voorontwerp Uitwerkingsplan voor de Stedelijke regio Breda-Tilburg Vastgesteld Gedeputeerde Staten 23 maart 2004

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "voorontwerp Uitwerkingsplan voor de Stedelijke regio Breda-Tilburg Vastgesteld Gedeputeerde Staten 23 maart 2004"

Transcriptie

1 Provincie Noord-Brabant voorontwerp Uitwerkingsplan voor de Stedelijke regio Breda-Tilburg Vastgesteld Gedeputeerde Staten 23 maart 2004 plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

2 Colofon Voorontwerp-Uitwerkingsplan Gedeputeerde Staten 23 maart 2004 Uitgave Provincie Noord-Brabant Brabantlaan 1 Postbus MC s-hertogenbosch Telefoon: /2391 Fax: RO@brabant.nl Redactie Projectgroep + Planteam Breda-Tilburg Cartografie en Illustraties Afdeling GEO, Provincie Noord-Brabant Bureau ROMW, Provincie Noord-Brabant Vormgeving Provincie Noord-Brabant Drukwerk Afdeling Facilitaire Voorzieningen/bureau I&L, Provincie Noord-Brabant Oplage 200 plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

3 Voorwoord Samen werken aan uitvoering luidt de titel van het provinciale Bestuursakkoord De inleiding bij dat akkoord is helder: het accent verschuift naar de uitvoering van bestaand beleid. Een beleid waar het werken aan Wonen, Werken en Welzijn voor een nóg beter Brabant uitgangspunt is. Met dit uitwerkingsplan maken we dat waar. Hierin is opgenomen, waar, wanneer en hoeveel we de komende jaren aan woningen en aan bedrijventerreinen gaan ontwikkelen in deze regio. Bovendien staat er beschreven wat er aan infrastructuur, aan groene ambities en voorzieningen verwacht wordt. Dit proces van regionale afstemming om samen met de gemeenten en waterschappen uit deze regio te komen tot een dergelijke plan, is redelijk uniek geweest. In de twaalf tot achttien maanden die we met dit overleg bezig zijn geweest, heb ik het begrip voor elkaar en het willen delen van elkaars problemen en zoeken naar gezamenlijke oplossingen zien groeien. Voor de regio een heel belangrijke randvoorwaarde om de grote ruimtelijke vraagstukken die de komende tien tot vijftien jaar op ons af zullen komen aan te kunnen pakken. De tijd van het in ontwikkeling brengen van weer nieuwe weilanden is voor een belangrijk gedeelte voorbij. Het besef om zorgvuldig en zuinig met de Brabantse ruimte om te gaan, waardoor heldere keuzes gemaakt kunnen worden, is bij alle leden van de stuurgroep aanwezig. Daar spreken we elkaar ook op aan. Nu en in de jaarlijkse voortgangsvergaderingen die we met elkaar hebben afgesproken. De stuurgroep wil immers graag de vinger aan de pols houden om te kunnen meten of wat we hebben afgesproken ook daadwerkelijk gebeurt. Dit uitwerkingsplan maakt zichtbaar hoe de steden Breda en Tiburg en de omliggende kernen, die elk een eigen identiteit en karakteristiek hebben, ruimtelijk met elkaar samenhangen. De stedelijke regio bestaat uit 2 stedelijke polen met een groen middengebied en wordt gezien als een ruimtelijk samenhangend stedelijk landschap. Voor het eerst is één integraal ruimtelijk plan gemaakt voor deze ruim 40 km lange stedelijke regio. Het is een goede zaak dat in dit plan in alle 7 gemeenten fors wordt ingezet op de herstructurering van locaties in het bestaande stedelijke gebied waarvan de Spoorzone in Breda en Tilburg en Piushaven in Tilburg de grootste zijn. Daarmee geven de gemeenten voortreffelijk invulling aan het begrip zuinig ruimtegebruik. Liefst 50% van de woningbouw is gepland in het bestaande stedelijke gebied. Het verstedelijkingsprogramma voor deze regio omvat een kwart van dat voor de hele provincie. Het effect van de regionale ambitie tot een zorgvuldig gebruik van de ruimte is dan ook groot. Als voorzitter van de stuurgroep wens ik u veel leesplezier. Wij hebben er in ieder geval in een plezierige sfeer aan gewerkt. Uiteraard staan wij open voor opmerkingen die tot nog betere plannen leiden. Drs. P.L.A. Rüpp, Voorzitter Stuurgroep stedelijk regio Breda-Tilburg plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

4 Inhoudsopgave 1 Inleiding Aanleiding en plangrens Waarom een uitwerkingsplan? Streekplanbeleid en bestuursakkoord Hoe is het uitwerkingsplan tot stand gekomen? Relatie met andere plannen De watertoets in relatie tot het uitwerkingsplan De status van het uitwerkingsplan en bestuurlijke middelen MER-plicht 3 2 Opbouw van het uitwerkingsplan Planmethodiek De opbouw van het DRS Het programma Het Uitwerkingsplan 3 3 Beschrijving plangebied Plangrens en gebiedsgrenzen Netwerkstad Brabantstad De stadsregionale uitwerkingsplannen uit Schaalsprong: één stedelijke regio Huidige situatie en reeds geldende plannen 3 4 Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld Uitgangspunten Opgestelde ruimtelijke plannen Gebruikte kaarten Ruimtelijke structuur van de regio Waardering van de ruimtelijke structuur en karakteristiek Bouwstenen vanuit het beleid Visie en strategieontwikkeling De 3 kaarten van het DRS Het landschappelijk raamwerk Het infrastructurele netwerk Stedelijk landschap De kaart van het DRS 3 5 Programma Inleiding Planningsmethodiek en monitoring Regionale planning wonen Regionale planning werken Infrastructuur Glastuinbouw Uitwerking groene ambitie 3 plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

5 6 Ruimtelijk beleid en plankaart Aard en schaalniveau van het uitwerkingsplan Het DRS: het ruimtelijk ontwikkelingskader De verstedelijking De infrastructuur Landbouw 3 7 Ruimtelijke Ontwikkelingen per deelgebied Algemeen Etten-Leur/Breda-West Breda-Oost Oosterhout/Dongen Gilze en Rijen en omgeving Tilburg, Goirle en omgeving 3 8 Uitvoeringsprogramma en organisatie Het regionale planningsoverleg Beschrijvingen projecten 3 9 Bijlagen Organisatie uitwerkingsplan Woningbouwprogramma stedelijke regio Breda-Tilburg Prognose uitgesplitst naar eigen behoefte en migratie Herberekening woningbehoefteprognose landelijke kernen Handreiking zuinig ruimtegebruik Economische structuur Breda-Tilburg Gebruikte kaarten schaal 1: Toelichting IHS-kaarten 3 plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

6 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en plangrens Dit uitwerkingsplan voor de stedelijke regio is een gevolg van de opdracht uit het Streekplan Noord-Brabant 2002 om voor elke stedelijke regio een integraal uitwerkingsplan op te stellen. In dit uitwerkingsplan zijn de ruimtelijke ontwikkelingen voor de stedelijke regio tot 2015 aangegeven, met een doorkijk naar De stedelijke regio Breda-Tilburg ligt centraal in de provincie Noord-Brabant omgeven door aanliggende landelijke regio s. De stedelijke regio Breda-Tilburg omvat in hoofdzaak het grondgebied van de gemeenten Breda, Dongen, Etten- Leur, Gilze en Rijen, Goirle, Oosterhout en Tilburg. Als plangrens is gekozen voor de gemeentegrenzen van de betreffende gemeenten. Relatief kleine gebiedsdelen aan de randen van de plangrens behoren volgens het Streekplan tot de aanliggende landelijke regio. Uit overwegingen van doelmatigheid is er voor gekozen die gebiedsdelen in dit plan mee te nemen. Voor die gebiedsdelen geldt uiteraard het ruimtelijke beleid voor de landelijke regio s. 1.2 Waarom een uitwerkingsplan? Het Streekplan 2002 heeft een globaal karakter. Dit komt vooral tot uitdrukking in de beleidslijnen voor de verstedelijking. Deze bestaan uit de aanduiding van stedelijke en landelijke regio s, algemene en regiospecifieke uitwerkingsregels, en de opdracht het verstedelijkingsbeleid uit te werken. Om de verstedelijkingsopgave vorm te geven is in het Streekplan de opdracht verwoord tot het opstellen van uitwerkingsplannen voor de stedelijke en landelijke regio s van Brabant. In deze plannen wordt vastgelegd hoe het programma voor wonen en werken verdeeld wordt, welke locaties worden ontwikkeld en in welke volgorde en tempo dat programma gerealiseerd wordt. Voor de stedelijke regio s gaat het om integrale uitwerkingsplannen, omdat deze plannen een bredere strekking hebben dan het aangeven van woon- en werklocaties. Voor de landelijke regio s zijn thematische uitwerkingsplannen opgesteld. Deze beperken zich tot woonen werklocaties. Het uitwerkingsplan is een ruimtelijk plan op het regionale schaalniveau. Het vormt een kader voor ruimtelijke ontwikkelingen en maakt onderdeel uit van het provinciale toetsingskader op grond waarvan ruimtelijke plannen en initiatieven van gemeenten worden beoordeeld. Hierbij gaat het om de advisering over structuurvisies(plus) en de advisering en goedkeuring van bestemmingsplannen en art.19 verzoeken. Het uitwerkingsplan geeft de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen weer en bevat voor onderdelen afspraken over de realisering daarvan. Gedurende de looptijd van het uitwerkingsplan kunnen zich nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die niet in het plan zijn opgenomen. Die kunnen beoordeeld worden aan de hand van de plankaart en het daarin opgenomen duurzame ruimtelijke structuurbeeld. Het uitwerkingsplan wordt ten minste eens in de vier jaar geëvalueerd en zo nodig (gedeeltelijk) herzien of eerder op onderdelen als Gedeputeerde Staten dat nodig vinden. Het gespreksplatform hiervoor is het regionale planningsoverleg (zie hfst. 8), waarin de provincie samen met de betrokken gemeenten de nieuwe ontwikkelingen bespreken en nader vormgeven. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

7 De primaire doelgroepen van dit uitwerkingsplan zijn degenen die betrokken zijn bij de verdere ruimtelijke uitwerking van het uitwerkingsplan. Dit zijn vooral de deskundigen en bestuurders die werkzaam zijn in de ruimtelijke ordening in Noord-Brabant en die plannen ontwikkelen en beslissingen nemen. Voor mensen buiten het werkveld van de ruimtelijke ordening, zoals bestuurders en ambtenaren uit andere werkvelden en geïnteresseerde burgers, geeft het uitwerkingsplan een beeld van de duurzame regionale ruimtelijke ontwikkelingsstrategie, de ruimtebehoefte voor o.a. de woningbouw en bedrijventerreinen en de keuzes die op basis hiervan gemaakt zijn. 1.3 Streekplanbeleid en bestuursakkoord 2003 Bij het opstellen van het uitwerkingsplan is het in het Streekplan 2002 neergelegde beleid leidend. Naast het daarin aangegeven beleid geeft het Streekplan algemene uitwerkingsregels voor de stedelijke en landelijke regio s. Als gevolg van het Bestuursakkoord is een herziening van het Streekplan 2002 in voorbereiding. De ruimtelijke hoofdstructuur uit het Streekplan blijft evenwel het uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid. Voor de landelijke regio s blijft het uitgangspunt bouwen voor migratiesaldonul. Binnen dit beleidskader mag elke gemeente zoveel woningen bouwen als ten minste nodig zijn voor de opvang van de natuurlijke bevolkingsgroei. Ook voor de gemeenten binnen de stedelijke regio wordt het uitgangspunt aangehouden dat ten minste voorzien kan worden in de eigen behoefte. In dit uitwerkingsplan is het bestuursakkoord als uitgangspunt genomen. Het Streekplan Noord-Brabant 2002 heeft zorgvuldiger gebruik van de ruimte als hoofddoel. Het gaat er om met het ruimtelijke beleid bij te dragen aan de balans tussen het economische, het ecologische en het sociaal-culturele kapitaal van Brabant. Om hieraan richting te geven zijn in het Streekplan vijf leidende principes voor het provinciaal ruimtelijk beleid verwoord: - meer aandacht voor de onderste lagen; - zuinig ruimtegebruik; - concentratie van verstedelijking; - zonering van het buitengebied; - grensoverschrijdend denken en handelen. De uitwerkingsplannen worden vormgegeven op basis van de vijf leidende principes. Voor de ontwikkeling van de verstedelijking in Brabant zijn deze ordenende principes van grote betekenis: Meer aandacht voor de onderste lagen In het uitwerkingsplan is het zogenoemde Landschappelijk Raamwerk ontwikkeld. Hierbij zijn de elementen van onderste lagen zoals de geomorfologie, het watersysteem en de GHS geïntegreerd. Zuinig ruimtegebruik Het provinciale beleid gaat uit van een sterk accent op inbreiden en herstructureren, intensiveren en meervoudig ruimtegebruik. Dit betekent dat bij het zoeken naar ruimte om te voorzien in de behoeften voor wonen, werken en voorzieningen de mogelijkheden binnen het bestaande stedelijke gebied zo goed mogelijk worden benut. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

8 Concentratie van verstedelijking Hiervoor zijn in het Streekplan vijf stedelijke regio s aangegeven. Het streven is om de woon- en werklocaties zodanig over Brabant te verdelen dat het grootste gedeelte van de woningbouw en de aanleg van bedrijventerreinen in deze vijf regio s terecht komt. Zonering van het buitengebied Dit gebeurt in het kader van de op te stellen reconstructie- en gebiedsplannen. Grensoverschrijdend denken en handelen In dit plan wordt aandacht besteed aan de relatie en samenhangen met de omliggende regio s. Ook de afstemming met het plan Moerdijkse Hoek komt aan de orde. In het Streekplan is een indicatieve begrenzing van de stedelijke regio opgenomen. In principe kan deze, waar deze niet samenvalt met een Regionale Natuur en LandschapsEenheid (RNLE), tot één kilometer, en in sommige situaties wel meer, worden verschoven. In dit uitwerkingsplan is de grens van de stedelijke regio uitgewerkt. 1.4 Hoe is het uitwerkingsplan tot stand gekomen? Na de vaststelling van het Streekplan Noord-Brabant 2002 op 22 februari 2002 is gezamenlijk met de betrokken gemeenten en waterschappen een startdocument opgesteld. In dit document, dat op 15 augustus 2002 is ondertekend, zijn afspraken gemaakt over de organisatie en uitgangspunten voor het ontwikkelen van het uitwerkingsplan. Er is een stuurgroep gevormd, bestaande uit alle gemeenten van de stedelijke regio, de provincie en een vertegenwoordiger van de waterschappen. Deze heeft gedurende het werkproces richting gegeven aan de bestuurlijke en inhoudelijke aspecten van het uitwerkingsplan. De ambtelijke projectgroep en diverse werkgroepen hebben de planvorming ter hand genomen en dit uitwerkingsplan opgesteld. Gedurende de planvormingfase heeft veelvuldig overleg plaatsgehad en is overeenstemming bereikt over de hoofdlijnen van het plan tussen de provincie, de betrokken gemeenten en de waterschappen. Gemeentelijke en provinciale belangen zijn in een regionaal planningskader besproken en afgewogen. Diverse belangrijke maatschappelijke organisaties zijn geraadpleegd en met hun adviezen is rekening gehouden. De inhoudelijke bouwstenen voor een duurzame ruimtelijke ontwikkelingsstrategie voor het uitwerkingsplan zijn fasegewijs opgebouwd. Het Streekplan Noord-Brabant 2002 heeft als richtinggevend kader gefungeerd bij het voorbereiden van het uitwerkingsplan. In de eerste fase zijn de twee belangrijke componenten van het uitwerkingsplan vormgegeven, namelijk het duurzaam ruimtelijke structuurbeeld en de programma s voor de diverse functies. Op basis van deze bouwstenen is het plan opgesteld. 1.5 Relatie met andere plannen Het gaat in deze te ver om alle plannen welke van invloed zijn geweest op dit uitwerkingsplan te noemen. Immers dat betreft vele plannen van de betrokken gemeenten en waterschappen. Bij de beschrijving van het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) wordt hier verder op in gegaan. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

9 1.5.1 Revitalisering Landelijk Gebied (RLG) Bij het opstellen van het DRS heeft afstemming plaatsgevonden met de planvorming in het kader van project Revitalisering Landelijk Gebied. Het uitwerkingsplan Breda-Tilburg ligt gedeeltelijk binnen drie reconstructiegebieden (Meierij; Baronie en Beerze-Reusel) en gedeeltelijk in twee revitaliseringsgebieden (Brabantse Delta en De Wijde Biesbosch). De planvorming voor de reconstructie- en gebiedsplannen (verder de reconstructie genoemd) vormt een belangrijke input voor dit uitwerkingsplan. In de stedelijke regio s vindt een integrale afweging plaats in het kader van de uitwerkingsplannen van het Streekplan. Bij afstemmingsproblemen met de reconstructie wegen de argumenten vanuit de streekplanuitwerking zwaarder dan die uit de reconstructie (bij afwegingen gaat het rode plan over het groene plan: stedelijke claims hebben prioriteit boven reconstructieclaims). Op de onderdelen waar vanwege zwaarwegende stedelijke argumenten tot heroverweging van de reconstructieplannen moet worden gekomen, zal dit expliciet worden aangegeven. In de stedelijke regio s vindt de doorslaggevende besluitvorming dus plaats in het kader van de streekplanuitwerking. In de landelijke regio s vindt de integrale planvorming plaats in het kader van de reconstructieplannen Overige plannen Het plan is afgestemd met de beleidsontwikkelingen in het project O(penbaar)V(ervoers)-netwerk Brabantstad en het project Onderliggend WegenNet plus (OWNplus). Tevens heeft afstemming plaatsgevonden met de waterbeheersplannen van de waterschappen. 1.6 De watertoets in relatie tot het uitwerkingsplan Met het in werking treden van de wijziging op het Besluit ruimtelijke ordening 1985, is het met ingang van november 2003 wettelijk verplicht, in een ruimtelijk plan (waaronder bestemmingsplan, regionaal of gemeentelijk structuurplan, uitwerkingsplan en streekplan), een beschrijving op te nemen van de gevolgen van dat plan op de waterhuishouding. Ongewenste waterhuishoudkundige effecten op het gebied van veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging moeten zoveel als mogelijk worden voorkomen en zo nodig worden gemitigeerd en gecompenseerd. Verder is het van belang om de betreffende waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium bij de planvorming te betrekken, om in gezamenlijk overleg met de initiatiefnemer te bepalen welke waterhuishoudkundige aspecten aan de orde zijn en hoe daarmee moet worden omgegaan. Voor de wateraspecten wordt bekeken op welke wijze ze doorwerken in de locatiekeuze, de inrichting en het beheer van de ruimtelijke ontwikkeling. In het uitwerkingsplan hebben we hier aan invulling gegeven door: Het opnemen van de waterschappen in de ambtelijke projectgroep en stuurgroep. Zij zijn vanaf het begin nauw betrokken bij de opstelling van het uitwerkingsplan. De waterschappen hebben gedurende het hele proces kunnen adviseren met betrekking tot de wijze waarop het aspect water in het integrale afwegingsproces van het uitwerkingsplan kan worden meegenomen. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

10 In het Duurzaam Ruimtelijke Structuurbeeld (hfst 4) is aangegeven hoe het aspect water is meegenomen in dat afwegingsproces. Dit heeft met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling in hoofdlijnen o.a een uitwerking gekregen door het aangeven van de geschiktheid van gebieden voor verstedelijking vanuit het watersysteem. Op deze wijze stuurt water mede de locatiekeuze van de verstedelijking. Binnen dat raamwerk is verstedelijking in principe uitgesloten. Soms heeft de globale, integrale afweging in het kader van het structuurbeeld geleid tot een minder optimale keuze vanuit het aspect water. In die gevallen wordt in hoofdstuk 7 Ruimtelijke ontwikkeling per deelgebied gemotiveerd hoe de waterhuishoudkundige aspecten globaal doorwerken binnen de gebieden waar transformatie naar een stedelijke functie op termijn afweegbaar is en hoe in hoofdlijnen invulling gegeven moet worden aan mitigatie (verzachten) en compensatie. Met betrekking tot het specifieke beleid voor inrichting en beheer van stedelijke functies (hydrologisch neutraal bouwen, scheiding schoon en vuil water e.d.) zal bij de verdere uitwerking van de stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen en gemeentelijke structuurplannen overleg moeten worden gepleegd door de gemeenten met de waterschappen en overige betrokken waterbeheerders. De watertoets is een verplicht onderdeel van elk bestemmingsplan. Dan kunnen ook, wanneer van toepassing, mitigatie en compensatie nader worden uitgewerkt. 1.7 De status van het uitwerkingsplan en bestuurlijke middelen Het Streekplan 2002, Brabant in balans, verplicht Gedeputeerde Staten om uitwerkingen in de zin van artikel 4a, lid 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vast te stellen voor de in het Streekplan aangeduide stedelijke en landelijke regio s. Op grond van het bepaalde in artikel 4a, lid 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, houden deze uitwerkingsplannen geen concrete beleidsbeslissing in. Dit betekent dat de uitwerkingsplannen niet onderhevig zijn aan bezwaar en beroep zoals neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Bij de vaststelling krijgen de uitwerkingsplannen dezelfde status als het Streekplan Dit houdt in dat het Streekplan 2002 en de uitwerkingsplannen het gezamenlijke toetsings- en ontwikkelingskader zijn voor door de gemeenten te ontwikkelen ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, zelfstandige projecten en structuurvisies. De uitwerkingsplannen bestaan uit een plankaart met plantekst. De plantekst vormt een toelichting op het plan en bevat een aantal beleidsuitspraken. De plankaart bestaat uit het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld van het plangebied met daarop een aantal aangewezen locaties voor wonen en werken tot 2015, de zogenaamde programma-elementen. De situering en omvang van de programma-elementen op de plankaart is indicatief. Dit betekent dat deze locaties niet duurzaam vastliggen, maar kunnen veranderen. Op de plankaart zijn niet alle locaties voor wonen en werken afgebeeld tot Alleen de grootschalige locaties staan op de plankaart. In het binnenstedelijk gebied is het opnemen van grootschalige locaties op de plankaart facultatief. Reden voor opname van alleen de grootschalige locaties is de leesbaarheid van de plankaart in verband met het gehanteerde schaalniveau. Voor binnenstedelijke locaties, als het om inbreiden of herstructureren gaat, zijn alleen locaties met een omvang van meer dan 100 woningen op de kaart plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

11 opgenomen. Voor buitenstedelijke locaties worden alleen locaties opgenomen ten behoeve van te ontwikkelen bedrijventerrein of woongebied met een omvang van meer dan 5 hectaren. Het feit dat kleinere locaties niet op de plankaart zijn opgenomen, betekent niet dat de status en hardheid van kleinere locaties verschilt van de wel op de plankaart opgenomen locaties. Ook kleinere locaties worden getoetst aan het uitwerkingsplan en moeten passen binnen het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Zoals eerder aangegeven is de aanduiding van de programma-elementen op de plankaart en in de plantekst indicatief. Het programma is tot stand gekomen na intensief regionaal overleg. Het programma bevat een aantal afgewogen keuzes en uitspraken, die de betrokken partijen binden. In het regionale planningsoverleg wordt de voortgang van de gemeentelijke planvorming en de uitvoering van het programma gevolgd en gemonitoord. Dit kan leiden tot gewijzigde inzichten en tot een bijstelling van het programma. Als gevolg hiervan kan het uitwerkingsplan worden aangepast. Gedeputeerde Staten hebben daarbij de bevoegdheid om zowel de tekst van het uitwerkingsplan als de programma-elementen op de plankaart aan te passen aan het bijgestelde programma. Dit is alleen mogelijk indien dit geen strijdigheid oplevert met het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld op de plankaart. Hierbij kan worden volstaan met het volgen van een lichte procedure, waarbij de Provinciale Planologische Commissie om advies wordt gevraagd en de Statencommissie belast met de ruimtelijke ordening over het voornemen wordt geïnformeerd. Teneinde tijdig te kunnen anticiperen op relevante ontwikkelingen wordt ervan uitgegaan dat het uitwerkingsplan ten minste eenmaal in de vier jaar wordt geëvalueerd. In de uitvoeringspraktijk kunnen er situaties ontstaan, waarbij ten aanzien van de ontwikkeling van ruimtelijke plannen, die niet passen binnen het programma, de periodieke aanpassing van het uitwerkingsplan niet kan worden afgewacht. Gedeputeerde Staten kunnen hieraan medewerking verlenen indien de noodzaak van ontwikkeling van de betreffende locatie voortvloeit uit het regionaal planningsoverleg en mits het op de plankaart opgenomen duurzaam ruimtelijk structuurbeeld niet wordt aangetast. De algemene uitgangspunten van het streekplan 2002 en het Bestuursakkoord blijven daarbij onverkort van toepassing. Ten aanzien van de landelijke regio s geldt voor wonen niet de eis dat dit moet voortvloeien uit het regionaal planningsoverleg. Omdat gelet op het Bestuursakkoord in de landelijke regio s immers geen regionale afstemming plaats vindt voor wonen. Bij de eerstvolgende vierjaarlijkse aanpassing van het uitwerkingsplan wordt deze ruimtelijke ontwikkeling door Gedeputeerde Staten in het uitwerkingsplan opgenomen. Doel hiervan is het uitwerkingsplan actueel te houden. Het op de plankaart opgenomen duurzaam ruimtelijk structuurbeeld ligt duurzaam vast, hier kan bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen geen inbreuk op worden gemaakt. In het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is een aantal zoekgebieden voor verstedelijking opgenomen waarbinnen de opgave voor wonen en werken moet worden gerealiseerd. De voorwaarden voor realisatie zijn opgenomen in hoofdstukken 6 en 7 van dit plan. In het geval dat toch de noodzaak bestaat om een locatie voor wonen of werken te ontwikkelen, buiten de zoekgebieden voor verstedelijking op de plankaart, dient een herziening van het uitwerkingsplan plaats te vinden. Hierop is dezelfde procedure van toepassing die geldt voor de totstandkoming van de uitwerkingsplannen. Deze procedure is beschreven in hoofdstuk 5 van het Streekplan Dit betekent dat bij een herziening van het op de plankaart opgenomen duurzaam ruimtelijk structuurbeeld afdeling 3.4 van de Algemene plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

12 wet bestuursrecht van toepassing is. Advies moet worden gevraagd aan de Provinciale Planologische Commissie. Tevens dient duaal overleg plaats te vinden met de statencommissie die belast is met de ruimtelijke ordening en zo nodig met andere statencommissies. 1.8 MER-plicht Op grond van artikel 7.2 Wm jo. artikel 2 lid 1 Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) bestaat er een verplichting om een milieueffectrapport (hierna: MER) op te stellen voor activiteiten welke een in de bijlage van het Besluit milieueffectentenrapportage genoemde minimale omvang krijgt. Voorbeelden daarvan zijn de aanleg van bedrijventerreinen, de bouw van woningen, de aanleg van golfbanen en het realiseren van recreatieve of toeristische voorzieningen. In dergelijke gevallen geldt als m.e.r.-plichtig besluit de vaststelling van het ruimtelijke plan dat als eerste in de mogelijke aanleg van de activiteit voorziet. Lange tijd was onduidelijk wanneer in een strategisch ruimtelijk plan wordt voorzien in een activiteit, als bedoeld in het besluit m.e.r. Zo werd gedacht dat voldaan zou zijn aan de wettelijke m.e.r.-verplichting, indien een MER is vervaardigd voor een streekplan waarin richtinggevende, maar nog geen juridisch bindende uitspraken zijn gedaan over de desbetreffende activiteit. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) heeft deze gedachtegang enige jaren geleden verworpen. Als gevolg van haar jurisprudentie wordt er ten aanzien van een dergelijk ruimtelijk plan een expliciete koppeling aangebracht tussen in strategische ruimtelijke plannen vervatte besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (art. 1:3 Awb) en de m.e.r.-plicht welke verbonden is aan de vaststelling van het ruimtelijke plan waarin als eerste wordt voorzien in de desbetreffende activiteit. Eerst wanneer in een strategisch ruimtelijk plan sprake is van een besluitonderdeel, is er volgens de ABRS sprake van het voorzien in. Dat betekent dat slechts die ruimtelijke plannen als hiervoor genoemd onder de m.e.r.-plicht vallen indien en voor zover deze tevens een besluit in de zin van de Awb zijn. Voor wat betreft een planologische kernbeslissing, een streekplan en een regionaal structuurplan zijn deze planfiguren aldus m.e.r.-plichtig indien en voor zover deze een of meer concrete beleidsbeslissingen in de zin van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bevatten. In het Uitwerkingsplan zijn geen concrete beleidsbeslissingen opgenomen en daarom dus is ook (voor onderdelen van) het plan geen milieueffectrapportage opgesteld. Het is dan ook aan de gemeente om te bezien of voor het eerste ruimtelijk plan dat voorziet in de activiteit, een milieueffectrapportage dient te worden opgesteld. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

13 2 Opbouw van het uitwerkingsplan 2.1 Planmethodiek Het uitwerkingsplan is opgesteld op basis van twee bouwstenen: het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) en het programma. Het DRS is opgesteld aan de hand van de methodiek die ontwikkeld is in het kader van de Structuurvisies Plus (SV+). De SV+ is een duurzame ruimtelijke ontwikkelingsstrategie die door een gemeente of enkele samenwerkende gemeenten wordt opgesteld als kader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. De SV+ is in 1998 geïntroduceerd in de partiele herziening van het Streekplan Noord-Brabant (1992) als instrument ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit in landelijke gemeenten. Met de SV+-benadering is de afgelopen jaren op regionaal en gemeentelijk niveau de nodige ervaring opgedaan. De SV+ reikt een methodiek aan voor het opstellen van zowel regionale als gemeentelijke plannen. Deze planmethodiek gaat uit van twee onafhankelijke componenten: een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en een programma. De confrontatie van het programma met het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld resulteert in het regionale plan. 2.2 De opbouw van het DRS Als onderdeel van de planvorming voor het uitwerkingsplan wordt een Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) ontwikkeld. Het DRS is de basis voor de ruimtelijke ontwikkelingen en de locatiekeuzen om te voorzien in de ruimtebehoefte voor woningen en werklocaties. Hierbij wordt de lagenbenadering toegepast zoals die beschreven staat in het streekplan. Basis voor het DRS is de ruimtelijke structuur zoals die is weergegeven op de basisstructuurkaart van Brabant. Bij het opstellen van het DRS zijn de diverse kaartlagen die relevant zijn voor de ruimtelijke ordening van het gebied geanalyseerd. Het onderstaande schema geeft weer hoe het DRS is opgebouwd. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

14 Er zijn vier onderdelen te onderscheiden: 1. Inventarisatie basisinformatie, basiskaarten en beleid 2. Analyse en waardering 3. Visieontwikkeling 4. De vormgeving van de DRS-kaart met legenda. Het DRS vormt het duurzame ruimtelijk referentiekader voor de lange termijn en geeft aan waar de zoekruimten liggen voor de situering van het functionele programma. Het programma beslaat de periode tot 2015 (de planperiode) met een doorkijk naar De ruimtevraag betreft vooral de functies als wonen; bedrijvigheid en infrastructuur. Ook de groene functies en de glastuinbouw krijgen aandacht. De kaarten zijn gebaseerd op de geactualiseerde topografische kaart. Voor het uitwerkingsplan is gekozen voor de schaal 1: die aansluit op het regionale schaalniveau en voldoet aan het Besluit op de ruimtelijke ordening. De aanduidingen op de plankaart en de overige kaarten zijn indicatief en globaal. (zie voor betekenis tevens hoofdstuk 6). In deze plantekst zijn een aantal kaarten ter illustratie afgebeeld. Die kaarten, veelal op schaal 1: en circa 80 cm breed, passen niet in de breedte op A4. Die illustraties (jpeg-bestanden) zijn als kaart met bijbehorende legenda s veelal niet goed leesbaar. Op de bijbehorende CD-rom zijn de kaarten opgenomen en goed leesbaar te bezien. 2.3 Het programma Het streekplan geeft aan wat de ruimtebehoefte voor woningbouw en bedrijventerreinen is tot Die ruimtebehoefte is uitgewerkt in programma s. De programma s geven de ruimtebehoefte aan voor de planperiode tot 2015 met een doorkijk tot Voor het programma voor woningbouw vormt de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2002 het uitgangspunt voor dit plan. Deze prognose geeft een actueel beeld van (toekomstige) bevolkingsontwikkelingen, van veranderingen in de bevolkingssamenstelling en van de hiermee samenhangende woningbehoefte. Op basis hiervan wordt per stedelijke en landelijke regio een indicatie gegeven van het aantal woningen dat netto aan de woningvoorraad moet worden toegevoegd. Daarnaast vindt nog sanering van woningen plaats en zal vervangende nieuwbouw nodig zijn. Voor de stedelijke regio is dit programma taakstellend; de huidige achterstanden in de woningbouw nopen dan ook tot een extra inspanning om tijdig te voorzien in de berekende woningbehoefte. Dit woningbouwprogramma is nader uitgewerkt. Nagegaan is welke woningbouwcapaciteit al beschikbaar is in vigerende ruimtelijke plannen en voor hoeveel woningen nog nieuwe ruimte gevonden moet worden. Het accent ligt hierbij op inbreidings- en herstructureringslocaties in het bestaande stedelijke gebied. Dit is in lijn met het uitgangspunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Vervolgens wordt aangegeven welke capaciteit aan uitbreidingsplannen nodig is. Daarnaast is onderzocht met welke kwalitatieve aspecten rekening moet worden gehouden. Voor het programma voor bedrijventerreinen is in het Streekplan het zogenaamde ruimtebudget voor bedrijventerreinen aangegeven. Dit betreft de plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

15 ruimtebehoefte in bruto hectaren. Bij werken spelen vraagstukken rond (specifieke) werkmilieus, functiemenging en de verplaatsingsbehoefte van bedrijven. In het programma komt ook de relatie met het mogelijk toekomstige bedrijventerrein Moerdijkse Hoek aan de orde. In het streekplan is de ambitie opgenomen om in een deel van het ruimtebudget anders te voorzien dan door middel van nieuwe uitbreidingsplannen. In het programma is dit verder uitgewerkt. Bij het opstellen van de programma s voor wonen en werken is invulling gegeven aan de daarvoor in het Streekplan opgenomen uitwerkingsregels. Het programma voor het uitwerkingsplan van de stedelijke regio kan na verloop van tijd als gevolg van nieuwe prognoses en veranderende inzichten worden bijgesteld. Flexibiliteit in planning en uitvoering is daarom nodig; in het plan wordt aangegeven hoe hiermee wordt omgegaan. Naast de programma s voor wonen en werken wordt ook aandacht besteed aan programma s vanuit andere functies. In dit plan betreft dat het programma voor glastuinbouw en landschapsontwikkeling. Ook is een zogenaamd grijs programma onderscheiden, waarin opgaven voor de weg-, spoor- en waterinfrastructuur zijn verkend. 2.4 Het Uitwerkingsplan Het uitwerkingsplan is het resultaat van de ruimtelijke vertaling van de verschillende programma s naar het plangebied waarbij het DRS sturend is voor de keuze van locaties die voor ontwikkeling in aanmerking komen. De keuzes voor de ruimtelijke hoofdstructuur voor de lange termijn staan in de DRS-laag van de plankaart. Het programma dat daaroverheen is getekend geeft de ruimtelijke keuzen weer voor de planperiode tot De plantekst en de plankaart vormen samen het beleidskader. De beleidsuitspraken staan met name in de hoofdstukken 4, 5, 6 en 7. Aan het plan is een uitvoeringsprogramma gekoppeld. Het beleidskader en het uitvoeringsprogramma vormen de basis voor het regionale planningsoverleg. De opzet van het planningsoverleg staat in hoofdstuk 8 beschreven. Het programma zoals beschreven in hoofdstuk 5 verschuift in de tijd. Uitgaande van de 10-jaars periode die maatgevend is voor het opstellen van bestemmingsplannen wordt het programma periodiek aangepast. Dit is een van de taken van het regionaal planningsoverleg en wordt in dat kader uitgewerkt. Het programma kan dus met een zekere regelmaat worden aangepast terwijl het DRS een meer stabiel, duurzaam en vast kader vormt voor het ruimtelijk veranderingsproces. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

16 3 Beschrijving plangebied 3.1 Plangrens en gebiedsgrenzen De stedelijke regio Breda-Tilburg betreft de gemeenten Breda, Etten-Leur, Oosterhout, Dongen, Gilze en Rijen, Goirle en Tilburg. Als plangrens is gekozen voor de gemeentegrenzen van deze gemeenten. Dit betekent dat een klein deel van het plangebied gelegen is in de landelijke regio s van het Streekplan. De onderstaande illustratie geeft met de zwarte lijn de plangrens weer. De rode lijn is de grens van de stedelijke regio uit het Streekplan, die in dit plan nader is bepaald. De groene lijn geeft de begrenzing van de reconstructiegebieden weer. De waterschappen, aangegeven met de blauwe lijnen, zijn in West Brabant op samengevoegd in het waterschap Brabantse Delta. Illustratie Plangebied en gebiedsgrenzen 3.2 Netwerkstad Brabantstad De stedelijke regio maakt samen met de stedelijke regio s Waalboss en Eindhoven-Helmond deel uit van de netwerkstad Brabantstad. De ontwikkeling van de netwerkstad Brabantstad is van groot belang voor het provinciale verstedelijkingsbeleid. Onderstaande visualisatie is een verbeelding van de netwerkstructuur die Brabantstad omvat. Brabantstad Netwerkstad plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

