Auteur:

Nadere informatie

Delftse Archeologische Notitie 129. Markt 85, Delft. Een archeologische begeleiding. Jorrit van Horssen

Delftse Archeologische Notitie 129. Markt 85, Delft. Een archeologische begeleiding. Jorrit van Horssen Delftse Archeologische Notitie 129 Markt 85, Delft Een archeologische begeleiding Jorrit van Horssen Delftse Archeologische Notitie 129 Markt 85, Delft Een archeologische begeleiding Jorrit van Horssen

Nadere informatie

4-Een vondst beschrijven

4-Een vondst beschrijven UITLEG VOOR DE LEERKRACHT Wanneer een archeoloog een vondst opgraaft, vindt hij/zij vaak alleen nog maar scherven terug. Daarom kan de archeoloog niet zomaar weten wat de vondst precies voorstelt en waarvoor

Nadere informatie

Uitpakken 1: Romeinse amforen uit Venlo

Uitpakken 1: Romeinse amforen uit Venlo Verschenen in: Archeologie in Limburg 77 (1998), 48-51 Uitpakken 1: Romeinse amforen uit Venlo Wim Hupperetz Inleiding In de jaren 50 en 60 zijn in de binnenstad van Venlo grote hoeveelheden Romeins aardewerk

Nadere informatie

Archeologen vinden bijzondere geldschat bij zuidelijke muur in Jeruzalem

Archeologen vinden bijzondere geldschat bij zuidelijke muur in Jeruzalem Archeologen vinden bijzondere geldschat bij zuidelijke muur in Jeruzalem Munten uit de Byzantijnse tijd. Een archeologisch team onder leiding van dr. Eilat Mazar heeft in de buurt van de Tempelberg een

Nadere informatie

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand 12 augustus 2010 Inleiding Het plangebied ligt in het noorden van de bebouwde kom van Kaatsheuvel in de

Nadere informatie

1 2 1 151 18 IJzer Werktuig/ gereedschap (onderdeel) - Nieuwe tijd C Recent uitgeselecteerd

1 2 1 151 18 IJzer Werktuig/ gereedschap (onderdeel) - Nieuwe tijd C Recent uitgeselecteerd 1 2 1 151 18 IJzer Werktuig/ gereedschap (onderdeel) - Nieuwe tijd C Recent uitgeselecteerd 2 2 1 151 18 IJzer Werktuig/ gereedschap (onderdeel) - Nieuwe tijd C Recent uitgeselecteerd 3 2 1 2001 16 IJzer

Nadere informatie

Over de kerk van Marum

Over de kerk van Marum Over de kerk van Marum De kerk van Marum is een van de oudste bakstenen kerken in Groningen. Het oudste gedeelte, het koor, dateert uit de 12 e eeuw. De toren is 13 e -eeuws. De preekstoel werd in 1826

Nadere informatie

MET KWAST EN VERGROOTGLAS

MET KWAST EN VERGROOTGLAS LES 3 Activiteit Doel Duur Lesmateriaal MET KWAST EN VERGROOTGLAS Determineren van archeologische vondsten De leerling kan met hulpmiddelen een eenvoudige historische bron dateren en het gebruik omschrijven

Nadere informatie

Watou Oude Provenstraat. Archeologisch onderzoek

Watou Oude Provenstraat. Archeologisch onderzoek Watou Oude Provenstraat Archeologisch onderzoek 1. Inleiding Begin november 2014 werd een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd langs de Oude Provenstraat in Watou ter voorbereiding van de toekomstige

Nadere informatie

Archeologieatelier - vondstenmateriaal onder de loep

Archeologieatelier - vondstenmateriaal onder de loep Archeologieatelier - vondstenmateriaal onder de loep fibula 102 In het depot nemen archeologen het opgegraven vondstenmateriaal onder de loep. Tijdens het bestuderen van het vondstenmateriaal maken ze

Nadere informatie

Oerboeren in de Friese Wouden.

