Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager"

Transcriptie

1 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager BusinessObjects Voyager XI 3.1 Service Pack 3

2 Copyright 2010 SAP AG. Alle rechten voorbehouden. Alle rechten voorbehouden. SAP, R/3, SAP NetWeaver, Duet, PartnerEdge, ByDesign, SAP Business ByDesign en andere producten en services van SAP die in dit document worden genoemd, alsook de respectieve logo's zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van SAP AG in Duitsland en andere landen. Business Objects en het logo van Business Objects, BusinessObjects, Crystal Reports, Crystal Decisions, Web Intelligence, Xcelsius en andere producten en services van Business Objects die in dit document worden genoemd, alsook de respectieve logo's zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van Business Objects S.A. in de Verenigde Staten en in andere landen. Business Objects is een onderneming van SAP. Alle andere genoemde namen van producten en services zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven. Gegevens in dit document zijn uitsluitend bedoeld ter informatie. Nationale productspecificaties kunnen verschillen. Deze gegevens kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Deze materialen worden slechts voor informatiedoeleinden aangeboden door SAP AG en de bij SAP aangesloten bedrijven ("SAP Group"), zonder vertegenwoordiging of garanties van enigerlei aard. SAP Group is niet aansprakelijk voor fouten of onvolledigheden met betrekking tot de materialen. De enige garanties voor producten en services van SAP Group zijn de garanties in de uitdrukkelijke garantieverklaringen die bij dergelijke producten en services worden geleverd, indien van toepassing. Niets in deze tekst mag worden opgevat als aanvullende garantie

3 Inhoud Hoofdstuk 1 Inleiding tot BusinessObjects Voyager 15 Over deze handleiding...16 Wat is BusinessObjects Voyager?...16 Voor wie is deze handleiding bedoeld?...19 Hoofdstuk 2 Algemene informatie over OLAP 21 OLAP - overzicht...22 Multidimensionale gegevenskubussen...23 Hiërarchische gegevens...25 Hoofdstuk 3 Aan de slag met BusinessObjects Voyager 27 Een werkruimte openen en gegevens analyseren...28 Essentiële termen...28 Een Voyager-werkruimte maken...32 Een query definiëren...35 Diagrammen en meer kruistabellen toevoegen...35 Een diagram toevoegen aan de pagina...35 Een nieuwe kruistabel toevoegen aan de pagina...38 Hoofdstuk 4 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren 41 Query's maken en definiëren om bedrijfsvragen te beantwoorden...42 Query's definiëren...42 Query s wijzigen...47 Query's toevoegen...50 Complexe query's maken door dimensies te nesten...51 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 3

4 Inhoud Onderdelen koppelen aan een andere query...54 Query's verwijderen...55 Beschrijving van query's en visuele onderdelen...55 Hoofdstuk 5 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven 59 Diagrammen in Voyager - overzicht...60 Diagrammen toevoegen aan het analysevenster...61 Gegevens toevoegen aan een diagram...63 Query's definiëren met een leeg diagramonderdeel...64 Een query in een diagram wijzigen...65 Diagramtypen...65 Staaf- en kolomdiagrammen...67 Meervoudige lijndiagrammen...72 Meervoudig cirkeldiagrammen...73 Spreidingsdiagrammen...74 Overige diagrammen...75 Het diagramtype wijzigen...79 Door grote gegevenssets in diagrammen schuiven...79 Diagrammen aanpassen...81 Diagramnamen en -opmerkingen...82 Kleurpaletten voor diagrammen...82 Diagramstijlen...83 Lettertypen...83 Null-waarden onderdrukken in diagrammen...83 Bovenliggende leden weergeven...84 Zichtbare totalen weergeven...84 Het dimensiepaneel van het diagram verbergen...85 Hiërarchische diagramlabels weergeven...85 De diagramlegenda verbergen...85 Diagramaslabels...86 Meetwaarden in spreidingsdiagrammen en ballondiagrammen Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

5 Inhoud Cirkeldiagramlabels...87 Hoofdstuk 6 Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen 89 De functie Leden kiezen...90 Afzonderlijke leden selecteren in de lijst met alle leden...92 Leden selecteren met de zoekfunctie...93 Alle leden op een bepaald niveau in de dimensie selecteren...95 Bovenliggende of onderliggende leden, of leden op hetzelfde niveau selecteren...96 De weergegeven waarden wijzigen...97 Leden verbergen...97 Het segmentlid instellen...98 De selectie van leden opheffen...99 Favoriete groepen gebruiken om sets van leden op te slaan Een favoriete groep maken Een favoriete groep verwijderen Alleen geselecteerde leden weergeven in Leden kiezen Namen en bijschriften van leden weergeven De bovenliggende namen van alle leden weergeven Hoofdstuk 7 Gegevens sorteren, filteren en classificeren 105 Gegevens in kolommen of rijen sorteren Gegevens in kolommen of rijen in oplopende volgorde sorteren Gegevens in kolommen of rijen in aflopende volgorde sorteren De sorteerrichting omdraaien Sorteren binnen hiërarchieën Een sorteerbewerking verwijderen De gegevens in kruistabellen en diagrammen filteren Een nieuw filter toepassen Een bestaand filter wijzigen Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 5

6 Inhoud Een tweede filter toevoegen Een filter verwijderen Gegevens in een kruistabel classificeren Een classificatie toevoegen Een bestaande classificatie wijzigen Een tweede classificatie toevoegen Een classificatie verwijderen Sorteringen, filters en classificaties weergeven die op de query worden toegepast Verborgen sorteringen, filters en classificaties Automatisch verwijderde sorteringen, filters en classificaties Een filter en een classificatie combineren Een sorteerbewerking en een filter combineren Een sorteerbewerking en een classificatie combineren Null-waarden uitsluiten Een filter toepassen om null-rijen en -kolommen uit een query te verwijderen Een filter toepassen om alleen null-rijen of -kolommen uit een query te verwijderen Onderdrukking van null-waarden uitschakelen Hoofdstuk 8 Markering van uitzonderingen in gegevens 121 Markering van uitzonderingen - overzicht Markering van uitzonderingen met verkeerslicht Markering van uitzonderingen met schakeringen van rood en groen.124 Markering van uitzonderingen met warm en koud Markering van uitzonderingen toepassen Markering van uitzonderingen toepassen op rijen en kolommen Markering van globale uitzondering toepassen Markering van uitzonderingen toepassen met verkeerslicht Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

7 Inhoud Markering van uitzonderingen met schakeringen van rood of groen toepassen Markering van uitzonderingen toepassen met warm en koud Een bereik toevoegen Een bereik verwijderen Het begin- of eindpunt van een bereik wijzigen De markeringskleur van een bereik wijzigen De markeringskleuren omkeren Markering van uitzonderingen verwijderen Hoofdstuk 9 Berekeningen definiëren 135 Overzicht van berekeningen Visuele totalen De standaardtotalen toevoegen Veelgebruikte visuele totalen toevoegen (Aggregatie, Som, Gemiddelde en Aantal) Andere visuele totalen toevoegen Een ander type visueel totaal gebruiken Visuele totalen verwijderen Visuele totalen die worden toegepast op gefilterde gegevens Visuele totalen op assen met geneste dimensies Visuele totalen die worden toegepast op diagrammen Basisberekeningen Een basisberekening toevoegen Aangepaste berekeningen Een aangepaste berekening toevoegen Rekenkundige bewerkingen Op tijd gebaseerde bewerkingen Classificatieberekening Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 7

8 Inhoud Hoofdstuk 10 Gegevens bekijken in verschillende weergaven 159 Dimensies verwisselen Alle rijen verwisselen met alle kolommen Twee dimensies omwisselen Dimensies met sorteerbewerkingen, filters en classificaties omwisselen Dimensies verwijderen Dimensies nesten Dimensies nesten De volgorde van geneste dimensies wijzigen Het gegevenssegment wijzigen Analyse op een lager en hoger niveau uitvoeren Een niveau lager weergeven / uitvouwen in een kruistabel Een niveau hoger weergeven / samenvouwen in een kruistabel Een niveau lager weergeven / uitvouwen in een diagram Een niveau hoger weergeven / samenvouwen in een diagram Een niveau lager weergeven / focus richten in een kruistabel Een niveau hoger weergeven / focus richten in een kruistabel Een niveau lager weergeven / focus richten in een diagram Een niveau hoger weergeven / focus richten in een diagram Een diepteanalyse uitvoeren op onderliggende relationele gegevens Een diepteanalyse uitvoeren op relationele gegevens Relational Table Viewer Diepteanalysegegevens exporteren Een onderdeel kopiëren om variaties in gegevens te vergelijken Grootte van onderdelen wijzigen en onderdelen verplaatsen De grootte van een diagram of kruistabel wijzigen, of een diagram of kruistabel verplaatsen Ongedaan maken en Opnieuw Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

9 Inhoud Hoofdstuk 11 Kruistabelgegevens opmaken 175 Gegevens opmaken in de kruistabel Formaat van kolommen wijzigen Formaat van rijen wijzigen Hoofdstuk 12 Pagina's gebruiken in de werkruimte 181 Werken met pagina's in de werkruimte Pagina's invoegen en verwijderen Bijschriften van pagina's wijzigen Navigeren naar een pagina in de werkruimte Hoofdstuk 13 Voyager-werkruimten opslaan en delen 185 Voyager-werkruimten opslaan Een nieuwe werkruimte opslaan De wijzigingen opslaan als een nieuwe werkruimte Wijzigingen opslaan in de bestaande werkruimte Automatisch opgeslagen werkruimten Voyager-werkruimten opslaan die u met anderen wilt delen Een Voyager-werkruimte naar een andere gebruiker verzenden Een Voyager-werkruimte verzenden naar een andere BusinessObjects Enterprise-gebruiker Een Voyager-werkruimte verzenden naar een ontvanger Een bestaande Voyager-werkruimte openen Werkruimten delen met opendocument Hoofdstuk 14 Gegevens exporteren naar Microsoft Excel of CSV-bestanden (door komma's gescheiden waarden) 195 Gegevens uit Voyager exporteren naar Excel Gegevens uit Voyager exporteren naar CSV-bestanden Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 9

10 Inhoud Hoofdstuk 15 Koppelingen maken naar rapporten 199 Een koppeling naar een rapport maken Een gekoppeld rapport bekijken Een koppeling uit een rapport verwijderen Rapporten beschikbaar voor koppeling Hoofdstuk 16 Afdrukken 203 Voyager-werkruimten afdrukken Onbewerkte gegevens afdrukken Een kruistabel afdrukken wanneer deze wordt weergegeven op het scherm Een diagram afdrukken zoals dit wordt weergegeven op het scherm Afdrukopties Hoofdstuk 17 Voyager gebruiken met Microsoft SQL Server 2005 en 2008 Analysis Services 213 Microsoft SQL Server 2005 en 2008 en Analysis Services - overzicht Analysis Services en 2008-hiërarchieën gebruiken in Voyager Hoofdstuk 18 Voyager gebruiken met SAP 219 Aanmelden bij SAP Leden kiezen met SAP-gegevens Variabelen gebruiken Verplichte en optionele variabelen Variabeletypen Meer informatie over variabelen Vrije kenmerken Kerngetallen en opgemaakte waarden Opmaak zonder kerngetallen Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

11 Inhoud Attributen weergeven Samengestelde kenmerken Elkaar uitsluitende hiërarchieën Niet-overeenkomende en onregelmatige hiërarchieën SAP-weergavekenmerken Hoofdstuk 19 Voyager gebruiken met Oracle Hyperion Essbase-gegevensbronnen Overzicht van de ondersteuning van Oracle Hyperion Essbase-functies in Voyager Kenmerkdimensies Gegevens filteren met kenmerkdimensies kenmerkberekening, dimensie Dynamische tijdreeksen Een berekening maken waarmee de waarde voor een periode tot op heden wordt geretourneerd Aliastabellen De actieve aliastabel instellen Leden zoeken op basis van de alias Hoofdstuk 20 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 247 Naslaginformatie bij werkruimten Naslaginformatie bij het analysevenster Naslaginformatie bij het tabvenster Tabblad Gegevens Het tabblad Structuur Het tabblad Eigenschappen Naslaginformatie over de werkbalk Overzicht van de werkbalk De knop Tabvenster weergeven De knop Opslaan Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 11

12 Inhoud De knop Exporteren De knop Afdrukken De knop Ongedaan maken De knop Opnieuw De knop Kopiëren De knop Plakken Knop Verwijderen De knop Berekening De knop Sorteren De knop Classificatie De knop Filter De knop Markering van uitzonderingen De knop Meetwaarden indelen De knop Lidinstellingen weergeven De knop Assen verwisselen De knop Visuele totalen De knop Kruistabel invoegen De diagramknoppen Knop Help Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel De kruistabel begrijpen De titelbalk van kruistabellen Het dimensiepaneel van kruistabellen Kruistabelraster De kruistabelknoppen Weergaveopties voor kruistabellen Knopinfo voor kruistabellen Naslaginformatie bij diagramonderdelen Het dimensiepaneel van diagrammen De bereikschuifregelaar van diagrammen De diagramtitelbalk Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

13 Inhoud Diagramafbeelding Weergaveopties voor diagrammen Naslaginformatie bij Leden kiezen Ledenstructuur van Leden kiezen De werkbalk Leden kiezen Het dialoogvenster Classificatie-editor Het dialoogvenster Filtereditor Het dialoogvenster Variabelen instellen (alleen SAP) Hoofdstuk 21 Verbinding maken met OLAP-gegevensbronnen 323 OLAP-gegevensverbindingen Een OLAP-kubusverbinding toevoegen aan een werkruimte Verbinding met een gegevensbron toevoegen aan een werkruimte OLAP-gegevens weergeven in de werkruimte Een andere OLAP-kubusverbinding gebruiken Een OLAP-kubusverbinding verwijderen uit een werkruimte Een verbroken verbinding opnieuw tot stand brengen Een standaardverbinding definiëren Bijlage A Meer informatie 331 Index 335 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 13

14 Inhoud 14 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

15 Inleiding tot BusinessObjects Voyager 1

16 Inleiding tot BusinessObjects Voyager 1 Over deze handleiding Over deze handleiding In deze handleiding vindt u uitgebreide informatie over het analyseren van uw bedrijfsgegevens met BusinessObjects Voyager. Deze informatie is bedoeld voor bedrijfsanalisten. Deze handleiding bevat informatie en procedures voor de volgende taken: OLAP-gegevens analyseren. BusinessObjects Enterprise gebruiken om uw Voyager-werkruimten op te slaan, zodat anderen in uw organisatie deze op internet kunnen bekijken. Uw werkruimten afdrukken en exporteren. Wat is BusinessObjects Voyager? Voyager is een krachtig OLAP-webprogramma waarmee u meer inzicht kunt krijgen in bedrijfsgegevens. Op basis daarvan kunt u goed onderbouwde beslissingen nemen en zo de prestaties van de organisatie positief beïnvloeden. OLAP-gegevens worden in het Voyager-analysevenster weergegeven met kruistabellen en diagrammen. U maakt een werkruimte, voegt kruistabel- en diagramobjecten toe aan het analysevenster, verbindt deze objecten aan OLAP-gegevensbronnen en definieert vervolgens op interactieve wijze query's om uw gegevens te bestuderen. Voyager is intuïtief, makkelijk in het gebruik en biedt unieke analysefuncties, waaronder de mogelijkheid om gegevens uit verschillende kubussen en bronnen gelijktijdig te bekijken. Zo kunt u bijvoorbeeld verkoopgegevens uit een Microsoft Analysis Services-kubus op dezelfde pagina weergeven als financiële gegevens uit een Oracle Hyperion Essbase-kubus. U opent Voyager vanuit BusinessObjects InfoView in een webbrowser. U hebt alleen maar een verbinding met een BusinessObjects Enterprise-systeem nodig waarop Voyager is geïnstalleerd. U hoeft Voyager niet op de lokale computer te installeren. Raadpleeg de Beheerdershandleiding voor Voyager voor een lijst met de ondersteunde gegevensbronnen. 16 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

17 Inleiding tot BusinessObjects Voyager Over deze handleiding 1 Opmerking: SAP BW-connectiviteit is beschikbaar als afzonderlijke invoegtoepassing voor Voyager. Neem contact op met Business Objects voor meer informatie. U ziet hier een standaardpagina uit Voyager, met een kruistabel en een diagram: De kruistabel en het diagram zijn verbonden met de kubus die ze vertegenwoordigen. Met de besturingselementen van de kruistabel kunnen gebruikers de kruistabel op een andere manier weergeven, dimensies omwisselen en de gegevens op verschillende manieren bewerken/analyseren om antwoord te krijgen op zakelijke vragen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 17

18 Inleiding tot BusinessObjects Voyager 1 Over deze handleiding Integratie van Voyager met BusinessObjects Enterprise Voyager kan in de InfoView-portal van BusinessObjects Enterprise worden gebruikt en Voyager-werkruimten kunnen vanuit de BusinessObjects Enterprise Central Management Console worden beheerd. Iedereen met een internetverbinding en de juiste rechten in BusinessObjects Enterprise heeft toegang tot Voyager. Voyager-werkruimten kunnen met BusinessObjects Enterprise op internet worden gepubliceerd. Voyager-werkruimten publiceren op internet De serverarchitectuur van BusinessObjects Enterprise heeft meerdere lagen, waardoor het mogelijk is om Voyager-werkruimten via het web te distribueren naar een groot aantal gebruikers binnen en buiten de organisatie. U kunt uw analyses toegankelijk maken voor iedereen in de organisatie door werkruimten te publiceren op het web. Het documentatiepakket Het documentatiepakket voor Voyager bestaat uit de volgende handleidingen en on line Help-producten: Beheerdershandleiding voor Voyager Deze handleiding bevat gedetailleerde informatie die systeembeheerders kunnen gebruiken bij het installeren, configureren en beheren van Voyager. Gebruikershandleiding bij Voyager Deze handleiding bevat informatie, procedures en referentiemateriaal voor het gebruik van Voyager. On line Help van Voyager De on line Help bevat dezelfde informatie als de Gebruikershandleiding. Deze is beschikbaar via verschillende Help-knoppen in de Voyager-interface, waaronder de werkbalk van de toepassing. 18 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

19 Inleiding tot BusinessObjects Voyager Over deze handleiding 1 Aan de slag Zie Een werkruimte openen en gegevens analyseren om aan de slag te gaan met Voyager-werkruimten en gegevensanalyses. Voor wie is deze handleiding bedoeld? Het documentatiesysteem van Voyager is afgestemd op de specifieke behoeften van de gebruiker. Deze gebruikershandleiding is bedoeld voor gegevensanalisten die Voyager willen gebruiken met OLAP-gegevens. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 19

20 Inleiding tot BusinessObjects Voyager 1 Over deze handleiding 20 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

21 Algemene informatie over OLAP 2

22 Algemene informatie over OLAP 2 OLAP - overzicht OLAP - overzicht Gegevens worden in relationele databases opgeslagen als afzonderlijke records. Elke record kan een aantal velden bevatten, maar al deze velden hebben betrekking op slechts één record. Een productrecord kan bijvoorbeeld een aantal velden bevatten met informatie over dat product, zoals verkooptransacties met verschillende klanten in verschillende regio's. Het opvragen en actueel houden van deze gegevens gebeurt met OLTP-toepassingen (Online Transaction Processing). OLTP is ontworpen om een grote groep gebruikers in staat te stellen relatief kleine aantallen afzonderlijke records snel bij te werken en op te vragen. Hoewel gegevens in een relationele database in een eendimensionale indeling zijn opgeslagen, dat wil zeggen één record per keer, zijn de problemen in een bedrijf meestal multidimensionaal. Zo is het bijvoorbeeld vaak belangrijk voor een bedrijf om de verkoop van een product per regio te analyseren. Hierbij kan alleen een reëel beeld van de situatie worden verkregen als een groot aantal verschillende records wordt samengevat en geanalyseerd. Als traditionele OLTP-toepassingen worden gebruikt voor beslissingsondersteuning, betekent dit dat er duizenden records moeten worden opgehaald, die vervolgens direct moeten worden samengevat om databasetabellen te bouwen. Dit zijn niet de taken waarop OLTP-toepassingen zijn berekend. Bewerkingen van dit type kunnen bij een grote database dan ook wel uren en zelfs dagen in beslag nemen. OLAP-toepassingen (Online Analytical Processing) daarentegen, zijn specifiek ontworpen voor de on line analyse van gegevens. Om de verwerkingstijd tot een minimum te beperken, worden databasegegevens samengevat en vooraf geconsolideerd in een matrixtabelindeling. Aangezien deze tabellen meestal drie (of meer) dimensies hebben, worden ze gegevens-'kubussen' genoemd. Als we ervan uitgaan dat een relationele database ongeveer 200 records per seconde kan lezen en er 20 kan schrijven, kan een krachtige OLAP-server op basis van rij- en kolomlogica tot cellen (vergelijkbaar met relationele records) per seconde consolideren. In combinatie met de veel kleinere opslagruimte voor OLAP-gegevens en de snellere toegang dankzij efficiëntere indexering, zijn dit de belangrijkste redenen voor de snelheid van OLAP-rapportage. Deze snelheid is maar liefst 100 tot 1000 keer hoger dan bij relationele technologie. 22 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

23 Algemene informatie over OLAP Multidimensionale gegevenskubussen Multidimensionale gegevenskubussen Om een goed beeld te krijgen van multidimensionale gegevens, is het handig een spreadsheet te nemen waarin wordt aangegeven hoe verschillende producten worden verkocht op verschillende markten: 2 In deze spreadsheet ziet u de omzet van verschillende producten per regio. Deze gegevens hebben twee dimensies: Product (de rijen) en Regio (de kolommen). Daarnaast bevat elke dimensie verschillende leden. In dit voorbeeld bestaan leden van de dimensie Regio uit de V.S., Canada en Groot-Brittannië. Een dergelijke spreadsheet heeft beperkte mogelijkheden omdat steeds alleen de omzet voor een bepaald moment wordt weergegeven. Als u de prestaties voor verschillende perioden wilt bijhouden, is het noodzakelijk meerdere spreadsheets te stapelen, één voor elke periode. Dit ziet er dan zo uit: Deze gestapelde spreadsheets vormen samen een derde dimensie, namelijk Tijd. Deze dimensie kan worden toegevoegd aan de eerste twee dimensies (Product en Regio). Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 23

24 Algemene informatie over OLAP 2 Multidimensionale gegevenskubussen Een andere manier om deze gestapelde gegevenscellen weer te geven, is met behulp van een kubus: Dit wordt de gegevenskubus genoemd. Via de gegevenskubus kunnen analisten gegevens op verschillende manieren weergeven en manipuleren om zo antwoord te krijgen op diverse vragen als: Hoe verkopen onze producten in de verschillende regio's (twee dimensies: Product en Regio)? Hoe ligt de verkoop van onze producten in verschillende perioden en op verschillende markten (drie dimensies: Product en Regio en Tijd)? Hoe ligt de verkoop van onze producten in verschillende perioden (twee dimensies: Product en Tijd)? In dit voorbeeld worden slechts drie dimensies gebruikt. OLAP-toepassingen ondersteunen echter veel meer dimensies. Een vierde dimensie kan analisten bijvoorbeeld de mogelijkheid bieden de gegevens te analyseren op Klant. Dit is moeilijker voor te stellen dan drie dimensies, maar het principe is eigenlijk hetzelfde. Met een extra dimensie zijn er meer mogelijkheden voor het uitlichten van de gegevens, zodat antwoord kan worden verkregen op vragen als 'Welke klant in Engeland koopt rond kerstmis het grootste (of kleinste) aantal exemplaren van een bepaald product?' 24 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

25 Algemene informatie over OLAP Hiërarchische gegevens 2 Hiërarchische gegevens Met OLAP kunnen analisten de verschillende gegevensdimensies ook ordenen in een hiërarchie van subgroepen en totalen om de organisatie van het bedrijf te weerspiegelen. Het personeel van een speelgoedwinkel kan bijvoorbeeld op de volgende manier cijfers opslaan voor groepen producten en alle producten, evenals voor afzonderlijke producten: Met OLAP kunnen analisten gegevens bekijken voor Alle speelgoed op het hoogste niveau en vervolgens steeds lagere detailniveaus weergeven om zo nauwkeurig vast te stellen wat de oorzaak is van een bepaalde afwijking. In deze handleiding worden verschillende termen gebruikt voor deze analysefunctie, zoals niveau omlaag en analyse op een lager niveau. Aangezien analisten met OLAP verschillende dimensies kunnen gebruiken, met de extra mogelijkheid van een hiërarchie in elke dimensie, is een gegevenskubus de aangewezen manier om zonder beperkingen van de structuur van de gegevensopslag de bedrijfsprocessen in kaart te brengen. Via OLAP kunnen analisten een beter beeld krijgen van het bedrijf door gegevens te bekijken, te vergelijken en te manipuleren op manieren die eerder niet mogelijk waren. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 25

26 Algemene informatie over OLAP 2 Hiërarchische gegevens 26 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

27 Aan de slag met BusinessObjects Voyager 3

28 Aan de slag met BusinessObjects Voyager 3 Een werkruimte openen en gegevens analyseren Een werkruimte openen en gegevens analyseren Voordat u aan de slag kunt met Voyager en uw OLAP-gegevens moet u het volgende doen: Een Voyager-werkruimte maken Een query definiëren Diagrammen en meer kruistabellen toevoegen Als u een bestaande werkruimte wilt openen, raadpleegt u Een bestaande Voyager-werkruimte openen. Ook is het raadzaam om aandacht te besteden aan de definities van bepaalde termen die in deze informatie worden gebruikt. Essentiële termen Essentiële termen Voordat u verdergaat in de documentatie is het verstandig vertrouwd te raken met enkele begrippen uit OLAP en Voyager. Zie Algemene informatie over OLAP voor een overzicht van algemene OLAP-concepten en -termen. 28 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

29 Aan de slag met BusinessObjects Voyager Essentiële termen 3 1. Toepassingswerkbalk 2. Tabvenster 3. Metagegevensverkenner 4. Analysevenster Voyager-termen werkruimte Een Voyager-document voor gegevensanalyse. analysevenster Het hoofdvenster van Voyager, met daarin kruistabel- en diagramonderdelen. Zie Naslaginformatie bij werkruimten voor meer informatie over het analysevenster. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 29

30 Aan de slag met BusinessObjects Voyager 3 Essentiële termen kruistabelon derdeel Een tweedimensionaal tabelobject dat u naar het analysevenster kunt slepen om te beginnen met het analyseren van uw gegevens. Zie Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel voor meer informatie over kruistabellen. diagramon derdeel Een staaf- of lijndiagramobject of een ander diagramobject dat u naar het analysevenster kunt slepen om uw gegevens grafisch weer te geven. Zie Naslaginformatie bij diagramonderdelen voor meer informatie over diagrammen. tabvenster Het venster met de tabbladen Gegevens, Structuur en Eigenschappen. Zie Naslaginformatie bij het tabvenster voor meer informatie over het tabvenster en tabbladen. metagegevensverken ner Het gedeelte op het tabblad Gegevens waar kubusdimensies en leden in een boomstructuur worden weergegeven, met inspringingen om relaties tussen bovenliggende en onderliggende elementen aan te geven. Zie Metagegevensverkenner op het tabblad Gegevens voor meer informatie over de metagegevensverkenner. dimensie Een verzameling verwante gegevensleden. De leden kunnen in een hiërarchische structuur worden gerangschikt (bijvoorbeeld in de dimensie Locatie) of in een platte structuur (bijvoorbeeld in de dimensie Waarden). Zie Algemene informatie over OLAP en Tabblad Gegevens voor meer informatie over de vormgeving van bedrijfsscenario's via dimensies en de weergave van dimensies in Voyager. 30 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

31 Aan de slag met BusinessObjects Voyager Essentiële termen 3 feitendimensie waardendimen sie lid Een dimensie die een kenmerk van de gegevens weergeeft en niet de gegevens zelf. Klanten of Producten bijvoorbeeld, kunnen feitendimensies zijn. Een dimensie die de gegevens zelf weergeeft, dus de cijfers. Aantallen bijvoorbeeld, kan een waardendimensie zijn. Een gegevenseenheid die een basiseenheid in een multidimensionale OLAP-database voorstelt. Een lid kan bovenliggende en onderliggende elementen hebben. Leden kiezen De Voyager-functie waarmee u leden selecteert voor weergave in uw kruistabellen en diagrammen. Zie Naslaginformatie bij Leden kiezen voor meer informatie over de functie Leden kiezen. segment Een tweedimensionale weergave van een multidimensionale kubus. Als de gegevenskubus bijvoorbeeld bestaat uit de drie dimensies Product, Markt en Jaar en u wilt analyseren hoe de producten in alle markten hebben gepresteerd in het jaar 2006, selecteert u alleen de gegevens van 2006 in de dimensie Jaar. In dit geval vormen de geselecteerde gegevens een tweedimensionaal segment. Zie Multidimensionale gegevenskubussen en Beschrijving van query's en visuele onderdelen voor meer informatie over segmenten. query Een specifieke weergave van gegevens uit de OLAP-kubus die u wilt analyseren. Zie Beschrijving van query's en visuele onderdelen voor meer informatie over query's. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 31

32 Aan de slag met BusinessObjects Voyager 3 Een Voyager-werkruimte maken as Eén van de drie ruimteassen in een kruistabel of diagramonderdeel van Voyager. Een kruistabel in Voyager wordt bijvoorbeeld weergegeven als een tweedimensionale tabel, vergelijkbaar met een Excel-werkblad. De kruistabel heeft twee 'weergaveassen', vergelijkbaar met de verticale en horizontale as in Excel. De twee weergaveassen worden de rijas en kolomas genoemd. Als u het tweedimensionale object weergeeft als een segment van een driedimensionaal object en de positie van het segment kan worden gewijzigd, staat de derde as loodrecht op het scherm. Dit is de segmentas. Een kruistabelas in Voyager is dus een van deze drie ruimteassen. Wanneer u query's definieert om de gegevens te analyseren, sleept u gegevensdimensies of leden naar deze assen. verbinding Een verbinding met een OLAP-gegevensbron of 'kubus'. Kubussen bevinden zich meestal op externe servers. Wanneer u een verbinding toevoegt aan de werkruimte, bevat de verbinding alle vereiste informatie voor de werkruimte om de gegevens in de kubus te openen. Zie Verbinding maken met OLAP-gegevensbronnen voor meer informatie over verbindingen. Een Voyager-werkruimte maken Voyager-werkruimten bieden een intuïtieve interface voor het bekijken en bestuderen van gegevenskubussen. Een Voyager-werkruimte is een interactief document waarmee u verbinding kunt maken met OLAP-gegevens en deze kunt analyseren. De gegevens worden weergegeven in kruistabel- en diagramonderdelen die u toevoegt aan de pagina's in de werkruimte. U kunt maximaal vier onderdelen per pagina toevoegen en het aantal pagina's is onbeperkt. 32 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

33 Aan de slag met BusinessObjects Voyager Een Voyager-werkruimte maken 3 Zie Naslaginformatie bij werkruimten voor meer informatie over werkruimten. Een Voyager-werkruimte maken 1. Start InfoView en meld u aan. Zie de Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Enterprise InfoView voor informatie over aanmelding bij InfoView. 2. Klik in InfoView op Documentenlijst. 3. Klik vervolgens op Nieuw > Voyager-werkruimte. Er wordt een werkruimte gemaakt, met daarin een lege kruistabel en een ongedefinieerde query. Ook wordt het dialoogvenster Verbinding kiezen weergegeven. Opmerking: Als de systeembeheerder u niet de juiste toegangsrechten heeft verleend, wordt Voyager-werkruimte niet weergegeven in het menu Nieuw. Zie de beheerdershandleiding voor Voyager voor meer informatie over rechten en toegangsniveaus. Als u een standaardverbinding hebt geselecteerd in de sectie "Voyager Client" van de pagina "Voorkeuren" in InfoView, is de standaardverbinding al aan de nieuwe werkruimte toegevoegd wanneer deze wordt geopend. Het dialoogvenster Verbinding kiezen wordt niet weergegeven. 4. Klik op een verbinding in de lijst en klik vervolgens op OK om deze toe te voegen aan de werkruimte. U kunt ook dubbelklikken op de gewenste verbinding om deze toe te voegen aan de werkruimte. Opmerking: Voyager bevat een set voorbeeldkubussen waarmee u de diverse analysefuncties in Voyager kunt bestuderen. De systeembeheerder kan deze voorbeeldkubussen installeren en hiervoor verbindingen maken, zodat u deze kunt toevoegen aan de werkruimten. Zie 'Voorbeeldgegevenskubussen installeren' in de Beheerdershandleiding voor BusinessObjects Voyager voor meer informatie. 5. Als de verbinding moet worden geverifieerd, typt u uw referenties in het aanmeldingsdialoogvenster en klikt u op OK. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 33

34 Aan de slag met BusinessObjects Voyager 3 Een Voyager-werkruimte maken Als de verificatie is voltooid, wordt de verbinding weergegeven in de lijst met actieve verbindingen boven aan het tabblad Gegevens en worden de gegevensobjecten in de gegevensbron weergegeven in de metagegevensverkenner. Als de verificatie mislukt, controleer dan eerst of u uw referenties correct hebt opgegeven. Raadpleeg de systeembeheerder als de verificatie blijft mislukken. Uw referenties zijn mogelijk niet correct opgegeven in de Central Management Console of de OLAP-server is off line. Verwante onderwerpen Een query definiëren Diagrammen en meer kruistabellen toevoegen 34 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

35 Aan de slag met BusinessObjects Voyager Een query definiëren 3 Een query definiëren Nadat u een verbinding hebt toegevoegd, kunt u een query definiëren en in het analysevenster aan de slag gaan met uw gegevens. Zie Query's maken en definiëren om bedrijfsvragen te beantwoorden voor informatie over het definiëren van query's. Nadat u een basisquery hebt gedefinieerd, kunt u diagrammen en meer kruistabellen toevoegen en de gegevens bewerken met bewerkingen, zoals sorteren, filteren, uitzonderingen markeren en berekeningen uitvoeren. Zie de relevante secties in deze Gebruikershandleiding voor meer informatie over deze en andere functies van Voyager. Verwante onderwerpen Een Voyager-werkruimte maken Diagrammen en meer kruistabellen toevoegen Diagrammen en meer kruistabellen toevoegen Wanneer u een nieuwe werkruimte maakt, wordt er automatisch een leeg kruistabelonderdeel aan elke pagina toegevoegd en wordt er een ongedefinieerde query voor elke kruistabel gemaakt. U kunt diagrammen en meer kruistabellen toevoegen, tot een maximum van vier onderdelen per pagina. Zie Diagrammen in Voyager - overzicht, Naslaginformatie bij diagramonderdelen en Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel voor meer informatie over diagrammen en kruistabellen. Een diagram toevoegen aan de pagina Als u eenmaal een werkruimte hebt gemaakt en een query hebt gedefinieerd in de kruistabel, kunt u eenvoudig een diagram toevoegen door op een knop op de werkbalk van de toepassing te klikken. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 35

36 Aan de slag met BusinessObjects Voyager 3 Diagrammen en meer kruistabellen toevoegen Een diagram toevoegen aan een pagina Klik op de werkbalk van de toepassing op een van de diagramknoppen. Opmerking: Sommige diagramknoppen staan voor een serie diagrammen. U kunt op de knop klikken om het standaarddiagramtype van die serie aan de pagina toe te voegen. U kunt ook klikken op de pijl naast de knop om een van de beschikbare diagramtypen van die serie te kiezen. Kolomdiagrammen Meervoudig lijndiagram Meervoudig cirkeldiagram Staafdiagrammen Spreidingsdiagram Andere diagrammen Het diagram wordt toegevoegd aan de pagina, onder of rechts van bestaande onderdelen. De grootte van bestaande onderdelen wordt automatisch aangepast aan het toegevoegde onderdeel. 36 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

37 Aan de slag met BusinessObjects Voyager Diagrammen en meer kruistabellen toevoegen 3 U kunt een diagram ook van de werkbalk van de toepassing naar de gewenste positie in het analysevenster slepen. Terwijl u de muis verplaatst, wordt de locatie in het analysevenster gemarkeerd. Opmerking: Als u de knop voor een diagramreeks naar het analysevenster sleept, wordt het standaardtype van die diagramreeks aan het analysevenster toegevoegd. U kunt het diagramtype later desgewenst veranderen. Als er meerdere onderdelen op een pagina staan en u de weergave van een onderdeel wilt vergroten, kunt u het onderdeel maximaliseren en het vorige formaat herstellen met de knop Maximaliseren/Vorig formaat op de titelbalk. Verwante onderwerpen Grootte van onderdelen wijzigen en onderdelen verplaatsen Onderdelen koppelen aan een andere query Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 37

38 Aan de slag met BusinessObjects Voyager 3 Diagrammen en meer kruistabellen toevoegen Een onderdeel van de pagina verwijderen 1. Klik op de knop Verwijderen rechts van de titelbalk van het onderdeel. U kunt ook een onderdeel selecteren en op Verwijderen klikken op de werkbalk van de toepassing of op Del drukken. 2. Klik op Ja in het bevestigingsdialoogvenster om het onderdeel te verwijderen. Een nieuwe kruistabel toevoegen aan de pagina U kunt een tweede kruistabel toevoegen voor een andere weergave van de gegevens of als u gegevens uit twee afzonderlijke gegevensbronnen wilt vergelijken. Wanneer u een tweede nieuwe kruistabel aan de pagina toevoegt, wordt in Voyager een niet-gedefinieerde query gemaakt en wordt deze aan de tweede kruistabel gekoppeld. Vervolgens kunt u een andere kubusweergave voor de nieuwe query definiëren. U kunt ook de eerste kruistabel kopiëren en deze aanpassen. 38 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

39 Aan de slag met BusinessObjects Voyager Diagrammen en meer kruistabellen toevoegen 3 Als u een tweede diagram toevoegt aan de pagina, wordt het nieuwe diagram automatisch gekoppeld aan de meest recente query: de tweede query. Vervolgens kunt u de twee kubusweergaven, elk met een kruistabel en diagram, vergelijken op één pagina. Als er meerdere onderdelen op een pagina staan en u de weergave van een onderdeel wilt vergroten, kunt u het onderdeel maximaliseren en het vorige formaat herstellen met de knop Maximaliseren/Vorig formaat op de titelbalk. Verwante onderwerpen Grootte van onderdelen wijzigen en onderdelen verplaatsen Een onderdeel kopiëren om variaties in gegevens te vergelijken Onderdelen koppelen aan een andere query Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 39

40 Aan de slag met BusinessObjects Voyager 3 Diagrammen en meer kruistabellen toevoegen Een kruistabel toevoegen aan een pagina Klik op de knop Kruistabel op de werkbalk van de toepassing. De kruistabel wordt toegevoegd aan de pagina, onder of rechts van bestaande onderdelen. U kunt een kruistabel ook van de werkbalk van de toepassing naar de gewenste positie in het analysevenster slepen. Terwijl u de muis verplaatst, wordt de locatie in het analysevenster gemarkeerd. Verwante onderwerpen Een Voyager-werkruimte maken Een query definiëren 40 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

41 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren 4

42 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren 4 Query's maken en definiëren om bedrijfsvragen te beantwoorden Query's maken en definiëren om bedrijfsvragen te beantwoorden In Voyager kunnen uw bedrijfsvragen worden beantwoord door query's te definiëren en de resultaten van de query's weer te geven in kruistabellen en diagrammen. Query's definiëren Query s wijzigen Query's toevoegen Complexe query's maken door dimensies te nesten Onderdelen koppelen aan een andere query Query's verwijderen Beschrijving van query's en visuele onderdelen Query's definiëren U definieert query's door een kruistabel te vullen met gegevens. Kies eerst dimensies of leden die u wilt toevoegen aan de rij-, kolom- en segmentassen van de kruistabel. Vervolgens kunt u de query uitbreiden en verfijnen met de analysefuncties van Voyager. U kunt desgewenst ook query's definiëren met een diagramonderdeel. Zie Gegevens toevoegen aan een diagram voor meer informatie. Zie Beschrijving van query's en visuele onderdelen, Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel en Naslaginformatie bij diagramonderdelen voor meer informatie over het gebruik van kruistabellen en diagrammen. Een nieuwe query definiëren 1. Ga op het tabblad Gegevens naar de dimensie of leden die u aan de eerste as in de kruistabel wilt toevoegen. 42 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

43 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren Query's definiëren 4 Zie Tabblad Gegevens voor meer informatie over het tabblad Gegevens en hoe dimensies en leden hierop worden weergegeven. 2. Klik op de dimensie of leden om deze te selecteren of om de selectie op te heffen. Klik op een lid dat u wilt selecteren en klik nogmaals op het lid als u de selectie wilt opheffen. Als u een reeks leden wilt selecteren of de selectie daarvan wilt opheffen, houdt u de toets SHIFT ingedrukt terwijl u op de leden klikt. U hoeft de toets CTRL niet ingedrukt te houden om meerdere afzonderlijke leden te selecteren. 3. Wanneer u de dimensie of leden voor de eerste as hebt geselecteerd, sleept u deze van het tabblad Gegevens naar het juiste neerzetgebied in de kruistabel: Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 43

44 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren 4 Query's definiëren Als u de geselecteerde items aan de rijen van de kruistabel wilt toevoegen, sleept u deze naar het gebied Rij hier neerzetten. Als u de geselecteerde items aan de kolommen van de kruistabel wilt toevoegen, sleept u deze naar het gebied Kolom hier neerzetten. Als u de geselecteerde items aan het segment van de kruistabel wilt toevoegen, sleept u deze naar het gebied Segment hier neerzetten. Als u leden uit een waardedimensie in een kruistabel plaatst, kunt u deze ook slepen naar het celneerzetgebied. Dit is het hoofdraster van het kruistabelonderdeel. 44 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

45 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren Query's definiëren 4 U kunt de kruistabel ook vullen met gegevens door gebruik te maken van de knoppen boven de metagegevensverkenner op het tabblad Gegevens. Selecteer eerst een onderdeel in het analysevenster en klik op een van de volgende knoppen om de leden aan de kruistabel toe te voegen: Klik op Toevoegen aan rijen om de geselecteerde dimensie of leden toe te voegen aan de rijen in de kruistabel. Klik op Toevoegen aan kolommen om de geselecteerde dimensie of leden toe te voegen aan de kolomen in de kruistabel. Klik op Toevoegen aan segment om de geselecteerde dimensie of leden toe te voegen aan de segmentas. 4. Herhaal stap 3 voor de overige kruistabelassen. Wanneer u dimensies of leden hebt toegevoegd aan de weergaveassen (rijen en kolommen), wordt de query in Voyager gevalideerd en worden de gevraagde gegevens weergegeven. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 45

46 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren 4 Query's definiëren Opmerking: u kunt geen leden uit dezelfde dimensie toevoegen aan twee verschillende assen. wanneer u een dimensie op een as plaatst, wordt het standaardlid van de dimensie automatisch geselecteerd. Het standaardlid van een dimensie kan worden opgegeven op de kubusserver, afhankelijk van de OLAP-provider. Anders is het standaardlid het eerste lid op het hoogste niveau van de dimensie. als u feitendimensies (dimensies die niet de waardegegevens zelf weergeven) of leden van feitendimensies aan de twee weergaveassen toevoegt en daarbij de segmentas leeg laat, wordt het standaardlid van de waardendimensie automatisch aan de query toegevoegd en worden de gegevens in de kruistabel geplaatst. De geselecteerde waarde wordt weergegeven op de titelbalk van de kruistabel. U kunt een andere waarde weergeven door op de knop Leden kiezen op de titelbalk te klikken. bij SAP BW-gegevensbronnen sluiten hiërarchieën die tot dezelfde dimensie behoren elkaar uit. Een SAP BW-kubus bevat bijvoorbeeld de dimensie Klant met de volgende drie hiërarchieën: Land_1, Land_2 en Land_3. Slechts een van deze hiërarchieën kan worden opgenomen in één kruistabel- of diagramquery. U kunt niet Land_1 opgeven op de rijas en Land_3 op de segmentas van dezelfde query. 46 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

47 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren Query s wijzigen 4 Verwante onderwerpen Query s wijzigen Query's toevoegen Complexe query's maken door dimensies te nesten Onderdelen koppelen aan een andere query Query's verwijderen Beschrijving van query's en visuele onderdelen Query s wijzigen U kunt een query op verschillende manieren wijzigen: Open de functie Leden kiezen en selecteer een aantal leden voor uw kruistabel of diagram. Zie Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen en Naslaginformatie bij Leden kiezen voor informatie over het selecteren van leden. Gebruik de werkbalk van Voyager om functies toe te passen. Zie Naslaginformatie over de werkbalk voor informatie over het gebruik van de werkbalk. Voer een analyse op hoger of lager niveau uit op leden. Zie Analyse op een lager en hoger niveau uitvoeren voor informatie over het uitvoeren van analyses. Sleep nieuwe dimensies of leden van dezelfde verbinding naar de neerzetgebieden in de kruistabel of het diagram, sleep de dimensies naar een andere as, of sleep dimensies uit het onderdeel. Een query wijzigen door nieuwe metagegevens naar de kruistabel of het diagram te slepen 1. Ga op het tabblad Gegevens naar de dimensie of leden die u aan de eerste as in de kruistabel of het diagram wilt toevoegen. Zie Tabblad Gegevens voor meer informatie over het tabblad Gegevens en hoe dimensies en leden hierop worden weergegeven. 2. Klik op de dimensie of leden om deze te selecteren of om de selectie op te heffen. Klik op een lid dat u wilt selecteren en klik nogmaals op het lid als u de selectie wilt opheffen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 47

48 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren 4 Query s wijzigen Als u een reeks leden wilt selecteren of de selectie daarvan wilt opheffen, houdt u de toets SHIFT ingedrukt terwijl u op de leden klikt. U hoeft de toets CTRL niet ingedrukt te houden om meerdere afzonderlijke leden te selecteren. 3. Wanneer u de dimensie of leden voor de eerste as hebt geselecteerd, sleept u deze van het tabblad Gegevens naar het juiste neerzetgebied in de kruistabel of het diagram. U kunt de bestaande leden desgewenst vervangen door de geselecteerde leden of de geselecteerde leden aan de bestaande leden toevoegen. Als u de bestaande leden in de kruistabel of het diagram wilt vervangen door leden die op het tabblad Gegevens zijn geselecteerd, sleept u de geselecteerde leden naar het middelste neerzetgebied; de bestaande dimensie wordt gemarkeerd. Wanneer u de muisknop loslaat, worden de bestaande leden in de kruistabel of het diagram vervangen door de geselecteerde leden. Als u de geselecteerde leden wilt toevoegen aan de bestaande leden in de kruistabel, sleept u de geselecteerde leden naar het linker- of rechterneerzetgebied; het linker- of rechterneerzetgebied is gemarkeerd. Wanneer u de muisknop loslaat, worden de geselecteerde leden naast de bestaande leden 'genest'. Deze techniek wordt gebruikt om complexe query's te maken. Zie Complexe query's maken door dimensies te nesten voor meer informatie. 48 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

49 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren Query s wijzigen 4 U kunt de kruistabel ook vullen met gegevens via de knoppen boven de metagegevensverkenner op het tabblad Gegevens. Selecteer eerst een onderdeel in het analysevenster en klik op een van de volgende knoppen om de leden aan de kruistabel toe te voegen: Klik op Toevoegen aan rijen om de geselecteerde dimensie of leden toe te voegen aan de rijas in de kruistabel. Klik op Toevoegen aan kolommen om de geselecteerde dimensie of leden toe te voegen aan de kolomas in de kruistabel. Klik op Toevoegen aan segment om de geselecteerde dimensie of leden toe te voegen aan de segmentas. 4. Herhaal stap 3 voor de overige kruistabel- of diagramassen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 49

50 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren 4 Query's toevoegen Wanneer u dimensies of leden hebt toegevoegd aan de kruistabel- of diagramassen, wordt de query in Voyager gevalideerd en worden de aangevraagde gegevens weergegeven. Opmerking: u kunt geen leden uit dezelfde dimensie toevoegen aan twee verschillende assen. wanneer u een dimensie op een rij-, kolom- of segmentas plaatst, wordt het standaardlid van de dimensie automatisch geselecteerd. Als u met Microsoft Analysis Services werkt, kunt u het standaardlid van de dimensie instellen op de OLAP-server. Voor andere OLAP-bronnen is het standaardlid het eerste lid in het bovenste niveau van de dimensie. Verwante onderwerpen Query's definiëren Query's toevoegen Complexe query's maken door dimensies te nesten Onderdelen koppelen aan een andere query Query's verwijderen Beschrijving van query's en visuele onderdelen Query's toevoegen In Voyager wordt automatisch een lege kruistabel toegevoegd aan elke nieuwe pagina en wordt voor elke kruistabel een ongedefinieerde query gemaakt. U definieert deze query's door dimensies en leden naar kruistabellen en diagrammen te slepen. Als u twee of meer verschillende gegevensweergaven op dezelfde pagina wilt, kunt u met de knop Query toevoegen handmatig meerdere query's aan de pagina toevoegen. Opmerking: er wordt door Voyager ook een nieuwe, ongedefinieerde query gemaakt wanneer u handmatig een nieuwe kruistabel aan de pagina toevoegt. 50 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

51 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren Complexe query's maken door dimensies te nesten 4 Een query handmatig aan een pagina toevoegen Klik op het tabblad Structuur op Query toevoegen om een query aan de actieve pagina toe te voegen. De nieuwe query wordt weergegeven op het tabblad Structuur, met een naam die automatisch is toegekend. Verwante onderwerpen Query's definiëren Query s wijzigen Complexe query's maken door dimensies te nesten Onderdelen koppelen aan een andere query Query's verwijderen Beschrijving van query's en visuele onderdelen Complexe query's maken door dimensies te nesten OLAP-kubussen kunnen een groot aantal dimensies bevatten. De kruistabelen diagramonderdelen in Voyager hebben echter slechts drie assen. Als u gegevens uit meer dan drie dimensies in uw query's wilt opnemen, kunt u de dimensies nesten. Dit betekent dat u twee of meer dimensies op dezelfde as plaatst. Misschien wilt u bijvoorbeeld de gegevens bekijken van winkels van verschillende grootten en in verschillende steden, tegen de achtergrond van de producten die er worden verkocht. U kunt de dimensies Winkels en Steden nesten op één as. Dimensies nesten 1. Ga in de metagegevensverkenner naar de dimensie of leden die u wilt nesten in een bestaande dimensie in de kruistabel. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 51

52 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren 4 Complexe query's maken door dimensies te nesten Zie Metagegevensverkenner op het tabblad Gegevens voor meer informatie over de metagegevensverkenner en hoe dimensies en leden hierin worden weergegeven. 2. Klik op de dimensie of leden om deze te selecteren of om de selectie op te heffen. Klik op een lid dat u wilt selecteren en klik nogmaals op het lid als u de selectie wilt opheffen. Als u een reeks leden wilt selecteren of de selectie daarvan wilt opheffen, houdt u de toets SHIFT ingedrukt terwijl u op de leden klikt. U hoeft de toets CTRL niet ingedrukt te houden om meerdere afzonderlijke leden te selecteren. 3. Wanneer u de dimensie of leden hebt geselecteerd die u wilt nesten, sleept u deze van het tabblad Gegevens naar het linker- of rechterneerzetgebied. Wanneer u de muisknop loslaat, worden de geselecteerde leden met de bestaande leden 'genest'. 52 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