17 De stedelijke regio Breda-Tilburg is gelegen aan twee belangrijke corridors in Nederland. Op de noord-zuidas Rotterdam-Antwerpen en op de lijn Rotterdam-Duitsland. Deze corridors zijn mede bepalend voor mede de ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied. De bijlage over de economische structuur gaat hier o.a. nader op in. De stedelijke regio is grotendeels gelegen op de Brabantse zandgronden. Aan de noordzijde ligt de regio op de overgang naar het kleigebied. Op de zogenoemde naad van Brabant komt veelal kwelwater naar boven. Deze overgang is ruimtelijk gezien zeer karakteristiek voor de noordrand van de regio. Historisch liggen hier, en ook nu nog is dit duidelijk zichtbaar, de natte gebieden. Binnen het plangebied zijn in het watersysteem drie waterscheidingen te onderscheiden, namelijk het stroomgebied van de Mark, van de Donge en aan de oostzijde van de Dommel. Deze geomorfologische opbouw van het gebied is belangrijk geweest voor de ontstane occupatiepatronen. Op het kaartje dat de ruimtelijke opbouw van Brabant weergeeft en de basisstructuurkaart (zie 4.4) is dit goed zichtbaar. De Brabantse Stedenrij volgt de naad tussen zand en klei. 3.3 De stadsregionale uitwerkingsplannen uit 1994 In 1994 zijn voor de regio s Breda en Tilburg stadsregionale uitwerkingsplannen van het Streekplan 1992 opgesteld (SRUP s). De gemeenten in de voormalige stadregio s hebben op basis hiervan hun ruimtelijk beleid gevoerd. Het uitwerkingsplan voor de stedelijke regio Tilburg is in februari 2001 nog geheel herzien. De gemeenten zijn nog volop bezig met de uitvoering van de uitwerkingsplannen. Met de ontwikkelingen die in dat kader hebben plaatsgevonden en nog plaatsvinden, is bij de opstelling van dit plan rekening gehouden. Dit plan vervangt de uitwerkingsplannen uit Het programma voor de stadsregio Tilburg is nog volop in ontwikkeling en uitvoering. De ontwikkeling van de woningbouw in Reeshof zet zich voort aan de zuidzijde van de spoorlijn in De Wijk. Het bedrijventerrein Vossenberg-West II moet nog tot ontwikkeling komen. In de afgelopen periode zijn vele herstructureringsplannen in de bestaande stad ontwikkeld en uitgevoerd. De vitaliteit van de stad is toegenomen. De voorgestelde ruimtelike plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

18 ontwikkelingen in het gebied Noordoost zijn nog nauwelijks van start gegaan. Voor het gebied Tilburg-Noordoost is als uitwerking van het uitwerkingsplan 1994 in 1995 een structuurvisie opgesteld. Op basis hiervan zijn bestemmingsplannen ontwikkeld. Met de gegevens uit die plannen is rekening gehouden. Voor dit gebied is een hydrologisch onderzoek uitgevoerd om de infiltratie in dit gebied, die van belang is voor de waterkwaliteit en waterkwantiteit in het natuurkerngebied De Brand ook in de toekomst te kunnen waarborgen. Deze hydrologische randvoorwaarden voor dit gebied blijven ook in de toekomst een voorwaarde voor ruimtelijke ontwikkelingen. In de stadsregio Breda zijn de woningbouwlocaties Teteringen, Vrachelen, het bedrijventerrein Weststad nog volop in uitvoering. De geprogrammeerde ontwikkelingen in Etten-Leur zijn grotendeels gerealiseerd. Voor de woningbouwlocatie Breda-Oost loopt er een studie naar de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het gebied Breda-Oost. Mede uit overwegingen van consistentie en continuïteit van beleid is met die planvorming rekening gehouden. Uitsnede stadsregionaal uitwerkingsplan regio Breda In de afgelopen periode zijn in de beide stedelijke regio s vele intensiverings- en herstructureringsplannen gerealiseerd en ontwikkeld. Die ontwikkeling zet zich voort in de planperiode van het uitwerkingsplan. 3.4 Schaalsprong: één stedelijke regio Met de vaststelling van het Streekplan 2002 is een schaalsprong gemaakt van twee stadsregio s met het tussengebied naar één stedelijke regio. De ontwikkeling van het ruimtelijke beleid voor deze regio met een lengte van ruim 40 kilometer is een proces dat moet groeien. Het is niet mogelijk in één jaar een al lang lopend ruimtelijk ontwikkelingsproces om te buigen en geheel te integreren in één ontwikkelingsplan voor de gehele stedelijke regio. Dit is de eerste planfiguur die de gehele stedelijke regio in een ruimtelijk samenhangend beeld brengt. In ruimtelijk opzicht wordt de stedelijke regio als een eenheid gezien en worden de ruimtelijke verbanden en relaties zichtbaar gemaakt door voor dit gebied een Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld op te stellen. Een zorgvuldige ruimtelijke ontwikkeling van het tussengebied, welk gebied bestaat uit het grondgebied van zes gemeenten, kan alleen worden gewaarborgd door dit in een plangebied samen te brengen. In ruimtelijk opzicht is sprake van een samenhangend infrastructureel netwerk, dat in belangrijke mate bepalend is geweest voor de wijze waarop de economische ontwikkeling in het plangebied in de ruimtelijke inrichting zijn vertaling heeft gekregen. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

19 3.5 Huidige situatie en reeds geldende plannen Als uitgangssituatie voor de planvorming geldt niet alleen de huidige situatie van het plangebied maar evenzo het ruimtelijke beleid zoals dat reeds is vastgelegd in vele (bestemmings)plannen en beleidsnota s over de toekomstige ruimtelijke inrichting. Op kaart 3 Gemeentelijke plannen zijn de ruimtelijke ontwikkelingen aangegeven welke al min of meer vastliggen in bestemmingsplannen of structuurvisies en waarover al een standpunt is ingenomen of adviezen zijn uitgebracht. Het gaat hier vooral om plannen voor wonen en werken. Deze kaart geeft daarmee de waarschijnlijke toekomst weer zoals die beleidsmatig al is bepaald. Deze kaart is gebruikt als een onderlegger vanuit het huidige beleid voor dit plan. Plannen welke vastgesteld zijn en/of vigeren zijn als wonen en werken aanvaard opgenomen. Plannen welke nog een mate van onzekerheid hebben zijn op deze kaart aangeduid met een legenda-eenheid die aangeeft dat die locaties nog in voorbereiding of in studie zijn. Bepaalde gebieden zijn al eerder als zoekruimte voor verstedelijking aangemerkt (bijvoorbeeld in de SRUP s van 1994) of daarover bestaat in het kader van opgestelde structuurplannen al overeenstemming. Die zijn op de kaart geduid met de aanduiding zoekruimte. De aanduiding zoekruimte heeft enige hardheid omdat alleen die staan opgenomen als daar door GS of de PPC een standpunt over is ingenomen. De bovenstaande kaart geeft een totaalbeeld van plannen die ontwikkeld zijn en reeds in uitvoering zijn of nog uitgevoerd moeten worden. Duidelijk zichtbaar is dat er al vele ontwikkelingen gepland zijn. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

20 4 Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld 4.1 Uitgangspunten Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) geeft een visie op de ruimtelijke structuur (opbouw en samenhang) van het hele plangebied. Hierbij wordt ruimtelijke kwaliteit, in overeenstemming met de drie lagen van de lagenbenadering, integraal benaderd. Kwaliteiten die te maken hebben met bijvoorbeeld water, cultuurhistorie, milieu en verkeer en vervoer worden in beeld gebracht. Elke laag heeft een eigen karakter en dynamiek. De lagenbenadering schrijft geen afwegingsmechanisme voor. Hiërarchie tussen de lagen is er niet. Ze worden niet op elkaar gestapeld, maar geïntegreerd tot een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Daartoe kennen we waarderingen toe aan de verschillende gebieden, zones en lijnen die in het plangebied op het niveau van het uitwerkingsplan te onderscheiden zijn. Daarnaast zijn ruimtelijke strategieën opgesteld. Het streven naar ruimtelijke samenhang speelt daarbij een belangrijke rol. Het DRS laat nog ruimte voor meerdere toekomstmogelijkheden, het is geen eindontwerp met een bepaalde planhorizon. Het is de basis voor de verdere planvorming van deelgebieden. 4.2 Opgestelde ruimtelijke plannen In het plangebied zijn recent diverse ruimtelijke plannen ontwikkeld op het regionale niveau welke belangrijke bouwstenen vormen voor het uitwerkingsplan. Te noemen zijn hierbij o.a. de structuurvisies plus van de gemeenten Dongen en Gilze en Rijen; de in ontwikkeling zijnde structuurvisie plus van Etten-Leur; de ruimtelijke verkenning Breda 2002; de structuurvisie Werklandschap A58; de Structuurvisie Noordoost; de kadernota Groene Mal; de in voorbereiding zijnde Ruimtelijke Structuurvisie 2020 van Tilburg; de stadsvisie plus van de gemeente Oosterhout. De visieontwikkeling op het niveau van structuurplanning is een doorlopend ontwikkelingsproces waarbij nieuwe inzichten vertaald worden in de ruimtelijk planvorming. De in 1999 door gemeenten en provincie gezamenlijk opgestelde Ruimtelijke Regiovisie Breda Tilburg staat een duurzame groene en rode ontwikkeling voor van het zogenaamde tussengebied. Die visie, welke vooruitliep op het Streekplan en daarvoor een belangrijke bouwsteen vormde, is reeds gebaseerd op de in het Streekplan genoemde lagenbenadering. De regiovisie, welke 30 jaar vooruitkijkt, gaat uit van een zorgvuldig gebruik van de ruimte waarbij de diverse functies in evenwicht ten opzichte van elkaar zijn gesitueerd ten einde een duurzame ontwikkeling tot stand te brengen. De visie op de ruimtelijke ontwikkeling uit de regiovisie is nog actueel. De regiovisie is opgesteld voor het gebied tussen Breda en Tilburg en geeft voor dit gebied de mogelijke en gewenste ruimtelijke ontwikkeling weer. Kortheidshalve wordt in dit kader verwezen naar die visie. Die visie is opnieuw op haar waarde bezien en geïntegreerd in het DRS voor de gehele stedelijke regio. De regiovisie bevatte echter geen programma. Het programma en de keuzen voor de locaties voor wonen en bedrijventerreinen worden gemaakt in dit plan. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

21 4.3 Gebruikte kaarten Er is een kaartenset schaal 1: opgebouwd met basisgegevens welke gebruikt zijn voor het opstellen van het DRS. Er is onderscheid gemaakt in basiskaarten, kaarten van het DRS en overige kaarten. De basiskaartenset wordt hieronder beschreven en is afgestemd met de kaartenset die gebruikt wordt voor de reconstructieplannen. De kaartenset komt voornamelijk uit de provinciale GIS-bestanden en van de waterschappen. Een aantal kaarten geven ook het provinciale beleid voor een gebied weer. Per kaart is de betekenis en voor zover relevant de status van de kaart aangegeven. Paragraaf 3.7 van het Streekplan bevat een verklaring van de elementen op de plankaart van het Streekplan. Op pagina 133 staat uitgelegd wat kaartgeneralisatie betekent (dit betreft de verschaling van kaarten). Van de gemeenten en reconstructiecommissies wordt verwacht dat zij met de gedetailleerde onderliggende kaarten rekening houden bij planontwikkeling. De streekplankaarten zijn voor de leesbaarheid in deze set verschaald naar 1: Zoals beschreven in 2.2 zijn de kaarten in deze plantekst als illustratie verkleind opgenomen. Daardoor zijn de legenda-eenheden jammer genoeg niet meer leesbaar. Op schaal 1:50.000, niet verkleind, zijn de kaarten voor deze stedelijke regio 85 cm breed en deze passen dus niet binnen A4 formaat. Op de bijgevoegde Cd-rom zijn de kaarten opgenomen en zijn de legenda-eenheden leesbaar. Bijlage 10.7 bevat een lijst van de gebruikte basiskaarten. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

22 Kaart 1 Plangebied Deze kaart is al in hoofdstuk 3 weergegeven. Kaart 2 De historische kaart Dit zijn ingescande en aan elkaar geplakte oude topografische kaarten uit de periode 1880 tot Deze kaart geeft inzicht in de oorspronkelijke inrichting van het gebied. De oorspronkelijke geomorfologie en het grondgebruik zijn nog goed te zien. De occupatie was destijds nog minder van invloed op het grondgebruik zodat het natuurlijke watersysteem en de ontginningen nog afleesbaar zijn van de kaart. Deze kaart geeft inzicht in de veranderingen van het occupatiepatroon die zich hebben voorgedaan. De kaart moet gelezen worden in relatie tot de Groene HoofdStructuur (GHS) en de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart). Kaart 3 Gemeentelijke plannen Deze kaart is al weergegeven in hoofdstuk 3. Kaart 4a en b De plankaarten van het Streekplan Deze kaarten vormen vanzelfsprekend een belangrijk uitgangspunt, immers het gaat om een uitwerking van het Streekplan. De streekplankaart is vergroot van schaal 1: naar 1: De bedoeling hiervan is te voorzien in de behoefte het provinciale beleid beter zichtbaar te maken naar de ondergrond. Deze kaart op deze schaal heeft dus geen afzonderlijke beleidsstatus. De streekplankaart op schaal 1: vanzelfsprekend wel. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

23 Kaart 5 De geomorfologische kaart Deze kaart geeft inzicht in de opbouw van het plangebied en bevat informatie over de ondergrond van het plangebied. De geomorfologische kaart is een belangrijke bron voor de basisstructuurkaart, zie 4.4. Kaart 6 De hoogtekaart De informatie op deze kaart geeft de feitelijke situatie weer. Duidelijk zichtbaar is dat Breda lager gelegen is dan Tilburg. In natte perioden is waar te nemen dat rondom Breda meer gebieden onderlopen dan in de regio Tilburg, welk gebied 10 à 15 meter hoger ligt. Kaart 7 Waterberging en grondwaterbescherming, Dit is de kaart uit het Streekplan. Rekening is gehouden worden met de zoekgebieden voor waterberging en de potentieel natte gebieden. In de IHS kaarten is dit nader uitgewerkt. Kaart 8 IHS.2 versie 3+ (ruimte voor water en waterkwaliteit, beek en kreekherstel) Tijdens het totstandkomen van de reconstructie- en gebiedsplannen en dit uitwerkingsplan zijn twee Integraal Hydrologisch Streefbeeld (IHS) kaarten opgesteld. Deze kaarten zijn ontwikkeld ten behoeve van de reconstructie van het landelijke gebied en de uitwerkingsplannen. Voor het onderhavige plan is plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

24 vooral kaart IHS.2 belangrijk. Op deze kaart zijn met name de locaties van de wateroverlast- c.q. bergingsgebieden in samenspraak met betrokkenen nader begrensd of nog onderwerp van overleg. De IHS.2 kaart geeft o.a. aan de overstromingsgebieden met een frequentie van 1 x per 20 jaar of vaker, herstel brongebieden en beekherstel, aanpassingen voor de waterhuishouding en grondwaterbeschermingsgebieden. Deze kaart kan in de toekomst ten gevolge van nieuwe kennis en inzichten nog wijzigen, maar aangenomen wordt dat de kaart in hoofdlijnen de belangrijkste aspecten goed weergeeft. Een illustratie van de kaart is hier niet opgenomen omdat die geen zichtbare informatie geeft. De kaart staat op de CD-rom en in bijlage 10.8 is een verklaring opgenomen van de betekenis van deze kaart. Kaart 9 Geschiktheid verstedelijking vanuit het watersysteem Op deze kaart is aangegeven waar verstedelijking het meest optimaal in het watersysteem past. Deze kaart is afgeleid van de WestBrabantse RO-visie Water op de Kaart en van de visie van Waterschap De Dommel. Deze kaart is het resultaat van een afstemming van beide visies. Globaal kan gesteld worden, dat verstedelijking op de drogere gronden (intermediair en infiltratie) het meest geschikt is. De kans op overlast vanuit grond- en oppervlaktewater is daar geringer. De mogelijkheden om waterneutraal te kunnen bouwen zijn hier het grootst. Waterneutraal vraagt vaak mogelijkheden voor afkoppelen en infiltreren van hemelwater en voor vasthouden van water. In de relatief natte gebieden (vaak kwel, hoge grondwaterstanden), zoals in beekdalen, treedt bij zware neerslag het eerst wateroverlast op. Bovendien zijn dit vaak gebieden die daardoor ook geschikt zijn voor waterberging. Daarnaast worden er maatregelen voorgesteld in het Integraal Hydrologisch Streefbeeld waar rekening mee moet worden gehouden. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

25 Op de kaart zijn ook zogenaamde maalstopgebieden aangegeven. Dit zijn de gebieden die onder water lopen wanneer gemalen niet meer mogen pompen als gevolg van de hoge waterstanden van het buitenwater. Dit komt naar verwachting slechts één maal in de 50 jaar voor. Verstedelijking past hier niet, in ieder geval niet zonder dat het maaiveld opgehoogd wordt. Overige kaarten De kaarten opgenomen in de ruimtelijke regiovisie en in de gemeentelijke structuurvisies zijn benut voor de opstelling van dit uitwerkingsplan. Deze laatste zijn niet in deze rapportage opgenomen. Daarnaast is rekening gehouden met belemmeringen vanuit ander beleid, denk bijvoorbeeld aan de geluidszones van het vliegveld Gilze en Rijen, zones rondom rioolwaterzuiveringsinstallaties, de beschermingsgebieden rondom waterwingebieden die op de streekplankaart 2 staan aangegeven. Voorts zijn er diverse kaarten uit het provinciale Geografische Informatie Systeem (GIS) geraadpleegd waaronder: Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart), de GHS-detailkaart, de kaart Natuurdoeltypen, de kaarten van de Wateratlas opgesteld door TNO e.d. Ter illustratie van de forse ruimtelijke beperkingen voor geluidsgevoelige functies in het tussengebied is het kaartje van de geluidzones ten gevolge van het vliegveld Gilze Rijen opgenomen. Het streven is er op gericht de geluidscontouren zo veel als mogelijk te reduceren. Dit is onderwerp van overleg met het Ministerie van Defensie. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

26 4.4 Ruimtelijke structuur van de regio Wat is de Structuurkaart? De Structuurkaart is een beeldverhaal over de huidige verschijningsvorm van het plangebied en is een uitsnede uit de basisstructuurkaart van Noord-Brabant. De Structuurkaart typeert de stedelijke regio Breda-Tilburg op regionale schaal, geeft inzicht in de ruimtelijke samenhang en laat zien welke structuurdragers bepalend zijn voor die samenhang. De ruimtelijke verschijningsvorm van het zichtbare en onzichtbare landschap, het verstedelijkingspatroon en de historische en moderne ontwikkelingen, zijn afleesbaar. De gebiedseigen kenmerken van de regio vormen de basis voor het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Aan de hand van de samenhang tussen de lagen van de lagenbenadering vertelt de Structuurkaart het verhaal van de landschappelijke en stedelijke kwaliteiten van de stedelijke regio Breda-Tilburg. Het is een basiskaart voor zowel de uitwerkingsplannen van het streekplan als voor het project Revitalisering Landelijk Gebied. De Structuurkaart vormt het startpunt voor de planvorming in beide trajecten. Het DRS is opgebouwd uit de Structuurkaart, welke gezien kan worden als de onderlegger, en strategieën welke gaan over toekomstige ontwikkelingen Het verhaal achter de Structuurkaart De ruimtelijke hoofdstructuur, zoals weergegeven op de Structuurkaart, geeft aan hoe de regio ruimtelijk gezien samenhangt en wat de dragers zijn van die samenhang. Deze ruimtelijke samenhang zegt iets over de identiteit van een regio. Daarmee wordt op een abstract schaalniveau de 'genius loci', de gebiedseigen kenmerken, in beeld gebracht. Deze kenmerken zijn niet het eindontwerp, maar vormen een basis voor het ontwerpproces. Twee termen die vanuit het Streekplan een betekenis toevoegen aan de lagenbenadering zijn ruimtelijke kwaliteit en regionale differentiatie. De Structuurkaart geeft daarom ook inzicht in de landschappelijke contrasten tussen gebieden en geeft eigenheid aan plekken in Brabant. Het zichtbare en onzichtbare landschap, het verstedelijkingspatroon en de historische en moderne ontwikkelingen worden leesbaar gemaakt. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

27 Het Brabantse landschap is veelzijdig en contrastrijk. Het plangebied grenst aan de noordzijde aan de open zeekleipolders en de naad van Brabant als overgang van het zand naar de klei en het diffuse zandgebied in het zuiden. De landschappelijke opbouw en de vele landschappelijke contrasten en overgangen van het plangebied samen met de centrale ligging ten opzichte van Rotterdam, Antwerpen en het stedelijke netwerk genoemd Brabantstad hebben het plangebied tot een aantrekkelijk vestigingsgebied gemaakt voor zowel bedrijven als mensen. Mede aan deze kwaliteiten ontleent het plangebied haar recente voorspoedige ontwikkeling. De Structuurkaart vertelt het verhaal van beide kwaliteiten. De steden, dorpen en linten zijn veelal ontstaan op de overgang van zand naar klei, op plekken tussen de natte beekgronden en de hoge droge zandruggen. Ook de verschillen in de groei van de grote steden op het zand en op de Naad (dekzand rug op de overgang zand/klei) zijn zichtbaar. Net als de invloed van de infrastructuur op verstedelijking en de aantrekkingskracht van de grote stad; kortom het sterke verband tussen infrastructuur en occupatie. 4.5 Waardering van de ruimtelijke structuur en karakteristiek Een stap om tot een strategiebepaling voor de regio te komen bestaat uit het waarderen van de ruimtelijke structuur. Bij deze waardering is onderzocht welke gebiedskwaliteiten, landschappelijke eenheden en structuurdragers essentieel zijn voor de bestaande en toekomstige kwaliteit van de regio. Verstedelijking kan in het ene geval een versterking van kwaliteiten inhouden, in het andere geval betekent dit verlies aan kwaliteit. In de stedelijke regio Breda- Tilburg is een reeks karakteristieke relaties tussen stad en land te onderscheiden. Deze reeks geeft een beeld van de samenhang tussen de lagen van de lagenbenadering. Dit betreft de occupatie op de dekzandrug; de occupatie langs de beekdalen, de wijze waarop het landschap zijn vorm heeft gekregen, de ontwikkeling van bedrijventerreinen aan waterwegen en snelwegen alsmede de ruimtelijke opbouw van de stedelijke structuur. Belangrijke leidraad vanuit het Streekplan is het streven naar het versterken van de contrasten en de identiteiten van het Brabantse landschap. Dit betekent dat contrasten in het landschap gekoesterd zouden moeten worden. Bijvoorbeeld de contrasten tussen de meer open en de meer besloten landschappen in deze regio en de verschillen tussen hoog en laag en nat en droog. Contrasten tussen de diverse typen landschappen bepalen voor een belangrijk deel de ruimtelijke beleving van het plangebied. Daarom wordt er gestreefd naar het instandhouden van de open landschappen en de contrasten tussen die besloten en open landschappen. Besloten landschappen zijn bijvoorbeeld de bosgebieden. Een open landschap is bijvoorbeeld een polderlandschap. Open landschappen hebben minder bescherming omdat die veelal geen onderdeel vormen van de Groene Hoofdstructuur, maar deze zijn voor de ruimtelijke beleving van de regio van grote betekenis. Voorbeelden van deze gebieden zijn de Willemspolder bij Oosterhout en het gebied de Lange Rekken bij Rijen. Ook overgangen van droog naar nat typeren landschappelijke contrasten. Deze komen vooral voor tussen het zuidelijke en het noordelijke deel van het plangebied en in de beekdalen. De kaart Het Landschappelijke Raamwerk, welke verderop in dit plan is weergegeven, geeft een uitdrukking van de karakteristieke waardevolle ruimtelijke structuren in de stedelijke regio. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

28 4.6 Bouwstenen vanuit het beleid In het Streekplan van 2002 zijn al een aantal belangrijke waarderingen gemaakt die iets zeggen over de wenselijkheid van eventuele verstedelijking in het gebied in relatie tot bijvoorbeeld natuur, water en cultuurhistorie. Het streekplanbeleid is daarom een belangrijke bouwsteen voor het DRS. GHS De groene hoofdstructuur uit het Streekplan is van groot belang voor het bepalen van mogelijke uitbreidingslocaties voor het wonen en het werken. Aan de groene hoofdstructuur is een beschermingsregime gekoppeld waaruit voort vloeit dat de ruimte voor uitbreiding van de dorpen en steden alleen gevonden kan worden in de AHS-landbouw. Aan de zuidzijde van Breda loopt de grens van de stedelijke regio gelijk met de RNLE (regionale natuur- en landschapseenheid). Binnen de in het Streekplan aangewezen natuurparels is verstedelijking uitgesloten en binnen de RNLE s zijn alleen beperkte afrondingen van stads- en dorpsranden toelaatbaar. Voor de overige delen van de GHS geldt het nee, tenzij -principe. Hier is uitbreiding alleen toelaatbaar als daar zwaarwegende maatschappelijke belangen tegenover staan en er geen alternatieve locaties zijn buiten de GHS en de AHS-landschap. Uiteraard dienen natuurwaarden te worden gecompenseerd als aantasting onontkoombaar is. Op de streekplankaart zijn ook landschapsecologische zones aangewezen. In deze regio zijn er dat drie. Onder visie en strategieontwikkeling is daar een uitwerking aan gegeven. Water Het water is een belangrijk onderdeel van de onderste laag uit de lagenbenadering. De waterschappen zijn daarom vanaf het begin van het planvormingsproces betrokken bij de opstelling van het uitwerkingsplan. Het provinciale waterbeleid m.b.t. de ruimtelijk relevante aspecten is opgenomen in het Streekplan. In de aanduiding beekdalsysteem geldt het nee, tenzij -principe voor verstedelijking. In het Streekplan zijn daarnaast globaal de potentiële natte gebieden aangegeven. Hier is verstedelijking alleen mogelijk als het elders niet kan en er duidelijke ruimtelijke voordelen aan vast zitten. Het Integraal Hydrologiosch Streefbeeld, opgesteld in samenwerking tussen de waterschappen en de provincie, is zoals al opgemerkt een belangrijke bouwsteen voor het uitwerkingsplan. Cultuurhistorie Het streekplan stelt: bij het opstellen en de uitvoering van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de cultuurhstorische waarden zoals deze op de Cultuurhistorische Waardenkaart staan. In het bijzonder geldt dit voor de historisch landschappelijke vlakken met hoge en zeer hoge waarden. Ook met de archeologische waarden dient voldoende rekening te worden gehouden; enerzijds de gekende waarden zoals deze op de AMK (archeologische monumentenkaart staan) en anderzijds met te verwachten waarden zoals deze op de IKAW-kaart (Indicatieve kaart archeologische waarden) staan. Een aantal van deze waarden moet worden beschermd, evenals de aardkundig waardevolle gebieden. Het merendeel van deze gebieden ligt in de GHS of de AHS landschap. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

29 4.7 Visie en strategieontwikkeling Doel van de visie en strategieontwikkeling is na te gaan wat de ruimtelijke en functionele gewenste ontwikkeling van het plangebied is. Welke kwaliteiten en karakteristieken willen we versterken en ontwikkelen en welke moeten behouden en beheerd worden? De mogelijke en gewenste ontwikkeling van de deelgebieden wordt inzichtelijk gemaakt. Voor het plangebied zijn enkele strategieën opgesteld. De strategieën geven richting aan de mogelijke ruimtelijke toekomst van het plangebied. Met behulp van tekeningen en schetsen is een gewenst beeld geduid. Welke zijn de gebiedseigen kwaliteiten die verder ontwikkeld zouden kunnen worden, wat is de beoogde ontwikkeling in hoofdlijnen? Dit zijn modellen voor natuur en landschap, vervoer en occupatie (verstedelijking) die modelmatig geduid zijn. In de praktijk is het moeilijk om de samenhangende relatie stad en land te begrijpen en weer te geven. De ruimtelijke planvorming krijgt vaak vorm via sector- en facetbeleid. De doelstelling is nadrukkelijk stil te staan bij de relatie stad en land en de ruimtelijke samenhang van de groene en de rode hoofdstructuur te bezien. Welk (stads)landschap staat ons voor ogen in de stedelijke regio? Hoe ziet het landschappelijk raamwerk, het stedelijk landschap en het infrastructurele netwerk er in de toekomst uit? Welke randen en overgangen van stad en land willen we behouden, of bieden mogelijkheden voor nieuwe overgangen van stad naar land? De visie op de ruimtelijke verweving van stad en land vormt een belangrijke basis voor het bepalen van de zoekruimte voor de verstedelijking. In dit planvormingsproces worden de deelstrategieën uiteindelijk samengebracht tot drie kaarten die overeenkomen met de drie lagen uit de lagenbenadering welke samen het DRS vormen Ontwikkelingsvisie water Om ongecontroleerde overstromingen te voorkomen is er, mede gelet op zeespiegelstijging en klimaatsverandering, ruimte voor regionale waterberging noodzakelijk. De exacte omvang hiervoor is nog niet precies in beeld. Als hulpmiddel is door de gezamenlijke waterschappen en de provincie een Integraal Hydrologisch Streefbeeld (IHS) opgesteld. In het IHS zijn zoekgebieden voor de regionale waterberging aangegeven. Het IHS is een werkdocument waarin, op basis van modelberekeningen een eerste aanzet is gemaakt tot een nadere concretisering van de gebieden die nodig zijn om aan de eisen van het nieuwe waterbeleid (Waterbeheer 21 e eeuw) te kunnen voldoen. Het IHS is nog in ontwikkeling, maar is op dit moment het document met de meest concrete informatie. Bij het opstellen van het DRS is om die reden uitgegaan van de informatie uit het IHS 2, versie 3+. Het IHS geeft een geïntegreerde visie weer voor een vijftal waterthema s: ruimte voor de rivier, regionale waterberging, beek- en kreekherstel, waterkwaliteit en waterdoelen. Een afstemming met andere visies vanuit andere beleidsoverwegingen is in het IHS niet expliciet gemaakt. Het IHS is één belangrijke bouwsteen voor het DRS. Voor het thema regionale waterberging is uitgegaan van de informatie van het Integraal Hydrologisch Streefbeeld. Voor het aspect regionale waterberging geeft het IHS de gebieden weer die bij een buifrequentie met een herhalingskans van circa eens in de twintig jaar of vaker overstromen en die daarom ingezet zouden moeten worden voor waterberging. Deze gebieden zijn als zodanig op de kaart aangeduid. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

30 Bovenstaand kaartje geeft een beeld van het regionale watersysteem De exacte omvang van de voor waterberging benodigde ruimte is nog niet precies in beeld. Met de gebieden die voor waterberging worden aangewezen kan worden geschoven mits het bergende vermogen van die gebieden voldoende is en de locaties voor deze functie geschikt zijn. Als ordenend principe is gekozen voor het uitgangspunt de gebieden voor waterberging zo veel als mogelijk te situeren langs de in het plangebied aanwezige beken en waterlopen. Dit sluit goed aan op de bestaande situatie. De beken en waterlopen zijn als onderdeel van de Groene HoofdStructuur (GHS) als ecologische verbindingszone aangewezen. Door een koppeling te maken met de benodigde waterberging worden twee doelen bereikt, namelijk een meer natuurlijke (her)inrichting van de beeklopen en het vergroten van het waterbergend vermogen. De hoofdstructuur van het watersysteem wordt daarmee ook ruimtelijk beter zichtbaar en beleefbaar gemaakt. In beginsel zijn de zones langs alle op de kaart aangegeven beken en waterlopen potentieel geschikt voor waterberging. In het DRS worden geen keuzen gemaakt op welke locaties exact maatregelen worden genomen voor verruiming van waterberging. Dit wordt overgelaten aan het overleg van de gemeenten met de waterschappen. Ook kan dit nader worden aangeven in de reconstructie- en gebiedsplannen. Het DRS is in die zin sturend dat dit aangeeft waar daarvoor gezocht moet worden. Kaart 8 IHS.2 geeft de bestaande overstromingsgebieden aan. Indien ruimtelijke ontwikkelingen gepland worden in die gebieden die ten koste gaan van het waterbergende vermogen zal moeten worden aangegeven waar elders verruiming van de waterberging gerealiseerd kan worden. Deze afweging en de uiteindelijke doorvertaling in ruimtelijke plannen is ook afhankelijk van het flankerende beleid. De omvang van deze gebieden kan door (technische) maatregelen of andere alternatieven verkleind worden, dan wel kan de herhalingskans worden teruggedrongen. Maatregelen die getroffen worden kunnen bestaan uit: - Het aansluiten bij natuurlijke patronen van beken en kreken en vergroten van het bergende vermogen (dit betekent in feite het vergraven van bestaande gebieden en leidt tot grondverzet); - Het treffen van meer technische maatregelen (pompen en bergen); - Het verflauwen van oevers van waterlopen ten behoeve van gebiedsbrede waterberging en waterconservering. Deze maatregel heeft tevens grote voordelen voor waterkwaliteit en ecologie. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

31 Voor gebieden, waarvoor geen specifieke maatregelen worden genomen maar waarvoor wel de kans op inundatie blijft bestaan, zal duidelijk moeten worden wat de normering betekent voor de voorgenomen functies (welke waterhoogten, wat is de overstromingsfrequentie, zijn kapitaalintensieve gebruiksvormen in de risicogebieden toegestaan, welke vormen van gecombineerd gebruik zijn mogelijk, e.d.). De reconstructie- en gebiedscommissies stellen voor deze zaken, aan de hand van de verdere concretisering van het Integraal Hydrologisch Streefbeeld en de ontwikkeling van het flankerend beleid (beleid, instrumenten, middelen) verder uit te werken en zo concreet mogelijk op te nemen in het uiteindelijke reconstructie- of gebiedsplan. Naast waterberging zijn ook andere waterthema s van belang voor het uiteindelijke reconstructie- of gebiedsplan, waaronder verdroging, waterkwaliteit en beek- en kreekherstel. Deze zaken zijn nog niet volledig in deze visie meegenomen, maar zullen, mede gekoppeld aan de verdere ontwikkeling van het Integraal Hydrologisch Streefbeeld en de ontwikkeling van het flankerende beleid in de verdere uitwerking naar het reconstructie- of gebiedsplan worden meegenomen. Ruimtevragende aspecten voor deze thema s zijn de in de IHS aangegeven buffers en de ruimte voor beek- en kreekherstel. Hier gelden beperkingen m.b.t. het gebruik als gevolg van vernatting en t.b.v. waterkwaliteit. Daarnaast zijn ook maalstopgebieden aangegeven. Deze werken ook beperkend; met name op verstedelijking. Deze gebieden kunnen, zij het met een lage frequentie, inunderen. In het geactualiseerde provinciale Waterhuishoudingsplan is voor de GHSnatuur beleid geformuleerd ter bescherming van de bestaande waterafhankelijke natuurwaarden. Dit beleid houdt in dat in beginsel geen nieuwe waterhuishoudkundige ingrepen mogen plaatsvinden in de gehele GHSnatuur én in een zone van 500m rondom de natte natuurparels. Het beschermingsbeleid richt zich dus op het handhaven van de bestaande hydrologische situatie om zo de natuurgebieden voor verdere verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie te behoeden. Verstedelijking, transformatie in het algemeen, beïnvloed de hydrologische situatie. Door aanleg van verhard oppervlak neemt infiltratie van regenwater naar het grondwater af en er wordt vaak middels drainage een diepere ontwatering gerealiseerd. In die zin past er geen transformatiegebied in de 500 meter-zones rond de natte natuurparels. Bij de ontwikkeling van nieuwe stedelijke uitbreidingen wordt waterneutraal bouwen nagestreefd. Wanneer voldoende infiltratievoorzieningen en geen diepere ontwatering worden toegepast, kan in principe, gezien vanuit water, wel worden gebouwd in deze zones. Glastuinbouw is wat dat betreft minder geschikt. Hierbij vindt geen infiltratie plaats. Naast de IHS-kaarten is kaart 9 Geschiktheid Verstedelijking opgesteld. Hierop is aangegeven waar verstedelijking, geredeneerd vanuit het bodem- en watersysteem, het best mogelijk is. Deze kaart is onder 4.3 beschreven Ontwikkelingsvisie natuur en landschap Plankaart 1 van het Streekplan vormt de basis voor het opgestelde landschappelijk raamwerk. De structuur van natuur en landschap zoals op deze kaart is aangegeven is vertaald en uitgewerkt naar schaal 1: plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

32 De nadruk van de groene opgave ligt op het bieden van tegenwicht tegen verstedelijking en/of het versterken en ontwikkelen van uitloopgebieden voor de stedeling ten behoeve van (dag)recreatie. Daarnaast kunnen bijzondere landschappelijke en ecologische kwaliteiten in stedelijke regio s worden beschermd en versterkt. Twee opgaven zijn hierbij van belang: - de uitwerking van de landschapsecologische zones - het uitgangspunt dat rood en groen in balans blijven Het rijk beraadt zich momenteel in het kader van de voorbereiding van de nota Ruimte over het te voeren beleid voor groen in en om de stad. De recreatieve waarde van het buitengebied in relatie tot de verstedelijkingsopgave krijgt daarbij aandacht. De provincie wil komen tot een afstemming van rijks- en provinciaal beleid. De provincie streeft er naar dat de uitbreiding van het stedelijke ruimtebeslag in de stedelijke regio s gepaard gaat met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied van de stedelijke regio. Deze kwaliteitsverbetering heeft als doel het landschap aantrekkelijker te maken voor de recreërende stedeling. De open ruimten die tevens geschikt zijn om als recreatieruimte te fungeren, worden beter bereikbaar en toegankelijk gemaakt. Er is aandacht voor de versterking van de ruimtelijke relatie tussen de groene ruimte in de stedelijke regio s en daarbuiten. Het uitgangspunt rood en groen in balans is vertaald in het landschappelijk raamwerk. In het plangebied zijn een groot aantal belangrijke en duidelijk herkenbare landschappelijke eenheden te herkennen. Zij bepalen in belangrijke mate de ruimtelijke identiteit van de stedelijke regio. Als regionale strategieën voor het behoud van landschappelijke kwaliteiten wordt uitgegaan van: Het versterken van de contrasten en identiteiten van het Brabantse landschap; Het versterken en behouden van karakteristieke landschapseenheden en essentiële open ruimten tussen bebouwingsconcentraties; Het versterken van de belevings- en gebruikswaarde van het landschap. Deze strategieën zijn op regionale schaal vertaald in het plan Ontwikkelingsvisie landbouw De in ontwikkeling zijnde plannen voor de reconstructiegebieden de Meierij, Baronie, Beerze en Reusel en de revitaliseringsgebieden Brabantse Delta en de Wijde Biesbosch geven inzicht in de mogelijk toekomstige hoofdstructuur voor de landbouw. Het uitwerkingsplan voor de stedelijke regio wordt afgestemd met de planvorming in het kader van de reconstructie. De algemene ambitie is zorgvuldig met de ruimte om te gaan. Dit betekent dus geen onnodige onttrekkingen van landbouwgronden voor stedelijk ruimtebeslag. De gewenste ontwikkelingen voor verstedelijking en van natuur en landschap kunnen beperkingen inhouden voor de landbouw. Zo is het bijvoorbeeld niet gewenst in de landschapsecologische zones en waardevolle open gebieden intensieve agrarische functie in te plaatsen zoals glastuinbouw en intensieve veehouderijen Ontwikkelingsvisie recreatie In dit plan worden geen sectorale strategieën in beeld gebracht voor de recreatie. Voor dit thema wordt aangesloten op wat in de planvorming voor de reconstructie wordt ontwikkeld. Dit voorkomt onduidelijkheid en overlappingen in het beleid. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