Oerboeren in de Friese Wouden. Stichting IJstijdenmuseum Buitenpost. www.ijstijdenmuseum.nl. Oerboeren in de Friese Wouden. Het grootste deel van de geschiedenis van ons mensen ligt in de prehistorie. Met prehistorie duiden we een tijd

Nadere informatie

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Averboodse Baan (N165), Laakdal Programma van Maatregelen Auteur: A. Schoups (veldwerkleider) Autorisatie: J.A.G. van Rooij (OE/ERK/Archeoloog/2017/00169) 1 Inleiding In opdracht heeft Vlaams Erfgoed Centrum in juni 2017 een archeologienota

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/20151 holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/20151 holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20151 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Enckevort, Harry van Title: Gebundelde sporen : enkele kanttekeningen bij aardewerk

Nadere informatie

Rapportage vondstmelding Oostende, Wellingtonrenbaan

Rapportage vondstmelding Oostende, Wellingtonrenbaan Rapportage vondstmelding Oostende, Wellingtonrenbaan I. Verslaggevers: *Naam, adres, contactgegevens, functie van de opstellers van het rapport en datum melding. Inge Zeebroek, erfgoedonderzoeker VIOE,

Nadere informatie

MEROVINGISCHE PIONIERS BRABANTSE BOEREN

MEROVINGISCHE PIONIERS BRABANTSE BOEREN MEROVINGISCHE PIONIERS BRABANTSE BOEREN Middeleeuwse bewoning in de Kempen AdAK P R O V I N C I A L E I N F O D A G A R C H E O L O G I E 2 0 1 3 Turnhout zaterdag 16 februari 2013 Het voorbije decennium

Nadere informatie

De archeologie van Weert-Nederweert van de prehistorie tot de Middeleeuwen

De archeologie van Weert-Nederweert van de prehistorie tot de Middeleeuwen De archeologie van Weert-Nederweert van de prehistorie tot de Middeleeuwen dr. H.A. Hiddink senior-archeoloog VUhbs, Amsterdam cursus Weerterlogie, 17-02-2016 Geologie - hooggelegen rug in Roerdalslenk

Nadere informatie

(bandeliersluiting) (verschillende zalfpotjes)

(bandeliersluiting) (verschillende zalfpotjes) In de stortgrond afkomstig uit deze put langs de Kanaalschans werden veel metalen voorwerpen aangetroffen met de metaaldetector. Onder andere is met de detector een ronde penning van lood gevonden. Op

Nadere informatie

1 Hoe gaan we om met archeologie in de gemeente Oss? U heeft een omgevingsvergunning aangevraagd.voordat we een vergunning kunnen verlenen,

1 Hoe gaan we om met archeologie in de gemeente Oss? U heeft een omgevingsvergunning aangevraagd.voordat we een vergunning kunnen verlenen, Sinds 2010 heeft de gemeente Oss een archeologiebeleid. Vanaf 1 januari 2013 geldt dit voor het gehele grondgebied van de nieuwe gemeente Oss, inclusief Lith dus. Deze brochure is voor iedereen bedoeld

Nadere informatie

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Archeologie Deventer Briefrapport 27 November 2013 Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Briefrapport Controleboringen Cellarius / De Hullu, Colmschate (project 494) Behorende bij bureaustudie

Nadere informatie

SPOREN OP SPOREN OPSPOREN

SPOREN OP SPOREN OPSPOREN SPOREN OP SPOREN OPSPOREN Eén van de vroegste sporen is natuurlijk een scherf van een pot. Nog leuker word zo'n vondst als er sporen van versiering op aanwezig zijn. Hier ziet u een paar van deze vroege

Nadere informatie

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND)

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND) AWP-VERSLAG-WAARNEMING (PURMEREND) Locatie 9 Nieuwstraat Purmerend ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND Neckerstraat 11 1441 KT Purmerend Project AWP Purmerend Locatie onderzoeksgebied Administratieve gegevens

Nadere informatie

Aanwijzing: Lees de verhalen op de borden boven de kist goed; er staan aanwijzingen op. Kijk goed in de kist. Valt je daar iets bijzonders op?