53 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren Complexe query's maken door dimensies te nesten 4 4. Herhaal deze stappen om leden op een andere as te nesten. Opmerking: U kunt geen leden uit dezelfde dimensie toevoegen aan twee verschillende assen. wanneer u een dimensie op een rij-, kolom- of segmentas plaatst, wordt het standaardlid van de dimensie automatisch geselecteerd. Als u met Microsoft Analysis Services werkt, kunt u het standaardlid van de dimensie instellen op de OLAP-server. Voor andere OLAP-bronnen is het standaardlid het eerste lid in het bovenste niveau van de dimensie. Verwante onderwerpen Query's definiëren Query s wijzigen Query's toevoegen Onderdelen koppelen aan een andere query Query's verwijderen Beschrijving van query's en visuele onderdelen Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 53

54 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren 4 Onderdelen koppelen aan een andere query Onderdelen koppelen aan een andere query Op het tabblad Structuur kunt u onderdelen van de ene query naar de andere verplaatsten. Als u bijvoorbeeld twee query's hebt gedefinieerd, Query 1 en Query 2, en u een diagram hebt gekoppeld aan Query 2, wilt u het diagram mogelijk verplaatsen naar Query 1 voor de diagramweergave van de gegevens in Query 1. Een onderdeel koppelen aan een andere query 1. Klik op het tabblad Structuur op het gewenste onderdeel. 2. Sleep het gemarkeerde onderdeel naar een andere query op het tabblad Structuur. Verwante onderwerpen Query's definiëren Query s wijzigen Query's toevoegen Complexe query's maken door dimensies te nesten Query's verwijderen Beschrijving van query's en visuele onderdelen Een onderdeel koppelen aan een nieuwe lege query 1. Klik op het tabblad Structuur op Query toevoegen om een nieuwe query aan de werkruimte toe te voegen. 2. Klik op het tabblad Structuur op het gewenste onderdeel. 3. Sleep het gemarkeerde onderdeel naar de nieuwe query op het tabblad Structuur. Het onderdeel is leeg omdat de nieuwe query nog niet is gedefinieerd. 54 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

55 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren Query's verwijderen 4 Query's verwijderen Wanneer u diagram- of kruistabelonderdelen verwijdert, worden query's waaraan deze onderdelen zijn gekoppeld niet automatisch verwijderd, waardoor de werkruimte mogelijk ongebruikte query's bevat. Een query verwijderen 1. Selecteer de query op het tabblad Structuur. 2. Klik op de werkbalk van het tabblad Structuur op Verwijderen. U kunt ook op DEL drukken. Opmerking: Als u een query wilt verwijderen waaraan kruistabel- of diagramonderdelen zijn gekoppeld, wordt u gevraagd te bevestigen of u de query en alle gekoppelde onderdelen wilt verwijderen. Verwante onderwerpen Query's definiëren Query s wijzigen Query's toevoegen Complexe query's maken door dimensies te nesten Onderdelen koppelen aan een andere query Beschrijving van query's en visuele onderdelen Beschrijving van query's en visuele onderdelen Query s Met een query wordt een specifieke weergave gedefinieerd van gegevens uit de OLAP-kubus die u wilt analyseren. De weergave wordt vaak 'segment' genoemd, omdat deze eruitziet als een tweedimensionaal segment van een multidimensionale kubus. Als u bijvoorbeeld gegevens in een verkoopkubus wilt analyseren, kunt u een query definiëren voor de winkelkosten per jaar. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 55

56 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren 4 Beschrijving van query's en visuele onderdelen Als u een query wilt definiëren, geeft u de waarden en dimensies op die u wilt opnemen in de kubusweergave. U kunt dit doen door de dimensies of leden die u wilt analyseren te verslepen naar het kruistabel- of diagramonderdeel. In het voorgaande voorbeeld zijn Winkelkosten en Jaar de twee dimensies waarmee u deze query definieert. Hoewel Voyager-werkruimten meerdere pagina's kunnen bevatten, is een query slechts geldig op één pagina. Een query op pagina 1 heeft daarom geen invloed op de inhoud van pagina 2. Het is van belang om te weten dat de gegevensstructuur en -waarden in de query worden opgeslagen. De gegevens worden echter weergegeven in de kruistabel- en diagramonderdelen. Visuele onderdelen U kunt een kubusweergave weergeven in verschillende typen visuele onderdelen, bijvoorbeeld een kruistabel of een horizontale staafdiagram. Kruistabel- en diagramonderdelen bevatten duidelijk herkenbare neerzetgebieden. U kunt dimensies of leden van het tabblad Gegevens naar deze neerzetgebieden slepen om een query te definiëren. In Voyager worden de resultaten van de query weergegeven in het onderdeel. Een kruistabel en een diagram die bij dezelfde query horen, lijken te zijn gekoppeld, omdat hierin dezelfde weergave of set kubusgegevens wordt weergegeven. Met andere woorden: ze zijn gebaseerd op dezelfde query. Als u de query in het ene visuele onderdeel wijzigt, wordt dezelfde actie uitgevoerd in alle gekoppelde onderdelen. Stel dat u bijvoorbeeld een analyse op lager niveau uitvoert op VS om in het kruistabelonderdeel gegevens per staat weer te geven. In gekoppelde diagrammen worden dan ook gegevens per staat weergegeven. Wanneer u een nieuw kruistabelonderdeel toevoegt aan een pagina, wordt in Voyager automatisch een nieuwe, niet-gedefinieerde query gemaakt. Wanneer u een diagramonderdeel invoegt, wordt er echter geen nieuwe query aan de pagina toegevoegd. Nieuwe diagrammen worden altijd aan de actieve query gekoppeld. Dit is de laatste query die handmatig of automatisch aan de pagina is toegevoegd. Wanneer dimensies of leden aan een onderdeel zijn toegevoegd, worden de query en de visuele onderdelen aan de verbinding gekoppeld. U kunt geen leden van een andere verbinding naar dit onderdeel slepen. 56 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

57 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren Beschrijving van query's en visuele onderdelen 4 Verwante onderwerpen Query's definiëren Query s wijzigen Query's toevoegen Complexe query's maken door dimensies te nesten Onderdelen koppelen aan een andere query Query's verwijderen Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 57

58 Query's gebruiken om kubusgegevens te analyseren 4 Beschrijving van query's en visuele onderdelen 58 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

59 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven 5

60 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven 5 Diagrammen in Voyager - overzicht Diagrammen in Voyager - overzicht U kunt diagrammen toevoegen aan de Voyager-werkruimten om de gegevens grafisch weer te geven. Met diagrammen kunt u onregelmatigheden of trends in de gegevens benadrukken en kunt u de bedrijfsanalyse richten op deze gebieden. Voyager bevat verschillende diagramtypen waarmee u gegevens kunt weergeven: Geclusterde staaf- en kolomdiagrammen Gestapelde staaf- en kolomdiagrammen 100% gestapelde staaf- en kolomdiagrammen 3D-kolomdiagrammen Meervoudige lijndiagrammen Meervoudig cirkeldiagrammen Spreidingsdiagrammen Diagrammen met tekengebied van vak Ballondiagrammen Radardiagrammen Diagram- en kruistabelonderdelen zijn gekoppeld aan query's. Als een diagram en een kruistabel aan dezelfde query zijn gekoppeld, worden daarom in beide onderdelen dezelfde gegevens weergegeven en worden beide onderdelen tegelijk bijgewerkt wanneer u wijzigingen aanbrengt in een van de onderdelen. Door deze interactie kunt u herhaaldelijk de query's definiëren en verfijnen en de grafische resultaten van uw wijzigingen direct bekijken. U kunt ook de koppeling of de verbinding tussen een diagramonderdeel en de bijbehorende actuele query verbreken en het onderdeel aan een andere query of aan een nieuwe query koppelen. U kunt diagrammen eenvoudig aanpassen. U kunt het diagramtype of de weergave van het diagram wijzigen om de gegevens te verduidelijken. Ook kunt u een analyse op lager niveau uitvoeren op de gegevens in het diagram om deze nader te onderzoeken. In deze sectie vindt u informatie over de beschikbare diagramtypen. Daarnaast wordt beschreven hoe u een diagram toevoegt aan een pagina, hoe u gegevens toevoegt aan een diagram en hoe u de weergave van een diagram aanpast. 60 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

61 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven Diagrammen toevoegen aan het analysevenster 5 Verwante onderwerpen Diagrammen toevoegen aan het analysevenster Gegevens toevoegen aan een diagram Diagramtypen Door grote gegevenssets in diagrammen schuiven Diagrammen aanpassen Onderdelen koppelen aan een andere query Diagrammen toevoegen aan het analysevenster Visuele onderdelen, zoals kruistabellen of diagrammen, worden via de werkbalk van de toepassing aan het analysevenster toegevoegd. U kunt een diagram toevoegen door te klikken op een diagramknop of in sommige gevallen door een diagramknop naar het analysevenster te slepen. Sommige diagramknoppen staan voor een serie afzonderlijke diagramtypen. Zo omvat de kolomdiagramserie diagrammen als gestapelde kolom en 3D-kolom. Verwante onderwerpen Gegevens toevoegen aan een diagram Diagramtypen Door grote gegevenssets in diagrammen schuiven Diagrammen aanpassen Een diagram toevoegen aan het analysevenster Klik op de werkbalk van de toepassing op een van de diagramknoppen. Opmerking: Sommige diagramknoppen staan voor een serie diagrammen. U kunt op de knop klikken om het standaarddiagramtype van die serie aan de pagina toe te voegen. U kunt ook klikken op de pijl naast de knop om een van de beschikbare diagramtypen van die serie te kiezen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 61

62 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven 5 Diagrammen toevoegen aan het analysevenster Klik bijvoorbeeld op de pijl naast de knop Staafdiagrammen om de lijst met beschikbare staafdiagramtypen weer te geven, en selecteer vervolgens een type om het aan het analysevenster toe te voegen. Het onderdeel wordt toegevoegd aan de pagina, onder of rechts van bestaande onderdelen. De grootte van bestaande onderdelen wordt automatisch aangepast aan het toegevoegde onderdeel. U kunt de positie of grootte van het onderdeel later desgewenst wijzigen. 62 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

63 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven Gegevens toevoegen aan een diagram 5 U kunt een diagram ook op een specifieke locatie in het analysevenster plaatsen door een diagramknop vanaf de werkbalk naar het venster te slepen. De cursor geeft aan of u het diagramonderdeel al dan niet op de positie van de muisaanwijzer kunt plaatsen. Wanneer de muisaanwijzer zich in een geldig neerzetgebied bevindt, wordt het neerzetgebied gemarkeerd. Opmerking: Als u de knop voor een diagramreeks naar het analysevenster sleept, wordt het standaardtype van die diagramreeks aan het analysevenster toegevoegd. U kunt het diagramtype later desgewenst veranderen. Voordat er gegevens in het diagram kunnen worden weergegeven, moet u een gegevensverbinding aan de pagina toevoegen en vervolgens gegevens aan het diagram toevoegen. Verwante onderwerpen Verbinding maken met OLAP-gegevensbronnen Gegevens toevoegen aan een diagram Het diagramtype wijzigen Grootte van onderdelen wijzigen en onderdelen verplaatsen Gegevens toevoegen aan een diagram Wanneer u een diagram aan een pagina toevoegt, wordt het diagram gekoppeld aan de meest recente query op de pagina (hoewel u het diagram Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 63

64 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven 5 Gegevens toevoegen aan een diagram naar een andere query kunt verplaatsen op het tabblad Structuur). Het diagram wordt daarom automatisch gevuld met gegevens als de query eerder is gedefinieerd. Als een pagina bijvoorbeeld slechts één kruistabel bevat en deze kruistabel is gebruikt om een query te definiëren (er zijn gegevens aan de kruistabel toegevoegd), wordt het diagram gevuld met de gegevens uit de kruistabel wanneer u een nieuw diagram aan de pagina toevoegt. De gegevensreeks van het diagram komt normaal gesproken overeen met de rijen van de kruistabel, en de categorieën van het diagram met de kolommen van de kruistabel. Als u een diagram toevoegt aan een nieuwe pagina die alleen een lege kruistabel en een niet-gedefinieerde query bevat, moet u de query definiëren om gegevens aan het diagram te kunnen toevoegen. Zie Query's definiëren voor meer informatie over het maken en definiëren van query's. U kunt ook het diagramonderdeel gebruiken om een query te maken. Verwante onderwerpen Diagrammen toevoegen aan het analysevenster Diagramtypen Door grote gegevenssets in diagrammen schuiven Diagrammen aanpassen Query's definiëren met een leeg diagramonderdeel Als u een pagina wilt maken waarop alleen een diagramonderdeel voorkomt, kunt u een leeg diagramonderdeel gebruiken om een query te maken. U hoeft dan niet eerst een gegevensweergave in een kruistabelonderdeel te definiëren. Elk diagramonderdeel is voorzien van neerzetgebieden. Dit zijn gebieden waarin u gegevens kunt slepen vanaf het tabblad Gegevens. Een query maken met een diagramonderdeel 1. Zorg ervoor dat de werkruimte een gegevensverbinding heeft. 64 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

65 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven Diagramtypen 5 2. Verwijder alle kruistabel- en diagramonderdelen van een nieuwe of een bestaande pagina. 3. Plaats een diagramonderdeel op de lege pagina. 4. Vouw de lijst met gegevensleden uit in de metagegevensverkenner en selecteer de gegevens die u in het diagram wilt opnemen. 5. Sleep de gemarkeerde leden naar een neerzetgebied in het diagramonderdeel om een query te maken. Als de gegenereerde query geldig is, worden de geretourneerde gegevens in het diagram weergegeven. Zie Query's definiëren voor meer informatie over het maken van query's door leden naar een diagram te slepen. Een query in een diagram wijzigen U kunt een query in een diagram wijzigen net zoals u een query in een kruistabel zou wijzigen. Zo kunt u bijvoorbeeld dimensies van plaats laten wisselen via het dimensievenster van het diagramonderdeel en de functie Leden kiezen gebruiken om leden voor de diagramassen te kiezen. Verwante onderwerpen Query s wijzigen Het dimensiepaneel van diagrammen Diagramtypen Voyager bevat verschillende diagramtypen voor de weergave van uw gegevens. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 65

66 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven 5 Diagramtypen Staafdia gram men Staafdia gram men Lijndia gram men Cirkeldia gram men Spreid ingsdia gram men Overige diagrammen Geclusterd kolomdiagram Gestapeld kolomdiagram 100% gestapeld kolomdiagram 3D-kolomdiagram Geclusterd staafdiagram Gestapeld staafdiagram 100% gestapeld staafdiagram Meervoudig lijndiagram Meervoudig cirkeldiagram Spreidingsdiagram Diagram met tekengebied van vak Ballondiagram Radardiagram Geclusterde staaf- en kolomdiagrammen Gestapelde staaf- en kolomdiagrammen 100% gestapelde staaf- en kolomdiagrammen 3D-kolomdiagrammen Geclusterde staaf- en kolomdiagrammen Gestapelde staaf- en kolomdiagrammen 100% gestapelde staaf- en kolomdiagrammen Meervoudige lijndiagrammen Meervoudig cirkeldiagrammen Spreidingsdiagrammen Diagrammen met tekengebied van vak Ballondiagrammen Radardiagrammen Verwante onderwerpen Naslaginformatie bij diagramonderdelen 66 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

67 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven Diagramtypen 5 Diagrammen toevoegen aan het analysevenster Gegevens toevoegen aan een diagram Door grote gegevenssets in diagrammen schuiven Diagrammen aanpassen Staaf- en kolomdiagrammen Geclusterde staaf- en kolomdiagrammen In geclusterde staaf- en kolomdiagrammen worden waarden vergeleken in meerdere categorieën of over een bepaalde periode, bijvoorbeeld de verkoop voor elke regio per maand. Meerdere waarden (een 'cluster') worden gegroepeerd weergegeven in elke categorie of periode. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 67

68 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven 5 Diagramtypen Geclusterd staafdiagram Categorieën worden verticaal geordend en waarden horizontaal om de variatie in een gegevensreeks in verschillende categorieën te benadrukken. Elke staaf stelt een gegevensreeks voor, waarbij in de diagramlegenda de kleur voor elke gegevensreeks wordt opgegeven. Elk label op de verticale as duidt een categorie aan. Waarden worden weergegeven op de horizontale as. Geclusterd kolomdiagram Categorieën worden horizontaal geordend en waarden verticaal om de variatie in een gegevensreeks in verschillende categorieën te benadrukken. Elke staaf stelt een gegevensreeks voor, waarbij in de diagramlegenda de kleur voor elke gegevensreeks wordt opgegeven. Elk label op de horizontale as staat voor een categorie. Waarden worden weergegeven op de verticale as. Gestapelde staaf- en kolomdiagrammen 68 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

69 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven Diagramtypen 5 Gestapelde staaf- en kolomdiagrammen geven aan hoe verwante gegevenssets zich onderling verhouden en bijdragen aan een totaal. Gestapelde diagrammen lijken op 100% gestapelde diagrammen; het verschil is dat gestapelde diagrammen de absolute bijdragen van leden aan een totaal weergeven en 100% gestapelde diagrammen de relatieve bijdragen van leden aan een totaal weergeven. Als u bijvoorbeeld een kolomdiagram maakt dat de verkoop per product illustreert, kunt u een gestapeld kolomdiagram gebruiken om gegevens van verschillende jaren weer te geven, boven elkaar. Gestapeld staafdiagram Categorieën worden verticaal geordend en waarden horizontaal, om de variatie van meerdere gegevensreeksen in verschillende categorieën te benadrukken. In elke staaf worden alle gegevensreeksen weergegeven; in de diagramlegenda ziet u de kleuren die per gegevensreeks zijn gebruikt. Elk label op de verticale as duidt een categorie aan. Waarden worden weergegeven op de horizontale as. Gestapeld kolomdiagram Categorieën worden horizontaal geordend en waarden verticaal, om de variatie van meerdere gegevensreeksen in verschillende categorieën te benadrukken. In elke staaf worden alle gegevensreeksen weergegeven; in de diagramlegenda ziet u de kleuren die per gegevensreeks zijn gebruikt. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 69

70 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven 5 Diagramtypen Elk label op de horizontale as staat voor een categorie. Waarden worden weergegeven op de verticale as. 100% gestapelde staaf- en kolomdiagrammen 100% gestapelde staaf- en kolomdiagrammen geven aan hoe verwante sets waarden zich onderling verhouden en bijdragen aan een totaal. 100% gestapelde staaf- en kolomdiagrammen lijken op gestapelde staafdiagrammen, alleen hebben alle staven of kolommen dezelfde lengte en vertegenwoordigen 100% van een totaal. 100% gestapelde staaf- en kolomdiagrammen geven de relatieve bijdragen van leden aan een totaal weer, terwijl gestapelde staafdiagrammen de absolute bijdragen van leden aan een totaal weergeven. De grootte van elk segment van een 100% gestapeld staafdiagram geeft het percentage aan waarmee een lid bijdraagt aan het totaal. 70 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

71 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven Diagramtypen 5 100% gestapeld staafdiagram Categorieën worden verticaal geordend en waarden horizontaal, om de variatie van meerdere gegevensreeksen in verschillende categorieën te benadrukken. In elke staaf worden alle gegevensreeksen weergegeven; in de diagramlegenda ziet u de kleuren die per gegevensreeks zijn gebruikt. Elk label op de verticale as duidt een categorie aan. Percentages worden weergegeven op de horizontale as. 100% gestapeld kolomdiagram Categorieën worden horizontaal geordend en waarden verticaal, om de variatie van meerdere gegevensreeksen in verschillende categorieën te benadrukken. In elke staaf worden alle gegevensreeksen weergegeven; in de diagramlegenda ziet u de kleuren die per gegevensreeks zijn gebruikt. Elk label op de horizontale as staat voor een categorie. Percentages worden weergegeven op de verticale as. 3D-kolomdiagrammen Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 71

72 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven 5 Diagramtypen 3D-kolomdiagrammen worden gebruikt voor driedimensionale gegevensvergelijkingen. Meestal geeft een 3D-diagram gegevensreeksen per categorie weer voor een bepaalde periode. De x-as is de categorieas, de y-as is de gegevensreeksas en de z-as is de waardeas. Meervoudige lijndiagrammen Lijndiagrammen worden gebruikt om trends in gegevens weer te geven, voor een bepaalde periode of per categorie. Er worden markeringen weergegeven op elk punt op de lijn waar een gegevenswaarde staat. Elke lijn stelt een gegevensreeks voor, waarbij in de diagramlegenda de kleur voor elke gegevensreeks wordt opgegeven. Elk label op de horizontale 72 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

73 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven Diagramtypen 5 as staat voor een categorie. Waarden worden weergegeven op de verticale as. Meervoudig cirkeldiagrammen Cirkeldiagrammen geven de grootte van items in een gegevensreeks weer ten opzichte van de som van de items. Een cirkeldiagram laat de relatieve bijdragen van waarden zien en komt van pas wanneer u een significant element in de gegevens wilt benadrukken. Elke cirkel in een meervoudig cirkeldiagram geeft een categorie weer en elk cirkelsegment een gegevensreeks. Als u uw cirkeldiagrammen leesbaarder wilt maken, kunt u de labels voor kleine cirkelsegmenten onderdrukken. Verwante onderwerpen Cirkeldiagramlabels Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 73

74 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven 5 Diagramtypen Spreidingsdiagrammen Spreidingsdiagrammen kunnen worden gebruikt om mogelijke correlaties tussen twee variabelen of meetwaarden weer te geven. Gegevens worden als een set punten weergegeven, waarbij hun x-en y-coördinaten in het diagram door de twee meetwaarden worden gespecificeerd. Als een spreidingsdiagram bijvoorbeeld gegevenspunten weergeeft die ruwweg in een rechte lijn van de linkerbenedenhoek naar de rechterbovenhoek van het diagram gegroepeerd zijn, duidt dit op een positieve correlatie. Terwijl lijndiagrammen één set waarden als niet-numerieke labels behandelen, behandelen spreidingsdiagrammen beide sets waarden als numerieke gegevens. Voor spreidingsdiagrammen zijn daarom twee meetwaarden vereist (niet meer en niet minder). Als de query vervolgens verandert zodat het diagram minder dan twee meetwaarden bevat, kan het spreidingsdiagram geen gegevens weergegeven. 74 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

75 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven Diagramtypen 5 Op het tabblad Eigenschappen kunt u opgeven welke van de beschikbare meetwaarden op de X- en Y-as moeten worden geplot. Overige diagrammen Diagrammen met tekengebied van vak Tekengebieden van vakken zijn handig voor het analyseren van kleine gegevenssets die niet geschikt zijn voor histogrammen of kolomdiagrammen. Vanwege het kleine formaat van tekengebieden van vakken kunnen er gemakkelijk meerdere in één diagram worden vergeleken. Een tekengebied van een vak is een goed alternatief voor of goede aanvulling op een histogram, en is gewoonlijk beter voor het weergeven van meerdere gelijktijdige vergelijkingen. Tekengebieden van vakken geven vijf waarden weer die de gegevensset beschrijven: Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 75

76 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven 5 Diagramtypen bovenrand van vak = bovenste (3de) kwartiel onderrand van vak = onderste (1ste) kwartiel horizontale lijn in het vak = mediaanwaarde bovenste verticale lijn = grootste waarde, of grootste niet-afwijkende waarde onderste verticale lijn = kleinste waarde, of kleinste niet-afwijkende waarde Het inter-kwartielbereik (IQR) is gelijk aan het 3de kwartiel min het 1ste kwartiel. Een waarde die meer dan 1,5*IQR lager is dan het eerste kwartiel of meer dan 1,5*IQR hoger dan het derde kwartiel, wordt als een afwijkende waarde beschouwd. Afwijkende waarden worden weergegeven als kleine cirkels in het tekengebied van het vak. Als uw gegevensset geen afwijkende waarden bevat, komt de onderste verticale lijn overeen met de kleinste waarde en de bovenste verticale lijn met de grootste waarde. Bevat uw gegevensset wel afwijkende waarden, dan komt de onderste verticale lijn overeen met de kleinste niet-afwijkende waarde, en de bovenste verticale lijn met de grootste niet-afwijkende waarde. De kleinste en grootste waarden die niet afwijkend zijn, worden weergegeven met korte horizontale lijnen die met verticale lijnen met het vak zijn verbonden. 76 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

77 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven Diagramtypen 5 Een bovenliggend lid wordt standaard niet door Voyager geplot als de onderliggende leden deel uitmaken van de query. Ballondiagrammen Ballondiagrammen vergelijken drie variabelen of meetwaarden. Ze lijken op spreidingsdiagrammen, waarbij de ballongroottes de derde meetwaarde weergeven. Een ballondiagram is bijvoorbeeld zeer handig om het aantal producten weer te geven dat in een bepaalde regio is verkocht: hoe groter de ballon, des te hoger het aantal producten dat in die regio is verkocht. Terwijl lijndiagrammen slechts één set waarden, en spreidingsdiagrammen twee sets waarden als numerieke gegevens behandelen, behandelen ballondiagrammen drie sets waarden als numerieke gegevens. Voor ballondiagrammen zijn daarom ten minste drie meetwaarden vereist. Als de query vervolgens verandert zodat het diagram minder dan drie meetwaarden bevat, kan de ballondiagram geen gegevens weergegeven. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 77

78 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven 5 Diagramtypen Op het tabblad Eigenschappen kunt u opgeven welke van de beschikbare meetwaarden op de X- en Y-as moeten worden geplot, en welke meetwaarde door de ballongroottes moet worden weergegeven. Radardiagrammen Radardiagrammen zijn handig om de waarden van verschillende gegevensreeksen te vergelijken en een visueel overzicht van die gegevenssets weer te geven. Als u bijvoorbeeld de jaarlijkse regenval in verschillende steden op een radardiagram plot, weerspiegelen de gegevensreeksen met de grootste vormen in het diagram de steden die de 78 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

79 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven Door grote gegevenssets in diagrammen schuiven 5 meeste jaarlijkse regenval hebben. Bovendien geeft de feitelijke vorm van de plot voor elke stad een algeheel vergelijkbaar overzicht. Het diagramtype wijzigen Klik met de rechtermuisknop op de diagramafbeelding en klik op het diagramtype waarnaar u wilt overschakelen. Verwante onderwerpen Diagramtypen Gegevens toevoegen aan een diagram Door grote gegevenssets in diagrammen schuiven Diagrammen aanpassen Door grote gegevenssets in diagrammen schuiven Wanneer u met grote gegevenssets werkt en alle gegevens in een diagram weergeeft, is het moeilijk of onmogelijk om onderscheid te maken tussen afzonderlijke staven of lijnen in het diagram. In de meeste diagramtypen wordt in Voyager een bereikschuifregelaar aan het diagramonderdeel toegevoegd wanneer de gegevensset te groot is om leesbaar weer te geven. 1. Overzichtsschuifbalk 2. Geselecteerd bereik 3. Bereikschuifregelaars 4. Knop voor verbergen/weergeven 5. Paginaknoppen Met de bereikschuifregelaar kunt u een deel van de gegevensset selecteren, zodat dit groter wordt weergegeven in de hoofdafbeelding van het diagram. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 79

80 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven 5 Door grote gegevenssets in diagrammen schuiven Op deze manier kunt u de afzonderlijke staven of markeringen bekijken. Met de bereikschuifregelaar kunt u ook door het diagram schuiven. Opmerking: U kunt de bereikschuifregelaar verbergen door op de pijl aan de rand van de schuifregelaar te klikken. Klik nogmaals op de pijl om de bereikschuifregelaar opnieuw weer te geven. De grootte van het geselecteerde bereik definiëren Definieer eerst de grootte van het geselecteerde bereik door de bereikschuifbalken in de schuifregelaar te verslepen. Het geselecteerde bereik wordt weergegeven met een witte achtergrond in de bereikschuifregelaar wanneer u de diagramstijl Standaard of Schaduw gebruikt of met een zwarte achtergrond wanneer u de stijl Presentatie gebruikt. Het geselecteerde bereik verplaatsen met de bereikschuifregelaar Versleep het geselecteerde bereik in de schuifregelaar om andere subsets weer te geven van de gegevens die momenteel in de bereikschuifregelaar worden aangegeven. U kunt de paginaknoppen aan de uiteinden van de bereikschuifregelaar ook gebruiken om het geselecteerde bereik te verplaatsen. De bereikschuifregelaar schuiven in de volledige gegevensset Wanneer de gegevensset zeer groot is, wordt in de schuifregelaar mogelijk niet de gehele gegevensset weergegeven. In dit geval gebruikt u de overzichtschuifbalk om door de volledige gegevensset te schuiven. Verwante onderwerpen De bereikschuifregelaar van diagrammen Diagrammen toevoegen aan het analysevenster Gegevens toevoegen aan een diagram Diagramtypen Diagrammen aanpassen 80 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

81 Diagrammen aanpassen Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven Diagrammen aanpassen Voyager bevat verschillende opties waarmee u het uiterlijk van diagrammen kunt aanpassen. Deze opties zijn beschikbaar op het tabblad Eigenschappen. 5 Verwante onderwerpen Diagrammen toevoegen aan het analysevenster Gegevens toevoegen aan een diagram Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 81

82 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven 5 Diagrammen aanpassen Diagramtypen Door grote gegevenssets in diagrammen schuiven Diagramnamen en -opmerkingen De naam van het diagram wordt zowel op het scherm als op de afdruk weergegeven in het diagram zelf. De opmerkingen bij het diagram worden alleen afgedrukt als u het diagram afdrukt naar een PDF-bestand. Zie Weergaveopties voor diagrammen voor meer informatie. De eigenschappen voor de naam en opmerkingen instellen voor een diagram 1. Klik in het tabvenster op het tabblad Eigenschappen. 2. Klik op het diagram om het te selecteren. 3. Typ een naam voor het diagram in het veld Naam op het tabblad Eigenschappen. De naam die u hier typt wordt weergegeven op de titelbalk van het diagram. Hiermee wordt het diagram aangegeven op het tabblad Structuur. 4. Typ eventuele opmerkingen die u wilt weergeven onder het afgedrukte diagram in het veld Opmerkingen. 5. Klik op Toepassen. Kleurpaletten voor diagrammen U kunt kiezen uit verschillende vooraf gedefinieerde kleurpaletten voor de weergave van de diagrammen. Zie Weergaveopties voor diagrammen voor meer informatie over de beschikbare paletten. Het kleurpalet van het diagram wijzigen 1. Klik in het tabvenster op het tabblad Eigenschappen. 2. Klik op het diagram om het te selecteren. 3. Kies op het tabblad Eigenschappen een waarde voor de eigenschap Palet en klik vervolgens op Toepassen. 82 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

83 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven Diagrammen aanpassen 5 Diagramstijlen U kunt kiezen uit verschillende vooraf gedefinieerde stijlen voor de weergave van diagrammen. Zie Weergaveopties voor diagrammen voor meer informatie over de beschikbare stijlen. De stijl van het diagram wijzigen 1. Klik in het tabvenster op het tabblad Eigenschappen. 2. Klik op het diagram om het te selecteren. 3. Kies op het tabblad Eigenschappen een waarde voor de eigenschap Stijl en klik vervolgens op Toepassen. Lettertypen U kunt het lettertype kiezen dat u in diagrammen wilt gebruiken. Zie Lettertype voor meer informatie. Het lettertype van het diagram wijzigen 1. Klik in het tabvenster op het tabblad Eigenschappen. 2. Klik op het diagram om het te selecteren. 3. Kies op het tabblad Eigenschappen een waarde voor de eigenschap Lettertype en klik vervolgens op Toepassen. Null-waarden onderdrukken in diagrammen Afhankelijk van het diagramtype en het gegevenstype in het diagram, wilt u het diagram mogelijk vereenvoudigen door null-waarden te verbergen. Zie Null-waarden uitsluiten en NULL-waarden onderdrukken voor meer informatie over het onderdrukken van null-waarden in diagrammen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 83

84 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven 5 Diagrammen aanpassen Bovenliggende leden weergeven In een diagram worden bovenliggende leden automatisch verborgen. Als een cirkeldiagram bijvoorbeeld een bovenliggend lid en alle bijbehorende onderliggende leden bevat, wordt het bovenliggende lid gewoonlijk niet in het dirkeldiagram weergegeven, omdat het bovenliggende lid altijd precies de helft van het cirkeldiagram in beslag zou nemen. U kunt de weergave van afzonderlijke bovenliggende leden in een diagram echter wel inschakelen. Opmerking: Als bovenliggende leden verborgen zijn, geeft het diagram misschien niet exact dezelfde gegevens weer als een kruistabel die aan dezelfde query is gekoppeld. Bovenliggende leden in een diagram weergeven 1. Klik in het tabvenster op het tabblad Eigenschappen. 2. Klik op het diagram om het te selecteren. 3. Stel op het tabblad Eigenschappen de eigenschap Bovenliggende gegevens in op Ja en klik vervolgens op Toepassen. Zichtbare totalen weergeven In een diagram worden zichtbare totalen automatisch verborgen. Als een cirkeldiagram bijvoorbeeld verschillende leden bevat en en een visueel totaal dat de som weergeeft van alle andere leden, wordt de som gewoonlijk niet in het dirkeldiagram weergegeven, omdat de som altijd precies de helft van het cirkeldiagram in beslag zou nemen. U kunt de weergave van visuele totalen in een diagram echter wel inschakelen. Visuele totalen weergeven in een diagram 1. Klik in het tabvenster op het tabblad Eigenschappen. 84 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

85 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven Diagrammen aanpassen 5 2. Klik op het diagram om het te selecteren. 3. Stel op het tabblad Eigenschappen de eigenschap Visuele totalen weergeven in op Ja en klik vervolgens op Toepassen. Het dimensiepaneel van het diagram verbergen Als u meer ruimte wilt om de diagramafbeelding beter weer te geven, kunt u het dimensiepaneel van het diagram verbergen. Het dimensiepaneel van het diagram verbergen 1. Klik in het tabvenster op het tabblad Eigenschappen. 2. Klik op het diagram om het te selecteren. 3. Stel op het tabblad Eigenschappen de eigenschap Dimensiepaneel weergeven in op Nee en klik vervolgens op Toepassen. Hiërarchische diagramlabels weergeven Met hiërarchische diagramlabels kunt u de relatie tussen bovenliggende en onderliggende leden in het diagram weergeven. Hiërarchische labels weergeven in het diagram 1. Klik in het tabvenster op het tabblad Eigenschappen. 2. Klik op het diagram om het te selecteren. 3. Stel op het tabblad Eigenschappen de eigenschap Hiërarchische labels weergeven in op Ja en klik vervolgens op Toepassen. De diagramlegenda verbergen U kunt bepalen of u de diagramlegenda al dan niet wilt weergeven. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 85

86 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven 5 Diagrammen aanpassen De diagramlegenda verbergen 1. Klik in het tabvenster op het tabblad Eigenschappen. 2. Klik op het diagram om het te selecteren. 3. Stel op het tabblad Eigenschappen de eigenschap Legenda weergeven in op Nee en klik vervolgens op Toepassen. Diagramaslabels U kunt labels toevoegen aan de diagramassen. Zie Beschrijvingen van diagramweergaveopties voor meer informatie over de diagramaslabels. Labels toevoegen aan de diagramassen 1. Klik in het tabvenster op het tabblad Eigenschappen. 2. Klik op het diagram om het te selecteren. 3. Typ op het tabblad Eigenschappen labels in een of meer van de volgende velden: Categorielabel Waardelabel Gegevensreekslabel 4. Klik op Toepassen. Meetwaarden in spreidingsdiagrammen en ballondiagrammen Een spreidingsdiagram heeft sets waarden voor de X- en Y-as nodig voor het weergeven van gegevens. Voor een ballondiagram is een derde set waarden nodig, weergegeven door de omvang van de ballonnen. U kunt selecteren welke beschikbare meetwaarden in de query worden getekend op de X- en Y-as en welke meetwaarde voor de ballonnen wordt gebruikt. 86 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

87 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven Diagrammen aanpassen 5 De meetwaarden definiëren voor spreidingsdiagrammen en ballondiagrammen 1. Klik in het tabvenster op het tabblad Eigenschappen. 2. Klik op het diagram om het te selecteren. 3. Selecteer op het tabblad Eigenschappen de meetwaarden die u op de X- en Y-as wilt toepassen. 4. Voor ballondiagrammen kunt u ook de meetwaarde selecteren die wordt weergegeven door de omvang van de ballonnen. 5. Klik op Toepassen. Cirkeldiagramlabels Wanneer een cirkeldiagram een aantal kleine segmenten bevat, wilt u de labels van de kleinste segmenten misschien onderdrukken. Labels van kleine cirkelsegmenten onderdrukken 1. Klik in het tabvenster op het tabblad Eigenschappen. 2. Klik op het diagram om het te selecteren. 3. Op het tabblad Eigenschappen stelt u de eigenschap Diagramlabels handmatig bewerken in op Ja. De eigenschap Labels verbergen kleiner dan wordt ingeschakeld. 4. Typ een percentagewaarde tussen 0 en 100 in het veld Labels verbergen kleiner dan. 5. Klik op Toepassen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 87

88 Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven 5 Diagrammen aanpassen 88 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

89 Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen 6

90 Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen 6 De functie Leden kiezen De functie Leden kiezen Met Leden kiezen of de metagegevensverkenner kunt u de leden kiezen die u wilt weergeven in kruistabellen en diagrammen. Het dialoogvenster Leden kiezen bevat functies waarmee u kunt zoeken naar leden, zoekresultaten kunt aggregeren, leden kunt selecteren per niveau, en bovenliggende en onderliggende leden en leden op hetzelfde niveau kunt selecteren. Via de metagegevensverkenner kunt u alleen handmatig leden selecteren. In het resterende deel van deze sectie wordt het selecteren van leden via Leden kiezen beschreven. Zie Metagegevensverkenner op het tabblad Gegevens voor meer informatie over de metagegevensverkenner. Wanneer u een dimensie op een van de drie assen in diagram- en kruistabelonderdelen plaatst, wordt de knop Leden kiezen weergegeven 90 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

91 Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen De functie Leden kiezen 6 naast de naam van de dimensie. Met behulp van de knop Leden kiezen kunt u leden kiezen in de dimensies die u op de assen hebt geplaatst. Met de knop Leden kiezen op de titelbalk van het onderdeel kunt u bovendien leden kiezen in de waardendimensie, ongeacht of u deze dimensie aan een van de drie assen hebt toegevoegd. Ook als u alleen feitendimensies aan de assen toevoegt, worden er gegevens in de kruistabel ingevuld; Voyager selecteert automatisch het standaardlid van de waardendimensie en plaatst de gegevens van dat lid in de kruistabel. De waarden waarmee de kruistabel wordt gevuld, worden altijd weergegeven op de titelbalk van de kruistabel. Met de functie Leden kiezen kunt u waarden voor de kruistabel selecteren. U kunt leden op verschillende manieren selecteren: Selecteer afzonderlijke leden in de lijst met alle leden van de dimensie. Zie Afzonderlijke leden selecteren in de lijst met alle leden voor meer informatie. Zoeken naar leden. Zie Leden selecteren met de zoekfunctie voor meer informatie. Selecteer alle leden die zich op hetzelfde niveau in de dimensie bevinden. Zie Alle leden op een bepaald niveau in de dimensie selecteren voor meer informatie. Selecteer bovenliggende of onderliggende leden, of leden op hetzelfde niveau. Zie Bovenliggende of onderliggende leden, of leden op hetzelfde niveau selecteren voor meer informatie. Verwante onderwerpen Leden verbergen Het segmentlid instellen De selectie van leden opheffen Alleen geselecteerde leden weergeven in Leden kiezen Namen en bijschriften van leden weergeven De bovenliggende namen van alle leden weergeven Naslaginformatie bij Leden kiezen Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 91

92 Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen 6 Afzonderlijke leden selecteren in de lijst met alle leden Afzonderlijke leden selecteren in de lijst met alle leden Als u een klein aantal leden wilt selecteren, niet aan de hand van een patroon of parameters, kunt u afzonderlijke leden selecteren met de functie Leden kiezen. Afzonderlijke leden selecteren 1. Klik op de knop Leden kiezen naast de naam van een dimensie om Leden kiezen te openen. De ledenlijst wordt automatisch uitgevouwen, zodat alle leden worden weergegeven die zich momenteel in de dimensie bevinden. 2. Kies de leden die u in de weergave wilt opnemen. 92 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

93 Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen Leden selecteren met de zoekfunctie 6 Klik op een lid dat u wilt selecteren en klik nogmaals op het lid als u de selectie wilt opheffen. Als u een reeks leden wilt selecteren of de selectie daarvan wilt opheffen, houdt u de toets SHIFT ingedrukt terwijl u op de leden klikt. U hoeft de toets CTRL niet ingedrukt te houden om meerdere afzonderlijke leden te selecteren. 3. Klik op OK om de kruistabel of het diagram bij te werken. Opmerking: als u de selectie van alle leden opheft, is de knop OK van de functie Leden kiezen niet beschikbaar omdat u minstens één lid voor elke dimensie in de kruistabel moet selecteren. Leden selecteren met de zoekfunctie Met de zoekmogelijkheden van Leden kiezen kunt u naar leden zoeken door namen of bijschriften van leden op te geven. Aangezien de selecties van meerdere zoekresultaten cumulatief zijn, kunt u meerdere zoekopdrachten gebruiken om de set met leden die u wilt analyseren samen te stellen. Als u bijvoorbeeld de verkoop van boeken en tijdschriften wilt analyseren, voert u de volgende stappen uit: Voer een zoekopdracht uit voor 'boek' in Leden kiezen. Selecteer de gewenste leden in de zoekresultaten. Voer een tweede zoekopdracht uit voor 'tijdschrift' zonder Leden kiezen te sluiten. Selecteer leden in de tweede zoekresultaten. Wanneer u op OK klikt, worden alle geselecteerde leden uit beide zoekopdrachten weergegeven. Zie Namen en bijschriften van leden weergeven en De knop Zoekopdracht starten in Leden kiezen voor meer informatie over het zoeken naar leden met de functie Leden kiezen, waaronder tips voor de syntaxis van de zoekreeks en het gebruik van jokertekens. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 93

94 Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen 6 Leden selecteren met de zoekfunctie Zoeken naar namen of bijschriften van leden Klik op de knop Leden kiezen naast de naam van de dimensie om Leden kiezen te openen. Klik in het venster Leden kiezen op Weergavemodus om aan te geven op welke lidtekst er moet worden gezocht. Als u uitsluitend op lidnamen wilt zoeken, selecteert u Naam. Wilt u uitsluitend zoeken op bijschriften van leden, dan selecteert u Bijschrift. En als u op zowel namen als bijschriften van leden wilt zoeken, selecteert u Naam : bijschrift of Bijschrift : naam. 3. Typ een zoekreeks in het tekstveld boven aan de functie Leden kiezen. 4. Klik op Zoeken of druk op Enter. De leden die overeenkomen met de zoekreeks worden weergegeven in een hiërarchische lijst. 94 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

95 Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen Alle leden op een bepaald niveau in de dimensie selecteren 6 Daarnaast worden leden die al in de query zijn opgenomen gemarkeerd in de zoekresultaten. 5. Selecteer de leden die u in de query wilt opnemen. Klik op een lid dat u wilt selecteren en klik nogmaals op het lid als u de selectie wilt opheffen. Als u een reeks leden wilt selecteren of de selectie daarvan wilt opheffen, houdt u de toets SHIFT ingedrukt terwijl u op de leden klikt. U hoeft de toets CTRL niet ingedrukt te houden om meerdere afzonderlijke leden te selecteren. 6. Als u extra zoekopdrachten wilt uitvoeren om meer leden te selecteren, herhaalt u stap 3 tot en met Klik op OK. Opmerking: Wanneer u op de knop Terug naar ledenlijst klikt, gaat u terug naar de volledige ledenlijst. Alle geselecteerde leden blijven geselecteerd. Alle leden op een bepaald niveau in de dimensie selecteren Mogelijk wilt u alle leden selecteren die zich op hetzelfde niveau in de dimensie bevinden. Als de dimensie veel leden bevat, is het vaak sneller om de knop Niveau selecteren op de werkbalk Leden kiezen te gebruiken. Alle leden van een niveau selecteren Klik op de knop Leden kiezen naast de naam van de dimensie om Leden kiezen te openen. Klik op de werkbalk Leden kiezen op Niveau selecteren. 3. Selecteer een niveau in de lijst. Alle leden op dat niveau in de dimensie worden geselecteerd. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 95

96 Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen 6 Bovenliggende of onderliggende leden, of leden op hetzelfde niveau selecteren U kunt ook met de rechtermuisknop op een lid klikken, Selecteren aanwijzen en Alles op dit niveau kiezen om alle leden op dat niveau van de dimensie te selecteren. Bovenliggende of onderliggende leden, of leden op hetzelfde niveau selecteren Nadat u met Leden kiezen een of meer leden hebt gekozen, wilt u mogelijk ook bovenliggende of onderliggende leden selecteren of leden op hetzelfde niveau. Het lid Kwartaal 2 bijvoorbeeld, kan het bovenliggende lid 2007 hebben, de onderliggende leden April, Mei en Juni, en leden op hetzelfde niveau kunnen Kwartaal 1, Kwartaal 3 en Kwartaal 4 zijn. 96 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

97 Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen De weergegeven waarden wijzigen 6 Een bovenliggend of onderliggend lid, of een lid op hetzelfde niveau selecteren 1. Klik op de knop Leden kiezen naast de naam van de dimensie om Leden kiezen te openen. 2. Klik met de rechtermuisknop op Leden kiezen, wijs Selecteren aan en kies Bovenliggend element, Onderliggende elementen of Elementen op hetzelfde niveau. De weergegeven waarden wijzigen Wanneer er gegevens in de kruistabel worden weergegeven, verschijnen de waarden die in de actieve query worden gebruikt op de titelbalk van de kruistabel. Als er geen waardendimensie aan een van de drie assen van de kruistabel is toegevoegd, kunt u de waarde toch wijzigen met behulp van de knop Leden kiezen op de titelbalk. Verwante onderwerpen De titelbalk van kruistabellen De diagramtitelbalk Leden verbergen U kunt leden op twee manieren verbergen in de kruistabel of het diagram: Hef de selectie van de leden op in Leden kiezen. Selecteer een of meer leden in de kruistabel of in het diagram, klik met de rechtermuisknop op een van de geselecteerde leden en selecteer Lid verbergen. Als u meerdere afzonderlijke leden wilt selecteren, houdt u Ctrl ingedrukt terwijl u de gewenste leden selecteert. Wilt u een ledenreeks selecteren, dan selecteert u het ene eindpunt van het reeks, houdt u Shift ingedrukt en selecteert u vervolgens het tweede eindpunt. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 97

98 Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen 6 Het segmentlid instellen De twee methoden hebben hetzelfde resultaat. Als u een verborgen lid weer in de kruistabel of het diagram wilt weergeven, selecteert u het verborgen lid opnieuw via Leden kiezen. Het segmentlid instellen Met query's wordt een specifieke weergave van gegevens uit een OLAP-kubus gedefinieerd. De weergave wordt vaak 'segment' genoemd, omdat deze eruitziet als een tweedimensionaal segment van een multidimensionale kubus. Een segmentlid is het actieve lid in een segmentdimensie. Zie Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel voor meer informatie over segmentdimensies. Als u al een dimensie op de segmentas hebt geplaatst, kunt u met de functie Leden kiezen nieuwe segmentleden voor de as instellen. U kunt ook leden slepen van de metagegevensverkenner op het tabblad Gegevens naar de segmentas. U kunt een of meer leden voor de segmentas opgeven, afhankelijk van de kubusprovider waarmee de kruistabel is verbonden en van het type dimensie waarin u segmentleden kiest. U kunt slechts één lid uit de dimensie Measures opgeven voor de segmentas. Als u verbinding maakt met een kubusprovider die ondersteuning biedt voor aangepaste aggregatie, kunt u meerdere leden in een segmentdimensie opgeven. Microsoft Analysis Services en SAP BW ondersteunen aangepaste aggregaties. Oracle Hyperion Essbase biedt geen ondersteuning voor aangepaste aggregaties. Als uw gegevensbron Essbase is, kunt u dus niet meerdere leden in het segmentgebied plaatsen. Zie Aangepaste aggregaties en meerdere leden in een segmentdimensie voor meer informatie over aangepaste aggregatie. 98 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

99 Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen De selectie van leden opheffen 6 Leden voor de segmentas opgeven met de functie Leden kiezen 1. Klik op de knop Leden kiezen naast de naam van de segmentdimensie om Leden kiezen te openen. 2. Selecteer een of meer leden met Leden kiezen en klik op OK. De pagina wordt opnieuw getekend met de gegevens voor de gekozen segmentleden. Leden voor de segmentas opgeven vanaf het tabblad Gegevens 1. Selecteer de leden die u wilt gebruiken als segment in de metagegevensverkenner. 2. Sleep de leden naar het neerzetgebied van de segmentas. U kunt ook op de knop Toevoegen aan segment klikken. Als de segmentas al is gevuld, sleept u de leden naar het middelste neerzetgebied op de segmentas om de bestaande segmentleden om te wisselen met de geselecteerde leden. Of sleep de leden naar een neerzetgebied aan de zijkant om de segmentleden met de bestaande leden te nesten. Zie De functie Leden kiezen voor meer informatie over het selecteren van leden. De selectie van leden opheffen U kunt de selectie van leden opheffen door in het dialoogvenster Leden kiezen op elk afzonderlijk lid te klikken, maar u kunt ook de selectie opheffen van groepen leden: De selectie van alle leden opheffen De selectie van alle leden op een bepaald niveau opheffen De selectie opheffen van bovenliggende of onderliggende leden, of van leden op hetzelfde niveau Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 99

100 Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen 6 De selectie van leden opheffen De selectie van alle leden opheffen Klik op de knop Leden kiezen naast de naam van de dimensie om Leden kiezen te openen. Klik op de werkbalk Leden kiezen op Alle selecties opheffen. De selectie van alle leden in de boomstructuur wordt opgeheven. Opmerking: als u de selectie van alle leden opheft, is de knop OK van de functie Leden kiezen niet beschikbaar omdat er minstens één lid voor elke dimensie in de kruistabel moet zijn geselecteerd. De selectie van alle leden op een bepaald niveau opheffen 1. Klik op de knop Leden kiezen naast de naam van de dimensie om Leden kiezen te openen. 2. Klik met de rechtermuisknop op een lid van het niveau waarvan u de selectie wilt opheffen, wijs Selectie opheffen aan en kies Alles op dit niveau. De selectie opheffen van bovenliggende of onderliggende leden, of van leden op hetzelfde niveau 1. Klik op de knop Leden kiezen naast de naam van de dimensie om Leden kiezen te openen. 2. Klik met de rechtermuisknop op een lid, wijs Selectie opheffen aan en kies Bovenliggend element, Onderliggende elementen of Elementen op hetzelfde niveau. 100 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