33 4.7.5 Ontwikkelingsvisie cultuurhistorie Over het algemeen wordt cultuurhistorie vooral gezien in relatie tot behoud. Behoud is een essentiële strategie, maar evenzo is ontwikkeling en versterking belangrijk. Zo kan de kennis van de regionale cultuurhistorie een bijdrage leveren als inspiratiebron voor de inrichting van nieuwe terreinen.vooral in de stedelijke regio s is het belangrijk te bezien hoe cultuurhistorie in samenhang met nieuwe (stedelijke) ontwikkelingen kan samengaan en opnieuw geïnterpreteerd kan worden. Dit betekent een actieve rol voor de cultuurhistorie. De hedendaagse ruimtelijke inrichting is immers de cultuurhistorie van morgen. Regionale strategieën voor cultuurhistorie zijn: versterken van de karakteristieke relatie tussen occupatie en ondergrond bij nieuwe ontwikkelingen benutten van cultuurhistorische waarden op het niveau van regionaal ontwerp en inrichting behoud en versterken van de cultuurhistorische waarden behoud en versterken van de afleesbaarheid van de historische lagen van het landschap De door de provincie opgestelde cultuurhistorische waardenkaarten zijn geraadpleegd bij de opstelling van het DRS. Gelet op het schaalniveau van het DRS is gebleken dat die kaarten weinig directe aanwijzingen inhouden voor het DRS. Het zijn voornamelijk de opgenomen gebiedsaanduidingen die als landschappelijke eenheid betekenis hebben. De aangegeven waarden moeten vooral op bestemmingsplanniveau een doorwerking krijgen Ontwikkelingsvisie infrastructuur Een goed functionerend infrastructureel netwerk in de stedelijke regio en in Brabantstad is onontbeerlijk voor de verdere ontwikkeling van de stedelijke regio s. De stedelijke en infrastructurele ontwikkelingen moeten in onderlinge relatie worden bezien. In het DRS en programma komt dat samen. De ontwikkeling van infrastructuur krijgt volop aandacht in de projecten OV- Brabantstad en het project OWN+ (Onderliggend WegenNet plus). Bij de beschrijving van de kaart het infrastructurele netwerk en in het programma wordt hier een uitwerking van gegeven Ontwikkelingsvisie ruimtelijk-economische structuur De stedelijke regio kent twee sterk verstedelijkte gebieden en een groen middengebied. Die stedelijke gebieden staan in directe relatie tot elkaar met daartussen een diversiteit aan oost-westverbindingen: de A58, de spoorlijn en de oude verbinding Breda-Tilburg, het Wilhelminakanaal, de provinciale weg, de leidingenstrook etc. De westelijke pool heeft in het afgelopen decennium geprofiteerd van de strategische ligging tussen de Randstad en de stedendriehoek Antwerpen- Brussel-Gent. Dit heeft geleid tot uitbreiding van de zakelijke dienstverlening en tot de vestiging van een aantal grote internationale bedrijven en logistieke dienstverleners in het gebied. Binnen de westelijke pool is sprake van een zekere specialisatie. Breda heeft zich ontwikkeld als regionaal centrum voor West- Brabant. De stad functioneert vooral als dienstenstad met relatief veel kantoren en een sterke detailhandel. De grote internationale bedrijven en logistieke dienstverleners hebben zich, behalve in Breda, ook gevestigd op de bedrijventerreinen in Etten-Leur, Oosterhout, op het bedrijventerrein Moerdijk en op het langs de A16 gelegen bedrijventerrein Hazeldonk. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

34 In de oostpool heeft Tilburg zich hersteld van de neergang van de textielindustrie. De stad heeft zich in de jaren tachtig en negentig ontwikkeld tot moderne industriestad, waar behalve een grote diversiteit aan industriële bedrijven ook veel logistieke dienstverleners zijn gevestigd. Evenals de westelijke pool heeft de oostelijke pool in het afgelopen decennium geprofiteerd van haar strategische ligging, zij het dat Tilburg wat minder profiteert van de ligging op de noord-zuidas en wat meer van de centrale ligging in Zuid-Nederland. In het tussengebied vervullen Gilze en Rijen en Dongen van oudsher een werkgelegenheidsfunctie voor een groter gebied door de aanwezigheid van een aantal grotere bedrijven zoals Ericson, Coca Cola, Rexam Dongen en de vliegbasis. De geografische ontwikkeling van de economie van de secundaire (deels tertiaire) sector betreft vooral de ontwikkeling van de (traditionele) bedrijventerreinen. De geografische ontwikkeling van de tertiaire en quartaire sector is zichtbaar in de ontwikkeling van de centra van de steden, langs de stedelijke assen en op de knooppunten van vervoer. Ruimtelijke structuur van de ligging van de bedrijventerreinen Duidelijk is te zien dat de ruimtelijke structuur van de bedrijventerreinen is gebaseerd op de ontwikkeling van de transportmiddelen en wijze van goederendistributie. De bedrijventerreinen ontstonden langs kanalen en rivieren. De zone van het Wilhelminakanaal is zeer herkenbaar in het plangebied. Later ontstaan bedrijfsvestigingen bij het spoor. In Breda is dit sterker geweest dan in Tilburg. Meer recent zien we locaties aan (snel)wegen opkomen, aanvankelijk alleen vestigingen direct bij de afslagen maar vervolgens krijgt dit het karakter van een corridorachtige ontwikkeling. Wat zijn nu de mogelijkheden voor de toekomst? Welke economische zones zijn te onderscheiden en welke bieden perspectieven voor een verdere ontwikkeling? Wat is de betekenis van de afslagen op de hoofdinfrastructuur en/of kan via parallelle wegen en aanvullende infrastructuur deze ontwikkeling verder gaan in de zones langs die infrastructuur? De aangegeven zones op de kaart mogen niet begrepen worden als de strategie dat die zones geheel mogen verstedelijken. De zone geeft weer dat sprake is van een structurele ontwikkeling in het plangebied plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

35 die de betekenis van infrastructuur weergeeft. Daar moet rekening mee worden gehouden. Er is in de toekomst nog een flinke oppervlakte aan nieuw bedrijventerrein nodig. Uit diverse rapporten en een eerste globale gezamenlijke verkenning naar mogelijke locaties komen zoekgebieden voor toekomstige bedrijventerreinen naar voren. De locaties op het hierbij staande kaartje is gebaseerd op de locatievoorkeuren die uit de rapporten naar voren komen. De betekenis van de aanwezigheid van infrastructuur blijkt duidelijk uit het kaartje. De aanleg van de Hoge Snelheidslijn met een shuttlestation in Breda zal de strategische ligging van het gebied verder versterken. Zoekruim ten toekom stige bedrijventerrein Kleinere locatie Als belangrijke ontwikkelingszones zijn in beeld: Etten-Leur langs de A58-zuid; Breda-West langs de A16; Breda-Oost langs de A27/A58 richting Bavel; bij Oosterhout oostelijk van de A27; de zone van de A58 bij Tilburg/Gilze; Tilburg-Noordoost. De nieuwe economie kent ook moderne transportmiddelen. De betekenis van het transport van dataverkeer en personen is toegenomen. Kenniscentra, ontmoetingen en cultuur zijn hierbij van groot belang. Dat stelt andere locatieeisen en vraagt een andere meer complexe samenhangende infrastructuur. De meer intensieve economische activiteiten vestigen zich het liefst op centrale goed ontsloten locaties. Deze ontwikkeling is in de stedelijke regio reeds duidelijk zichtbaar. Het gaat hierbij om intensieve vormen van werkgelegenheid, geen productie en distributie maar handelsverkeer, advieswerk, opleidingen, onderzoek en productontwikkeling etc.. Deze activiteiten kunnen gebundeld worden op locaties in intensieve vormen met een meervoudig gebruik van de ruimte. Ter sturing van deze ontwikkeling wordt een ruimtelijke structuur voorgestaan waarbij ingezet wordt op het aangeven van knooppunten die hiervoor worden aangewezen. De stadscentra vormen niet meer alleen de concentratiegebieden van werkgelegenheid. Voor de ontwikkeling van de stedelijke regio, een stedelijk netwerk, is de ontwikkeling van een structuur met meerdere stedelijke knooppunten nodig. Onderstaande beelden zijn illustraties voor Breda en Tilburg waarbij mogelijke stedelijke knooppunten en stedelijke assen zijn aangeduid in een stedelijke structuur. Een stedelijke structuur die bestaat uit stedelijke assen en knooppunten van vervoer komt tegemoet aan de vestigingseisen voor intensieve economische functies. In het DRS en op de plankaart is deze strategie ruimtelijk vertaald. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

36 4.8 De 3 kaarten van het DRS De volgende drie kaarten vormen samen het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS): - Het Landschappelijk Raamwerk - Het Infrastructurele Netwerk - Het Stedelijk Landschap Deze drie kaarten vormen de uitgekristalliseerde eindkaarten overeenkomend met de drie lagen uit de lagenbenadering. De strategieën zijn teruggebracht tot drie kaarten waarmee een duidelijk en eenvoudige opbouw van het DRS is verkregen. Opbouw DRS Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld B asisstructuurkaart Landschappelijk Raam w erk InfrastructureelN etwerk Stedelijk Landschap 4.9 Het landschappelijk raamwerk De betekenis van het landschappelijk raamwerk Het Streekplan geeft aan op welke strategieën voor het landschappelijk raamwerk wordt ingezet (behoud en versterking landschappelijke en ecologische waarden, versterking groene geleding van de stedelijke regio e.d.). Er is voor gekozen een zogenoemd landschappelijk raamwerk op te stellen dat inzicht geeft in de landschappelijk samenhang in de stedelijke regio. Met dit landschappelijk raamwerk worden groene waarden en landschappelijke kwaliteiten veilig gesteld met als doel dat in de stedelijke regio de karakteristieke contrastrijke groene dooradering behouden blijft en zich verder kan ontwikkelen. Gelet op het schaalniveau van het uitwerkingsplan moet deze kaart globaal geïnterpreteerd worden. De kaart geeft het geheel van het landschappelijk raamwerk weer en de ruimtelijke samenhang en landschappelijke relaties tussen de deelgebieden. Het vastleggen van concrete grenzen en het bepalen van waarderingen vindt plaats bij het opstellen van structuurvisies voor afzonderlijke deelgebieden en bestemmingsplannen. Het landschappelijk raamwerk vormt een soort van groene contramal in de stedelijke regio in samenhang met het stedelijk landschap. Een belangrijk uitgangspunt voor het landschappelijk raamwerk is de Groene HoofdStructuur (GHS) uit het Streekplan en de daarin aangegeven RNLE s en de landschapsecologische zones. Daarnaast zijn daar de diverse kaarten voor benut waaronder de geomorfologische kaart; de structuurkaart; hoogtekaart e.d. Onder visieontwikkeling is al een globaal beeld geschetst over de ruimtelijke vertaling van de landschapsecologische zones. Daarnaast zijn er diverse plannen en visies van de provincie, de zeven gemeenten en de waterschappen over de gewenste groenstructuur in het plangebied. Ook met de AHS-landbouw is uitdrukkelijk rekening gehouden. De eerder opgestelde Ruimtelijke Regiovisie Breda-Tilburg geeft een beeld voor het landschappelijk raamwerk in het gebied tussen de steden. Een van de opdrachten uit die regiovisie was het groene netwerk uit te werken. De rapportage die daarvoor is opgesteld is meegenomen. Er liggen ook ideeën die plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

37 voor de reconstructie zijn opgesteld waar rekening mee is gehouden. Al die gegevens zijn bijeengebracht en vertaald naar een landschappelijk raamwerk voor de stedelijke regio Het Groene Casco In workshopverband zijn strategieën en ontwerpprincipes vertaald in een landschappelijk model, Het Groene Casco genoemd. Dit groene casco is een model. Dit model is een bouwsteen voor het landschappelijke raamwerk. Er is een groen raamwerk van 1 e en 2 e orde onderscheiden. Het idee hierbij is dat in het 1 e orde raamwerk verstedelijking te allen tijden moet worden uitgesloten. Het 2 e orde raamwerk betreft de structuur en geleding in het groen/blauwe netwerk. Het groene casco omsluit afzonderlijke deelgebieden, ook wel de kamers van het casco genoemd, die een eigen functie hebben. Veel kamers zijn al benut voor verstedelijking of zijn in gebruik bij de landbouw. Het model geeft de te behouden landschappelijke hoofdstructuur voor de lange termijn weer en laat genuanceerd ruimte voor de inrichting en het gebruik van de deelgebieden binnen die structuur. In de meest extreme vorm van verstedelijking, als alle deelgebieden voor wonen, werken etc. worden benut, moet Het Groene Casco behouden blijven. Het model geeft dus de landschappelijke hoofdstructuur weer en onderscheidt een 1 e en 2 e orde systeem. Het model geeft inzicht in welke regionale groene hoofdstructuur behouden en versterkt moet worden. Het model is een globaal raamwerk dat mede de basis heeft gelegd voor het landschappelijk raamwerk, schaal 1: Daarbij zijn de deelgebieden nader bezien op de daar aanwezige waarden. Dat heeft geleid tot het inzicht dat bepaalde deelgebieden van verstedelijking moeten worden uitgesloten vanwege de op regionaal niveau belangrijke aanwezige natuur en landschapswaarden. Die deelgebieden zijn: Oosterhout-Noordoost/de Willemspolder, het gebied tussen Dongen en Rijen, de Lange Rekken en deelgebieden in de zone die loopt van Breda naar Gilze en Riel. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

38 4.9.3 Ruimtelijke vertaling landschapsecologische zones Op de streekplankaart zijn drie landschapsecologische zones aangegeven. Als uitwerkingsregel is opgenomen: het waarborgen van de functie en kwaliteit van landschapsecologische zones, die een buffer vormen tussen stedelijke kernen en die veelal ook buiten de stedelijke regio gelegen natuurwaarden (o.a. de Regionale Natuur en LandschapsEenheden) verbinden. Daarop aansluitend het in samenhang met deze zones verder ontwikkelen van stedelijke groenstructuren, vooral ook in relatie tot de mogelijkheden voor recreatie. De landschapecologische zones (LEZ s) hebben een bovenlokale betekenis voor een duurzame ruimtelijke structuur. Het is de bedoeling de bufferfunctie van de LEZ s duurzaam te verankeren in de uitwerkingsplannen en de verbindingsfunctie tussen buiten de stedelijke regio gelegen gebieden met ecologische waarden vorm te geven. Waar dit niet in strijd is met aanwezige ecologische waarden, kan de toegankelijkheid van deze zones voor de (dag)recreërende stedeling worden verbeterd. De ruimtelijke samenhang met stedelijke groenstructuren kan worden versterkt. De LEZ s hebben een functie als bufferzones in de stedelijke regio, een functie voor natuur en landschap en voor recreatie. Ze kunnen gezien worden in relatie tot de GIOS-opgaven (Groen In en Om de Stad) voor de grote steden. De LEZ s kunnen qua maat en schaal niet vergeleken worden met de ecologische verbindingszones, het gaat om brede zones die binnen de stedelijke regio een geledende functie vervullen om te voorkomen dat de stedelijke regio haar groene dooradering zou verliezen als gevolg van een doorgaande verstedelijking. Om dit veilig te stellen zijn deze op plankaart 1 aangegeven. Op de twee kaartjes is de ligging van de LEZ s ruimtelijk nader vertaald. De bedoeling van de LEZ s is o.a. het verbinden van natuurgebieden. Daarom zijn ook de grotere samenhangende groengebieden op het kaartje aangegeven met de passende naamgeving NLE (Natuur- en LandschapsEenheden). De aangegeven NLE s zijn van structurele betekenis voor de ruimtelijke opbouw van de stedelijke regio. Op het kaartje Uitwerking Landschapsecologische Zones is een globale, meer concrete ruimtelijke vertaling van deze zones naar het plangebied gemaakt. De vertaling van de drie LEZ s wordt hieronder beknopt toegelicht. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

39 De LEZ tussen Breda en Etten-Leur Deze LEZ heeft een geledende en bufferende functie in het gebied tussen de bebouwing van Breda en Etten-Leur. Tussen Breda en Etten-Leur kunnen drie noord-zuid zones onderscheiden worden, namelijk de zone westelijk langs de rijksweg en HSL, de LEZ en het landbouwgebied tussen de LEZ en de bebouwing van Etten-Leur. Gezien de maat en schaal van die zones en het stedelijk gebied moet hier al gauw gedacht worden aan een LEZ van circa 1 km breed, welke overeenkomt met de breedte van het Liesbosch. Daarmee wordt een robuuste groene geleding verkregen die van verstedelijking wordt gevrijwaard. De ligging van deze LEZ sluit goed aan op de ruimtelijke visies die de gemeenten Breda en Etten-Leur met betrekking tot deze zone hebben opgesteld. De twee LEZ s in het gebied tussen Breda en Tilburg De gebiedskenmerken tussen Gilze en Rijen, Dongen en Tilburg zijn zodanig divers van aard dat in de huidige situatie de ligging van de LEZ s niet zonder meer duidelijk is. In de noord-zuid richting is hier sprake van een gelede en gedifferentieerde opbouw met eigen gebiedskenmerken. In de eerder opgestelde ruimtelijke regiovisie Breda-Tilburg (mei 1999) heeft het tussengebied nadrukkelijk de aandacht gehad. In die visie zijn meerdere landschapsecologische zones aangegeven. Zo is er o.a. ook een groene geledende zone tussen Oosterhout en Dongen aangegeven. De bedoeling van de landschapsecologische zones in de regiovisie was om binnen de stedelijke regio een groene geleding blijvend veilig te stellen. De vertaling van de in het Streekplan aangegeven LEZ s kunnen niet los gezien worden van de in de regiovisie opgenomen landschapsecologische zones. De twee LEZ s hebben een onderlinge samenhang via de daartussen gelegen bosgebieden. Daarnaast vormen deze een samenhangende structuur met de gewenste groene geledingen uit de regiovisie Op het kaartje is de ruimtelijke vertaling van die samenhang weergegeven. Er kan een doorlopende bosachtige zone worden onderscheiden die loopt van boswachterij Dorst naar de bosgebieden ten zuidwesten van Tilburg. Deze zone zou in de toekomst verder versterkt kunnen worden. Vanuit deze boszone zijn landschappelijke geledingen en/of ecologische verbindingen onderscheiden die hierop aansluiten. Deze zijn op de kaart met pijlen aangeduid. Zo is de gewenste groene geleding tussen Oosterhout en Dongen aangegeven evenals een tweetal aan de zuidzijde welke gevormd worden door de zone van de Donge en de Leij. Er is geen doorlopende LEZ aan de westzijde van Gilze aangegeven. Dit vanwege de ruimtelijke karakteristiek en het geomorfologische en landschappelijk patroon. Het gebied maakt wel deel uit van het landschappelijke raamwerk. Een tweede brede ecologische en landschappelijke verbinding is wenselijk aan de oostzijde van Breda als onderdeel van een robuuste groen/blauwe structuur. Deze is opgenomen in het landschappelijk raamwerk en op de plankaart met de aanduiding landschapsontwikkeling. In paragraaf is dit verder beschreven. Op het kaartje is het gebied van het Rijens Broek afzonderlijk met blauw aangeduid omdat dit gebied een eigen nat en meer open karakter heeft. Op de kaart historisch natte gebieden welke is opgenomen in de nota Watersystemen in beeld staat aangegeven dat dit voorheen een groot moerasgebied was. Dit is eveneens zichtbaar op de historische topografische kaart. Voorgestaan wordt het huidige karakter van dit gebied te behouden en te ontwikkelen. De functie landbouw blijft behouden waarbij in de toekomst een verdere vernatting van het gebied (vooral aan de zuidzijde bij het Wilhelminakanaal) in de rede ligt. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

40 4.9.4 Het landschappelijk raamwerk en de legenda-eenheden Op de kaart van het landschappelijk raamwerk is het aantal gebruikte legendaeenheden beperkt gehouden voor de overzichtelijkheid van het kaartbeeld en sluit aan bij het schaalniveau van het uitwerkingsplan. Dit heeft geleid tot de volgende opbouw van het landschappelijk raamwerk: Natuurparels, bos en overig natuurgebied (donker groen) Deze gebieden zijn onderdeel van de GHS-natuur. De bos/natuurfunctie van deze gebieden is bepalend voor de ruimtelijke en functionele kwaliteit van deze landschappen. Landschap met hoge natuurwaarden + groene schakels + landschappelijk waardevolle overgangsgebieden (licht groen) Deze gebieden vallen binnen de GHS-landbouw en de AHS-landschap. Het zijn meestal in agrarisch gebruik zijnde gebieden met belangrijke (potentiële) natuurwaarden, zoals voor de das of voor struweelvogels. De samenhang van agrarisch grondgebruik en natuurbeheer en -ontwikkeling is bepalend voor de kwaliteit van deze landschappen. Daarnaast zijn landschappelijke waardevolle overgangsgebieden en gebieden welke een schakel vormen in het raamwerk opgenomen. Waardevol agrarisch landschap (geel) Dit zijn te behouden waardevolle agrarische (open)landschappen en kleinschalige productielandschappen met landschappelijke cq. cultuurhistorische waarden of landschappen die waardevol zijn als relatief open en groene buffers tussen kernen of als gradiënt/overgang tussen contrasterende landschappen. Het betreft o.a. de volgende gebieden: Het gebied rondom Den Hout; de zone ten oosten en ten zuidoosten van Etten- Leur; de waardevolle open kleigebieden en het overgangsgebied ten noorden plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

41 van Etten-Leur; de zone lopend van Breda via Molenschot naar Gilze en Riel; het gebied tussen Dongen en Rijen; het gebied Kouwenberg en omgeving in Tilburg Noordoost; de gebieden ten zuidoosten van Tilburg/Goirle. Deze gebieden komen niet voor een stedelijke occupatie in aanmerking omdat ze daarmee hun karakter en landschappelijke kwaliteit verliezen. Rekening moet gehouden worden met het eigen karakter van die gebieden. Zo zijn in de zone ten oosten van Etten-Leur kleinschalige ontwikkelingen toelaatbaar die passen in het landschap. De maat en openheid van de Willemspolder is van een zo bijzondere eigen en unieke kwaliteit dat occupatie voor verstedelijking maar ook voor intensieve landbouwfuncties in dit gebied moet worden geweerd. Het open landschap tussen Dongen en Rijen ontleent o.a. haar kwaliteit door de bosranden die dit gebied omsluiten en heeft tevens betekenis als een onbebouwde ruimte tussen het bedrijventerrein Tichelrijt en de kern Rijen. Het agrarische gebied ten noordoosten van Tilburg heeft een eigen ruimtelijke en functionele kwaliteit als gebied tussen de Loonse en Drunense Duinen en de beoogde zoekruimte voor verstedelijking over het spoor. Het grootste gele gebied ligt ten oosten van Breda en beslaat feitelijk drie verschillende landschappen: het gebied tussen Breda-Oost en Gilze; het gebied tussen de Grootte Ley en de Hultense ley en het gebied tussen Riel en de Hultense ley. Dit is een doorlopende zone welke ruimtelijk aan de noord en zuidzijde begrensd wordt door bosgebieden die in dezelfde richting lopen. Het gebied tussen Breda en Gilze is een kleinschalig agrarisch landschap met een tweetal beeklopen die parallel lopen met de richting van de aansluitend gelegen bosgebieden. Dit gebied heeft een eigen ruimtelijk karakter. Er is een nieuwe brede ecologische verbinding aangeven tussen de twee bosgebieden. In het kader van het reconstructieplan voor De Baronie is ten zuiden van de A58 westelijk van de kern Gilze en ook aan de oostzijde in een smalle strook westelijk van de Hultense Leij een landbouwontwikkelingsgebied gepland. Het gaat hierbij om de inplaatsing van enkele intensieve landbouwbedrijven. Dit is op de aangegeven locaties inpasbaar voor zover het om enkele bedrijven die landschappelijk zorgvuldig kunnen worden ingepast. Waardevol open landschap (groen met horizontale witte streep) Dit is het agrarische landschap van de Willemspolder dat nog een relatief grote openheid heeft en cultuurhistorisch betekenis gelet op de oorspronkelijke hydrologische functie van dit gebied. Dit grote open gebied op de naad van Brabant is waardevol om te behouden. Beekdallandschap (de blauwe structuurlijnen) In deze zones is ruimte nodig voor verdere ontwikkeling en herstel van het beeklandschap. Hier liggen natuur- en landschapswaarden die gekoppeld zijn aan het beekdalsysteem. Als uitgangspunt geldt dat de gewenste natuurontwikkeling langs de beken goed samen kan gaan met het vergroten van het waterbergend vermogen. Op de kaart is dit met een lichtblauwe kleur ter weerszijde van de waterlopen aangegeven. Het gebied van de Lange Rekken kan op termijn een ruimere functie krijgen dan het gebied nu heeft. Voorlopig is dat niet nodig. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

42 Overige aanduidingen De betekenis van de legenda-eenheden Integratie stad-land en Stedelijke groene drager staan beschreven in hoofdstuk 6. In de zone langs de Bredase weg tussen Tilburg en Rijen is een verdere verstedelijking mogelijk indien dat gekoppeld wordt aan een versterking van de landschappelijke structuur. Dit sluit goed aan bij de ruimtelijke structuur en de historische betekenis van deze gebieden. Ten noorden van Prinsenbeek is een landschappelijke overgangszone opgenomen als overgang naar de natuurgebieden ten noorden daarvan. Ten noorden van Dongen is de wenselijkheid tot uitdrukking gebracht voor landschapsontwikkeling waarbij de richtingen in het landschap het uitgangspunt vormen voor de realisering van beplantingssingels. Het doel hiervan is de landschappelijke samenhang tussen bebouwing en het omringende landschap te verbeteren. Ten noorden van het bedrijventerrein De Wildert is een natte ecologische verbindingszone aangegeven, enerzijds als geledingszone en anderzijds als verbinding tussen het natuurgebied Lobelia en de Lange Rekken. Buiten het plangebied is aangegeven dat het wenselijk is in de aanliggende landelijke regio s er rekening mee te houden dat het landschappelijk raamwerk in die gebieden doorloopt Het infrastructurele netwerk Voor het verkeer- en vervoerssysteem is een kaartbeeld opgesteld, waarin de bestaande en toekomstige (harde, dus uitvoeringszekere) plannen op het gebied van infrastructuur in beeld zijn gebracht. Op de infrastructuurkaart zijn tevens de ontwikkelingen voor de toekomst aangegeven. Dus ook zachte plannen op het gebied van infrastructuur zijn opgenomen. Als input is gebruik gemaakt van gegevens die de projecten OWN+ (Onderliggend WegenNet plus) en O.V.-netwerk BrabantStad plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

43 opleveren. Zo is bijvoorbeeld hoogwaardig openbaar vervoer en zijn toekomstige nieuwe stations voor een goed O.V.-netwerk van groot belang. Hoe kan vanuit ruimtelijke ordening gezien het beste worden aangesloten bij een dergelijk netwerk zodat de kansen voor een goed functionerend O.V.-netwerk worden vergroot? Ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer kunnen elkaar versterken, wat resulteert in kwalitatief betere planvorming. Op de infrastructuurkaart is goed zichtbaar dat sprake is van twee stedelijke concentratiegebieden met een eigen infrastructureel netwerk. Voor een goede bereikbaarheid zijn met de toegenomen verstedelijking nieuwe binnenringen en buitenringen aangelegd. De vervoerrelaties zijn al lang niet meer alleen op de centra van de steden gericht. Er is een complex netwerksysteem van vele vervoersrelaties ontstaan. De legenda op de infrastructuurkaart kent een onderscheid naar Structuur en Strategie. De Structuur is opgebouwd uit elementen van de huidige infrastructuur, incl. harde plannen. De Strategie bestaat uit de volgende toekomstige ontwikkelingen: - Voor enkele wegvakken in de zone van de (inter)nationale wegverbindingen is inzetbaarheid voor regionale vervoersstromen onmisbaar. Voor de A27 tussen Breda en Oosterhout dient capaciteitsverruiming gevonden te worden op of naast de A27. Daarnaast is voor de regionale verbinding tussen Breda en Etten-Leur uitsluitend de rijksweg A58 beschikbaar. Hier vormt het regionale medegebruik uitgangspunt. - Verwacht wordt dat er ook nog problemen op de A58 kunnen gaan ontstaan, met name in de omgeving van Tilburg. - Tussen Oosterhout en Dongen is een kwalitatieve verbetering van de wegverbinding noodzakelijk. Hiervoor is de bestaande infrastructuur in beeld, maar wordt ook gedacht aan een nieuwe wegverbinding tussen het noordelijke aansluitpunt en een nieuw zuidelijk aansluitpunt (aangeduid als nieuwe afslag 1 e orde) die op een adequate wijze aanhaakt op de Vierbundersweg. - Als nieuwe afslag 1 e orde is de aansluiting bij Udenhout opgenomen. De aansluitingen bij Bavel en Etten-West zijn aangegeven als opwaardering tot afslag 1 e orde vanwege de aanliggende gebieden waar volgens de kaart het Stedelijk Landschap (kaart 21) transformatie toelaatbaar is. - Het project O.V.-netwerk Brabantstad voert een MIT-verkenning uit. Daarin worden nu drie verschillende strategische vervoerscenario s uitgewerkt. De scenario s onderscheiden zich in hoofdzaak door de keuze van de plaats en de kwaliteit van verknopingen van vervoerssystemen. In plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

44 een latere fase zullen die scenario s tegen elkaar worden afgewogen en zal uiteindelijk naar één synthesevariant worden gewerkt. - Aan de spoorverbindingen zijn locaties aangegeven waar mogelijk nieuwe stoptreinstations wenselijk zijn. - De goederensporen (stamlijnen) in de spoorzone van Breda verdwijnen in het kader van het Sleutelproject Spoorzone Breda. De functie van het goederenspoor tussen Rijen en industrieterrein Vijf Eiken (Oosterhout) staat ter discussie vanwege de geringe potentie en de ligging in de GHS. - Voor het Wilhelminakanaal is aangegeven dat ingezet wordt op capaciteitsvergroting voor het gedeelte dat door Tilburg loopt. - Aan het Wilhelminakanaal bij Dongen wordt ingezet op de aanleg van nieuwe laad- en losvoorzieningen. - Vooral ter plaatse van de invalswegen bij de steden is de realisering van een aantal transferia wenselijk. Mogelijke locaties hiervoor zijn als in studie aangeduid. Deze zijn vaak gekoppeld aan nieuwe verknopingen van vervoerssystemen. In het algemeen geldt dat afslagen van het hoofdwegennet die aansluiten bij regionale of hoofdstedelijke verbindingen meer prioriteit hebben wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen dan afslagen aan hoofdwegennet alleen; koppeling met ruimtelijke ontwikkelingen ligt bij de eerste categorie voor de hand Stedelijk landschap De kaart geeft weer waar de verstedelijking zich in de toekomst in de vorm van nieuw stedelijk ruimtebeslag zou kunnen ontwikkelen. Die verstedelijking wordt ingekaderd door het landschappelijke raamwerk (met groen aangegeven) waarbij het beekdalsysteem mede structurerend is. De gebieden die gelegen zijn tussen het landschappelijke raamwerk en het bestaande stedelijke gebied kunnen in de toekomst in aanmerking komen voor een transformatie naar een nieuwe plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

45 inrichting en functie. Dit zijn de zoekgebieden voor de verstedelijking van de stedelijke regio op de lange termijn. De ruimtelijke en functionele betekenis van deze gebieden is zodanig dat functieverandering en herinrichting toelaatbaar is mits dat nodig en wenselijk is vanwege het verstedelijkingsbeleid. Daarom zijn deze gebieden aangeduid met transformatie afweegbaar. Daarnaast is nog als een bijzonder zoekgebied voor verstedelijking opgenomen de aanduiding integratie stad-land. Als we nader inzoomen op de topografische kaart van Noord-Brabant is te zien dat in veel gebieden sprake is van een verwevenheid van groene met rode functies. Dit geeft een gebied een eigen ruimtelijke kwaliteit. Deze gebieden zijn belangrijk in het landschappelijk raamwerk en vormen mede het contrastrijke van Noord-Brabant. De zone van de Bredase weg wordt gekenmerkt door een verwevenheid van rode en groene functies. Mede om het ruimtelijke karakter van deze historische lijn tussen de twee steden te versterken is een herinrichting van rode met groene functies in deze zone wenselijk. Voor de ontwikkeling van de verstedelijking is het belangrijk de stedelijke hoofdstructuur verder te versterken. Deze wordt vooral bepaald door de centrumgebieden, de verstedelijkingsassen en de knooppunten van vervoersystemen. Deze elementen vormen de dragers van de stedelijke structuur. De ontwikkeling en versterking van deze structuurdragers wordt gestimuleerd en is van groot belang voor de beleving van de stedelijke structuur en de oriëntatie binnen die structuur. De kaart stedelijk landschap biedt een lange termijn perspectief voor de verstedelijking van de stedelijke regio. Het geeft de mogelijke nieuwe stedelijke uitbreidingsgebieden weer. Tegelijkertijd geeft de kaart de grenzen voor de verstedelijking aan als we het landschappelijk raamwerk op de lange termijn willen behouden. Vanuit dit laatste perspectief ( backcasting vanuit een mogelijke toekomst) maakt de kaart duidelijk dat voor het behoud van verstedelijkingsmogelijkheden op de lange termijn we zorgvuldig met de gebieden transformatie afweegbaar moeten omgaan. De kaart geeft aan dat er nog een flinke oppervlakte voor verstedelijking mogelijk is zonder dat steden en kernen aaneengroeien. Bij Oosterhout en Dongen ligt het zoekgebied tussen beide kernen. Om hier het aaneengroeien van Oosterhout en Dongen te voorkomen is tussen beiden kernen een groene geleding aangegeven die veilig gesteld moet worden. Bij Etten-Leur liggen de zoekgebieden aan de noord en zuidzijde. Bij Breda juist aan de west- en oostzijde. De uitbreidingsmogelijkheden van Rijen zijn beperkt. Rondom Gilze zijn de ruimtelijke mogelijkheden uitgebreider. Bij Tilburg ligt het toekomstig verstedelijkingsperspectief aan de noordoostzijde. Goirle heeft, na het uitbreidingsplan Boschkens, geen uitbreidingsmogelijkheden. Aan de westzijde van Riel is nog enige uitbreiding van het stedelijke gebied mogelijk. In hoofdstuk 7 Ruimtelijke ontwikkelingen per deelgebied zijn de zoekgebieden voor verstedelijking beschreven. Het provinciale beleid gaat uit van een zorgvuldig gebruik van de ruimte. Dit houdt o.a. in dat om te voorzien in de ruimtebehoefte allereerst de ruimtelijke mogelijkheden in het bestaande stedelijke gebied benut moeten worden. De gebieden die op de kaart zijn geduid met herstructurering en centrumontwikkeling zijn in dit opzicht belangrijk. Het overige stedelijke gebied is aangeduid met beheer en intensivering. Het laatste woord duidt er op dat in beginsel, waar dat mogelijk en ruimtelijk verantwoord is, een intensivering van het ruimtegebruik afweegbaar is. De gebieden waar transformatie afweegbaar is plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

46 komen in beeld om te voorzien in de stedelijke ruimtebehoefte waarvoor nog geen plancapaciteit beschikbaar is en voor zover het bestaande stedelijke gebied daarvoor onvoldoende ruimte biedt. Bij inrichtingsplannen voor de zoekgebieden voor verstedelijking moet rekening gehouden worden met de watertoets (zie 1.6) De kaart van het DRS Het DRS vormt het ruimtelijk kader voor ontwikkelingen in het plangebied. Het DRS stuurt de stedelijke ontwikkelingen met betrekking tot het wonen, het werken en de stedelijke voorzieningen, inclusief de sportvoorzieningen (exclusief golfbanen). Daarnaast vormt het een duurzaam ruimtelijk kader voor het behoud en ontwikkeling van het landschap en de infrastructuur. Het DRS is sturend voor de verstedelijking van de stedelijke regio. De bovenstaande uitgebreide DRS-kaart is een samenvoeging van de drie voorgaande kaarten. In de definitieve DRS-kaart, hieronder weergegeven, zijn een aantal legenda-eenheden die het landschappelijk raamwerk vormen samengevoegd. Deze kaart is onderdeel van de plankaart. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