Aanwijzing: Lees de verhalen op de borden boven de kist goed; er staan aanwijzingen op. Kijk goed in de kist. Valt je daar iets bijzonders op? Ondergronds Opdrachten groepen 5, 6 en 7 In Ondergronds gaan kinderen aan de slag als een echte archeoloog. Ondergronds is een reconstructie van een archeologische opgraving. De leerlingen werken met echte

Nadere informatie

Drempt. Rapport Ned. 52. Gld. 4.

Drempt. Rapport Ned. 52. Gld. 4. Drempt. Rapport Ned. 52. Gld. 4. Vraagstelling. Wat zijn de maten, versieringen en vorm van de van de kerk van Drempt (kaart afb. 1) gerapporteerde grafplaat uit de (ruim te nemen) 12 e eeuw? Wat is zijn

Nadere informatie

Bewoningssporen uit de 14 e eeuw en een turfput aan de Kievitspeelweg

Bewoningssporen uit de 14 e eeuw en een turfput aan de Kievitspeelweg Bewoningssporen uit de 14 e eeuw en een turfput aan de Kievitspeelweg door: Paul Lammeretz Tungelroy, 01-07-2017 Het is algemeen bekend dat vanaf het onstaan van de eerste landbouw in deze streken de bewoning

Nadere informatie

t Overlaar in de buurtschap Zwiep

t Overlaar in de buurtschap Zwiep Onderzoek voormalige havesathe, 29 maart 2005 t Overlaar in de buurtschap Zwiep Ben de Graaf In deze bijdrage doet amateurarcheoloog Ben de Graaf verslag van een onderzoek, dat op 29 maart 2005 werd uitgevoerd

Nadere informatie

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013 NAW plan: Plan: Opp plangebied: RO-procedure: Opsteller: Aanvrager: Inrichting openbare ruimte plangebied Pantarhei aanleg ontsluitingsweg, parkeergelegenheid, openbaar groen ca. 5000 m² (locatie Pantarhei);

Nadere informatie

De aanzetsteentjes van de toren van de Dorpskerk van IJsselmuiden door Gerard Bastiaan

De aanzetsteentjes van de toren van de Dorpskerk van IJsselmuiden door Gerard Bastiaan De aanzetsteentjes van de toren van de Dorpskerk van IJsselmuiden door Gerard Bastiaan De gemeente Kampen heeft een grote diversiteit aan monumenten zowel in vorm, functie als leeftijd. Eén van de oudste

Nadere informatie

Brugge, Langestraat Verbrand Nieuwland 10

Brugge, Langestraat Verbrand Nieuwland 10 Komvest 45 8000 Brugge T +32 [0]50 44 50 44 F +32 [0]50 61 63 67 E info@raakvlak.be www raakvlak.be Brugge, Langestraat 39-47 Verbrand Nieuwland 10 Dossiernr. 2008/86 en 2008/276 Proefonderzoek Jan Huyghe

Nadere informatie

Jaarverslag BATO 2006

Jaarverslag BATO 2006 Jaarverslag BATO 2006 Afgelopen jaar was een bewogen en creatief jaar voor Bato. Ten eerste hebben zich twee nieuwe leden aangemeld: Christa van Diepen en Jan van Oostveen. Naast de gewoonlijke werkzaamheden

Nadere informatie

Dordrecht Ondergronds 33

Dordrecht Ondergronds 33 Dordrecht Ondergronds 33 Plangebied Vest 90-92 Gemeente Dordrecht Waarneming van de stadsmuur en de Nonnentoren M.C. Dorst 2012 Gemeente Dordrecht Stadsontwikkeling/Ruimtelijke Realisatie/Archeologie Colofon