101 Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen Favoriete groepen gebruiken om sets van leden op te slaan 6 Favoriete groepen gebruiken om sets van leden op te slaan Als u dezelfde leden vaak gebruikt en niet steeds naar deze leden wilt zoeken of ze niet steeds afzonderlijk wilt selecteren, kunt u deze opslaan als favoriete groep. U kunt favoriete groepen leden definiëren in de metagegevensverkenner op het tabblad Gegevens. Als u een favoriete groep aan een kruistabel of diagram toevoegt, worden de leden van de groep toegevoegd, niet de favoriete groep zelf. De naam van de favoriete groep komt dan ook niet voor in de functie Leden kiezen van het onderdeel. Favoriete groepen worden opgeslagen met de werkruimte, zodat ze ook beschikbaar zijn nadat u de werkruimte opslaat en opnieuw opent. Een favoriete groep maken 1. Selecteer in de metagegevensverkenner op het tabblad Gegevens de leden die u als favoriete groep wilt opslaan. 2. De leden moeten allemaal uit dezelfde dimensie afkomstig zijn. Klik op de knop Favoriete groep maken boven de metagegevensverkenner. 3. Typ een naam voor uw favoriete groep en klik op OK. De favoriete groep wordt binnen de dimensie gemaakt en met een speciaal pictogram gemarkeerd. Een favoriete groep verwijderen 1. Selecteer de groep favorieten in de metagegevensverkenner. 2. Klik op de knop Favoriete groep verwijderen boven de metagegevensverkenner en klik dan op OK om de verwijdering te bevestigen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 101

102 Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen 6 Alleen geselecteerde leden weergeven in Leden kiezen Alleen geselecteerde leden weergeven in Leden kiezen In Leden kiezen kan de gehele lijst met leden in een dimensie worden weergegeven, of alleen de leden die zijn geselecteerd voor weergave in de kruistabel of het diagram. Dit is handig wanneer u over een dimensie beschikt met een zeer groot aantal leden waarvan slechts een klein aantal leden is geselecteerd. Alleen de leden weergeven die zijn geselecteerd Klik op de knop Leden kiezen naast de naam van de dimensie om Leden kiezen te openen. Klik op Geselecteerde leden weergeven. Klik nogmaals op de knop om terug te gaan naar de gehele lijst met leden. Namen en bijschriften van leden weergeven U kunt wijzigingen aanbrengen in de manier waarop de namen en bijschriften van leden worden weergegeven in de functie Leden kiezen. U kunt bijvoorbeeld alleen de lidnamen weergeven zoals deze op de OLAP-server zijn gedefinieerd of alleen de bijschriften zoals deze zijn gedefinieerd door de kubusontwerper. U kunt ook zowel de servernamen als de bijschriften weergeven. Wanneer namen en bijschriften worden weergegeven, kunt u naar leden zoeken op naam of bijschrift. De weergave van namen en bijschriften van leden wijzigen 1. Klik op de knop Leden kiezen naast de naam van de dimensie om Leden kiezen te openen. 102 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

103 Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen De bovenliggende namen van alle leden weergeven 6 2. Klik op Weergavemodus. 3. Selecteer een van deze weergavemodi: Bijschrift Naam Bijschrift : naam Naam : bijschrift Zie De knop Weergavemodus in Leden kiezen voor meer informatie over de weergavemodi. Opmerking: de standaardweergave is Bijschrift. De bovenliggende namen van alle leden weergeven U kunt de bovenliggende namen van alle leden weergeven in de functie Leden kiezen. Als een lid bijvoorbeeld de naam 'Woensdag' heeft en de bovenliggende elementen hebben de namen '2002', 'Kwt 2', 'Juni' en 'Wk 1', wordt de naam van het lid als volgt weergegeven: Wednesday (2002 > Qtr 2 > June > Wk 1) De weergave van bovenliggende lidnamen in de functie Leden kiezen in- en uitschakelen Klik op de knop Leden kiezen naast de naam van de dimensie om Leden kiezen te openen. Klik op Bovenliggende gegevens. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 103

104 Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen 6 De bovenliggende namen van alle leden weergeven 104 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

105 Gegevens sorteren, filteren en classificeren 7

106 Gegevens sorteren, filteren en classificeren 7 Gegevens in kolommen of rijen sorteren Gegevens in kolommen of rijen sorteren Voyager bevat de volgende opties voor het sorteren van rijen en kolommen in de kruistabel: Oplopend Aflopend Hiërarchieën onderhouden Wissen Bij een oplopende sortering worden de laagste waarden bovenaan of aan de linkerzijde geplaatst. Bij een aflopende sortering worden de hoogste waarden bovenaan of aan de linkerzijde geplaatst. Gegevens worden standaard gesorteerd zonder rekening te houden met de hiërarchische structuur van de dimensie. Zie Sorteren binnen hiërarchieën als u de gegevens wilt sorteren en de hiërarchische structuur van de dimensie wilt behouden. U kunt sorteerbewerkingen toepassen op één kolomlid en één rijlid. Op een as met geneste dimensies moet het geselecteerde lid zich in de binnenste dimensie bevinden. 106 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

107 Gegevens sorteren, filteren en classificeren Gegevens in kolommen of rijen sorteren 7 Niet-geïnitialiseerde (lege) of ongeldige cellen worden altijd als laatste geclassificeerd. Dit betekent dat ze als laatste worden weergegeven in een aflopende sortering en als eerste in een oplopende sortering. Ze worden weergegeven als null-waarden in de kruistabel. Zie NULL-waarden weergeven als voor informatie over de weergave van null-waarden. Zie De knop Sorteren voor meer informatie over de verschillende typen sorteerbewerkingen. Gegevens in kolommen of rijen in oplopende volgorde sorteren 1. Selecteer in de kruistabel de kop van het rij- of kolomlid waarop u wilt sorteren. 2. Klik op Sorteren. U kunt ook op de pijl naast de knop Sorteren klikken en op Oplopend klikken, of met de rechtermuisknop op de kop van het lid klikken, Sorteren aanwijzen en vervolgens Oplopend selecteren. Naast de naam van het lid verschijnt een pictogram dat de sorteerrichting aangeeft. Gegevens in kolommen of rijen in aflopende volgorde sorteren 1. Selecteer in de kruistabel de kop van het rij- of kolomlid waarop u wilt sorteren. 2. Klik op de pijl naast de knop Sorteren en klik vervolgens op Aflopend. U kunt ook met de rechtermuisknop op het lid klikken, Sorteren aanwijzen en vervolgens Aflopend selecteren. Naast de naam van het lid verschijnt een pictogram dat de sorteerrichting aangeeft. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 107

108 Gegevens sorteren, filteren en classificeren 7 Gegevens in kolommen of rijen sorteren De sorteerrichting omdraaien Klik in de kruistabel op het sorteerpictogram naast de naam van het lid. Het pictogram geeft de nieuwe sorteerrichting aan. Opmerking: de knop Sorteren is pas beschikbaar wanneer u één rij of kolom in een kruistabel hebt geselecteerd. als de kruistabel geneste dimensies bevat, kunt u alleen op de binnenste dimensie sorteerbewerkingen toepassen. Zie De knop Sorteren voor meer informatie over sorteren en de verschillende typen sorteerbewerkingen. Verwante onderwerpen Een sorteerbewerking en een filter combineren Een sorteerbewerking en een classificatie combineren Sorteren binnen hiërarchieën Als u het selectievakje Hiërarchieën onderhouden inschakelt, kunt de gegevens oplopend of aflopend sorteren terwijl de hiërarchie van de gegevens behouden blijft - de boven- en onderliggende leden worden apart van elkaar gesorteerd. 108 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

109 Gegevens sorteren, filteren en classificeren Gegevens in kolommen of rijen sorteren 7 De optie Hiërarchieën onderhouden wordt toegepast op het asniveau. Als u de optie toepast op de rijas, maar niet op de kolomas, blijft de hiërarchie voor leden op de rijas na sortering behouden, maar niet voor leden op de kolomas. De optie Hiërarchieën onderhouden blijft ingeschakeld totdat u deze weer uitschakelt. Gegevens in kolommen of rijen met hiërarchische groepering sorteren 1. Selecteer in de kruistabel de kop van het rij- of kolomlid waarop u wilt sorteren. 2. Klik op de pijl naast de knop Sorteren en klik vervolgens op Hiërarchieën onderhouden. U kunt ook met de rechtermuisknop op de kop van het lid klikken, Sorteren aanwijzen en vervolgens Hiërarchieën onderhouden selecteren. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 109

110 Gegevens sorteren, filteren en classificeren 7 De gegevens in kruistabellen en diagrammen filteren Met een vinkje wordt aangegeven of de optie Hiërarchieën onderhouden is in- of uitgeschakeld. 3. Selecteer Oplopend of Aflopend om de sortering toe te passen. Een sorteerbewerking verwijderen U kunt sorteerbewerkingen handmatig verwijderen of dit automatisch laten doen door Voyager. Wanneer u dimensies op de rij- of kolomassen omwisselt, vervangt of nest, worden alle sorteerbewerkingen automatisch uit de query verwijderd. Dit gebeurt echter niet wanneer u de opdracht Assen wisselen uitvoert. Verwante onderwerpen Automatisch verwijderde sorteringen, filters en classificaties Een sorteerbewerking handmatig verwijderen 1. Selecteer in de kruistabel de kop van het rij- of kolomlid waaruit u een sortering wilt verwijderen. 2. Klik op de pijl naast de knop Sorteren en klik vervolgens op Wissen. U kunt ook met de rechtermuisknop op de kop van het lid klikken, Sorteren aanwijzen en vervolgens op Wissen klikken of met de rechtermuisknop op het sorteerpictogram naast de naam van het gesorteerde lid klikken en vervolgens klikken op Sorteerbewerking wissen. Opmerking: Als de kruistabel een sortering bevat op de andere as, blijft die sortering van kracht. De gegevens in kruistabellen en diagrammen filteren U kunt gegevens zodanig filteren dat alleen de gewenste gegevens in uw kruistabellen en diagrammen worden opgenomen. Als u gegevens wilt filteren, past u een voorwaarde toe op een of meer rijen of kolommen in de kruistabel. 110 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

111 Gegevens sorteren, filteren en classificeren De gegevens in kruistabellen en diagrammen filteren 7 Voldoet een celwaarde niet aan de filtervoorwaarde, dan wordt de gehele rij of kolom uit de kruistabel verwijderd. Een filter wordt toegepast op een of meer rijleden, of op een of meer kolomleden; echter niet gelijktijdig op rij- en kolomleden. Op een as met geneste dimensies moeten de geselecteerde leden zich in de binnenste dimensie bevinden. filters worden toegepast op de oorspronkelijke, niet-opgemaakte waarden van cellen. Dit kan kleine, maar vervelende gevolgen hebben bij het uitsluiten of opnemen van cellen. Een waarde die bijvoorbeeld wordt weergegeven als 100,00 wordt uitgesloten nadat een filter is toegepast voor het uitsluiten van getallen hoger dan 100, als de oorspronkelijke waarde 100,005 is. Zie De knop Filter en Het dialoogvenster Filtereditor voor meer informatie over filters. Een nieuw filter toepassen 1. Selecteer in de kruistabel de kop van het rij- of kolomlid waarop u een filter wilt toepassen. 2. Klik op Filter. U kunt ook met de rechtermuisknop op een geselecteerde kop van een lid klikken, Filter aanwijzen en op Instellen klikken. 3. Selecteer in het dialoogvenster Filtereditor het type filter dat u aan de geselecteerde rijen of kolommen wilt toevoegen. Zie Het dialoogvenster Filtereditor voor meer informatie over de typen filters die u kunt toepassen. 4. Kies een voorwaarde en typ de gewenste waarden voor het filter. Als u bijvoorbeeld het filter Groter dan gebruikt, voert u het kleinste getal in dat u wilt toestaan in de rij of kolom. 5. Klik op OK. De geselecteerde rijen of kolommen worden gefilterd en er verschijnt een filterpictogram naast de namen van de leden. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 111

112 Gegevens sorteren, filteren en classificeren 7 De gegevens in kruistabellen en diagrammen filteren Een bestaand filter wijzigen 1. Selecteer in de kruistabel de kop van het rij- of kolomlid waarvoor u een filter wilt wijzigen. 2. Klik op Filter. U kunt ook met de rechtermuisknop op de kop van het lid klikken, Filter aanwijzen en op Instellen klikken, of op het filterpictogram naast de naam van het gefilterde lid klikken. Het dialoogvenster Filtereditor wordt geopend, met daarin de voorwaarde en waarden voor het filter. 3. Breng de gewenste wijzigingen aan in het filter en klik op OK. Zie Het dialoogvenster Filtereditor voor meer informatie over de typen filters die u kunt toepassen. Opmerking: De knop Filter is pas beschikbaar wanneer u één rij of kolom in een kruistabel hebt geselecteerd. Als de kruistabel geneste dimensies bevat, kunt u alleen op de binnenste dimensie een filter toepassen. Verwante onderwerpen Een filter en een classificatie combineren Een sorteerbewerking en een filter combineren Een tweede filter toevoegen Wanneer u een tweede filter toevoegt aan een ander lid in dezelfde kruistabelas, wordt het tweede filter toegepast op de resultaten van het eerste filter. Beide filters worden toegepast en in de kruistabel worden alleen de rijen of kolommen weergegeven die voldoen aan beide filtervoorwaarden. 112 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

113 Gegevens sorteren, filteren en classificeren Gegevens in een kruistabel classificeren 7 Een filter verwijderen U kunt een filter handmatig verwijderen of dit automatisch laten doen door Voyager. Wanneer u dimensies op de rij- of kolomassen omwisselt, vervangt of nest, worden alle filters automatisch uit de query verwijderd. Dit gebeurt echter niet wanneer u de opdracht Assen wisselen uitvoert. Verwante onderwerpen Automatisch verwijderde sorteringen, filters en classificaties Een filter handmatig verwijderen 1. Klik in de kruistabel met de rechtermuisknop op de kop van het rij- of kolomlid waaruit u een filter wilt verwijderen. 2. Wijs Filter aan en klik op Wissen. U kunt ook met de rechtermuisknop op het filterpictogram naast de naam van het gefilterde lid klikken en vervolgens klikken op Filter wissen. Alleen het doelfilter wordt verwijderd. Als de kruistabel nog andere filters bevat, blijven deze intact. Gegevens in een kruistabel classificeren Een classificatie is een type filter waarmee celwaarden worden geselecteerd op basis van de bijdrage die deze waarden aan het geheel leveren. De geselecteerde cellen worden in oplopende of aflopende volgorde gesorteerd, afhankelijk van de classificatievoorwaarde. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 113

114 Gegevens sorteren, filteren en classificeren 7 Gegevens in een kruistabel classificeren Een gegevensanalist heeft bijvoorbeeld een kruistabel met alle merken van een bepaald product. Ze voert vervolgens een classificatie uit om alleen de verkoopcijfers van de 20 bestverkochte merken te zien, gesorteerd van hoogste naar laagste verkoopcijfer. Een classificatie kan op slechts één kolom of rij tegelijkertijd worden uitgevoerd. Op een as met geneste dimensies moet het geselecteerde lid zich in de binnenste dimensie bevinden. Zie De knop Classificatie en Het dialoogvenster Classificatie-editor voor meer informatie over classificaties. Een classificatie toevoegen 1. Selecteer in de kruistabel de kop van het rij- of kolomlid waarop u een classificatie wilt toepassen. 2. Klik op Classificatie. U kunt ook met de rechtermuisknop op de kop van het lid klikken, Classificatie aanwijzen en klikken op Instellen. 3. Selecteer in het dialoogvenster Classificatie-editor een classificatievoorwaarde en voer het aantal leden of het percentage van het totaal in. Zie Het dialoogvenster Classificatie-editor voor meer informatie over de typen classificaties die u kunt toepassen. 4. Klik op OK. 114 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

115 Gegevens sorteren, filteren en classificeren Gegevens in een kruistabel classificeren 7 De geselecteerde rij of kolom wordt geclassificeerd en er verschijnt een classificatiepictogram naast de naam van het lid. Een bestaande classificatie wijzigen 1. Selecteer in de kruistabel de kop van het rij- of kolomlid waarvoor u een classificatie wilt wijzigen. 2. Klik op Classificatie. U kunt ook met de rechtermuisknop op de kop van het lid klikken, Classificatie aanwijzen en klikken op Instellen, of klikken op het classificatiepictogram naast de naam van het geclassificeerde lid. Het dialoogvenster Classificatie-editor wordt geopend, met daarin de waarden die voor de bestaande classificatie zijn gedefinieerd. 3. Breng de gewenste wijzigingen aan in de Classificatie en klik op OK. Zie Het dialoogvenster Classificatie-editor voor meer informatie over de typen classificaties die u kunt toepassen. Opmerking: De classificatieknop is pas beschikbaar wanneer u één rij of kolom in een kruistabel hebt geselecteerd. De optie Wissen is pas beschikbaar na selectie van één rij of kolom in een kruistabel waarop een classificatie is toegepast. Verwante onderwerpen Een filter en een classificatie combineren Een sorteerbewerking en een classificatie combineren Een tweede classificatie toevoegen Wanneer u een tweede classificatie toevoegt aan een ander lid in dezelfde kruistabelas, wordt de tweede classificatie toegepast op de resultaten van de eerste classificatie. Beide classificaties worden toegepast en in de Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 115

116 Gegevens sorteren, filteren en classificeren 7 Sorteringen, filters en classificaties weergeven die op de query worden toegepast kruistabel worden alleen de rijen of kolommen weergegeven die voldoen aan beide classificatievoorwaarden. Als u bijvoorbeeld de classificatie 'Top 20' toepast op één lid en vervolgens de classificatie 'Top 10' toepast op een ander lid op dezelfde as, worden in de kruistabel de bovenste tien leden van die 20 leden weergegeven. Een classificatie verwijderen U kunt een classificatie handmatig verwijderen of dit automatisch laten doen door Voyager. Wanneer u dimensies op de rij- of kolomassen omwisselt, vervangt of nest, worden alle classificaties automatisch uit de query verwijderd. Dit gebeurt echter niet wanneer u de opdracht Assen wisselen uitvoert. Verwante onderwerpen Automatisch verwijderde sorteringen, filters en classificaties Een classificatie handmatig verwijderen 1. Klik in de kruistabel met de rechtermuisknop op de kop van het rij- of kolomlid waaruit u een classificatie wilt verwijderen. 2. Wijs Classificatie aan en klik op Wissen. U kunt ook met de rechtermuisknop klikken op het classificatiepictogram naast de naam van het geclassificeerde lid en vervolgens klikken op Classificatie wissen. Alleen de doelclassificatie wordt verwijderd. Als de kruistabel nog andere classificaties bevat, blijven deze intact. Sorteringen, filters en classificaties weergeven die op de query worden toegepast Naast de sorteer-, filter- en classificatiepictogrammen die worden weergegeven in de koppen van leden, wordt er een samenvatting 116 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

117 Gegevens sorteren, filteren en classificeren Verborgen sorteringen, filters en classificaties 7 weergegeven van alle sorteringen, filters en classificaties die zijn toegepast op de leden in de kruistabel in één lijst. Klik op de knop Lidinstellingen weergeven in het knoppengebied van de kruistabel om de lijst te openen. In het dialoogvenster Lidinstellingen kunt u de voorwaarden bekijken die op de gegevens worden toegepast en de voorwaarden verwijderen die u niet meer wilt toepassen. Zie Verborgen sorteringen, filters en classificaties voor meer informatie. Verborgen sorteringen, filters en classificaties Als u een sorterings-, filter- of classificatievoorwaarde toepast op een lid in een kruistabel en het lid vervolgens wordt verborgen, wordt de sortering, het filter of de classificatie nog steeds toegepast. Leden kunnen worden verborgen als u een analyse op lager niveau met focus uitvoert, als u leden handmatig verbergt of de selectie van leden opheft, of als u een tweede voorwaarde toepast waarmee het eerste lid wordt uitgesloten. Als er verborgen voorwaarden op de gegevens zijn toegepast, kunt u op de knop Lidinstellingen weergeven klikken om de lijst met voorwaarden weer te geven. Vervolgens kunt u de verborgen leden desgewenst terugzetten in de kruistabel met Leden kiezen. Zie Sorteringen, filters en classificaties weergeven die op de query worden toegepast voor meer informatie. Automatisch verwijderde sorteringen, filters en classificaties Wanneer een van de volgende acties wordt uitgevoerd, worden alle bestaande sorteringen, filters en classificaties die zijn toegepast op de as (de doelas) automatisch verwijderd: Dimensies wisselen, een dimensie verwijderen of toevoegen De volgorde van geneste dimensies wijzigen Een dimensie op de segmentas wisselen Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 117

118 Gegevens sorteren, filteren en classificeren 7 Een filter en een classificatie combineren Wanneer de posities van de rij- en kolomdimensies worden gewisseld met de knop Assen wisselen, worden sorteringen, filters of classificaties niet uit de query verwijderd. Een filter en een classificatie combineren Wanneer u zowel een filter als een classificatie op een rij of kolom toepast, worden beide bewerkingen op de gegevens toegepast. Verwijdert u het filter of de classificatie, dan wordt de overgebleven bewerking opnieuw toegepast op de gehele gegevensreeks in de query. Een sorteerbewerking en een filter combineren Wanneer u zowel een sorteerbewerking als een filter op een rij of kolom toepast, worden beide bewerkingen op de gegevens toegepast. De waarden worden gefilterd en in de volgorde geplaatst die door de sorteerbewerking wordt bepaald. Verwijdert u de sorteerbewerking of het filter, dan wordt de overgebleven bewerking opnieuw toegepast op de gehele gegevensreeks in de query. Een sorteerbewerking en een classificatie combineren Wanneer u zowel een sorteerbewerking als een classificatie op een rij of kolom toepast, worden beide bewerkingen op de gegevens toegepast. De waarden worden geclassificeerd en in de volgorde geplaatst die door de expliciete sorteerbewerking wordt bepaald. Verwijdert u de sorteerbewerking of de classificatie, dan wordt de overgebleven bewerking opnieuw toegepast op de gehele gegevensreeks in de query. Als u een sorteerbewerking en een classificatie op hetzelfde lid toepast, wordt de sortering van de classificatie altijd overschreven door de expliciet uitgevoerde sortering. 118 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

119 Gegevens sorteren, filteren en classificeren Null-waarden uitsluiten 7 Null-waarden uitsluiten Null-waarden zijn databasevermeldingen die geen gegevenswaarden bevatten. Als de databaserecord van een huis bijvoorbeeld een veld bevat voor het aantal kamers in de woning maar dit veld niet is ingevuld, heeft die cel de waarde null. U kunt de visuele weergave van kruistabellen en diagrammen verhelderen door een filter toe te passen om rijen en kolommen uit te sluiten waarin alleen null-waarden voorkomen. De onderdrukking van null-waarden geldt voor de gehele query en is dan ook van invloed op alle kruistabel- en diagramonderdelen die aan deze query zijn gekoppeld. U kunt gehele rijen, kolommen of zowel rijen als kolommen onderdrukken. Een filter toepassen om null-rijen en -kolommen uit een query te verwijderen Klik op de knop Null-onderdrukking in het kruistabelonderdeel. Rijen en kolommen met alleen null-waarden worden verwijderd uit de kruistabelweergave. Wanneer null-onderdrukking actief is, blijft de knop Null-onderdrukking ingedrukt om aan te geven dat de kruistabel onderdrukte gegevens bevat. Klik nogmaals op de knop Null-onderdrukking om de verwijderde rijen en kolommen terug te zetten. Een filter toepassen om alleen null-rijen of -kolommen uit een query te verwijderen 1. Selecteer een diagram- of kruistabelonderdeel dat aan de query wordt gekoppeld. 2. Klik op het tabblad Eigenschappen. 3. Selecteer Alleen kolom of Alleen rij in het veld Null-waarden onderdrukken. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 119

120 Gegevens sorteren, filteren en classificeren 7 Null-waarden uitsluiten 4. Klik op Toepassen. Gehele rijen of gehele kolommen met alleen null-waarden worden verwijderd uit de kruistabelweergave. Voor alle onderdelen die bij dezelfde query horen, is de knop Null-onderdrukking ingedrukt om aan te geven dat null-onderdrukking is ingeschakeld voor deze query. Onderdrukking van null-waarden uitschakelen 1. Selecteer een diagram- of kruistabelonderdeel dat aan de query wordt gekoppeld. 2. Klik op het tabblad Eigenschappen. 3. Selecteer Uit in het veld Null-waarden onderdrukken. 4. Klik op Toepassen. Alle onderdrukking van null-waarden wordt verwijderd uit de query. U kunt ook op de knop Null-onderdrukking in een kruistabelonderdeel klikken om de null-onderdrukking in te stellen op de modus 'rijen en kolommen'. Als u vervolgens nogmaals op de knop klikt, wordt de null-onderdrukking weer uitgeschakeld. Zie De kruistabelknop Null-onderdrukking, Weergaveopties voor kruistabellen en Weergaveopties voor diagrammen voor meer informatie over de onderdrukking van null-waarden. Opmerking: standaard worden null-waarden in de kruistabel weergegeven als lege cellen, maar u kunt de weergave van null-waarden wijzigen. Zie Het tabblad Eigenschappen voor meer informatie. 120 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

121 Markering van uitzonderingen in gegevens 8

122 Markering van uitzonderingen in gegevens 8 Markering van uitzonderingen - overzicht Markering van uitzonderingen - overzicht U kunt kleuren toepassen op de cellen in een kruistabel om belangrijke verschillen of onverwachte resultaten te markeren. U wilt bijvoorbeeld een waarde markeren die hoger of lager is dan een bepaalde waarde. U kunt markering van uitzonderingen toepassen op de gehele kruistabel of op afzonderlijke kolommen of rijen. De instellingen voor Markering van uitzonderingen worden opgeslagen met de werkruimte. Opmerking: Op een as met geneste dimensies kunt u rij- of kolommarkeringen toevoegen aan leden van de binnenste dimensie. Verwante onderwerpen Markering van uitzonderingen toepassen Markering van uitzonderingen verwijderen 122 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

123 Markering van uitzonderingen in gegevens Markering van uitzonderingen - overzicht 8 Markering van uitzonderingen met verkeerslicht Markering van uitzonderingen met verkeerslicht is handig voor een snelle visuele indicatie van welke waarden in uw gegevens goed (groen), slecht (rood) en gemiddeld (geel) zijn. Als uw bedrijfsgegevens bijvoorbeeld de verkoopcijfers over het hele land beschrijven, kunt u verkeerslichtmarkering gebruiken om de regio's te vinden die nader bekeken moeten worden. Wanneer u omlaag analyseert naar rode cellen in de kruistabel, ziet u misschien problemen die slechte verkoop in die regio's veroorzaken. Verwante onderwerpen Markering van uitzonderingen toepassen met verkeerslicht Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 123

124 Markering van uitzonderingen in gegevens 8 Markering van uitzonderingen - overzicht Markering van uitzonderingen met schakeringen van rood en groen Markering van uitzonderingen met schakeringen van rood en groen is handig voor een snelle visuele indicatie van hoe goed of slecht de waarden in uw gegevens zijn. Als uw bedrijfsgegevens bijvoorbeeld de verkoopcijfers over het hele land beschrijven, kunt u met schakeringen van groen alle regio's met acceptabele verkoopcijfers markeren en toch onderscheid maken tussen de regio's met de beste en die met gemiddelde prestaties. Markering met schakeringen van rood en groen is ook handig om een verdeelde markering te geven. Als u een ander type uitzonderingsmarkering toepast, bijvoorbeeld verkeerslichtmarkering, worden de drempelwaarden voor goede en slechte waarden scherp gedefinieerd. Het kan echter zjin dat u wilt weten of er waarden zijn die dicht bij die drempelwaarden liggen. Als u bijvoorbeeld de drempelwaarde voor slechte waarden op 100 instelt, wilt u waarschijnlijk weten of er waarden zijn die 101 of 102 zijn. Verwante onderwerpen Markering van uitzonderingen met schakeringen van rood of groen toepassen 124 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

125 Markering van uitzonderingen in gegevens Markering van uitzonderingen toepassen 8 Markering van uitzonderingen met warm en koud Markering van uitzonderingen met warm en koud is nuttig om te zien hoe dicht waarden bij een doelbereik liggen. Als uw bedrijfsgegevens bijvoorbeeld de voorraadniveaus aangeven in de winkels van uw hele organisatie, wilt u wellicht weten welke voorraadniveaus optimaal op peil zijn, welke te hoog zijn (wat geld kost) of te laag zijn (klanten kunnen niet worden bediend en gaan weg). Met de markering van uitzonderingen met warm en koud ziet u welke voorraden het dichtst bij of verst af liggen van de optimale niveaus. Verwante onderwerpen Markering van uitzonderingen toepassen met warm en koud Markering van uitzonderingen toepassen U kunt markering van uitzonderingen toepassen op afzonderlijke rijen en kolommen in de kruistabel of op de gehele kruistabel. Markering van rijen en kolommen Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 125

126 Markering van uitzonderingen in gegevens 8 Markering van uitzonderingen toepassen Met behulp van uitzonderingsmarkering in rijen en kolommen kunt u waarden in geselecteerde rijen of kolommen onderscheiden die zich binnen of buiten een opgegeven bereik bevinden. Als u bijvoorbeeld verkoopcijfers analyseert en wilt weten van welke regio's de verkoopcijfers lager zijn dan een bepaalde waarde, kunt u uitzonderingsmarkering toepassen om de matig scorende regio's uit te lichten. Globale markering Met behulp van globale uitzonderingsmarkering kunt u waarden in de gehele kruistabel onderscheiden die zich binnen of buiten een opgegeven bereik bevinden. Als u bijvoorbeeld verkoopcijfers van uw gehele bedrijf analyseert en wilt weten van welke vestigingen -ongeacht locatie of grootte- de verkoopcijfers hoger zijn dan een bepaalde waarde, kunt u globale uitzonderingsmarkering toepassen om de best presterende vestigingen uit te lichten. U kunt handmatig maximaal zeven bereiken definiëren in Voyager door eindpunten voor de bereiken op te geven. Wanneer u een waarde invoert in het dialoogvenster Markering van uitzonderingen, bepaalt deze waarde het beginpunt voor een nieuw bereik. Het nieuwe bereik bevat alle waarden die gelijk zijn aan of hoger zijn dan de ingevoerde waarde en die lager zijn dan het volgende beginpunt. U kunt ook een van de vooraf gedefinieerde typen markeringen van uitzonderingen gebruiken (verkeerslicht, schakeringen van rood, schakeringen van groen, schakeringen van rood en groen, warm en koud) om sommige bereiken automatisch voor u te definiëren. Markering van uitzonderingen toepassen op rijen en kolommen 1. Selecteer in de kruistabel de koppen van de rij- of kolomleden waarop u de markering wilt toepassen. 2. Klik op Markering van uitzonderingen. U kunt ook met de rechtermuisknop op een geselecteerde kop van een rij- of kolomlid klikken, Uitzonderingen markeren aanwijzen en op Instellen klikken. 126 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

127 Markering van uitzonderingen in gegevens Markering van uitzonderingen toepassen 8 Het dialoogvenster Markering van uitzonderingen wordt geopend, waarin één eindpunt is gedefinieerd: Minimum. Het standaardbereik wordt gedefinieerd van Minimum tot Maximum. 3. Voeg de juiste waardebereiken toe (maximaal zeven). Verwante onderwerpen Een bereik toevoegen Een bereik verwijderen Het begin- of eindpunt van een bereik wijzigen De markeringskleur van een bereik wijzigen Markering van uitzonderingen toepassen met verkeerslicht Markering van uitzonderingen met schakeringen van rood of groen toepassen Markering van uitzonderingen toepassen met warm en koud Markering van globale uitzondering toepassen Klik op de knop Alle cellen selecteren in het kruistabelonderdeel. Klik op Markering van uitzonderingen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 127

128 Markering van uitzonderingen in gegevens 8 Markering van uitzonderingen toepassen U kunt ook met de rechtermuisknop op een willekeurige cel in de kruistabel klikken, Markering van globale uitzondering aanwijzen en op Instellen klikken. Het dialoogvenster Markering van uitzonderingen wordt geopend, waarin één eindpunt is gedefinieerd: Minimum. Het standaardbereik wordt gedefinieerd van Minimum tot Maximum. 3. Voeg de juiste waardebereiken toe (maximaal zeven). Verwante onderwerpen Een bereik toevoegen Een bereik verwijderen Het begin- of eindpunt van een bereik wijzigen De markeringskleur van een bereik wijzigen Markering van uitzonderingen toepassen met verkeerslicht Markering van uitzonderingen met schakeringen van rood of groen toepassen Markering van uitzonderingen toepassen met warm en koud 128 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

129 Markering van uitzonderingen in gegevens Markering van uitzonderingen toepassen 8 Markering van uitzonderingen toepassen met verkeerslicht 1. Volg eerst de procedure voor de markering van uitzonderingen op rijen en kolommen of de markering van globale uitzonderingen. 2. Markering van uitzonderingen toepassen op rijen en kolommen Markering van globale uitzondering toepassen Nadat u twee waarden hebt ingevoerd, wordt de knop Verkeerslicht voor de markering van uitzonderingen ingeschakeld. Klik op de knop. De kleur van de middenwaarden wordt veranderd in oranje. Opmerking: Na toepassing van de markering van uitzonderingen met verkeerslicht, kunt u handmatig meer bereiken toevoegen (maximaal zeven). Verwante onderwerpen Een bereik toevoegen Een bereik verwijderen Het begin- of eindpunt van een bereik wijzigen De markeringskleur van een bereik wijzigen Markering van uitzonderingen met schakeringen van rood of groen toepassen 1. Volg eerst de procedure voor de markering van uitzonderingen op rijen en kolommen of de markering van globale uitzonderingen. 2. Markering van uitzonderingen toepassen op rijen en kolommen Markering van globale uitzondering toepassen Nadat u twee waarden hebt ingevoerd, worden de knoppen voor de markering van uitzonderingen met schakeringen van rood, schakeringen van groen en schakeringen van rood en groen ingeschakeld. Klik op een van deze knoppen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 129

130 Markering van uitzonderingen in gegevens 8 Markering van uitzonderingen toepassen Het bereik tussen de twee ingevoerde waarden wordt opgedeeld in zeven gelijke subbereiken en krijgen een kleurcode die overeenkomt met de knop waarop u hebt geklikt. Opmerking: Als het opdelen resulteert in een niet-geheel getal, wordt het resultaat afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal. Verwante onderwerpen Een bereik toevoegen Een bereik verwijderen Het begin- of eindpunt van een bereik wijzigen De markeringskleur van een bereik wijzigen Markering van uitzonderingen toepassen met warm en koud 1. Volg eerst de procedure voor de markering van uitzonderingen op rijen en kolommen of de markering van globale uitzonderingen. 2. Markering van uitzonderingen toepassen op rijen en kolommen Markering van globale uitzondering toepassen Nadat u vier waarden hebt ingevoerd, wordt de knop voor de markering van uitzonderingen met Warm en koud ingeschakeld. Klik op de knop. Twee van de ingevoerde waarden definiëren het bereik tussen de laagste en hoogste waarde, en de andere twee waarden definiëren het doelbereik. De resterende waarden boven en onder het doelbereik worden automatisch ingedeeld en krijgen een kleurcode: blauw duidt op koud (verder van het doelbereik af) en rood duidt op warm (dichter bij het doelbereik). Opmerking: De omvang van de hoge en lage waarden kan variëren, afhankelijk van hoe u het doelbereik definieert. Verwante onderwerpen Een bereik toevoegen 130 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

131 Markering van uitzonderingen in gegevens Markering van uitzonderingen toepassen 8 Een bereik verwijderen Het begin- of eindpunt van een bereik wijzigen De markeringskleur van een bereik wijzigen Een bereik toevoegen 1. Typ een waarde in het veld Voer een bereikpunt in boven aan het dialoogvenster en druk op Enter of klik op Toevoegen om deze waarde toe te voegen als een ander eindpunt. Het nieuwe eindpunt wordt aan de lijst toegevoegd. Kleuren voor de hoogste en laagste bereiken worden automatisch door Voyager geselecteerd; andere gedefinieerde bereiken worden niet gemarkeerd. U kunt markeringskleuren toevoegen aan de andere bereiken of de kleuren wijzigen waarmee de hoogste en laagste bereiken worden gemarkeerd. Bij het gebruik van markering met schakeringen rood of groen, of warm en koud, worden in Voyager de bereiken voor u gemaakt, maar kunt u de eindpunten handmatig aanpassen. 2. Als u meer bereiken wilt definiëren, voegt u meer eindpunten toe (maximaal zeven bereiken). Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 131

132 Markering van uitzonderingen in gegevens 8 Markering van uitzonderingen toepassen 3. Klik op OK wanneer u alle benodigde bereiken hebt gedefinieerd. Een bereik verwijderen Klik voor markering van globale uitzondering op Alle cellen selecteren in de kruistabel. Voor uitzonderingsmarkering in rijen en kolommen selecteert u de kop van het rij- of kolomlid waaruit u de markeringsbereiken wilt verwijderen. Klik op Markering van uitzonderingen. Voor globale markering kunt u ook met de rechtermuisknop op een willekeurige gegevenscel in de kruistabel klikken, Markering van globale uitzondering aanwijzen en op Instellen klikken. Als u rijen en kolommen wilt markeren, klikt u met de rechtermuisknop op de kop van een rij- of kolomlid, wijst u Uitzonderingen markeren aan en klikt u op Instellen. 3. Selecteer in het dialoogvenster Markering van uitzonderingen het bereik dat u wilt verwijderen door op een willekeurige plaats op de rij te klikken. 4. Klik op de knop Verwijderen om het geselecteerde bereik te verwijderen. Het begin- of eindpunt van een bereik wijzigen Klik voor markering van globale uitzondering op Alle cellen selecteren in de kruistabel. Voor uitzonderingsmarkering in rijen en kolommen selecteert u de kop van een rij- of kolomlid waarvan u de markering wilt wijzigen. Klik op Markering van uitzonderingen. Voor globale markering kunt u ook met de rechtermuisknop op een willekeurige gegevenscel in de kruistabel klikken, Markering van globale uitzondering aanwijzen en op Instellen klikken. Als u rijen en kolommen wilt markeren, klikt u met de rechtermuisknop op de kop van een rij- of kolomlid, wijst u Uitzonderingen markeren aan en klikt u op Instellen. 3. Selecteer in het dialoogvenster Markering van uitzonderingen het bereik dat u wilt wijzigen door op een willekeurige plaats de rij te klikken. 132 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

133 Markering van uitzonderingen in gegevens Markering van uitzonderingen toepassen 8 De bewerkingsmodus wordt geactiveerd voor de cel in de kolom Punt. U kunt de waarde nu wijzigen. 4. Voer een nieuwe waarde voor het punt in en druk op Enter of klik met de muis buiten de cel. Het nieuwe punt is ingesteld en de bereiken worden bijgewerkt. De bereiken worden ook opnieuw gesorteerd, zodat deze worden geordend van het laagste bereik naar het hoogste bereik op basis van de beginpunten. De markeringskleur van een bereik wijzigen Klik voor markering van globale uitzondering op Alle cellen selecteren in de kruistabel. Voor uitzonderingsmarkering in rijen en kolommen selecteert u de kop van een rij- of kolomlid waarvan u de markering wilt wijzigen. Klik op Markering van uitzonderingen. Voor globale markering kunt u ook met de rechtermuisknop op een willekeurige gegevenscel in de kruistabel klikken, Markering van globale uitzondering aanwijzen en op Instellen klikken. Als u rijen en kolommen wilt markeren, klikt u met de rechtermuisknop op de kop van een rij- of kolomlid, wijst u Uitzonderingen markeren aan en klikt u op Instellen. Klik in het dialoogvenster Markering van uitzonderingen op de knop Kleuren voor het bereik dat u wilt wijzigen. 4. Kies een kleur in het palet. 5. Wijzig desgewenst de kleuren van andere bereiken en klik op OK om de nieuwe kleuren toe te passen op de kruistabel. De markeringskleuren omkeren Wanneer u bereiken en kleuren voor uitzonderingsmarkeringen definieert, kunt u ervoor kiezen de kleuren om te keren die u hebt toegepast, of die Voyager automatisch heeft toegepast. Klik hiervoor op de knop Markeerkleuren omkeren in het dialoogvenster "Markering van uitzonderingen". Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 133

134 Markering van uitzonderingen in gegevens 8 Markering van uitzonderingen verwijderen Markering van uitzonderingen verwijderen U kunt markering van uitzonderingen op elk gewenst moment verwijderen om de oorspronkelijke gegevensweergave te herstellen. Markering van uitzonderingen verwijderen uit rijen of kolommen 1. Selecteer in de kruistabel de koppen van de rij- of kolomleden waaruit u de markering wilt verwijderen. 2. Klik met de rechtermuisknop op een geselecteerde kop van een lid, wijs Markering van uitzonderingen aan en klik op Wissen. Markering van globale uitzondering verwijderen 1. Klik op de knop Alle cellen selecteren in de kruistabel. 2. Klik met de rechtermuisknop op een willekeurige gegevenscel in de kruistabel, wijs Markering van uitzonderingen aan en selecteer Wissen. 134 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

135 Berekeningen definiëren 9

136 Berekeningen definiëren 9 Overzicht van berekeningen Overzicht van berekeningen Kruistabellen met onbewerkte multidimensionale gegevens zijn niet altijd eenvoudig te lezen of te begrijpen. Soms zijn er trends die worden verborgen door de gegevens of die alleen worden weergegeven wanneer er nieuwe informatie wordt afgeleid van de gegevens. Deze trends kunnen worden weergegeven door berekeningen toe te passen op de gegevens in de kruistabel. Berekeningen in Voyager bestaan uit visuele totalen en berekende leden; visuele totalen zijn aggregaties van de gegevens die in de kruistabel worden weergegeven en berekende leden zijn berekeningen die zich als leden gedragen. U kunt de berekende leden net zo bewerken als standaardgegevensleden. Een aantal berekeningen in Voyager is vooraf gedefinieerd. U hoeft geen parameters op te geven voordat u deze toepast op de gegevens. U kunt echter aangepaste berekeningen maken als de basisberekeningen niet aan uw vereisten voldoen. U kunt meerdere berekeningen maken voor verdere analyse of om verschillende aspecten van de gegevens te markeren. De volgende berekeningstypen zijn beschikbaar in Voyager: Visuele totalen Basisberekeningen Aangepaste berekeningen Visuele totalen Visuele totalen zijn dynamische aggregaties van uw gegevens (zoals sommen of gemiddelden), weergegeven in rijen of kolommen die aan de kruistabel worden toegevoegd. In visuele totalen worden de gegevens in de kruistabel geaggregeerd zonder rekening te houden met de relaties van de leden in de hiërarchie. Als u bijvoorbeeld een kruistabel hebt met de leden Drinken en Eten, en de onderliggende leden Brood en Vlees, krijgt u in het visuele totaal een aggregatie van de gegevens van alle vier leden, ondanks dat Brood en Vlees onderliggende elementen zijn van Eten. Visuele totalen worden onder of rechts in de kruistabel weergegeven. Deze worden echter niet gemaakt als leden, zoals andere berekeningen. (Visuele 136 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

137 Berekeningen definiëren Visuele totalen 9 totalen worden bijvoorbeeld niet weergegeven in de functie Leden kiezen.) Ze kunnen afzonderlijk worden toegevoegd en verwijderd of allemaal tegelijk worden in- of uitgeschakeld. Een berekening van visuele totalen is bijvoorbeeld de som van alle waarden in een rij of kolom, hoewel u ook andere samenvattingsberekeningen kunt toepassen: Naam Som Gemiddelde Aantal Min Max Mediaan Beschrijving Hiermee wordt een bereik van celwaarden opgeteld. Hiermee wordt een gemiddelde berekend van een bereik van celwaarden. Hiermee wordt het aantal cellen dat geen null-waarde bevat in een bereik opgeteld. Hiermee wordt de minimumwaarde in een bereik van celwaarden geretourneerd. Hiermee wordt de maximumwaarde in een bereik van celwaarden geretourneerd. Hiermee wordt de mediaanwaarde voor een bereik van celwaarden geretourneerd. De mediaan is de middelste waarde in een set. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 137

138 Berekeningen definiëren 9 Visuele totalen Naam Variantie Standaarddeviatie Aggregatie Beschrijving Hiermee wordt de variantie voor een bereik van celwaarden geretourneerd. Variantie is de gemiddelde kwadraatsdeviatie van elk getal van het gemiddelde. Hiermee wordt de standaarddeviatie geretourneerd voor een bereik van celwaarden via de vertekende populatieformule. Met standaarddeviatie wordt de vierkantswortel van de variantie bedoeld. Het aggregatietotaal is alleen beschikbaar voor gegevensbronnen van Microsoft Analysis Services. Met de aggregatiebewerking wordt de aggregatiebewerking die is opgegeven op de server toegepast op het bereik van celwaarden. Deze berekeningen zijn dynamisch. De resultaatset is altijd gebaseerd op de geselecteerde leden in de query. Als u bijvoorbeeld een rij voor de berekening van de som toevoegt, worden in de berekening de waarden van alle rijleden opgeteld. Als u vervolgens een rijlid verwijdert, wordt de berekening automatisch aangepast voor het verwijderde lid, zodat alleen de waarden van zichtbare rijleden worden opgeteld. Zie Aangepaste berekeningen voor meer informatie over de verschillende berekeningen van het visuele totaal. Opmerking: bij visuele totalen worden cellen die het resultaat zijn van andere berekeningen genegeerd. bij visuele totalen wordt geen rekening gehouden met boven- en onderliggende relaties wanneer celwaarden in een bereik worden berekend. Als u bijvoorbeeld boven- en onderliggende niveaus opgeeft op een as en het visuele totaal is een Som, dan worden de onderliggende leden twee keer geteld in het visuele totaal Som: een keer als afzonderlijk lid en een keer als bijdrage aan het totaal van het bovenliggende lid. 138 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

139 Berekeningen definiëren Visuele totalen 9 De standaardtotalen toevoegen Voor Microsoft-gegevensbronnen zijn de standaardtotalen het aggregatietype dat op de server is gedefinieerd. Voor andere gegevensbronnen zijn de standaardtotalen sommen. Klik op de werkbalk op de knop Visuele totalen. U kunt ook op de knop Alles selecteren in de kruistabel klikken, met de rechtermuisknop op een willekeurige gegevenscel in de kruistabel klikken en vervolgens Visuele totalen weergeven selecteren. De standaardtotalen worden aan de kruistabel toegevoegd, en de nieuwe rij en kolom zijn aan de hand van een pictogram herkenbaar als visuele totalen. Ook is de knop Visuele totalen ingedrukt, waarmee wordt aangegeven dat er totalen op de kruistabel worden toegepast. Veelgebruikte visuele totalen toevoegen (Aggregatie, Som, Gemiddelde en Aantal) 1. Klik op de werkbalk op de pijl naast de knop Visuele totalen. 2. Wijs Rijen of Kolommen aan en selecteer een totaaltype. Opmerking: Voor Microsoft-gegevensbronnen is het standaardtotaaltype Aggregatie. Voor andere gegevensbronnen is het standaardtotaaltype Som. als u meerdere visuele totalen aan een as wilt toevoegen, kunt u deze steppen herhalen of selecteert u Meer in plaats van Rijen of Kolommen. De toegevoegde rijen en kolommen zijn aan de hand van een pictogram herkenbaar als visuele totalen. Ook is de knop Visuele totalen ingedrukt, waarmee wordt aangegeven dat er totalen op de kruistabel worden toegepast. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 139

140 Berekeningen definiëren 9 Visuele totalen Andere visuele totalen toevoegen 1. Klik op de werkbalk op de pijl naast de knop Visuele totalen. 2. Klik op Meer en selecteer de totalen die u wilt weergeven in de kruistabel. U kunt ook een subtotaal berekenen van elke dimensie als u geneste dimensies gebruikt. Zie Visuele totalen op assen met geneste dimensies voor meer informatie. 3. Klik op OK om de totalen in te schakelen. De toegevoegde rijen en kolommen zijn aan de hand van een pictogram herkenbaar als visuele totalen. Ook is de knop Visuele totalen ingedrukt, waarmee wordt aangegeven dat er totalen op de kruistabel worden toegepast. Een ander type visueel totaal gebruiken Nadat u een visueel totaal aan een kruistabel hebt toegevoegd, kunt u er makkelijk een ander type van maken. Het type visueel totaal wijzigen 1. Klik met de rechtermuisknop op een visueel totaal in de kruistabel. 2. Als u het visuele totaal wilt wijzigen in een van de veelgebruikte typen (Aggregatie, Som, Gemiddelde of Aantal), selecteert u het gewenste type in de lijst. Wilt u een van de andere beschikbare totalen gebruiken, dan selecteert u Meer. U kunt ook op het pictogram Visueel totaal klikken om het dialoogvenster Visuele totalen te openen. Visuele totalen verwijderen U kunt alle totalen gelijktijdig verwijderen of alleen bepaalde totalen. 140 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

141 Berekeningen definiëren Visuele totalen 9 Alle visuele totalen tegelijk uitschakelen Klik op de knop Visuele totalen om de totalen uit te schakelen. U kunt ook op de knop Alles selecteren in de kruistabel klikken, met de rechtermuisknop op een willekeurige gegevenscel in de kruistabel klikken en het vinkje bij Visuele totalen weergeven verwijderen. Opmerking: met behulp van de knop Visuele totalen en het menu-item Visuele totalen weergeven kunt u alle visuele totalen in- en uitschakelen. Als u ervoor hebt gekozen verschillende totalen weer te geven, worden deze allemaal tegelijk in- en uitgeschakeld met de knop Visuele totalen of het menu-item Visuele totalen weergeven. Afzonderlijke visuele totalen verwijderen Klik op de pijl naast de knop Visuele totalen, vervolgens op Meer en verwijder de totalen die u niet meer in de kruistabel wilt. U kunt ook met de rechtermuisknop op een visueel totaal klikken en Totaal verwijderen selecteren. Visuele totalen die worden toegepast op gefilterde gegevens Als een berekening van visuele totalen wordt toegepast op gefilterde gegevens, worden er drie rijen of kolommen met visuele totalen toegevoegd: "Weergegeven": hiermee berekent u totalen op basis van de waarden die zijn toegestaan via het filter. "Uitgesloten": hiermee berekent u totalen op basis van de waarden die zijn uitgesloten via het filter. "Alles": hiermee berekent u totalen op basis van de volledige, niet-gefilterde set leden. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 141