47 Begrenzing van de stedelijke regio Uit het DRS komt naar voren dat de begrenzing van de stedelijke regio zoals aangegeven in het Streekplan verlegd moet worden. De begrenzing is o.a verlegd: - Aan de noordwestzijde van Breda tot aan de begrenzing van het landschappelijk raamwerk. Dit gebied moet als een samenhangend gebied bezien worden. - Aan de zuidzijde van Etten-Leur over rijksweg A58 heen tot aan het daar gelegen beekdal. De begrenzing loopt door over het grondgebied van de gemeente Rucphen en ook in het aansluitend gelegen uitwerkingsplan opgenomen. Consequenties van het DRS voor de glastuinbouw In het Streekplan staan in de stedelijke regio Breda-Tilburg een relatief groot aantal vestigingsgebieden voor glastuinbouw aangegeven. Deze gebieden zijn veel ruimer begrensd dan nodig is om te voorzien in de ruimtebehoefte. De gemeenten moeten nader bepalen welke gedeelten van die vestigingsgebieden in aanmerking komen om te benutten voor glastuinbouw. In dit uitwerkingsplan wordt daar een eerste aanzet voor gegeven. Dat is nodig omdat voor de gemeenten Breda, Etten-Leur, Dongen en Oosterhout relatief grote gebieden, als vestigingsgebied glastuinbouw in het Streekplan zijn opgenomen en die ook voor een belangrijk deel voor transformatie naar verstedelijking in aanmerking komen (zie de kaart Het stedelijk landschap). Als we het landschappelijk raamwerk leggen op de vestigingsgebieden voor glastuinbouw komt direct naar voren welke deelgebieden niet voor glastuinbouw benut moeten worden omdat die een aantasting vormen van het landschappelijk raamwerk. Glastuinbouw is in de volgende deelgebieden niet wenselijk: - Het gebied ten zuiden van het Liesbos dat onderdeel vormt van de landschapsecologische zone alsmede de (met geel geduide) landschappelijke zone ten oosten en zuidoosten van Etten-Leur. - Ten oosten van Oosterhout het gebied De Willemspolder dat als open agrarisch gebied en gelet op het watersysteem zo lang als mogelijk behouden moet blijven. - Het gebied direct ten noorden van Dongen. Hierbij wordt aangesloten bij de bevindingen uit de conceptnota Toekomstperspectief voor landbouw en landschap van de gemeenten Dongen en Loon op Zand. Dit betekent dat nieuwvestiging voor glastuinbouw, intensieve veehouderij en boomteelt gezocht wordt direct ten noordoosten van het aangegeven glastuinbouwgebied. - Het gebied noordelijk van Etten-Leur voor zover gelegen in het maalstopgebied en tevens laag gelegen, is vanuit het watersysteem als minder geschikt aan te merken. Met het vervallen van deze deelgebieden blijft er in beginsel nog voldoende oppervlak aan vestigingsgebied glastuinbouw over om te voorzien in de provinciale ruimtebehoefte voor glastuinbouw. Voor de stedelijke regio is door de provincie een programma opgesteld voor glastuinbouw (zie 5.6). Dit programma is mede uitgangspunt voor het op te stellen regionale ontwerp. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

48 5 Programma 5.1 Inleiding In paragraaf 2.3 staat al globaal beschreven hoe het programma is opgebouwd. Tevens komen aan de orde infrastructuur en landschapsontwikkeling. De programma s voor wonen en werken zijn gebaseerd op die uitgebreidere deelrapportages welke door de stuurgroep zijn vastgesteld. In dit hoofdstuk is de regionale planningsopgave voor wonen en werken uitgewerkt tot 2015 met een doorkijk naar In beeld is gebracht welke capaciteit voor woningbouw en voor nieuwe bedrijventerreinen al beschikbaar is in vigerende en in voorbereiding zijnde plannen. In lijn met het uitgangspunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is bij het vinden naar nieuwe ruimtelijke mogelijkheden voor woon- en werklocaties het accent gelegd op inbreidings- en herstructureringslocaties in het bestaand stedelijke gebied. Vervolgens wordt aangegeven welke capaciteit aan uitbreidingsplannen nodig is. Daarnaast is onderzocht met welke kwalitatieve aspecten hierbij rekening moet worden gehouden. Het programma voor het uitwerkingsplan van de stedelijke regio kan na verloop van tijd als gevolg van nieuwe prognoses en veranderende inzichten worden bijgesteld. Flexibiliteit in planning en uitvoering is daarom nodig. Zie hiervoor tevens hoofdstuk 6 en Planningsmethodiek en monitoring De planningsmethodiek is er op gericht er voor te zorgen dat: er voor de komende 3 tot 5 jaar voldoende woningbouwlocaties en uitgeefbaar bedrijventerrein in bestaande plannen zijn vastgelegd en dat het aanbod ervan gedifferentieerd is en aansluit op de kwalitatieve behoefte; er voor de komende 10 jaar bestemmingsplannen worden opgesteld voor woningbouwlocaties en bedrijventerreinen met een eerste zicht op hun kwalitatieve invulling; er voor de periode daarna zoekgebieden worden aangegeven waar transformatie in de vorm van nieuw te ontwikkelen woningbouwlocaties en bedrijventerreinen afweegbaar is. Aan deze planningsmethodiek is een cyclus van monitoring en beleidsevaluatie gekoppeld. Monitoring maakt het mogelijk tijdig ontwikkelingen te signaleren en flexibel om te gaan met de planningscapaciteit, zodat er tijdig nieuwe bestemmingsplannen worden opgestart en tevens overcapaciteit wordt voorkomen. Indien op basis van monitoring blijkt dat (bijvoorbeeld als gevolg van planuitval of resultaten uit nieuwe behoefteramingen) aanvullende locaties nodig zijn, kan de planning periodiek worden bijgesteld. Hiertoe worden de op de plankaart aangeduide zoekgebieden voor de langere termijn in de tijd naar voren gehaald. Er is op die manier sprake van voortschrijdende planning op basis van voortschrijdend inzicht. De afspraken over monitoring zijn opgenomen in hoofdstuk 8. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

49 5.3 Regionale planning wonen Kwantitatieve planningsopgave Het woningbouwprogramma is afgeleid van de provinciale prognose uit oktober De hieruit resulterende aantallen geven aan met welke aantallen de woningvoorraad moet toenemen om in de woningbehoefte te kunnen voorzien. Het woningbouwprogramma voor de periode voor de stedelijke regio Breda-Tilburg bedraagt ca woningen. Voor de periode zijn dit ca woningen. Tabel 5.1 Netto toename woningvoorraad stedelijke regio Breda-Tilburg Periode Totaal Totaal Aantallen De huidige woningvoorraad (per ) omvat woningen. In 2020 is deze volgens de prognose gegroeid tot woningen, een toename van woningen. Dit betekent dat in de stedelijke regio de woningvoorraad met bijna 20% zal toenemen ten opzichte van het aanwezige aantal woningen in Naast dat er gebouwd moet worden voor de toename van de woningvoorraad zal er uiteraard ook een bouwinspanning gepleegd moeten worden op het terrein van vervangende nieuwbouw en aanpassingen in bestaande woongebieden. Deze vervangende nieuwbouw is dus niet in bovenstaande cijfers verwerkt. De ontwikkeling van inbreidings- en herstructureringslocaties heeft prioriteit. Streefwaarde is om ca. 50% van het programma in het bestaand stedelijk gebied te realiseren. Op basis van het voorliggende programma kan worden geconstateerd dat tot 2015 in totaal in de stedelijke regio Breda-Tilburg deze streefwaarde haalbaar is. Daarnaast is er sprake van een drietal randvoorwaarden bij de toedeling van de prognose over de regio en de afzonderlijke gemeenten: 1. De stedelijke regio Breda-Tilburg is vooral ingegeven door een ruimtelijke samenhang. Er is geen sprake van één woningmarkt voor de hele regio. Uit onderzoek blijkt dat er sprake is van twee deelgebieden, één woningmarktgebied rondom Breda en één rondom Tilburg. Een bijzondere positie wordt ingenomen door Gilze en Rijen. Deze gemeente is zowel georiënteerd op Tilburg als op Breda. In dit uitwerkingsplan wordt in het programma wonen rekening gehouden met de twee subregio s. Met andere woorden: er moet een redelijk evenwicht blijven in de verdeling van de woningbouwcapaciteit tussen de twee woningmarktgebieden. 2. In het Bestuursakkoord van de provincie is vastgelegd dat elke gemeente in het landelijk gebied tenminste voor de eigen behoefte woningen mag bouwen. Deze beleidslijn is tevens van toepassing verklaard voor de gemeenten in de stedelijke regio s. 1 In het Streekplan Brabant in balans staat het aantal te bouwen woningen vermeld voor de periode Dit cijfer is gebaseerd op de vorige prognose van oktober In het uitwerkingsplan wordt uitgegaan van de meest actuele cijfers zijnde de prognose van oktober 2002 voor de periode plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

50 In bovengenoemde prognose voor de stedelijke regio is tevens een beleidsmatige vertaling van de migratie opgenomen. Deze geeft dus geen beeld van de eigen woningbehoefte per gemeente. Via een herberekening 2 is bepaald wat de opgave voor de eigen behoefte is per gemeente. In de bijlage 9.3 is de onderbouwing van deze cijfers te vinden. Voor het uitwerkingsplan geldt aldus dat de eigen behoeftecijfers het aantal woningen aangeeft dat elke gemeente in de stedelijke regio tenminste mag bouwen. De benodigde woningen voor migratie worden echter toegerekend naar de stedelijke regio als geheel en niet naar de afzonderlijke gemeenten. Deze worden dan ook verdeeld op basis van ruimtelijk-kwalitatieve overwegingen. 3. In de prognose is een vooruitberekening van de woningvoorraad voor de stedelijke en landelijke regio s opgenomen, waarbij uitgegaan is van gemeenten. De grenzen van de stedelijke regio lopen echter dwars door een aantal gemeenten heen, waardoor die gemeenten deels bij een stedelijke en deels bij een landelijke regio behoren. De volgende kernen maken deel uit van enkele gemeenten van de stedelijke regio Breda-Tilburg, maar liggen buiten de grenzen van de stedelijke regio: - Gemeente Dongen: de kernen s Gravenmoer en Dongen-Vaart/Klein Dongen landelijke regio Groot Langstraat; - Gemeente Breda: de kernen Ulvenhout en Effen landelijke regio Zundert e.o.; - Gemeente Oosterhout: de kern Den Hout landelijke regio Moerdijk e.o. Voor deze landelijke kernen is het beleid voor de landelijke regio s van toepassing. Met andere woorden, in deze kernen wordt slechts voor de eigen behoefte gebouwd en niet voor migratie. Via een herberekening is de prognose van de woningvoorraad aangepast. Hierbij wordt de benodigde woningvoorraad tengevolge van migratie toegerekend aan de stedelijke regio. Zodoende is de maximale toename voor de eigen behoefte per landelijke kern berekend, zie bijlage 9.4. In totaal gaat het om 400 woningen tot 2015 en 500 woningen tot Hierbij dienen twee opmerkingen te worden geplaatst: a. Een gezamenlijke verdeling van het programma is mogelijk tussen de twee Dongense kernen s Gravenmoer en Dongen-Vaart/Klein Dongen aangezien deze in directe nabijheid van elkaar liggen. b. Het is niet waarschijnlijk dat de geprognosticeerde aantallen in Ulvenhout realiseerbaar zijn, omdat deze kern binnen een Regionale Natuur- en Landschapseenheid is gelegen. Het programma voor de landelijke kernen betekent dat bovengenoemd budget voor de stedelijke regio tot 2015 feitelijk moet worden verminderd met ca. 400 woningen, en tot 2020 met ca. 500 woningen Relatie woningbouwprogramma met verstedelijkingsafspraken Voor de stadsregio s Breda en Tilburg zijn afspraken gemaakt tot 2005 in het kader van de Vinex. Voor de periode tot 2005 worden de bestaande afspraken als uitgangspunt gehanteerd voor het regionale woningbouwprogramma van de stedelijke regio. Momenteel vindt voorbereiding plaats van nieuwe verstedelijkingsafspraken voor de periode Vooruitlopend hierop zijn in maart 2002 convenanten Intentieafspraken verstedelijking 2010 gesloten tussen het rijk, de provincie, de gemeenten Breda; Etten-Leur en Oosterhout en de gemeenten Tilburg en s-hertogenbosch. Hierin zijn zowel 2 Door het berekende migratiecijfer naar personen per gemeente te delen door de gemiddelde woningbezetting in die gemeente is die prognose te herleiden tot de eigen behoefte in aantallen woningen. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

51 kwantitatieve als kwalitatieve ambities opgenomen ten aanzien van wonen, milieu, werken, groen, openbaar vervoer en infrastructuur. In het voorjaar van 2004 zullen de intentieafspraken worden omgezet in woningbouwafspraken voor de periode Belangrijk doel hierbij is de woningbouwproductie te versnellen. Gelet op de spanning op de woningmarkt wil het rijk daarbij de inzet van rijksgelden (BLS-subsidies) primair richten op de kwantitatieve problemen ten aanzien van woningbouw. Bij de verdeling en uitbetaling van de subsidies wil het rijk prikkels inbouwen voor tempo en productie. Kwalitatieve aspecten worden doorgeschoven naar het ISV-traject en de hieraan gekoppelde gelden Kwalitatieve planningsopgave Uit het voorgaande blijkt dat er sprake is van een forse kwantitatieve opgave in deze stedelijke regio. Daarnaast ligt de nadruk van het regionale woningbouwprogramma vooral op de kwalitatieve invulling. De belangrijkste opgave op de woningmarkt is te zorgen voor een zo goed mogelijke afstemming tussen vraag en aanbod. In kwantitatieve zin én in kwalitatieve zin. Hierbij gaat het niet alleen om de woning zelf, maar meer en meer ook om de woonomgeving. Binnen de woningmarktgebieden van de stedelijke regio Breda-Tilburg doen zich op dit moment een aantal ontwikkelingen en knelpunten voor. Ten behoeve van dit uitwerkingsplan is door bureau Gerrichhauzen & Partners onderzoek verricht naar de belangrijkste knelpunten en zijn strategieën geformuleerd die als uitgangspunt dienen voor het regionale woningbouwprogramma. Uit de analyse blijkt dat de regio Breda-Tilburg te kampen heeft met een overspannen woningmarkt. In veel woningtypen, prijsklassen en woonmilieus is er sprake van een tekort. De huidige productie is te laag om de achterstanden in te lopen. Dat betekent, dat de productie op peil moet worden gebracht en tegelijkertijd moet de woonconsument meer te kiezen hebben. De kerndoelen voor een regionaal woonbeleid worden als volgt geformuleerd: 1. voldoende woningen bouwen, passend bij de huidige en toekomstige woningbehoefte. 2. maximale differentiatie van het aanbod aan woningen en woonmilieus door: a. vernieuwing van bestaande wijken met een eenzijdig aanbod; b. ontwikkeling van duurzame wijken met een gevarieerd woningaanbod en een adequate zorgstructuur; c. maximale benutting van locatiespecifieke kwaliteiten. 3. bevorderen van vitale steden en tegengaan selectieve migratie. 4. flexibel inspelen op de veranderende woningmarkt en bouwen voor de actuele vraag. 5. vergroting van de invloed van woonconsumenten. De kwalitatieve woningbouwproductie laat zich over een periode van bijna twintig jaar niet plannen. Daarvoor zijn de economische ontwikkelingen, de maatschappelijke ontwikkelingen, de veranderingen in woonvoorkeuren en de planprocessen zelf moeilijk te voorspellen. De nadruk moet dan ook liggen op strategieën, die de gemeenten en de provincie in staat stellen de productie zo goed mogelijk te laten aansluiten op de woningvraag. Flexibiliteit en differentiatie zijn daarbij sleutelbegrippen. De kern van de strategie is een maximale differentiatie van de productie en de maximale benutting van locatiespecifieke kwaliteiten, waardoor woonconsumenten meer te kiezen krijgen. In grote lijnen ziet de strategie er als volgt uit: plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

52 - het parallel ontwikkelen van verschillende bouwlocaties met een gedifferentieerd aanbod; ontwikkeling van verschillende nieuwe locaties in afgeronde deelplannen; - productie van kleine aantallen per deelproject en een beperkt aantal deelprojecten per locatie; - faciliteren van particulier opdrachtgeverschap en consumentgericht bouwen; - het hanteren van heldere plankaders en programma s van eisen; - het hanteren van realistische planningen: aanpassen van de voorbereidingstijd op de complexiteit van de opgave; - bouwen voor de marktvraag. Voor de vraag waar de productie gerealiseerd moet worden betekent dit, dat er behoefte is aan een relatief groot aanbod aan onderling verschillende bouwlocaties, die flexibel kunnen worden benut. Het aantal grote bouwlocaties wordt beperkt. Zo mogelijk worden grotere locaties opgeknipt om meerdere onderling verschillende locaties te kunnen ontwikkelen. Dat is mogelijk door de specifieke kwaliteiten van de locaties optimaal te benutten. Aansluitend op de huidige sterke voorkeur voor groene woonmilieus en de kleine, maar gestaag groeiende vraag naar centrumstedelijk wonen zijn er in de regio volop kansen om flexibel hierop in te spelen. Op uitleglocaties moet het accent liggen op groene woonmilieus, omdat er veel vraag naar is. Omdat de belangstelling voor het wonen in compactstedelijke woonmilieus (de naoorlogse wijken met relatief veel gestapelde woningen) afneemt, is de aanpak van deze wijken onvermijdelijk. Afhankelijk van de ligging behoort transformatie naar het centrumstedelijke milieu of het groenstedelijke milieu, tot de mogelijkheden. In plaats van een snel, grootschalig vernieuwingsproces, gaat het nu om geleidelijke vernieuwing, waarbij het vernieuwingsproces zich in een veel langzamer tempo voltrekt. In plaats van een blauwdruk voor een vernieuwde wijk zal dan ook een ontwikkelingsrichting moeten worden vastgesteld. De positie van de grote steden moet worden versterkt. Dat betekent ondermeer dat selectieve migratie moet worden bestreden. Voorts moet er (tijdelijk) voldoende ruimte in de woningmarkt zijn om de noodzakelijke herhuisvesting van zittende bewoners in het kader van wijkvernieuwing mogelijk te maken. De grote steden Breda en Tilburg moeten voldoende aanbod realiseren in alle segmenten, dus ook de hogere segmenten van de woningmarkt. Daarnaast staan de twee grote steden voor de belangrijke opgave hun stationsgebieden ingrijpend te herontwikkelen. Ook hier is het van belang om de juiste woonmilieus te creëren die voldoen aan de huidige en toekomstige vraag. Concluderend, vanuit de kwalitatieve behoefte en uit overwegingen van flexibiliteit in de woningmarkt is het wenselijk relatief veel kleinere woningbouwlocaties op te nemen met een grote verscheidenheid aan (liefst groene) woonmilieu s Regionaal programma woningbouw In paragraaf is aangegeven dat het woningbouwprogramma voor de periode voor de stedelijke regio ca woningen bedraagt. Voor de periode zijn dit ca woningen. Om te komen tot een programma wonen is allereerst nagegaan hoeveel (nog niet gebouwde) woningen, zogenaamde restcapaciteiten vastliggen in ontwerp- plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

53 en vastgestelde bestemmingsplannen. In de stedelijke regio Breda/Tilburg omvat de restcapaciteit in planologisch harde plannen ca woningen. Omdat inbreiden en herstructureren prioriteit heeft, zijn voor de stedelijke regio vervolgens de mogelijkheden hiertoe geïnventariseerd. Voorts is geïnventariseerd welke mogelijkheden voor verstedelijking gelegen zijn op uitleglocaties. Hierbij is tevens onderscheid gemaakt tussen bestuurlijk harde en zachte plannen. Onder bestuurlijk harde plannen wordt verstaan plannen die vooralsnog uitsluitend een gemeentelijke status hebben maar nog geen planologische hardheid. Zachte plannen zijn plannen die zowel gemeentelijk als regionaal/provinciaal nog ter discussie staan of moeten komen. Uit de inventarisatie blijkt dat de bestuurlijk harde capaciteit in deze regio ca woningen, en de zachte capaciteit ca woningen omvat. Opgeteld bij de planologische harde capaciteit is de totale geïnventariseerde capaciteit aldus ca woningen in de periode Ongeveer de helft hiervan betreft herstructurerings- en inbreidingslocaties. Dit betekent dat in de stedelijke regio al zo veel potentiële locaties en plannen bekend zijn om de gehele planningsopgave tot 2015/2020 te kunnen realiseren. Voor de opstelling van het regionale woningbouwprogramma heeft dit tot gevolg dat het niet noodzakelijk is op zoek te gaan naar nieuwe locaties maar dat er een keuze wordt gedaan uit de grote hoeveelheid plannen. Bij de opstelling van het programma is allereerst ervan uitgegaan dat in elke gemeente de harde restcapaciteiten in de aangegeven periode worden gerealiseerd. Daarnaast is besloten dat alle in de inventarisatie opgenomen bestuurlijk harde inbreidings- en herstructureringslocaties tot 2010 als harde plannen in het programma van dit uitwerkingsplan worden meegenomen. Ook de bestuurlijk harde inbreidings- en herstructureringslocaties na 2010 worden in beginsel meegenomen. Dit geldt op ieder geval voor die locaties waarvan een gedeelte al is opgenomen in de periode tot 2010 en een ander gedeelte doorloopt in de periode na Opgeteld komt dat neer op een plancapaciteit van ca woningen tot Dit betekent dat er tot 2015 een planningsopgave voor uitbreidingslocaties resteert van ca woningen. Toedeling van deze woningen vindt plaats op basis van de volgende uitgangspunten: - uitbreidingsplannen welke al in uitvoering zijn, moeten kunnen worden afgerond; - er moet een redelijk evenwicht blijven in de verdeling van de woningbouwcapaciteit over de twee woningmarktgebieden; - elke gemeente kan tenminste bouwen voor de eigen behoefte; - per gemeente wordt gestreefd naar een redelijke verhouding tussen inbreidings-/herstructureringslocaties en uitbreidingslocaties; - vanuit de kwalitatieve behoefte wordt gestreefd naar relatief veel kleinere locaties, met een grote verscheidenheid aan (liefst groene) woonmilieu s. Het eerste uitgangspunt heeft met name betrekking op de locatie Schoenmakershoek te Etten-Leur. Uitgaande van het streven om per gemeente een redelijke verhouding tussen binnenstedelijke en uitleglocaties te bereiken, is voorts besloten om voor de gemeenten Dongen en Gilze en Rijen in aanvullende ruimte voor woningbouw op uitleglocaties te voorzien (op basis van het al vastgelegde programma zou in deze twee gemeenten rond 90% van de bouwopgave gerealiseerd moeten worden in bestaand stedelijk gebied terwijl bij de overige vijf gemeenten dit aandeel ca. 50% bedraagt). Tenslotte zijn bij plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

54 Bavel, Dorst en Berkel-Enschot nieuwe uitbreidingen voorzien om tegemoet te komen aan de groene woonwens. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een gezamenlijke plancapaciteit van nieuwe uitbreidingslocaties van ca woningen. Dit betekent weliswaar een overschrijding van de genoemde marge van woningen maar dit wordt in het licht van het totale programma van ca woningen aanvaardbaar geacht. In hoofdstuk 7 wordt explicieter aangegeven welke (grotere) binnenstedelijke en uitbreidingslocaties per gemeente ingezet worden om aan de planningsopgave tot 2015 te voldoen. Onderstaande tabellen geven een overzicht van de bouwmogelijkheden tot 2015 voor de stedelijke regio als totaal. In bijlage 10.2 zijn daarnaast overzichten per gemeente opgenomen. Tevens wordt een doorkijk gegeven voor de periode na 2015: de resterende geïnventariseerde (overwegend zachte) capaciteiten. Tabel 5.2 Indicatieve woningbouwplanning stedelijke regio Breda-Tilburg en doorkijk geïnventariseerde capaciteiten na 2015 Periode Inbreiding en Uitbreiding herstructurering Totale toename volgens planning Totale toename volgens prognose Totaal Doorkijk ) ) Dit is de capaciteit van de resterende geïnventariseerde woningbouwlocaties. De planning is er op gericht om in de periode ca woningen aan de woningvoorraad toe te voegen. Dit betekent slechts een lichte overschrijding van het geprognosticeerde cijfer. In totaal gaat het om ruim 300 locaties, waarvan circa 30 locaties met meer dan 300 woningen en circa 10 locaties met meer dan woningen. Bovenstaande tabel geeft een indicatie van de planning per periode. Voor dit plan is op het moment van vaststelling de periode maatgevend. Uit de tabel blijkt verder dat het planningscijfer in de periode tot 2010 hoger is dan het prognosecijfer, en in de periode juist lager. Ten behoeve van het realiseren van de benodigde woningen en het inlopen van de huidige achterstanden wordt namelijk het plannen van ruime capaciteiten op de korte termijn zinvol geacht. Dit heeft geen consequenties voor de woningbouwplanning op de lange termijn (10 jaar en verder). Er is geen bezwaar tegen om het huidige te lage bouwtempo te versnellen zo lang de totale planning past binnen de marges van de lange termijn planning (2015). Het aandeel woningen dat tot 2015 binnenstedelijk (op herstructurerings- en inbreidingslocaties) is gepland, ligt op 55%. Hiermee wordt voldaan aan het streven om minimaal de helft van de planningsopgave binnenstedelijk te realiseren. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

55 De woningaantallen zijn redelijk verdeeld over de twee woningmarktgebieden. Als het woningbouwprogramma wordt uitgesplitst naar oost- en westpool (waarbij Gilze en Rijen een middenpositie inneemt), dan is die verhouding 47% in de oostpool en 53% in de westpool. Dit komt in redelijke mate overeen met de prognosecijfers die een verhouding van nagenoeg 50:50 laten zien. Tabel 5.3 Indicatieve woningbouwplanning per gemeente: Gemeente Programma binnenstedelijk Totale programma Breda Dongen Etten-Leur Gilze en Rijen Goirle Oosterhout Tilburg Totaal Doorkijk voor de periode Uit de tabel blijkt dat er in de stedelijke regio Breda-Tilburg ruim voldoende (zachte) plannen bekend zijn die mogelijk na 2015 kunnen worden gerealiseerd (ruim woningen). In theorie kan dus ook worden voldaan aan de planningsopgave tot Wordt ook in de toekomst vastgehouden aan de uitgangspunten van zorgvuldig en zuinig ruimtegebruik dan moet er rekening mee worden gehouden dat ook van het ruimtebudget van ca woningen in de periode een groot deel dient te worden gereserveerd voor herstructurerings- en inbreidingslocaties. Zo voorziet Breda dat nog een fors programma nodig is voor realisering van het spoorzone project (genoemd woningen), en ook in Tilburg zal realisering van de locatie Piushaven tot na 2015 doorlopen. In Gilze en Rijen zal ook na 2015 nog woningbouw plaatsvinden vanwege herstructurering in het bestaand stedelijke gebied. Voor de periode na 2015 is het wenselijk rekening te houden met deze herstructureringsopgaven. Monitoring en flexibiliteit in planning Benadrukt dient te worden dat bovenstaande planningscijfers grotendeels indicatieve cijfers zijn. Door middel van het regionaal planningsoverleg wonen (zie verder hoofdstuk 8) worden de feitelijke ontwikkelingen in de tijd gevolgd. Tevens zullen de provinciale bevolkings- en woningbehoeftenprognose en het hiermee samenhangende beleid om de twee a drie jaar worden geactualiseerd. Hiermee kan op adequate wijze bijv. via fasering, prioriteitsstelling of temporisering worden ingespeeld op marges en onzekerheden, die inherent zijn aan toekomstige demografische, economische en woningbehoeftenontwikkelingen. Als voorbeeld: op dit moment is niet in te schatten of de HSL-shuttle gevolgen heeft op de regionale woningmarkt. Uit de monitoring zal dit naar voren kunnen komen. Daarnaast is het zeer waarschijnlijk dat in de loop van de tijd zich allerlei nieuwe, kleinschalige initiatieven zullen aandienen. Het uitwerkingsplan heeft niet de bedoeling uitspraken op te nemen over allerlei kleinere woningbouwplannen maar is gezien het schaal- en abstractieniveau vooral bedoeld om de grotere toekomstige ontwikkelingen aan te duiden. Om bestuursruimte te behouden voor de afzonderlijke gemeenten en provincie is het wenselijk dat nieuwe kleinere locaties ontwikkeld kunnen worden. Deze locaties plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

56 moeten samen het totaal van het afgesproken programma niet te boven gaan en binnen een afgesproken marge blijven (maximaal 10%). 5.4 Regionale planning werken Het ruimtebudget (oftewel de ruimtebehoefte uit het streekplan) voor de stedelijke regio Breda-Tilburg voor de periode is hectare bruto. Bij het opstellen van het kwantitatieve programma is uitgegaan van de periode Daarom is de hoeveelheid uitgegeven bedrijventerreinen in 2000 en 2001, zijnde 261 ha. bruto van dit budget afgetrokken. Het ruimtebudget voor de periode bedraagt dus 1539 ha bruto. Revitalisering, herontwikkeling en transformatie kan leiden tot onttrekkingen aan het areaal bedrijventerrein. Dit is in de programma inbegrepen. Deze ontwikkelingen worden gevolgd. Binnen de stedelijke regio worden in de huidige situatie twee stedelijke concentraties onderscheiden: de westpool bestaande uit Breda, Etten-Leur en Oosterhout en de oostpool bestaande uit Tilburg e.o. Tussen deze beide polen ligt het zogenaamde middengebied. In de planning voor de bedrijventerreinen wordt met deze ruimtelijke structuur uitdrukkelijk rekening gehouden Ambitie Zuinig ruimtegebruik In het Streekplan is de ambitie opgenomen om van het totale provinciale ruimtebudget van ha bruto bedrijventerreinen ha bruto in de vorm van nieuw stedelijk ruimtebeslag te realiseren. Daarmee wordt beoogd circa ha bruto aan stedelijk ruimtebeslag te besparen. De vraag naar ruimte voor bedrijven zal deels op een andere manier dan in het verleden ingevuld moeten worden. Er is geen sprake van een korting op de ruimtebehoefte voor bedrijven. De ruimtebehoefte voor bedrijven wordt echter gezocht op uitbreidingslocaties én binnen het bestaande stedelijke gebied en moet worden gerealiseerd door nieuwe terreinen intensiever te benutten, bestaande terreinen te herstructureren en door bestaand stedelijk gebied intensiever te benutten. Ondanks het feit dat er geen betrouwbare schattingen bestaan over de daadwerkelijk te behalen ruimtewinst is in het kader van dit programma daarvoor een ambitie geformuleerd. In de notitie Werken in de Stedelijke Regio Breda-Tilburg (van mei 2003, zie bijlage 6) is een literatuurverkenning naar zuinig ruimtegebruik opgenomen. Hieruit komt naar voren dat zowel op nieuwe als bestaande bedrijventerreinen ruimtebesparing mogelijk is. Als deze ambitie doorvertaald wordt naar het programma, dan betekend dat van de hectare bruto ruimtebehoefte, 462 hectare bruto daarvan gerealiseerd dient te worden door intensivering van nieuwe bedrijventerreinen, intensivering van bestaande terreinen en locaties in het bestaand stedelijke gebied. Voor hectare bruto moet ruimte in de stedelijke regio gevonden in de vorm van nieuwe stedelijk ruimtebeslag waarvoor tijdig nieuwe bestemmingplannen ontwikkeld moeten worden Beschikbare restcapaciteit In een groot deel van de ruimtebehoefte aan bedrijventerreinen is al voorzien in bestaande bestemmingsplannen. Dit wordt de restcapaciteit genoemd. Dit is de oppervlakte aan gronden met de bestemming bedrijventerrein die nog niet is uitgegeven aan bedrijven. Deze restcapaciteit is opgenomen in de rapportage Enquête bedrijventerreinen en kantoorlocaties Provincie Noord-Brabant (ETIN adviseurs, april 2002). Deze tabellen die jaarlijks worden aangepast en gecorrigeerd door de gemeenten vormen de brongegevens voor de plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

57 restcapaciteit. Deze vormen het uitgangspunt voor het programma en voor de monitoring. De restcapaciteit bedroeg op circa 590 hectare bruto. In de oostpool van de regio (Tilburg e.o) is er ongeveer 315 ha bruto bedrijventerrein in harde plannen opgenomen, in de westpool (Breda e.o.) is dit bijna 200 ha bruto, in het middengebied is dit ongeveer 35 ha. Als deze restcapaciteit wordt onderverdeeld naar plancapaciteit en bouwrijpe grond dan blijkt dat er in de westpool het grootste gedeelte van het aanbod bouwrijp is en er te weinig harde plancapaciteit aanwezig is. In de oostpool is er te weinig bouwrijpe grond ondanks dat er wel veel harde plancapaciteit beschikbaar is. Dit betekend dat in de westpool meer plancapaciteit moet worden ontwikkeld en dat in de oostpool de plancapaciteit zo snel mogelijk moet worden omgezet naar bouwrijpe uitgeefbare gronden Benodigde ruimte voor nieuwe bedrijventerreinen Het ruimtebudget minus de restcapaciteit (de huidige bestaande plancapaciteit) resulteert in de nog benodigde extra ruimte voor bedrijventerreinen. In de onderstaande tabel is dit kwantitatief in beeld gebracht. Ruimtereservering en Confrontatie Ruimtebudget Restcapaciteit Bruto in ha. Ruimtebudget Ambitie Zuinig Ruimtegebruik Ruimtebudget met ambitie Restcapaciteit Benodigde Ruimtereservering Netto in ha. Voor de periode tot 2020 dient in totaal ongeveer 1077 ha bruto aan ruimte voor bedrijven beschikbaar te komen. Dat is gemiddeld genomen ongeveer 60 ha bruto per jaar. De restcapaciteit bedraagt 590 ha bruto. Theoretisch voldoende tot Maar gelet op de verschillen tussen de oost en westpool van de regio is dit feitelijk niet zo. Gelet op de aanwezig plancapaciteit en de aanwezige bouwrijpe grond gaat het in de oostpool vooral om het omzetten van plancapaciteit naar uitgeefbaar aanbod en in de westpool moeten nieuwe locaties worden aangegeven waarvoor bestemmingsplannen voor nieuw bedrijventerrein ontwikkeld moet worden. De planperiode van het uitwerkingsplan loopt tot Daarom zal nog voor ongeveer 3 jaar 180 ha bruto aan plancapaciteit moeten worden aangemaakt (=3 x 60 ha). Voor de doorkijk, de periode moet dan nog circa 300 ha (=5 x 60 ha) bruto ruimte aan ruimtereservering op de plankaart worden aangegeven. Binnen de in het DRS aangegeven transformatiegebieden zijn voor 180 hectare nieuwe concrete locaties op de plankaart van het uitwerkingsplan aangeven. De ruimtebehoefte van 300 hectare voor de periode is als ruimtereservering op de kaart aangegeven. Er is voor gekozen die als concrete ruimtereserveringen aan te geven omdat het onzeker is of de ambitie ten aanzien van het beperken van nieuw ruimtebeslag voor bedrijventerreinen in de praktijk kan worden gerealiseerd. Indien het na verloop van tijd nodig is toch over meer nieuw uitgeefbaar bedrijventerrein te beschikken dan nu voorzien is, kan besloten worden daarin te voorzien binnen de aangegeven ruimtereserveringen. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

58 5.4.4 Planning van nieuwe bedrijventerreinen De (kwalitatieve) bedrijventerreinontwikkeling laat zich over een periode van tien jaar moeilijk plannen. Daarvoor zijn de economische ontwikkelingen zelf moeilijk te voorspellen. De nadruk moet dan ook liggen op strategieën, die de gemeenten en de provincie in staat stellen de productie zo goed mogelijk te laten aansluiten op de vraag vanuit het bedrijfsleven. Flexibiliteit in planning is daarbij een sleutelbegrip. De planningsstrategie is gestoeld op de volgende uitgangspunten: - Gemiddeld dient ongeveer 60 ha bruto per jaar beschikbaar te zijn. - De nieuw te ontwikkelen terreinen dienen qua capaciteit redelijk verdeeld te zijn over de oost- en westpool en middengebied. - Met name binnen de westpool moeten nieuwe locaties voor bedrijventerrein ontwikkeld worden. - Monitoring is noodzakelijk om de voortgang van de ontwikkeling en uitgifte van bedrijventerreinen te volgen en tijdig problemen te signaleren aan hand waarvan de planning kan worden bijgesteld (zie hoofdstuk 8). - Ontwikkeling van meerdere locaties alsmede enige differentiatie aan locatiekenmerken en segmentering is wenselijk. Het beleid hanteert het uitgangspunt voldoende en voldoende gedifferentieerd. Dit laatste gaat over de benodigde terreinsegmenten zoals grootschalig en kleinschalig gemengd, distributie etc. Die segmenten stellen eisen aan de locatie. Voorkomen moet worden dat onnodig veel verschillende segmenten worden onderscheiden en dat elke gemeente van elk segment een eigen voorraad aanhoudt, waardoor er meer terrein nodig is dan op grond van de prognose berekend is. Op basis van hindercategorieën, schaal, hoogwaardig versus laagwaardig, ontsluitingsvoorwaarden, gerichte acquisitie etc. kunnen segmenten worden onderscheiden. De ervaring van de laatste jaren is dat er een onderscheid nodig is naar groot en kleinschalig gemengd en hoog en laagwaardig qua inrichting en vormgeving. Specifieke terreinen voor specifieke doelgroepen komen vrijwel alleen van de grond op kleine terreinen op specifieke plekken die in korte tijd ontwikkeld worden. - De aanwezige vervoersmodaliteiten dienen goed benut te worden. - Bij de planvorming voor de terreinen dient rekening gehouden te worden met de ambitie en visie van de stedelijke regio zoals geschetst in de bijlage Economische structuur. De bijlage geeft handvatten om te komen tot een differentiatie van terreinen. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