Nadere informatie

Tabakspijpen van diverse Kleine Projecten in Gorinchem

Tabakspijpen van diverse Kleine Projecten in Gorinchem Tabakspijpen van diverse Kleine Projecten in Gorinchem Jan van Oostveen Binnen deze rapportage staan de tabakspijpen uit diverse kleine projecten centraal. Bastion V (1999) De vondsten van dit onderzoek

Nadere informatie

Gent Hoogstraat 51. Archeologisch verslag. Dienst Stadsarcheologie. Vergunning 2008/202 STAD GENT

Gent Hoogstraat 51. Archeologisch verslag. Dienst Stadsarcheologie. Vergunning 2008/202 STAD GENT Dienst Stadsarcheologie Gent Hoogstraat 51 Archeologisch verslag Vergunning 2008/202 STAD GENT Dienst Stadsarcheologie De Zwarte Doos Dulle-Grietlaan 12 9050 Gentbrugge Tel. 09/266 57 60 stadsarcheologie@gent.be

Nadere informatie

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn Document: Archeologische Quickscan Plangebied: Oosterdijk 54, Oosterdijk, gemeente Enkhuizen Adviesnummer: 16078 Opsteller: F.C. Schinning (archeoloog) & C.M. Soonius (regio-archeoloog) Datum: 09-05-2016

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/21974 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Hermans, Dagobert Bernardus Maria Title: Middeleeuwse woontorens in Nederland :

Nadere informatie

3000 jaar historie van Best-Aarle opgegraven

3000 jaar historie van Best-Aarle opgegraven Locatie: Best en Aarle Periode: NEO, BRONS, IJZ, ROM, XME, NT Complextype: ELA, GC, GVX, IX, IPER, NX, NHP, XXX. Soort onderzoek: opgraving Jaartal onderzoek:2011 en 2012 Datum vondst:2011 en 2012 Uitvoerder:

Nadere informatie

RAPPORTAGE VONDSTMELDING Lier, Kardinaal Mercierplein

RAPPORTAGE VONDSTMELDING Lier, Kardinaal Mercierplein RAPPORTAGE VONDSTMELDING Lier, Kardinaal Mercierplein I. Verslaggever: Sofie Debruyne Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed Koning Albert II-laan 19 bus 5 1210 Brussel 02-481 80 41 / 0473-96 70 71

Nadere informatie

Beschrijving schaal van Oegstgeest. Figure 1: Bovenaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen.

Beschrijving schaal van Oegstgeest. Figure 1: Bovenaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen. Beschrijving schaal van Oegstgeest Figure 1: Bovenaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen. Figure 2: Onderaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen. De schaal heeft een diameter van 21 centimeter

Nadere informatie

MEROVINGISCH AARDEWERK IN ISOORD-BRABAJNT.

MEROVINGISCH AARDEWERK IN ISOORD-BRABAJNT. MEROVINGISCH AARDEWERK IN ISOORD-BRABAJNT. In het in 1918 verschenen werk: Nederland's vroegste geschiedenis" wijdt Dr. J. H. Holwerda twee hoofdstukken aan een der volksstammen., waarmede de geschiedenis

Nadere informatie

Archeologische Quickscan

Archeologische Quickscan Archeologie West-Friesland is het archeologisch samenwerkingsverband van de gemeenten Document: Archeologische Quickscan Adviesnummer: 13165 Projectnaam: Winkelcentrum De Boogerd te Wognum, gemeente Medemblik

Nadere informatie

Archeologische Verzameling Eerdbeek

Archeologische Verzameling Eerdbeek Archeologische Verzameling Eerdbeek Inventaris van het Genootschap Oud Katwijk, D. Parlevliet, 1992 In juli 1904 kwam mevrouw Marie Louise Henriette Eerdbeek-Claassen (1879-1952) naar Katwijk, samen met

Nadere informatie

Dordrecht Ondergronds Waarneming 2 DORDRECHT, SPUIBOULEVARD

Dordrecht Ondergronds Waarneming 2 DORDRECHT, SPUIBOULEVARD DORDRECHT, SPUIBOULEVARD 273-287 Waarneming van een deel van de stadsmuur M.C. Dorst De stadsmuur met de Beulstoren op een tekening van Schouman uit 1747 (Erfgoedcentrum DIEP, inventarisnr. 551_30093).