142 Berekeningen definiëren 9 Basisberekeningen Visuele totalen op assen met geneste dimensies Als u visuele totalen toepast op een kruistabel met geneste dimensies, kunt u ook subtotalen van de binnenste dimensies weergeven. Wanneer subtotalen worden weergegeven, wordt het visuele totaal weergegeven als het laatste lid op het bovenste niveau van de binnenste dimensie. Visuele totalen die worden toegepast op diagrammen Wanneer visuele totalen worden ingeschakeld voor een kruistabel, worden de totalen ook weergegeven in diagramonderdelen die zijn gekoppeld aan dezelfde query, mits de eigenschap Visuele totalen weergeven voor deze diagrammen is ingesteld op Ja. Standaard worden visuele totalen niet in diagrammen weergegeven. Basisberekeningen Basisberekeningen zijn eenvoudige rekenkundige berekeningen op basis van twee leden, bijvoorbeeld de som van twee kolomleden. U kunt geen 142 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

143 Berekeningen definiëren Basisberekeningen 9 extra parameters opgeven voor basisberekeningen. Zie Aangepaste berekeningen als u ingewikkeldere berekeningen wilt maken. De basisberekeningen zijn beschikbaar in de vervolgkeuzelijst op de knop Berekening. Berekening Optellen Aftrekken Beschrijving Hiermee worden de waarden in de geselecteerde rijen of kolommen opgeteld. Hiermee worden de waarden in de geselecteerde rijen of kolommen afgetrokken. De celwaarden van de tweede geselecteerde rij of kolom worden afgetrokken van de waarden in de eerste geselecteerde rij of kolom. Ver menigvuldigen Hiermee worden de waarden in de geselecteerde rijen of kolommen vermenigvuldigd. Delen Hiermee worden de waarden in de geselecteerde rijen of kolommen gedeeld. De celwaarden van de eerste geselecteerde rij of kolom worden gedeeld door de waarden in de tweede geselecteerde rij of kolom. Percentage Hiermee worden de waarden in de geselecteerde rijen of kolommen gedeeld en worden de resulterende waarden uitgedrukt als percentages. De celwaarden van de eerste geselecteerde rij of kolom worden gedeeld door de waarden in de tweede geselecteerde rij of kolom en vermenigvuldigd met 100. Verwante onderwerpen Aangepaste berekeningen Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 143

144 Berekeningen definiëren 9 Basisberekeningen Een basisberekening toevoegen Wanneer u een eenvoudige berekening aan de kruistabel toevoegt, wordt deze rechts van het meest rechtse geselecteerde lid geplaatst (berekeningen op basis van kolommen) of onder het onderste geselecteerde lid (berekeningen op basis van rijen). Een basisberekening toevoegen aan de kruistabel 1. Selecteer twee leden in de kruistabel. 2. Voor aftrekken, delen en berekeningen van percentages wordt de berekening gedefinieerd in de volgorde waarin u de leden selecteert. Als u bijvoorbeeld eerst op het lid Eten klikt en vervolgens op het lid Drinken klikt, resulteert dit in de berekening Eten - Drinken. Klik op de werkbalk van de toepassing op de pijl naast de knop Berekening en selecteer het basisberekeningstype dat u wilt maken. De berekening wordt als berekend lid toegevoegd aan de kruistabel. Een berekening bewerken 1. Klik met de rechtermuisknop op de kop van het berekeningslid. 2. Wijs Berekening aan en klik op Bewerken. U kunt ook klikken op het pictogram in de kop van het berekeningslid. 3. Wijzig het berekeningstype of de definitie in het dialoogvenster Berekeningseditor en klik vervolgens op OK. 144 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

145 Berekeningen definiëren Aangepaste berekeningen 9 De berekening in de kruistabel wordt bijgewerkt met de aangebrachte wijzigingen. Een berekening verwijderen 1. Klik met de rechtermuisknop op de kop van het berekeningslid. 2. Wijs Berekening aan en klik op Verwijderen. U kunt ook met de rechtermuisknop op het pictogram in de kop van het berekeningslid klikken en Berekening verwijderen selecteren. Aangepaste berekeningen U kunt aangepaste berekeningen maken als de visuele totalen en basisberekeningen niet voldoen aan de gewenste gedetailleerde analyse van informatie uit de gegevenskubus. Met aangepaste berekeningen kunt u de parameters van de berekeningen definiëren: De argumenten van rekenkundige berekeningen kunnen bestaan uit een combinatie van twee leden of vaste numerieke waarden. De argumenten van andere berekeningen kunnen bestaan uit een set handmatig geselecteerde leden of een bereik van leden. Opmerking: voor elk berekend lid kan slechts één bewerking worden uitgevoerd. Als u complexe berekeningen met meerdere bewerkingen wilt maken, maakt u berekeningen die worden uitgevoerd op andere berekende leden. De volgende aangepaste berekeningen zijn beschikbaar in het dialoogvenster Berekeningseditor. Rekenkundige berekeningen Berekening Optelling Aftrekking Beschrijving Hiermee worden twee leden of waarden opgeteld. Hiermee worden twee leden of waarden afgetrokken. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 145

146 Berekeningen definiëren 9 Aangepaste berekeningen Berekening Ver menigvuldig ing Deling Afronden Vierkantswor tel Beschrijving Hiermee worden twee leden of waarden vermenigvuldigd. Hiermee worden twee leden of waarden gedeeld. Hiermee worden de waarden van het doellid afgerond op een opgegeven aantal decimalen. Hiermee wordt de vierkantswortel van de waarden van het doellid berekend. Samenvattingsberekeningen Berekening Gemiddelde Maximum Minimum Median Beschrijving Hiermee wordt het gemiddelde van de waarden van de opgegeven leden berekend. Hiermee wordt de maximumwaarde voor de opgegeven leden berekend. Hiermee wordt de minimumwaarde voor de opgegeven leden berekend. Hiermee wordt de mediaanwaarde voor de opgegeven leden berekend. Variantie en standaarddeviatie Berekening Variance Standaarddevi atie Beschrijving Hiermee wordt de variantie voor de waarden van de opgegeven leden berekend. Hiermee wordt de standaarddeviatie voor de waarden van de opgegeven leden berekend. 146 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

147 Berekeningen definiëren Aangepaste berekeningen 9 Berekening Samenvoeg ing Beschrijving Deze optie is alleen beschikbaar voor gegevensbronnen van Microsoft Analysis Services. Hiermee worden de waarden voor de opgegeven leden geaggregeerd op basis van het aggregatieschema dat is gedefinieerd voor de waarde in de kubus. Percentageberekeningen Berekening Percentage Verschil in procenten Procentuele bijdrage Beschrijving Hiermee worden de waarden van één lid beschreven als percentage van een ander lid. Hiermee wordt het verschil tussen de waarden van twee leden berekend als percentage van een van de leden. Hiermee wordt de procentuele bijdrage van leden berekend naar het totaal van het bovenliggende niveau of het niveau boven het bovenliggende niveau. Op tijd gebaseerde berekeningen Berekening Dynamische tijdreeksen Vorige periode Parallelle periode Beschrijving Alleen beschikbaar bij Essbase-gegevensbronnen en uitsluitend in de tijddimensie. Zie Dynamische tijdreeksen voor meer informatie over het gebruik van deze berekeningen. Deze optie is alleen beschikbaar voor waardendimensies. Hiermee worden de waarden van een eerdere periode geretourneerd. Deze optie is alleen beschikbaar voor waardendimensies. Hiermee worden de waarden van een parallelle rapportperiode geretourneerd. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 147

148 Berekeningen definiëren 9 Aangepaste berekeningen Berekening Zwevend gemiddelde Periode tot datum Beschrijving Deze optie is alleen beschikbaar voor waardendimensies. Hiermee wordt het zwevende gemiddelde berekend van de waarden in de waarde gedurende opeenvolgende perioden. Deze optie is alleen beschikbaar voor waardendimensies. Hiermee worden waarden van een bepaalde periode samengevoegd. Classificatieberekening Berekening Rank Beschrijving Hiermee worden leden geclassificeerd binnen de dimensie, het niveau, de set of de elementen op hetzelfde niveau. Verwante onderwerpen Een berekening bewerken Een berekening verwijderen Basisberekeningen Een aangepaste berekening toevoegen Wanneer u een aangepaste berekening aan de kruistabel toevoegt, wordt deze toegevoegd als een nieuw lid rechts van of onder het laatste lid dat u hebt geselecteerd voordat u op de knop Berekening klikt. Een aangepaste berekening toevoegen aan de kruistabel 1. Selecteer de kop van een lid in de kruistabel. De aangepaste berekening wordt toegevoegd rechts van of onder dit lid. 2. Klik op de werkbalk van de toepassing op Berekening. 148 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

149 Berekeningen definiëren Aangepaste berekeningen 9 U kunt ook met de rechtermuisknop op de kop van het lid klikken, Berekening aanwijzen en op Toevoegen klikken. 3. Selecteer in het dialoogvenster Berekeningseditor het type bewerking dat u wilt gebruiken voor de berekening. Zie de volgende secties voor informatie over de verschillende beschikbare berekeningstypen: Rekenkundige bewerkingen Op tijd gebaseerde bewerkingen Classificatieberekening 4. Wijzig desgewenst het standaardbijschrift. 5. Voer extra informatie in die vereist is voor het definiëren van de aangepaste berekening. 6. Klik op OK. De berekening wordt als berekend lid toegevoegd aan de kruistabel. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 149

150 Berekeningen definiëren 9 Aangepaste berekeningen Rekenkundige bewerkingen Voor de analyse is een ruime selectie aan rekenkundige bewerkingen beschikbaar die kunnen worden uitgevoerd op de gegevens. U kunt eenvoudige rekenkundige bewerkingen (zoals optellen of aftrekken) selecteren of ingewikkeldere bewerkingen (zoals standaarddeviatiefuncties of gemiddelden) uitvoeren op de gegevens. Rekenkundige bewerkingen worden onderverdeeld in categorieën. Rekenkundig bewerkingen Rekenkundige bewerkingen bestaan uit de vier meestgebruikte of 'eenvoudige' berekeningen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Rekenkundige bewerkingen bevatten ook extra berekeningen: afronden en vierkantswortel. Voor eenvoudige bewerkingen kunt u berekeningen definiëren waarmee u de bewerking kunt uitvoeren op twee leden of op één lid en een constante waarde. U kunt bijvoorbeeld een berekening maken waarbij de waarden van twee leden worden opgeteld of u kunt de waarde van één lid optellen bij een constante waarde. Eenvoudige rekenkundige bewerkingen Bij bewerkingen voor optellen, aftrekken, delen of vermenigvuldigen moet u twee argumenten selecteren. Elk argument kan een lid of een vaste waarde zijn. 150 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

151 Berekeningen definiëren Aangepaste berekeningen 9 Afrondingsbewerking Voor de afrondingsbewerking worden waarden weergegeven die minder decimalen bevatten dan de werkelijke waarden. De werkelijke waarden in een lid kunnen bijvoorbeeld zijn: 142, , ,2727 U kunt een afrondingsberekening toevoegen die is ingesteld op 1 decimaal, zodat de volgende waarden worden gegenereerd: 142,3 589,8 27,3 Als het meest linkse cijfer dat wordt verwijderd 5 of hoger is, wordt het laatste behouden cijfer naar boven afgerond. Als het meest linkse cijfer dat wordt verwijderd lager is dan 5, wordt het laatste behouden cijfer naar beneden afgerond. Vierkantswortel Met de vierkantswortelbewerking wordt het getal berekend dat met zichzelf kan worden vermenigvuldigd, zodat dit gelijk is aan de geselecteerde waarde. Samenvattingsbewerkingen Met samenvattingsbewerkingen kunt u nieuwe informatie afleiden van de vergelijking van twee of meer leden in de kruistabel. Als u samenvattingsbewerkingen wilt berekenen, moet u dus eerst twee of meer leden selecteren voordat u aangeeft welke bewerking moet worden uitgevoerd. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 151

152 Berekeningen definiëren 9 Aangepaste berekeningen Gemiddelde Het gemiddelde wordt berekend door alle waarden in het geselecteerde lid op te tellen en dit te delen door het totale aantal waarden in het lid. Deze bewerking wordt ook wel het gemiddelde van alle waarden genoemd. Maximum De waarden van de geselecteerde leden worden vergeleken, waarna de hoogste waarde wordt geselecteerd. Minimum De waarden van de geselecteerde leden worden vergeleken, waarna de laagste waarde wordt geselecteerd. Median De mediaan is de middelste waarde in een set. Het aantal waarden boven de mediaan is gelijk aan het aantal waarden onder de mediaan. Variantie en standaarddeviatie Wanneer u met kansberekening en statistiek werkt, zijn variantie en standaarddeviatie twee gerelateerde berekeningen die vaak op gegevens worden toegepast. Met beide berekeningen wordt gemeten hoe ver de waarden in een gegevensset zich van het gemiddelde bevinden. Bekijk de volgende voorbeeldgegevens van een geselecteerd lid: {10, 10, 10, 10, 10} In deze getallenreeks is het gemiddelde 10 en zijn de variantie en standaarddeviatie 0. De reden hiervoor is dat de waarden allemaal gelijk zijn (namelijk 10). Bekijk nu een andere waardenreeks van een geselecteerd lid: {0, 5, 10, 15, 20} In deze getallenreeks is het gemiddelde ook 10, maar is de variantie 50 en de standaarddeviatie ongeveer 7, Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

153 Berekeningen definiëren Aangepaste berekeningen 9 Variance Met de variantie wordt gemeten hoe veel een getallenreeks afwijkt van het gemiddelde. Wanneer de waarden in een set allemaal dicht bij het gemiddelde liggen, is de variantie klein. Wanneer de waarden in een set aanzienlijk hoger en lager zijn dan het gemiddelde, is de variantie groot. De variantie wordt berekend met de vertekende populatieformule (dat wil zeggen: gedeeld door N). Standaarddeviatie Met standaarddeviatie wordt de vierkantswortel van de variantie bedoeld. Samenvoeging Met de samenvoeging worden de waarden van de geselecteerde leden geaggregeerd via het aggregatieschema dat is gedefinieerd op de gegevensserver. Samenvoeging is alleen beschikbaar voor gegevens die worden opgegeven via verbindingen van Microsoft SQL Server Analysis Services. Percentagebewerkingen Voyager bevat drie typen percentageberekeningen: Percentage Verschil in procenten Procentuele bijdrage Percentagewaarden worden automatisch opgemaakt als percentages in de kruistabel. Percentage Met deze bewerking worden de waarden van Lid 1 berekend als percentage van Lid 2. Percentage = (Lid 1 / Lid 2) * 100 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 153

154 Berekeningen definiëren 9 Aangepaste berekeningen Verschil in procenten Met deze bewerking wordt het verschil tussen de waarden van Lid 1 en Lid 2 berekend als percentage van Lid 2. Verschil in procenten = ((Lid 1 - Lid 2) / Lid 2) * 100 Procentuele bijdrage Met deze bewerking worden de waarden van leden berekend als percentages van een specifiek totaal. Het aantal inwoners van een stad en de omliggende regio's bestaat bijvoorbeeld uit: Totale stad Oosten Zuiden Noorden De procentuele bijdrage van het noorden is 50%. U kunt opgeven op welk totaal de percentageberekening moet worden gebaseerd: Dimensietotaal: de procentuele bijdrage wordt berekend op basis van het algehele dimensietotaal. Totaal bovenliggende dimensie: de procentuele bijdrage wordt berekend op basis van het directe totaal van de bovenliggende dimensie. Op tijd gebaseerde bewerkingen Gegevens moeten vaak worden weergegeven op basis van tijd. Voor analyse wordt vaak een gegevensdimensie gebruikt op basis van tijd, omdat bedrijfsprestaties worden gemeten op basis van activiteiten, en activiteiten vaak zijn gerelateerd aan tijd. Tijd is gerelateerd aan andere veelgebruikte dimensies in een gegevenskubus, omdat bijna alles wordt gemeten op basis van diverse momenten, bijvoorbeeld activa of andere saldi in een balans of inkomsten gedurende een bepaalde periode in een jaaroverzicht. 154 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

155 Berekeningen definiëren Aangepaste berekeningen 9 U kunt berekeningen op basis van tijd alleen definiëren voor een waardendimensie. Daarnaast kunt u alleen berekeningen op basis van tijd maken als er een tijdimensie is geselecteerd in de kruistabel. Opmerking: zie Dynamische tijdreeksen voor informatie over berekeningen voor dynamische tijdreeksen in Essbase. Vorige periode De berekening Vorige periode is een analyse van de wijzigingen in een waarde gedurende een vorige periode. Een veelvoorkomende berekening van de vorige periode is een verkoopvergelijking tussen het recentste kwartaal, zoals K3, en het vorige kwartaal, K2. De maateenheid voor tijd wordt bepaald door de dimensies die zijn gedefinieerd in de gegevens. Als de tijdsdimensie bijvoorbeeld wordt uitgedrukt in maanden, wordt voor de vorige periode de tijdseenheid maanden gebruikt. U moet informatie opgeven in het dialoogvenster Berekeningseditor om een berekening van de vorige periode in te kunnen stellen: De dimensie waarvoor de vorige periode moet worden berekend. De tijdsdimensie die moet worden gebruikt voor de berekening als er meerdere tijdsdimensies zijn opgenomen in de gegevenskubus. Het aantal perioden dat moet worden teruggegaan vanaf de huidige periode. De standaardwaarde is 1. Parallelle periode De berekening van Parallelle periode is een analyse en een vergelijking van een geselecteerde periode met dezelfde periode in het verleden. Een veelvoorkomende berekening van de parallelle periode is een verkoopvergelijking tussen het recentste kwartaal van dit jaar met hetzelfde kwartaal van het vorige jaar: vergelijk de verkoop in K2 van dit jaar met de verkoop in K2 van het vorige jaar. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 155

156 Berekeningen definiëren 9 Aangepaste berekeningen De maateenheid voor tijd wordt bepaald door de dimensies die zijn gedefinieerd in de gegevens. Als de tijdsdimensie bijvoorbeeld wordt uitgedrukt in maanden, wordt voor de parallelle periode de tijdseenheid maanden gebruikt. Met het tijdsinterval wordt de tijdsduur tussen de twee perioden aangegeven. Op basis van de gangbare tijdsintervallen jaar, kwartaal en maand, wordt bijvoorbeeld met een jaar een vergelijking gemaakt tussen kwartalen of maanden in het huidige jaar en het afgelopen jaar. U moet informatie opgeven in het dialoogvenster Berekeningseditor om een berekening van de parallelle periode in te kunnen stellen: De dimensie waarvoor de parallelle periode moet worden berekend. De tijdsdimensie die moet worden gebruikt voor de berekening als er meerdere tijdsdimensies zijn opgenomen in de gegevenskubus. Het tijdsinterval dat moet worden gebruikt voor de parallelle periode. Het aantal perioden dat moet worden teruggegaan vanaf de huidige periode. De standaardwaarde is 1. Zwevend gemiddelde Zwevende gemiddelden worden vaak gebruikt, omdat hiermee een duidelijker beeld kan worden verkregen van fluctuerende gegevens in een bepaalde periode. Gegevensanalyse via een zwevende gemiddelde is handig wanneer waarden in de loop van het jaar aanzienlijk worden gewijzigd. Met periodiciteit (het aantal periodes) wordt aangegeven hoe het zwevende gemiddelde wordt bepaald: Als de periodiciteit een oneven getal is, wordt het gemiddelde voor elk dimensielid berekend met het desbetreffende lid in het 'midden' van het zwevende gemiddelde. Als de periodiciteit bijvoorbeeld 3 is, worden de waarde vóór het lid, het lid zelf en de waarde na het lid gebruikt om het zwevende gemiddelde te berekenen. Als de periodiciteit een even getal is, worden er twee gemiddelden berekend. Vervolgens wordt het gemiddelde van deze twee gemiddelden verder berekend om het zwevende gemiddelde te bepalen. U moet informatie opgeven in het dialoogvenster Berekeningseditor om een berekening van het zwevende gemiddelde in te kunnen stellen: De dimensie waarvoor het zwevende gemiddelde moet worden berekend. 156 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

157 Berekeningen definiëren Aangepaste berekeningen 9 Het aantal periodes waarvoor het zwevende gemiddelde moet worden berekend. Periode tot datum Met Periode tot datum wordt de som of aggregatie van waarden over een bereik van tijdsintervallen gemeten. Een veelgebruikte berekening van Periode tot datum is de accumulatie van waarden vanaf het begin van het jaar tot de huidige maand. U kunt verder een berekening uitvoeren om de periode tot datum te vergelijken met de periode tot datum voor een eerder jaar. In het veld Periode in het dialoogvenster Berekeningseditor wordt de periode voor de berekening gedefinieerd. Als u bijvoorbeeld Jaar kiest voor de periode, wordt met de berekening Periode tot datum de som geretourneerd van alle maanden vanaf januari van het huidige jaar. U moet informatie opgeven in het dialoogvenster Berekeningseditor om een berekening van de periode tot datum in te kunnen stellen: De waarde waarvan u de waarden wilt aggregeren, bijvoorbeeld winkelverkoop. De aggregatiefunctie voor de berekening: Som (standaard), Gemiddelde, Maximum, of Minimum. De tijdsdimensie die moet worden gebruikt voor de berekening als er meerdere tijdsdimensies zijn opgenomen in de gegevenskubus. De periode waarop de berekening moet worden gebaseerd. Classificatieberekening Met de classificatiebewerking kunt u een classificatie toewijzen aan de leden van een dimensie op basis van de bijbehorende waarden. U wilt bijvoorbeeld de classificatie van de geselecteerde waarden met elkaar vergelijken of de classificatie vergelijken met alle waarden die hetzelfde bovenliggende element hebben als de geselecteerde gegevens. De volgende classificatietypen zijn beschikbaar: Alle leden in de dimensie: hiermee geeft u classificaties weer voor alle leden in de dimensie. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 157

158 Berekeningen definiëren 9 Aangepaste berekeningen Leden op hetzelfde niveau : hiermee geeft u classificaties weer voor alle andere leden op hetzelfde niveau in de gegevenshiërarchie. Leden met dezelfde bovenliggende dimensie: hiermee geeft u classificaties weer voor alle andere leden waarmee het lid een bovenliggende dimensie (element op hetzelfde niveau) deelt. Leden die in de kruistabel worden weergegeven: hiermee geeft u classificaties weer voor alle leden die op dezelfde as worden weergegeven. Als u een classificatieberekening wilt toevoegen, selecteert u eerst het lid dat u wilt classificeren en klikt u vervolgens op de knop Berekening. 158 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

159 Gegevens bekijken in verschillende weergaven 10

160 Gegevens bekijken in verschillende weergaven 10 Dimensies verwisselen Dimensies verwisselen U kunt dimensies verwisselen om de gegevens in de kruistabel of het diagram anders weer te geven. U kunt een rij- of kolomdimensie omwisselen met een van de segmentdimensies of met een andere rij- of kolomdimensie. Alle rijen verwisselen met alle kolommen Klik op de knop Assen wisselen in de kruistabelcomponent of op de werkbalk. Twee dimensies omwisselen 1. Sleep een dimensie naar de dimensie waarmee u deze wilt omwisselen. U kunt rij-, kolom- en segmentdimensies omwisselen. 2. Wanneer het middelste neerzetgebied is gemarkeerd, zoals wordt weergegeven, laat u de muisknop los om de twee dimensies om te wisselen. 160 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

161 Gegevens bekijken in verschillende weergaven Dimensies verwijderen 10 Dimensies met sorteerbewerkingen, filters en classificaties omwisselen Wanneer u dimensies omwisselt of een nieuwe dimensie toevoegt aan een rij- of kolomas, worden alle bestaande sorteerbewerkingen, filters en classificaties automatisch uit de query verwijderd. Wisselt u de posities van de rij- en kolomdimensies echter om met de knop Assen wisselen, dan blijven de sorteerbewerkingen, filters en classificaties behouden. Zie Gegevens in kolommen of rijen sorteren De gegevens in kruistabellen en diagrammen filteren en Gegevens in een kruistabel classificeren voor meer informatie over het sorteren, filteren en classificeren van gegevens. Dimensies verwijderen U kunt dimensies verwijderen uit de assen van de kruistabel of het diagram om de analyse te vereenvoudigen. Een dimensie verwijderen uit een diagram- of kruistabelonderdeel Sleep de dimensie uit het dimensiepaneel naar een locatie buiten het diagram- of kruistabelonderdeel. U kunt ook met de rechtermuisknop op de dimensie klikken en Verwijderen selecteren. Dimensies nesten Het weergeven van twee of meer dimensies in een bepaalde rij of kolom in de kruistabel wordt ook wel nesten genoemd. Wanneer u dimensies nest, wordt de dimensie het dichtst bij de cellen de binnenste dimensie genoemd en de andere de buitenste dimensies. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 161

162 Gegevens bekijken in verschillende weergaven 10 Dimensies nesten Dimensies nesten 1. Sleep een dimensie naar de dimensie waarmee u deze wilt nesten. U kunt rij-, kolom- en segmentdimensies nesten. 2. Wanneer een van de neerzetgebieden aan de zijkant is gemarkeerd, laat u de muisknop los om de twee dimensies te nesten. Opmerking: wanneer de dimensies zijn genest, kunt u alleen de binnenste dimensies sorteren, filteren en classificeren. 162 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

163 Gegevens bekijken in verschillende weergaven Het gegevenssegment wijzigen 10 De volgorde van geneste dimensies wijzigen U kunt de volgorde van de dimensies in een rij of kolom wijzigen door de dimensies om te wisselen. Zie Dimensies verwisselen. Het gegevenssegment wijzigen Segmentdimensies hebben een actief segmentlid dat bepalend is voor de huidige weergave. U kunt dit segmentlid wijzigen via de functie Leden kiezen in de bijbehorende dimensie. De functie Leden kiezen voor de segmentdimensie is vergelijkbaar met de functie Leden kiezen voor rij- en kolomdimensies. Het enige verschil is dat u maar één segmentlid tegelijk kunt kiezen. In bepaalde gegevensbronnen, zoals Microsoft Analysis Services, kunt u echter wel meerdere segmentleden selecteren. Een lid selecteren in een segment 1. Klik op de knop Leden kiezen naast de naam van de segmentdimensie om Leden kiezen te openen. 2. Selecteer in de functie Leden kiezen een lid in de lijst. 3. Klik op OK. De gegevens in de kruistabel worden bijgewerkt op basis van het nieuwe segment. Opmerking: Wanneer u een dimensie naar de segmentas sleept, wordt weer het standaardlid gebruikt. Verwante onderwerpen De functie Leden kiezen Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 163

164 Gegevens bekijken in verschillende weergaven 10 Analyse op een lager en hoger niveau uitvoeren Analyse op een lager en hoger niveau uitvoeren Vaak is het handig om gegevens in een hiërarchische dimensie nauwkeuriger te bestuderen om oorzaken te vinden voor tegenvallende prestaties. In een kruistabel of diagram kunt u een lid uitvouwen om de onderliggende leden weer te geven, waaruit het lid is opgebouwd. Dit wordt ook wel een analyse op lager niveau genoemd. Wanneer u de structuur samenvouwt en alleen het bovenliggende lid weergeeft, voert u een analyse op hoger niveau uit. Een plusteken naast een lid geeft aan dat u ook de lagere niveaus, de onderliggende leden, kunt weergeven. Een minteken geeft aan dat het lid is uitgevouwen en kan worden samengevouwen om de onderliggende leden te verbergen. U kunt een uitgebreide analyse of een analyse met focus uitvoeren op leden. Uitgebreide analyse Als u een uitgebreide analyse op lager niveau uitvoert op het lid Brood en gebak, worden Brood en gebak, de bijbehorende onderliggende leden en de leden die op dezelfde weergave-as zijn geselecteerd, weergegeven. Stel bijvoorbeeld dat Brood en gebak, Kruidenierswaren en Vlees worden weergegeven op de rijas van de kruistabel. Als u een uitgebreide analyse op lager niveau uitvoert op Brood en gebak om de onderliggende leden weer te geven, worden Kruidenierswaren en Vlees niet verwijderd van de rijas. Als u een uitgebreide analyse op hoger niveau uitvoert op Brood en gebak, verschijnt de weergave weer zoals vóór de uitgebreide analyse op lager niveau. 164 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

165 Gegevens bekijken in verschillende weergaven Analyse op een lager en hoger niveau uitvoeren 10 Analyse met focus Als u een analyse op lager niveau met focus uitvoert op Brood en gebak, worden alleen de onderliggende leden van Brood en gebak weergegeven. Kruidenierswaren en Vlees worden verwijderd. Als u een analyse op hoger niveau met focus uitvoert op een van de onderliggende leden van Brood en gebak, worden Brood en gebak samen met de leden die zich op hetzelfde niveau bevinden, weergegeven. Een niveau lager weergeven / uitvouwen in een kruistabel Klik op het plusteken naast de lidnaam om de onderliggende leden weer te geven: Zolang er een plusteken naast de lidnaam staat, kunt u steeds lagere niveaus weergeven. U kunt ook met de rechtermuisknop op het lid klikken, Analyseren aanwijzen en vervolgens klikken op Lager niveau. Een niveau hoger weergeven / samenvouwen in een kruistabel Klik op het minteken naast de lidnaam. De onderliggende leden worden niet meer weergegeven en het minteken verandert in een plusteken. U kunt ook met de rechtermuisknop op het lid klikken, Analyseren aanwijzen en vervolgens klikken op Hoger niveau. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 165

166 Gegevens bekijken in verschillende weergaven 10 Analyse op een lager en hoger niveau uitvoeren Een niveau lager weergeven / uitvouwen in een diagram 1. Klik met de rechtermuisknop op een lid in het diagram. Afhankelijk van het type diagram kan het lid worden weergegeven door een markering zoals een cirkelsegment of uitgelichte kolom, door een naam in de diagramlegenda, of door een bijschrift. Zie Naslaginformatie bij diagramonderdelen voor definities van gegevensreeksen en categorieleden. 2. Selecteer Analyse op lager niveau om de onderliggende leden weer te geven. U kunt steeds lagere niveaus weergeven. Wanneer het laagste niveau van de gegevens is weergegeven, is de optie Analyse op lager niveau niet beschikbaar. Een niveau hoger weergeven / samenvouwen in een diagram 1. Klik met de rechtermuisknop op een lid in het diagram. Afhankelijk van het type diagram kan het lid worden weergegeven door een markering zoals een cirkelsegment of uitgelichte kolom, door een naam in de diagramlegenda, of door een bijschrift. 2. Selecteer Analyse op hoger niveau om het bovenliggende lid weer te geven. De onderliggende leden worden niet meer weergegeven. Een niveau lager weergeven / focus richten in een kruistabel Dubbelklik op het lid waarvan u de onderliggende gegevens wilt bekijken. De onderliggende leden vervangen het bovenliggende lid. 166 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

167 Gegevens bekijken in verschillende weergaven Analyse op een lager en hoger niveau uitvoeren 10 U kunt ook met de rechtermuisknop op het lid klikken, Analyseren aanwijzen en vervolgens klikken op Omlaag met focus. Een niveau hoger weergeven / focus richten in een kruistabel Houd SHIFT ingedrukt en dubbelklik op het lid waarop u een analyse op hoger niveau wilt uitvoeren. De onderliggende leden worden vervangen door het bovenliggende lid en de leden die zich op hetzelfde niveau bevinden. U kunt ook met de rechtermuisknop op het lid klikken, Analyseren aanwijzen en vervolgens klikken op Omhoog met focus. Een niveau lager weergeven / focus richten in een diagram Dubbelklik op een lid in het diagram. Afhankelijk van het type diagram kan het lid worden weergegeven door een markering zoals een cirkelsegment of uitgelichte kolom, door een naam in de diagramlegenda, of door een bijschrift. Zie Naslaginformatie bij diagramonderdelen voor definities van gegevensreeksen en categorieleden. U kunt steeds lagere niveaus weergeven. Wanneer het laagste niveau van de gegevens is weergegeven, is de optie Analyse op lager niveau niet beschikbaar. U kunt ook met de rechtermuisknop op het diagramobject klikken en vervolgens klikken op Analyse op lager niveau met focus. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 167

168 Gegevens bekijken in verschillende weergaven 10 Een diepteanalyse uitvoeren op onderliggende relationele gegevens Een niveau hoger weergeven / focus richten in een diagram Houd de toets SHIFT ingedrukt en dubbelklik op een lid in het diagram, om het bovenliggende lid weer te geven: Afhankelijk van het type diagram kan het lid worden weergegeven door een markering zoals een cirkelsegment of uitgelichte kolom, door een naam in de diagramlegenda, of door een bijschrift. De onderliggende leden worden niet meer weergegeven. U kunt ook met de rechtermuisknop op het diagramobject klikken en vervolgens klikken op Analyse op hoger niveau met focus. Een diepteanalyse uitvoeren op onderliggende relationele gegevens Bij het analyseren van OLAP-gegevens wilt u mogelijk gegevens uit de onderliggende relationele transacties bestuderen die hebben bijgedragen aan een bepaalde celwaarde. U kunt een diepteanalyse uitvoeren voor meer informatie over deze transactierecords. Opmerking: Diepteanalyses zijn alleen mogelijk met gegevensbronnen van Microsoft SQL Server 2000 Analysis Services of hoger. In Microsoft SQL Server 2000 Analysis Services moet de diepteanalysefunctie op kubusniveau zijn ingeschakeld door de databasebeheerder. Daarnaast moet de databasebeheerder rechten aan u toewijzen om een diepteanalyse uit te voeren in een kubusfunctie. Een diepteanalyse uitvoeren op relationele gegevens Klik met de rechtermuisknop op de cel met de waarde die u nader wilt bestuderen en selecteer Diepteanalyse uitvoeren. Als er relationele gegevens beschikbaar zijn, worden de onderliggende gegevens in een nieuw browservenster weergegeven. 168 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

169 Gegevens bekijken in verschillende weergaven Een diepteanalyse uitvoeren op onderliggende relationele gegevens 10 Relational Table Viewer In de Relational Table Viewer worden de transactiegegevens weergegeven die voortkomen uit de diepteanalyse. U kunt door de relationele gegevens bladeren met de knoppen rechtsboven in de viewer. Opmerking: als de resultatenset een groot aantal records bevat, kan het enkele minuten duren voordat u naar de laatste pagina gaat. Diepteanalysegegevens exporteren U kunt de relationele gegevens exporteren naar Microsoft Excel of een CSV-bestand (met door komma's gescheiden waarden). Gegevens uit de Relational Table Viewer exporteren naar Excel 1. Klik in de Relational Table Viewer op Exporteren en selecteer Excel. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 169

170 Gegevens bekijken in verschillende weergaven 10 Een onderdeel kopiëren om variaties in gegevens te vergelijken 2. Geef in het dialoogvenster op of u het bestand wilt bekijken of wilt opslaan op schijf en klik vervolgens op OK. Als u het bestand wilt opslaan op schijf, geeft u de naam en locatie op van het bestand waarnaar u de gegevens wilt exporteren. Als u het bestand wilt bekijken, wordt het direct geopend in Excel. Gegevens uit de Relational Table Viewer exporteren naar een CSV-bestand 1. Klik in de Relational Table Viewer op Exporteren en selecteer CSV. 2. Geef in het dialoogvenster op of u het bestand wilt bekijken of wilt opslaan op schijf en klik vervolgens op OK. Als u het bestand wilt opslaan op schijf, geeft u de naam en locatie op van het bestand waarnaar u de gegevens wilt exporteren. Als u het bestand wilt bekijken, wordt het direct geopend in de viewer voor CSV-bestanden. Dit is standaard Microsoft Excel. Opmerking: als u gegevens vanuit een gepubliceerde werkruimte naar Excel wilt exporteren en het nieuwe Excel-werkblad vervolgens wilt opslaan, worden de gegevens opgeslagen op een lokale vaste schijf in plaats van in BusinessObjects Enterprise. Een onderdeel kopiëren om variaties in gegevens te vergelijken U kunt een onderdeel kopiëren om gegevensvariaties te bekijken. Als u bijvoorbeeld een gegevensreeks hebt in een kruistabel en een diagram, kleine aanpassingen in de weergave wilt aanbrengen en de wijzigingen wilt vergelijken met de oorspronkelijke weergave, kunt u de onderdelen kopiëren. U kunt een onderdeel naar dezelfde pagina kopiëren of naar een andere pagina. Wanneer u onderdelen kopieert, worden de query's die bij de oorspronkelijke onderdelen horen ook gekopieerd. 170 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

171 Gegevens bekijken in verschillende weergaven Grootte van onderdelen wijzigen en onderdelen verplaatsen 10 Een onderdeel kopiëren 1. Selecteer het onderdeel dat u wilt kopiëren Klik op de werkbalk van de toepassing op Kopiëren. U kunt het onderdeel ook kopiëren door op CTRL+C te drukken. Klik op de werkbalk van de toepassing op Plakken om een kopie van het onderdeel op de huidige pagina te plakken. U kunt het onderdeel ook plakken door op CTRL+V te drukken. Als u het onderdeel naar een andere pagina wilt kopiëren, gaat u eerst naar de gewenste pagina en plakt u het onderdeel vervolgens. Het gekopieerde onderdeel wordt onder of rechts van bestaande onderdelen op de pagina geplakt. Grootte van onderdelen wijzigen en onderdelen verplaatsen U kunt diagram- en kruistabelonderdelen van hun huidige positie verplaatsen naar een andere geldige positie. Dit zijn de geldige posities: Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 171

172 Gegevens bekijken in verschillende weergaven 10 Grootte van onderdelen wijzigen en onderdelen verplaatsen 172 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

173 Gegevens bekijken in verschillende weergaven Grootte van onderdelen wijzigen en onderdelen verplaatsen 10 Opmerking: U kunt een onderdeel ook maximaliseren en het analysevenster vullen door te klikken op de knop Maximaliseren op de titelbalk van het onderdeel. De grootte van een diagram of kruistabel wijzigen, of een diagram of kruistabel verplaatsen Klik op de titelbalk van het onderdeel dat u wilt verplaatsen of waarvan u de grootte wilt wijzigen en sleep het onderdeel naar een geldige positie. Terwijl u de muis verplaatst, wordt de locatie in het analysevenster gemarkeerd. U kunt een onderdeel dat een kwart van het venster in beslag neemt, naar een nieuwe positie slepen die de helft van het venster in Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 173

174 Gegevens bekijken in verschillende weergaven 10 Ongedaan maken en Opnieuw beslag neemt of omgekeerd. Wanneer u de muisknop loslaat, wordt de grootte van het onderdeel automatisch aan de nieuwe positie aangepast. De grootte van andere onderdelen wordt zo nodig ook automatisch aangepast. Ongedaan maken en Opnieuw Voyager hanteert meerdere niveaus voor ongedaan maken. Daardoor kunt u wijzigingen in een werkruimte, in omgekeerde volgorde, ongedaan maken, totdat de werkruimte weer in de gewenste toestand verkeert. Met de functie Opnieuw kunt u een ongedaan gemaakte actie opnieuw uitvoeren. Als u bijvoorbeeld een object verplaatst of het formaat ervan wijzigt en de nieuwe positie u niet bevalt, kunt u op Ongedaan maken klikken om het object weer naar de oorspronkelijke positie te verplaatsen. Als u vervolgens van gedachten verandert, kunt u op Opnieuw klikken om de meest recente wijziging te herstellen. Als u een actie ongedaan wilt maken, klikt u op Ongedaan maken op de werkbalk. De eerste keer dat u op de knop klikt, wordt de meest recente wijziging in de werkruimte ongedaan gemaakt. Elke volgende keer dat u op de knop klikt, wordt de volgende, meest recente wijziging ongedaan gemaakt. Als u een ongedaan gemaakte wijziging opnieuw wilt aanbrengen, klikt u op Opnieuw op de werkbalk. De knoppen Ongedaan maken en Opnieuw zijn niet beschikbaar als er niets ongedaan kan worden gemaakt of opnieuw kan worden uitgevoerd, of als u een onomkeerbare wijziging hebt aangebracht. Opmerking: U kunt acties alleen in achterwaartse volgorde ongedaan maken of herhalen, te beginnen met de meest recente. U kunt een actie niet ongedaan maken zonder acties die recenter zijn, ook ongedaan te maken. Verwante onderwerpen De knop Ongedaan maken 174 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

175 Kruistabelgegevens opmaken 11

176 Kruistabelgegevens opmaken 11 Gegevens opmaken in de kruistabel Gegevens opmaken in de kruistabel U kunt de gegevens opmaken voor uw analyse- of presentatiedoeleinden. De volgende opmaakopties zijn beschikbaar: Aantal decimalen Scheidingsteken voor duizendtallen Weergave van negatieve waarden Schaal Opmerking over de opmaak De opmaak heeft alleen gevolgen voor de weergave van de gegevens, niet voor de waarde van de gegevens. Weergegeven gegevens kunnen bijvoorbeeld worden afgerond. Als u de werkelijke waarden van de gegevens wilt weergeven, stelt u de eigenschap Opgemaakte celwaarden weergeven op het tabblad Eigenschappen in op Nee. Scheidingsteken voor duizendtallen U kunt het scheidingsteken voor duizendtallen weergeven of onderdrukken. Een waarde van 1000 kan bijvoorbeeld worden weergegeven als 1,000. Negatieve waarden U kunt de manier bepalen waarop negatieve waarden worden weergegeven. U kunt een negatieve waarde van 1000 bijvoorbeeld weergeven als of (1000). Aantal decimalen Hoewel het standaardaantal decimalen twee is, kunt u dit aantal instellen van 0 (getallen weergeven als gehele getallen) tot 99. Als u het aantal weergegeven decimalen wijzigt, wordt de waarde van de gegevens niet beïnvloed. Schaal U kunt een andere schaal voor de weergegeven waarden selecteren, zodat deze leesbaarder worden in de kruistabel. Als een kolom bijvoorbeeld verschillende waarden bevat tussen en , kunt u de 176 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

177 Kruistabelgegevens opmaken Gegevens opmaken in de kruistabel 11 schaal Miljoenen selecteren om deze waarden weer te geven als 5m tot 20m. De opmaak van weergegeven gegevens instellen 1. Klik op de knop Opmaak op de werkbalk van de toepassing om het dialoogvenster Meetwaarden indelen te openen. Opmerking: de knop Opmaak is alleen beschikbaar als de rij- en kolomas gegevens bevat. 2. Klik in de lijst Type op de getalnotatie die u wilt gebruiken. De opmaakopties zijn afhankelijk van de notatie die u selecteert: Server Getal In Voyager wordt de weergave-indeling gebruikt die is gedefinieerd op de server. U kunt het aantal decimalen instellen, een scheidingsteken voor duizendtallen opnemen, kiezen hoe negatieve waarden worden weergegeven of een andere schaal voor de waarden selecteren. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 177

178 Kruistabelgegevens opmaken 11 Formaat van kolommen wijzigen Percentage Wetenschap pelijk U kunt waarden weergeven als percentages en het aantal decimalen instellen. U kunt waarden weergeven in de wetenschappelijke notatie en het aantal decimalen instellen. 3. Stel de opties in en klik vervolgens op OK om de opmaak toe te passen op de gegevens. Formaat van kolommen wijzigen De kolombreedte van kruistabellen wordt gedefinieerd door de eigenschap Kolombreedte op het tabblad Eigenschappen. Als de koppen van leden onzichtbaar worden door de standaardbreedte of slechts een beperkt aantal cellen in de kruistabel wordt weergegeven, kunt u de kolombreedte aanpassen. Het formaat van een kolom wijzigen 1. Wijs een scheidingslijn van een kolomkop aan. De cursor voor het wijzigen van het formaat wordt weergegeven: 2. Sleep de lijn om de kolom in te stellen op de gewenste breedte. U kunt de kolombreedte ook instellen op het tabblad Eigenschappen. Als u deze instelling wijzigt, wordt de nieuwe kolombreedte toegepast op alle kolommen en worden eventuele eerdere wijzigingen van afzonderlijke kolommen overschreven. Formaat van rijen wijzigen Celgegevens kunnen meerdere regels beslaan. U kunt het formaat van rijen wijzigen om alle gegevens in een cel zichtbaar te maken. 178 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

179 Kruistabelgegevens opmaken Formaat van rijen wijzigen 11 Het formaat van een rij wijzigen 1. Wijs een scheidingslijn van een rijkop aan. De cursor voor het wijzigen van het formaat wordt weergegeven: 2. Sleep de lijn om de rij in te stellen op de gewenste hoogte. U kunt de rijhoogte ook instellen op het tabblad Eigenschappen. Als u deze instelling wijzigt, wordt de nieuwe rijhoogte toegepast op alle rijen en worden eventuele eerdere wijzigingen van afzonderlijke rijen overschreven. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 179

180 Kruistabelgegevens opmaken 11 Formaat van rijen wijzigen 180 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

181 Pagina's gebruiken in de werkruimte 12

182 Pagina's gebruiken in de werkruimte 12 Werken met pagina's in de werkruimte Werken met pagina's in de werkruimte Een Voyager-werkruimte bevat meerdere pagina's. De standaardwerkruimte bevat drie pagina's. U kunt pagina's gebruiken om verwante analyses samen te brengen in één werkruimte. Een Voyager-werkruimte kan bijvoorbeeld de oplossing voor een bepaald probleem bevatten, terwijl elke pagina een stap van de oplossing bevat. Navigeren van de ene pagina naar de andere doet u via de paginatabs en paginabesturingselementen onder aan het analysevenster. U kunt de naam van een pagina wijzigen, pagina's toevoegen, kopiëren en verwijderen door met de rechtermuisknop op een paginatab te klikken. Wanneer u een werkruimte opslaat, blijven de status van de actieve pagina en de status van het tabvenster behouden. Als u bijvoorbeeld een werkruimte opslaat terwijl pagina 3 actief is, wordt pagina 3 geactiveerd wanneer de werkruimte weer wordt geopend en worden in het tabvenster de metagegevens en query's van pagina 3 weergegeven. Opmerking: Elke pagina heeft een eigen reeks query's en onderdelen die niet kunnen worden gedeeld en niet kunnen worden gekoppeld naar andere pagina's. Query's en onderdelen op een bepaalde pagina kunnen dus dezelfde naam dragen als query's en onderdelen op andere pagina's. Verwante onderwerpen Pagina's invoegen en verwijderen Bijschriften van pagina's wijzigen Navigeren naar een pagina in de werkruimte Een onderdeel kopiëren om variaties in gegevens te vergelijken 182 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

183 Pagina's gebruiken in de werkruimte Pagina's invoegen en verwijderen 12 Pagina's invoegen en verwijderen Hoewel een werkruimte altijd minimaal één pagina bevat, kunt u een onbeperkt aantal pagina's toevoegen en pagina's verwijderen die u niet meer nodig hebt. Een pagina invoegen 1. Klik met de rechtermuisknop op een paginatab. 2. Selecteer Invoegen na. Er wordt een nieuwe pagina gemaakt en rechts van de paginatab waarop u hebt geklikt, wordt er een nieuw tabblad ingevoegd. De nieuwe pagina wordt de actieve pagina. Een pagina verwijderen 1. Klik met de rechtermuisknop op de tab van de pagina die u wilt verwijderen. 2. Selecteer Verwijderen. Als de pagina die u wilt verwijderen een kruistabel- of diagramonderdeel bevat, wordt er een dialoogvenster weergegeven waarin u wordt gevraagd de verwijdering te bevestigen. Klik op Ja om de opdracht te bevestigen. Als de verwijderde pagina de actieve pagina was, wordt de pagina links van de verwijderde pagina de actieve pagina. Bijschriften van pagina's wijzigen Bijschriften van pagina's worden op de paginatabbladen onder aan het analysevenster weergegeven. Wanneer u een nieuwe werkruimte maakt of een nieuwe pagina aan een werkruimte toevoegt, wordt door Voyager een standaardbijschrift geplaatst, dat u desgewenst kunt aanpassen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 183

184 Pagina's gebruiken in de werkruimte 12 Navigeren naar een pagina in de werkruimte Het bijschrijft van een pagina wijzigen 1. Klik met de rechtermuisknop op de paginatab en selecteer Naam wijzigen. Het bijschrift wordt gemarkeerd en kan worden bewerkt. 2. Typ een nieuw bijschrift voor de pagina. Opmerking: De maximale lengte van een bijschrift is 60 tekens. 3. Klik buiten het paginatabblad of druk op Enter om het gewijzigde bijschrift op te slaan. Navigeren naar een pagina in de werkruimte Als u meerdere pagina's in uw werkruimte hebt gemaakt, kunt u van de ene pagina naar de andere navigeren met behulp van de paginatabs en paginabesturingselementen onder aan het analysevenster. 184 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

185 Voyager-werkruimten opslaan en delen 13

186 Voyager-werkruimten opslaan en delen 13 Voyager-werkruimten opslaan Voyager-werkruimten opslaan In BusinessObjects Voyager worden de werkruimten opgeslagen in de BusinessObjects Enterprise-gegevensopslagruimte. Vanuit de gegevensopslagruimte kunt u de werkruimten openen via het web, vanaf elke computer met een internetverbinding. U kunt de wijzigingen opslaan in de bestaande werkruimte of de gewijzigde werkruimte opslaan als een nieuwe werkruimte in de gegevensopslagruimte. Opmerking: als u een werkruimte wilt opslaan in de BusinessObjects Enterprise-gegevensopslagruimte, moet u beschikken over de benodigde rechten. Neem contact op met de systeembeheerder als u niet zeker weet of u deze rechten hebt. Als de werkruimte inactief blijft, wordt deze automatisch als 'Voyager automatisch opslaan' in de map Favorieten opgeslagen voordat de sessie wordt beëindigd. Een sessie wordt meestal beëindigd als deze ongeveer 20 minuten inactief is, tenzij de systeembeheerder de time-outduur heeft ingesteld op een andere waarde. Opmerking: De volgende keer dat een werkruimte automatisch wordt opgeslagen, wordt de werkruimte met de aanduiding 'Voyager automatisch opslaan' overschreven. Werkruimten die u wilt behouden, moet u daarom handmatig opslaan en een unieke naam geven. Naast het opslaan van werkruimten, kunt u ook gegevens uit Voyager-werkruimten exporteren naar Microsoft Excel of een CSV-bestand. Verwante onderwerpen Gegevens exporteren naar Microsoft Excel of CSV-bestanden (door komma's gescheiden waarden) Een nieuwe werkruimte opslaan 1. Klik op de knop Opslaan op de werkbalk van de toepassing. 186 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

187 Voyager-werkruimten opslaan en delen Voyager-werkruimten opslaan Typ een nieuwe titel en selecteer een locatie waar u de werkruimte wilt opslaan. Ga in het gebied Locatie van de pagina Document opslaan naar de map waarin u de werkruimte wilt opslaan. De standaardmap is de map Favorieten. Daarnaast kunt u de volgende optionele informatie invoeren: Een beschrijving van de werkruimte. Een of meer trefwoorden die kunnen dienen als zoekcriteria. 3. Selecteer desgewenst de categorieën waarin u de werkruimte wilt opslaan. Raadpleeg de documentatie bij BusinessObjects Enterprise voor informatie over het gebruik en beheer van categorieën. 4. Klik op OK. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 187