59 De volgende locaties zij gepland om te voorzien in de terreinbehoefte: Gemeente Locatie Te ontwikkelen Te reserveren Totale omvang bedrijventerrein tot 2015 bedrijventerrein Tot 2020 Breda Bavel-Zuid West/Prinsenbeek De Wig Dongen Uitbreiding Tichelrijt III Uitbreiding Tichelrijt Zuid Goirle Gilze en Rijen Broekakkers-Oost Etten-Leur Etten-Leur-Zuid Hoge Haansberg Oosterhout Oost(elijk van de A27) Tilburg Kreitemolen-steenfabriek Rugdijk Wijckevoort 1 e fase 10 Totaal Overige locaties Tilburg Spinder-Zuid De in de kolom te reserveren bedrijventerrein aangegeven oppervlakten zijn indicatief en kunnen als gevolg van de resultaten van de nadere planvorming van de locaties nog wijzigen. De partners in de stedelijke regio hebben afgesproken dat de gemeenten Breda, Etten-Leur en Oosterhout gezamenlijk zorg dragen voor een voldoende oppervlakte aan ruimtereservering (in totaal circa 150 ha) voor bedrijventerreinen. Breda wil daar minimaal een aandeel van 50 ha in hebben Beperken nieuw stedelijk ruimtebeslag door intensivering van het ruimtegebruik Nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen Bij het ontwikkelen van bedrijventerreinen wordt een intensivering van het ruimtegebruik nagestreefd. Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet dit aandacht krijgen. Intensivering van het ruimtegebruik kan bereikt worden door enerzijds ruime mogelijkheden op te nemen in het bestemmingsplan door een hoog bebouwingspercentage (70% à 80%) op te nemen, de toe te laten bouwhoogte goed te bezien alsmede meervoudig ruimtegebruik mogelijk te maken en hiervoor uitgangspunten in het plan op te nemen. Anderzijds kan dit door daarvoor uitgifteregels te hanteren en een hoog percentage (70% à 75%) van het terrein uit te geven. Deze aspecten behoeven de aandacht van de gemeenten. Om de mate van intensiveren te kunnen bepalen kan de term floor-space-index (f.s.i.) gebruikt worden. De f.s.i. geeft de verhouding weer tussen het bedrijfsvloeroppervlak en het (uitgeefbaar) grondoppervlak. Bij bedrijfsbebouwing op reguliere bedrijventerreinen ligt de f.s.i. ver onder de 1. Bij kantoren ligt de f.s.i. aanzienlijk boven de 1. Gestimuleerd wordt om in bestemmingsplannen waarden voor de f.s.i. op te nemen. Mogelijkheden om een hogere f.s.i. op bedrijventerreinen te bereiken zijn geschakelde plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

60 bedrijfsbebouwing, gemeenschappelijke verkeersvoorzieningen, centrale groenvoorzieningen en stapelen van bedrijfsgebouwen. Een belangrijk aspect in het kader van intensivering is de veranderende ruimtebehoefte van ondernemers. Die is het gevolg van economische structuurveranderingen. Binnen industriële en productiebedrijven komen steeds meer dienstverlenende activiteiten voor. Hierdoor stijgt het percentage kantoorruimte in bedrijven. Waar op traditionele bedrijventerreinen het percentage kantoorruimte in de meeste bedrijfspanden onder de 20% ligt, beschikken steeds meer bedrijven over 30-50% kantoorruimte. Dit is een voordeel omdat kantoren zich gemakkelijker lenen voor gestapeld bouwen. Uitgaande van een gemiddelde f.s.i. op bedrijventerreinen van 0,5 vraagt de provinciale ambitie (gekoppeld aan verlaging van het aandeel uitgeefbare grond van 70% naar 60%) een verhoging van de f.s.i. naar 0,7. Op basis van ervaringen op papier in de regio (Hoogeind, Surfplas/ Bakertand en Vossenberg-West) lijkt dat haalbaar. De te realiseren winst zal overigens per segment maar ook per terrein sterk verschillen. Herstructuren van bestaande bedrijventerreinen Een intensivering van het ruimtegebruik kan ook bereikt worden door herstructureren. Uit onderzoek van ETIN-adviseurs De Brabantse herstructureringsopgave, juni 2002 blijkt dat gemeenten op verouderde bedrijventerreinen vooral inzetten op groot onderhoud van het openbaar gebied. Vernieuwing van de panden en herinrichting van bedrijfskavels is de verantwoordelijkheid van de ondernemers. Dit levert weinig ruimte op. Zolang het vastgoed op de terreinen nog courant is, zal groot onderhoud bijdragen aan het vasthouden van bedrijven op bestaande bedrijventerreinen en daarmee een dempend effect hebben op de vraag naar nieuwe terreinen. Ruimte voor vestiging van nieuwe bedrijven komt maar in beperkte mate beschikbaar. Echter als na verloop van tijd het vastgoed veroudert, is aan bedrijfsverplaatsingen niet te ontkomen. Op dat moment zijn verdergaande maatregelen nodig. ETIN onderscheidt in dat verband herprofilering en transformatie. Tot nu toe lag bij herstructurering het accent op transformatie. Veel eerste generatie bedrijventerreinen zijn de afgelopen tijd in het kader van de stedelijke vernieuwing onttrokken aan hun functie, voornamelijk ten gunste van woningbouw. Deze onttrekking heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen. Herprofilering komt nog weinig voor (slechts 49 hectaren/9% van de Brabantse herstructureringsopgave is hierop gericht). Herprofilering vereist een actieve aanpak (verwerven van strategische reserves en van vrijkomende ruimte, het uitplaatsen van bedrijven, het saneren en herinrichten van terreinen). De daaraan verbonden kosten zijn hoog en liggen aanzienlijk hoger dan bij het ontwikkelen van nieuwe terreinen. Het financieringsvraagstuk is mede bepalend of deze opgave/ambitie zal slagen. Het onderzoek en de planvorming naar herstructurering is gaande. Hieronder een korte weergave van die ontwikkeling per gemeente: Breda Benoemde revitaliseringprojecten zijn De Krogten, het VOS-terrein (klein binnenstedelijk) en Hazeldonk. Daarnaast wil de gemeente met het recente Triple O initiatief een oude brandweerkazerne en vervoerbedrijf nieuw leven inblazen en meewerken aan een bedrijvencampus gericht op 'technologie en creatieve industrie'. Voor de genoemde projecten is geld (subsidie) beschikbaar, maar aanvullende middelen blijven nodig. Herstructurering evolueert in veel gevallen tot een omvattende vorm van terrein/park management. Het plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

61 kwaliteitsniveau na revitalisering heeft een andere kostenstructuur en hoogte tot gevolg. Oude en nieuwe subsidiëringmogelijkheden worden maximaal benut. Zo in Breda in het kader van Crobus-parks (grensoverschrijdende bedrijventerreinen) lead partner in een Interreg subsidietraject waarmee de financiële basis voor de revitalisering Hazeldonk vergroot wordt. Verder komen ook Emer Hintelaken en diverse andere over de gemeente verspreid gelegen geconcentreerde en wijk-werk terreinen voor revitalisering in aanmerking. Hoewel sectorale acties zeker worden ondernomen is het proces in deze gebieden nog niet tot een formeel revitaliseringsproject opgeschaald. Deze terreinen kunnen zeker efficiënter en intensiever gebruikt worden en enige ruimtewinst mag verwacht worden. Realisatie van deze projecten op termijn is niet zeker omdat er in de prioritering en besluitvorming geen middelen voor zijn gereserveerd. De Greenery betreft een herontwikkeling van het voormalige veilingterrein. Met de eigenaar is een intentieovereenkomst aangegaan om de haalbaarheid van herontwikkeling tot hoogwaardig bedrijventerrein te onderzoeken. In het kader van het project Via Breda (Spoorzone) wordt het Interbrew terrein herontwikkeld. Met de eigenaar/ontwikkelaar wordt gesproken over het ter plaatse te realiseren programma, waar ook andere dan werkfuncties onderdeel van kunnen zijn. Op termijn zullen ook de overige bedrijventerreinen in Breda herontwikkeld worden. Dongen Het traject voor revitalisering van het bedrijventerrein Tichelrijt I (97 ha) is enige jaren geleden opgestart. Problemen zijn geïnventariseerd en een plan van aanpak is opgesteld. Gezien de hoge investeringen van de uit te voeren activiteiten en de beperkte financiële middelen is in de afgelopen jaren een klein deel van de gewenste maatregelen uitgevoerd en is in de 1 e fase een deel van de Schacht opgeknapt. Het afgelopen jaar is een deel van de Industriestraat onderhanden genomen. Nu een bijdrage in het kader van de TIPP-regeling is toegekend kunnen de overige maatregelen worden uitgevoerd. De werkgevers zullen tezamen met de gemeente een onderzoek laten verrichten naar de mogelijkheden van parkmanagement. Bij het proces van herstructurering wordt ook ingespeeld over de mogelijkheden die de ligging aan het kanaal biedt. Op een tijdelijke lokatie elders op het terrein loopt momenteel het project Distrivaart. Het is de bedoeling aan het kanaal een loswal te realiseren. Etten-Leur De gemeente Etten-Leur is momenteel bezig met de revitalisering van het bedrijventerrein Vosdonk. In dat kader zijn reeds de nodige investeringen in wegen gepleegd en staan nog verbeteringen gepland. In 2007 moet het terrein met inbegrip van de groenstructuur volledig gerevitaliseerd zijn. Mede als gevolg van dit proces hebben ook bedrijven investeringen gepleegd. In dit kader komt in Vosdonk-West in totaal 4 ha. ruimte beschikbaar op het voormalige tracé van de A58 dat zal worden uitgegeven. In de afgelopen jaren is in Etten- Leur reeds het nodige bereikt op het gebied van herstructurering. Zo is een perceel van 1,2 ha aan de Daalderweg/Kroonstraat herontwikkeld en zijn andere partijen (na te zijn gewezen op de bouw- en gebruiksverplichting in het koopcontract met de gemeente) overgegaan tot het bebouwen van braakliggende gronden (circa 1,0 ha). Voorts is een perceel van 2,7 ha teruggekocht van een ontwikkelaar om deze vervolgens zelf weer in te kunnen zetten voor de vestiging van een nieuw bedrijf. In samenwerking met de provincie heeft de BOM het voortouw genomen om de herstructurering en bodemproblematiek van de Vosdonk driehoek ter hand te nemen. Het betreft hier een driehoekig gebied dat wordt afgebakend door de Oude Kerkstraat/ plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

62 Muntstraat/Parallelweg. De uiteindelijke grootte van het te herstructureren gebied is nog niet bepaald. Voor de uitvoering is de Brabantse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijven (BHB) aangewezen als projectleider. Voor de BHB is dit één van de pilotprojecten in Brabant. Gilze en Rijen De gemeente Gilze en Rijen is gestart met het project duurzame ontwikkeling bedrijventerrein Broekakkers. In onderzoek zijn de mogelijkheden om te komen tot een duurzaam bedrijventerrein. Uit de eerste onderzoeksresultaten (op basis van bedrijfsinformatie, de duurzaamheidenquête en consultatie van ondernemers, de thema s energie en efficiënt ruimtegebruik ) kan geconcludeerd worden dat er kansrijke mogelijkheden liggen. In een volgende fase (masterplan) wordt dit uitgewerkt in concrete duurzame samenwerkingsprojecten. Als eerste project worden de kansen en mogelijkheden van het leegstaande Flair-complex (2,6 ha) onderzocht. Goirle Voor het bedrijventerrein Tijvoort lopen onderzoeken naar de mogelijkheden voor revitalisering. Voor Tijvoort Noord heeft het onderzoek (door de KvK/BRO Adviseurs) geleid tot een 20-tal mogelijke maatregelen op het gebied van infrastructuur, duurzaamheid, verkeersveiligheid etc. Voor Tijvoort Zuid is een onderzoek ingesteld in opdracht van het OndernemersContact Goirle. De rapportage is eind 2003 verschenen. Het is de bedoeling dat met subsidie van het NOVEM onder verantwoordelijkheid van de OCG in 2004 een masterplan Duurzaam Bedrijfsterrein Tijvoort wordt opgesteld. Daaruit zal blijken welke projecten c.q. maatregelen kansrijk zijn om uit te voeren en welke niet. Oosterhout De gemeente Oosterhout start dit jaar met de revitalisering van het bedrijventerrein Vijf Eiken, met een bruto oppervlak van 130 ha uit de vijftiger jaren. Voor dit grootschalige revitaliseringsproject zijn o.a. via subsidie (TIPP-gelden) voldoende middelen beschikbaar. Naast duurzaamheid wordt vooral ook ruimtewinst nagestreefd, via: Verbetering van de infrastructuur en ontsluiting van een inbreidingslocatie (ca. 7 ha) en het benutten/ontsluiten van reservecapaciteit van terreinen van gevestigde grotere ondernemingen (grootte ca. 6 ha), alsook van een nog te verwerven locatie via een gemeentelijk terugkoopbeding (ca. 4 ha). Intensivering van bebouwing (bebouwingshoogte én dichtheid) o.a. via het stimuleren van gezamenlijke parkeeraccommodaties (ruimtewinst maximaal te stellen op 2-3 ha). De te realiseren ruimtewinst wordt ingeperkt, door een benodigd oppervlak ca. 4 ha, voor de aanleg van retentievijvers/bufferzone s ten behoeve van de waterhuishouding van het gebied. Gestart is met een herstructurering van de locatie aan de Statendamweg ter grootte van 30 ha, welke in het kader van een herplaatsing elders in Oosterhout, in de komende jaren geleidelijk en volledig door de Martensbedrijven (beton- en kunstoffenproductie) ontruimd zal gaan worden. De locatie wordt door hen heringericht t.b.v. beduidend minder milieubelastende en meer representatieve bedrijvigheid met een veel intensievere bebouwing. De ruimtewinst kan worden gesteld op ca. 10% ofwel 3 ha. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

63 Tilburg In de gemeente wordt op diverse locaties gewerkt aan intensivering/ herstructurering van verouderd bedrijfsmatig vastgoed. In het algemeen wordt geconstateerd dat er ruimtewinst wordt geboekt door intensiever grondgebruik, maar anderzijds krijgen verouderde bedrijventerreinen een andere functie, met name wonen. De gemeente beoogd waar mogelijk een bedrijvenfunctie te handhaven, maar per saldo neemt het areaal bedrijventerrein af. Voor de revitalisering van de kanaalzone wordt in 2004 een stedenbouwkundige visie opgesteld en een bestemmingsplan gemaakt. De realisatie vindt plaats na Verwacht wordt dat een ruimtewinst van ongeveer 2 ha mogelijk is. Anderzijds worden tevens woningen en kantoren gerealiseerd. Hierdoor wordt de ruimtewinst voor bedrijven teniet gedaan. Voor het Verbuntterrein (12 ha) wordt in 2004 een bestemmingsplan opgesteld. De realisatie wordt verwacht in de periode Op basis van het stedenbouwkundig ontwerp mag worden verwacht dat hier wel 8-10 ha ruimtewinst ten behoeve van bedrijvigheid kan worden behaald. Bestaand stedelijk gebied Om te voorzien in de behoefte aan bedrijventerrein kunnen ook nieuwe terreinen gevonden worden binnen het bestaande stedelijke gebied. Daarbij wordt gedacht aan zones langs wegen en ook door functiewijzigingen. Gestimuleerd wordt de mogelijkheden in het bestaande stedelijke gebied te benutten. In het kader van de monitoring wordt bijgehouden welke ruimte in het bestaand stedelijk gebied wordt gevonden. Zo zijn al in beeld het bedrijventerrein Posthoorn in Breda met circa 13 ha; de vergroting van het bedrijventerrein Tijvoort langs de Turnhoutsebaan in Goirle met 5 ha en de planvorming voor Charlotteoord in Tilburg Relatie met het toekomstig bedrijventerrein Moerdijkse Hoek Het Streekplan geeft aan dat de samenhang met het bovenregionale bedrijventerrein Moerdijk en het toekomstige terrein Moerdijkse Hoek inzichtelijk wordt gemaakt in het uitwerkingsplan. Het terrein Moerdijkse Hoek wordt ontwikkeld voor de volgende segmenten: 1. Multimodale logistieke bedrijven en multimodale zware industriële bedrijven 2. Grootschalige bedrijven met een gemengd karakter 3. Weggeoriënteerde logistieke bedrijven Voor de nieuw te ontwikkelen grotere bedrijventerreinen in de stedelijke regio geldt het uitgangspunt dat in nieuwe bestemmingsplannen geen hindercategorie 4 en 5 bedrijven groter dan 5 ha worden toegelaten. Wat in vigerende bestemmingsplannen is vastgelegd, ook ten aanzien van de reparatie van het bestemmingsplan Vossenberg-West II, blijft gerespecteerd. De afstemming heeft gevolgen voor de nieuw te ontwikkelen terreinen Bavel- Zuid, Broekakkers, Etten-Leur-Zuid en Oosterhout-Oost. Het merendeel van deze locaties ligt in de westpool van de regio, relatief dicht bij Moerdijkse Hoek. Deze terreinen zijn goed te ontsluiten voor het wegvervoer. In de VNG brochure vallen wegvervoerbedrijven onder SBI code 6024 en hebben milieuhindercategorie 3, deze kunnen dus gevestigd blijven worden binnen de stedelijke regio. Voor het terrein Moerdijkse Hoek zien wij er op toe dat in het bestemmingsplan voor Moerdijkse Hoek wordt vastgelegd dat het bestemmingsplan andere plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

64 segmenten dan bovengenoemde uitsluit. Met uitzondering van die bedrijven die noodzakelijk zijn voor een goede bedrijfsvoering op het bedrijventerrein Moerdijkse Hoek, b.v. toeleveranciers. Omgekeerd moet immers voorkomen worden dat het terrein Moerdijkse Hoek in concurrentie treedt met de in de stedelijke regio te ontwikkelen terreinen. Met betrekking tot de bovengenoemde afstemming over de segmentering maken wij een onderscheid tussen bedrijven die van buiten komen en zich in de stedelijke regio willen vestigen en bedrijven die al in de stedelijke regio gevestigd zijn of die nu in de direct omliggende landelijke regio gevestigd zijn en naar de stedelijke regio willen verplaatsen. Voor nieuwe vestigingen van bedrijven die van buiten komen is een doorverwijzing naar Moerdijk noodzakelijk. Voor uitbreiding en verplaatsing van bedrijven die al in de stedelijke regio gevestigd en welke in deze segmenten vallen kan ruimte worden geboden na afweging van ruimtelijke, economische en bedrijfsbelangen. 5.5 Infrastructuur OpenbaarVervoer-netwerk BrabantStad De afstemming van ruimtelijke ordening en OV-netwerk BrabantStad leidt, op basis van de verwachte ruimtelijke ontwikkelingen voor wonen en werken, tot een ruimtelijk beeld van het gewenste OV-systeem voor het jaar Het OVnetwerk BrabantStad bestaat uit het railnet, de verwachte Hoogwaardige Openbaar Vervoer-lijnen en de daarbij behorende knooppunten. Deze laatste zijn gelabeld naar betekenis: (inter)nationaal, interregionaal en regionaal, en naar ligging: centrum, stadsrand, en landelijk. In de stedelijke regio Breda-Tilburg kunnen twee nieuwe treinstations tot 2020 ontwikkeld worden. De HOV-lijnen leiden tot de ontwikkeling van een aantal bijzondere knooppunten uit oogpunt van multimodaliteit. Transferia kunnen in een aantal situaties worden aangelegd ter bediening van die multimodaliteit. In 2002 is het onderzoek Transferia in Noord-Brabant, een haalbare kaart? verschenen. Hierin is een aantal potentiële transferia in beeld gebracht. Deze potentiële locaties zijn getoetst aan de ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen in de stedelijke regio. Bestaande, al dan niet te herstructureren woon- en werkgebieden alsmede de voorziene nieuwe woon- en werklocaties vormen de basis voor het toevoegen van infrastructurele kwaliteiten in de stedelijke regio. De volgende verknopingen van vervoerssystemen kunnen mogelijk binnen de planperiode tot stand komen: Etten-Leur-Oost (het Trivium): combinatie van halte HOV en afslag rijksweg 58 in de nabijheid van kantorenlocatie en voorzieningen (deels nog te ontwikkelen). Voorwaarde is dat de HOV daadwerkelijk via het Trivium bediend. Breda-Princeville: combinatie van halte HOV met mogelijk in nabijheid van de afslag A58 te realiseren transferium. Nabijheid woonboulevard en woongebied. Ontwikkeling bedrijventerrein Breda-West. Breda Zuid-West: combinatie intensieve streeklijn en afslag rijksweg 16, nabij te ontwikkelen innovatief hoogwaardig bedrijventerrein (de Wig). Breda-Claudius Prinsenlaan: de stedelijke ontwikkelingsas sluit hier aan op de afslag van rijksweg 27 en vormt een knooppunt met de mogelijke toekomstige HOV en aanleg transferium. HOV kan Hoogeind (bedrijventerrein), Bavelse Berg (evenementen), Bavel (woongebied), Bavel- Zuid (woongebied en bedrijventerrein) en Nieuw Wolfslaar (woongebied) bedienen. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

65 Breda-Oost: mogelijkheid voor realisering van een interregionaal stadsrandstation, gelegen nabij de afslag Breda-Oost van rijksweg 27 in relatie met de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in dit gebied. Te combineren met een transferium. Oosterhout-Oost: halte HOV bij locatie ziekenhuis, woongebied en afslag rijksweg 27. Te combineren met aan te leggen transferium. Ontwikkeling van de bedrijvenlocatie Oosterhout-Oost kan bijdragen aan het gebruik van dit knooppunt. Het tracé van de HOV door Oosterhout alsmede het eindpunt van de HOV is nog niet vastgesteld. Tilburg-St. Elizabeth (Kempenbaan): combinatie van OV-netwerk, aan te leggen transferium en afslag rijksweg 58. Nabij locatie ziekenhuis en bestaande c.q. te (her)ontwikkelen woon- en werkgebieden. De HOV-knooppunten worden niet nader op de kaart aangeduid, maar zijn vervat in de aanduiding verknoping van vervoerssystemen. Berkel-Enschot heeft de mogelijkheid voor een interregionaal stadsrandstation. Ontwikkeling wordt mede gerechtvaardigd door de ontwikkeling van de Overhoeken (Berkel-Enschot) in de komende jaren en de toekomstige bouwlocatie Tilburg-Noordoost. Nieuwe transferia zijn mogelijk bij de bestaande verknopingen van vervoerssystemen Breda-Prinsenbeek en aan het eindpunt van de stedelijke ontwikkelingsas Breda-Terheijdenseweg OWN+ (onderliggend wegennet plus) en rijkswegennet Goede bereikbaarheid is een voorwaarde voor sociale en economische ontwikkeling. De economische groei van Brabant (boven het landelijke gemiddelde) heeft ertoe bijgedragen dat het aantal verplaatsingen snel is gegroeid en naar 2020 toe nog verder zal groeien met circa 40%. De auto is en blijft het meest gebruikte vervoermiddel. Het overgrote deel van de verplaatsingen is relatief kort met afstanden kleiner dan 30 km. De toename van de mobiliteit leidt tot een snel groeiend congestieprobleem op het totale wegennet. Dit ondanks de voorziene investeringen in het rijkswegennet. Het aantal voertuigverliesuren zal tot 2020 ongeveer verdubbelen. De vertragingen nemen het sterkst toe op de regionale afstanden tussen de 15 en 30 km. Om te voorkomen dat economische centra onbereikbaar worden en dat de onbetrouwbaarheid van het verkeers- en vervoersysteem toeneemt, is een goed functionerend regionaal wegennet vereist. Het regionale en stedelijke wegennet in de regio Breda-Tilburg is de drager van de regionale bereikbaarheid. Zonder investeringen in dit onderliggend wegennet loopt het verkeers- en vervoersysteem vast, met name op de in- en uitvalswegen naar de steden en de op- en afritten van de snelweg. Het onderliggende wegennetwerk in de stedelijke regio Breda-Tilburg zal niet alleen moeten worden gezien als feeder naar het hoofdwegennet, maar zal vooral ook ingericht moeten worden als zelfstandige verbindingen die in staat zijn regionale verplaatsingen te accommoderen. Tevens dient het onderliggend wegennet beter verknoopt te worden met andere modaliteiten. Dergelijke transferpunten vragen ook een bepaald ruimtelijk programma. Belangrijk is een goede samenhang te vinden tussen het schaalniveau van de te verknopen netwerken en het schaalniveau van de ruimtelijke functies in de omgeving van dergelijke knooppunten. Zo ontstaan attractieve vestigingsmilieu s met een gedifferentieerde kwaliteit van bereikbaarheid. Stedelijke uitbreidingen, met name voor bedrijvenlocaties, waarbij de aanwezige rijkswegen worden overgestoken, vragen om een integrale plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

66 afstemming en planontwikkeling, teneinde toekomstige mobiliteitsproblemen te voorkomen. Dit vraagt om parallelle planvorming en een helder afwegingskader. De provincie is als regisseur in de regio in het kader van het uitwerkingsplan de eerst verantwoordelijke. De structuur en capaciteit van het rijkswegennet moet ook voor de toekomst veiliggesteld worden. Dit betekent dat ruimtelijke flexibiliteit behouden moet blijven door ruimte te behouden in de zones langs die wegen. Het beleid voor deze zogenoemde overlegzones (in de vijfde nota vrijwaringszones genoemd) is al aangekondigd in het Streekplan 2002 (paragraaf 3.1.6). De capaciteit van een aantal (gedeelten van) rijkswegen staat onder druk. Verkeersstagnatie op de A27 tussen Oosterhout en Breda, en op de A58 bij Breda, Tilburg en Etten- Leur is op middellange termijn realistisch. Vrijwaring is hier noodzakelijk om in de toekomst de bovenlokale verkeersbelangen veilig te kunnen stellen. In het onderliggende wegennet en het rijkswegennet zijn de volgende ontwikkelingen voorzien, mede in relatie tot de ruimtelijke ontwikkelingen in de stedelijke regio: In Etten-Leur-Zuid (ten zuiden van rijksweg 58) is de ontwikkeling voorzien van nieuwe bedrijventerreinen. De bestaande afrit Etten-Leur-West van rijksweg 58 moet in dat kader opgewaardeerd worden. De capaciteit van rijksweg 58 tussen Breda en Etten-Leur dient vergroot te worden ten behoeve van het regionale verkeer. Er is geen alternatieve verbinding mogelijk op basis van het onderliggende wegennet. De afslag Bavel van rijksweg 58 moet opgewaardeerd worden in verband met de voorziene ontwikkeling van woon- en werkgebieden nabij Bavel. De capaciteit van de rijksweg 58 is een algemeen aandachtspunt. De regionale wegverbinding Breda-Tilburg loopt door het dorp Dorst. Een zuidelijke omleiding is voorzien welke mogelijk ook kan worden aangesloten op de Zuidelijke Rondweg van Breda (Franklin Rooseveltlaan). De toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in deze omgeving (bouwlocatie Dorst, ontwikkeling Bavelseberg, afronding bedrijventerreinen Hoogeind) vormen aanleiding voor verdere uitwerking en uitvoering van deze regionale verbinding. De capaciteit van rijksweg 27 tussen de afslagen Breda-Noord en Oosterhout-Oost moet eveneens vergroot worden. Aanleiding vormt het onttrekken van de verbinding Oosterhout-Breda via Teteringen aan het intensieve regionale verkeer in verband met de Vinex-ontwikkeling Breda- Noord-Oost/Teteringen. De problematiek van de verbinding Dongen-Oosterhout (onderliggend wegennet) dient in de komende periode tot een oplossing te komen. Het platform BORDT, dat zich o.a. bezighoudt met deze verbinding, is nog niet zover dat concrete oplossingen in beeld zijn. Het uitwerkingsplan gaat vooralsnog uit van een nieuwe afslag van rijksweg 27 aan de zuidzijde van Oosterhout (Kalix Berna) die verbinding krijgt met de bestaande regionale wegverbinding tussen de afslag Oosterhout-Oost(Ziekenhuis) en Dongen. De twee bestaande afslagen nabij het Wilhelminakanaal in Oosterhout kunnen na realisering van die nieuwe aansluiting en de regionale wegverbinding komen te vervallen. Na realisatie van de Noordwesttangent en de geplande uitbreidingen in het noordoosten van Tilburg zijn een verdubbeling van de Noordoosttangent en een verbeterde afwikkeling van het verkeer op de N65 nodig. In dat kader past de nieuwe afslag 1 e orde van de N65 bij Berkel-Enschot. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

67 5.5.3 Vaarwegen Binnen de planperiode wordt uitgegaan van capaciteitsvergroting van het Wilhelminakanaal tussen de brug van de Noordwesttangent over het kanaal en bedrijventerrein de Loven in Tilburg. De aanleg van een containerterminal aan het Wilhelminakanaal is voorzien bij Dongen (industrieterrein). 5.6 Glastuinbouw In het kader van de Beleidsnota Glastuinbouw uit 1999 is de afspraak gemaakt dat het glastuinbouwareaal in Noord-Brabant in de periode tot 2012 van ha naar ha netto glas mag groeien. De 500 ha extra ruimte voor groei van de glastuinbouwsector in Noord-Brabant is gebaseerd op een door het Landbouw Economisch Instituut in opdracht van de provincie uitgevoerde studie. Deze studie is een nadere uitwerking van het rapport Kansen voor Kassen, waarin het perspectief voor herstructurering en groei van de glastuinbouwsector in Nederland wordt beschreven. Een andere belangrijke doelstelling uit de Beleidsnota Glastuinbouw is dat in % van het areaal aan glas in de aangewezen doorgroei- en vestigingsgebieden gevestigd moet zijn. Dit betekent dat op een totaalareaal van ha dus ha glas binnen de concentratiegebieden gelegen moet zijn. In 2000 was circa 200 ha glas in de doorgroeigebieden gelegen en circa 300 ha in de vestigingsgebieden. Om ontwikkeling tot ha in deze gebieden mogelijk te maken moet er dus ruimte gevonden worden voor ca. 600 ha netto glas. Een verdere toename binnen de doorgroeigebieden met 100 ha netto glas lijkt aannemelijk. Dit betekent dat er binnen de provinciale vestigingsgebieden ruimte voor 500 ha netto glas gevonden zal moeten worden. Hiervan zal ca. 100 ha in Oost-Brabant gerealiseerd moeten worden en ca. 400 ha in West- en Midden-Brabant. Op een te ontwikkelen projectlocatie in West-Brabant zal ruimte moeten zijn voor minimaal 150 ha netto glas. Dit betekent dat er binnen de vestigingsgebieden voor glastuinbouw in West-Brabant een ruimtebehoefte is voor 250 ha netto glas extra waarbij naast doorgroei van bestaande bedrijven ook ruimte voor nieuwvestiging moet worden geboden. In deze behoefte moet in beginsel voorzien worden binnen de vestigingsgebieden voor glastuinbouw die op de streekplankaart staan aangegeven. In de maanden januari-maart 2004 zal nog een inventarisatie worden uitgevoerd door de gemeenten binnen de Revitaliseringsgebieden Brabantse Delta en Wijde Biesbosch om een actueel beeld te verkrijgen van de ontwikkeling van het glastuinbouwareaal sinds Deze inventarisatie kan nog leiden tot een aanpassing van de behoefte aan ontwikkelingsruimte voor glastuinbouw. Het merendeel van de provinciale vestigingsgebieden in West-Brabant is binnen de stedelijke regio Breda- Tilburg gelegen. Slechts twee daarvan, de Plukmadese Polder en Steenbergen, liggen buiten de stedelijke regio. Binnen de huidige begrenzing van de laatste twee vestigingsgebieden is geen ruimte voor nieuwvestiging meer voorhanden. Dit betekent dat er binnen de stedelijke regio naast de ruimteclaims voor wonen, werken en natuur, ook rekening gehouden moet worden met een aanzienlijke ruimteclaim voor glas. Dit heeft betrekking op de gemeenten Breda, Dongen, Etten-Leur en Oosterhout waarbinnen de provinciale vestigingsgebieden voor glastuinbouw zijn gesitueerd. In totaal dient er in de stedelijke regio en bij Steenbergen ruimte gevonden te worden voor circa 250 ha extra glas. Uit het DRS enerzijds en de ruimtebehoefte voor verstedelijking anderzijds komt naar voren dat het toevoegen van circa 250 ha netto extra glas in de stedelijke regio een relatief plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

68 grote opgave is. Uit een eerste globale analyse blijkt dat een opgave van minimaal 150 ha voor de vestigingsgebieden in de stedelijke regio haalbaar is. De provinciale vestigingsgebieden voor glastuinbouw zijn ruim begrensd. Het Streekplan geeft aan dat de gemeenten nader moeten bepalen welke gedeelten van de vestigingsgebieden in aanmerking komen voor de bouw van clusters nieuwe bedrijven of clusters van nieuwe en bestaande bedrijven en tot welke omvang individuele bedrijven mogen groeien. Verder geeft het Streekplan aan dat de omvang van glastuinbouwbedrijven in de vestigingsgebieden in beginsel alleen mag worden beperkt voor zover dat noodzakelijk is in verband met de ter plaatse aanwezige waarden en belangen (natuur, landschappelijk, cultuurhistorisch, water, bodem en milieu). Op basis van het DRS en informatie van gemeenten is bij Etten-Leur, Breda, Oosterhout en Dongen een nadere begrenzing aangegeven van de vestigingsgebieden zoals opgenomen in het streekplan Binnen deze nadere begrenzing zal de benodigde ruimte voor extra glastuinbouw gevonden moeten worden. De confrontatie met het DRS en de nadere analyse van de informatie hebben erin geresulteerd dat de provinciale vestigingsgebieden uit het Streekplan 2002 aanzienlijk kleiner uitvallen. De nadere begrenzing is afgestemd op de aanduiding transformatie afweegbaar in het DRS en op de plankaart. Binnen de transformatiegebieden zijn stedelijke functies en dus ook glastuinbouw afweegbaar. Bij het in beschouwing nemen van de resterende zoekgebieden voor glastuinbouw is duidelijk geworden dat er geen mogelijkheden zijn grootschalige nieuwvestiging van glastuinbouw ruimtelijk op een verantwoorde wijze in te passen. De schaal en maat, bebouwingsstructuren en de huidige landschappelijke inrichting in deze gebieden lenen zich hier niet voor. Andere relevante aspecten zijn: de cultuurhistorische waarden, hoogspanningsleidingen en de waterhuishouding. Voor grootschalige nieuwvestiging is in deze gebieden geen mogelijkheid maar wel is er op beperkte schaal ruimte voor omschakeling of inplaatsing/ nieuwvestiging. Op basis van het DRS en een inventarisatie van de mogelijkheden hebben de vestigingsgebieden zoals neergelegd in het Streekplan 2002 bij Etten-Leur, Breda, Oosterhout en Dongen in dit uitwerkingsplan naast een nadere begrenzing de status doorgroeiplus gekregen. Doorgroeiplus wil zeggen dat naast doorgroeimogelijkheden voor bestaande bedrijven er ook enige ruimte geboden wordt voor nieuwvestiging en/of omschakeling. Buiten de aangegeven doorgroeiplus-gebieden zijn nieuwe glastuinbouwbedrijven niet gewenst vanwege de nadelige ruimtelijke gevolgen op het landschap. Voor de bestaande bedrijven in het in het Streekplan aangegeven doorgroeigebied oostelijk van Etten-Leur geldt maatwerk, waarbij afhankelijk van de huidige ligging, omvang en mogelijkheid voor landschappelijke inpassing en/of compensaatie, groeimogelijkheden geboden kunnen worden tot maximaal 5 ha netto glas. Hetzelfde geldt voor een relevant aantal andere bestaande bedrijven in Etten-Leur die vanwege de nadere begrenzing in dit plan niet meer in een concentratiegebied (nu doorgroeiplus voorheen vestiging) liggen of die op een passende locatie binnen de aanduiding transformatie afweegbaar op de plankaart liggen. Deze bedrijven krijgen de een doorgroeistatus. Hetzelfde geldt voor de bestaande glastuinbouwbedrijven gelegen binnen het huidige vestigingsgebied voor glastuinbouw langs de Fazantenweg in Dongen. Op basis van de studie Bosch en Slabbers wordt het vestigingsgebied voor glastuinbouw richting Loon op Zand verschoven. Met de aanduiding vestigingsgebied glastuinbouw met doorgroeiplus status op de plankaart is het streekplan nader uitgewerkt voor wat betreft de in het streekplan opgenomen vestigingsgebieden. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

69 Etten-Leur Bestaande situatie Het merendeel van de bestaande glastuinbouwbedrijven ten noorden en ten zuiden van de kern Etten-Leur is binnen de provinciale vestigingsgebieden gelegen. Aan de oostzijde van Etten-Leur is een provinciaal doorgroeigebied voor glastuinbouw gesitueerd. In het doorgroeigebied zijn de bestaande glastuinbouwbedrijven verdeeld over twee locaties geconcentreerd gelegen. Uitgaande van de bestaande glastuinbouwbedrijven en de in het vigerende bestemmingsplan mogelijke uitbreidingen is er een restcapaciteit van ca. 44 ha. Maatgevend hierbij is dat het bestemmingsplan voor de meeste bedrijven een bovennorm van 3 ha netto glas en in enkele gevallen 2 ha netto glas per bedrijf kent. Gezien vanuit de individuele bedrijfsbehoefte en de landschappelijke situering van een aantal solitair gelegen bedrijven is het niet reëel om te veronderstellen dat de restcapaciteit volledig benut kan worden. Nadere begrenzing op basis van het DRS op de plankaart De vestigingsgebieden voor glastuinbouw gelegen ten noordwesten en ten zuiden van Etten-Leur zijn op basis van een confrontatie met het DRS nader begrensd. Tevens is hierbij rekening gehouden met (eventuele) toekomstige verstedelijkingsopgaven voor woningbouw en bedrijventerreinen. Door deze nadere begrenzing zijn een aantal bedrijven, welke voorheen binnen de vestigingsgebieden waren gesitueerd binnen de aanduiding te behouden landschap (DRS-uitgebreid) danwel landschapsbeheer (plankaart) komen te liggen. Hetzelfde geldt voor de bedrijven gelegen binnen het doorgroeigebied. Het is niet wenselijk en redelijk om de bestaande glastuinbouwbedrijven welke voorheen onderdeel uitmaakten van een vestigings- danwel doorgroeigebied op basis van het DRS de status van solitaire glastuinbouwbedrijven te geven. Om deze reden wordt voor deze glastuinbouwbedrijven afhankelijk van de huidige ligging, omvang, mogelijkheid voor landschappelijke inpassing en/of compensatie een doorgroei tot maximaal vijf hectare netto glas voorgestaan. Dezelfde benadering wordt voorgestaan voor een drietal bedrijven die elders binnen de aanduiding transformatie afweegbaar zijn gelegen. Gezien de omvang en de beperkte mogelijkheden voor grootschalige ontwikkeling van glastuinbouw in de nader begrensde vestigingsgebieden komt een doorgroeiplus-status beter overeen met de feitelijke situatie. Om deze reden is op de plankaart de aanduiding vestigingsgebieden met de doorgroei-plus status opgenomen. Kijkend naar de landschappelijke situatie en aanwezige functies in de nader begrensde doorgroei-plus gebieden ten noordwesten en zuiden van Etten-Leur zijn er slechts beperkte mogelijkheden voor nieuwvestiging of omschakeling. De richtomvang voor zowel de bestaande als eventueel nieuw te vestigen of om te schakelen bedrijven in deze gebieden is ca. 5 ha netto glas. Op basis van een nadere ruimtelijke afweging kan afhankelijk van de specifieke situatie mogelijk in beperkte mate extra ontwikkelingsruimte geboden worden. Ook voor de gebieden met de status doorgroeiplus zullen voorwaarden worden gesteld voor doorgroei; nieuwvestiging en omschakeling (onder ander met betrekking tot de landschappelijke inpassing en/ of compensatie). Op basis van de reële benutting van de restcapaciteit van het bestemmingsplan plus redelijkerwijs te realiseren hoeveelheid extra glas door verhoging van de bovennorm tot 5 ha en incidentele nieuwvestiging en omschakeling is er in Etten-Leur ruimte voor ca ha netto glas. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