Nadere informatie

RAPPORTAGE VONDSTMELDING TONGEREN: GROTE MARKT

RAPPORTAGE VONDSTMELDING TONGEREN: GROTE MARKT RAPPORTAGE VONDSTMELDING TONGEREN: GROTE MARKT Foto teruggevonden op: www.casino-tongeren.be/fotos%20tongeren/index.html I. Verslaggever: Geert Vynckier en Alain Vanderhoeven Vlaams Instituut voor het

Nadere informatie

Ontdekking. Dorestad teruggevonden

Ontdekking. Dorestad teruggevonden Dorestad teruggevonden Ontdekking Het vroegmiddeleeuwse Dorestad verdween na de negende eeuw van de kaart. Pas rond 1840 werd de stad teruggevonden, bij toeval. Kort daarna deed het RMO opgravingen en

Nadere informatie

Archeo-rapport 77 Het archeologisch vooronderzoek aan het Gemeenteplein 8 te Kontich

Archeo-rapport 77 Het archeologisch vooronderzoek aan het Gemeenteplein 8 te Kontich Archeo-rapport 77 Het archeologisch vooronderzoek aan het Gemeenteplein 8 te Kontich Kessel-Lo, 2011 Studiebureau Archeologie bvba Archeo-rapport 77 Het archeologisch vooronderzoek aan het Gemeenteplein

Nadere informatie

Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart

Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart BIAXiaal Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart L.I. Kooistra november 2009 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Verslag vondstmelding: Eiermarkt 12 (Café Pick), 8000 Brugge

Verslag vondstmelding: Eiermarkt 12 (Café Pick), 8000 Brugge Verslag vondstmelding: Eiermarkt 12 (Café Pick), 8000 Brugge Tijdens verbouwingswerken aan het café Pick aan de Eiermarkt 12 te Brugge werd op 13 januari 2010 een vondstmelding gedaan van een oude riolering.

Nadere informatie

Gemeente Deventer, archeologisch beleidsadvies 795

Gemeente Deventer, archeologisch beleidsadvies 795 Gemeente Deventer, archeologisch beleidsadvies 795 Bestemmingsplan Hoornwerk Eiland 3 Datum: 01-04-2016 Opsteller: Bevoegd gezag: A. Oosterwegel, adviseur Ruimte en Archeologie gemeente Deventer B. Vermeulen

Nadere informatie

Breien in de late middeleeuwen Een stukje geschiedenis over een geliefd tijdverdrijf

Breien in de late middeleeuwen Een stukje geschiedenis over een geliefd tijdverdrijf Breien in de late middeleeuwen Een stukje geschiedenis over een geliefd tijdverdrijf Madonna met breiwerk, 1400-1410. Geschilderd door Bertram von Minden (1340-1414), detail uit het Buxtehude Altaar Onderzoek

Nadere informatie

Argeologysk Wurkferbân.

Argeologysk Wurkferbân. Argeologysk Wurkferbân. Archeologische begeleiding duikactiviteit Dongjumer waterpoort Franeker. Op verzoek van mevrouw W. Stienstra-Streekstra van de gemeente Franekeradeel, zulks na overleg met de provinciaal

Nadere informatie

Hoofdstuk 14: De romaanse en gotische kunst

Hoofdstuk 14: De romaanse en gotische kunst Hoofdstuk 14: De romaanse en gotische kunst Inleiding Inleidende oefening: bespreek met je buur de chronologische volgorde van deze zes gebouwen en noteer de corresponderende letters in die volgorde A

Nadere informatie