188 Voyager-werkruimten opslaan en delen 13 Voyager-werkruimten opslaan De wijzigingen opslaan als een nieuwe werkruimte 1. Klik op de werkbalk van de toepassing op de pijl naast de knop Opslaan en kies Opslaan als. 2. Typ een nieuwe titel en selecteer een locatie waar u de werkruimte wilt opslaan. Ga in het gebied Locatie van de pagina Document opslaan naar de map waarin u de werkruimte wilt opslaan. De standaardmap is de map Favorieten. Daarnaast kunt u de volgende optionele informatie invoeren: Een beschrijving van de werkruimte. Een of meer trefwoorden die kunnen dienen als zoekcriteria. 3. Selecteer desgewenst de categorieën waarin u de werkruimte wilt opslaan. Raadpleeg de documentatie bij BusinessObjects Enterprise voor informatie over het gebruik en beheer van categorieën. 4. Klik op OK. Wijzigingen opslaan in de bestaande werkruimte Klik op de knop Opslaan op de werkbalk van de toepassing. Verwante onderwerpen Een Voyager-werkruimte naar een andere gebruiker verzenden Automatisch opgeslagen werkruimten Als de werkruimte enkele minuten inactief is, wordt deze door Voyager automatisch in de map Favorieten opgeslagen voordat de sessie wordt beëindigd. Gaat u vóór het einde van de sessie weer aan het werk, dan wordt de functie voor automatisch opslaan opnieuw ingesteld en wordt de werkruimte weer automatisch opgeslagen als deze weer enkele minuten inactief is. 188 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

189 Voyager-werkruimten opslaan en delen Voyager-werkruimten opslaan 13 Voyager-werkruimten opslaan die u met anderen wilt delen Als u de Voyager-werkruimten via het web wilt delen met andere analisten en eindgebruikers, kunt u de werkruimten opslaan in een openbare map in de BusinessObjects Enterprise-gegevensopslagruimte. Opmerking: als u een werkruimte wilt opslaan in een openbare map in de BusinessObjects Enterprise-gegevensopslagruimte, moet u beschikken over de benodigde rechten. Neem contact op met de systeembeheerder als u niet zeker weet of u deze rechten hebt. De werkruimte opslaan in een openbare map 1. Klik op de werkbalk van de toepassing op de pijl naast de knop Opslaan en kies Opslaan als. 2. Typ een titel voor de werkruimte. 3. Vouw in het gebied Locatie van de pagina Document opslaan de map Openbare mappen uit en ga naar de map waarin u de werkruimte wilt opslaan. Daarnaast kunt u de volgende optionele informatie invoeren: Een beschrijving van de werkruimte. Een of meer trefwoorden die kunnen dienen als zoekcriteria. 4. Selecteer desgewenst de categorieën waarin u de werkruimte wilt opslaan. Raadpleeg de documentatie bij BusinessObjects Enterprise voor informatie over het gebruik en beheer van categorieën. 5. Klik op OK. Verwante onderwerpen Voyager-werkruimten opslaan Een Voyager-werkruimte naar een andere gebruiker verzenden Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 189

190 Voyager-werkruimten opslaan en delen 13 Een Voyager-werkruimte naar een andere gebruiker verzenden Een Voyager-werkruimte naar een andere gebruiker verzenden Als u beschikt over de benodigde rechten, kunt u een opgeslagen werkruimte verzenden naar een andere BusinessObjects Enterprise-gebruiker of een ontvanger. De functie Verzenden is standaard beschikbaar in InfoView. U kunt Voyager-werkruimten verzenden naar de volgende bestemmingen: Postvak IN van InfoView. adres. Opmerking: Als u een Voyager-werkruimte wilt verzenden naar een andere gebruiker of ontvanger, moet u deze eerst opslaan in de gegevensopslagruimte. Zie de Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Enterprise InfoView voor meer informatie over het verzenden van werkruimten vanuit InfoView. Verwante onderwerpen Voyager-werkruimten opslaan Een Voyager-werkruimte verzenden naar een andere BusinessObjects Enterprise-gebruiker U kunt een werkruimte verzenden naar het Postvak IN van een andere BusinessObjects Enterprise-gebruiker. U kunt een kopie van het werkruimtebestand of een snelkoppeling verzenden naar de werkruimte in de BusinessObjects Enterprise-gegevensopslagruimte. Een werkruimte verzenden naar een BusinessObjects Enterprise-gebruiker 1. Navigeer in de documentenlijst in InfoView naar de map waarin de gewenste werkruimte zich bevindt. 2. Selecteer de werkruimte. 3. Klik op Verzenden naar. 190 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

191 Voyager-werkruimten opslaan en delen Een Voyager-werkruimte naar een andere gebruiker verzenden Selecteer Naar Postvak IN van Business Objects. 5. Als u wilt aangeven naar welke postvakken de werkruimte moet worden verzonden, schakelt u de optie Standaardwaarden van de Job Server gebruiken uit. Schakel eventueel de optie Standaardwaarden van de Job Server gebruiken in als u de werkruimte wilt verzenden naar de Postvakken IN die zijn geconfigureerd op de BusinessObjects Enterprise Job Server. Ga vervolgens verder met stap Voeg de geadresseerden toe in de lijst Geselecteerde ontvangers. 7. Selecteer een doelnaam voor de werkruimte. 8. Selecteer de optie Snelkoppeling om de werkruimte te verzenden als hyperlink of selecteer de optie Kopiëren om de werkruimte te verzenden als bestand. 9. Klik op Verzenden om de werkruimte te verzenden. Zie de Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Enterprise InfoView voor meer informatie over het verzenden van objecten vanuit InfoView. Een Voyager-werkruimte verzenden naar een ontvanger U kunt de werkruimte verzenden naar een ontvanger door een hyperlink naar de werkruimte op te nemen in het bericht. Een werkruimte verzenden naar een ontvanger 1. Navigeer in de documentenlijst in InfoView naar de map waarin de gewenste werkruimte zich bevindt. 2. Selecteer de werkruimte. 3. Klik op Verzenden naar. 4. Selecteer . Opmerking: Als het volgende foutbericht wordt weergegeven: 'De invoegtoepassing die nodig is voor deze actie, is uitgeschakeld. Neem contact op met uw systeembeheerder als u deze functionaliteit nodig hebt', geeft u Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 191

192 Voyager-werkruimten opslaan en delen 13 Een bestaande Voyager-werkruimte openen aan de systeembeheerder door dat de BusinessObjects Enterprise Destination Job Server niet is geconfigureerd. 5. Als u wilt aangeven naar welk adres de werkruimte moet worden verzonden, schakelt u de optie "Standaardwaarden van de Job Server gebruiken" uit. Of schakel 'Standaardwaarden van de Job Server gebruiken' in als u de werkruimte wilt verzenden naar het adres dat is geconfigureerd op de BusinessObjects Enterprise Job Server. Ga vervolgens verder met stap Geef de benodigde parameters op. 7. Klik op Verzenden om het bericht te verzenden. Zie de Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Enterprise InfoView voor meer informatie over het verzenden van objecten vanuit InfoView. Een bestaande Voyager-werkruimte openen Als u al werkruimten hebt opgeslagen in de BusinessObjects Enterprise-gegevensopslagruimte, kunt u deze werkruimten openen zodat u ze verder kunt bewerken. Als andere analisten werkruimten hebben opgeslagen in openbare mappen van de gegevensopslagruimte, kunt u deze werkruimten ook openen. Een bestaande Voyager-werkruimte openen 1. Start InfoView en meld u aan. Zie de Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Enterprise InfoView voor informatie over aanmelding bij InfoView. 2. Zoek in de documentenlijst in InfoView naar de werkruimte die u wilt openen. 192 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

193 Voyager-werkruimten opslaan en delen Een bestaande Voyager-werkruimte openen 13 U kunt bladeren door de mappen van de gegevensopslagruimte of binnen categorieën. U kunt ook zoeken naar werkruimten op trefwoord, titel, beschrijving en andere parameters. Zie de Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Enterprise InfoView voor meer informatie over het zoeken naar objecten in de gegevensopslagruimte. 3. Dubbelklik op de naam van de werkruimte om deze te openen. Als u geen verificatiereferenties hoeft in te voeren voor de verbindingen die worden gebruikt voor de huidige pagina van de werkruimte, wordt de werkruimte geopend op de huidige pagina. Als uw verificatiereferenties zijn vereist voor een of meer van de verbindingen die voor de huidige pagina worden gebruikt, wordt u gevraagd naar uw aanmeldingsreferenties. Typ uw referenties en klik op OK om u aan te melden bij elke gegevensverbinding. Als u meer dan één verbinding hebt en u zich wilt aanmelden met dezelfde referenties voor alle verbindingen op de huidige pagina, selecteert u Gebruik deze referenties voor alle verbindingen op een pagina voordat u op OK klikt. Als de verificatie voor alle verbindingen op de pagina is voltooid, worden de verbindingen ingesteld op de status 'actief', worden alle query's op de pagina uitgevoerd en wordt de werkruimte geopend op de huidige pagina. Zie Een verbroken verbinding opnieuw tot stand brengen of raadpleeg de systeembeheerder als de verificatie mislukt. Uw referenties zijn mogelijk niet correct opgegeven in de Central Management Console of de OLAP-server is off line. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 193

194 Voyager-werkruimten opslaan en delen 13 Werkruimten delen met opendocument Opmerking: wanneer u andere pagina's in de werkruimte opent, wordt u mogelijk opnieuw gevraagd naar uw referenties als onderdelen op deze pagina's zijn gekoppeld aan andere verbindingen waarvoor verificatie is vereist. Werkruimten delen met opendocument In bepaalde soorten Business Objects-documenten, bijvoorbeeld Crystal Reports- en Web Intelligence-documenten, kunt u hyperlinks naar Voyager-werkruimten maken. Gebruik de functie opendocument om deze hyperlinks te maken. Zie de sectie 'Viewing Reports and Documents using URLs' in de COM Developer Guide and API Reference of de.net Developer Guide and API Reference die bij BusinessObjects Enterprise wordt geleverd voor meer informatie over het gebruik van opendocument. Voorbeeld van URL-syntaxis voor opendocument ment.jsp?stype=amw&sidtype=infoobject&spath=<pad>&sdoc Name=<documentnaam> Opmerking: Vervang <server> door de naam van de computer die de BusinessObjects Enterprise-gegevensopslagruimte bevat waarin de Voyager-werkruimte is opgeslagen. Vervang <pad> door het pad naar de werkruimte in de gegevensopslagruimte. Als uw werkruimte bijvoorbeeld wordt opgeslagen in de map Mijn favorieten, vervangt u <pad> door Mijn+favorieten. Vervang <documentnaam> door de naam van de werkruimte in de gegevensopslagruimte. 194 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

195 Gegevens exporteren naar Microsoft Excel of CSV-bestanden (door komma's gescheiden waarden) 14

196 Gegevens exporteren naar Microsoft Excel of CSV-bestanden (door komma's gescheiden waarden) 14 Gegevens uit Voyager exporteren naar Excel Gegevens uit Voyager exporteren naar Excel U kunt gegevens uit Voyager-query's exporteren naar Microsoft Excel om de gegevens beschikbaar te stellen voor Excel-gebruikers. De gegevens kunnen rechtstreeks in Excel worden weergegeven of in een XLS-bestand worden opgeslagen en vervolgens worden geopend in Excel of toepassingen van derden. Als u de gegevens rechtstreeks in Excel wilt weergeven, moet Excel op de computer zijn geïnstalleerd. De gegevens worden geëxporteerd in de afdrukstand waarin ze ook worden weergegeven in de kruistabel. Wanneer aan de query alleen een diagramonderdeel is gekoppeld, worden de gegevens uit deze query geëxporteerd zonder de diagramvisualisatie. Rijen in het geëxporteerde bestand komen overeen met rijen in de kruistabel of met gegevensreeksen in het diagram. Kolommen in het geëxporteerde bestand komen overeen met kolommen in de kruistabel of met categorieën in het diagram. Sorteringen, filters en classificaties blijven behouden in de geëxporteerde gegevens. Berekende gegevens worden geëxporteerd, maar de berekeningsformules blijven niet behouden. Gegevens uit Voyager exporteren naar Excel 1. Ga naar de pagina met het onderdeel waarvan u de gegevens wilt exporteren en selecteer het onderdeel. 2. Klik op de werkbalk van de toepassing op Exporteren. 3. Geef in het dialoogvenster op of u het bestand wilt bekijken of wilt opslaan op schijf en klik vervolgens op OK. Als u het bestand wilt opslaan op schijf, geeft u de naam en locatie op van het bestand waarnaar u de gegevens wilt exporteren. Als u het bestand wilt bekijken, wordt het direct geopend in Excel. Opmerking: de knop Exporteren wordt pas ingeschakeld wanneer de actieve pagina een geldige query bevat. 196 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

197 Gegevens exporteren naar Microsoft Excel of CSV-bestanden (door komma's gescheiden waarden) Gegevens uit Voyager exporteren naar CSV-bestanden 14 Gegevens uit Voyager exporteren naar CSV-bestanden U kunt gegevens uit Voyager-query's exporteren naar de CSV-indeling, zodat gebruikers van andere toepassingen de gegevens kunnen delen. De door komma's gescheiden waarden kunnen direct worden weergegeven in een toepassing zoals Excel of worden opgeslagen in een CSV-bestand. De gegevens worden geëxporteerd in de afdrukstand waarin ze ook worden weergegeven in de kruistabel. Wanneer aan de query alleen een diagramonderdeel is gekoppeld, worden de gegevens uit deze query geëxporteerd zonder de diagramvisualisatie. Rijen in het geëxporteerde bestand komen overeen met rijen in de kruistabel of met gegevensreeksen in het diagram. Kolommen in het geëxporteerde bestand komen overeen met kolommen in de kruistabel of met categorieën in het diagram. Sorteringen, filters en classificaties blijven behouden in de geëxporteerde gegevens. Berekende gegevens worden geëxporteerd, maar de berekeningsformules blijven niet behouden. Gegevens uit Voyager exporteren naar een CSV-bestand 1. Ga naar de pagina met het onderdeel waarvan u de gegevens wilt exporteren en selecteer het onderdeel. 2. Klik op de werkbalk van de toepassing op de pijl naast de knop Exporteren en selecteer CSV. 3. Geef in het dialoogvenster op of u het bestand wilt bekijken of wilt opslaan op schijf en klik vervolgens op OK. Als u het bestand wilt opslaan op schijf, geeft u de naam en locatie op van het bestand waarnaar u de gegevens wilt exporteren. Als u het bestand wilt bekijken, wordt het direct geopend in de viewer voor CSV-bestanden. Dit is standaard Microsoft Excel. Opmerking: de knop Exporteren wordt pas ingeschakeld wanneer de actieve pagina een geldige query bevat. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 197

198 Gegevens exporteren naar Microsoft Excel of CSV-bestanden (door komma's gescheiden waarden) 14 Gegevens uit Voyager exporteren naar CSV-bestanden 198 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

199 Koppelingen maken naar rapporten 15

200 Koppelingen maken naar rapporten 15 Een koppeling naar een rapport maken Wanneer u OLAP-gegevens in Voyager analyseert, komt u wellicht interessante informatie tegen die u wilt verkennen in een gerelateerd Web Intelligence- of Crystal Reports-rapport. Doorgaans maakt een gebruiker met uitgebreide bevoegdheden of rapportontwerper deze Web Intelligenceof Crystal Reports-rapporten, en maakt deze ook beschikbaar voor gebruikers van Voyager. Voor toegang tot een rapport maakt u er een koppeling naartoe in uw Voyager-werkruimte. Wanneer u een gekoppeld rapport opent, geeft Voyager contextuele informatie, zoals de namen van rij- en kolomleden, als parameters door aan het rapport. Met behulp van deze parameters kan in het rapport meer informatie over die leden worden weergegeven. U ontdekt bij de analyse van uw gegevens in Voyager bijvoorbeeld dat 4601 van uw trouwe klanten merkloze koffie hebben gekocht in de winkel van Seattle in U besluit een promotieactie te houden om deze klanten over te halen om A-merkkoffie te proberen. U hebt van een rapportontwerper een Crystal Reports-rapport gekregen met de namen en adressen uit een database van uw trouwe klanten. U maakt een koppeling van uw Voyager-query naar het Crystal Reports-rapport en selecteert de parameters merkloze koffie, Seattle en 2008 om naar het gekoppelde Crystal Reports-rapport te sturen. Het rapport stuurt een query naar de relationele database en retourneert de namen en adressen van de trouwe klanten die merkloze koffie hebben gekocht in de winkel van Seattle in Het gekoppelde rapport kan transactionele gegevens bevatten die zijn gerelateerd aan de OLAP-kubusgegevens. Als dit het geval is, lijkt koppelen op een diepteanalyse. Het gekoppelde rapport kan echter allerlei soorten gegevens bevatten. Het rapport moet in elk geval minimaal één parameter uit de werkruimte accepteren. Na het definiëren van de koppelingen, worden ze in de werkruimte opgeslagen tot u ze handmatig verwijdert. U kunt de werkruimte dan ook delen met andere gebruikers, die de informatie in het gekoppelde rapport zo eveneens kunnen verkennen. Verwante onderwerpen Een diepteanalyse uitvoeren op onderliggende relationele gegevens 200 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

201 Koppelingen maken naar rapporten Een koppeling naar een rapport maken 15 Een koppeling naar een rapport maken 1. Klik met de rechtermuisknop op de rijkoptekst, kolomkoptekst of cel die de parameter(s) weergeeft die u wilt doorgeven aan het rapport, en selecteer Koppeling > Instellen. Als u met de rechtermuisknop op een rij- of kolomkoptekst klikt, maakt Voyager die parameter beschikbaar om door te geven aan het rapport. Als u met de rechtermuisknop op een kruistabelcel klikt, maakt Voyager de celwaarde en de rij- en kolomkopteksten beschikbaar om door te geven aan het rapport. 2. Typ de naam van een rapport of klik op Wijzigen om een rapport te selecteren in de gegevensopslagruimte van BusinessObjects Enterprise. 3. Selecteer de parameter(s) die u wilt doorgeven aan het rapport en klik op OK. De koppeling wordt gemaakt en het rapport wordt geopend in uw webbrowser. De koppeling wordt opgeslagen met de werkruimte, zodat andere gebruikers van de werkruimte de koppeling later kunnen gebruiken. Een gekoppeld rapport bekijken 1. Rechtsklik op een rijkop, kolomkop of cel, en selecteer Koppelen. 2. Selecteer de naam van het gekoppelde rapport in de lijst met opties. Het gekoppelde rapport wordt in uw browser geopend, en de parameters die overeenkomen met de lidkop of cel waarop u hebt rechtsgeklikt, worden van Voyager naar het rapport doorgegeven. Een koppeling uit een rapport verwijderen 1. Rechtsklik op een cel, rijkop of kolomkop in uw kruistabel. 2. Selecteer Koppeling > Wissen. Omdat koppelingen aan query's zijn gekoppeld, en niet aan leden of kruistabelcellen, kunt u op een cel of lid in de kruistabel rechtsklikken om een koppeling op te roepen. Als een koppeling aan de huidige query is gekoppeld, verschijnt deze in de lijst wanneer u rechtsklikt. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 201

202 Koppelingen maken naar rapporten 15 Rapporten beschikbaar voor koppeling Rapporten beschikbaar voor koppeling Uw beheerder heeft misschien koppelingen tussen Voyager-verbindingen en universes gedefinieerd. Als de verbinding die u gebruikt, aan een universe is gekoppeld, is het vakje "Rapporten alleen weergeven op basis van de bijbehorende universe" in de "Gegevensopslagverkenner" geselecteerd. Wanneer u een nieuwe koppeling naar een rapport maakt, bevat de lijst met rapporten die aanvankelijk in de "Gegevensopslagverkenner" wordt weergegeven, alleen de rapporten die de universe gebruiken, die aan uw Voyager-verbinding is gekoppeld. Als u rapporten op basis van een andere universe wilt oproepen, wist u het vakje "Rapporten alleen weergeven op basis van de bijbehorende universe". 202 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

203 Afdrukken 16

204 Afdrukken 16 Voyager-werkruimten afdrukken Voyager-werkruimten afdrukken Hoewel Voyager vooral een analyseprogramma is, wilt u de werkruimtepagina's mogelijk afdrukken, zodat u de analyses kunt delen met collega's. Met de afdrukfunctie in Voyager kunt u de volgende items afdrukken: Onbewerkte gegevens afdrukken Een kruistabel afdrukken wanneer deze wordt weergegeven op het scherm Een diagram afdrukken zoals dit wordt weergegeven op het scherm In Voyager wordt een PDF-bestand gemaakt met de gegevens of onderdelen die u wilt afdrukken. Dit bestand wordt geopend in een nieuw browservenster met de standaard-pdf-viewer. Vervolgens kunt u de gegevens vanuit de PDF-viewer afdrukken op papier. 204 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

205 Afdrukken Onbewerkte gegevens afdrukken 16 Opmerking: een onderdeel moet dimensies hebben op beide weergaveassen voordat het wordt weergegeven in de lijst met onderdelen in het dialoogvenster Afdrukken. Naam en opmerkingen van het tabblad Eigenschappen Wanneer u voor het afdrukken van onderdelen kiest om diagrammen en kruistabellen af te drukken, worden de namen van de onderdelen in de paginakoppen afgedrukt. Als u opmerkingen hebt toegevoegd aan onderdelen, worden de opmerkingen afgedrukt in de paginavoettekst. Zie Het tabblad Eigenschappen voor meer informatie over namen en opmerkingen. Opgemaakte waarden of werkelijke waarden Op het tabblad Eigenschappen in het tabvenster kunt u bepalen of opgemaakte waarden of werkelijke waarden worden weergegeven in de kruistabel. Wanneer u een kruistabel afdrukt, komt de opmaak van de celwaarden in de afdruk overeen met de weergave op het scherm. Verwante onderwerpen Afdrukopties Onbewerkte gegevens afdrukken U kunt ervoor kiezen om onbewerkte gegevens af te drukken in plaats van de kruistabel- of diagramweergave van de gegevens. Als u een kruistabel aan de query hebt gekoppeld, wordt de kruistabelopmaak niet toegepast. De gegevens worden zo opgemaakt dat deze worden aangepast aan de geselecteerde afdrukopties voor het paginaformaat en de afdrukstand. Zie Afdrukopties voor meer informatie over afdrukopties. Opmerking: Als een cel een getal bevat dat niet helemaal in de cel past, worden bij het afdrukken van onbewerktge gegevens de meest rechtse cijfers van het getal vervangen door het nummerteken ( # ) om aan te geven dat het getal is afgekapt voor het afdrukken. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 205

206 Afdrukken 16 Een kruistabel afdrukken wanneer deze wordt weergegeven op het scherm Onbewerkte gegevens afdrukken naar een PDF-bestand 1. Klik op Afdrukken op de werkbalk van de toepassing. 2. Selecteer Gegevens. 3. Selecteer het onderdeel waarvan u gegevens wilt afdrukken in de lijst in het gebied Afdrukbereik. 4. Kies de gewenste afdrukopties. Zie Afdrukopties voor een beschrijving van de beschikbare afdrukopties. 5. Klik op OK. De gegevens worden geconverteerd naar een PDF-bestand en worden geopend in een nieuw browservenster met de standaard-pdf-viewer. Vervolgens kunt u de gegevens vanuit de PDF-viewer afdrukken op papier. Verwante onderwerpen Een kruistabel afdrukken wanneer deze wordt weergegeven op het scherm Een diagram afdrukken zoals dit wordt weergegeven op het scherm Afdrukopties Een kruistabel afdrukken wanneer deze wordt weergegeven op het scherm Wanneer u een kruistabelonderdeel afdrukt, wordt het precies zo afgedrukt als het er op het scherm uitziet, met een aantal kleine uitzonderingen. De kruistabel wordt aangepast aan de beschikbare ruimte op de pagina, waarbij de hoogte-breedteverhouding behouden blijft. De naam van de kruistabel, zoals deze is gedefinieerd op het tabblad Eigenschappen, wordt afgedrukt boven de kruistabel. Als er opmerkingen zijn gedefinieerd op het tabblad Eigenschappen, worden deze afgedrukt onder de kruistabel. 206 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

207 Afdrukken Een kruistabel afdrukken wanneer deze wordt weergegeven op het scherm 16 Kruistabelopmaak die wordt opgenomen in de afdruk De volgende kruistabelopmaak blijft behouden in de afdruk: Markering van uitzonderingen met kleuren. Celopmaak, zowel de getalnotatie als de stijl (zoals negatieve getallen die rood worden weergegeven). Kleuren van dimensies en niveaus. Gewijzigde kolom- of rijformaten. Leden met inspringing. Lidaliassen. Analyse-indicatoren (plus- en mintekens) voor leden worden niet weergegeven in de afdruk. Koppen van leden die niet binnen de kolombreedte passen, worden mogelijk anders afgebroken dan op het scherm. Kolom- en rijgrootte van de afdruk Mogelijk hebt u de grootte van een aantal kolommen of rijen in de kruistabel gewijzigd. Wanneer u de kruistabel afdrukt, worden alle rijen en kolommen hieraan aangepast, zodat de toegepaste formaatwijzigingen behouden blijven, ten opzichte van het formaat van andere rijen en kolommen. Een kruistabel afdrukken naar een PDF-bestand 1. Klik op Afdrukken op de werkbalk van de toepassing. 2. Selecteer Onderdeel. 3. Selecteer het onderdeel waarvan u gegevens wilt afdrukken in de lijst in het gebied Afdrukbereik. 4. Kies de gewenste afdrukopties. Zie Afdrukopties voor een beschrijving van de beschikbare afdrukopties. 5. Klik op OK. De gegevens worden geconverteerd naar een PDF-bestand en worden geopend in een nieuw browservenster met de standaard-pdf-viewer. Vervolgens kunt u de gegevens vanuit de PDF-viewer afdrukken op papier. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 207

208 Afdrukken 16 Een diagram afdrukken zoals dit wordt weergegeven op het scherm Verwante onderwerpen Onbewerkte gegevens afdrukken Een diagram afdrukken zoals dit wordt weergegeven op het scherm Afdrukopties Een diagram afdrukken zoals dit wordt weergegeven op het scherm Wanneer u een diagramonderdeel afdrukt, wordt het precies zo afgedrukt als het er op het scherm uitziet, met een aantal kleine uitzonderingen. Het diagram wordt aangepast aan de beschikbare ruimte op de pagina, waarbij de hoogte-breedteverhouding behouden blijft. De naam van het diagram, zoals deze is gedefinieerd op het tabblad Eigenschappen, wordt afgedrukt boven het diagram. Als er opmerkingen zijn gedefinieerd op het tabblad Eigenschappen, worden deze afgedrukt onder het diagram. Een diagram afdrukken naar een PDF-bestand 1. Klik op Afdrukken op de werkbalk van de toepassing. 2. Selecteer Onderdeel. 3. Selecteer het onderdeel waarvan u gegevens wilt afdrukken in de lijst in het gebied Afdrukbereik. 4. Kies de gewenste afdrukopties. Zie Afdrukopties voor een beschrijving van de beschikbare afdrukopties. 5. Klik op OK. De gegevens worden geconverteerd naar een PDF-bestand en worden geopend in een nieuw browservenster met de standaard-pdf-viewer. Vervolgens kunt u de gegevens vanuit de PDF-viewer afdrukken op papier. Verwante onderwerpen Onbewerkte gegevens afdrukken Een kruistabel afdrukken wanneer deze wordt weergegeven op het scherm 208 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

209 Afdrukken Afdrukopties 16 Afdrukopties Afdrukopties De volgende afdrukopties zijn beschikbaar: Optie Beschrijving Lettertypenaam Selecteer een van de beschikbare lettertypen. De beschikbare lettertypen in het dialoogvenster Afdrukken en op het diagramtabblad Eigenschappen zijn standaardlettertypen. De systeembeheerder kan extra lettertypen inschakelen. Zie Lettertype voor meer informatie over lettertypen. Tekengrootte Papierformaat Alle elementen van de afdrukken gebruiken dit lettertype, behalve het paginanummer. Deze optie is alleen beschikbaar voor het afdrukken van onbewerkte gegevens. Kies een van de volgende papierformaten: Letter, Legal, A4 of A3. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 209

210 Afdrukken 16 Afdrukopties Optie Beschrijving Deze optie definieert het aantal afgedrukte gegevenskolommen op elke pagina, exclusief rijkopteksten. Kolommen per pagina Een kruistabel heeft bijvoorbeeld twee geneste dimensies op de rijas en één dimensie op de kolomas met vijftig leden in de actieve ledenset. Als u tien kolommen per pagina selecteert, is het totale aantal kolommen op de pagina twaalf: twee rijdimensiekopteksten plus tien gegevenskolommen. Met vijftig leden op de kolomas beslaan de afdrukken vijf pagina's. Om het geselecteerde aantal kolommen per pagina passend te maken, wordt in elke kolom waar nodig tekstomloop toegepast. Deze optie is alleen beschikbaar voor het afdrukken van onbewerkte gegevens. Afdrukstand Selecteer de afdrukstand Liggend of Staand. Kopteksten herhalen Selecteer deze optie als u rij- en kolomkopteksten op elke afgedrukte pagina wilt herhalen. Deze optie is alleen beschikbaar voor het afdrukken van onbewerkte gegevens. Leden laten inspringen Selecteer deze optie als u leden op verschillende niveaus in de dimensie in de afdrukken wilt laten inspringen. Deze optie is alleen beschikbaar voor het afdrukken van onbewerkte gegevens. 210 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

211 Afdrukken Afdrukopties 16 Optie Afdrukrichting Beschrijving Wanneer u een kruistabel afdrukt, kunt u de afdrukvolgorde van de pagina's kiezen: Omlaag, dan opzij (standaard). Opzij, dan omlaag. U kunt bijvoorbeeld Opzij, dan omlaag kiezen, zodat alle kolommen in de kruistabel worden weergegeven op opeenvolgende pagina's. Verwante onderwerpen Onbewerkte gegevens afdrukken Een kruistabel afdrukken wanneer deze wordt weergegeven op het scherm Een diagram afdrukken zoals dit wordt weergegeven op het scherm Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 211

212 Afdrukken 16 Afdrukopties 212 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

213 Voyager gebruiken met Microsoft SQL Server 2005 en 2008 Analysis Services 17

214 Voyager gebruiken met Microsoft SQL Server 2005 en 2008 Analysis Services 17 Microsoft SQL Server 2005 en 2008 en Analysis Services - overzicht Microsoft SQL Server 2005 en 2008 en Analysis Services - overzicht U kunt vanuit BusinessObjects Voyager verbinding maken met gegevensbronnen van Microsoft SQL Server 2005 en 2008 Analysis Services, zodat u functies in Analysis Services 2005 en 2008 kunt gebruiken, zoals perspectieven en weergavemappen. In deze sectie worden de functies beschreven en kunt u zien hoe u ze kunt gebruiken in de Voyager-werkruimten. U vindt hier ook een aantal definities om vertrouwd te raken met de gebruikte termen in Analysis Services 2005 en Dimensies Dimensies in Analysis Services 2005 en 2008 bestaan uit hiërarchieverzamelingen. Hiërarchieën Kenmerken zijn de bouwstenen van dimensies en worden in Analysis Services 2005 en 2008 gebruikt om de waarden in een kubus te ordenen. In Analysis Services 2005 en 2008 is een dimensie een verzameling kenmerken waarmee de gegevens in de tabellen van een gegevensbronweergave worden beschreven. In een clienttoepassing, zoals Voyager, kan een bedrijfsgebruiker de kenmerken in een dimensie niet zien. De kenmerken moeten eerst in hiërarchieën worden geordend voordat u door de leden in een kubus kunt navigeren. Er kunnen twee typen hiërarchieën worden gemaakt van kenmerken: kenmerk- en gebruikershiërarchieën. Een kenmerkhiërarchie wordt gemaakt voor elk kenmerk in een dimensie. Deze hiërarchie heeft dezelfde naam als het kenmerk. Gebruikers kunnen in een kenmerkhiërarchie door de leden van een kenmerk bladeren. Een kenmerkhiërarchie bestaat uit slechts één niveau. Met een kenmerkhiërarchie kunt u verwijzen naar de cellen van een kubus worden verwezen en bent u niet afhankelijk van een gebruikershiërarchie, waardoor de beveiliging en berekeningen onafhankelijk zijn van de navigatiepaden van een kubus. Voor de bedrijfsgebruiker lijkt een 214 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

215 Voyager gebruiken met Microsoft SQL Server 2005 en 2008 Analysis Services Microsoft SQL Server 2005 en 2008 en Analysis Services - overzicht 17 kenmerkhiërarchie niet anders dan een hiërarchie die u zelf maakt. Bedrijfsgebruikers kunnen hiermee door de leden van een kenmerk bladeren. Kenmerkhiërarchieën vervangen virtuele dimensies, die zijn gebruikt in eerdere versies van Analysis Services. Gebruikershiërarchieën zijn alle hiërarchieën die geen kenmerkhiërarchie zijn. Een gebruikershiërarchie bestaat uit kenmerken die zijn geordend in niveaus die de navigatiepaden in een kubus vormen. De ledenstructuur van gebruikershiërarchieën kan uit een van de volgende vier basisvormen bestaan, afhankelijk van de relaties tussen de leden: Hiërarchieën in evenwicht Hiërarchieën uit evenwicht Onregelmatige hiërarchieën Boven- en onderliggende hiërarchieën Aangezien gebruikershiërarchieën in tegenstelling tot kenmerkhiërarchieën een groot aantal niveaus kunnen bevatten, worden deze vaak hiërarchieën met meerdere niveaus genoemd. Feitentabellen Een feitentabel is een databasetabel waarin de waarden of gegevens van een zakelijk proces zich bevinden. Een feitentabel van een supermarkt kan bijvoorbeeld waarden bevatten, zoals Verkoop, Voorraad en Winst. Dimensietabellen Een dimensietabel is een databasetabel met daarin kenmerken waarmee de bedrijfsonderdelen van een onderneming worden beschreven. Deze kenmerken worden door gegevensanalisten gebruikt voor het beperken en groeperen van databasequery's. Zo kan de tabel Winkel bijvoorbeeld, locaties en grootten van winkels bevatten. Waardegroepen Een waardegroep bevat een of meer waarden uit dezelfde feitentabel. Alle kubussen en perspectieven in Analysis Services 2005 en 2008 bevatten ten minste één waardegroep. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 215

216 Voyager gebruiken met Microsoft SQL Server 2005 en 2008 Analysis Services 17 Microsoft SQL Server 2005 en 2008 en Analysis Services - overzicht In Voyager worden waardegroepen alleen weergegeven op het tabblad Gegevens, niet in de functie Leden kiezen. U kunt ook geen waardegroepen selecteren, alleen de leden binnen een groep. Weergavemappen Weergavemappen zijn mappen die optioneel op de Analysis Services-server kunnen worden geconfigureerd om hiërarchieën weer te geven in mapstructuren. De mapstructuren maken het makkelijk voor gebruikers om vanuit een clienttoepassing te navigeren door de hiërarchieën die onder één dimensie zijn gegroepeerd. In Voyager worden weergavemappen alleen weergegeven op het tabblad Gegevens, niet in de functie Leden kiezen. U kunt ook geen weergavemappen selecteren, alleen de hiërarchieën binnen de weergavemappen. Perspectieven Het kan in SQL Server Analysis Services lastig zijn om door kubussen te navigeren omdat deze erg groot kunnen zijn. Eén kubus kan de inhoud van een volledige gegevensopslaglocatie bevatten, waarbij elke waardegroep in een kubus één feitentabel en elke dimensie een dimensietabel uit de gegevensopslag vertegenwoordigt. Dit perspectief kan gebruikers afschrikken, omdat zij vaak slechts een klein gedeelte van een kubus nodig hebben. In Analysis Services 2005 en 2008 kan een perspectief de complexiteit van een kubus verkleinen, omdat u hiermee een subset van de kubus maakt die kan worden weergegeven. Met de definitie van het perspectief wordt bepaald welke objecten in een kubus zichtbaar zijn in een business-intelligencetoepassing. In Voyager worden perspectieven op dezelfde manier behandeld als normale kubussen. Wanneer u bijvoorbeeld een nieuwe verbinding in de CMC (Central Management Console) maakt, worden perspectieven weergegeven als normale kubussen. Verwante onderwerpen Analysis Services en 2008-hiërarchieën gebruiken in Voyager 216 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

217 Voyager gebruiken met Microsoft SQL Server 2005 en 2008 Analysis Services Analysis Services en 2008-hiërarchieën gebruiken in Voyager Analysis Services en 2008-hiërarchieën gebruiken in Voyager In Voyager worden kenmerk- en gebruikershiërarchieën in Analysis Services 2005 en 2008 behandeld als dimensies. 17 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 217

218 Voyager gebruiken met Microsoft SQL Server 2005 en 2008 Analysis Services 17 Analysis Services en 2008-hiërarchieën gebruiken in Voyager 218 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

219 Voyager gebruiken met SAP 18

220 Voyager gebruiken met SAP 18 Aanmelden bij SAP Aanmelden bij SAP Aanmelden bij SAP komt op hetzelfde neer als aanmelden bij een andere gegevensbron, behalve dat het dialoogvenster Variabelen instellen wordt geopend wanneer voor een variabele gegevens moeten worden ingevoerd zodat u waarden voor de variabelen kunt selecteren. Het dialoogvenster Variabelen instellen bevat minimaal één rij en kan meerdere rijen bevatten, afhankelijk van de complexiteit van de gegevensstructuur en het aantal variabelen dat door de SAP-beheerder is ingesteld in de SAP-querykubus. Elke rij bevat een andere variabele. Afhankelijk van het type variabele kunnen er meerdere besturingselementen beschikbaar zijn. Voor (complexe) kenmerkvariabelen voor selectie is een operator nodig voor vergelijking met een waarde. Daarom moet u de operator en de variabelewaarde aangeven. Als er standaardvariabelen of aangepaste variabelen zijn ingesteld, bevatten rijen in het dialoogvenster Variabelen instellen mogelijk al waarden. U kunt deze waarden accepteren of andere waarden selecteren. 220 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

221 Voyager gebruiken met SAP Variabelen gebruiken 18 Opmerking: er zijn terminologieverschillen tussen SAP-gegevensbronnen en de Voyager-interface. Bij verwijzingen naar SAP-gegevens wordt de SAP-specifieke term 'hiërarchie' gebruikt in plaats van de equivalente term 'dimensie' in Voyager. Daarnaast worden gegevens uit meerdere hiërarchieën of uit een dimensie naar de Voyager-interface geretourneerd als één hiërarchie. Verwante onderwerpen Variabelen gebruiken Leden kiezen met SAP-gegevens Hoewel u de lidsleutel van de variabele kunt invoeren, kunt u ook nieuwe waarden selecteren met Leden kiezen. Leden kiezen heeft voor SAP-query's dezelfde functionaliteit als voor andere Voyager-query's. Zie Leden selecteren voor weergave in kruistabellen en diagrammen voor meer informatie over de functie Leden kiezen. Verwante onderwerpen Aanmelden bij SAP Variabelen gebruiken Samengestelde kenmerken Elkaar uitsluitende hiërarchieën Niet-overeenkomende en onregelmatige hiërarchieën Variabelen gebruiken Variabelen worden gedefinieerd door SAP-beheerders voor de onderliggende gegevens in een SAP-querykubus. Wanneer u een hiërarchie of een set leden met gedefinieerde variabelen selecteert om deze weer te geven in Voyager, moet u eerst waarden selecteren die fungeren als filters voor de gegevens die worden geretourneerd en weergegeven. Het dialoogvenster Variabelen instellen wordt geopend, zodat u waarden kunt selecteren. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 221

222 Voyager gebruiken met SAP 18 Variabelen gebruiken Wanneer u in Voyager werkt, worden er meerdere acties uitgevoerd waarvoor u waarden moet invoeren voor variabelen: Een verbinding met een query met variabelen toevoegen. Een opgeslagen werkruimte met een query met variabelen openen. De eerste keer naar een pagina navigeren in een geopende werkruimte. Handmatig gegevens vernieuwen. Er zijn verschillende typen variabelen, die elk verplicht of optioneel kunnen zijn. Verplichte en optionele variabelen Variabelen kunnen verplicht of optioneel zijn, afhankelijk van de manier waarop ze worden geconfigureerd in de SAP-querykubus wanneer deze worden gemaakt of gewijzigd door de SAP-beheerder. Als variabelen zijn ingesteld als verplicht, kunnen aanvangswaarden worden toegestaan. Zie Verplichte variabelen voor meer informatie over verplichte variabelen en beginwaarden. 222 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

223 Voyager gebruiken met SAP Variabelen gebruiken 18 Als variabelen zijn ingesteld als optioneel, worden ook standaardwaarden of aangepaste waarden voor deze variabelen ingesteld. Verplichte variabelen Verplichte variabelen zijn variabelen waarvoor u een waarde moet opgeven wanneer het dialoogvenster Variabelen instellen wordt geopend. Verplichte variabelen worden aangegeven met een sterretje naast de naam. Als u geen waarde invoert en probeert verder te gaan, wordt u door Voyager gewaarschuwd en wordt het dialoogvenster Variabelen instellen opnieuw weergegeven met waarschuwingsvlaggen naast verplichte variabelen. Verplichte aanvangswaarden Als dit is toegestaan, kunt u een aanvangswaarde, die wordt aangeduid met een getalteken (#), selecteren vanuit Leden kiezen in het dialoogvenster Variabelen instellen. Hiermee worden expliciet alle gegevensrecords geselecteerd, inclusief de records die niet overeenkomen met een lid in de hiërarchie. Verplichte aanvangswaarden niet toegestaan Het is mogelijk dat aanvangswaarden niet mogen worden geselecteerd. In dit geval wordt er geen hekje (#) weergegeven in Leden kiezen in het dialoogvenster Variabelen instellen. Als u dit teken typt en probeert verder te gaan, wordt u in Voyager gewaarschuwd en wordt het dialoogvenster Variabelen instellen opnieuw geopend met waarschuwingsvlaggen naast de verplichte variabelen waarvoor geen aanvangswaarden zijn toegestaan. Verwante onderwerpen Optionele variabelen Standaard- en aangepaste waarden voor variabelen Optionele variabelen Optionele variabelen zijn variabelen waarvoor u geen waarden hoeft te selecteren wanneer u hierom wordt gevraagd. Met query's met optionele variabelen waarvoor u geen waarden selecteert, worden gegevens Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 223

224 Voyager gebruiken met SAP 18 Variabelen gebruiken geretourneerd op basis van aangepaste waarden of standaardwaarden, afhankelijk van het type waarde dat is ingesteld voor de variabele. Verwante onderwerpen Standaard- en aangepaste waarden voor variabelen Verplichte variabelen Standaard- en aangepaste waarden voor variabelen De SAP-beheerder kan voor variabelen standaardwaarden of aangepaste waarden instellen. Standaard- of aangepaste waarden worden gebruikt als u geen waarde selecteert voor variabelen die standaard- of aangepaste waarden hebben. Standaardwaarden Standaardwaarden zijn waarden die door Voyager automatisch worden geselecteerd als de SAP-beheerder deze waarden voor een variabele heeft gedefinieerd in het dialoogvenster Variabelen instellen. Standaardwaarden worden door een SAP-beheerder ingesteld wanneer deze variabelen maakt of wijzigt. Standaardwaarden zijn voor alle gebruikers gelijk. U kunt via Voyager geen standaardwaarden voor variabelen instellen. Aangepaste waarden Aangepaste waarden zijn vergelijkbaar met standaardwaarden, behalve dat aangepaste waarden alleen worden weergegeven voor u en niet voor andere gebruikers. Andere gebruikers kunnen over eigen aangepaste waarden beschikken die u niet kunt zien. Als u over aangepaste waarden beschikt die ook standaardwaarden hebben, worden de aangepaste waarden gebruikt. In Voyager kunt u geen aangepaste waarden instellen. Er worden alleen aangepaste waarden weergegeven. Neem contact op met de SAP-beheerder als u wilt weten hoe u aangepaste waarden voor variabelen kunt instellen. Verwante onderwerpen Optionele variabelen Verplichte variabelen 224 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

225 Voyager gebruiken met SAP Variabelen gebruiken 18 Variabeletypen Voyager ondersteunt een groot aantal, maar niet alle, variabeletypen die beschikbaar zijn in SAP. Kenmerkvariabelen en hiërarchieknooppuntvariabelen Als u query's naar een SAP-querykubus wilt voltooien, moet u mogelijk één lid of een combinatie van leden opgeven voor kenmerk- of hiërarchieknooppuntvariabelen. Kenmerk- en hiërarchieknooppuntvariabelen kunnen beide uit één of meer waarden bestaan, afhankelijk van het type variabele en hoe de variabele is ingesteld door de SAP-beheerder in de SAP-querykubus. Voor variabelen met één waarde kunt u slechts één waarde selecteren in het dialoogvenster Variabelen instellen. Voor variabelen met meerdere waarden kunt u één of meer waarde selecteren. In Voyager wordt vervolgens een gefilterde set gegevens geretourneerd en weergegeven op basis van de geselecteerde waarde. De gegevens die worden geretourneerd en weergegeven zijn afhankelijk van de manier waarop de SAP-beheerder het filter voor standaardvariabelen heeft geconfigureerd: Filtertype Opnemen in selectie (standaard) Uitsluiten van selectie Geretourneerde gegevens De set waarden die wordt geretourneerd door de SAPkubus bevat de waarden die u selecteert en de direct bovenliggende leden. De set waarden die wordt geretourneerd door de SAPkubus bevat alle waarden, behalve de waarden die u selecteert. Het opnemen of uitsluiten van geselecteerde gegevens is afhankelijk van de standaardconfiguratie-instellingen die u niet kunt wijzigen vanuit Voyager. Raadpleeg de SAP-beheerder als u niet zeker weet voor welk filtertype de SAP-querykubus is geconfigureerd. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 225

226 Voyager gebruiken met SAP 18 Variabelen gebruiken Hiërarchieknooppuntvariabelen Hiërarchieknooppuntvariabelen worden gedefinieerd in een aangepaste hiërarchie met meerdere niveaus. Deze aangepaste hiërarchieën worden door een SAP-beheerder gemaakt in de SAP-querykubus. Wanneer u hierom wordt gevraagd in het dialoogvenster Variabelen instellen, selecteert u een of meer leden in de aangepaste hiërarchie. Kenmerkvariabelen Kenmerkvariabelen worden gedefinieerd in de platte standaardhiërarchieën van een dimensie. Er zijn verschillende typen kenmerkvariabelen. Wanneer u hierom wordt gevraagd in het dialoogvenster Variabelen instellen, selecteert u een of meer leden die moeten worden geretourneerd vanuit de platte standaardhiërarchie. Verwante onderwerpen Hiërarchievariabelen Kenmerkintervalvariabelen (bereik) Complexe kenmerkselectievariabelen Meer informatie over variabelen Hiërarchievariabelen Een hiërarchievariabele kan door een SAP-beheerder worden gedefinieerd in een dimensie in een querykubus. Dimensies bevatten een hiërarchie of meerdere hiërarchieën die in één logische verzameling zijn gegroepeerd. Met de hiërarchie die u selecteert in het dialoogvenster Variabelen instellen, beperkt u de hiërarchieën die u kunt gebruiken voor die dimensie tot de gekozen hiërarchie. Hiërarchievariabelen zijn vaak gepaard aan hiërarchieknoppuntvariabelen, waarbij beide variabelen van toepassing zijn op dezelfde dimensie. De hiërarchieknooppuntvariabele kan dynamisch worden toegepast op elke hiërarchie die voor de hiërarchievariabele is geselecteerd. In een dergelijk geval maakt u een selectie voor de hiërarchievariabele voordat u een selectie maakt voor de hiërarchieknooppuntvariabele. 226 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

227 Voyager gebruiken met SAP Variabelen gebruiken 18 Verwante onderwerpen Kenmerkvariabelen en hiërarchieknooppuntvariabelen Meer informatie over variabelen Kenmerkintervalvariabelen (bereik) Kenmerkintervalvariabelen bestaan uit twee leden die u selecteert in het dialoogvenster Variabelen instellen. Met de twee leden wordt een bereik gemaakt dat wordt gebruikt als filter voor de gegevens die vanuit de SAP-querykubus worden geretourneerd en weergegeven in Voyager. Wanneer u leden selecteert, moet u ervoor zorgen dat u een geldig bereik maakt door een tweede lid op te geven dat na het eerst geselecteerde lid in de hiërarchie is geplaatst. Verwante onderwerpen Kenmerkvariabelen en hiërarchieknooppuntvariabelen Complexe kenmerkselectievariabelen Meer informatie over variabelen Complexe kenmerkselectievariabelen Voor complexe kenmerkselectievariabelen selecteert u één of twee waarden in het dialoogvenster Variabelen instellen, die vervolgens worden gebruikt om de gegevens te filteren die vanuit de SAP-querykubus worden geretourneerd en weergegeven in Voyager. Het lid dat of de leden die u aangeeft, worden verschillend gebruikt, afhankelijk van het type bewerking dat u kiest: Bewerk ing [ ] < > Betekenis Gegevens weergeven die tussen de twee geselecteerde leden in de dimensie liggen. Gegevens weergeven die niet tussen de twee geselecteerde leden in de dimensie liggen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 227

228 Voyager gebruiken met SAP 18 Variabelen gebruiken Bewerk ing = > < => <= Betekenis Alleen het geselecteerde lid weergeven. Leden weergeven die na het geselecteerde lid komen. Leden weergeven die vóór het geselecteerde lid komen. Het geselecteerde lid weergeven en leden die na het geselecteerde lid komen. Het geselecteerde lid weergeven en leden die vóór het geselecteerde lid komen. Verwante onderwerpen Kenmerkvariabelen en hiërarchieknooppuntvariabelen Kenmerkintervalvariabelen (bereik) Meer informatie over variabelen Peildatumvariabelen Peildatumvariabelen zijn variabeletypen met één waarde waarmee u een specifieke datum kunt aangeven voor de gegevens die u wilt bekijken (mits deze gegevens in de kubus zijn geconfigureerd als tijdsafhankelijk). Tijdsafhankelijke metagegevens worden gefilterd op basis van de peildatumvariabele. Metagegevens kunnen in het SAP-systeem worden geconfigureerd met een datumbereik om de geldigheid te bepalen. Wanneer u een datum aangeeft in de peildatumvariabele, worden in Voyager alleen gegevens geretourneerd en weergegeven met een bereik dat de aangegeven datum bevat. De volgende typen metagegevens kunnen tijdsafhankelijk zijn: Hoofdgegevens. Wisselkoersen. Hiërarchieën (een gehele hiërarchie kan zo worden geconfigureerd dat deze alleen gedurende een bepaalde periode geldig is). 228 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