70 Breda Den provinciale vestigingsgebieden liggen noordelijk van Prinsenbeek en ten zuiden van het Liesbos. Op basis van het DRS en de vertaling van de in het Streekplan aangegeven landschapsecologische zone wordt nieuwvestiging en/of uitbreiding van glastuinbouw in het vestigingsgebied ten zuiden van het Liesbos niet voorgestaan. Dit gebied is op basis van het DRS binnen de zone landschapsontwikkeling gelegen. Op de plankaart van het uitwerkingsplan is de in het bestemmingsplan buitengebied Prinsenbeek vastgelegde nadere begrenzing van het vestigingsgebied bij Prinsenbeek is overgenomen. Het bruto oppervlak van dit vestigingsgebied is 180 ha en de op dit moment aanwezige ruimte hierbinnen is circa 110 ha (netto). Uitgaande van het bestemmingsplan en de in het gebied aanwezige beperkingen waaronder een hoogspanningsleiding is de verwachting dat er in het gebied ca. 30 ha netto glas gesitueerd kan worden. Het is wenselijk dat er een inrichtingsplan wordt opgesteld waarin de mogelijkheden voor uitbreiding en nieuwvestiging zijn opgenomen. Gelet op de mogelijkheden in het bestemmingsplan krijgt het gebied evenals bij Etten-Leur een doorgroeiplus status. Oosterhout Het provinciale vestigingsgebied voor glastuinbouw ten oosten van Oosterhout ligt zowel ten noorden als ten zuiden van de kern Oosteind. Om de landschappelijke openheid van de Willemspolder heeft het gebied ten noorden van Oosteind op de plankaart de aanduiding behoud open landschap. Nieuwvestiging en uitbreiding van glastuinbouw is hier niet gewenst omdat dit de openheid aantast. Het gebied ten zuiden van de kern Oosteind is in het DRS aangegeven als transformatiegebied. Gezien de schaal, maat en inrichting van dit gebied is grootschalige projectvestiging van glastuinbouw in dit gebied niet mogelijk. Wel zijn er in het gebied mogelijkheden voor uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven en een beperkte mogelijkheid voor inplaatsing van enkele nieuwe vestigingen van glastuinbouwbedrijven. Om bovenstaande redenen is een deel van het gebied ten zuiden van de kern Oosteind als doorgroeiplusgebied voor glastuinbouw aangewezen. De ruimtelijke mogelijkheden worden nader onderzocht in het kader van de op de plankaart aangegeven strategische gebiedsontwikkeling dat als project in 8.2 is opgenomen. Dongen Dongen heeft samen met Loon op Zand een visie ontwikkeld voor de inplaatsing van intensieve agrarische bedrijven (glastuinbouw, boomteelt en intensieve veehouderij). Uit de visie is naar voren gekomen dat er op beperkte schaal ruimte is voor nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven in het gebied rond de Moersedreef. Voorwaarde hierbij is dat vestiging van glas (en de overige genoemde functies) gepaard moet gaan met een versterking van de landschappelijke structuur. Uit de visie komt naar voren dat het provinciale vestigingsgebied in noordoostelijke richting zou moeten verschuiven. Voor boomteelt en glastuinbouw is in het gebied tussen Dongen en Kaatsheuvel ruimte om 60 ha toe te voegen. Dit vestigingsgebied is gelegen buiten de begrenzing van de stedelijke regio. Het beleid voor dit gebied wordt opgenomen in het reconstructieplan voor de Meierij. De bestaande vestigingsgebieden voor glastuinbouw komen hiermee te vervallen. De bestaande glastuinbouwbedrijven die hier gelegen zijn maakten voorheen onderdeel uit van een vestigingsgebied. Het is niet redelijk om deze bedrijven op basis van het DRS de status van solitaire glastuinbouwbedrijven te geven. Om deze reden wordt, binnen zekere grenzen, doorgroei van de betreffende glastuinbouwbedrijven voorgestaan. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

71 5.7 Uitwerking groene ambitie Het Streekplan geeft aan dat in de uitwerkingsplannen aandacht besteed moet worden aan: - de wijze waarop de groene en landschappelijke kwaliteiten van de stedelijke regio behouden en versterkt worden - het waarborgen van de functie en kwaliteit van de landschapsecologische zones - het verder ontwikkelen van stedelijke groenstructuren in relatie tot mogelijkheden voor recreatie Deze uitgangspunten zijn vertaald in het plan en de aanduidingen op de plankaart. De plankaart bevat het landschappelijk raamwerk dat sturend is voor het behoud en de ontwikkeling van het landschap en een regionaal toetsingskader vormt voor zowel rode als groene projecten. In de beleidsnota Natuur- en landschapsoffensief Brabant GS is opgenomen: de provincie stelt middelen beschikbaar voor het beleidsprogramma Groen in de stedelijke regio s. Uitgangspunt is medefinanciering aansluitend op middelen uit het rijksbeleid (groen in en om de stad en VINAC groen) en middelen uit de regio. Op dit moment kan over die medefinanciering in het algemeen geen duidelijkheid worden gegeven. Om de planvorming voor de verdere ontwikkeling van landschapsprojecten te ondersteunen en te stimuleren is het voornemen om daarvoor financiële middelen vrij te maken uit het GIOSinstrumentarium van de provincie gedurende de periode onder de titel Uitwerken groene ambitie in de stedelijke regio s in het Ontwikkelingsprogramma Ruimtelijke Ordening Daarnaast worden de mogelijkheden voor een financiële sturing ten behoeve van de realisatie van de beoogde landschapsontwikkeling besproken met de gemeenten in het regionale planningsoverleg. Met het rijk wordt in overleg gegaan over de mogelijke inzet van middelen van rijkswege. Initiatieven van alle partijen welke een bijdrage kunnen vormen voor de verdere ontwikkeling van het landschap worden ondersteund. Het uitwerkingsplan met het daarin opgenomen landschappelijk raamwerk biedt daarvoor het beleidskader. Het DRS geeft aan waar in het landschappelijk raamwerk in relatie tot het verstedelijkingsproces ingezet zou moeten worden op landschapsontwikkeling. Programmatisch worden gebiedsgerichte koppelingen gelegd tussen rode en groene opgaven op de plankaart en in de tekst via de legenda-eenheden strategische gebiedsontwikkeling en integratie stad-land. Deze zijn bindend voor de ontwikkeling van ruimtelijke plannen. Op de plankaart zijn de gebieden aangegeven waar landschapsontwikkeling nodig en wenselijk is. Waar dat aansluit op de planvorming vanuit het reconstructieproces voor het landelijke gebied wordt dit gezamenlijk opgepakt. Aan drie gebieden is prioriteit gegeven. In paragraaf 8.2 Beschrijving projecten zijn drie projecten opgenomen voor landschapsontwikkeling. De provincie en de gemeenten willen uitvoering geven aan deze projecten. Daarnaast is in hoofdstuk 7 is per deelgebied een beschrijving opgenomen van de beoogde landschapsontwikkeling binnen het landschappelijk raamwerk. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

72 Dit uitwerkingsplan en de reconstructie- en gebiedsplannen zijn richtinggevende documenten voor de ontwikkeling van het landschap. Hieronder is in beknopte vorm het beleid per gemeente opgenomen. Breda De gemeente kent een aantal groenprojecten. Eén hiervan is de groene schakel, de groenzone tussen het Liesbosch en De Berk. De gemeenten Breda en Etten-Leur en andere belanghebbende partijen hebben hierover in 1998 een convenant gesloten. In dit convenant zijn afspraken gemaakt over de mogelijke realisatiestrategieën en de globale inrichting van het betreffende gebied (zie tevens onder Etten-Leur). Bij de formulering van de gebiedsvisie voor Breda West wordt een nadere uitwerking, inclusief realisatiestrategie van de landschapsecologische zone gelegen tussen het Liesbosch en de Vloeiweide meegenomen. Investeringen in de groene ambities worden hierbij gerelateerd aan de verstedelijkingsplannen. Ook in Breda-Oost wordt de realisatie van het groenblauwe raamwerk gekoppeld aan de planexploitatie van de verstedelijkingsopgave. Een ander project is de ontsnippering van de Oosterhoutseweg tussen Breda en Oosterhout: de inrichtingsvoorstellen hiervoor zijn reeds beschikbaar en nog in 2004 wordt hiermee gestart. Voor de financiering van dit project dienen nadere afspraken gemaakt te worden met de landinrichtingscommissie en met de gebiedscommissie Wijde Biesbosch. Voor alle groene projecten in de gemeente wordt uitgegaan van een gezamenlijke (financiële) verantwoordelijkheid van de verschillende overheden. De co-financieringsmogelijkheden van externe partners zullen mede bepalend zijn voor de ruimtelijke kwaliteit van de diverse groene projecten. Dongen Het groenbeleid van de gemeente krijgt vorm door de uitvoering van de twee groenstructuurplannen die de gemeente heeft. Het groenstructuurplan, genaamd Groen geeft Dongen kleur, is vastgesteld in december 1997 en het groenstructuurplan, genaamd Groen kleurt s Gravenmoer, is vastgesteld in november De plannen zijn met name gericht op het ontwikkelen en behouden van groene hoofdstructuren en op beperkte schaal het stimuleren van natuurvriendelijk groen. De laatste jaren zijn enkele (nieuwe) hoofdstructuren aangelegd en is een subsidieregeling opgesteld die de aanplant en het behoud van landschappelijke beplanting stimuleert. De financiële middelen die nodig zijn voor de uitvoering van de plannen, worden jaarlijks gereserveerd door ze op te nemen in het investeringsschema van de begroting. Dit investeringsschema beloopt een periode van 4 jaar. Jaarlijks wordt dit schema geactualiseerd. Het streven is om na twintig jaar alle projecten uit de groenstructuurplannen te hebben uitgevoerd, zodat de gewenste groenstructuur een feit is. Goirle Het bestemmingsplan voor de toekomstige woonwijk Boschkens (ca. 850 woningen) voorziet naast woningbouw in een hoog ambitieniveau qua groene invulling. Voor de overige gebieden gelegen binnen het uitwerkingsplan zijn nog geen concrete ambities bepaald. Voor het buitengebied, dat grotendeels gelegen is in het reconstructieplan Beerze-Reusel, wordt in 2004 gestart met een nieuw bestemmingsplan Buitengebied. Gelet op de bijzondere natuurwaarden in het buitengebied (Regte Heide, RNLE, Habitat enz.) wordt bezien of een landschapsbeleidsplan moet worden opgesteld. In het bijzonder hecht de gemeente aan de openheid van het gebied gelegen tussen Riel en Gilze (De Rielse Heide en omgeving). De in het streekplan en uitwerkingsplan plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

73 opgenomen landschapsecologische zone die in dit gebied doorloopt, wordt door de gemeente nadrukkelijk onderschreven. Etten-Leur In het landschapsbeleidsplan van de gemeente bevat voorstellen voor behoud en verbetering van de landschapsstructuur en het aanwezige natuur en landschap. Daarnaast wordt in de StructuurvisiePlus aandacht besteed aan de groene ambities. Een belangrijk project uit het landschapsbeleidsplan is het project Groene Schakel. Dit is een gezamenlijk project met de gemeente Breda. Het project is erop gericht een ecologische verbinding tot stand te brengen tussen het Liesbos, bosgebiedje de Hooiberg, natuurgebied De Berk en de Haagse Dijk richting rivier de Mark. De bedoeling is dat deze verbinding fungeert als een landschappelijke geleding en groenstructuur binnen de stedelijke regio en die tevens kan dienen voor recreatieve uitloop. Als instrumenten ter realisering van de Groene Schakel wordt gedacht aan verwerving en inrichting, landgoedontwikkeling en particulier landschapsbeheer. Realisering van het gedeelte De Berk rivier de Mark (het noordelijk deel van de Groene Schakel) is vanwege ligging in de Ecologische Hoofdstructuur een verantwoordelijkheid van Rijk en Provincie. Ook elders aan de oostflank en verder aan de zuidzijde van de gemeente Etten- Leur zijn landschappelijke verbindingen wenselijk. Daarmee zouden verbinding ontstaan tussen het Liesbos, de gemeentebossen aan de Kogelvanger en het Schuitvaartjaagpad en natuurgebied de Pannenhoef. Vooral landgoedontwikkeling wordt daar gezien als toepasbaar instrument. De gemeente heeft samen met het waterschap een (mede)verantwoordelijkheid voor de invulling van ecologische verbindingszones. Dit betreft in de gemeente Etten-Leur vooral natte ecologische verbindingszones in de vorm van de vaarten en beken (bijvoorbeeld Leurse Haven, Laakse Vaart, Kibbelvaart, Brandse Vaart, Vossenbergsevaart, en ook diverse smallere waterlopen). In de gemeente Etten-Leur gaat het om circa 40 kilometer aan ecologische verbindingszones over een breedte van 25 meter, met een totale oppervlakte van 100 hectare die verworven en/of ingericht dient te worden. Ter bekostiging van de Groene Schakel, ecologische verbindingszones en andere relevante landschappelijke groenstructuren zijn middelen opgenomen in het gemeentelijk investeringsplan en is tevens een gemeentelijk groenfonds in het leven geroepen. De voeding van het groenfonds vindt plaats uit een opslag van 2,00 per m2 grond die voor woningbouw of bedrijventerrein wordt verkocht of aangewend en wordt ook toegepast voor binnenstedelijke inbreidingslocaties waarvoor een exploitatieovereenkomst afgesloten wordt. Ter uitvoering van het landschapsbeleidsplan is een project particulier landschapsbeheer ontwikkeld. Door middel van provinciale en gemeentelijke subsidiëring worden agrariërs en andere particulieren binnen het kader van een landschapsvisie gestimuleerd om bestaande landschapselementen te onderhouden en nieuwe landschapselementen aan te leggen en te onderhouden. Ook worden erfbeplantingen gesubsidieerd. Gedurende de ruim 3 jaar dat het project particulier landschapsbeheer nu loopt, zijn circa 100 overeenkomsten met bijbehorende subsidiebeschikkingen afgesloten. Het project kan een relevante omvang gaan aannemen die op termijn ook op structuurniveau van belang kan worden. De kosten van het project worden bekostigd uit de jaarlijkse begroting. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

74 Gilze en Rijen Het groene programma en de prioritering en uitvoering daarvan is gebaseerd op de visies en ambities die zijn neergelegd in de Structuurvisie plus. De belangrijkste onderdelen zijn: Het behoud van: de Chaamse Bossen, Prinsenbos, Molenschotse Heide en Boswachterij Dorst, Landgoed Valkenberg, Weidevogelgebied (Rijen-NO), Agrarisch landschap, Groen in de kernen. Het versterken van: de Beekdalen (met name Grote Leij, Molenleij en Gilzewouwerbeek), de Ecologische verbindingszones (met name tussen Chaamse bossen en Molenschotse heide; Huis ter Heide en Dorst; Huis ter heide en Nerhovense Bossen), Waardevolle landschappen (met name kleinschalig landschap Gilze zuid, landschap rond Molenschot (open, weids karakter), Rijen noordoost (kwelgebied), Rijen oost (slagenlandschap) en de toegankelijkheid van natuur- en buitengebieden te verbeteren. Met dit programma wil de gemeente haar eigenheid tussen de grote steden behouden, en invulling geven aan de landschapsecologische zones uit het Streekplan. Voor de financiering en realisatie van deze ambities zoekt de gemeente samenwerking met verschillende overheden en externe partners. Nadere afspraken voor financiering uit het reconstructieprogramma hoort daarbij. Investeringen relateert de gemeente aan de verstedelijkingsopgave. Middels een revitaliseringfonds wil de gemeente realisering van het groene programma aan het verstedelijkingsprogramma koppelen. De financieringsmogelijkheden uit dit revitaliseringfonds gekoppeld aan de mogelijkheden voor cofinanciering bij externe partners zijn bepalend voor de intensiteit en kwaliteit van de diverse groene projecten. Oosterhout In het landschapsbeleidsplan is voor het gehele buitengebied een gewenste ontwikkelingsrichting beschreven. Binnen de planperiode van het landschapsbeleidsplan zijn de inrichting van een groengebied als uitloopgebied ten noorden van Oosterhout (omgeving Domeinweg) en landschappelijke inrichtingsplannen voor een gebied direct grenzend aan de nog te ontwikkelen woonwijk Vrachelen IV en V, gepland. Daarnaast geldt, dat groen (landschappelijk) dat voor grootschalige stedelijke ontwikkelingen in het buitengebied komt te vervallen, structureel wordt gecompenseerd in het buitengebied, hetzij uit hoofde van compensatie boswet, hetzij vanuit eigen gemeentelijk compensatiebeleid. De gemeente Oosterhout heeft de intentie de ecologische verbindingszones bij de woonwijk Vrachelen IV en V in te richten, vooruitlopend op de ontwikkeling van de woonwijk. Een belangrijk deel van de inrichting van de ecologische verbindingszone langs het Wilhelminakanaal zal aandacht krijgen bij stedelijke ontwikkelingen in de zones grenzend aan het kanaal. Een deel hiervan is in de afgelopen jaren reeds ingericht. Direct ten westen van Vrachelen III zal in de komende jaren een verbindingszone worden aangelegd die de directe verbinding gaat vormen tussen de Vrachelse Heide (natuurgebied) en de bestaande verbindingszone langs het Markkanaal. Vanuit de gemeente is steeds gepleit voor een koppeling van de bosgebieden ten zuiden en ten westen van de stad, ter plaatse van de zogenaamde Flessenhals (oksel Vrachelsebaan-Bredaseweg). Omdat het belang van deze verbinding regionaal is en de financiële en organisatorische complexiteit van de realisatie het gemeentelijk niveau te boven gaan, is deze opgave als project 7 in dit uitwerkingsplan opgenomen. Verder leidt de gemeente Oosterhout een plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

75 interdisciplinair samengestelde werkgroep die zich bezighoudt met het opstellen van plannen voor de inrichting van de zogenaamde Groene Poort (gebied Seters binnen de Boswachterij Dorst). Binnen het stedelijk gebied wordt invulling gegeven aan de groene kwaliteiten vanuit de Groenstructuurvisie, die in de loop van 2004 door de gemeenteraad zal worden vastgesteld. Voorts hanteert de gemeente Oosterhout een compensatiebeginsel, dat in de loop van 2004 in beleid zal worden vertaald. Dit beginsel houdt in, dat voor elke boom die binnen de bebouwde kom van gemeentewege wordt geveld, in compensatie binnen de bebouwde kom wordt voorzien. Tilburg Tilburg heeft de Kadernota Groene Mal opgesteld. De Groene Mal is gedefinieerd als de ruimtelijke weergave van een robuuste duurzame samenhangende ecologische structuur rondom de stad Tilburg en de kernen Berkel-Enschot en Udenhout welke sturend is voor de (stedelijke) ruimtelijke plannen. De Groene Mal maakt stedelijke ontwikkeling mogelijk in balans met de groene omgeving. Hierbij is er voldoende ruimte voor landbouwkundige ontwikkeling. Waarden op het gebied van water, bodem, landschap en cultuurhistorie worden ingepast. De Groene Mal is behalve voor de flora en fauna ook voor de recreërende mens van belang (natuurbeleving). Over de instandhouding en ontwikkeling van de Groene Mal zijn in 2002 afspraken gemaakt tussen vier milieu- en natuurorganisaties (BMF, Brabants Landschap, Natuurmonumenten en de Milieuwerkgroep WNM afdeling Tilburg), twee waterschappen (De Dongestroom en De Dommel), de plaatselijke afdeling van de ZLTO, de Provincie en de gemeenten Oisterwijk en Tilburg. Bij ontwikkeling ligt het accent op de realisering van verbindingszones tussen bestaande bos- en natuurgebieden aanvullend op de provinciale Groene Hoofdstructuur welke in zijn geheel deel uitmaakt van de Groene Mal. In de Groene Mal is ruimte opgenomen voor natuurcompensatie (bij incidentele onvermijdbare aantasting van de Groene Mal). Op deze wijze wordt sturing gegeven aan de compensatie. Het provinciale compensatiebeleid wordt gevolgd. De gemeente Tilburg stelt jaarlijks euro beschikbaar voor de uitvoering van Groene Mal maatregelen. De middelen worden ondergebracht in een fonds (Reserve Natuurontwikkeling geheten) waarin ook gelden voor compensatie en subsidiemiddelen worden gestort. De uitvoering van projecten beslaat een periode van ruim 20 jaar. Belangrijke projecten zijn Dongevallei, Noord-Zuid-zone tussen het Waterwingebied en Huis ter Heide ('via' Drijflanen), De Mast-Noorderbos, Noorderbos-De Brand, De Brand- Leemkuilen, Leemkuilen-Vennen (landschapszone), Rijens Broek (ecologische knoop met aansluitende verbinding naar Huis ter Heide en Boswachterij Dorst), Het Blok-Waterwingebied, Waterwingebied-Riels Laag, Surfplas-Bakertand, Leijpark-Moerenburg en Landschapspark Moerenburg. De Groene Mal wordt vastgelegd in bestemmingsplannen. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

76 6 Ruimtelijk beleid en plankaart 6.1 Aard en schaalniveau van het uitwerkingsplan Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) en het Programma voor de regio komen samen in dit uitwerkingsplan. Het programma is ingepast in het DRS. De plankaart van dit plan is het ontwikkelings- en toetsingskader voor gemeentelijke planvorming. De plankaart bestaat uit een meer duurzaam deel, het DRS, en een dynamisch deel, de programma-elementen. Periodiek stelt de provincie een nieuwe prognose op voor de behoefte aan woningbouw en bedrijventerreinen. Op basis van nieuwe prognoses, monitoring en evaluatie kan het nodig zijn het programma aan te passen. Binnen het duurzame kader van de plankaart (het DRS) kunnen dan, indien nodig, nieuwe ruimten aangegeven worden die voorzien in de ruimtebehoefte. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om (zonder ter inzage legging) het plan aan te passen aan het bijgestelde programma (zie paragraaf 1.7). Alvorens het plan aan te passen vragen zij advies hierover aan de PPC. De statencommissie belast met de ruimtelijke ordening wordt over het voornemen geïnformeerd. In het geval dat de bijstelling van het programma leidt tot aantasting van het duurzaam ruimtelijke structuurbeeld is herziening van het uitwerkingsplan nodig volgens dezelfde, normale procedure die geldt voor de totstandkoming van de uitwerkingsplannen. Het Streekplan en het uitwerkingsplan vormen samen het provinciale ruimtelijk beleid voor de regio. Het beleid in het uitwerkingsplan vervangt het Streekplan niet, maar werkt het op onderdelen uit. In dit plan wordt uitwerking gegeven aan de verstedelijkingsopgave m.b.t. het wonen en werken (in de stedelijke regio inclusief infrastructuur en een groen programma), binnen de leidende principes uit het Streekplan (zie paragraaf 1.3). Dit betekent dat het beleid voor bijvoorbeeld vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, golfbanen, landgoederen, recreatie en semi-agrarische bedrijvigheid in het streekplan staat. Het plan heeft een globaal karakter. De aanduidingen op de kaart die samen het duurzame ontwikkelingskader vormen, hebben alleen betekenis op een schaal 1: In het algemeen geldt voor de aanduidingen die op de Plankaart en overige kaarten zijn aangegeven dat deze indicatief en globaal van karakter zijn. Een nadere begrenzing van de gebieden dient op perceelsniveau plaats te vinden in het kader van het bestemmingsplan. Op deze manier blijft het onderscheid tussen regionale en gemeentelijke planvorming behouden en heeft het regionale plan een flexibel karakter. In de tekst van dit plan is beschreven op grond van welke waarden en kansen de grenzen in het plan zijn getrokken. Soms ligt een grens op een herkenbare structuur in het landschap, zoals een weg of een beek aangegeven op de DRS-kaart 1: In dat geval is er weinig of geen speelruimte bij de vertaling naar perceelniveau. In andere gevallen wordt een marge aangehouden die gerelateerd is aan het schaalniveau van het plan 3. In hoofdstuk 4 wordt in hoofdlijnen en in hoofdstuk 7 wordt per deelgebied beschreven met welke waarden bij eventuele verschuivingen rekening moet 3 Bij een schaal van 1: is een lijn met een dikte van één millimeter op de kaart in werkelijkheid een strook met een breedte van vijftig meter. Een indicatieve lijn op de kaart is niet op de millimeter nauwkeurig getekend, maar geeft wel binnen een marge van enkele millimeters aan waar de begrenzing van het vlak ongeveer ligt. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

77 worden gehouden. Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient zorgvuldig rekening te worden gehouden met de aanwezige waarden. Het programma is abstract (met symbolen als vierkantjes en rondjes) aangegeven op de kaart omdat in het kader van de gemeentelijke planvorming het ruimtelijk ontwerp voor de verschillende bouwlocaties moet worden opgesteld. Een aanduiding met een grootte van 5 hectare is de kleinste die op dit schaalniveau nog relevant en leesbaar is. Zo is op de kaart leesbaar in welk gebied binnen de planperiode een stedelijke claim ligt en hoe groot die claim is. Ontwikkelingen die kleiner zijn, zijn niet op de plankaart vastgelegd. Ze worden toegelicht (voorzover gewenst) in de tekst en op overige afbeeldingen. 6.2 Het DRS: het ruimtelijk ontwikkelingskader Het duurzame deel van de plankaart (het DRS) is samengesteld uit het landschappelijk raamwerk, de stedelijke structuur en de infrastructuur. De plankaart vormt het ruimtelijk kader voor ontwikkelingen in het plangebied. Een belangrijk element van de plankaart is het landschappelijke raamwerk. Met het landschappelijke raamwerk zijn de groene en de blauwe kwaliteiten van het gebied aangegeven die behouden en ontwikkeld moeten worden en waarbinnen geen stedelijke functies gesitueerd worden. De identiteit en kwaliteit van het landschap en het infrastructureel netwerk is sturend voor de ontwikkeling van de steden en dorpen. Stedelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden zowel binnen het bestaand stedelijk gebied en binnen de zoekruimten voor verstedelijking (zie 6.2.4) die liggen tussen het bestaand stedelijk gebied en het landschappelijke raamwerk Het landschappelijk raamwerk Stedelijke ontwikkelingen zijn in het landschappelijk raamwerk in principe uitgesloten. Hoe het landschappelijk raamwerk is opgebouwd is in hoofdlijnen beschreven in hoofdstuk 4 en verder uitgewerkt in hoofdstuk 7, Ruimtelijke ontwikkeling per deelgebied. Voor het landschappelijk raamwerk geldt het zogenaamde nee, tenzij -principe. Dit betekent dat stedelijke ontwikkelingen hier alleen toelaatbaar zijn als daar grote maatschappelijke belangen aan ten grondslag liggen, en nadat onderzoek heeft aangetoond dat er geen reële alternatieve locaties voorhanden zijn. Alternatieven worden afgewogen binnen de stedelijke regio. De regionale afstemming kan plaatsvinden in het regionale planningsoverleg. Het verlies aan waarden moet zo veel als mogelijk worden beperkt. Onder stedelijke ontwikkelingen verstaan we ontwikkelingen die samenhangen met wonen, werken en voorzieningen. Sportvoorzieningen beschouwen we, behoudens golfbanen, gezien de vormgeving en functie ervan, ook als stedelijke ontwikkeling. Ruimte-voor-ruimtewoningen zien wij ook als een stedelijke ontwikkeling als die plaatsvindt in de vorm van een planmatige uitbreiding van het stedelijk gebied. Betreft de ontwikkeling van ruimte-voor-ruimtewoningen slechts enkele woningen die aanhaken aan bestaande ruimtelijke structuren en een kwaliteitsverbetering van het gebied tot gevolg hebben, dan is alleen het streekplanbeleid van toepassing. Ontwikkeling binnen het landschappelijk raamwerk kan dan aanvaardbaar zijn. Sommige onderdelen van het landschappelijke raamwerk zijn al in het Streekplan beschermd. Voor die onderdelen van het landschappelijk raamwerk plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

78 die in het Streekplan een strengere bescherming kennen, geldt het beschermingsregime van het Streekplan. Het landschappelijk raamwerk is als volgt opgebouwd: Landschapsbeheer: Het beleid is gericht op het beheer en behoud van de bestaande landschappelijke verschijningsvorm zoals die is aangegeven op de basisstructuurkaart van Brabant. Het beleid voor deze gebieden krijgt verder inhoud in het kader van de revitalisering van het landelijk gebied. Landschapsontwikkeling: Dit zijn de gebieden in het landschappelijk raamwerk waar ontwikkeling van nieuwe groene functies en kwaliteiten nodig is. Gelet op de samenhang met de mogelijke stedelijke ontwikkelingen daar aan grenzend is landschapsontwikkeling nodig om tot een goede kwaliteit en een duurzaam functioneren van het landschappelijk raamwerk te komen. Het beleid is gericht op kwalitatieve verbetering van de inrichting van het landschap. Met bestaande stedelijke functies mag geschoven worden indien daarmee de kwaliteit van het landschap verbetert. De ontwikkeling van deze gebieden sluit recreatieve functies niet uit. Beekdalsysteem: Het deel van het landschappelijk raamwerk waar de beken en/of kreken en beekdalen de structuurdragers zijn van de landschapsstructuur en voor ontwikkelingen met betrekking tot het watersysteem, de natuur, het landschap en extensieve vormen van recreatie. Het beleid voor deze gebieden krijgt verder inhoud in het kader van de revitalisering van het landelijk gebied. Herstel of aanleg nieuwe waterloop: Deze aanduiding geeft aan dat ter plaatse een herstel van de oude waterloop wordt voorgestaan. Dit betreft o.a. de Mark in de stad Breda en de Donge tussen Tilburg en Dongen. Een nieuwe waterloop als ecologische verbinding is wenselijk ten noordoosten van Dongen. Behoud open landschap: Ter behoud van de openheid van het landschap worden in deze gebieden intensieve vormen van landbouw zoals boomteelt, intensieve veehouderij en glastuinbouw geweerd. Het betreft zowel nieuwvestiging als omschakeling, als grootschalige uitbreiding van bedrijven Bestaand stedelijk gebied en infrastructuur Het bestaand stedelijk gebied vervult een belangrijke rol voor het accommoderen van de stedelijke ruimtevraag. Stedelijke herstructurerings- en intensiveringprocessen zijn in beginsel overal binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk. Uiteraard moet hierbij worden aangesloten op de kwaliteiten en mogelijkheden van dat stedelijk gebied. Ontwikkeling van een duidelijke stedelijke hoofdstructuur en verbindingen van het centrumgebied met de verschillende stedelijke knooppunten is wezenlijk. Het is ook van belang een goede visie te hebben op de waardevolle groenstructuren in het stedelijk gebied. De groenstructuur is belangrijk voor de leefbaarheid en kwaliteit van het stedelijk gebied. Het beleid voor het bestaand stedelijk gebied opgenomen in dit plan heeft vooral ten doel een betere benutting van de kansen van dat stedelijk gebied te stimuleren. Het betreft, met uitzondering van het beleid voor de plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

79 stedelijk groene dragers, geen beleid gericht op het uitsluiten van ontwikkelingen. Voor het bestaand stedelijk gebied zijn in het plan de volgende legenda-eenheden onderscheiden: Beheer en intensivering: Dit betreft het stedelijk gebied waar het beleid nu en in de toekomst gericht is op het beheer van de bestaande kwaliteiten. Intensivering van het ruimtegebruik en aanpassing van het stedelijk gebied, waar dat vanwege bestaande ruimtelijke kwaliteiten mogelijk en verantwoord is, kan nodig zijn. Dit zal niet snel leiden tot een totaal andere structuur of functie van stadsdelen en of wijken. Herstructurering: De gebieden waar nu of in de toekomst een herstructureringsopgave ligt omdat het gebied nu of binnenkort niet goed genoeg meer functioneert, in ruimtelijke dan wel in functionele zin. Stedelijke vernieuwing door herstructureren wordt in deze gebieden bevorderd. Dit betekent dat grote delen van deze zones in de toekomst veranderen van inrichting en meestal ook van functie. De strategie herstructurering stedelijk gebied staat dan ook voor het revitaliseren van woonen werkgebieden die niet meer optimaal functioneren. Centrumontwikkeling: De gebieden waar versterking en ontwikkeling van centrumfuncties wordt nagestreefd. Hier liggen kansen voor centrumondersteunende functies, stedelijk wonen en dergelijke. Vitale centrumgebieden zijn van grote betekenis omdat deze het hart vormen van de steden en dorpen. Stedelijke as: Concentratiezone voor stedelijkheid waarvan de ontwikkeling is gericht op stedelijke vernieuwing en intensivering, menging van functies en bundeling van infrastructuur voor fiets, bus, voetganger en auto. De stedelijke assen zijn belangrijke dragers van de stedelijke structuur voor de langere termijn. Stedelijk groene drager: De gebieden aangeduid met stedelijke groene drager zijn van grote betekenis in de ruimtelijke relatie en de samenhang tussen stad en land. Inpassing van stedelijke functies als wonen en werken is hier mogelijk als het groene karakter van de zone gewaarborgd blijft. Infrastructuur: Op de kaart zijn de op regionale schaal voor het vervoerssysteem relevante bestaande infrastructurele elementen aangegeven zoals de snelwegen, spoorlijnen met stations, de regionale wegverbindingen enzovoorts Zoekruimten voor verstedelijking In het landelijk gebied dat geen onderdeel van het landschappelijk raamwerk vormt, is verstedelijking afweegbaar. Op basis van een programmatische afstemming in de tijd kunnen in deze gebieden nieuwe locaties voor woningbouw en bedrijventerreinen en andere stedelijke functies worden gepland. Voor deze gebieden blijft het vigerende planologisch (streekplan)beleid en het gemeentelijk bestemmingsplan voor het buitengebied van kracht. Vooruitlopend op een eventuele planmatige stedelijke ontwikkeling worden er geen mogelijkheden gecreëerd voor nieuwbouw van incidentele woningen of bedrijven welke niet aansluiten op het bestaand stedelijk gebied en blijven bijvoorbeeld ook de mogelijkheden voor uitbreiding van bestaande niet- plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

80 buitengebied gebonden bedrijven beperkt. Het is belangrijk dat deze gebieden ook in de toekomst geschikt blijven voor uitbreiding van het stedelijk gebied en niet verworden tot zogenaamde rommel- of gedoogzones voor ontwikkelingen die niet in het buitengebied thuishoren. Binnen de stedelijke regio zijn twee soorten zoekgebieden voor verstedelijking onderscheiden, namelijk transformatie afweegbaar en integratie stad-land. Transformatie afweegbaar: De aanduiding transformatie afweegbaar geeft aan dat het transformeren van landelijk gebied naar stedelijk grondgebruik (wonen, werken, voorzieningen, stedelijk groen, al of niet in combinaties van meervoudig ruimtegebruik) afweegbaar is als dat nodig is om in de stedelijke ruimtebehoefte te voorzien. Aanvullende voorwaarden waaraan ruimtelijke plannen binnen deze gebieden moeten voldoen zijn: De voorgestelde plannen moeten aansluiten bij de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur van de kern. Bij de inrichting van ruimtelijke plannen is rekening gehouden met kwaliteiten en structuren in het gebied en de omgeving. Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen is het uitgangspunt zorgvuldig met de ruimte om te gaan. Hier wordt richting aan gegeven door de vijf leidende principes uit het Streekplan te volgen (zie 1.3). Integratie stad-land: Verstedelijking is in deze gebieden afweegbaar indien verweving van stedelijke en landelijke functies op een creatieve en doordachte wijze gelijktijdig plaatsvindt. Een in omvang beperkte stedelijke ontwikkeling moet samengaan met landschapsontwikkeling in het gebied. Een integrale visie op het gebied is nodig om de integratie van stad en land veilig te stellen. 6.3 De verstedelijking Het deel van het verstedelijkingsprogramma waarvoor geen ruimtelijke mogelijkheden gevonden konden worden binnen het bestaand stedelijk gebied staat indicatief aangegeven binnen de verschillende zoekruimten voor verstedelijking op de plankaart. Dit voor zover het ontwikkelingen betreft die meer dan 5 hectare/meer dan 100 woningen ruimtebeslag omvatten. Weergave op de plankaart betekent dat Gedeputeerde Staten er van uit gaan dat binnen de planperiode de betreffende locatie in de betreffende omvang wordt gerealiseerd. In beginsel is dit het afsprakenkader dat Gedeputeerde Staten met de gemeenten hebben gemaakt. Het beleid is erop gericht de realisering van de locaties te ondersteunen en te stimuleren. Indien een gemeente uiteindelijk toch afziet van de betreffende ontwikkelingslocatie dan wordt dit besproken in het regionaal planningsoverleg. In overleg wordt bezien of een nieuwe verstedelijkingslocatie moet worden aangewezen. Gedeputeerde Staten zullen zo nodig het plan aanpassen. De volgende stedelijke ontwikkelingen zijn onderscheiden: Te ontwikkelen bedrijventerrein of woongebied Bedrijventerrein of woongebied groter dan 5 hectare. De maat van de aanduiding op de plankaart past bij de omvang van het programma. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