229 Voyager gebruiken met SAP Variabelen gebruiken 18 Hiërarchieleden. Peildatumvariabelen met andere variabelen in één query Hoewel u mogelijk wordt gevraagd om meerdere variabelen om een query te maken in Voyager, kunt u slechts één peildatumvariabele aangeven in een query. Daarnaast moet de peildatumvariabele eerst worden opgegeven, omdat hierdoor de gegevens worden beperkt die beschikbaar zijn voor andere variabelen. Verwante onderwerpen Meer informatie over variabelen Formulevariabelen Formules zijn berekeningen die mogelijk door een beheerder zijn gedefinieerd in de hiërarchie met kerngetallen (of waarden). Als u in Voyager een formulevariabele moet invoeren, moet u alleen een numerieke waarde invoeren. De waarde die u invoert wordt vervolgens gebruikt om de formule te voltooien. De geretourneerde gegevens zijn het resultaat van de formule. Verwante onderwerpen Meer informatie over variabelen Valutavariabelen Een valutavariabele is een speciaal type variabele waarmee waarden worden geconverteerd op basis van een wisselkoerstabel. De wisselkoersen die worden gebruikt voor de conversie zijn ingesteld in de kubus en kunnen niet worden weergegeven vanuit Voyager. Verwante onderwerpen Meer informatie over variabelen Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 229

230 Voyager gebruiken met SAP 18 Variabelen gebruiken Meer informatie over variabelen Er zijn methoden voor het weergeven en structureren van gegevens die specifiek zijn voor SAP-querykubussen. Variabelen in verborgen hiërarchieën De SAP-beheerder kan hiërarchieën instellen in de onderliggende SAP-querykubus, zodat deze niet zichtbaar zijn voor u in Voyager. Wanneer gegevens verborgen zijn, maar u in het dialoogvenster Variabelen instellen wordt gevraagd variabelen op te geven om de gegevens te filteren (inclusief de verborgen hiërarchieën), worden in Voyager mogelijk gegevens uit deze verborgen hiërarchieën geretourneerd en weergegeven. Variabelen in structuren De SAP-beheerder kan variabelen instellen in structuren. Een structuur wordt gedefinieerd in een SAP-querykubus en kan een of meer dimensies bevatten. Variabelen in beperkte kerngetallen De SAP-beheerder kan variabelen instellen in beperkte kerngetallen. Een beperkt kerngetal is een kerngetal (ook wel waardehiërarchie genoemd) dat wordt gefilterd met een segment. Het segment kan worden gedefinieerd in een of meer hiërarchieën. U wordt in het dialoogvenster Variabelen instellen gevraagd de waarde in te voeren die vervolgens in Voyager wordt gebruikt om het kerngetal te filteren ('beperken'). Meerdere structuren Voyager ondersteunt variabelen in meerdere structuren. Wanneer een kubus meerdere structuren bevat, zijn er snijpunten in de selecties van de verschillende structuren. De snijdende cellen kunnen worden gefilterd met een variabele. 230 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

231 Voyager gebruiken met SAP Vrije kenmerken 18 Verwante onderwerpen Variabelen gebruiken Vrije kenmerken Vrije kenmerken zijn gebieden van de SAP-querykubus waarin kenmerkdimensies kunnen worden geplaatst. Vrije kenmerkdimensies kunnen filters, variabelen en hiërarchieën bevatten. Deze dimensies worden gebruikt voor navigatie. In Voyager worden deze kenmerken behandeld als elke andere dimensie en niet onderscheiden als vrije kenmerken. Vrije kenmerken worden in Voyager weergegeven als hiërarchieën en werken op dezelfde manier. Verwante onderwerpen Aanmelden bij SAP Leden kiezen met SAP-gegevens Elkaar uitsluitende hiërarchieën Kerngetallen en opgemaakte waarden Standaard worden in Voyager opgemaakte celwaarden opgehaald en weergegeven. Kerngetallen (waardehiërarchieën) die zo zijn opgemaakt dat een specifieke eenheid van de kubus wordt weergegeven, worden in Voyager weergegeven met de juiste eenheidopmaak. Verwante onderwerpen Aanmelden bij SAP Leden kiezen met SAP-gegevens Opmaak zonder kerngetallen De SAP-beheerder kan een SAP-querykubus maken zonder zichtbare kerngetallen (geen zichtbare waardehiërarchie). Er is geen waarde-indeling voor deze querykubussen omdat ze geen waarden bevatten (of omdat de waarden niet zichtbaar zijn). Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 231

232 Voyager gebruiken met SAP 18 Attributen weergeven Verwante onderwerpen Aanmelden bij SAP Leden kiezen met SAP-gegevens Attributen weergeven Leden hebben verschillende tekenreekseigenschappen die zichtbaar zijn in Voyager: Sleutel Korte beschrijving Middelgrote beschrijving Lange beschrijving Sleutel en korte beschrijving Sleutel en middelgrote beschrijving Sleutel en lange beschrijving U kunt deze tekenreekseigenschappen weergeven en wijzigen via het tabblad Eigenschappen van het tabvenster. Opmerking: sleutel- en teksteigenschappen worden samengevoegd in één tekenreeks en worden daarom in één kolom- of rijbijschriftveld weergegeven. Ze worden niet weergegeven als afzonderlijke kolommen of rijen. Samengestelde kenmerken Een SAP-beheerder kan verschillende kenmerkdimensies samenvoegen tot één entiteit, ook wel een samengesteld kenmerk genoemd. Wanneer deze dimensies zijn gecombineerd, kunnen ze alleen in combinatie worden gebruikt. Wanneer een variabele wordt gemaakt voor een samengesteld kenmerk, kunt u alleen de waarde selecteren met de combinatie van de samengestelde dimensies. U kunt geen waarden selecteren die afkomstig zijn uit slechts een van de dimensies die deel uitmaken van het samengestelde kenmerk. Verwante onderwerpen Aanmelden bij SAP Leden kiezen met SAP-gegevens 232 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

233 Voyager gebruiken met SAP Elkaar uitsluitende hiërarchieën 18 Elkaar uitsluitende hiërarchieën Elkaar uitsluitende hiërarchieën In SAP BW-gegevensbronnen sluiten hiërarchieën die tot dezelfde dimensie behoren elkaar uit. Een SAP BW-kubus bevat bijvoorbeeld de dimensie Klant met de volgende drie hiërarchieën: Land_1, Land_2 en Land_3. Slechts een van deze hiërarchieën kan worden opgenomen in één kruistabel- of diagramquery. U kunt niet Land_1 opgeven op de rijas en Land_3 op de segmentas van dezelfde query. Verwante onderwerpen Aanmelden bij SAP Leden kiezen met SAP-gegevens Samengestelde kenmerken Niet-overeenkomende en onregelmatige hiërarchieën Niet-overeenkomende en onregelmatige hiërarchieën Voyager ondersteunt niet-overeenkomende en onregelmatige hiërarchieën. Verwante onderwerpen Aanmelden bij SAP Leden kiezen met SAP-gegevens Elkaar uitsluitende hiërarchieën SAP-weergavekenmerken In SAP zijn voor leden meerdere tekenreekseigenschappen (zoals Sleutel en Korte tekst) gedefinieerd in de onderliggende gegevensbron. Deze eigenschappen komen overeen met de weergavekenmerken van Voyager: Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 233

234 Voyager gebruiken met SAP 18 SAP-weergavekenmerken SAP-eigenschap Sleutel Korte tekst Gemiddelde tekst Lange tekst Kenmerk weergeven Naam Bijschrift Beschrijving Lange beschrijving Weergavekenmerken worden gebruikt als de tekst voor de kolom- of rijkoppen. De weergavekenmerken van een kruistabel of diagram wijzigen 1. Klik met de rechtermuisknop op de lidnaam in de kruistabel of het diagram. 2. Selecteer Weergavekenmerken. 3. Klik op het weergavekenmerk dat u wilt weergeven in de kolom- of rijkop. Opmerking: Voor een aantal koppen kunt u kenmerken weergeven die zijn samengevoegd uit de eigenschap Sleutel en een van de drie teksteigenschappen. Ze worden niet weergegeven als afzonderlijke kolommen of rijen. 234 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

235 Voyager gebruiken met Oracle Hyperion Essbase-gegevensbronnen 19

236 Voyager gebruiken met Oracle Hyperion Essbase-gegevensbronnen 19 Overzicht van de ondersteuning van Oracle Hyperion Essbase-functies in Voyager Overzicht van de ondersteuning van Oracle Hyperion Essbase-functies in Voyager Voyager bevat een Essbase-stuurprogramma waarmee u verbinding kunt maken met Oracle Hyperion Essbase-gegevensbronnen en kunt profiteren van de uitgebreide Essbase-functies, zoals aggregatieopslag, kenmerkdimensies, dynamische tijdreeksen en meerdere aliastabellen. In deze sectie worden de functies beschreven en kunt u zien hoe u deze kunt gebruiken in uw Voyager-werkruimten. Opmerking: Voyager ondersteunt verbindingen met Essbase-kubussen waarin MetaRead-machtigingen zijn gedefinieerd voor de leden. Voyager respecteert de beperkingen die gelden op grond van dergelijke machtigingen door de leden te beperken die gebruikers kunnen zien in de metagegevensverkenner en de functie Leden kiezen. Cellen die gegevens bevatten die op grond van de MetaRead-machtigingen zijn beperkt, zoals gegevens voor alle voorlopers van een beperkt lid, worden weergegeven als NULL-cellen (standaard leeg). Dit betekent dat de standaardweergave van gegevens vaak leeg is, omdat de standaard lidselectie bestaat uit bovenliggende leden van het bovenste niveau. Gebruikers kunnen gegevens zien door hun lidselectie te wijzigen en leden te kiezen die geen beperkte descendenten hebben. Hierna wordt een kort overzicht gegeven van de uitgebreide Essbase-functies: Aggregatieopslag Essbase is zeer geschikt voor financiële toepassingen, waarin de gegevensdichtheid van de opgeslagen gegevens in kubussen hoog is. Het opslagtype dat wordt gebruikt voor kubussen met hoge gegevensdichtheid wordt ook wel blokopslag genoemd. Via de aggregatieopslag kunt u Essbase gebruiken in toepassingen met lagere gegevensdichtheid. Met de aggregatieopslag worden de prestaties in toepassingen met lage gegevensdichtheid aanzienlijk verbeterd, waardoor aanzienlijk minder schijfruimte wordt verbruikt. 236 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

237 Voyager gebruiken met Oracle Hyperion Essbase-gegevensbronnen Kenmerkdimensies 19 Kenmerkdimensies Kenmerkdimensies bevatten informatie waarmee gegevenskenmerken worden beschreven. Kenmerkdimensies kunnen niet rechtstreeks worden gebruikt als standaarddimensies, maar moeten eerst aan de standaarddimensies worden gekoppeld. Aan een productdimensie kan bijvoorbeeld een kenmerkdimensie zijn gekoppeld met leden, zoals kleur, grootte en doelmarktsegment. Dynamische tijdreeksen Een tijdreeks zoals K1 (eerste kwartaal) is een statische tijdreeks, omdat hierbij gegevens worden geaggregeerd over een vaste set maanden. Bij een dynamische tijdreeks worden gegevens echter geaggregeerd tot een geselecteerde datum. Voorbeelden van dynamische tijdreeksen zijn geschiedenis tot op heden, jaar tot op heden, periode tot op heden en maand tot op heden. Meerdere aliastabellen Een alias is een alternatieve naam voor een dimensielid. In een aliastabel wordt een bepaalde set aliasnamen toegewezen aan de leden in een dimensie. Met behulp van meerdere aliastabellen kan naar dezelfde dimensieleden worden verwezen met verschillende namen. In een productdimensie kunnen bijvoorbeeld de UPC-codes van het product de standaardlidnamen zijn. In de ene aliastabel worden bijvoorbeeld de productnamen weergegeven en in een andere aliastabel de interne aandelencodes. Afhankelijk van de toepassing, kan er dus op drie verschillende manieren worden verwezen naar de productdimensie. Verwante onderwerpen Kenmerkdimensies Dynamische tijdreeksen Aliastabellen Kenmerkdimensies Met de analyseservices van Oracle Hyperion Essbase kunt u niet alleen met dimensies gegevens ophalen en analyseren, maar ook met de eigenschappen Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 237

238 Voyager gebruiken met Oracle Hyperion Essbase-gegevensbronnen 19 Kenmerkdimensies of kenmerken van deze dimensies. U kunt bijvoorbeeld de winst van een product analyseren op basis van de grootte of de verpakking. U krijgt echter effectievere analyseresultaten wanneer u bijvoorbeeld een marktkenmerk, zoals de bevolkingsgrootte van elke marktregio, opneemt. Uit een dergelijke analyse zou u bijvoorbeeld kunnen concluderen dat cafeïnevrije dranken die in blikjes worden verkocht in kleine markten minder rendabel zijn dan u had verwacht. Als u gedetailleerdere informatie wilt ophalen, kunt u de analyse filteren op specifieke kenmerkcriteria, waaronder de minimale of maximale verkoop en de winst uit verschillende producten in vergelijkbare marktsegmenten. Als u dit analysetype wilt inschakelen, maakt u kenmerkdimensies in het databaseschema. Met kenmerkdimensies worden de kenmerken van andere dimensies vastgelegd. Ze bestaan niet als zelfstandige dimensies. Een kenmerkdimensie moet worden gekoppeld aan een standaarddimensie. Een standaarddimensie is een dimensie die niet is gecodeerd als kenmerkdimensie. Op het tabblad Gegevens wordt onderscheid gemaakt tussen kenmerkdimensies en standaarddimensies door deze weer te geven met verschillende pictogrammen: dimensie kenmerkdimensie waardendimensie tijddimensie Gegevens filteren met kenmerkdimensies U kunt de gegevens voor een basisdimensie filteren door een lid van een gekoppelde kenmerkdimensie te selecteren. 238 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

239 Voyager gebruiken met Oracle Hyperion Essbase-gegevensbronnen Kenmerkdimensies 19 Als de basisdimensie bijvoorbeeld Product is met de gekoppelde kenmerkdimensie Cafeïne, kunt u bijvoorbeeld een kenmerkdimensie selecteren met de naam Cafeïne_Waar. Vanuit dit gezichtspunt worden gegevens voor de basisdimensieleden weergegeven die zijn gekoppeld aan het geselecteerde kenmerklid. In dit voorbeeld worden alleen gegevens weergegeven voor dranken die cafeïne bevatten. Er worden null-waarden weergegeven voor cafeïnevrije dranken. Gegevens filteren met een kenmerkdimensie 1. Verplaats de basisdimensie naar de rij- of kolomas. U kunt bijvoorbeeld de dimensie Product naar een as verplaatsen. 2. Verplaats de kenmerkdimensie naar de segmentas. 3. Selecteer het lid waarop u wilt filteren in de kenmerkdimensie op de segmentas. U kunt bijvoorbeeld het lid Cafeïne_Waar selecteren. Opmerking: als u het bovenliggende lid van de kenmerkdimensie selecteert, in dit geval Cafeïne, worden in de kruistabel gegevens weergegeven voor leden van de basisdimensie die zijn gekoppeld aan onderliggende leden van de kenmerkdimensie. 4. Sluit de functie Leden kiezen. In deze kruistabel worden gegevens voor de basisdimensieleden weergegeven die alleen zijn gekoppeld aan het geselecteerde kenmerklid. In dit voorbeeld worden alleen gegevens weergegeven voor dranken die cafeïne bevatten. Er worden null-waarden weergegeven voor cafeïnevrije dranken. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 239

240 Voyager gebruiken met Oracle Hyperion Essbase-gegevensbronnen 19 Kenmerkdimensies kenmerkberekening, dimensie Vaak is de waarde van een bovenliggend lid gelijk aan de som van de waarden van zijn onderliggende leden. Bekijk bijvoorbeeld de volgende eenvoudige kubusweergave: boeken fictie verwijzing geschiedenis Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

241 Voyager gebruiken met Oracle Hyperion Essbase-gegevensbronnen Kenmerkdimensies 19 Boeken is het bovenliggende lid en fictie, naslag en geschiedenis zijn onderliggende leden. De waarde van boeken is gelijk aan de som van de waarden van de onderliggende leden. Wanneer u de gegevens voor een basisdimensie filtert met kenmerkdimensies, kunt u ook de dimensie Kenmerkberekeningen gebruiken als u de waarden van de bovenliggende leden wilt wijzigen in andere berekende waarden dan de totaalwaarden. De dimensie Kenmerkberekeningen bevat de volgende leden: Count: aantal leden dat overeenkomt met een kenmerk Sum: som van de waarden van de onderliggende leden Avg: gemiddelde van de waarden van de onderliggende leden Min: minimumwaarde van de onderliggende leden Max: maximumwaarde van de onderliggende leden Wanneer u een van deze leden selecteert in de dimensie Kenmerkberekeningen, geven alle bovenliggende leden in de basisdimensie berekende waarden als resultaat op basis van het geselecteerde lid. Als u bijvoorbeeld het lid Avg hebt geselecteerd in de dimensie Kenmerkberekening, ziet de eenvoudige kubusweergave er als volgt uit: boeken fictie verwijzing geschiedenis De waarde voor het bovenliggende lid boeken is nu het gemiddelde van de waarden van de onderliggende leden. Het lid Count Het lid Count is een speciaal geval. U kunt het lid Count gebruiken wanneer u het aantal leden in de basisdimensie wilt weergeven voor een geselecteerd kenmerk. Als u bijvoorbeeld het kenmerklid paperback hebt geselecteerd en fictie en geschiedenisboeken paperbacks zijn, maar naslagwerken niet, ziet de eenvoudige kubusweergave er als volgt uit: Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 241

242 Voyager gebruiken met Oracle Hyperion Essbase-gegevensbronnen 19 Dynamische tijdreeksen boeken fictie verwijzing geschiedenis 2 1 null 1 De berekening geeft het aantal boektypen in de vorm van paperbacks als resultaat. Opmerking: Als het bovenliggende lid Kenmerkberekeningen wordt geselecteerd in plaats van een van de onderliggende leden (Sum, Count, Avg, Min, Max), wordt Sum de standaardinstelling voor de berekende waarden. Dynamische tijdreeksen Met dynamische tijdreeksleden in Essbase kunt u waarden voor een periode tot op heden dynamisch berekenen. Een tijdreeks zoals K1 (eerste kwartaal) is een statische tijdreeks, omdat hierbij gegevens worden geaggregeerd over een vaste set maanden. Bij een dynamische tijdreeks worden gegevens echter geaggregeerd tot een geselecteerde datum. Voorbeelden van dynamische tijdreeksen zijn geschiedenis tot op heden, jaar tot op heden, periode tot op heden en maand tot op heden. Een berekening maken waarmee de waarde voor een periode tot op heden wordt geretourneerd U kunt een berekening toevoegen waarmee een waarde voor een periode tot op heden wordt geretourneerd en weergegeven voor de dimensie Tijd. 242 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

243 Voyager gebruiken met Oracle Hyperion Essbase-gegevensbronnen Aliastabellen 19 Een berekening maken waarmee de waarde voor een periode tot op heden wordt geretourneerd 1. Selecteer een lid in de tijddimensie waaraan u het berekende lid wilt toevoegen en klik op Berekening op de werkbalk van de toepassing. 2. Kies de bewerking Dynamische tijdreeks in het dialoogvenster Berekeningseditor en typ een bijschrift voor de berekening. 3. Selecteer een van de beschikbare functies voor Dynamische tijdreeks in het gebied Definitie. 4. Klik op het pictogram Leden kiezen om een sublid te selecteren. Een sublid is een lid zonder onderliggende leden. Subleden bevinden zich aan de uiteinden van takken in een boomstructuur. Als u bijvoorbeeld de functie Jaarcumulatie kiest en u aggregatiewaarden wilt berekenen voor het jaar tot en met augustus, selecteert u het sublid Augustus. 5. Klik op OK in Leden kiezen en klik op OK in de Berekeningseditor. De berekening Dynamische tijdreeks wordt toegevoegd aan de kruistabel. Aliastabellen Een alias is een alternatieve naam voor een dimensielid. Dimensielidnamen die zijn opgeslagen in een databaseschema zijn meestal niet herkenbaar voor zakelijke gebruikers. Een zakelijke gebruiker kan bijvoorbeeld niet op basis van een SKU (Stock Keeping Unit: een nummer dat is gekoppeld aan een product voor inventarisatiedoeleinden) bepalen welke informatie het lid bevat. Met aliassen kunnen dezelfde lidgegevens op verschillende manieren worden weergegeven, zodat deze begrijpelijk zijn voor verschillende gebruikers. Aliassen worden gemaakt door een systeembeheerder en worden opgeslagen in een of meer tabellen als onderdeel van een databaseoverzicht. In een aliastabel wordt een set aliasnamen toegewezen aan lidnamen. Wanneer een databaseoverzicht wordt gemaakt, wordt via de analyseservices een lege aliastabel met de naam Standaard gemaakt. Als er geen andere aliastabellen worden gemaakt, worden aliassen opgeslagen in de aliastabel Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 243

244 Voyager gebruiken met Oracle Hyperion Essbase-gegevensbronnen 19 Aliastabellen Standaard. In een nieuwe werkruimte worden de bijschriften voor leden opgehaald uit de aliastabel Standaard. Verwante onderwerpen De verbindingsknoppen op het tabblad Gegevens De actieve aliastabel instellen De actieve aliastabel is de tabel die momenteel wordt gebruikt voor de weergave van lidaliassen. Wanneer u de actieve aliastabel wijzigt, worden alle bijschriften voor leden voor de verbinding gebaseerd op de geselecteerde aliastabel. De actieve aliastabel wordt toegepast op alle query's die aan een verbinding zijn gekoppeld. Als meerdere pagina's van de werkruimte diagrammen en kruistabellen bevatten die zijn gekoppeld aan dezelfde verbinding, worden bij al deze onderdelen de aliassen uit de actieve aliastabel weergegeven. De aliassen van de actieve aliastabel worden weergegeven in de volgende onderdelen: Leden kiezen Kruistabelas Diagram-as en legenda De actieve aliastabel wordt opgeslagen met de werkruimte, zodat de actieve aliastabel dezelfde is die in de vorige sessie is gebruikt wanneer de werkruimte opnieuw wordt geopend. Opmerking: als er aliassen zijn gedefinieerd voor dimensieleden, worden deze aliassen weergegeven. Leden waarvoor geen aliassen zijn gedefinieerd in de actieve aliastabel, worden weergegeven met de lidnamen. Als u bijvoorbeeld de aliastabel voor lange namen selecteert, maar deze tabel voor de dimensieleden Product geen aliassen bevat, wordt in Voyager in plaats van een alias zoals 'Diet Cola' de lidnaam '100-20' weergegeven. De actieve aliastabel instellen 1. Selecteer in het verbindingsgebied op het tabblad Gegevens de Essbase-verbinding waarvan u de aliastabel wilt wijzigen. 244 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

245 Voyager gebruiken met Oracle Hyperion Essbase-gegevensbronnen Aliastabellen Klik op Een aliastabel selecteren. Een lijst met alle beschikbare aliastabellen voor de geselecteerde kubus wordt weergegeven. 3. Selecteer een aliastabel in de lijst en klik op OK. Leden zoeken op basis van de alias U kunt naar leden zoeken op basis van de alias in de functie Leden kiezen. Stel eerst de actieve aliastabel in op het tabblad Gegevens. Zie De actieve aliastabel instellen voor meer informatie. Zoek vervolgens op de gebruikelijke manier naar leden via Leden kiezen. Zie Leden selecteren met de zoekfunctie. Opmerking: Bij het zoeken wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters. U kunt alleen zoeken op aliassen in de actieve aliastabel. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 245

246 Voyager gebruiken met Oracle Hyperion Essbase-gegevensbronnen 19 Aliastabellen 246 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

247 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20

248 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij werkruimten Naslaginformatie bij werkruimten Een werkruimte is een gegevensanalyseobject in Voyager. U kunt een werkruimte maken in Voyager, hierin uw gegevens analyseren en de werkruimte opslaan als één bestand in de gegevensopslagruimte van BusinessObjects Enterprise. U kunt de werkruimte vervolgens opnieuw openen om verder te gaan met de analyse of de werkruimte delen met andere gebruikers. 1. Toepassingswerkbalk 2. Tabvenster 3. Metagegevensverkenner 4. Analysevenster 248 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

249 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij het analysevenster 20 Een werkruimte bevat de volgende items: het analysevenster waarin u gegevens analyseert, het tabvenster waarin u metagegevens en de visuele onderdelen van de analyse beheert en de werkbalk van de toepassing. De standaardwerkruimte bestaat uit drie pagina's die elk een lege kruistabel en een ongedefinieerde query bevatten. U kunt kruistabel- en diagramonderdelen toevoegen aan het analysevenster of extra pagina's toevoegen aan de werkruimte wanneer de analyse steeds verder wordt uitgebreid. Verwante onderwerpen Naslaginformatie bij het analysevenster Naslaginformatie bij het tabvenster Naslaginformatie over de werkbalk Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel Naslaginformatie bij diagramonderdelen Naslaginformatie bij het analysevenster Het hoofdwerkgebied in Voyager wordt het analysevenster genoemd. In het analysevenster kunt u kruistabel- en diagramonderdelen selecteren, toevoegen, verwijderen en verplaatsen. U kunt maximaal vier onderdelen toevoegen aan het analysevenster, in elke gewenste combinatie van kruistabellen en diagrammen. Kruistabel- en diagramonderdelen kunnen worden geplaatst in één van de vier kwadranten van het analysevenster, in twee aangrenzende kwadranten of in alle vier de kwadranten als de pagina één onderdeel bevat. De gebieden in het analysevenster waarnaar u onderdelen kunt slepen vanaf de werkbalk worden ook wel neerzetgebieden genoemd. De locaties van de neerzetgebieden van het onderdeel worden gewijzigd wanneer u onderdelen aan het analysevenster toevoegt of hierin verplaatst. Wanneer het analysevenster bijvoorbeeld drie onderdelen bevat, zijn de locaties van de neerzetgebieden afhankelijk van de positie van de bestaande onderdelen. Als twee onderdelen boven en één onderdeel onder in het analysevenster zijn geplaatst, zijn er slechts twee neerzetgebieden: linksen rechtsonder in het analysevenster. Als twee onderdelen links in het analysevenster zijn geplaatst en één rechts, bevinden de neerzetgebieden zich rechtsboven en rechtsonder in het analysevenster. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 249

250 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij het tabvenster Verwante onderwerpen Naslaginformatie bij werkruimten Naslaginformatie bij het tabvenster Naslaginformatie over de werkbalk Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel Naslaginformatie bij diagramonderdelen Naslaginformatie bij het tabvenster Het tabvenster, het venster links in de Voyager-werkruimte, bevat de tabbladen Gegevens, Structuur en Eigenschappen. Met deze tabbladen kunt u query's definiëren, dimensies en leden weergeven, gegevensverbindingen toevoegen en wijzigen en onderdeeleigenschappen weergeven. Verwante onderwerpen Naslaginformatie bij werkruimten Naslaginformatie bij het analysevenster Naslaginformatie over de werkbalk Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel Naslaginformatie bij diagramonderdelen Tabblad Gegevens Op het tabblad Gegevens voegt u vooraf gedefinieerde verbindingen naar gegevensbronnen (kubussen) toe en kunt u dimensies en leden weergeven die in die gegevensbronnen zijn gedefinieerd. 250 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

251 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij het tabvenster 20 Verwante onderwerpen Naslaginformatie bij het tabvenster Het tabblad Structuur Het tabblad Eigenschappen Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 251

252 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij het tabvenster Het verbindingengebied op het tabblad Gegevens Boven aan het tabblad Gegevens bevindt zich een lijst met actieve verbindingen die zijn toegevoegd aan de werkruimte. Wanneer u een nieuwe werkruimte maakt, wordt u gevraagd de eerste verbinding toe te voegen. U kunt later nog zo veel verbindingen toevoegen als u wenst. Klik op Verbinding toevoegen om een lijst weer te geven met de verbindingen die de systeembeheerder heeft gedefinieerd. Verbindingen die u al aan de werkruimte hebt toegevoegd, worden niet weergegeven in deze lijst. Zie OLAP-gegevensverbindingen voor meer informatie over verbindingen. Zie 'Verbindingen met OLAP-gegevensbronnen maken' in de Beheerdershandleiding voor meer informatie over het definiëren van OLAP-verbindingen. Wanneer u minimaal één verbinding hebt toegevoegd, kunt u de verbinding selecteren om de metagegevens voor deze kubus weer te geven in de metagegevensverkenner en kunt u de query definiëren in het analysevenster. In Voyager worden query's op basis van verbroken verbindingen niet uitgevoerd. De verbroken verbindingen worden nog wel weergegeven in de lijst met actieve verbindingen, maar zijn niet beschikbaar. Zie Een verbroken verbinding opnieuw tot stand brengen voor nadere informatie. Verwante onderwerpen De verbindingsknoppen op het tabblad Gegevens Metagegevensverkenner op het tabblad Gegevens Knoppen voor de metagegevensverkenner op het tabblad Gegevens Tabblad Gegevens Het tabblad Structuur Het tabblad Eigenschappen De verbindingsknoppen op het tabblad Gegevens Boven het verbindingengebied op het tabblad Gegevens bevinden zich knoppen waarmee u gegevensverbindingen kunt toevoegen, verwijderen en vernieuwen. 252 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

253 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij het tabvenster 20 Zie Een OLAP-kubusverbinding toevoegen aan een werkruimte en Een OLAP-kubusverbinding verwijderen uit een werkruimte voor meer informatie over het toevoegen en verwijderen van gegevensverbindingen. De knop Verbinding toevoegen Klik op deze knop om een verbinding toe te voegen aan de lijst met actieve verbindingen op het tabblad Gegevens. De knop Verbinding verwijderen Klik op deze knop om een verbinding te verwijderen uit de lijst met actieve verbindingen op het tabblad Gegevens. De knop is ingeschakeld wanneer een verbinding is geselecteerd in de lijst. De knop Waarden van SAP-variabelen bewerken Klik op deze knop om de pagina te vernieuwen op basis van de SAP BW-gegevensbron waarmee de pagina is verbonden. Opmerking: Deze knop is alleen zichtbaar wanneer een SAP BW-verbinding met variabelen aan de werkruimte is toegevoegd. Deze knop is alleen ingeschakeld wanneer een SAP BW-verbinding met variabelen is geselecteerd in het verbindingengebied van het tabblad Gegevens. De knop Een aliastabel selecteren Klik op deze knop om een aliastabel te selecteren die u wilt gebruiken voor de Essbase-leden. Opmerking: Deze knop wordt alleen weergegeven wanneer een Essbase-verbinding aan de werkruimte is toegevoegd. Deze knop is alleen ingeschakeld wanneer een Essbase-verbinding is geselecteerd in het verbindingengebied van het tabblad Gegevens. Zie Aliastabellen voor meer informatie over Essbase-aliastabellen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 253

254 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij het tabvenster Knop Help Klik op deze knop om een Help-onderwerp te openen over het verbindingengebied van het tabblad Gegevens. Verwante onderwerpen Het verbindingengebied op het tabblad Gegevens Metagegevensverkenner op het tabblad Gegevens Knoppen voor de metagegevensverkenner op het tabblad Gegevens Tabblad Gegevens Het tabblad Structuur Het tabblad Eigenschappen Metagegevensverkenner op het tabblad Gegevens In de metagegevensverkenner worden kubusdimensies en leden weergegeven in een boomstructuur met inspringingen om relaties tussen bovenliggende en onderliggende elementen aan te geven. dimensie of SAP-hiërarchie kenmerkdimensie (alleen Essbase) waarden of sleutelgetaldimensie tijddimensie favoriete groep bovenliggend lid 254 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

255 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij het tabvenster 20 sublid Opmerking: Microsoft verwijst met de term 'dimensie' naar een verzameling gerelateerde hiërarchieën met leden. In deze handleiding verwijst de term 'dimensie' echter naar een verzameling gerelateerde leden. Microsoft-hiërarchieën worden behandeld en hiernaar wordt verwezen als dimensies. SAP verwijst met de term 'kenmerk' naar een verzameling gerelateerde hiërarchieën met leden. In deze handleiding verwijst de term 'dimensie' echter naar een verzameling gerelateerde leden. SAP-hiërarchieën worden behandeld en hiernaar wordt verwezen als dimensies. Oracle Hyperion Essbase-gegevensbronnen ondersteunen attribuutdimensies. Zie Kenmerkdimensies voor meer informatie over attribuutdimensies. U definieert query's met de metagegevensverkenner. U selecteert dimensies en leden voor de query en voegt deze toe aan een kruistabel of diagram in het analysevenster. U kunt afzonderlijke dimensies en leden selecteren of een ledenbereik: Klik op afzonderlijke dimensies of leden om deze te selecteren of de selectie op te heffen. Houd de Shift-toets ingedrukt wanneer u op de leden klikt om een ledenbereik te selecteren of de selectie op te heffen. Zie Query's definiëren voor informatie over het definiëren van een query. Zie Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel en Naslaginformatie bij diagramonderdelen voor meer informatie over het gebruik van kruistabellen en diagrammen. Aliassen (alleen voor Essbase-gegevens) Als de gegevensbron Essbase is, kunnen de weergegeven lidnamen 'aliassen' zijn. Dit zijn bijschriften waaraan lidnamen eenvoudiger kunnen worden herkend. Afhankelijk van de oorspronkelijke instelling van de gegevenskubus, zijn er mogelijk meerdere aliassets beschikbaar om de gegevens te beschrijven. Zie Aliastabellen voor meer informatie over aliastabellen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 255

256 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij het tabvenster Opmerking: Alle dimensionale metagegevens voor de gehele kubus worden weergegeven in de metagegevensverkenner. Zie Voyager gebruiken met Microsoft SQL Server 2005 en 2008 Analysis Services voor specifieke informatie over gegevensbronnen van Microsoft SQL Server 2005 en 2008 Analysis Services en het gebruik hiervan op het tabblad Gegevens. Zie Voyager gebruiken met SAP en de documentatie voor de BusinessObjects Integration Kit voor SAP voor specifieke informatie over SAP BW-gegevensbronnen en het gebruik hiervan op het tabblad Gegevens. Zie Voyager gebruiken met Oracle Hyperion Essbase-gegevensbronnen voor specifieke informatie over Oracle Hyperion Essbase-gegevensbronnen en het gebruik hiervan op het tabblad Gegevens. Verwante onderwerpen Het verbindingengebied op het tabblad Gegevens De verbindingsknoppen op het tabblad Gegevens Knoppen voor de metagegevensverkenner op het tabblad Gegevens Tabblad Gegevens Het tabblad Structuur Het tabblad Eigenschappen Knoppen voor de metagegevensverkenner op het tabblad Gegevens Boven de metagegevensverkenner op het tabblad Gegevens worden knoppen weergegeven waarmee u de kruistabel of het diagram kunt vullen, zodat u geen dimensies en leden naar het analysevenster hoeft te slepen. Als u het kruistabel- of diagramonderdeel wilt vullen, selecteert u eerst het onderdeel en selecteert u vervolgens een dimensie of leden in de metagegevensverkenner. Klik vervolgens op een van de knoppen om de dimensie of leden toe te voegen aan het onderdeel. De segmentas is een speciaal geval. Zie De kruistabel begrijpen en Aangepaste aggregaties en meerdere leden in een segmentdimensie voor meer informatie over het gebruik van de segmentas. 256 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

257 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij het tabvenster 20 De knop Toevoegen aan rijen De knop is ingeschakeld wanneer u een visueel onderdeel hebt geselecteerd op de pagina en u minimaal één dimensie of lid hebt geselecteerd in de metagegevensverkenner. Als de rijen van de kruistabel leeg zijn, klikt u op deze knop om de geselecteerde dimensie of leden toe te voegen aan de rijas van de kruistabel. Als de rijen van de kruistabel leden bevatten uit dezelfde dimensie als de geselecteerde leden, klikt u op deze knop om de bestaande leden te vervangen door de geselecteerde leden. Als de rijen van de kruistabel leden bevatten die niet afkomstig zijn uit dezelfde dimensie als de geselecteerde leden, klikt u op deze knop om de bestaande leden te nesten in de geselecteerde leden op de rijas. Opmerking: als leden uit de brondimensie al zijn opgegeven op een andere kruistabelas dan de rijas, worden de bestaande leden van de brondimensie verwijderd uit de kruistabel. De knop Toevoegen aan kolommen De knop is ingeschakeld wanneer u een visueel onderdeel hebt geselecteerd op de pagina en u minimaal één dimensie of lid hebt geselecteerd in de metagegevensverkenner. Als de kolommen van de kruistabel leeg zijn, klikt u op deze knop om de geselecteerde dimensie of leden toe te voegen aan de kolomas van de kruistabel. Als de kolommen van de kruistabel leden bevatten uit dezelfde dimensie als de geselecteerde leden, klikt u op deze knop om de bestaande leden te vervangen door de geselecteerde leden. Als de kolommen van de kruistabel leden bevatten die niet afkomstig zijn uit dezelfde dimensie als de geselecteerde leden, klikt u op deze knop om de bestaande leden te nesten in de geselecteerde leden op de kolomas. Opmerking: als leden uit de brondimensie al zijn opgegeven op een andere kruistabelas dan de kolomas, worden de bestaande leden van de brondimensie verwijderd uit de kruistabel. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 257

258 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij het tabvenster De knop Toevoegen aan segment De vereisten voor het toevoegen van leden aan het segmentgebied verschillen van de vereisten voor het toevoegen van leden aan de rij- en kolomassen. Met gegevensbronnen van Oracle Hyperion Essbase, kunt u slechts één lid toevoegen aan het segmentgebied. Met gegevensbronnen van Microsoft Analysis Services 2000/2005 en SAP BW kunt u meerdere leden toevoegen aan het segmentgebied. Zie Aangepaste aggregaties en meerdere leden in een segmentdimensie voor informatie over aangepaste aggregatie en het gebruik van meerdere leden in een segment. De knop is ingeschakeld wanneer u een visueel onderdeel hebt geselecteerd op de pagina en u minimaal één lid hebt geselecteerd in de metagegevensverkenner. Als het segmentgebied van de kruistabel leeg is, klikt u op deze knop om de geselecteerde dimensie of leden toe te voegen aan het segmentgebied van de kruistabel. Als het segmentgebied van de kruistabel leden bevat uit dezelfde dimensie als de geselecteerde leden, klikt u op deze knop om de bestaande leden te vervangen door de geselecteerde leden. Als het segmentgebied van de kruistabel leden bevat die niet afkomstig zijn uit dezelfde dimensie als de geselecteerde leden, klikt u op deze knop om de bestaande leden te nesten in de geselecteerde leden op de segmentas. Knop Favoriete groep maken Klik op deze knop om een nieuwe favoriete groep te maken op basis van de geselecteerde leden in de metagegevensverkenner. Nadat u de groep een naam hebt gegeven, wordt de groep met een speciaal pictogram in de metagegevensverkenner weergegeven. Knop Favoriete groep verwijderen Klik op deze knop om een favoriete groep te verwijderen. 258 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

259 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij het tabvenster 20 Knop Help Klik op deze knop om een Help-onderwerp over de metagegevensverkenner te openen. Verwante onderwerpen Het verbindingengebied op het tabblad Gegevens De verbindingsknoppen op het tabblad Gegevens Metagegevensverkenner op het tabblad Gegevens Tabblad Gegevens Het tabblad Structuur Het tabblad Eigenschappen Aangepaste aggregaties en meerdere leden in een segmentdimensie Een aangepaste aggregatie is een groep leden die wordt geselecteerd door een gebruiker en die niet wordt gedefinieerd in een bestaand bovenliggend lid in een dimensie. Als u bijvoorbeeld geïnteresseerd bent in de verkoopcijfers per regio en u CA selecteert, wordt de geaggregeerde verkoop voor alle steden in de staat Californië weergegeven. Als u echter alleen geïnteresseerd bent in de steden Los Angeles en Portland, kunt u geen afzonderlijk lid selecteren in de dimensie met de geaggregeerde verkoop voor alleen deze twee steden. Als u niet geïnteresseerd bent in alle steden in de staat Californië, maar slechts in een paar, is er ook geen afzonderlijk lid beschikbaar met de geaggregeerde verkoop voor alleen deze steden. Als u verbinding maakt met een kubusprovider die ondersteuning biedt voor aangepaste aggregatie, kunt u meerdere leden in een segmentdimensie opgeven. Microsoft Analysis Services 2000/2005 en SAP BW ondersteunen aangepaste aggregatie. Oracle Hyperion Essbase biedt geen ondersteuning voor aangepaste aggregaties. Als uw gegevensbron Essbase is, kunt u dus niet meerdere leden in het segmentgebied plaatsen. Opmerking: u kunt niet meerdere leden van een waardendimensie op de segmentas plaatsen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 259

260 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij het tabvenster Het tabblad Structuur Het tabblad Structuur bevat de relaties tussen query's en visuele onderdelen (kruistabellen en diagrammen) op de huidige pagina. Daarnaast kunt u op het tabblad Structuur nieuwe query's toevoegen en visuele onderdelen verplaatsen tussen query's. Verwante onderwerpen Naslaginformatie bij het tabvenster Tabblad Gegevens Het tabblad Eigenschappen Structuur In de structuur worden de query's en visuele onderdelen op de huidige pagina weergegeven. U kunt de knooppunten van de structuur uitvouwen door op het plusteken naast uitvouwbare structuurknooppunten te klikken en u kunt ze samenvouwen door op het minteken te klikken. Onderdelen en query's in de structuur Visuele onderdelen zijn gekoppeld aan query's. U kunt op het tabblad Structuur de query wijzigen waaraan een visueel onderdeel is gekoppeld door het onderdeel van de ene query naar de andere query te slepen. U hebt bijvoorbeeld twee kruistabellen, Kruistabel 1 en Kruistabel 2, die zijn gekoppeld aan afzonderlijke query's, Query 1 en Query 2. Wanneer u een diagram, Diagram 1, toevoegt, wordt dit automatisch gekoppeld aan de meest 260 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

261 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij het tabvenster 20 recente query, Query 2. Diagram 1 bevat daardoor dezelfde gegevens als Kruistabel 2, omdat beide onderdelen aan dezelfde query zijn gekoppeld. Als u echter de gegevens in Kruistabel 1 wilt weergeven in plaats van in Kruistabel 2, sleept u Diagram 1 naar Query 1 in de structuur. Als u alleen een diagram wilt gebruiken zonder kruistabel, klikt u op de knop Query toevoegen op het tabblad Structuur. U kunt vervolgens het diagram naar de nieuwe query slepen. Alle gegevens in het diagram worden verwijderd, omdat de nieuwe query niet is gedefinieerd. Verwante onderwerpen Knoppen op het tabblad Structuur Tabblad Gegevens Het tabblad Structuur Het tabblad Eigenschappen Knoppen op het tabblad Structuur Boven aan het tabblad Structuur vindt u knoppen waarmee u query's kunt toevoegen aan de pagina en query's kunt verwijderen. De knop Query toevoegen Klik op deze knop om handmatig een nieuwe query te maken op de huidige pagina. Zie Query's maken en definiëren om bedrijfsvragen te beantwoorden voor meer informatie over het maken en definiëren van query's. De knop Query verwijderen Klik op deze knop om een query te verwijderen. Wanneer u op de knop klikt, wordt de query die u hebt geselecteerd op het tabblad Structuur verwijderd van de pagina. Als u een query wilt verwijderen waaraan kruistabel- of diagramonderdelen zijn gekoppeld, wordt u gevraagd te bevestigen of u de query en alle gekoppelde onderdelen wilt verwijderen. Zie Query's verwijderen voor meer informatie. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 261

262 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij het tabvenster Knop Help Klik op deze knop om een Help-onderwerp over het tabblad Structuur te openen. Verwante onderwerpen Structuur Tabblad Gegevens Het tabblad Structuur Het tabblad Eigenschappen Het tabblad Eigenschappen Het tabblad Eigenschappen bevat een set eigenschappen voor het geselecteerde object. U kunt een kruistabel of diagram selecteren en de eigenschappen voor dit object bekijken op het tabblad Eigenschappen. De eigenschappen die kunnen worden weergegeven of gewijzigd op het tabblad Eigenschappen zijn afhankelijk van het geselecteerde onderdeel. 262 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

263 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij het tabvenster 20 De volgende objecteigenschappen kunnen worden gewijzigd op het tabblad Eigenschappen: Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 263

264 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij het tabvenster Object draaitabel diagram Eigenschappen die kunnen worden gewijzigd Naam Opmerkingen NULL-waarden weergeven als NULL-waarden onderdrukken Kolombreedte Rijhoogte Tekstomloop Opgemaakte celwaarden weergeven Naam Opmerkingen Palet Stijl Lettertype NULL-waarden onderdrukken Bovenliggende gegevens Visuele totalen weergeven Dimensiepaneel weergeven Hiërarchische labels weergeven Legenda weergeven Categorielabel Categorieschaal Symbool voor categorieschaal Waardelabel Waardeschaal Symbool voor waardeschaal Gegevensreekslabel X-aswaarde Y-aswaarde Groottewaarde Diagramlabels handmatig bewerken Labels verbergen kleiner dan Zie Weergaveopties voor kruistabellen en Weergaveopties voor diagrammen voor beschrijvingen van deze eigenschappen en informatie over het gebruik hiervan. 264 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

265 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie over de werkbalk 20 Verwante onderwerpen Naslaginformatie bij het tabvenster Tabblad Gegevens Het tabblad Structuur Naslaginformatie over de werkbalk U kunt de meeste taken voor gegevensanalyse uitvoeren via de werkbalk van de toepassing Voyager. Opmerking: Een aantal werkbalkknoppen is mogelijk uitgeschakeld, afhankelijk van de rechten die zijn toegewezen aan gebruikers in de Central Management Console en van het object of onderdeel dat is geselecteerd in het analysevenster. Raadpleeg de systeembeheerder of de Beheerdershandleiding voor BusinessObjects Voyager voor meer informatie over rechten in de Central Management Console. Zie de volgende onderwerpen voor informatie over het gebruik van de knoppen op de toepassingswerkbalk: Verwante onderwerpen Naslaginformatie bij werkruimten Naslaginformatie bij het analysevenster Naslaginformatie bij het tabvenster Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel Naslaginformatie bij diagramonderdelen Overzicht van de werkbalk De toepassingswerkbalk bevat knoppen voor de meestgebruikte functies van Voyager. Met de knoppen op de werkbalk kunt u pagina's maken, opslaan, afdrukken en aanpassen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 265

266 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie over de werkbalk Aan sommige knoppen zijn meerdere functies gekoppeld. Met de knop Berekening kunnen bijvoorbeeld verschillende typen berekeningen worden uitgevoerd. Aan sommige van deze multifunctionele knoppen is een standaardactie gekoppeld. Wanneer u bijvoorbeeld op de pijl naast de knop Sorteren klikt, worden de sorteerbewerkingen weergegeven die op het geselecteerde lid kunnen worden toegepast. Wanneer u echter op de knop Sorteren zelf klikt, wordt de standaardfunctie Oplopende sortering uitgevoerd. U kunt klikken op de knop Kruistabel om een kruistabelonderdeel in te voegen op de standaardpositie in het analysevenster, of de knop slepen om een kruistabel op een bepaalde locatie in te voegen. Opmerking: Veel werkbalkfuncties kunt u ook kiezen in de contextafhankelijke snelmenu's. Als u bijvoorbeeld met de rechtermuisknop op een dimensie of lid klikt, wordt er een menu met relevante opties weergegeven. De knop Tabvenster weergeven Met deze knop kunt u het tabvenster in- en uitschakelen. De knop Opslaan Met deze knop kunt u de werkruimte opslaan in de Business Objects-gegevensopslagruimte. Klik op de knop Opslaan om de standaardfunctie van Opslaan uit te voeren of klik op de pijl naast de knop Opslaan om opties voor het opslaan van het bestand weer te geven. De volgende opslagopties zijn beschikbaar: 266 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

267 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie over de werkbalk 20 Optie Functie Hiermee slaat u de huidige werkruimte op. Opslaan Als u een nieuwe werkruimte hebt gemaakt die u nog niet eerder hebt opgeslagen, wordt de functie Opslaan als uitgevoerd wanneer u de functie Opslaan kiest. Opslaan als Hiermee wordt de huidige werkruimte opgeslagen als nieuw gegevensopslagobject. De werkruimte kan nieuw zijn of een wijziging van een bestaande werkruimte. Met de functie Opslaan als kunt u de locatie en een naam voor de nieuwe werkruimte kiezen. Zie Voyager-werkruimten opslaan voor meer informatie over het opslaan van werkruimten. De knop Exporteren Met deze knop kunt u gegevens van een query exporteren naar Microsoft Excel of een CSV-indeling (door komma's gescheiden waarden). Klik op de knop Exporteren om gegevens te exporteren naar Excel of klik op de pijl naast de knop Exporteren om een van de exportopties te selecteren. Opmerking: het geëxporteerde bestand bevat alleen kruistabelgegevens. Eventuele diagrammen uit de oorspronkelijke werkruimte blijven in het geëxporteerde bestand niet behouden. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 267

268 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie over de werkbalk Zie Gegevens uit Voyager exporteren naar Excel en Gegevens uit Voyager exporteren naar CSV-bestanden voor meer informatie over exporteren. De knop Afdrukken Met deze knop kunt u de gegevens afdrukken naar een PDF-bestand. Wanneer u op deze knop klikt, wordt het dialoogvenster Exporteren/Afdrukken naar PDF geopend. Vanuit dit dialoogvenster kunt u ervoor kiezen een geselecteerd onderdeel of onbewerkte gegevens af te drukken. Vervolgens kunt u in de PDF-bestandsviewer ervoor kiezen de uitvoer op te slaan als PDF-bestand of naar de printer te verzenden. Zie Voyager-werkruimten afdrukken voor meer informatie over afdrukken. De knop Ongedaan maken Gebruik deze knop om de laatst uitgevoerde actie ongedaan te maken. U kunt de volgende acties ongedaan maken: Knippen Plakken Sorteren Filter Markeren van uitzonderingen U kunt de volgende acties niet ongedaan maken: Acties uitgevoerd in de metagegevensverkenner Opmerking: Door een verbinding, query (op het tabblad Structuur) of pagina te verwijderen, wordt de geschiedenis van de acties gewist die ongedaan zijn gemaakt of opnieuw kunnen worden uitgevoerd. 268 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

269 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie over de werkbalk 20 In Voyager worden maximaal tien niveaus voor ongedaan maken opgeslagen. De knop Opnieuw Gebruik deze knop om de actie die met de knop Ongedaan maken ongedaan is gemaakt, opnieuw uit te voeren. Opmerking: In Voyager worden maximaal tien niveaus voor opnieuw uitvoeren opgeslagen. De knop Kopiëren Met deze knop kunt u het geselecteerde kruistabel- of diagramonderdeel kopiëren. Nadat het onderdeel is gekopieerd, kunt u het naar dezelfde pagina kopiëren of naar een andere pagina. Opmerking: de knop Kopiëren is pas beschikbaar wanneer u een kruistabel- of diagramonderdeel hebt geselecteerd. Verwante onderwerpen Een onderdeel kopiëren om variaties in gegevens te vergelijken De knop Plakken Met deze knop kunt u het gekopieerde kruistabel- of diagramonderdeel op dezelfde pagina plakken of op een andere pagina. Opmerking: de knop Plakken is pas beschikbaar wanneer u een kruistabel- of diagramonderdeel hebt gekopieerd. Verwante onderwerpen Een onderdeel kopiëren om variaties in gegevens te vergelijken Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 269

270 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie over de werkbalk Knop Verwijderen Met deze knop kunt u de geselecteerde kruistabel of het geselecteerde diagram van de pagina verwijderen. Opmerking: de knop Verwijderen is pas beschikbaar als u een kruistabel- of diagramonderdeel hebt geselecteerd. De knop Berekening Gebruik deze knop om een berekening (berekend lid) toe te voegen aan de kruistabel. Klik op de knop Berekening om het dialoogvenster Berekeningseditor te openen als u aangepaste berekeningen wilt maken of klik op de pijl naast de knop Berekening om te kiezen uit vooraf gedefinieerde basisberekeningen. Opmerking: de knop Berekening is pas beschikbaar wanneer u een of meer leden in een kruistabel hebt geselecteerd. Als u twee leden selecteert, kunt u de rekenkundige basisberekeningen en aangepaste berekeningen uitvoeren. De volgende berekeningsopties zijn beschikbaar: Bereken ing Optellen Beschrijving Hiermee worden de waarden in de geselecteerde rijen of kolommen opgeteld. Aftrekken Hiermee worden de waarden in de geselecteerde rijen of kolommen afgetrokken. De celwaarden van de tweede geselecteerde rij of kolom worden afgetrokken van de waarden in de eerste geselecteerde rij of kolom. 270 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

271 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie over de werkbalk 20 Bereken ing Beschrijving Ver menigvuldigen Hiermee worden de waarden in de geselecteerde rijen of kolommen vermenigvuldigd. Delen Hiermee worden de waarden in de geselecteerde rijen of kolommen gedeeld. De celwaarden van de eerste geselecteerde rij of kolom worden gedeeld door de waarden in de tweede geselecteerde rij of kolom. Percent age Hiermee worden de waarden in de geselecteerde rijen of kolommen gedeeld en worden de resulterende waarden uitgedrukt als percentages. De celwaarden van de eerste geselecteerde rij of kolom worden gedeeld door de waarden in de tweede geselecteerde rij of kolom en vermenigvuldigd met 100. Meer Bewerken Verwi jderen Hiermee wordt het dialoogvenster Berekeningseditor weergegeven. In dit dialoogvenster kunt u de parameters definiëren van een nieuwe aangepaste berekening die u aan de kruistabel wilt toevoegen. Zie Overzicht van berekeningen voor meer informatie over aangepaste berekeningen. Hiermee opent u het dialoogvenster Berekeningseditor, zodat u de definitie van een bestaande berekening kunt wijzigen. Hiermee verwijdert u de geselecteerde berekening. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 271

272 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie over de werkbalk Zie Overzicht van berekeningen voor meer informatie over berekeningen. De knop Sorteren Met deze knop kunt u de gegevens in de kruistabel sorteren. Klik op de knop Sorteren om de oplopende standaardsortering toe te passen of klik op de pijl naast de knop Sorteren om een lijst met sorteeropties weer te geven. De volgende sorteeropties zijn beschikbaar: Optie Functie Oplopend (standaard) Hiermee wordt de geselecteerde rij of kolom in oplopende volgorde gesorteerd. De hiërarchische structuur van de leden blijft behouden als de optie Hiërarchie behouden is geselecteerd. Aflopend Hiermee wordt de geselecteerde rij of kolom in aflopende volgorde gesorteerd. De hiërarchische structuur van de leden blijft behouden als de optie Hiërarchieën onderhouden is geselecteerd. Als de optie Hiërarchie behouden niet is geselecteerd (de standaardinstelling) worden alle leden samen gesorteerd, ongeacht hun plaats in de hiërarchische structuur van de dimensie. Hiërarchieën onderhouden De leden worden allen gesorteerd in het hiërarchische niveau waarin ze zich bevinden. Als de optie Hiërarchie behouden is geselecteerd, worden de leden op hetzelfde hiërarchische niveau gesorteerd en blijft de hiërarchische structuur van de dimensie intact. Wissen Hiermee wordt een sortering verwijderd uit een rij of kolom. 272 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

273 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie over de werkbalk 20 Opmerking: de knop Sorteren is pas beschikbaar als u één rij of kolom in een kruistabel hebt geselecteerd. de optie Verwijderen is pas beschikbaar als u één rij of kolom hebt geselecteerd in een kruistabel waarop een sortering is toegepast. als de kruistabel geneste dimensies bevat, kunt u alleen op de binnenste dimensie sorteerbewerkingen toepassen. Wanneer op een lid een sortering is toegepast, wordt er een pictogram naast de lidnaam weergegeven waarmee de richting van de sortering wordt aangegeven. Pictogram Optie Oplopend Aflopend Functie Hiermee wordt aangegeven dat de rij of kolom in oplopende volgorde is gesorteerd. Hiermee wordt aangegeven dat de rij of kolom in aflopende volgorde is gesorteerd. Wanneer u op het pictogram klikt, wordt de sorteerrichting omgekeerd. Zie Gegevens in kolommen of rijen sorteren voor meer informatie over sorteren en de verschillende typen sorteerbewerkingen. De knop Classificatie Met deze knop kunt u de gegevens in de kruistabel classificeren. Klik op de knop Classificeren om het dialoogvenster Classificatie-editor te openen. Zie Gegevens in een kruistabel classificeren en Het dialoogvenster Classificatie-editor voor meer informatie over classificeren en de verschillende classificatietypen. Opmerking: de classificatieknop is pas beschikbaar wanneer u één rij of kolom in een kruistabel hebt geselecteerd. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 273

274 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie over de werkbalk Wanneer op een lid een classificatie wordt toegepast, wordt het classificatiepictogram weergegeven naast de lidnaam: De knop Filter Met deze knop kunt u de gegevens filteren die worden weergegeven in kruistabellen en diagrammen. Klik op de knop Filter om het dialoogvenster Filtereditor te openen. Zie De gegevens in kruistabellen en diagrammen filteren en Het dialoogvenster Filtereditor voor meer informatie over filteren en de verschillende filtertypen. Opmerking: de knop Filter is pas beschikbaar wanneer u een rij of kolom in een kruistabel hebt geselecteerd. als de kruistabel geneste dimensies bevat, kunt u filters alleen toepassen op leden in de binnenste dimensie. Wanneer er een filterbewerking wordt toegepast op een lid, wordt er een pictogram weergegeven naast de lidnaam: De knop Markering van uitzonderingen Met deze knop kunt u kleuren toepassen op de cellen in een kruistabel om belangrijke verschillen of onverwachte resultaten te markeren. U kunt bijvoorbeeld een waarde markeren die groter of kleiner is dan een vooraf bepaalde waarde. Uitzonderingsmarkering wordt toegepast op een of meer rijen, of op een of meer kolommen; echter niet gelijktijdig op rijen en kolommen. Op een as met geneste dimensies moeten de geselecteerde leden zich in de binnenste dimensie bevinden. Zie Markering van uitzonderingen in gegevens voor meer informatie over het markeren van uitzonderingen. 274 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

275 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie over de werkbalk 20 Opmerking: de knop Markering van uitzonderingen is pas beschikbaar wanneer u een lid in een kruistabel hebt geselecteerd. De knop Meetwaarden indelen Gebruik deze knop om het uiterlijk van gegevens te wijzigen door opmaak toe te voegen. U kunt onder meer de volgende opmaak toepassen: De manier waarop de getallen in een kruistabel worden weergegeven (bijvoorbeeld in wetenschappelijke notatie). Het aantal decimalen dat wordt weergegeven (elk gewenst getal van 0 tot en met 99; de standaardinstelling is 2). De manier waarop negatieve waarden worden weergegeven. Zie Kruistabelgegevens opmaken voor meer informatie over de opmaak van waarden. De knop Lidinstellingen weergeven Klik op deze knop om een lijst weer te geven met alle sorteer-, filter- en classificatievoorwaarden die worden toegepast op de huidige query. Alle toegepaste voorwaarden worden opgenomen in de lijst, ongeacht of de leden waarop de voorwaarden worden toegepast zichtbaar zijn in de kruistabel. U kunt voorwaarden verwijderen die u niet meer wilt toepassen op de gegevens. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 275

276 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie over de werkbalk Zie Sorteringen, filters en classificaties weergeven die op de query worden toegepast en Verborgen sorteringen, filters en classificaties voor meer informatie. De knop Assen verwisselen Met deze knop kunt u de horizontale en verticale kruistabelassen verwisselen. Alle leden op de rijas worden gewisseld met alle leden op de kolomas. Alle sorteringen, filters en classificaties in de query blijven behouden. Opmerking: de knop Assen wisselen is pas beschikbaar als u een kruistabel of diagram hebt geselecteerd. De knop Visuele totalen Met deze knop kunt u visuele totalen toevoegen aan de kruistabel. Visuele totalen omvatten de volgende berekeningen: Som Gemiddelde Aantal Minimum Maximum Mediaan Variantie Standaarddeviatie Aggregatie U kunt op de knop klikken om de standaardberekeningen in te schakelen voor rijen en kolommen. U kunt ook klikken op de pijl naast de knop om een van de andere beschikbare totalen te kiezen. 276 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

277 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie over de werkbalk 20 Zie Visuele totalen voor meer informatie over visuele totalen. De knop Kruistabel invoegen Met de knop Kruistabel invoegen kunt u een kruistabel op de pagina plaatsen. U kunt maximaal vier visuele onderdelen op een pagina plaatsen in elke gewenste combinatie van kruistabellen en diagrammen. Als u een kruistabel op een pagina wilt plaatsen, sleept u de kruistabel van de werkbalk van de toepassing naar het analysevenster. U kunt ook op de knop Kruistabel klikken om de kruistabel op de huidige pagina in te voegen. Het onderdeel wordt toegevoegd aan de pagina, onder of rechts van bestaande onderdelen. U kunt de onderdelen echter later verplaatsen in het analysevenster. Zie Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel voor meer informatie over kruistabellen. De diagramknoppen Met de diagramknoppen kunt u een diagram op de pagina plaatsen. U kunt maximaal vier visuele onderdelen op een pagina plaatsen in elke gewenste combinatie van kruistabellen en diagrammen. Klik op een diagramknop om een diagram op een pagina te plaatsen. Als het diagram dat u aan de pagina wilt toevoegen, geen eigen knop heeft maar deel uitmaakt van een van de diagramverzamelingen, klikt u op het pijltje naast de knop voor die diagramverzameling, en selecteert u vervolgens een diagramtype in de lijst. Het onderdeel wordt toegevoegd aan de pagina, onder of rechts van bestaande onderdelen. U kunt de onderdelen echter later verplaatsen in het analysevenster. De volgende diagramtypen zijn beschikbaar: Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 277

278 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie over de werkbalk Diagramtype Kolomdiagramverzameling Geclusterde kolom Gestapelde kolom 100% gestapelde kolom Geclusterde 3D-kolom Lijn Cirkeldiagram Staafgrafiekverzameling Geclusterde staafgrafiek Gestapelde staafgrafiek 100% gestapelde staafgrafiek Spreidingsdiagram 278 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

279 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel 20 Diagramtype Overige diagrammen Tekengebied van vak Ballondiagram Radardiagram Opmerking: zie Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven en Naslaginformatie bij diagramonderdelen voor meer informatie over diagrammen. Knop Help Klik op deze knop om een Help-onderwerp over de werkbalk van de toepassing te openen. Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel Het kruistabelonderdeel bestaat uit het hoofdraster voor de kruistabel en een dimensiepaneel boven het raster. In het dimensiepaneel kunt u dimensies en leden plaatsen om een query te definiëren. Met de kruistabel beschikt u over een dynamische weergave van uw bedrijfsgegevens. U kunt op interactieve wijze de rij-, kolom- en segmentdimensies wijzigen door deze te verslepen tussen de neerzetgebieden in de kruistabel of van het tabblad Gegevens naar de kruistabel. U kunt zo eenvoudig trends bekijken of andere wijzigingen in gegevens bijhouden. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 279

280 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel In de kruistabel worden de gegevens uit een kubus op vergelijkbare wijze weergegeven als in een werkblad. U kunt de rijen en kolommen van de kruistabel sorteren, berekeningen toevoegen, uitzonderingen markeren en zelfs gegevens verbergen die onbelangrijk zijn voor uw analyse. In het volgende diagram ziet u de elementen van het kruistabelonderdeel: 1. Dimensiepaneel 2. Segmentdimensie 3. Rijdimensie 4. Kolomdimensie 5. Rijleden 6. Kolomleden Verwante onderwerpen De kruistabel begrijpen De titelbalk van kruistabellen Het dimensiepaneel van kruistabellen Kruistabelraster De kruistabelknoppen Weergaveopties voor kruistabellen Knopinfo voor kruistabellen Naslaginformatie bij werkruimten Naslaginformatie bij het analysevenster Naslaginformatie bij het tabvenster Naslaginformatie over de werkbalk Naslaginformatie bij diagramonderdelen 280 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

281 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel 20 De kruistabel begrijpen De kruistabel bevat drie assen, hoewel er slechts twee op het scherm kunnen worden weergegeven. Rijas: de verticale as waarop rijen gegevens worden weergegeven. Kolomas: de horizontale as waarop kolommen gegevens worden weergegeven. Segmentas: de as die loodrecht op de tweedimensionale kruistabelweergave staat. Dimensies die op de rijas worden geplaatst, worden rijdimensies genoemd. Op dezelfde manier kunt u ook kolomdimensies en segmentdimensies gebruiken in analyses. Zie Algemene informatie over OLAP voor meer informatie over dimensies en segmenten. De volgende afbeelding is een voorbeeld van de kruistabelweergave. In dit voorbeeld is Producten de rijdimensie, Waarden de kolomdimensie en Week de segmentdimensie. De dimensie Producten bestaat uit een groot aantal leden, maar de leden die zijn geselecteerd voor weergave in dit voorbeeld zijn het totaal op het hoogste niveau Alle producten en de groepstotalen, Brood en gebak, Diepvriesproducten, enzovoort. Alle producten is hier het bovenliggende lid van de onderliggende leden lager in de hiërarchie. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 281

282 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel Met rij- en kolomdimensies kunt u verschillende leden tegelijk weergeven in de kruistabel. Met de segmentdimensie legt u echter een segment van de gegevens op een bepaald tijdstip vast. Het lid dat u selecteert in de segmentdimensie wordt het segmentlid genoemd. Als Week bijvoorbeeld een segmentdimensie is, kunt u elke gewenste week selecteren als het segmentlid. Hoewel u met bepaalde OLAP-providers meerdere leden op de segmentas kunt plaatsen, kunt u niet meerdere leden uit een waardendimensie op de segmentas plaatsen. Zie Aangepaste aggregaties en meerdere leden in een segmentdimensie voor meer informatie over het plaatsen van meerdere leden op de segmentas. Voor alle dimensies in de kubus die niet worden gebruikt op de rij-, kolomof segmentassen, wordt het standaardlid gebruikt om gegevens te genereren in de kruistabel. U kunt daarom een geldige query genereren door dimensies alleen op de rij- en kolomassen te plaatsen, omdat in Voyager het standaardlid voor alle andere dimensies wordt gebruikt. Als u een dimensie op de segmentas plaatst en het standaardlid niet wijzigt, worden de gegevens in de kruistabel ook niet gewijzigd. De ordening van de rijen, kolommen, segmenten en de geselecteerde leden wordt een kruistabelweergave genoemd. Wanneer u een werkruimte opslaat, wordt de kruistabelweergave ook opgeslagen. De volgende keer dat u de werkruimte opent, wordt de kruistabel op exact dezelfde manier weergegeven. Als u een andere weergave van de gegevens wilt bekijken (bijvoorbeeld om Producten samen weer te geven met Week in plaats van Producten met Waarden), kunt u de twee dimensies verwisselen. Dit wordt ook wel het aanpassen of 'draaien' van de kruistabel genoemd. Zie Dimensies verwisselen. U kunt ook meerdere dimensies op een rij- of kolomas weergeven. U kunt bijvoorbeeld de dimensie Waarden en de dimensie Jaren op dezelfde as plaatsen om gegevens uit de dimensie Waarden weer te geven voor verschillende jaren. Dit wordt ook wel het 'nesten' van dimensies genoemd. Zie Dimensies nesten. 282 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

283 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel 20 Definities: Neerzetge bieden Rijas Kolomas Segmen tas Neerzetgebieden zijn de locaties in het dimensiepaneel waarin dimensies of leden kunnen worden geplaatst om query's te definiëren en aan te passen. De rijas is de verticale as in de kruistabel. De kolomas is de horizontale as in de kruistabel. De segmentas kan niet worden weergegeven in de tweedimensionale kruistabel. Dit is echter de derde dimensie die loodrecht staat op de rij- en kolomas in de kruistabel. Verwante onderwerpen Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel De titelbalk van kruistabellen Het dimensiepaneel van kruistabellen Kruistabelraster De kruistabelknoppen Weergaveopties voor kruistabellen Knopinfo voor kruistabellen De titelbalk van kruistabellen De titelbalk bevat de volgende elementen: De naam van het kruistabelonderdeel. De namen van de waarden in de actieve query en de knop Leden kiezen waarmee u de waarde kunt wijzigen. Een knop waarmee u het onderdeel kunt maximaliseren en minimaliseren. Een knop voor het openen van een Help-onderwerp over kruistabellen. Een knop voor het verwijderen van het onderdeel uit het analysevenster. De namen van waardeleden waarmee gegevenswaarden worden opgehaald in een query worden weergegeven in de titelbalk van alle onderdelen die aan de query zijn gekoppeld. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 283

284 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel Als de waardedimensie niet op een van de assen in het onderdeel is geplaatst, wordt op de titelbalk de naam weergegeven van het standaardlid van de waardedimensie. Verwante onderwerpen Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel De kruistabel begrijpen Het dimensiepaneel van kruistabellen Kruistabelraster De kruistabelknoppen Weergaveopties voor kruistabellen Knopinfo voor kruistabellen Het dimensiepaneel van kruistabellen U kunt één dimensie of lid, of groepen geselecteerde leden in de neerzetgebieden voor rijen, kolommen en segmenten in het dimensiepaneel plaatsen. U kunt ook dimensies nesten, zodat u complexere query's kunt definiëren. Zie Query's definiëren voor meer informatie over het definiëren van query's. Zie Complexe query's maken door dimensies te nesten voor meer informatie over het nesten van dimensies. Neerzetgebieden voor leden in kruistabellen Het dimensiepaneel van een kruistabel bevat neerzetgebieden waarin u dimensies kunt plaatsen wanneer u een query definieert. Een extra neerzetgebied in het raster van de kruistabel wordt gebruikt om leden van een waardedimensie toe te voegen aan de kruistabel. Zie Celneerzetgebied voor nadere informatie. U kunt een dimensie of leden naar het middelste neerzetgebied slepen om leden toe te voegen aan een lege as of om bestaande leden op deze as te vervangen. 284 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

285 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel 20 U kunt een dimensie of leden naar het linker- of rechterneerzetgebied slepen om leden toe te voegen aan bestaande leden op de desbetreffende as. De nieuwe leden worden genest naast de bestaande leden. Zie Complexe query's maken door dimensies te nesten voor meer informatie. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 285

286 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel Dimensiefuncties U kunt met de rechtermuisknop op een dimensie in het dimensiepaneel klikken voor de volgende functies: Weergeven: hiermee selecteert u de opmaak voor het weergeven van lidnamen. Verwijderen: hiermee verwijdert u de dimensie uit de kruistabel. Verwante onderwerpen Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel De kruistabel begrijpen De titelbalk van kruistabellen Kruistabelraster De kruistabelknoppen Weergaveopties voor kruistabellen Knopinfo voor kruistabellen Kruistabelraster In het kruistabelraster worden koppen van leden en gegevens over de leden weergegeven. 286 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

287 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel 20 Het formaat van rijen en kolommen wijzigen U kunt de randen van rij- en kolomkoppen van leden verslepen om het formaat ervan te wijzigen. Pictogrammen in koppen van leden Als u een filter, sortering, classificatie of berekening op een lid hebt toegepast, worden pictogrammen weergegeven in de kop van een lid. Lidfuncties U kunt met de rechtermuisknop op de kop van een lid in het kruistabelraster klikken voor de volgende functies: Analyseren: zie Analyse op een lager en hoger niveau uitvoeren voor informatie over analyses op hoger en lager niveau op leden. Sorteren: zie Gegevens in kolommen of rijen sorteren voor informatie over het sorteren van gegevens. Filter: zie De gegevens in kruistabellen en diagrammen filteren voor informatie over het filteren van gegevens. Classificatie: zie Gegevens in een kruistabel classificeren voor informatie over het classificeren van gegevens. Markering van uitzonderingen: zie Markering van uitzonderingen - overzicht voor informatie over het markeren van uitzonderingen in gegevens. Berekening: zie Overzicht van berekeningen voor informatie over het toevoegen en definiëren van berekeningen. Lid verbergen: zie Leden verbergen voor informatie over het verbergen van leden. Celneerzetgebied De kruistabel- en diagramonderdelen hebben vergelijkbare neerzetgebieden in het dimensiepaneel. Het kruistabelonderdeel heeft echter een extra neerzetgebied in het hoofdcelgebied. Dit neerzetgebied is alleen bedoeld voor het wijzigen of toevoegen van leden uit een waardedimensie. U kunt geen leden uit andere typen dimensies in het celneerzetgebied plaatsen. Daarnaast kunt u niet de gehele waardedimensie in het celneerzetgebied plaatsen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 287

288 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel Wanneer u waarden in het celneerzetgebied plaatst, worden deze op de kolomas geplaatst. Als u al een aantal leden uit een waardedimensie op de rij- of kolomas hebt geplaatst, worden extra waarden die u in het celneerzetgebied plaatst, toegevoegd aan de andere waarden op dezelfde as. Als u al een waardelid op de segmentas hebt geplaatst en u nog een lid in het celneerzetgebied plaatst, wordt de waardedimensie verplaatst naar de kolomas en wordt het nieuwe lid toegevoegd aan de selectie. Verwante onderwerpen Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel De kruistabel begrijpen De titelbalk van kruistabellen Het dimensiepaneel van kruistabellen De kruistabelknoppen Weergaveopties voor kruistabellen Knopinfo voor kruistabellen 288 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

289 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel 20 De kruistabelknoppen Linksboven in het kruistabelonderdeel bevinden zich knoppen waarmee u de weergave van de kruistabel kunt wijzigen. Verwante onderwerpen Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel De kruistabel begrijpen De titelbalk van kruistabellen Het dimensiepaneel van kruistabellen Kruistabelraster Weergaveopties voor kruistabellen Knopinfo voor kruistabellen De kruistabelknop Assen wisselen Met deze knop kunt u de horizontale en verticale kruistabelassen verwisselen. Alle leden op de rijas worden gewisseld met alle leden op de kolomas. Alle sorteringen, filters en classificaties in de query blijven behouden. De kruistabelknop Null-onderdrukking Met deze knop kunt u de weergave van alle rijen en kolommen die alleen cellen met null-waarden bevatten in de kruistabel onderdrukken. Wanneer null-onderdrukking actief is, is de knop Null-onderdrukking ingedrukt om aan te geven dat de kruistabel onderdrukte gegevens bevat. Klik nogmaals op deze knop om de null-waarden te herstellen in de weergegeven kruistabel. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 289

290 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel U kunt ook alleen rijen of alleen kolommen met null-waarden onderdrukken. Zie Weergaveopties voor kruistabellen en Weergaveopties voor diagrammen voor meer informatie. Alle cellen selecteren, kruistabelknop Met deze knop kunt u alle cellen in de kruistabel selecteren voordat u markering van globale uitzondering toepast of visuele totalen toevoegt. Verwante onderwerpen Markering van uitzonderingen toepassen Visuele totalen Weergaveopties voor kruistabellen De volgende opties zijn beschikbaar om de weergave van kruistabellen aan te passen. Deze opties bevinden zich op het tabblad Eigenschappen. Optie Naam Opmerkingen NULL-waarden weergeven als NULL-waarden onderdrukken Kolombreedte Rijhoogte Tekstomloop Opgemaakte celwaarden weergeven Waarden Tekenreeks met maximaal 50 tekens Tekenreeks met maximaal 255 tekens Tekenreeks met maximaal 50 tekens Uit, Kolom en rij, Alleen kolom, Alleen rij Numerieke waarde Numerieke waarde Ja, Nee Ja, Nee 290 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

291 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel 20 Beschrijving van de weergaveopties voor kruistabellen Naam Met deze optie definieert u de naam van het kruistabelonderdeel. De naam wordt weergegeven op de titelbalk van de kruistabel en wordt afgedrukt in de paginakop wanneer u een kruistabel afdrukt. De naam wordt ook gebruikt om de kruistabel aan te geven op het tabblad Structuur. De standaardwaarde is de naam die automatisch wordt gegenereerd bij het maken van de kruistabel. Opmerkingen Naast de naam van de kruistabel kunt u ook opmerkingen toevoegen om de kruistabel te beschrijven. U kunt hiervoor maximaal 255 tekens gebruiken. Opmerkingen zijn optioneel en worden niet weergegeven in het kruistabelonderdeel. Als u de kruistabel echter afdrukt via een PDF-document, verschijnen de opmerkingen onder het kruistabelonderdeel. NULL-waarden weergeven als Met deze optie wordt de weergave van null-waarden gedefinieerd. U kunt elke gewenste tekst typen met maximaal 50 tekens. De invoer wordt altijd behandeld als tekst, ook als u numerieke waarden invoert. Null-waarden worden standaard weergegeven als lege cellen. NULL-waarden onderdrukken Met deze optie wordt gedefinieerd hoe volledige rijen en kolommen met null-waarden worden weergegeven. Opmerking: wanneer null-waarden in een kruistabel worden onderdrukt, worden null-waarden in diagrammen die aan dezelfde query zijn gekoppeld ook onderdrukt. De volgende opties zijn beschikbaar voor null-onderdrukking: Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 291

292 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel Optie Uit Functie Hiermee worden alle onderdrukte null-waarden weer weergegeven in de kruistabel. Hiermee worden alle kolommen en rijen verborgen die alleen null-waarden bevatten in de cellen. Kolom en rij Opmerking: de optie Kolom en rij komt overeen met het klikken op de knop Null-onderdrukking in de kruistabel. Alleen kolom Alleen rij Hiermee worden alle kolommen verborgen die alleen nullwaarden bevatten in de cellen. Hiermee worden alle rijen verborgen die alleen null-waarden bevatten in de cellen. Kolombreedte Met deze optie definieert u de breedte van kruistabelkolommen in pixels. De waarde die u invoert, is van toepassing op alle kolommen in de kruistabel. De minimumwaarde is 20. Rijhoogte Met deze optie definieert u de hoogte van kruistabelrijen in pixels. De waarde die u invoert, is van toepassing op alle rijen in de kruistabel. De minimumwaarde is 20. Tekstomloop Met deze optie definieert u of u tekstomloop wilt toepassen op de kruistabelcellen. De standaardwaarde is Nee. 292 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

293 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel 20 Opgemaakte celwaarden weergeven Met deze optie definieert u of celwaarden al dan niet moeten worden weergegeven met de opmaak die is gedefinieerd in het dialoogvenster Meetwaarden indelen. Zie Kruistabelgegevens opmaken voor meer informatie over de opmaak van waarden. De standaardwaarde is Ja. Verwante onderwerpen Het tabblad Eigenschappen Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel De kruistabel begrijpen De titelbalk van kruistabellen Het dimensiepaneel van kruistabellen Kruistabelraster De kruistabelknoppen Knopinfo voor kruistabellen Knopinfo voor kruistabellen In de knopinfo voor een kop van een lid worden het niveau en het bijschrift van het lid weergegeven. Verwante onderwerpen Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel De kruistabel begrijpen De titelbalk van kruistabellen Het dimensiepaneel van kruistabellen Kruistabelraster De kruistabelknoppen Weergaveopties voor kruistabellen Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 293

294 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij diagramonderdelen Naslaginformatie bij diagramonderdelen 1. Dimensiepaneel 2. Segmentdimensie 3. Gegevensreeksdimensie 4. Categoriedimensie 5. Gegevensreeksleden Het diagramonderdeel bestaat uit de hoofdafbeelding van het diagram en een dimensiepaneel boven het diagram. In het dimensiepaneel kunt u dimensies en leden plaatsen om een query te definiëren. Bij grote gegevenssets wordt ook een bereikschuifregelaar weergegeven, zodat u eenvoudiger door de gegevens in het diagram kunt navigeren. Zie Diagrammen gebruiken om gegevens grafisch weer te geven voor meer informatie over diagrammen. Definities: Neerzetge bieden Neerzetgebieden zijn de locaties in het dimensiepaneel waarin dimensies of leden kunnen worden geplaatst om query's te definiëren en aan te passen. 294 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

295 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij diagramonderdelen 20 Een gegevensreeks is een set gerelateerde gegevenspunten die in een diagram zijn uitgezet. Gegeven sreeks Cate gorieën Elke gegevensreeks wordt aangegeven met een unieke kleur en is opgenomen in de diagramlegenda. Met elke lijn in een lijndiagram en elke staafkleur in een geclusterd staafdiagram wordt bijvoorbeeld een gegevensreeks aangeduid. Categorieën zijn de groepen waartoe de elementen van een gegevensreeks behoren. Verwante onderwerpen Het dimensiepaneel van diagrammen De bereikschuifregelaar van diagrammen De diagramtitelbalk Diagramafbeelding Weergaveopties voor diagrammen Naslaginformatie bij werkruimten Naslaginformatie bij het analysevenster Naslaginformatie bij het tabvenster Naslaginformatie over de werkbalk Naslaginformatie over het kruistabelonderdeel Het dimensiepaneel van diagrammen U kunt één dimensie of lid, of groepen geselecteerde leden in de neerzetgebieden voor gegevensreeksen, categorieën en segmenten in het dimensiepaneel plaatsen. U kunt ook dimensies nesten, zodat u complexere query's kunt definiëren. U kunt het dimensiepaneel verbergen, zodat er meer ruimte op het scherm is voor het diagram. Zie Het tabblad Eigenschappen voor meer informatie. Zie Query's definiëren voor meer informatie over het definiëren van query's. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 295

296 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij diagramonderdelen Zie Complexe query's maken door dimensies te nesten voor meer informatie over het nesten van dimensies. Verwante onderwerpen Naslaginformatie bij diagramonderdelen De bereikschuifregelaar van diagrammen De diagramtitelbalk Diagramafbeelding Weergaveopties voor diagrammen Neerzetgebieden voor leden in diagrammen Het dimensiepaneel van een diagram bevat neerzetgebieden waarin u dimensies kunt plaatsen wanneer u een query definieert. U kunt een dimensie of leden naar het middelste neerzetgebied slepen om leden toe te voegen aan een lege as of om bestaande leden op deze as te vervangen. U kunt een dimensie of leden naar het linker- of rechterneerzetgebied slepen om leden toe te voegen aan bestaande leden op de desbetreffende as. De nieuwe leden worden genest naast de bestaande leden. Zie Complexe query's maken door dimensies te nesten voor meer informatie. 296 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

297 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij diagramonderdelen 20 Dimensiefuncties U kunt met de rechtermuisknop op een dimensie in het dimensiepaneel klikken voor de volgende functies: Weergeven: hiermee selecteert u de opmaak voor het weergeven van lidnamen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 297

298 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij diagramonderdelen Verwijderen: hiermee verwijdert u de dimensie uit het diagram. De bereikschuifregelaar van diagrammen 1. Overzichtsschuifbalk 2. Geselecteerd bereik 3. Bereikschuifregelaars 4. Knop voor verbergen/weergeven 5. Paginaknoppen Met de bereikschuifregelaar van een diagram kunt u door diagrammen met grote gegevenssets schuiven. Deze wordt automatisch weergegeven wanneer de gegevensset in het diagram te groot is om leesbaar te worden weergegeven in de hoofdafbeelding van het diagram. De bereikschuifregelaar is beschikbaar bij deze diagramtypen: kolomdiagrammen (behalve geclusterde 3D-kolom) lijndiagrammen cirkeldiagrammen staafdiagrammen Bereikschuifregelaars Met de bereikschuifbalken kunt u het formaat van het geselecteerde bereik in het besturingselement van de schuifregelaar wijzigen en dit verplaatsen. U verplaatst de balken naar de gewenste positie. Wanneer u de muisknop loslaat, worden de balken uitgelijnd op de dichtstbijzijnde logische gegevenspunten. Geselecteerd bereik Het gebied tussen de bereikschuifbalken is het geselecteerde bereik. Dit bereik wordt uitgevouwen in de hoofdafbeelding van het diagram. U kunt het 298 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

299 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij diagramonderdelen 20 geselecteerde bereik ook binnen de bereikschuifregelaar verslepen om door het diagram te schuiven. Overzichtsschuifbalk Bij zeer grote gegevenssets kan de volledige gegevensset niet leesbaar in de schuifregelaar worden weergegeven. In plaats hiervan bevat de overzichtsschuifbalk de volledige gegevensset en wordt in de bereikschuifregelaar slechts een deel van de volledige gegevensset weergegeven. Met het relatieve formaat van het schuifblok op de overzichtschuifbalk wordt het percentage aangegeven van de volledige gegevensset die wordt weergegeven in de bereikschuifregelaar. Met de overzichtsschuifbalk kunt u verschillende subsets van de volledige gegevensset weergeven in de bereikschuifregelaar. Knop voor verbergen/weergeven Als u wilt dat de hoofdafbeelding meer ruimte krijgt in het diagramonderdeel, kunt u de bereikschuifregelaar verbergen door op de pijlknop aan de rand van de schuifregelaar te klikken. Klik nogmaals op de pijlknop om de bereikschuifregelaar te herstellen. Paginaknoppen Met de pijlknoppen aan de uiteinden van de bereikschuifregelaar kunt u het geselecteerde bereik per 'pagina' met elementen verplaatsen binnen de schuifregelaar. Een pagina wordt gedefinieerd als het huidige formaat van het geselecteerde bereik. Bij zeer grote gegevenssets bevat de bereikschuifregelaar slechts een deel van de volledige gegevensset. Als dit het geval is, kunt u met de pijlknoppen op de normale manier het geselecteerde bereik verplaatsen per pagina elementen, totdat het geselecteerde bereik het einde van de bereikschuifregelaar bereikt. Als u nogmaals op een pijlknop klikt, wordt het geselecteerde bereik verder verplaatst, maar wordt de schuifregelaar echter ook in de volledige gegevensset verplaatst. De bereikschuifregelaar automatisch wijzigen In de bereikschuifregelaar worden waarden automatisch aangepast aan de schuifregelaar. Als in een kolom- of staafdiagram de gegevenssubset die momenteel in de bereikschuifregelaar wordt weergegeven bijvoorbeeld Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 299

300 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij diagramonderdelen waarden bevat tussen 1 en 100, wordt het getal 2 aangegeven met een zeer kleine staaf of kolom. Als u met de bereikschuifregelaar echter naar een andere gegevenssubset schuift die alleen waarden tussen 1 en 2 bevat, worden de waarden zo aangepast dat het getal 2 wordt aangegeven met een lange staaf of kolom. Zie Door grote gegevenssets in diagrammen schuiven voor meer informatie over het gebruik van de bereikschuifregelaar van diagrammen. Verwante onderwerpen Naslaginformatie bij diagramonderdelen Het dimensiepaneel van diagrammen De diagramtitelbalk Diagramafbeelding Weergaveopties voor diagrammen De diagramtitelbalk De titelbalk bevat de volgende elementen: De naam van het diagramonderdeel. De namen van de waarden in de actieve query en de knop Leden kiezen waarmee u de waarde kunt wijzigen. Een knop waarmee u het onderdeel kunt maximaliseren en minimaliseren. Een knop voor het openen van een Help-onderwerp over diagrammen. Een knop voor het verwijderen van het onderdeel uit het analysevenster. De namen van waardeleden waarmee gegevenswaarden worden opgehaald in een query worden weergegeven in de titelbalk van alle onderdelen die aan de query zijn gekoppeld. Als de waardedimensie niet op een van de assen in het onderdeel is geplaatst, wordt op de titelbalk de naam weergegeven van het standaardlid van de waardedimensie. Verwante onderwerpen Naslaginformatie bij diagramonderdelen Het dimensiepaneel van diagrammen De bereikschuifregelaar van diagrammen Diagramafbeelding 300 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

301 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij diagramonderdelen 20 Weergaveopties voor diagrammen Diagramafbeelding In de diagramafbeelding worden de gegevens weergegeven die worden geretourneerd door de gedefinieerde query. Lidfuncties U kunt met de rechtermuisknop op de kop van een lid in het kruistabelraster klikken voor de volgende functies: Analyse op hoger niveau, Analyse op lager niveau, Analyse op hoger niveau met focus, Analyse op lager niveau met focus: zie Analyse op een lager en hoger niveau uitvoeren voor informatie over analyses op hoger of lager niveau op leden. Lid verbergen: zie Leden verbergen voor informatie over het verbergen van leden. Diagramtype: zie Diagramtypen voor informatie over diagramtypen. Verwante onderwerpen Naslaginformatie bij diagramonderdelen Het dimensiepaneel van diagrammen De bereikschuifregelaar van diagrammen De diagramtitelbalk Weergaveopties voor diagrammen Diagrammen met grote gegevenssets In Voyager wordt het formaat van diagramelementen automatisch aangepast, zodat ze de beschikbare ruimte efficiënt vullen. Dit gebeurt met intelligente technieken voor de weergave van bijschriften, waarmee zo veel mogelijk leesbare bijschriften bij leden in het diagram worden geplaatst. Als een diagram echter een grote gegevensset bevat, kunnen mogelijk niet alle elementen in het diagram worden weergegeven of wordt een aantal bijschriften mogelijk weggelaten uit het diagram. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 301

302 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij diagramonderdelen Bijschriften van leden in diagrammen Als het diagram een groot aantal leden op een as bevat, worden de bijschriften verspreid en aangepast, zodat zo veel mogelijk bijschriften kunnen worden weergegeven. Als het aantal bijschriften echter erg groot is, wordt slechts een subset bijschriften van leden weergegeven in het diagram, zodat de resterende bijschriften leesbaar zijn. Bijschriften van leden die uit het diagram zijn weggelaten ziet u in de knopinfo als u de muis op de desbetreffende leden laat rusten. Zie De bereikschuifregelaar van diagrammen voor meer informatie over grote gegevenssets in diagrammen. Diagramkleuren en -stijlen Voyager bevat verschillende kleurpaletten en stijlen voor de weergave van diagrammen. Zie Weergaveopties voor diagrammen voor meer informatie over het aanpassen van diagramkleuren en -stijlen. Overwegingen bij gegevenstypen De waarden die in een kubus worden gedefinieerd, zijn mogelijk niet gebaseerd op dezelfde maateenheid of hetzelfde gegevenstype. Voor waarden zoals Divisieomzet, Winkelkosten en Winkelverkoop wordt bijvoorbeeld het gegevenstype dubbel gebruikt, terwijl voor de waarde Aantal verkopen het gegevenstype geheel getal wordt gebruikt. Wanneer het diagram wordt weergegeven, worden alle numerieke waarden geconverteerd naar het gegevenstype dubbel. Weergaveopties voor diagrammen De volgende opties zijn beschikbaar voor het aanpassen van uw diagrammen. Deze opties bevinden zich op het tabblad Eigenschappen. Optie Naam Waarden Tekenreeks met maximaal 50 tekens 302 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

303 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij diagramonderdelen 20 Optie Opmerkingen Waarden Tekenreeks met maximaal 255 tekens Standaard Koel Warm Heet Palet Lavendel Roos Woestijn Bos Oceaan Monochroom Standaard Stijl Schaduw Presentatie Presentatieschaduw Lettertype Lettertypen die zijn ingesteld door de systeembeheerder Uit NULL-waarden onderdrukken Kolom en rij Alleen kolom Alleen rij Bovenliggende gegevens Ja, Nee Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 303

304 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij diagramonderdelen Optie Visuele totalen weergeven Dimensiepaneel weergeven Hiërarchische labels weergeven Legenda weergeven Categorielabel Categorieschaal Symbool voor categorieschaal Waardelabel Waardeschaal Symbool voor waardeschaal Gegevensreekslabel X-aswaarde Y-aswaarde Groottewaarde Diagramlabels handmatig bewerken Labels verbergen kleiner dan Waarden Ja, Nee Ja, Nee Ja, Nee Ja, Nee Tekenreeks met maximaal 50 tekens Geen schaal, Miljarden, Miljoenen, Duizenden, Duizendsten, Miljoensten Tekenreeks met maximaal 50 tekens Tekenreeks met maximaal 50 tekens Geen schaal, Miljarden, Miljoenen, Duizenden, Duizendsten, Miljoensten Tekenreeks met maximaal 50 tekens Tekenreeks met maximaal 50 tekens Beschikbare meetwaarden in de query Beschikbare meetwaarden in de query Beschikbare meetwaarden in de query Ja, Nee Waarde tussen 0 en Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

305 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij diagramonderdelen 20 Beschrijvingen van diagramweergaveopties Naam Met deze optie definieert u de naam van het diagramonderdeel. De naam wordt weergegeven op de titelbalk van het diagram en wordt afgedrukt in de paginakop wanneer u een diagram afdrukt. De naam wordt ook gebruikt om het diagram aan te geven op het tabblad Structuur. De standaardwaarde is de naam die automatisch wordt gegenereerd bij het maken van het diagram. Opmerkingen Naast de naam van het diagram kunt u ook opmerkingen toevoegen om het diagram te beschrijven. U kunt hiervoor maximaal 255 tekens gebruiken. Opmerkingen zijn optioneel en worden niet weergegeven in het diagramonderdeel. Als u het diagram echter afdrukt via een PDF-document, verschijnen de opmerkingen onder het diagramonderdeel. Palet Voyager bevat verschillende vooraf gedefinieerde kleurenpaletten waarmee u de diagramonderdelen kunt aanpassen. Stijl Voyager bevat de volgende stijlen voor het aanpassen van diagrammen: Stijl Standaard Schaduw Presentatie Presentatieschaduw Visuele effecten Geen 3D-effect Zwarte achtergrond Zwarte achtergrond, 3D-effect Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 305

306 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij diagramonderdelen Lettertype De beschikbare lettertypen in het dialoogvenster Afdrukken en op het diagramtabblad Eigenschappen zijn standaardlettertypen. De systeembeheerder kan extra lettertypen inschakelen. NULL-waarden onderdrukken Met deze optie wordt de weergave van null-waarden in het diagram gedefinieerd. De instellingen verwijzen naar de gegevens zoals deze worden weergegeven in een kruistabelonderdeel, ook als er geen kruistabel is gekoppeld aan dezelfde query in de analyse. De instelling Alleen rij verwijst bijvoorbeeld naar de kruistabelweergave van de gegevens in het diagram. Als er een kruistabel is gekoppeld aan de query waaraan het diagram ook is gekoppeld en deze kruistabel gehele rijen met null-waarden bevat, worden deze rijen onderdrukt. De overeenkomende wijzigingen worden aangebracht in het diagram. De standaardwaarde is Uit. Zie NULL-waarden onderdrukken voor meer informatie. Bovenliggende gegevens Met deze optie schakelt u de weergave van afzonderlijke bovenliggende leden in en uit. De standaardwaarde is Nee, wat betekent dat de bovenliggende leden niet in het diagram worden weergegeven als de onderliggende leden worden weergegeven. Zie Bovenliggende leden weergeven voor meer informatie. Visuele totalen weergeven Met deze optie schakelt u de weergave van visuele totalen in en uit. De standaardwaarde is Nee. Zie Zichtbare totalen weergeven voor meer informatie. Dimensiepaneel weergeven Met deze optie schakelt u de weergave van het dimensiepaneel van het diagram in of uit. Wanneer u het dimensiepaneel verbergt, is er meer ruimte beschikbaar voor de diagramafbeelding. De standaardwaarde is Ja. 306 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

307 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij diagramonderdelen 20 Hiërarchische labels weergeven Wanneer hiërarchische labels zijn ingeschakeld, wordt op de labels van de diagramas de relatie tussen bovenliggende en onderliggende leden weergegeven. De standaardwaarde is Nee. Hiërarchische labels worden alleen toegepast als de optie Bovenliggende gegevens wordt ingesteld op Ja. Legenda weergeven Kies Ja als u de diagramlegenda wilt weergeven. De standaardwaarde is Ja. Opmerking: Als de ruimte binnen het diagramonderdeel beperkt is, wordt de diagramlegenda automatisch verwijderd. Categorielabel De categorieas komt overeen met een van de volgende assen, afhankelijk van het type diagram: Diagramtype Geclusterd kolomdiagram Gestapeld kolomdiagram 100% gestapeld kolomdiagram Geclusterd 3D-kolomdiagram Geclusterd staafdiagram Gestapeld staafdiagram 100% gestapeld staafdiagram Lijndiagram Cirkeldiagram Categorieas Horizontaal Horizontaal Horizontaal Linksonder Verticaal Verticaal Verticaal Horizontaal Niet van toepassing. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 307

308 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij diagramonderdelen Diagramtype Spreidingsdiagram Diagram met tekengebied van vak Ballondiagram Radardiagram Categorieas Niet van toepassing. Niet van toepassing. Niet van toepassing. Niet van toepassing. Categorieschaal U kunt de weergegeven waarden schalen. Als een diagram bijvoorbeeld verschillende waarden tussen en bevat, kunt u de schaal Miljoenen selecteren om deze waarden als 5 tot 20 weer te geven. Symbool voor categorieschaal U kunt de label specificeren die op de categorie-asschaal wordt toegepast. Als u bijvoorbeeld de schaal Miljoenen selecteert, kunt u de label (in miljoenen dollars) toevoegen. Waardelabel De waardeas komt overeen met een van de volgende assen, afhankelijk van het type diagram: Diagramtype Geclusterd kolomdiagram Gestapeld kolomdiagram 100% gestapeld kolomdiagram Geclusterd 3D-kolomdiagram Geclusterd staafdiagram Gestapeld staafdiagram Waardeas Verticaal Verticaal Verticaal Verticaal Horizontaal Horizontaal 308 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

309 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij diagramonderdelen 20 Diagramtype 100% gestapeld staafdiagram Lijndiagram Cirkeldiagram Spreidingsdiagram Diagram met tekengebied van vak Ballondiagram Radardiagram Waardeas Horizontaal Verticaal Niet van toepassing. Niet van toepassing. Niet van toepassing. Niet van toepassing. Niet van toepassing. Waardeschaal U kunt de weergegeven waarden schalen. Als een diagram bijvoorbeeld verschillende waarden tussen en bevat, kunt u de schaal Miljoenen selecteren om deze waarden als 5 tot 20 weer te geven. Symbool voor waardeschaal U kunt de label specificeren die op de waardeasschaal wordt toegepast. Als u bijvoorbeeld de schaal Miljoenen selecteert, kunt u de label (in miljoenen dollars) toevoegen. Gegevensreekslabel De gegevensas komt overeen met een van de volgende assen, afhankelijk van het type diagram: Diagramtype Geclusterd kolomdiagram Gestapeld kolomdiagram 100% gestapeld kolomdiagram Serieas Niet van toepassing. Niet van toepassing. Niet van toepassing. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 309

310 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij diagramonderdelen Diagramtype Geclusterd 3D-kolomdiagram Geclusterd staafdiagram Gestapeld staafdiagram 100% gestapeld staafdiagram Lijndiagram Cirkeldiagram Spreidingsdiagram Diagram met tekengebied van vak Ballondiagram Radardiagram Serieas Rechtsonder Niet van toepassing. Niet van toepassing. Niet van toepassing. Niet van toepassing. Niet van toepassing. Niet van toepassing. Niet van toepassing. Niet van toepassing. Niet van toepassing. X-aswaarde Voor spreidings- en ballondiagrammen definieert deze optie welke beschikbare meetwaarden in de query worden getekend op de X-as van het diagram. Y-aswaarde Voor spreidings- en ballondiagrammen definieert deze optie welke beschikbare meetwaarden in de query worden getekend op de Y-as van het diagram. Groottewaarde Voor ballondiagrammen definieert deze optie welke beschikbare meetwaarden in de query worden weergegeven door de groottes van de ballonnen. 310 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

311 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij Leden kiezen 20 Diagramlabels handmatig bewerken Voor cirkeldiagrammen kunt u met deze optie labels voor kleine cirkelsegmenten onderdrukken. Wanneer deze optie op Ja is ingesteld, wordt de eigenschap "Labels verbergen kleiner dan" ingeschakeld. Labels verbergen kleiner dan Voor cirkeldiagrammen kunt u met deze optie instellen vanaf welk niveau de cirkelsegmentlabels moeten worden onderdrukt. Deze optie wordt alleen ingeschakeld als de eigenschap "Diagramlabels handmatig bewerken" op Ja is ingesteld. Verwante onderwerpen Het tabblad Eigenschappen Naslaginformatie bij diagramonderdelen Het dimensiepaneel van diagrammen De bereikschuifregelaar van diagrammen De diagramtitelbalk Diagramafbeelding Diagramtypen Naslaginformatie bij Leden kiezen Met Leden kiezen kunt u leden selecteren die u wilt weergeven in kruistabellen en diagrammen. Als u Leden kiezen wilt openen, klikt u op de knop Leden kiezen naast de naam van een dimensie in een kruistabel of diagram. U kunt ook het lid van de dimensie Waarden of Sleutelgetallen wijzigen door op de knop Leden kiezen te klikken naast de naam van de dimensie Waarden of Sleutelgetallen in de titelbalk van het onderdeel. Wanneer u Leden kiezen opent, wordt de ledenlijst automatisch uitgevouwen, zodat u alle leden kunt bekijken die momenteel worden weergegeven in de kruistabel of het diagram. U kunt het formaat van het dialoogvenster Leden kiezen wijzigen door de formaatgreep rechtsonder te verslepen. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 311

312 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij Leden kiezen Zie De functie Leden kiezen voor informatie over het gebruik van Leden kiezen om leden te selecteren voor de kruistabellen en diagrammen. Ledenstructuur van Leden kiezen In de structuur Leden kiezen worden alle leden van de dimensie weergegeven in een hiërarchische lijst. Leden worden met inspringing weergegeven om aan te geven tot welk niveau van de dimensie deze behoren. Het aantal geselecteerde leden wordt weergegeven boven de ledenstructuur. Afzonderlijke leden in de ledenstructuur selecteren U kunt afzonderlijke leden of een bereik met leden op verschillende manieren selecteren: 312 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