81 Te reserveren bedrijventerrein De ruimte die eventueel eerder in ontwikkeling mag worden genomen als uit monitoring van het bedrijventerreinbeleid en het bijbehorende beleid voor efficiënt ruimtegebruik blijkt dat het nodig is binnen de planperiode meer bedrijventerrein aan te leggen. De locatie is indicatief aangegeven. Bedrijventerrein in studie Deze aanduiding is opgenomen voor de locatie Spinder-zuid. In de herziening van het stadsregionale uitwerkingsplan in 2001 is deze locatie opgenomen voor de opvang van milieutechnologische bedrijvigheid. In het kader van de te doorlopen planologische procedures is een nadere onderbouwing van het zwaarwegend maatschappelijk belang noodzakelijk (locatie ligt in de GHS) alsmede dient uit onderzoek te blijken dat vanwege ruimtelijke aspecten geen alternatieve locaties voorhanden zijn, waardoor er de noodzaak is om dit terrein te situeren zoveel mogelijk aansluitend op de stortplaats Spinder. Binnenstedelijke bouwlocatie Een grote woningbouwlocatie (vanaf ca. 100 woningen) in het bestaand stedelijk gebied, die buiten de herstructureringsgebieden en gebieden voor centrumontwikkeling ligt. Stedelijk knooppunten Op de plankaart zijn stedelijke knooppunten aangegeven. Dit zijn tevens knooppunten van vervoersystemen. Er wordt een onderscheid gemaakt naar knooppunten met de aanduiding IC (InterCitystation) en zonder. Op stedelijke knooppunten met de aanduiding IC wordt de ontwikkeling van intensieve vormen van werken met meervoudige en publieke functies voorgestaan. Op stedelijke knooppunten zonder de aanduiding IC wordt meer een ontwikkeling van gemiddeld intensieve vormen van werken met meervoudige en zakelijke autoafhankelijke functies voorgestaan. Strategische gebiedsontwikkeling Dit betreft een gebied waarvoor een complexe ontwerpopgave ligt. Een omvangrijke nieuwe stedelijke ontwikkeling zal in samenhang met het omringende landschap, de infrastructuur en de bestaande stad ontwikkeld moeten worden. Die uitwerking is nodig alvorens concrete bestemmingen voor stedelijke functies op het gebied kunnen worden gelegd. In hoofdstuk 7 staat bij de beschrijving van het betreffende deelgebied nader beschreven hoe met deze strategische gebieden wordt omgegaan. 6.4 De infrastructuur Op de plankaart is de voor de regio belangrijke bestaande infrastructuur aangegeven. Daarnaast is de infrastructuur die binnen de planperiode aangelegd gaat worden aangegeven als infrastructuur in ontwikkeling of in studie. Realisering hiervan wordt voorgestaan voor de ontwikkeling van een goed functionerend vervoersysteem. In hoofdstuk 5 is beschreven om welke ontwikkelingen het gaat in deze regio. Op de kaart is de 35 Ke-zone van het vliegveld Gilze en Rijen aangegeven. Binnen deze zone is de realisering van nieuwe woningbouwlocaties niet toegestaan. Voor incidentele situaties gelden de criteria zoals die zijn opgenomen in het Besluit Geluidbelasting Grote Luchtvaart (1996). plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

82 6.5 Landbouw Op de plankaart zijn de vestigingsgebieden voor glastuinbouw uit het Streekplan nader begrensd. In 5.6 staat het programma glastuinbouw beschreven. Gezien de schaal, maat en inrichting van de op de plankaart aangegeven vestigingsgebieden hebben deze de status van doorgroeiplus gekregen. Wat dit inhoudt staat beschreven onder 5.6 glastuinbouw. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

83 7 Ruimtelijke Ontwikkelingen per deelgebied 7.1 Algemeen Dit hoofdstuk bevat een nadere toelichting en uitleg per deelgebied. De volgende deelgebieden zijn onderscheiden: - Etten-Leur/Breda-West - Breda-Oost - Oosterhout/Dongen - Gilze en Rijen en omgeving - Tilburg; Goirle en omgeving Bij de beschrijving van de deelgebieden worden de ruimtelijke ontwikkeling, de locaties voor wonen en werken, de landschapsontwikkeling alsmede de aanduiding strategische gebiedsuitwerking nader beschreven. Per deelgebied wordt aangegeven welke (grotere) binnenstedelijke en uitbreidingslocaties per gemeente ingezet worden om aan de planningsopgave tot 2015 te voldoen. Voor een goede ruimtelijke ontwikkeling is het nodig de gewenste ruimtelijke inrichting van enkele gebieden die als zoekgebied voor verstedelijking in aanmerking komen nader uit te werken in een structuurvisie. Dit is belangrijk in het geval het ruimtelijk om een complexe opgave gaat en het meer dan een gemeente betreft. In de op te stellen structuurvisie voor zo n gebied moet aandacht besteed worden aan de gewenste ruimtelijke kwaliteit en de samenhang met het omliggende gebied. Het betreft een ruimtelijke ontwerpopgave waarbij de functionele verwevenheid en de ruimtelijke inrichting, waaronder de groenstructuur, in beeld wordt gebracht. In hoofdstuk 8 zijn deze als projecten opgenomen. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

84 Voor de kernen gelegen in de landelijke regio ( s-gravenmoer, Klein Dongen/Dongense Vaart, Ulvenhout, Effen en Den Hout) worden geen locaties aangegeven omdat locaties van minder dan 100 woningen niet op de plankaart worden aangegeven. Voor het ontwikkelen van bouwplannen in die kernen wordt rekening gehouden met het DRS. Voor bovengenoemde landelijke kernen geldt het uitgangspunt van bouwen voor de eigen behoefte. 7.2 Etten-Leur/Breda-West Ruimtelijke ontwikkeling Tussen Etten-Leur en Breda ligt een brede zone die deel uitmaakt van het landschappelijk raamwerk. Het oostelijke deel hiervan vormt de landschapsecologische zone uit het streekplan. In de noord-zuid richting wordt hier de verdere ontwikkeling van het landschap voorgestaan, zie Het gebied westelijk van de HSL en de rijksweg heeft vanwege de daar ontwikkelde infrastructuur grote potenties voor verstedelijking. Het is wenselijk in de toekomst van deze infrastructuur, waar grote investeringen voor gedaan zijn, op een effectieve wijze gebruik te maken. Deze zone is van grote economische betekenis omdat hier de stedelijke regio ligt aan de internationale corridor tussen Breda en Antwerpen, een belangrijke noord-zuidas in Noord- Brabant. In het Streekplan is gekozen voor het principe van verstedelijking binnen stedelijke regio s en niet langs corridors. Voor de verstedelijking van de provincie is het belangrijk in dit uitwerkingsplan de verstedelijkingsmogelijkheden in deze zone goed te bezien en niet te snel gebieden daarvan uit te sluiten. Deze zone is ook voor de toekomstige ontwikkeling van BrabantStad van betekenis. De begrenzing van het zoekgebied voor verstedelijking is zorgvuldig afgewogen. Aan de noordzijde is een zone aan de GHS toegevoegd om daar een goede landschappelijke overgangzone te waarborgen. De ruimtelijke mogelijkheden in dit gebied worden beperkt door de aanwezige en plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

85 nog te ontwikkelen glastuinbouw en het ontbreken van een rechtstreekse aansluiting op de rijksweg. Aan de zuidzijde is een smalle zone in het gebied De Rith opgenomen. In beginsel laat de GHS uit het Streekplan hier een bredere zone voor verstedelijking toe. Vanuit de reconstructie wordt hier een vergroting van de Regionale Natuur en LandschapsEenheid (RNLE), zoals die op de streekplankaart is aangeduid, voorgestaan. Gekozen voor een evenwicht tussen ruimte voor verstedelijking en het behoud van het landschap met de versterking van de landschappelijke en ecologische relaties richting het Mastbos. De zoekgebieden voor verstedelijking in deze zone vormen tevens de begrenzing van de genoemde landschapsecologische zone alsmede voor de RNLE s. Vanwege de complexiteit van de ruimtelijke situatie in deze zone is een ruimtelijke verkenning naar de ontwikkelingsmogelijkheden in deze zone noodzakelijk, zie De plankaart geeft aan dat een noordelijke en zuidelijke uitbreiding van Etten- Leur mogelijk is. Het zoekgebied voor verstedelijking strekt zich aan de zuidzijde ook uit tot een deel van het grondgebied van de gemeente Rucphen. Dit deel is geregeld in het uitwerkingsplan voor die landelijke regio. Een groot deel van het zuidelijke zoekgebied is op de streekplankaart aangeduid als vestigingsgebied voor glastuinbouw. Dit geeft al een indicatie dat transformatie in dit gebied afweegbaar is. In het Streekplan ligt de grens van de stedelijke regio op de rijksweg. Het streekplan biedt de mogelijkheid die grens te verschuiven. Op de plankaart staat de nieuwe begrenzing. Aan de noordzijde sluit het zoekgebied goed aan op de recente uitbreidingen en ontwikkelingen in dat gebied. Een aandachtspunt in dit gebied vormt het zogenoemde Maalstopgebied. Aan de noordwestzijde en de zuidoostzijde vormen de beken en de aanwezige bebouwingsstructuren de grenzen van het zoekgebied. Vanzelfsprekend moet rekening gehouden worden met enige ruimte voor die beeklopen. Het landelijke gebied aan de oostzijde tussen het Liesbos en de lage Bremberg komt niet voor verstedelijking in aanmerking Wonen Etten-Leur Binnenstedelijk: Uitgangspunt is de afronding van het Centrumplan en het project Lage Banken spoorzone. Daarnaast is de ontwikkeling van enige binnenstedelijke locaties uit de SV+ met in totaal 200 woningen voorzien. Uitleg: Het plan Schoenmakershoek kan in uitvoering worden genomen. In totaal gaat het om woningen. Daarnaast is de locatie De Streek aan de zuidkant van Etten-Leur opgenomen met een omvang van ca. 350 à 400 woningen. Deze locatie vormt de afronding van de kern aan de zuidzijde binnen de omgelegde rijksweg. De locatie de Hoge Haansberg is niet opgenomen omdat dit programmatisch nog niet nodig is. Het gebied is ruimtelijk in principe geschikt voor woningbouw en is daarom als zoekgebied voor verstedelijking opgenomen en is een mogelijke reservelocatie na 2015 of eerder indien dat nodig blijkt. Breda Binnenstedelijk: Het stationsgebied; Belcrum; Fellenoord; Heuvel; Sportpark; Schorsmolen etc. voorzien in een fors binnenstedelijk woningbouwprogramma. Uitleg: De locatie Kroeten is in uitvoering Werken Aan de noordzijde van Etten-Leur is voorzien in een beperkte afronding van het bedrijventerrein Vosdonk. Dit terrein is voornamelijk bedoeld voor bedrijven uit de lagere hindercategorieën zodat in de toekomst de mogelijkheid blijft hierop met woningbouw aan te sluiten. Een noordwestelijke uitbreiding van het plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

86 bedrijventerrein Vosdonk is niet opgenomen. Dit heeft wel de aandacht gehad. Omdat de huidige ruimtelijke inrichting van het bedrijventerrein als een goede afgeronde eindsituatie wordt aangemerkt is een nieuwe uitbreiding niet wenselijk. Voorts is gelet op de cultuurhistorische betekenis van de Middendonk, met bebouwing en bijbehorende gronden, is het ook landschappelijk gezien, o.a vanwege het beekdal en de gewenste geleding, wenselijk de huidige afstand tot het bedrijventerrein te behouden. Bovendien is er programmatisch geen aanleiding voor een uitbreiding omdat er aan de zuidzijde ruime mogelijkheden liggen om te voorzien in het programma. Aan de zuidzijde van de rijksweg is aangegeven dat daar een nieuw bedrijventerrein nodig is om te voorzien in het programma. Die ontwikkeling is mede nodig zodat Etten-Leur ook in de toekomst zijn regionale functie voor het vestigen van bedrijven kan blijven vervullen. Een deel van het terrein is als een reservering aangegeven. Het programma voor een nieuw bedrijventerrein is voor een groot deel gelegen op het grondgebied van de gemeente Rucphen. Om die reden is het nodig dat de beide gemeenten gezamenlijk een ruimtelijke inrichtingsschets opstellen voor de gewenste ruimtelijke inrichting van dit gebied op de langere termijn en daarbij een fasering aangeven. De provincie nodigt beide gemeenten hiertoe uit. In 8.2 is dit als project opgenomen. Aan de westzijde van Breda is een reservering voor nieuw bedrijventerrein aangegeven. Bij de uitwerking van de strategische gebiedsontwikkeling worden de ruimtelijke mogelijkheden voor de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein bezien Glastuinbouw Aan de noord en zuidzijde van Etten-Leur en ten noorden van Prinsenbeek moet rekening gehouden worden met het programma voor glastuinbouw (5.6) binnen de aangegeven vestigingsgebieden voor glastuinbouw uitgaande van de status van doorgroeiplus Landschapsontwikkeling De Landschapsecologische zone tussen Breda en Etten-Leur De landschapsecologische zone (LEZ) uit het Streekplan met het Liesbos als centraal middelpunt is op een belangrijke gradiënt van dekzandgebied naar zeeklei gelegen. Binnen het gebied zijn veel kleinschalige situaties te vinden die de grote gradiënt van zand naar klei kunnen benadrukken. In het gebied wordt de ontwikkeling van extensieve recreatie gestimuleerd zodat het gebied (beter) kan functioneren als stedelijk uitloopgebied. Voor de watertoevoer naar Breda is een natuurlijker verloop van de beken van belang. Het gebied dat op de plankaart is aangegeven met landschapsontwikkeling betreft een groot gebied. Daarmee is niet bedoeld aan te geven dat het gehele gebied moet worden heringericht. In dit gebied wordt beoogd met een reeks aan maatregelen het landschap verder te ontwikkelen. In het gebied voorzover gelegen buiten de stedelijke regio zijn in het kader van de reconstructie voor De Baronie verschillende projecten gepland om in de planperiode tot uitvoering te brengen. Dit betreft o.a. een ecoduct, een faunapassage en beekherstel. De ontwikkeling van het prioritaire beeksysteem van de Bijloop en de Turfvaart wordt ter hand genomen. In het gebied gelegen binnen de stedelijke regio wordt een verbetering van de relatie met het Liesbos middels landschapsontwikkeling beoogd. Dit behoeft een nadere verkenning van de mogelijkheden daarvoor. Dit wordt gekoppeld aan een eventuele verstedelijking in het gebied ten westen van de A16/HSL. Aan de noordzijde van het Liesbos is een landschapsproject voorzien om een verbinding met de noordelijk gelegen natuurgebieden tot stand te brengen. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

87 Ten aanzien van natuur- en landschapsontwikkeling kunnen in dit gebied roodvoor-groen constructies worden toegestaan mits dit een aanmerkelijke bijdrage levert aan de beoogde landschapsontwikkeling. Samengevat het is wenselijk om in de planperiode delen van deze LEZ tot ontwikkeling te brengen. Het initiatief voor de verdere uitwerking van deze zone liggen bij de gemeente Breda en bij de reconstructie in samenwerking met de gemeente Etten-Leur en Staatsbosbeheer Strategische gebiedsontwikkeling Zoals al beschreven onder is de verdere ruimtelijke ontwikkeling van de zone langs de HSL en de rijksweg aan de westzijde van Breda van belang voor de verstedelijking op de lange termijn. Het is nodig een ruimtelijke verkenning op te stellen voor deze gehele zone. Op basis van de resultaten van deze nadere studie zullen Gedeputeerde Staten, na raadpleging van de betrokken partijen een standpunt innemen over de feitelijke mogelijkheden voor verstedelijking. In de tussen liggende periode worden zowel vanuit de Stedelijke Regio als door de Reconstructiecommissie in het betrokken gebied geen activiteiten verricht, maatregelen/besluiten genomen die een mogelijke benutting van het gebied voor wonen en werken dan wel als onderdeel van de RNLE frustreren. In het gebied aangeduid als transformatiegebied afweegbaar is geen programma gelegd voor wonen of werken in de planperiode. In het kader van de reconstructie worden in de periode vooruitlopend op de resultaten van de genoemde studie geen activiteiten verricht Deze strategische gebiedsontwikkeling is als project in paragraaf 8.2 opgenomen. 7.3 Breda-Oost plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

88 7.3.1 Ruimtelijke ontwikkeling Een toekomstige stedelijke ontwikkeling in dit gebied was al opgenomen in het stadsregionale uitwerkingsplan voor de regio Breda uit In het gebied tussen de Gilzewouwerbeek en de Molenley was een woningbouwlocatie aangegeven. De ontwikkeling hiervan is opgeschoven in de tijd omdat de ontwikkeling van binnenstedelijke locaties prioriteit hebben gekregen en deze locatie vanwege het programma kon worden uitgesteld. Ook de ruimtelijke regiovisie uit 1999 gaf te zien dat er in dit gebied goede mogelijkheden liggen voor de realisering van nieuwe bedrijventerreinen. Het in ontwikkeling zijnde structuurplan van Breda voor Breda-Oost en de gebiedsvisie van Staatsbosbeheer geven aan dat verstedelijking in dit gebied goed mogelijk is maar dat het belangrijk is dat dit gepaard gaat met een gelijktijdige robuuste ontwikkeling van het bekensysteem en dat een ecologische verbindingen tussen de noordelijke en zuidelijke bosgebieden wenselijk zijn. Daarom is een nieuwe brede ecologische verbindingszone opgenomen welke tevens de grens vormt van het zoekgebied voor verstedelijking. De ruimtelijke structuur van het gebied wordt sterk bepaald door de richting van de loop van de beken en het agrarische landschap daartussen dat begrensd wordt door de bosranden aan de noord en zuidzijde. Mede om die structuur zo lang mogelijke te behouden te behouden is er voor gekozen de programma s voor wonen en werken in de planperiode te leggen rondom Bavel en Dorst. In dit gebied moet rekening worden gehouden met de beperking voor woningbouw vanwege de geluidscontour van het vliegveld Gilze en Rijen Wonen De woningbouwlocaties rondom Teteringen en Nieuw Wolfslaar zullen verder worden ontwikkeld. Daarnaast is Breda bezig met de structuurplan Breda-Oost. Een woningbouwontwikkeling aan de oostzijde van de stad is al opgenomen in het stadsregionale uitwerkingsplan van Omdat het woningbouwprogramma die ontwikkeling niet nodig maakte is de ontwikkeling van deze locatie uitgesteld. Op dit moment geeft de ruimtelijke verkenning van Breda en het DRS aan dat er goede mogelijkheden liggen voor woningbouw rondom de kern Bavel. Deze woningbouwlocatie, met een mogelijke omvang van circa woningen, maakt onderdeel uit van de strategische gebiedsuitwerking welke moet resulteren in een ruimtelijk samenhangend inrichtingsbeeld waarin ook een nieuw bedrijventerrein is opgenomen. Het opnemen van een beperkte uitbreidingsmogelijkheid bij de kern Dorst voorziet in een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit aan de kernranden van Dorst en de relatie met het omliggende gebied. Omdat er in Dorst goede mogelijkheden liggen en Dorst zeer gunstig gelegen is in het westelijke woningmarktgebied is een bouwprogramma bij Dorst met een omvang van circa 3 à 400 woningen opgenomen waarvan de ligging t.o.v. de kern nog nader bepaald moet worden. Overwogen is dat woningbouw in aansluiting op de kern Dorst mede een bijdrage levert aan de gewenste differentiatie aan woonmilieu s Werken Aan de zuidzijde van de kern Bavel noordelijk van de rijksweg A58 is voorzien in de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein Landschapsontwikkeling Brede ecologische/landschappelijke verbindingszone Breda-Oost In het DRS is beschreven hoe de LEZ tussen Breda en Oosterhout richting Gilze is uitgewerkt. Daarbij is vastgesteld dat een versterking van de ecologische plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

89 relatie tussen noord en zuid ten oosten van Breda gewenst is. Op de plankaart is om deze reden indicatief de aanduiding landschapsontwikkeling opgenomen voor een zone ten westen van Lage Aard die loopt naar het St. Annabosch en een verbinding vormt tussen de bossen van Dorst en Ulvenhout/ Chaam. In het tussengebied, het gebied de Gagel ten zuidwesten van de Molenschotse Heide, zijn er goede mogelijkheden voor het ontwikkelen van kleinschalige gradiënten tussen dekzandkoppen en lagere delen ernaast. Daarnaast voorziet het landschappelijk raamwerk in een herstel en versterking van de Gilzerwouwerbeek en de Molenbeek. Omdat aan de oostzijde van Breda er ruime mogelijkheden liggen voor transformatie naar stedelijke functies is het in dit gebied belangrijk een robuust en sterk groen casco te ontwikkelen dat bestaat uit versterking en verbreding van de bekenstructuur en brede ecologische verbindingen in noord-zuidrichting. De gemeente Breda, Staatsbosbeheer en andere betrokken partijen moeten gezamenlijk tot concrete planvorming voor realisering van een robuust groen casco komen. De gewenste ecologische verbindingen en een versterking van de bekenstructuur zullen daarin worden uitgewerkt. Ten noorden van Molenschot heeft het bestaande landgoed Toxandria uitbreidingsplannen in zuidelijke richting. Het landgoed, welke in gebruik is als golfbaan, ligt op de rand van een hoge dekzandrug. De stichting die het landgoed beheert heeft plannen voor uitbreiding op agrarische percelen gelegen ten zuiden van het bestaande landgoed. Beoogd wordt deze agrarische percelen een natuurbestemming te geven. Het landgoed en de beoogde uitbreiding versterkt het landschappelijk raamwerk en sluit goed aan op de beoogde ecologische verbinding tussen de bossen van Dorst en van Ulvenhout/Chaam Strategische gebiedsontwikkeling Er zijn een tweetal strategische gebiedsontwikkelingen aangegeven. Een uitwerking van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling voor het gebied rondom Bavel is nodig. De gemeente Breda is voornemens hiervoor een structuurplan op te stellen. In dat plan moet worden aangegeven hoe de geplande woningbouw zich ruimtelijk verhoudt met het toekomstige bedrijventerrein. Daarnaast gaat het er om aan te geven hoe de gelijktijdige ontwikkeling van de Gilzewouwerbeek en de brede ecologische verbindingszone tot stand kan komen. Het is nodig inzicht te geven in de mogelijke ruimtelijke inrichting van het gebied noordelijk van de Gilzewouwerbeek en zuidelijk van de A58 voor de lange termijn en hoe die samenhangt en aansluit op de geplande woningbouw en het toekomstige bedrijventerrein. Breda is vanzelfsprekend de trekker van dit project. Het opgestelde structuurplan vormt de basis voor de ontwikkeling van bestemmingsplannen. De tweede aanduiding strategische gebiedsontwikkeling ligt rondom Dorst. Gezien de ruime potentiële verstedelijkingsmogelijkheden rondom Dorst is een ruimtelijke studie voor dit gebied nodig. Hierbij wordt vooral gedacht aan woningbouw. Dit gebied kan een aanvulling betekenen voor een uitbreiding van de gewenste verscheidenheid aan woonmilieus in de stedelijke regio. In de studie moet inzicht geven in de toekomstige wegenstructuur aan de zuidzijde van Dorst. Hierbij moet ook de verbinding met het knooppunt bij het bedrijventerrein Hoogeind worden meegenomen. Vooruitlopend op deze studie kunnen kleinere woningbouwplannen rondom Dorst tot ontwikkeling worden gebracht mits die geen belemmering vormen voor de genoemde nieuwe wegverbindingen. De indicatieve aanduiding van de woningbouwlocatie bij Dorst houdt niet in dat de woningbouw alleen aan in de zuidzijde van Dorst gerealiseerd moet worden. Het gehele aangegeven zoekgebied voor verstedelijking is daarvoor in beeld. De gemeente Oosterhout neemt het initiatief voor deze gebiedsuitwerking. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

90 7.4 Oosterhout/Dongen Ruimtelijke ontwikkeling Aan de westzijde van Oosterhout wordt het bedrijventerrein Weststad III verder ontwikkeld en de woningbouwlocatie Vrachelen. Daamee komt Oosterhout aan de westzijde tot een ruimtelijke afronding van het stedelijke gebied. In Oosterhout komen diverse plannen in het bestaande stedelijke gebied tot ontwikkeling. In Dongen wordt aan de zuidzijde het bedrijventerrein Tichelrijt verder uitgebreid met als grens de brug over het Wilhelminakanaal. Op de lange termijn vindt een verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein plaats aan de zuidzijde van de Vierbundersweg. Bij de planontwikkeling daarvoor wordt aandacht besteed aan een goede landschappelijke inpassing van dit terrein en de ecologische relaties in oost-westrichting binnen het landschappelijk raamwerk. Over de vastgestelde structuurvisie plus van Dongen is geadviseerd de ruimtelijke inrichting van de gehele zuidelijke kernrand in studie te nemen. Aan de noordzijde komt de woningbouwlocatie De Beljaart tot ontwikkeling. Afhankelijk van het kunnen ontwikkelen van het Rimi-terrein verloopt dit sneller of langzamer. De grootste ingrepen zullen plaatsvinden in de ruimte tussen de beide kernen. Hier ligt een meervoudige complexe verstedelijkingsopgave. Om deze reden is op dit gebied de aanduiding strategische gebiedsontwikkeling gelegd Wonen Dongen Binnenstedelijk: In de vastgestelde structuurvisie plus van de gemeente zijn ca. 70 te ontwikkelen woningbouwlocaties binnen het bestaand stedelijk gebied, van veelal beperkte omvang (<20 woningen), in beeld gebracht. Het Rimi-terrein is de enige grotere herstructureringslocatie (300 woningen). Het betreft een militair complex wat nog in gebruik is en waarvan het nog onzeker is wanneer dit beschikbaar komt. Uitleg: Om te voorzien in de eigen behoefte en deels woningbouw op uitleglocaties mogelijk te maken is het plan De Beljaart gedeeltelijk in het uitwerkingsplan opgenomen. Hierbij is tevens overwogen dat het gebied De plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

91 Beljaart al gedeeltelijk bouwrijp is als gevolg van het tijdelijke asielzoekerscentrum dat daar gevestigd is. De locatie De Beljaart is met een omvang van circa 350 woningen opgenomen. Een programmatische uitwisseling tussen het Rimi-terrein en De Beljaart kan nodig zijn en is aanvaardbaar omdat bij stagnatie van het Rimi-terrein de gemeente niet kan voorzien in haar eigen behoefte. Oosterhout Binnenstedelijk: Een groot aantal binnenstedelijke locaties voorzien in een aanzienlijk bouwprogramma. De locatie De Zwaaikom en de herstructurering van de wijk Slotjes-Midden leveren hieraan in omvang de belangrijkste bijdragen. Uitleg: De afronding van de Vinexlocatie Vrachelen is voorzien Werken Aan de oostzijde van de rijksweg A27 en aan de noordzijde van het Wilhelminakanaal is in aansluiting op het bestaande bedrijventerrein voorzien in nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein in een omvang van circa 40 ha. Daarnaast is het nodig rekening te houden met een verdere uitbreiding van het areaal bedrijventerrein in dit gebied in de periode na Dit is met een reservering op de kaart aangeduid. Bij de uitwerking van de aangeduide strategische gebiedsontwikkeling moet in beeld worden gebracht wat de mogelijke omvang van deze terreinreservering kan zijn Glastuinbouw Het vestigingsgebied glastuinbouw aan de zuidzijde van Oosteind is verkleind tot het aangegeven gebied dat de status heeft gekregen van doorgroeiplus. Dit gebied is tevens als zoekgebied voor verstedelijking opgenomen. Voor dit gebied is een programma opgenomen in de vorm van uitbreidingen van bestaande bedrijven en enkele nieuwe vestigingen (zie onder 5.6) Landschapsontwikkeling De flessenhals tussen Oosterhout - Teteringen Op het gebied gelegen tussen Oosterhout en Teteringen is de aanduiding landschapsontwikkeling gelegd. Het project is ook wel bekend onder de naam Groenzone Oosterhout-Teteringen. Aanleiding hiervoor is dat in dit deel van de Landschapsecologische zone, ook wel de flessenhals genoemd, een knelpunt ligt. Door de aanwezige functies in het gebied waaronder een manege, bandenhandel en boomteler, wordt de ecologische verbindingsfunctie in de huidige situatie ernstig belemmerd. Dit terwijl het gebied een belangrijke schakel is voor een verbinding tussen de Vrachelse Heide en Teteringse Heide. Het doel is om met inzet van extra middelen in combinatie met verplaatsing van bestaande functies, uitruil van gronden en door verschuivingen van functies mogelijkheden te creëren om deze ecologische verbindingsfunctie te verbeteren. Projecten die hieraan een bijdrage kunnen leveren worden gestimuleerd. Dongen-Noord en ecologische verbindingszone om Dongen Het gebied is in het Streekplan aangegeven als vestigingsgebied voor glastuinbouw. Voor dit gebied dat verder doorloopt op het grondgebied van Loon op Zand is een zogenaamde casco-benadering uitgewerkt door bureau Bosch Slabbers ( Toekomstperspectief voor landbouw en landschap ). Deze cascobenadering geeft aan dat er in beginsel ruimte is voor glastuinbouw, boomteelt en intensieve veeteelt. De inplaatsing van intensieve functies is vooral gedacht ten oosten van de Vaartweg welk gebied ligt buiten de stedelijke regio. Dit krijgt een vertaling in het reconstructieplan. Daarmee ontstaat er ruimte om plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

92 grenzend aan de kern Dongen de landschappelijke inrichting van dit gebied te verbeteren en de ruimtelijke relatie van de kern met het omliggende landelijk gebied te versterken. De groene stroken op de plankaart ten noordoosten van Dongen duiden op de gewenste landschapsontwikkeling ter plaatse. Het gebied bestaat deels uit moerontginningen en deels uit jonge heideontginningen. In het gebied wordt versterking van de laan- en erfbeplantingen langs de oude ontginningsassen en haaks op deze assen voorgestaan. Hiermee wordt een versterking van het landschap en de relatie stad-land beoogd welke past bij het gebied. De realisering van deze landschapsontwikkeling wordt niet via het uitwerkingsplan voorzien. De gemeente is verantwoordelijk voor de landschapsontwikkeling in het kernrandgebied. Dit in samenhang met de hieronder genoemde realisatie van de ecologische verbindingszone. De ecologische verbindingsfunctie van de Dongeloop wordt om Dongen heen gerealiseerd, deels langs bestaande waterlopen en deels langs nog aan te leggen waterelementen. Hierbij blijft de Dongeloop zijn huidige functie voor waterafvoer behouden. Reden voor deze verlegging van de ecologische functie van de Dongeloop is dat deze in de huidige situatie niet voldoende kan worden gerealiseerd vanwege de vele obstakels binnen de bebouwde kom van Dongen. In samenwerking met de gemeente Dongen, het waterschap en andere betrokkenen wordt de inrichting van de ecologische verbindingszone momenteel voorbereid. (actie en initiatief wordt in het kader van de reconstructie reeds uitgevoerd) Strategische gebiedsuitwerking Oosterhout-Oost Tussen Oosterhout en Dongen zijn een tweetal gebieden als transformatiegebied aangegeven. Deze gebieden worden van elkaar gescheiden door een zone met de aanduiding landschapsontwikkeling. In de planperiode is ten oosten van de A27 een uitbreiding van het bedrijventerrein gepland. Op de nog langere termijn zal mogelijk een verdere verstedelijking in het gebied ten zuiden van de kern Oosteind plaatsvinden. Om te voorkomen dat Oosterhout en Dongen aan elkaar groeien is tussen de twee kernen een groene zone aangegeven. Deze zone is noodzakelijk om een ruimtelijke geleding en daarmee contrastrijke overgangen in het gebied te behouden. Deze geleding is al in de Regiovisie Breda-Tilburg uit 1999 opgenomen. Op de plankaart is daarom ter plaatse van de Groenstraat-Hoge Dijk (de gemeentegrens tussen Oosterhout en Dongen) de aanduiding landschapsontwikkeling opgenomen. De maat van de aangegeven zone voor landschapsontwikkeling behoeft een nadere uitwerking welke afgestemd is op gewenste geleding enerzijds en de stedelijke ontwikkelingen ten weerszijden anderzijds. Een verbetering van de ontsluitingsstructuur in dit gebied is noodzakelijk. Daarvoor zijn al diverse studies opgesteld die meerdere varianten bevatten voor de toekomstige ontsluitingsstructuur. Het gaat er om een verkeersstructuur te realiseren die op een adequate wijze voorziet in een afwikkeling van het verkeer rekening houdend met de betekenis van de regionale wegverbinding tussen Tilburg en Oosterhout. Even belangrijk is het daarbij dat die verkeersstructuur past in de toekomstige ruimtelijke inrichting van dit gebied rekening houdend met een verdere verstedelijking in de toekomst. De ruimtelijke verbinding binnen het studiegebied van de drie op de plankaart aangegeven rode pijlen behoeft een concrete uitwerking waarbij de plankaart en de beoogde nieuwe aansluiting richtinggevend zijn. Een deel van het gebied is naast transformatiegebied ook als zoekgebied voor de vestiging van glastuinbouw aangeduid. Het gaat hierbij om doorgroeimogelijkheden voor bestaande bedrijven en de inpassing van enkele nieuwe vestigingen en of verplaatsingen. Gezien de complexe ruimtelijke samenhang van de hiervoor genoemde aspecten en de ligging van de kern Oosteind, is nadere uitwerking voor de toekomstige plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

93 gewenste ruimtelijke inrichting onontbeerlijk. Dit is als project opgenomen in hoofdstuk 8. Indien er in dit gebied plannen voor stedelijke ontwikkelingen worden opgesteld moeten die passen in de op te stellen inrichtingsvisie voor het gehele gebied. De gemeente Oosterhout heeft daarvoor al het initiatief genomen en doet dit in overleg met de gemeente Dongen. 7.5 Gilze en Rijen en omgeving Ruimtelijke ontwikkeling In Gilze en Rijen gaat het in de planperiode vooral om de verdere herontwikkeling van de verouderde bedrijventerreinen in de kom van de beide kernen. Aan de oostelijke rand van Rijen komt de ruimtelijke inrichting tot een afronding van de kern. Hier is in de aanleg van de geprojecteerde wegomleiding en de afronding van het in ontwikkeling zijnde woongebied is voorzien. Langs de Bredaseweg liggen er mogelijkheden voor een inrichting van het gebied waarbij stedelijke en groene functies in evenwicht met elkaar ontwikkeld worden. Rondom Gilze liggen er ruimere mogelijkheden voor verstedelijking. De eerder opgestelde structuurvisie Werklandschap A58 en meer recent de structuurvisie Broekakkers Oost geven al een ruimtelijke uitwerking van het programma voor nieuwe bedrijventerreinen welke aan de oostzijde van Gilze tot ontwikkeling moet komen om te voorzien in de behoefte. Aan de zuidzijde van Gilze is een woningbouwprogramma opgenomen. Aan de westzijde is dit vooralsnog niet mogelijk vanwege de daar gelegen 35 Dba-contour. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

94 7.5.2 Wonen Gilze en Rijen Binnenstedelijk: Er worden diverse binnenstedelijke herstructureringslocaties, zoals Spoorzone/zuidzijde Laagstraat, International Leather in de planperiode ontwikkeld. Rijen heeft hiermee een relatief grote herstructureringsopgave. Uitleg: Naast de nog beperkte beschikbare uitbreidingscapaciteit is als uitbreidingslocatie de afronding van het plan Vliegende Vennen bij Rijen opgenomen en zijn er ruimtelijke mogelijkheden voor woningbouw aan de kernranden van Gilze. Voor beide gebieden samen is de omvang van het programma circa 425 woningen. De benodigde plancapaciteit per plangebied moet nog worden bepaald Werken Er is een programma opgenomen waarmee een eerste aanzet wordt gemaakt voor de ontwikkeling van nieuw bedrijventerrein aan de oostzijde van Gilze. Een eerste fase is voorzien zuidelijk van de A58 aansluitend op het bestaande bedrijventerrein. Aan de noordzijde van de A58 is een reservering met een beperkte oppervlakte aangegeven. Die locatie kan ontwikkeld worden op het moment dat zich hiervoor een geschikte functie aandient waarmee dit beeldbepalend terrein hoogwaardig kan worden ingericht en waarmee dit aansluitpunt van de toekomstige nieuwe noordwestelijke ontsluitingsweg op de rijksweg een duidelijk en markant oriëntatiepunt wordt Landschapsontwikkeling Bredaseweg en omgeving Langs de oude rijksweg tussen Breda en Tilburg wordt een versterking van het bestaande buitenplaatsen -karakter voorgestaan. Langs deze historische verbindingsweg wordt een ontwikkeling van rood voor groen -constructies mogelijk gemaakt die past bij de ruimtelijke karakter van de weg. In het gebied gelegen ten zuiden van de Bredaseweg wordt een verdere natuuren landschapsontwikkeling voorgestaan. Hierbij kan gedacht worden aan nieuwe economische dragers zoals landgoederen (m.u.v. woningbouw in de 35 Ke-zone) en/of buitenplaatsen die in combinatie met landschapsontwikkeling mogelijk zijn. Hier is ook de ecologische verbindingszone langs de Oude Leij gelegen. In het kader van de reconstructie worden momenteel maatregelen uitgevoerd, gericht op beekherstel. Dit gebied maakt onderdeel uit van de landschapsecologische zone die op de streekplankaart is aangegeven. Van belang is dat het accent in dit gebied ligt op landschapsontwikkeling. Grootschalige verstedelijking en intensieve vormen van landbouw passen niet binnen de doelstelling voor dit gebied. In hoofdstuk 6 is het beleid ten aanzien van de legenda-eenheid integratie stad-land beschreven. Zone tussen Rijen, Dongen en Tilburg Dit gebied vormt onderdeel van de landschapsecologische zone op de streekplankaart. Het gebied ten zuiden van het Wilhelminakanaal bestaat uit een nat gebied (het betreft de gebieden de Rekken, Lange Rekken, Nieuwe Witsie en Lange Hoeven). Uitgezonderd het natuurreservaat de Rekken, bestaat het gebied grotendeels uit rationeel verkaveld en ingericht agrarisch productielandschap. In het deelgebied Lange Rekken is met de verschillende betrokken partijen een inrichtingsplan opgesteld om het leefgebied van de Taïgarietgans en weidevogels te verbeteren. Dit plan zal als compensatie voor de aanleg van de Noordwesttangent worden gerealiseerd. Naast dit compensatieplan spelen er in het gebied nog andere initiatieven met betrekking tot natuurontwikkeling en waterbeheer. Verschillende partijen (o.a. SBB, Waterschap De Brabantse Delta, rijkswaterstaat en de gemeenten Tilburg en plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

95 Gilze en Rijen) zijn voornemens hier maatregelen te nemen. Het initiatief hiervoor ligt bij deze partijen: in het kader van het uitwerkingsplan worden hier geen (extra) maatregelen beoogd. Ten noorden van het Wilhelminakanaal maakt de ruimte tussen de brug over het kanaal bij Dongen en de toekomstige noordwesttangent deel uit van het landschappelijke raamwerk. Deze ruimte wordt gevrijwaard van verstedelijking vanwege het behoud van de landschapsecologische zone. Wenselijk is de realisering van een natte ecologische verbinding met de natuurontwikkeling in Lobelia. Deze verbinding ten oosten van Dongen loopt verder aan de noordoostzijde van Tilburg en loopt vervolgens door op gronden van de gemeente Loon op Zand en valt dus deels buiten het plangebied. De beoogde landschapsontwikkeling ligt gedeeltelijk op het grondgebied van de gemeente Loon op Zand en valt grotendeels in het reconstructiegebied De Meierij. Het beleid is er op gericht hiervoor gezamenlijk een project te definiëren. 7.6 Tilburg, Goirle en omgeving Ruimtelijke ontwikkeling Op de kaart valt op dat het zoekgebied voor verstedelijking vrijwel geheel ligt aan de noordoostzijde van de stad. Dit inzicht was al het resultaat van de door de regio in 1992 opgestelde ontwikkelingsvisie voor de stadsregio Tilburg en het daarin opgenomen propellermodel. Die visie is overgenomen in het uitwerkingsplan voor de stedelijke regio in 1994 en is in de opgestelde structuurvisie 1995 ruimtelijk uitgewerkt. Daarna zijn bestemmingsplannen opgesteld voor nieuwe woningbouw in dit gebied. Aan het bestemmingsplan voor woningbouw over het spoor is door Gedeputeerde Staten goedkeuring onthouden omdat die woningbouw programmatisch nog niet nodig was. Gedeputeerde Staten hebben daarbij aangegeven dat met de voorgestelde inrichting kan worden ingestemd en aan woningbouw in dit gebied medewerking zal worden gegeven als dat programmatisch nodig is. plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart /118

Breda - Tilburg Uitwerkingsplan

Breda - Tilburg Uitwerkingsplan Breda - Tilburg Uitwerkingsplan Uitwerkingsplan Stedelijke regio Breda-Tilburg 21 december 2004, Gedeputeerde Staten Colofon Uitwerkingsplan Breda-Tilburg Gedeputeerde Staten, 21 december 2004 Uitgave

Nadere informatie

Ontwerp uitwerkingsplan Landelijke regio Drimmelen, Geertruidenberg en Moerdijk

Ontwerp uitwerkingsplan Landelijke regio Drimmelen, Geertruidenberg en Moerdijk Provincie Noord-Brabant Ontwerp uitwerkingsplan Landelijke regio Drimmelen, Geertruidenberg en Moerdijk Gedeputeerde Staten 29 juni 2004 Ontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Drimmelen, Geertruidenberg

Nadere informatie

Voorontwerp Uitwerkingsplan Uden-Veghel en omstreken

Voorontwerp Uitwerkingsplan Uden-Veghel en omstreken Provincie Noord-Brabant Voorontwerp Uitwerkingsplan Uden-Veghel en omstreken Vastgesteld door Gedeputeerde Staten 23 maart 2004 1 Colofon Voorontwerp Uitwerkingsplan Uden-Veghel en omstreken Gedeputeerde

Nadere informatie

Waalboss Uitwerkingsplan

Waalboss Uitwerkingsplan Waalboss Uitwerkingsplan Uitwerkingsplan Stedelijke Regio Waalboss 21 december 2004, Provincie Noord-Brabant Colofon Ontwerp uitwerkingsplan Stedelijke regio Waalboss Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door (Europese,) landelijke, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante (Europees-,)

Nadere informatie

Voorontwerp Uitwerkingsplan Landelijke regio Land van Cuijk

Voorontwerp Uitwerkingsplan Landelijke regio Land van Cuijk Provincie Noord-Brabant Voorontwerp Uitwerkingsplan Landelijke regio Land van Cuijk Maart 2004 1 Ambtelijke Projectgroep Gemeente Boxmeer: J. Nijtmans Gemeente Cuijk: F. van Heusden Gemeente Grave: H.