313 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij Leden kiezen 20 Klik op afzonderlijke leden om deze te selecteren of de selectie op te heffen. Houd de Shift-toets ingedrukt wanneer u op de leden klikt om een ledenbereik te selecteren of de selectie op te heffen. Opmerking: als u de selectie van alle leden opheft, is de knop OK van de functie Leden kiezen niet beschikbaar omdat u minstens één lid voor elke dimensie in de kruistabel moet selecteren. Zie Afzonderlijke leden selecteren in de lijst met alle leden voor meer informatie over het selecteren van afzonderlijke leden. De grootte van het dialoogvenster Leden kiezen wijzigen Lidnamen worden mogelijk niet volledig weergegeven in het standaardformaat van het dialoogvenster Leden kiezen vanwege lange lidnamen of grote inspringingen voor leden op lage niveaus. U kunt het formaat van het dialoogvenster Leden kiezen wijzigen om deze lidnamen volledig weer te geven door de rechterbenedenhoek van het dialoogvenster te verslepen. Selectiefuncties van Leden kiezen Als u met de rechtermuisknop klikt op een lid in het dialoogvenster Leden kiezen, kunt u de volgende selectiefuncties gebruiken: Alles op dit niveau hiermee selecteert u alle leden in de dimensiehiërarchie die zich hetzelfde niveau bevinden als het huidige lid. Bovenliggend element hiermee selecteert u het bovenliggende lid van het huidige lid. Onderliggende elementen hiermee selecteert u alle onderliggende leden van het huidige lid. Elementen op hetzelfde niveau hiermee selecteert u alle leden die zich op hetzelfde niveau bevinden als het huidige lid. Zusterleden zijn leden op hetzelfde niveau die dezelfde ouder delen. Verwante onderwerpen De functie Leden kiezen Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 313

314 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij Leden kiezen De werkbalk Leden kiezen U kunt leden vaak efficiënter selecteren of de selectie opheffen met de knoppen op de werkbalk Leden kiezen: Selectie opheffen Niveau selecteren Hiermee heft u de selectie van alle geselecteerde leden op. Zie De knop Selectie opheffen in Leden kiezen. Hiermee selecteert u alle leden die zich op een bepaald niveau in de dimensie bevinden. Zie De knop Niveau selecteren in Leden kiezen. Geselecteerde leden weergeven/alle leden weergeven Hiermee schakelt u tussen het weergeven van alle leden in de dimensie en het weergeven van alleen geselecteerde leden. Zie De knop Geselecteerde leden weergeven in Leden kiezen. Weergavemodus Bovenliggende gegevens Zoekopdracht starten Terug naar ledenlijst Hiermee selecteert u een weergavemodus voor lidnamen en bijschriften. De standaardmodus is Bijschrift. Zie De knop Weergavemodus in Leden kiezen. Hiermee schakelt u tussen het toevoegen van bovenliggende namen aan de lidnamen en het weergeven van alleen de leden, zoals u hebt gekozen met de knop Weergavemodus. Zie De knop Bovenliggende gegevens in Leden kiezen. Zoeken naar leden. Zie De knop Zoekopdracht starten in Leden kiezen. Hiermee wist u de resultaten van de zoekbewerking en gaat u terug naar de volledige ledenlijst. Zie Knop Terug naar ledenlijst in Leden kiezen. 314 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

315 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij Leden kiezen 20 De knop Selectie opheffen in Leden kiezen Met deze knop kunt u de selectie van alle leden opheffen. Opmerking: als u de selectie van alle leden opheft, is de knop OK van de functie Leden kiezen niet beschikbaar omdat er minstens één lid voor elke dimensie in de kruistabel moet zijn geselecteerd. Zie De selectie van leden opheffen voor meer informatie over het opheffen van de selectie van leden. De knop Niveau selecteren in Leden kiezen Met deze knop kunt u alle leden op een bepaald niveau in de dimensie selecteren. Zie Alle leden op een bepaald niveau in de dimensie selecteren voor meer informatie over het weergeven van alle leden op een bepaald niveau. De knop Geselecteerde leden weergeven in Leden kiezen Met de knop Geselecteerde leden weergeven kunt u schakelen tussen de weergave van alle leden in de dimensie en de weergave van alleen de geselecteerde leden. Zie Alleen geselecteerde leden weergeven in Leden kiezen voor meer informatie. De knop Weergavemodus in Leden kiezen Met deze knop kunt u een weergavemodus kiezen voor namen en bijschriften van leden in Leden kiezen. U kunt kiezen uit een van de volgende beschikbare modi: Bijschrift Naam Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 315

316 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij Leden kiezen Bijschrift : naam Naam : bijschrift Zie Namen en bijschriften van leden weergeven voor meer informatie over het weergeven van bijschriften. De knop Bovenliggende gegevens in Leden kiezen Met deze knop schakelt u tussen het toevoegen van bovenliggende namen aan de lidnamen en het weergeven van alleen de leden, zoals u hebt gekozen met de knop Weergavemodus. Als u bijvoorbeeld de weergave van bovenliggende leden inschakelt, kan een lidnaam er als volgt uitzien:(woensdag (2002 > K2 > Juni > Wk 1). Zie De bovenliggende namen van alle leden weergeven voor meer informatie over het weergeven van bovenliggende en onderliggende leden. De knop Zoekopdracht starten in Leden kiezen Het dialoogvenster Leden kiezen bevat zoekfuncties, waarmee u leden kunt selecteren op basis van hun naam of bijschrift. Met deze knop kunt u een zoekopdracht op basis van tekst starten. Leden zoeken met een tekenreeks U kunt een tekenreeks typen in het tekstveld boven in Leden kiezen om te zoeken naar leden in de dimensie. Wanneer u de zoekopdracht uitvoert, worden in Leden kiezen alle overeenkomende leden gevonden en worden deze weergegeven in een hiërarchische weergave. Dit houdt in dat het niveau van het lid in de dimensie wordt aangegeven met het inspringingsniveau in Leden kiezen. Als er geen leden overeenkomen met de zoekreeks, wordt 'Geen leden gevonden.' weergegeven. U kunt zoeken op namen en bijschriften van leden. Zie Zoeken naar namen of bijschriften van leden voor meer informatie. 316 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

317 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Naslaginformatie bij Leden kiezen 20 Met de knop Terug naar ledenlijst kunt u de zoekresultaten wissen en teruggaan naar de volledige ledenlijst. De leden die u hebt geselecteerd in de zoekresultaten, blijven geselecteerd. In Voyager worden dezelfde zoektechnieken gebruikt als in veelgebruikte zoekengines op internet: Zoekreeks Zoekresultaten Hiermee worden alle leden geselecteerd die het woord boek bevatten, zoals boek, nieuw boek en tweedehands boek. boek Opmerking: Als u zoekt naar boek, wordt met deze zoekopdracht het lid met de naam boekenlijst niet gevonden. Als u naar boekenlijst wilt zoeken, kunt u zoeken naar boek*. Zie Jokertekens gebruiken in de zoekopdracht. "glazen kommen" Hiermee selecteert u alleen leden die de exacte tekst binnen de aanhalingstekens bevatten. In dit voorbeeld wordt glazen kommen gevonden, maar niet glazen soepkommen. glazen kommen Bij meerdere termen wordt impliciet AND opgenomen. In dit voorbeeld worden met de zoekopdracht alle leden geselecteerd die de woorden glazen en kommen bevatten. glazen kommen glazen soepkommen Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 317

318 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Naslaginformatie bij Leden kiezen Zoekreeks Zoekresultaten Alle leden worden geselecteerd die het woord glazen of het woord kommen bevatten. OR moet met hoofdletters worden ingevoerd. glazen OR kommen In dit voorbeeld worden leden met deze namen gevonden: glazen kommen glazen soepkommen soepkommen glazen Opmerking: als OR een van de woorden is die u wilt zoeken, moet u OR opnemen tussen dubbele aanhalingstekens. U typt "OR" OR OM als u zoekt naar 'ondernemingsraad' en 'openbaar ministerie'. Opmerking: zoektermen zijn niet hoofdlettergevoelig. Wanneer u zoekt naar boek, levert dit dezelfde resultaten op als zoeken naar Boek, BOEK of boek. Jokertekens gebruiken in de zoekopdracht U kunt jokertekens gebruiken in de zoekreeks. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar alle SKU-getallen (Stock Keeping Unit) die beginnen met 9348, kunt u de zoekreeks 9348* opgeven. 318 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

319 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface Het dialoogvenster Classificatie-editor 20 Jok erteken * Betekenis Een tekenreeks met nul of meer tekens. Wanneer u bijvoorbeeld zoekt naar 9348*, worden 9348 en AB gevonden. Knop Terug naar ledenlijst in Leden kiezen Met deze knop kunt u de zoekresultaten wissen en teruggaan naar de volledige ledenlijst. De leden die u hebt geselecteerd in de zoekresultaten, blijven geselecteerd. Het dialoogvenster Classificatie-editor Met het dialoogvenster Classificatie-editor kunt u de parameters definiëren van de classificatie die u wilt toevoegen aan de kruistabel. U moet twee parameters opgeven om een classificatie te definiëren: een voorwaarde en een waarde. U selecteert eerst een van de volgende voorwaarden: Bovenste leden op waarde. Onderste leden op waarde. Hoogste contribuanten op % van totaal. Laagste contribuanten op % van totaal. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager 319

320 Naslaginformatie bij de gebruikersinterface 20 Het dialoogvenster Filtereditor Vervolgens voert u de waarde Aantal leden of een percentage in. De waarde Aantal leden kan alle gehele getallen tussen 1 en 2^31 (2,14E9) zijn. De sorteerrichting die wordt toegepast met de classificatiebewerking is afhankelijk van de geselecteerde operator. Als u de classificatie Bovenste leden op waarde of Hoogste contribuanten op % van totaal kiest, wordt met de classificatie ook een aflopende sortering toegepast. Als u de classificatie Onderste leden op waarde of Laagste contribuanten op % van totaal kiest, wordt met de classificatie ook een oplopende sortering toegepast. Verwante onderwerpen Gegevens in een kruistabel classificeren Het dialoogvenster Filtereditor In het dialoogvenster Filtereditor kunt u filtervoorwaarden definiëren. U kunt een filter definiëren met de volgende voorwaarden: Voorwaarde gelijk aan Beschrijving Hiermee worden cellen weergegeven die gelijk zijn aan een opgegeven numerieke waarde. 320 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Voyager

SAP BusinessObjects Documentversie: 4.1 Support Package 3-2014-04-03. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Analysis, editie voor OLAP

SAP BusinessObjects Documentversie: 4.1 Support Package 3-2014-04-03. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Analysis, editie voor OLAP SAP BusinessObjects Documentversie: 4.1 Support Package 3-2014-04-03 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Analysis, editie voor OLAP Inhoudsopgave 1 Documentgeschiedenis....10 2 Introductie tot

Nadere informatie

Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Analysis, editie voor OLAP SAP BusinessObjects BI Suite 4.0 Support Package 4

Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Analysis, editie voor OLAP SAP BusinessObjects BI Suite 4.0 Support Package 4 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Analysis, editie voor OLAP SAP BusinessObjects BI Suite 4.0 Support Package 4 Copyright 2012 SAP AG. Alle rechten voorbehouden. SAP, R/3, SAP NetWeaver, Duet,

Nadere informatie

Nieuwe functies in SAP Crystal Reports SAP Crystal Reports 2011

Nieuwe functies in SAP Crystal Reports SAP Crystal Reports 2011 Nieuwe functies in SAP Crystal Reports SAP Crystal Reports 2011 Copyright 2010 SAP AG. Alle rechten voorbehouden. Alle rechten voorbehouden. SAP, R/3, SAP NetWeaver, Duet, PartnerEdge, ByDesign, SAP Business

Nadere informatie

ondersteunde platforms...5 Installatie en activering...7 Integratie met SAP BusinessObjects-platform...11 Integratie met SAP-systemen...

ondersteunde platforms...5 Installatie en activering...7 Integratie met SAP BusinessObjects-platform...11 Integratie met SAP-systemen... 2009-11-24 Copyright 2009 SAP AG. Alle rechten voorbehouden. Alle rechten voorbehouden. SAP, R/3, SAP NetWeaver, Duet, PartnerEdge, ByDesign, SAP Business ByDesign en andere producten en services van SAP

Nadere informatie

Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Analysis, editie voor OLAP

Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Analysis, editie voor OLAP SAP BusinessObjects BI Suite Document Version: 4.0 Support Package 9-2014-02-18 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Analysis, editie voor OLAP Inhoudsopgave 1 Documentgeschiedenis....8 2 Introductie

Nadere informatie

Aan de slag met BusinessObjects XI Release 2 Service Pack 2/Productivity Pack

Aan de slag met BusinessObjects XI Release 2 Service Pack 2/Productivity Pack Aan de slag met BusinessObjects XI Release 2 Service Pack 2/Productivity Pack Over deze handleiding Over deze handleiding In deze handleiding wordt beschreven hoe u kunt werken met BusinessObjects XI Release

Nadere informatie

Handleiding Afdrukken samenvoegen

Handleiding Afdrukken samenvoegen Handleiding Afdrukken samenvoegen Versie: 1.0 Afdrukken Samenvoegen Datum: 17-07-2013 Brieven afdrukken met afdruk samenvoegen U gebruikt Afdruk samenvoegen wanneer u een reeks documenten maakt, bijvoorbeeld

Nadere informatie

Migreren naar Access 2010

Migreren naar Access 2010 In deze handleiding Het uiterlijk van Microsoft Access 2010 verschilt aanzienlijk van Access 2003. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u niet te veel tijd hoeft te besteden aan het leren werken

Nadere informatie

Versie Documentversie: 1.4 SP5-2014-03-20. User Guide: SAP BusinessObjects Analysis, editie voor Microsoft Office

Versie Documentversie: 1.4 SP5-2014-03-20. User Guide: SAP BusinessObjects Analysis, editie voor Microsoft Office Versie Documentversie: 1.4 SP5-2014-03-20 User Guide: SAP BusinessObjects Analysis, editie voor Microsoft Office Inhoudsopgave 1 Over deze handleiding....6 1.1 Voor wie is deze handleiding bedoeld?....6

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. Inhoudsopgave

INHOUDSOPGAVE. Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave Microsoft Word 7 Werken met het lint 7 Documenten maken en bewerken 8 In verschillende weergaven werken 11 Tekens en alinea s opmaken 13 Tekst en afbeeldingen bewerken en verplaatsen

Nadere informatie

3. Mijn Vf Aanpassen schermweergave en downloaden gegevens

3. Mijn Vf Aanpassen schermweergave en downloaden gegevens A.1 Vergroten van de scherminhoud A. Klik op de knop De informatie op de pagina wordt over de hele schermbreedte weergegeven, doordat het menu aan de linkerkant op de pagina niet wordt getoond..2 Verkleinen

Nadere informatie

Aan de slag met AdminView

Aan de slag met AdminView Aan de slag met AdminView uitgebreide handleiding S for Software B.V. Gildeweg 6 3771 NB Barneveld tel 0342 820 996 fax 0342 820 997 e-mail info@sforsoftware.nl web www.sforsoftware.nl Inhoudsopgave 1.

Nadere informatie

Met een mailing of massaverzending kunt u een groot aantal documenten verzenden naar gebruikelijke adressen, die in een gegevensbestand staan.

Met een mailing of massaverzending kunt u een groot aantal documenten verzenden naar gebruikelijke adressen, die in een gegevensbestand staan. Een mailing verzorgen Met een mailing of massaverzending kunt u een groot aantal documenten verzenden naar gebruikelijke adressen, die in een gegevensbestand staan. Voor deze techniek zijn twee bestanden

Nadere informatie

Veelgestelde vragen over AdminView

Veelgestelde vragen over AdminView Veelgestelde vragen over AdminView S for Software B.V. Gildeweg 6 3771 NB Barneveld tel 0342 820 996 fax 0342 820 997 e-mail info@sforsoftware.nl web www.sforsoftware.nl Inhoudsopgave 1. Algemeen... 2

Nadere informatie

Installatiehandleiding voor SAP BusinessObjects Process Tracker

Installatiehandleiding voor SAP BusinessObjects Process Tracker Installatiehandleiding voor SAP BusinessObjects Process Tracker SAP BusinessObjects Enterprise XI3.1 Service Pack 3 windows Copyright 2010 SAP AG. Alle rechten voorbehouden. Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE Ms Access 2007

INHOUDSOPGAVE Ms Access 2007 INHOUDSOPGAVE Ms Access 2007 Woord vooraf... 11 Inleiding... 12 1 Een inleiding tot databanken... 12 2 Een databank ontwerpen... 13 3 Wat is Microsoft Access?... 16 DEEL 1 Een relationele databank opstellen...

Nadere informatie

Databases gebruiken. Databases gebruiken

Databases gebruiken. Databases gebruiken Databases gebruiken In deze module wordt van de kandidaat verwacht dat hij een goed begrip heeft van databases en aantoont competent te zijn in het gebruik van een database. Doel van de module De kandidaat:

Nadere informatie

Aan de slag. Hulp opvragen Klik op het vraagteken om Help-inhoud te zoeken.

Aan de slag. Hulp opvragen Klik op het vraagteken om Help-inhoud te zoeken. Aan de slag Microsoft Access 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies, dus hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u zo snel mogelijk aan de slag kunt. De schermgrootte wijzigen of een database afsluiten

Nadere informatie

INSTRUCT Samenvatting Praktijk Access 2010, H2 SAMENVATTING HOOFDSTUK 2

INSTRUCT Samenvatting Praktijk Access 2010, H2 SAMENVATTING HOOFDSTUK 2 SAMENVATTING HOOFDSTUK 2 Sorteren en filteren in een tabel Sorteren kun je met de knoppen (Oplopend) en (Aflopend). Hiermee zet je records in alfabetische of numerieke volgorde. Er wordt gesorteerd op

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Het Excel Dashboard* 2010

Hoofdstuk 1: Het Excel Dashboard* 2010 Hoofdstuk 1: Het Excel Dashboard* 2010 1.0 Introductie Excel helpt om data beter te begrijpen door het in cellen (die rijen en kolommen vormen) in te delen en formules te gebruiken om relevante berekeningen

Nadere informatie

Het Gegevensmodel en draaitabellen in Excel 2013 (tip 193)

Het Gegevensmodel en draaitabellen in Excel 2013 (tip 193) Het Gegevensmodel en draaitabellen in Excel 2013 (tip 193) In vorige versies van Excel moest men om data te analyseren van verschillende bronnen deze data eerst ingeven of importeren in Excel, en om deze

Nadere informatie

Nieuwe functies in Crystal Reports XI

Nieuwe functies in Crystal Reports XI Nieuwe functies in Crystal Reports XI Inleiding Inleiding Deze sectie bevat een algemene beschrijving van de onderdelen, functies en voordelen van de nieuwste versie van Crystal Reports. De belangrijkste

Nadere informatie

ONLINEADVISEREN.NL ONLINEADVISEREN.NL. Handleiding interactief websysteem ter ondersteuning van online adviseren

ONLINEADVISEREN.NL ONLINEADVISEREN.NL. Handleiding interactief websysteem ter ondersteuning van online adviseren ONLINEADVISEREN.NL Handleiding interactief websysteem ter ondersteuning van online adviseren Handleiding onlineadviseren 120815 Blz. 1 van 17 Inhoud 1 Inleiding... 3 2 Aanmelden... 3 3 Algemene functionaliteit...

Nadere informatie

De knoppen op het lint verkennen Elk tabblad op het lint bevat groepen en elke groep bevat een reeks gerelateerde opdrachten.

De knoppen op het lint verkennen Elk tabblad op het lint bevat groepen en elke groep bevat een reeks gerelateerde opdrachten. Beknopte handleiding Microsoft Excel 2013 ziet er anders uit dan de vorige versies. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u sneller vertrouwd raakt met het programma. Opdrachten toevoegen aan

Nadere informatie

Gebruikershandleiding voor Portal Integration Kit voor Microsoft SharePoint.

Gebruikershandleiding voor Portal Integration Kit voor Microsoft SharePoint. Gebruikershandleiding voor Portal Integration Kit voor Microsoft SharePoint. SAP BusinessObjects Enterprise XI 3.1 Service Pack 3 windows Copyright 2010 SAP AG. Alle rechten voorbehouden. Alle rechten

Nadere informatie

De knoppen op het lint verkennen Elk tabblad op het lint bevat groepen en elke groep bevat een reeks gerelateerde opdrachten.

De knoppen op het lint verkennen Elk tabblad op het lint bevat groepen en elke groep bevat een reeks gerelateerde opdrachten. Beknopte handleiding Microsoft Excel 2013 ziet er anders uit dan de vorige versis. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u sneller vertrouwd raakt met het programma. Opdrachten toevoegen aan

Nadere informatie

SAP BusinessObjects Documentversie: 4.2 Support Package 02 2016-03-07. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Analysis, editie voor OLAP

SAP BusinessObjects Documentversie: 4.2 Support Package 02 2016-03-07. Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Analysis, editie voor OLAP SAP BusinessObjects Documentversie: 4.2 Support Package 02 2016-03-07 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Analysis, editie voor OLAP Inhoud 1 Documentgeschiedenis....10 2 Introductie tot SAP

Nadere informatie

Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Analysis, editie voor OLAP SAP BusinessObjects 4.1

Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Analysis, editie voor OLAP SAP BusinessObjects 4.1 Gebruikershandleiding voor SAP BusinessObjects Analysis, editie voor OLAP SAP BusinessObjects 4.1 Copyright 2013 SAP AG of een aan SAP gelieerde onderneming. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave

Nadere informatie

Google Drive: uw bestanden openen en ordenen

Google Drive: uw bestanden openen en ordenen Google Drive: uw bestanden openen en ordenen Gebruik Google Drive om vanaf elke gewenste locatie uw bestanden, mappen, Google-documenten, Google-spreadsheets en Google-presentaties op te slaan en te openen.

Nadere informatie

Technische nota AbiFire5 Rapporten maken via ODBC

Technische nota AbiFire5 Rapporten maken via ODBC Technische nota AbiFire5 Rapporten maken via ODBC Laatste revisie: 29 juli 2009 Inhoudsopgave Inleiding... 2 1 Installatie ODBC driver... 2 2 Systeeminstellingen in AbiFire5... 3 2.1 Aanmaken extern profiel...

Nadere informatie

Dit is een onderdeel waarin veel functionaliteit is toegevoegd aan de 2010 versie (zie paragraaf 22.6).

Dit is een onderdeel waarin veel functionaliteit is toegevoegd aan de 2010 versie (zie paragraaf 22.6). Hoofdstuk 22: Draaitabellen * 2010 22.0 Inleiding Dit hoofdstuk had ook snel gegevens samenvatten genoemd kunnen worden. Excel biedt een heel degelijk hulpmiddel om met tabellen gegevens samen te vatten

Nadere informatie

E-MAILS VERZENDEN MET AFDRUK SAMENVOEGEN

E-MAILS VERZENDEN MET AFDRUK SAMENVOEGEN E-MAILS VERZENDEN MET AFDRUK SAMENVOEGEN Met E-mail samenvoegen voor Word en Outlook kunt u o.a. een brochure of nieuwsbrief maken en deze per e-mail verzenden naar uw Outlook-lijst met contactpersonen

Nadere informatie

Handicom. Symbol for Windows. Image Manager. (Versie 4) Handicom, 2011, Nederland

Handicom. Symbol for Windows. Image Manager. (Versie 4) Handicom, 2011, Nederland Handicom Symbol for Windows Image Manager (Versie 4) Handicom, 2011, Nederland Inhoud Inleiding... 2 1. Image Manager hoofdscherm...3 1.1 Onderdelen van het venster...3 1.2 Het scherm veranderen...3 1.2.1

Nadere informatie

Algemene basis instructies

Algemene basis instructies Inhoud: Algemene basis instructies... 2 Pictogrammen en knoppen... 2 Overzicht... 3 Navigeren (bladeren)... 3 Gegevens filteren... 4 Getoonde gegevens... 5 Archief... 5 Album... 5 Tabbladen en velden...

Nadere informatie

Het lint in Excel 2007

Het lint in Excel 2007 Het lint in Excel 2007 De gebruikersinterface van Excel 2007 is erg grafisch en behoorlijk kleurrijk van opzet. De kern van deze grafische gebruikersinterface bestaat uit het lint, de brede balk boven

Nadere informatie

EDUscope Dossier Werken met Journalen

EDUscope Dossier Werken met Journalen EDUscope Dossier Werken met Journalen EDUscope versie 3.7.0 Bergerweg 110 6135 KD Sittard 046-4571830 1 INHOUD 2 Inleiding... 3 3 Individueel leerlingjournaal... 3 3.1 Journaalregels toevoegen:... 3 3.2

Nadere informatie

Kennismaking. Versies. Text. Graph: Word Logo voorbeelden verschillende versies. Werkomgeving

Kennismaking. Versies. Text. Graph: Word Logo voorbeelden verschillende versies. Werkomgeving Kennismaking Word is een tekstverwerkingsprogramma. U kunt er teksten mee maken, zoals brieven, artikelen en verslagen. U kunt ook grafieken, lijsten en afbeeldingen toevoegen en tabellen maken. Zodra

Nadere informatie

De gebruikershandleiding mag in zijn geheel in digitale of gedrukte versie vrij worden verspreid onder alle

De gebruikershandleiding mag in zijn geheel in digitale of gedrukte versie vrij worden verspreid onder alle Copyright Deze gebruikershandleiding is auteursrechtelijk beschermd. Wijzigingen in de inhoud, of gedeeltelijke overname van de inhoud, is alleen toegestaan na toestemming van de houder van het auteursrecht.

Nadere informatie

Microsoft Publisher 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies, dus hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u zo snel mogelijk aan de slag kunt.

Microsoft Publisher 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies, dus hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u zo snel mogelijk aan de slag kunt. Aan de slag Microsoft Publisher 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies, dus hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u zo snel mogelijk aan de slag kunt. Werkbalk Snelle toegang Voeg uw favoriete

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE Ms Access 2010

INHOUDSOPGAVE Ms Access 2010 Inhoudsopgave Ms Access 2010-1 INHOUDSOPGAVE Ms Access 2010 Woord vooraf... 11 Inleiding... 12 1 Een inleiding tot databanken... 12 2 Een databank ontwerpen... 13 3 Wat is Microsoft Access?... 16 DEEL

Nadere informatie

Query's maken met SAP BusinessObjects Web Intelligence Query - HTML

Query's maken met SAP BusinessObjects Web Intelligence Query - HTML Query's maken met SAP BusinessObjects Web Intelligence Query - HTML SAP BusinessObjects XI 3.1 Service Pack 4 Copyright 2011 SAP AG. Alle rechten voorbehouden. Alle rechten voorbehouden. SAP, R/3, SAP

Nadere informatie

Je kunt de breedte van een kolom veranderen door de kolomrand te verslepen. Je kunt ook dubbelklikken op een kolomrand.

Je kunt de breedte van een kolom veranderen door de kolomrand te verslepen. Je kunt ook dubbelklikken op een kolomrand. SAMENVATTING HOOFDSTUK 2 Navigeren door records Je kunt bladeren door de velden en records van een tabel: Knop Omschrijving Naar volgend record Naar vorig record Naar laatste record Naar eerste record

Nadere informatie

1. Exporteren... 2. 2. Verschil Xls en Csv... 2. 3. Het maken van een Csv bestand... 4. 4. Sorteren in Excel 2003... 9. 5. Sorteren in Excel 2007...

1. Exporteren... 2. 2. Verschil Xls en Csv... 2. 3. Het maken van een Csv bestand... 4. 4. Sorteren in Excel 2003... 9. 5. Sorteren in Excel 2007... ESIS en Excel 2003 en 2007 Inhoud 1. Exporteren... 2 2. Verschil Xls en Csv... 2 3. Het maken van een Csv bestand... 4 4. Sorteren in Excel 2003... 9 5. Sorteren in Excel 2007...10 6. Filteren in Excel

Nadere informatie

Excel 2013 Snelstartgids

Excel 2013 Snelstartgids Beknopte handleiding Microsoft Excel 2013 ziet er anders uit dan de vorige versies. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u sneller vertrouwd raakt met het programma. Pagina 1 van 6 Aan de slag

Nadere informatie

Handleiding Vedor-editor

Handleiding Vedor-editor Handleiding Vedor-editor Mei 2007, versie 0.9 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Aanmelden... 4 De werkbalk... 5 Het context menu... 6 Navigeren binnen je website... 7 Tekst toevoegen en bewerken... 8 Afbeeldingen

Nadere informatie

Microsoft Offi ce OneNote 2003: een korte zelfstudie

Microsoft Offi ce OneNote 2003: een korte zelfstudie Microsoft Offi ce OneNote 2003: een korte zelfstudie Werken met OneNote: zelfstudie 1 MICROSOFT OFFICE ONENOTE 2003 ZORGT VOOR OPTIMALE PRODUCTIVITEIT DOOR EENVOUDIGE VASTLEGGING, EFFICIËNTE ORGANISATIE

Nadere informatie

ZOEKHULPEN EN SELECTIEVARIANTEN

ZOEKHULPEN EN SELECTIEVARIANTEN SAP/SLM Tips & Trucs SAP ALGEMEEN 1) Transactiecodes tonen in menu 2 2) Drop down lijstjes op alfabet en met code 3 3) Standaardtabblad instellen Studiedossier / Stamgegevens 4 4) Alle schermen in één

Nadere informatie

Sneltoetsen bij Microsoft

Sneltoetsen bij Microsoft Sneltoetsen bij Microsoft Inhoud: 1. Sneltoets-combinaties bij MS Windows...1 2. Sneltoets-combinaties bij MS Word...1 3. Sneltoets-combinaties bij MS Excel...3 4. Sneltoets-combinaties bij MS Outlook...4

Nadere informatie

MA!N Rapportages en Analyses

MA!N Rapportages en Analyses MA!N Rapportages en Analyses Auteur Versie CE-iT 1.2 Inhoud 1 Inleiding... 3 2 Microsoft Excel Pivot analyses... 4 2.1 Verbinding met database... 4 2.2 Data analyseren... 5 2.3 Analyses verversen... 6

Nadere informatie

Ook op internet wordt gebruik gemaakt van databases, zoals bij Marktplaats en Hyves.

Ook op internet wordt gebruik gemaakt van databases, zoals bij Marktplaats en Hyves. SAMENVATTING HOOFDSTUK 1 Databases Databases worden veel gebruikt. Er worden miljoenen gegevens in opgeslagen, bijvoorbeeld door de overheid, banken, verzekeringsmaatschappijen, boekingssystemen van vliegtuigmaatschappijen,

Nadere informatie

Tips en Tricks basis. Microsoft CRM Revisie: versie 1.0

Tips en Tricks basis. Microsoft CRM Revisie: versie 1.0 Tips en Tricks basis Microsoft CRM 2016 Revisie: versie 1.0 Datum: 23/03/2016 Inhoud 1. Basisinstellingen... 3 1.1 INSTELLEN STARTPAGINA... 3 1.2 INSTELLEN AANTAL REGELS PER PAGINA... 3 2. Algemene bediening...

Nadere informatie

Onze Microsoft gecertificeerde unieke Excel e-learning cursussen zijn incl.:

Onze Microsoft gecertificeerde unieke Excel e-learning cursussen zijn incl.: Cursus Inhoud 15 Modules - 15 Vragen Onze Microsoft gecertificeerde unieke Excel e-learning cursussen zijn incl.: * Praktijkopdrachten met real-time feedback bij gemaakte fouten * Rijke interactieve multimedia

Nadere informatie

Handleiding Wlijn Databeheer Internet

Handleiding Wlijn Databeheer Internet Handleiding Wlijn Databeheer Internet W9000 databeheer internet Leza Horeca & Winkel Management Van Dedemstraat 6 16274 NN Hoorn DATABEHEER INTERNET ( W9000) Voorraad Databeheer Internet Bestaat uit 3

Nadere informatie

Basiskennis van PowerPoint

Basiskennis van PowerPoint Basiskennis van PowerPoint Pow erpoint is een krachtige toepassing voor presentaties. Om Pow erpoint echter zo doeltreffend mogelijk te kunnen gebruiken, hebt u eerst enige basiskennis nodig. In deze zelfstudie

Nadere informatie

Sneltoetsen te gebruiken bij Microsoft

Sneltoetsen te gebruiken bij Microsoft Sneltoetsen te gebruiken bij Microsoft Inhoud: 1. Sneltoets-combinaties bij MS Windows...1 2. Sneltoets-combinaties bij MS Word...2 3. Sneltoets-combinaties bij MS Excel...4 4. Sneltoets-combinaties bij

Nadere informatie

Handleiding voor bloemenboek (open boek)- PP 2007

Handleiding voor bloemenboek (open boek)- PP 2007 Handleiding voor bloemenboek (open boek)- PP 2007 1. Raster en hulplijnen Klik met rechter muisknop in een lege dia Klik in het afrolmenu op Raster en hulplijnen en stel onderstaande eigenschappen in 2.

Nadere informatie

TOELICHTING BIJ DE HANDLEIDING

TOELICHTING BIJ DE HANDLEIDING 1 2 3 TOELICHTING BIJ DE HANDLEIDING De voorbeeldsite van waaruit vertrokken is, is de standaardsite aangeboden door het KU Leuven-SharePoint team Elke site heeft standaard één sitebeheerder (kan de standaardsite

Nadere informatie

Sneltoetsen Excel 2010

Sneltoetsen Excel 2010 1 Waarom Sneltoetsen Gebruiken? Om het werken met Excel te versnellen en gemakkelijker te maken zijn er honderden sneltoetsen die je kunt gebruiken om de meest uitlopende opdrachten uit te voeren. Je kunt

Nadere informatie

DATABASEBEHEER IN EXCEL

DATABASEBEHEER IN EXCEL DATABASEBEHEER IN EXCEL 1. LIJSTEN Een lijst is een reeks van rijen met gelijksoortige gegevens waarvan de eerste rij de labels (veldnamen) bevat. Een voorbeeld: Je kunt een lijst beschouwen als een eenvoudige

Nadere informatie

OneNote 2013 Snelstartgids

OneNote 2013 Snelstartgids Aan de slag Microsoft OneNote 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies. Daarom hebben we deze handleiding samengesteld om de leercurve zo kort mogelijk te maken. Uw notities in de cloud houden Als u

Nadere informatie

Aan de slag Uren registreren met WorkTimer (voor medewerkers)

Aan de slag Uren registreren met WorkTimer (voor medewerkers) Aan de slag Uren registreren met WorkTimer (voor medewerkers) Over dit document Binnen uw organisatie is gekozen om WorkTimer te gebruiken voor tijdregistratie. WorkTimer is een programma waarmee u eenvoudig

Nadere informatie

Release notes Swing 5.0.6 & 5.0.7

Release notes Swing 5.0.6 & 5.0.7 Release notes Swing 5.0.6 & 5.0.7 Copyright 2016 Swing Jive Swing is een product van ABF Research Jive Full screen weergave Swing 5 beschikt nu ook over een full screen weergave. Deze is te activeren via

Nadere informatie

Subrapporten. 5.1 Inleiding

Subrapporten. 5.1 Inleiding 5 Subrapporten 5.1 Inleiding Een subrapport is een rapport in een rapport. Een subrapport maak je dan ook net zoals je een gewoon rapport maakt. Een subrapport heeft bijna alle eigenschappen die een normaal

Nadere informatie

Aan de slag. Het lint weergeven of verbergen Klik op Weergaveopties voor lint of druk op Ctrl+F1 om het lint weer te geven of te verbergen.

Aan de slag. Het lint weergeven of verbergen Klik op Weergaveopties voor lint of druk op Ctrl+F1 om het lint weer te geven of te verbergen. Aan de slag Microsoft Project 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies. Daarom hebben we deze handleiding samengesteld om de leercurve zo kort mogelijk te maken. Werkbalk Snelle toegang Pas dit gebied

Nadere informatie

Grafieken in Word. Soort 1 2 5 10 12 15 20 30 Leven 4,8 4,9 5,1 5,5 5,6 5,8 6,0 6,2 Annuïteiten 4,9 5,1 5,3 5,7 5,8 6,0 6,2 6,5

Grafieken in Word. Soort 1 2 5 10 12 15 20 30 Leven 4,8 4,9 5,1 5,5 5,6 5,8 6,0 6,2 Annuïteiten 4,9 5,1 5,3 5,7 5,8 6,0 6,2 6,5 Les 16 Grafieken in Word In deze les leert u hoe u gegevens weergeeft in de vorm van een grafiek. Ook past u het uiterlijk, de schaal en het type grafiek aan. Een grafiek maken Eén plaatje zegt meer dan

Nadere informatie

Sneltoetsen bij Microsoft

Sneltoetsen bij Microsoft Sneltoetsen bij Microsoft Inhoud: 1. Sneltoets-combinaties bij MS Windows... 1 2. Sneltoets-combinaties bij MS Word... 1 3. Sneltoets-combinaties bij MS Excel... 3 4. Sneltoets-combinaties bij MS Outlook...

Nadere informatie

U ziet de progressie van de download aan de groene blokjes in het balkje helemaal onder aan de pagina.

U ziet de progressie van de download aan de groene blokjes in het balkje helemaal onder aan de pagina. Gegevens exporteren en bewerken vanuit GRIEL Stap 1. Selecteer de juiste gegevens en download deze 1. Stel het datumfilter in op de gewenste periode. Druk op ververs. 2. Maak met behulp van het filter

Nadere informatie

Technische nota AbiFire Rapporten maken via ODBC

Technische nota AbiFire Rapporten maken via ODBC Technische nota AbiFire Rapporten maken via ODBC Laatste revisie: 23 januari 2018 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Systeeminstellingen in AbiFire... 3 2.1 Aanmaken extern profiel... 3 2.2 Toewijzing extern

Nadere informatie

Waar u de menu-opdrachten en werkbalkknoppen op het Lint kunt vinden

Waar u de menu-opdrachten en werkbalkknoppen op het Lint kunt vinden Dit document is ontworpen om u te helpen uw favoriete menu-opdrachten en knoppen terug te vinden wanneer u begint met het werken met Asta Powerproject in de Lint modus. Het somt alle menu-opdrachten en

Nadere informatie

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 De website bij het boek 8 Introductie Visual Steps 8 Meer over andere Office 2010 -programma s

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 De website bij het boek 8 Introductie Visual Steps 8 Meer over andere Office 2010 -programma s Inhoudsopgave Voorwoord... 7 Nieuwsbrief... 7 De website bij het boek... 8 Introductie Visual Steps... 8 Meer over andere Office 2010-programma s... 8 Wat heeft u nodig?... 9 Bonushoofdstuk... 9 Toets

Nadere informatie

waarin u gegevens in verschillende het wel goed doen Internet Opleidingscentrum

waarin u gegevens in verschillende het wel goed doen Internet Opleidingscentrum 8 Kruistabellen 8.1 Inleiding Stel dat u een rapport wilt maken dat het aantal verkochte producten per provincie laat zien. u kunt dan een rapport maken waarin u gegevens groepeert per provincie en/of

Nadere informatie

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 De website bij het boek 7 Introductie Visual Steps 8 Wat heeft u nodig? 8 Uw voorkennis 9 Bonushoofdstukken

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 De website bij het boek 7 Introductie Visual Steps 8 Wat heeft u nodig? 8 Uw voorkennis 9 Bonushoofdstukken Inhoudsopgave Voorwoord... 7 Nieuwsbrief... 7 De website bij het boek... 7 Introductie Visual Steps... 8 Wat heeft u nodig?... 8 Uw voorkennis... 9 Bonushoofdstukken... 9 Hoe werkt u met dit boek?... 10

Nadere informatie

Sorteren, groeperen en totaliseren

Sorteren, groeperen en totaliseren 6 Sorteren, groeperen en totaliseren 6.1 Inleiding Een rapport maken begint met het selecteren van de tabellen en het plaatsen van de velden die u in uw rapport wilt afdrukken. Vervolgens sorteert, groepeert

Nadere informatie

Handicom. Symbol for Windows. Image Manager. (Versie 3) Handicom, 2006, Nederland

Handicom. Symbol for Windows. Image Manager. (Versie 3) Handicom, 2006, Nederland Handicom Symbol for Windows Image Manager (Versie 3) Handicom, 2006, Nederland Inhoud 1. Image Manager hoofdscherm... 2 1.1 Onderdelen van het venster... 2 1.2 Het scherm veranderen... 2 1.3 Een andere

Nadere informatie

Publiceren basisrooster

Publiceren basisrooster Publiceren basisrooster Inleiding Op deze pagina DESKTOP In dit hoofdstuk laten we u zien hoe u het rooster kunt publiceren zodat het zichtbaar wordt in het portal en in de app. Ook ziet u hoe u eenvoudig

Nadere informatie

Inhoudsopgave Voorwoord 5 Nieuwsbrief 5 Introductie Visual Steps 6 Wat heeft u nodig? 6 De volgorde van lezen 7 Uw voorkennis

Inhoudsopgave Voorwoord 5 Nieuwsbrief 5 Introductie Visual Steps 6 Wat heeft u nodig? 6 De volgorde van lezen 7 Uw voorkennis Inhoudsopgave Voorwoord... 5 Nieuwsbrief... 5 Introductie Visual Steps... 6 Wat heeft u nodig?... 6 De volgorde van lezen... 7 Uw voorkennis... 8 Hoe werkt u met dit boek?... 8 Website... 9 Toets uw kennis...

Nadere informatie

1. Sneltoets-combinaties bij MS Windows. 2. Sneltoets-combinaties bij MS Word

1. Sneltoets-combinaties bij MS Windows. 2. Sneltoets-combinaties bij MS Word Sneltoetsen bij Microsoft Inhoud: 1. Sneltoets-combinaties bij MS Windows... 1 2. Sneltoets-combinaties bij MS Word... 1 3. Sneltoets-combinaties bij MS Excel... 3 4. Sneltoets-combinaties bij MS Outlook...

Nadere informatie

Apps, werkbladen en presentaties publiceren. Qlik Sense 1.1 Copyright 1993-2015 QlikTech International AB. Alle rechten voorbehouden.

Apps, werkbladen en presentaties publiceren. Qlik Sense 1.1 Copyright 1993-2015 QlikTech International AB. Alle rechten voorbehouden. Apps, werkbladen en presentaties publiceren Qlik Sense 1.1 Copyright 1993-2015 QlikTech International AB. Alle rechten voorbehouden. Copyright 1993-2015 QlikTech International AB. Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

Microsoft Word Kennismaken

Microsoft Word Kennismaken Microsoft Word 2013 Kennismaken Inleiding Microsoft Word is het meest gebruikte tekstverwerkingsprogramma ter wereld. De mogelijkheden die Word biedt zijn talrijk, maar als je nog nooit met Word gewerkt

Nadere informatie

PowerPoint Basis. PowerPoint openen. 1. Klik op Starten 2. Klik op Alle programma s 3. Klik op de map Microsoft Office

PowerPoint Basis. PowerPoint openen. 1. Klik op Starten 2. Klik op Alle programma s 3. Klik op de map Microsoft Office PowerPoint Basis PowerPoint openen 1. Klik op Starten 2. Klik op Alle programma s 3. Klik op de map Microsoft Office Klik op Microsoft PowerPoint 2010 Wacht nu tot het programma volledig is opgestart.

Nadere informatie

1. Exporteren... 2. 2. Verschil Xls en Csv... 2. 3. Het maken van een Csv bestand... 4. 4. Sorteren...10. 5. Filteren...11

1. Exporteren... 2. 2. Verschil Xls en Csv... 2. 3. Het maken van een Csv bestand... 4. 4. Sorteren...10. 5. Filteren...11 10 Afdrukken & Exports ESIS WEBBASED webbased en Excel 2007 Inhoud 1. Exporteren... 2 2. Verschil Xls en Csv... 2 3. Het maken van een Csv bestand.... 4 4. Sorteren...10 5. Filteren...11 6. Kolommen en

Nadere informatie

Calculatie tool. Handleiding. Datum Versie applicatie 01 Versie document

Calculatie tool. Handleiding. Datum Versie applicatie 01 Versie document Calculatie tool Handleiding Auteur Bas Meijerink Datum 01-09-2016 Versie applicatie 01 Versie document 03D00 Inhoudsopgave 1. Een calculatie maken - 3-1.1 Start een nieuwe calculatie... - 3-1.2 Algemene

Nadere informatie

Bestanden ordenen in Windows 10

Bestanden ordenen in Windows 10 Bestanden ordenen in Windows 10 Waar heb ik dat bestand ook al weer opgeslagen? Vraagt je jezelf dat ook regelmatig af, dan is het tijd om je bestanden te ordenen. Sla bestanden op in een map met een logische

Nadere informatie

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 Introductie Visual Steps 8 Wat heeft u nodig? 8 Uw voorkennis 9 Hoe werkt u met dit boek?

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 Introductie Visual Steps 8 Wat heeft u nodig? 8 Uw voorkennis 9 Hoe werkt u met dit boek? Inhoudsopgave Voorwoord... 7 Nieuwsbrief... 7 Introductie Visual Steps... 8 Wat heeft u nodig?... 8 Uw voorkennis... 9 Hoe werkt u met dit boek?... 10 De website bij het boek... 11 Bonushoofdstukken...

Nadere informatie

Sneltoetsen in PowerPoint 2016 voor Windows

Sneltoetsen in PowerPoint 2016 voor Windows Sneltoetsen in PowerPoint 2016 voor Windows Hieronder een overzicht van veelgebruikte sneltoetsen in Microsoft PowerPoint. Deze sneltoetsen zijn van toepassing in vrijwel alle versies, waaronder PowerPoint

Nadere informatie

www.digitalecomputercursus.nl 6. Reeksen

www.digitalecomputercursus.nl 6. Reeksen 6. Reeksen Excel kan datums automatisch uitbreiden tot een reeks. Dit betekent dat u na het typen van een maand Excel de opdracht kan geven om de volgende maanden aan te vullen. Deze voorziening bespaart

Nadere informatie

Deze les heeft veel oefeningen. Om tijd te besparen kunt u eventueel de herhaling

Deze les heeft veel oefeningen. Om tijd te besparen kunt u eventueel de herhaling draaitabellen en draaigrafieken Herhaling Deze les heeft veel oefeningen. Om tijd te besparen kunt u eventueel de herhaling overslaan. Oefening 6.1 a. Open de werkmap Draaitabel. b. Sorteer de gegevens

Nadere informatie

Excel afdrukken Afdrukken in Excel. Afdrukbereik, afbeeldingen, kantlijnen e.d.

Excel afdrukken Afdrukken in Excel. Afdrukbereik, afbeeldingen, kantlijnen e.d. Excel afdrukken Afdrukken in Excel. Afdrukbereik, afbeeldingen, kantlijnen e.d. Peter Franke 2-2-2014 Inhoud Excel Les 07 Afdrukken... 3 Marges [ Kantlijnen ]... 3 Afdrukstand.... 4 Afdrukbereik... 4 Afdrukken

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Training MANUAL DE USUARIO NAC SPORT ELITE Version 1.3.400 Nacsport Training wwww.nacsport.com 1 Index 1- AFBEELDINGEN 2- OEFENINGEN 3- TRAINING 4- KALENDER Nacsport Training wwww.nacsport.com

Nadere informatie

TomTom WEBFLEET Inhoud. Let s drive business TM. Release-informatie oktober 2012

TomTom WEBFLEET Inhoud. Let s drive business TM. Release-informatie oktober 2012 TomTom WEBFLEET 2.16 Release-informatie oktober 2012 Inhoud Nieuw ontworpen rapporten 2 Rapportweergave 4 Rapporten op aanvraag 5 Rapportarchief 6 Rapportbeheer en -manager 7 Wizard voor rapportbeheer

Nadere informatie

Dossier Instellingen. Inhoudsopgave. Inleiding

Dossier Instellingen. Inhoudsopgave. Inleiding Dossier Instellingen Inhoudsopgave Inleiding Dossier instellingen Dossier Meetinstrumenten Meetinstrumenten importeren Nieuwe meetinstrumenten importeren met bestaande meetinstrumenten Richtlijnen Richtlijnen

Nadere informatie

les 6 draaitabellen en draaigrafieken Herhaling Oefening 6.1

les 6 draaitabellen en draaigrafieken Herhaling Oefening 6.1 draaitabellen en draaigrafieken Herhaling Oefening 6.1 a. Open de werkmap Draaitabel. b. Sorteer de gegevens Van A naar Z op de kolom Verkoper. c. Maak een Tabel bij alle gegevens van de verkoper De Koning.

Nadere informatie

In het tabblad Maken, groep Rapporten kun je in één keer een rapport maken van een

In het tabblad Maken, groep Rapporten kun je in één keer een rapport maken van een SAMENVATTING HOOFDSTUK 4 Rapport maken In het tabblad Maken, groep Rapporten kun je in één keer een rapport maken van een geselecteerde tabel of query via opgenomen.. In dit rapport worden automatisch

Nadere informatie

Nieuwe functies in Crystal Reports XI R2

Nieuwe functies in Crystal Reports XI R2 Nieuwe functies in Crystal Reports XI R2 Inleiding Inleiding Deze sectie bevat een algemene beschrijving van de onderdelen, functies en voordelen van de nieuwste versie van Crystal Reports: "Crystal Reports

Nadere informatie

2. Een adressenbestand maken in Excel

2. Een adressenbestand maken in Excel 23 2. Een adressenbestand maken in Excel Als u een grote hoeveelheid brieven of kaarten gaat versturen, kan het handig zijn om daarvoor adresetiketten af te drukken. Adresetiketten kunt u gebruiken voor

Nadere informatie

Count-e Statistieken. Statistieken

Count-e Statistieken. Statistieken Count-e Statistieken 1. Voorbereiding... 2 1.1. Statistiek definities... 3 2. Afdrukken Statistieken... 5 3. Functies gebruiken... 6 3.1. Veldinhoud selecteren... 6 3.2. Celinhoud tonen... 6 3.3. Velden

Nadere informatie

Het uiterlijk lijkt erg op Word, een paar belangrijke verschillen geven we aan in de schermafdruk hieronder.

Het uiterlijk lijkt erg op Word, een paar belangrijke verschillen geven we aan in de schermafdruk hieronder. Inleiding Rekenen is een onderdeel van iedere opleiding. Het programma waar je mee kunt rekenen op de computer is het programma Excel, onderdeel van Microsoft Office. Excel is een krachtig rekenprogramma.

Nadere informatie

ADRES 2000 VOOR WINDOWS

ADRES 2000 VOOR WINDOWS Theun Bollema 2011 Met Adres 2000 voor Windows is het mogelijk om eenvoudige databases te maken of om adressenbestanden (met meer dan 50000 adressen is geen probleem) te beheren. Door zijn opzet kan het

Nadere informatie

De tekstverwerker. Afb. 1 de tekstverwerker

De tekstverwerker. Afb. 1 de tekstverwerker De tekstverwerker De tekstverwerker is een module die u bij het vullen van uw website veel zult gebruiken. Naast de module tekst maken onder andere de modules Aankondigingen en Events ook gebruik van de

Nadere informatie

Tabellen. Een tabel invoegen

Tabellen. Een tabel invoegen Tabellen Een tabel invoegen Een tabel tekenen Verplaatsen en selecteren in een tabel Een tabel opmaken Veldnamenrij herhalen Rijen en kolommen toevoegen en verwijderen Tekst converteren naar een tabel

Nadere informatie