Nadere informatie

ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL

ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL Gemeente Bladel Memo wijzigingen in Ruimtelijk Casco ten opzichte van DRS en Dorpenplan Medio 2004 heeft de gemeenteraad van Bladel de StructuurvisiePlus, bestaande uit

Nadere informatie

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze Inhoudsopgave Regels 5 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5 Artikel 1 Begripsbepaling 5 Hoofdstuk 2 Algemene

Nadere informatie

Concept-Voorontwerp Uitwerkingsplan

Concept-Voorontwerp Uitwerkingsplan Provincie Noord-Brabant Concept-Voorontwerp Uitwerkingsplan Landelijke regio Hilvarenbeek en Oisterwijk Eerste concept 28 januari 2004 Concept voorontwerp Uitwerkingsplan landelijke regio Hilvarenbeek-Oisterwijk/3

Nadere informatie

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN Terneuzen Cultuurhistorische Waardenkaart Datum: februari 2013 Opgesteld door: Gemeente Terneuzen Gemeente Terneuzen Stadhuisplein 1 Postbus 35 4530 AA Terneuzen

Nadere informatie

INLEIDING EN LEESWIJZER

INLEIDING EN LEESWIJZER INHOUD BLZ INLEIDING EN LEESWIJZER De talenten van Oirschot...3 Wat is een structuurvisieplus?...3 Het planproces...5 Opbouw van de structuurvisieplus...7 028-252 gemeente Oirschot StructuurvisiePlus "Inleiding

Nadere informatie

Inleiding. Partijen. Inhoud overeenkomst

Inleiding. Partijen. Inhoud overeenkomst Notitie bij raadsvoorstel Bestuursovereenkomst tussen de provincie Noord-Brabant en de gemeenten in de provincie Noord-Brabant in het kader van de uitvoering van reconstructieen gebiedsplannen ex artikel

Nadere informatie

Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening. (ontwerp 25 januari 2019)

Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening. (ontwerp 25 januari 2019) Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening (ontwerp 25 januari 2019) Pagina 2 van 13 2019-01-25 Toelichting - Weideveld 2016 1e herziening Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening Toelichting

Nadere informatie

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202 VISIEKAART 8 9 s t r u c t u u r v i s i e G o o r 2 0 2 5 structuu Goor 202 rvisie 5 1. Structuurvisie Goor 2025 2. Analyse 3. Visie en ambitie: Goor in 2025 4. Ruimtelijke kwaliteit 5. Wonen 6. Economie

Nadere informatie

Ontwerp-structuurvisie, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op

Ontwerp-structuurvisie, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op PROVINCIALE COMMISSIE OMGEVINGSVRAAGSTUKKEN LIMBURG MEMO ADVIESSTUK: Structuurvisie Randweg N266 Nederweert 1. Onderwerp / plan Structuurvisie Randweg N266 Nederweert inclusief onderliggende stukken (Plan-

Nadere informatie

1. Streekplan Brabant in balans

1. Streekplan Brabant in balans 1. Streekplan Brabant in balans Het plangebied is gelegen in de AHS-landschap; subzone leefgebied dassen en voor een deel (duinrand) binnen de GHS-natuur. De Interimstructuurvisie Noord-Brabant Brabant

Nadere informatie

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl)

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Etten-Leur (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Introductie Etten-Leur is een middelgrote gemeente in Brabant, gelegen ten westen van Breda. De gemeente bestaat uit één kern van ruim 40.000 inwoners. Door

Nadere informatie

Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking. Samenvatting

Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking. Samenvatting Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking Samenvatting Samenvatting Handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd,

Nadere informatie

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon Van Provincie Noord-Brabant Aan Gemeente Bladel Onderwerp Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon Ter attentie van Zaak identificatie 07-11-2017

Nadere informatie

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist.

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Ten behoeve van de stroomlijning van het vooroverleg over: - voorontwerpbestemmingsplannen

Nadere informatie

STRUCTUURVISIE DEN HAAG ZUIDWEST

STRUCTUURVISIE DEN HAAG ZUIDWEST concept DECEMBER 2003 GEMEENTE DIENST STEDELIJKE ONTWIKKELING CONCEPT versie december 2003 1 Gemeente Den Haag, Dienst Stedelijke Ontwikkeling Met medewerking van: Dienst Stadsbeheer Ingenieursbureau Den

Nadere informatie

Maatstaf Effectiviteit Watertoets

Maatstaf Effectiviteit Watertoets Maatstaf Effectiviteit Watertoets Doelstelling van de Watertoets SMART geïnterpreteerd voor de Evaluatie Watertoets Advies van de Werkgroep Watertoets aan de Werkgroep Evaluatie Watertoets Den Haag, 19

Nadere informatie

Portefeuillehouder: Bijlagen: Ter inzage: H. Bakker Ambtelijke coördinatie: afdeling GG/OW Steller: Pie Bauer/John Mandemakers. 1.

Portefeuillehouder: Bijlagen: Ter inzage: H. Bakker Ambtelijke coördinatie: afdeling GG/OW Steller: Pie Bauer/John Mandemakers. 1. Aan de Raad Made, 27 februari 2007 Aan de commissie: Grondgebiedzaken Datum vergadering: 20 maart 2007 Agendapunt : 12 Raadsvergadering: 12 april 2007 Nummer raadsnota: Onderwerp: Uitwerking Rood-met-groen

Nadere informatie

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1. Algemeen 1.2. Aanleiding en doel 1.3. Plangebied 1.4. Leeswijzer 2. PLANBESCHRIJVING 2.1. Bestaande situatie 2.2. Gewenste

Nadere informatie

: Conceptstuctuurplan Bedrijventerreinen Heusden

: Conceptstuctuurplan Bedrijventerreinen Heusden Raad : 25 mei 2004 Agendanr. : Doc.nr : B200314059 Afdeling: : Bouwen en Wonen RAADSVOORSTEL Onderwerp : Conceptstuctuurplan Bedrijventerreinen Heusden Toelichting In januari 2002 is besloten om de Wet

Nadere informatie

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte ivm plan Gemengd gebied, Waalwijk

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte ivm plan Gemengd gebied, Waalwijk vastgesteld Wijziging Verordening ruimte ivm plan Gemengd gebied, Waalwijk Inhoudsopgave Regels 4 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 4 Artikel 1 Begripsbepaling 4 Hoofdstuk 2 Algemene regels 4 Artikel 2 Wijzigingen

Nadere informatie

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens Rucphen, 7 november 2012 INHOUD; 1. Procedure 2. Ingediende zienswijzen 3. Inhoud zienswijzen en inhoudelijke

Nadere informatie

Gemeente Rucphen Postbus ZG RUCPHEN. Voorontwerp-bestemmingsplan MSA Binnentuin Rucphen. Geacht college,

Gemeente Rucphen Postbus ZG RUCPHEN. Voorontwerp-bestemmingsplan MSA Binnentuin Rucphen. Geacht college, Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Gemeente Rucphen Postbus 9 4715 ZG RUCPHEN Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 www.brabant.nl IBAN NL86INGB0674560043 Bereikbaarheid openbaar

Nadere informatie

Reactienota. Behorende bij de Structuurvisie "Wernhout 2025"

Reactienota. Behorende bij de Structuurvisie Wernhout 2025 Reactienota Behorende bij de Structuurvisie "Wernhout 2025" 1. Inleiding De ontwerp structuurvisie "Wernhout 2025" is op dinsdag 22 oktober 2013 gepresenteerd aan de bewoners en de Dorpsraad van Wernhout.

Nadere informatie

Toelichting behorende bij het raadsbesluit exploitatieplan Trade Port Noord, gemeente Venlo, 8 e herziening

Toelichting behorende bij het raadsbesluit exploitatieplan Trade Port Noord, gemeente Venlo, 8 e herziening Toelichting behorende bij het raadsbesluit exploitatieplan Trade Port Noord, gemeente Venlo, 8 e herziening Aanleiding Inleiding Het bestemmingsplan Trade Port Noord (hierna: bestemmingsplan) en exploitatieplan

Nadere informatie

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte ivm plan Sportpark Zegenwerp, Sint-Michielsgestel

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte ivm plan Sportpark Zegenwerp, Sint-Michielsgestel vastgesteld Wijziging Verordening ruimte ivm plan Sportpark Zegenwerp, Sint-Michielsgestel Inhoudsopgave Regels 5 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5 Artikel 1 Begripsbepaling 5 Hoofdstuk 2 Algemene regels

Nadere informatie

Discussienota Ontwerpbestemmingsplan Bedrijventerreinen gemeente Oirschot

Discussienota Ontwerpbestemmingsplan Bedrijventerreinen gemeente Oirschot Discussienota Ontwerpbestemmingsplan Bedrijventerreinen gemeente Oirschot Probleemstelling Ontwerpbestemmingsplan Bedrijventerreinen gemeente Oirschot. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft ter visie gelegen.

Nadere informatie

Beleidskader windenergie

Beleidskader windenergie Bijlage 1 Beleidskader windenergie Europese richtlijn 2009/28/EG De Europese richtlijn 2009/28/EG verplicht Nederland om in 2020 14 procent van het totale bruto-eindverbruik aan energie afkomstig te laten

Nadere informatie

Ladder voor duurzame verstedelijking Bestemmingsplan Huis ter Heide West, gemeente Zeist

Ladder voor duurzame verstedelijking Bestemmingsplan Huis ter Heide West, gemeente Zeist Ladder voor duurzame verstedelijking Bestemmingsplan Huis ter Heide West, gemeente Zeist De Ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en

Nadere informatie

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke ordening Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke ordening (RO) in Nederland Vanuit de geschiedenis is RO al belangrijk in Nederland, denk bijvoorbeeld aan landinrichting en optimaliseren van de waterhuishouding.

Nadere informatie

Wijziging Verordening ruimte ivm plan Locht 125, Veldhoven. vastgesteld

Wijziging Verordening ruimte ivm plan Locht 125, Veldhoven. vastgesteld Wijziging Verordening ruimte ivm plan Locht 125, Veldhoven vastgesteld Inhoudsopgave Regels 5 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5 Artikel 1 Begripsbepaling 5 Hoofdstuk 2 Algemene regels 5 Artikel 2 Wijzigingen

Nadere informatie

2.2 Provinciaal beleid

2.2 Provinciaal beleid Bijlage behorend bij het raadsvoorstel en -besluit tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan Hoek Markt- Veestraat (wijzigingen tekst toelichting zijn cursief weergegeven). 2.2 Provinciaal beleid

Nadere informatie

BIJLAGE 3: Toetsingskader

BIJLAGE 3: Toetsingskader BIJLAGE 3: Toetsingskader In dit toetsingskader geven partijen een nadere invulling en uitwerking aan de kaders die in de PKB Plus PMR met betrekking tot het deelproject 750 hectare natuur en recreatie

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 30 augustus 2016 vastgesteld

WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 30 augustus 2016 vastgesteld WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT 30 augustus 2016 vastgesteld 52-027 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding en doel... 5 1.3

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT 2 februari 2016 vastgesteld 52-007 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding en doel... 5 1.3 Plangebied... 6 1.4

Nadere informatie

VERZONDEN 2 6 MEI 20U. llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll

VERZONDEN 2 6 MEI 20U. llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Provincie Noord-Brabant Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC 's-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 Het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal Postbus 5000 4700 KA

Nadere informatie

1 Inleiding 2. 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3. 3 Uitgangspunten 5. 4 Marktanalyse Laddertoets 19. Bijlage A 25.

1 Inleiding 2. 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3. 3 Uitgangspunten 5. 4 Marktanalyse Laddertoets 19. Bijlage A 25. Laddertoets De Smaragd Waalre Laddertoets De Smaragd Waalre 1 Inleiding 2 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3 3 Uitgangspunten 5 4 Marktanalyse 11 5 Laddertoets 19 Bijlage A 25 Artikel 4.3 Nieuwbouw

Nadere informatie

Aanvullende informatie Nota van Uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied

Aanvullende informatie Nota van Uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied Memo AAN VAN Raadsleden M. Bonouvrié ONDERWERP Aanvullende informatie Nota van Uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied DATUM 11 september 2012 REGISTRATIENUMMER 1101280/4283 Geachte raadsleden, Naar

Nadere informatie

Beheersverordening Gemengd gebied, Natte Natuurparel en Eerste Zeine

Beheersverordening Gemengd gebied, Natte Natuurparel en Eerste Zeine Beheersverordening Gemengd gebied, Natte Natuurparel en Eerste Zeine Inhoudsopgave Toelichting 3 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding voor de beheersverordening 1.2 Doel van de beheersverordening 1.3

Nadere informatie

Ontwerp wijziging PRVS

Ontwerp wijziging PRVS Model bekendmaking regeling provinciale staten 1 8 Ontwerp wijziging PRVS Ontwerp besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van [..], tot wijziging van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie

Nadere informatie

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 status: vastgesteld datum: 5 september 2013 projectnummer: 202360R.2011 adviseurs: Jke / Wle gemeente Maasdriel Inhoudsopgave Hoofdstuk

Nadere informatie

Provincie Utrecht. partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. Vogelenzang ONTWERP

Provincie Utrecht. partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. Vogelenzang ONTWERP Provincie Utrecht partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Vogelenzang ONTWERP Vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Utrecht op 13 juli 2010 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Provinciaal belang 3.

Nadere informatie

As Leiden - Katwijk. Plan van Aanpak. Provincie Zuid-Holland Regio Holland Rijnland. 13 september 2004

As Leiden - Katwijk. Plan van Aanpak. Provincie Zuid-Holland Regio Holland Rijnland. 13 september 2004 As Leiden - Katwijk As Leiden - Katwijk Plan van Aanpak Provincie Zuid-Holland Regio Holland Rijnland 13 september 2004 Het gebied De opgave komt uit: - Programma van Afspraken ( 2002, Duin&Bollenstreek,

Nadere informatie

Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht

Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht Inhoudsopgave Regels Bookmark not defined. 3 Error! Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3 Artikel 1 Begripsbepalingen 3 Hoofdstuk 2 Algemene regels Artikel

Nadere informatie

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 Ordito b.v. Postbus 94 5126 ZH Gilze E info@ordito.nl T 0161 801 022 I www.ordito.nl KVK 54 811 554 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Ligging en begrenzing

Nadere informatie

College van Burgemeester en wethouders en werkgroep Oosteind Datum juni 2008

College van Burgemeester en wethouders en werkgroep Oosteind Datum juni 2008 Plan van Aanpak Autonome groei+ Oosteind Aan van Burgemeester en wethouders en werkgroep Oosteind Datum juni 2008 Inleiding Het kerkdorp Oosteind krijgt de mogelijkheid uit te breiden ten behoeve van de

Nadere informatie

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging Ruimtelijke Onderbouwing Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging Gemeente Tynaarlo September 2012 NL.IMRO.1730.ABYdermade3depunt-0301 Inhoudsopgave 2.1 Beschrijving van het projectgebied,

Nadere informatie

verzoek om vrijstelling voor het verbouwen van een voormalige griendkeet tot vakantiewoning aan de Hamseweg te Hooge Zwaluwe.

verzoek om vrijstelling voor het verbouwen van een voormalige griendkeet tot vakantiewoning aan de Hamseweg te Hooge Zwaluwe. Aan de Raad Made, 08-05-2007 Raadsvergadering: 21-06-2007 Nummer raadsnota: 20 Onderwerp: verzoek om vrijstelling voor het verbouwen van een voormalige griendkeet tot vakantiewoning aan de Hamseweg te

Nadere informatie

Actualisatie Bestemmingsplan Industrieterrein Heusden. Startnotitie

Actualisatie Bestemmingsplan Industrieterrein Heusden. Startnotitie Actualisatie Bestemmingsplan Industrieterrein Heusden Startnotitie 1 Doelstelling project Het project is gericht op het tot stand brengen van een actuele bestemmingsregeling (eindproduct) voor de bedrijventerreinen

Nadere informatie

Buitengebied e wijziging (Broekstraat 23 Wehl)

Buitengebied e wijziging (Broekstraat 23 Wehl) Buitengebied 2002 23e wijziging (Broekstraat 23 Wehl) Inhoudsopgave Toelichting 3 Hoofdstuk 1 Aanleiding en doel 3 Hoofdstuk 2 Plangebied 4 Hoofdstuk 3 Ruimtelijke - en milieuaspecten 5 Hoofdstuk 4 Landschappelijke

Nadere informatie

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND 1. INLEIDING Aanleiding De gemeente Schagen is voornemens om het bedrijventerrein Kolksluis langs de Koning Willem II-weg in t Zand

Nadere informatie

Provincie Noord-Holland

Provincie Noord-Holland Provincie Noord-Holland 12.008525 POSTBUS 3007 2001 DA HAARLEM Burgemeester en Wethouders Zijpe Postbus 5 1 750 AA SCHAGERBRUG Gemeente Zijpe 7 6 SEP ZQti ingekomen: * ^Gedeputeerde Statf n Behandelaar:

Nadere informatie

Provinciale Staten van Noord-Holland. Voordracht 64

Provinciale Staten van Noord-Holland. Voordracht 64 Provinciale Staten van Noord-Holland Voordracht 64 Haarlem, 17 augustus 2004 Onderwerp: Agenda Provinciaal Waterplan Bijlagen: - ontwerpbesluit - procesplanning provinciaal waterplan - op weg naar een

Nadere informatie

Bestemmingsplan 3e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (caravanstalling Warmoeziersweg 2)

Bestemmingsplan 3e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (caravanstalling Warmoeziersweg 2) Bestemmingsplan 3e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (caravanstalling Warmoeziersweg 2) 29 oktober 2015 Vastgesteld Gemeente Lansingerland Bestemmingsplan 3e partiële herziening

Nadere informatie

S a m e n v a t t i n g

S a m e n v a t t i n g PlanMER / Milieurapport - Bovenregionaal logistiek park Midden- en West-Brabant S a m e n v a t t i n g Voor u ligt de samenvatting van het PlanMER / Milieurapport dat in opdracht van de Provincie Noord-

Nadere informatie

werkzaamheden en/of het daarbij veranderende gebruik van panden en/of percelen,

werkzaamheden en/of het daarbij veranderende gebruik van panden en/of percelen, Indieningsvereisten Ruimtelijke Plannen gemeente Woudenberg Zoals vastgesteld en van toepassing sinds januari 2012 en gewijzigd vastgesteld 16 juli 2015 Inleiding Voor het opstellen van een bestemmingsplan

Nadere informatie

Beheersverordening Kornputkwartier

Beheersverordening Kornputkwartier Beheersverordening Kornputkwartier ID plan: NL.IMRO.1708.STWKornputkwtrBV1-VA01 datum: maart 2017 status: vastgesteld auteur: SRE Vastgesteld door de raad dd. de griffier, de voorzitter, NL.IMRO.1708.STWKornputkwtrBV1-VA01

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing Opgesteld door: Provincie Noord-Brabant 19-05-2016 S.M.Verhaart- Menken Versie: 3_19-05-2016 Inhoud

Nadere informatie

Toelichting Wijzigingsplan Glastuinbouw Nieuwe Dijk 7 Artikel 3.6 Wro

Toelichting Wijzigingsplan Glastuinbouw Nieuwe Dijk 7 Artikel 3.6 Wro Toelichting Wijzigingsplan Artikel 3.6 Wro INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding... 3 1.1. Gegevens initiatiefnemer...3 1.2. Glastuinbouw Het Grootslag...3 2. Bestemmingsplan Glastuinbouwgebied Het Grootslag 2003

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree Ruimtelijke onderbouwing Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree 16-08-2011 1. Inleiding Algemeen De heer Wijnen heeft het verzoek gedaan om een loods op het perceel

Nadere informatie

Notitie intergemeentelijke structuurvisie

Notitie intergemeentelijke structuurvisie Notitie intergemeentelijke structuurvisie oktober 2011 Inhoudsopgave 1 Inleiding...2 2 Wettelijke verplichting...3 3 Integraal of thematisch...3 4 Thema's...4 5 Produkt...6 6 Rolverdeling en bemensing...6

Nadere informatie

gemeentebestuur VERZONDEN Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Team Beleid de leden van de gemeenteraad

gemeentebestuur VERZONDEN Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Team Beleid de leden van de gemeenteraad gemeentebestuur Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Team Beleid de leden van de gemeenteraad uw brief van uw kenmerk ons kenmerk 636340 datum 18 oktober 2011 betreft VERZONDEN 2 1. 11.11 actualisatie bestemmingsplan

Nadere informatie

Structuurvisie Noord-Holland. Achtergrondinformatie

Structuurvisie Noord-Holland. Achtergrondinformatie Structuurvisie Noord-Holland Achtergrondinformatie Structuurvisie: waarom en wat? - Inwerkingtreding Wro 1 juli 2008 - elke overheidslaag stelt eigen structuurvisie op (thema of gebied) - structuurvisies

Nadere informatie

Quickscan Bedrijven. n en milieuzonering Binnenweg 31 te Tw. wello Project

Quickscan Bedrijven. n en milieuzonering Binnenweg 31 te Tw. wello Project Quickscan Bedrijven n en milieuzonering Binnenweg 31 te Tw wello Project projectnummer project Binnenweg 31 te Twello opdrachtgever Te Kiefte Architecten versie concept datum 5 december 2011 auteur ing.

Nadere informatie

VERZONDEN 20SEP.2Ö13. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg Postbus LH TILBURG

VERZONDEN 20SEP.2Ö13. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg Postbus LH TILBURG Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg Postbus 90155 5000 LH TILBURG Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC 's-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 info@brabant.nl wv/w.brabant.nl

Nadere informatie

Bestemmingsplan 1e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (caravanstalling Oosteindseweg 155b)

Bestemmingsplan 1e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (caravanstalling Oosteindseweg 155b) Bestemmingsplan 1e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (caravanstalling Oosteindseweg 155b) 29 juli 2014 ontwerp Gemeente Lansingerland Bestemmingsplan 1e partiële herziening BP

Nadere informatie

Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren

Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren ONTWERP Inhoudsopgave Regels 3 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 4 Artikel 1 Begripsbepalingen

Nadere informatie

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ladder voor duurzame verstedelijking Ladder voor duurzame verstedelijking Klik om de modelstijlen te bewerken Tweede niveau Derde niveau Vierde niveau Vijfde niveau Ladder voor duurzame verstedelijking 1. Waar komt het vandaan? 2. Wat is

Nadere informatie

Herziening PIP Greenportlane: Uitwerking nadere inzichten inzake nationale buisleidingenstrook Rotterdam - Ruhrgebied.

Herziening PIP Greenportlane: Uitwerking nadere inzichten inzake nationale buisleidingenstrook Rotterdam - Ruhrgebied. Herziening PIP Greenportlane: Uitwerking nadere inzichten inzake nationale buisleidingenstrook Rotterdam - Ruhrgebied. 1. Inleiding Deze Toelichting baseert zich op het inpassingsplan Greenportlane, zoals

Nadere informatie

Statenvoorstel 52/17A

Statenvoorstel 52/17A Statenvoorstel 52/17A Voorgestelde behandeling Procedurevergadering : 11 september 2017 PS-vergadering : Onderwerp Vaststelling PIP Nieuwe Verbinding Grenscorridor N69-1e herziening. Aan Provinciale Staten

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN MORTIERE FASE 5A. GEMEENTE MIDDELBURG vastgesteld 6 december ruimte voor ideeën

WIJZIGINGSPLAN MORTIERE FASE 5A. GEMEENTE MIDDELBURG vastgesteld 6 december ruimte voor ideeën WIJZIGINGSPLAN MORTIERE FASE 5A GEMEENTE MIDDELBURG vastgesteld 6 december 2016 ruimte voor ideeën Mortiere fase 5A Inhoudsopgave Vaststellingsbesluit 3 Toelichting 5 Hoofdstuk 1 Inleiding 5 1.1 Aanleiding

Nadere informatie

Provinciaal Omgevingsplan Limburg

Provinciaal Omgevingsplan Limburg Provinciaal Omgevingsplan Limburg Presentatie t.b.v. Regionalrat Düsseldorf, Provinciale Staten Gelderland en Provinciale Staten Limburg Arnhem, 7 maart 2012 POL POL = Provinciaal Omgevingsplan Limburg,

Nadere informatie

Skuniadyk 14 te Bakhuizen

Skuniadyk 14 te Bakhuizen 28 e Ontwerp-wijzigingsplan ex artikel 3.6 lid 1 onder a Wro van het Bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Gaasterlân-Sleat Skuniadyk 14 te Bakhuizen G E M E E N T E G A A S T E R L Â N - S L E

Nadere informatie

NOT a 12 september 2013 Water Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie

NOT a 12 september 2013 Water Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie NOT01-0252596-01a 12 september 2013 Water Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie tot de watertoets. In deze notitie wordt verwoord

Nadere informatie

Afdeling. Structuurvisie en plan-mer gemeente Maasdriel

Afdeling. Structuurvisie en plan-mer gemeente Maasdriel MAASDRIEL de leden van de raad van de gemeente Maasdriel Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk ro/na Afdeling Doorkiesnummer Kerkdriel Ruimte en Samenleving (0418) 638814 18 oktober 2011 Verzenddatum Onderwerp

Nadere informatie

De Beljaart. Opdrachtgever. Uitwerkingsplan 3; fase 5 / Beljaartlaan. Gemeente Dongen Postbus GE DONGEN

De Beljaart. Opdrachtgever. Uitwerkingsplan 3; fase 5 / Beljaartlaan. Gemeente Dongen Postbus GE DONGEN De Beljaart Uitwerkingsplan 3; fase 5 / Beljaartlaan projectnr. 196652.40 revisie 04 maart 2012 Opdrachtgever Postbus 10153 5100 GE DONGEN datum vrijgave beschrijving revisie 04 goedkeuring vrijgave 28

Nadere informatie

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen NL.IMRO.1730.ABdorpsstr74zuidlv-0301 Projectgebied Situatie Dorpsstraat 74 Zuidlaarderveen 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Huidige en beoogde

Nadere informatie

Raadsnota. Raadsvergadering d.d.: 13 februari 2012 Agenda nr: Onderwerp: Vaststellen intergemeentelijke structuurvisie. Aan de gemeenteraad,

Raadsnota. Raadsvergadering d.d.: 13 februari 2012 Agenda nr: Onderwerp: Vaststellen intergemeentelijke structuurvisie. Aan de gemeenteraad, Raadsnota Raadsvergadering d.d.: 13 februari 2012 Agenda nr: Onderwerp: Vaststellen intergemeentelijke structuurvisie Aan de gemeenteraad, 1. Doel, Samenvatting en Advies van het raadsvoorstel Zoals u

Nadere informatie

De ladder en duurzame verstedelijking in Brabant

De ladder en duurzame verstedelijking in Brabant De ladder en duurzame verstedelijking in Brabant 'Toepassing Ladder voor duurzame verstedelijking: lessen uit de praktijk' Marion Greidanus, provincie Noord-Brabant De Brabantse aanpak provinciale verordening

Nadere informatie

5. Scenario s Inleiding

5. Scenario s Inleiding 67 5. Scenario s 5.1. Inleiding Er zijn drie verschillende scenario s opgesteld. Met behulp van de scenario s is in beeld gebracht op welke verschillende wijze de gesignaleerde knelpunten en kansen, als

Nadere informatie

Provincie Noord-Brabant

Provincie Noord-Brabant Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC 's-hertogenbosch De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten in de provincie Noord-Brabant Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 www.brabant.nl

Nadere informatie

Wijzigingsplan Warandepark - Rijsbergen. Datum: Plan identificatie: NL.IMRO.0879.WPwarandepark-VS01

Wijzigingsplan Warandepark - Rijsbergen. Datum: Plan identificatie: NL.IMRO.0879.WPwarandepark-VS01 Wijzigingsplan Warandepark - Rijsbergen Planstatus: vastgesteld Datum: 2015-09-22 Plan identificatie: NL.IMRO.0879.WPwarandepark-VS01 Colofon Titel: Opdrachtgever: Wijzigingsplan Warandepark - Rijsbergen

Nadere informatie

Nota van wijzigingen Aanvullingen Interimstructuurvisie Noord-Brabant en Paraplunota

Nota van wijzigingen Aanvullingen Interimstructuurvisie Noord-Brabant en Paraplunota Nota van wijzigingen Aanvullingen Interimstructuurvisie Noord-Brabant en Paraplunota U kunt op twee manieren zoeken in dit document: 1 U vindt de zoekfunctie in Acrobat reader onder het menu Bewerken of

Nadere informatie

Bestemmingsplan Bovenkamp II Herziening I gemeente Heerde

Bestemmingsplan Bovenkamp II Herziening I gemeente Heerde Bestemmingsplan Bovenkamp II Herziening I gemeente Heerde Bestemmingsplan Bovenkamp II, Herziening I Betreft Status Bovenkamp II Heerde vastgesteld Datum 30 mei 2011 Bovenkamp II, herziening I, vastgesteld,

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke onderbouwing Ruimtelijke onderbouwing De Kouwe Noord 3, Geffen Gemeente Oss Raadhuislaan 2 5341 GM Oss T: 14 0412 F: 0412 642605 www.oss.nl RUIMTELIJKE ONDERBOUWING De Kouwe Noord 3 te Geffen Februari maart 2016 1

Nadere informatie

Reactienota concept geactualiseerd Woningbouwprogramma gemeente Harlingen

Reactienota concept geactualiseerd Woningbouwprogramma gemeente Harlingen Reactienota concept geactualiseerd Woningbouwprogramma 2016-2020 gemeente Harlingen In 2013 heeft de gemeenteraad de woonvisie voor de gemeente Harlingen voor de periode 2013 2020 vastgesteld. In de woonvisie

Nadere informatie

Planbeschrijving Het plan beoogt de realisering van een landgoed met een oppervlakte van bijna

Planbeschrijving Het plan beoogt de realisering van een landgoed met een oppervlakte van bijna Provincie Noord'Brabant Gemeenteraad van Valkenswaard Postbus 10100 5550 GA VALKENSWAARD Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 www.brabant.nl

Nadere informatie

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Provinciaal blad van Noord-Brabant Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408 Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Oostkamer 2015, Tilburg Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, Gelet op artikel 11.2 van de Verordening ruimte

Nadere informatie

: Ladder voor duurzame verstedelijking woningbouwplan Vught

: Ladder voor duurzame verstedelijking woningbouwplan Vught Advies : Ladder voor duurzame verstedelijking woningbouwplan Vught Datum : 3 mei 2017 Opdrachtgever : Bouwfonds Property Development Ter attentie van : Emile van Tuijl Projectnummer : 211x07637 Opgesteld

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 1 van 5 Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 2 van 5 Inleiding Op donderdag 3 april 2014 is door Dierenrijk

Nadere informatie

In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft u ons om een reactie gevraagd op de voorontwerp-omgevingsvergunning Oirschotsedijk 52, Wintelre.

In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft u ons om een reactie gevraagd op de voorontwerp-omgevingsvergunning Oirschotsedijk 52, Wintelre. Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 Gemeente Eersel Postbus 12 5520 AA EERSEL info@brabant.nl www.brabant.nl IBAN NL86INGB0674560043 3825558

Nadere informatie

Nota beoordeling inspraakreacties, het vooroverleg en ambtshalve aanpassingen bestemmingsplan Duizel-Noord

Nota beoordeling inspraakreacties, het vooroverleg en ambtshalve aanpassingen bestemmingsplan Duizel-Noord Nota beoordeling inspraakreacties, het vooroverleg en ambtshalve aanpassingen bestemmingsplan Duizel-Noord Gemeente Eersel afdeling ontwikkeling team Ruimte 2011 VOOROVERLEG Provincie Noord-Brabant Een

Nadere informatie

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 WABO

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 WABO RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 WABO Duinkampen 21 te Paterswolde NL.IMRO.1730.ABDuinkamp21PW-0301 Status: concept - 2 - Inleiding Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld om

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Onderwerp : uitvoeringsprogramma Groen Blauwe Diensten

Raadsvoorstel. Onderwerp : uitvoeringsprogramma Groen Blauwe Diensten Raadsvoorstel Vergadering: : 28 april 2008 Agendanummer : 7 Opiniërende vergadering : 14 april 2008 Portefeuillehouder : L.C.J. Lijmbach Onderwerp : uitvoeringsprogramma Groen Blauwe Diensten Aan de raad,

Nadere informatie

Regels. Provinciaal blad van Noord-Brabant. Hoofdstuk 1 Inleidende regels. Wijziging Verordening ruimte 2012 ivm plan Herperduin 2013 Oss

Regels. Provinciaal blad van Noord-Brabant. Hoofdstuk 1 Inleidende regels. Wijziging Verordening ruimte 2012 ivm plan Herperduin 2013 Oss Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408 Onderwerp Wijziging Verordening ruimte 2012 ivm plan Herperduin 2013 Oss Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Gelet op artikel 4.8 en 13.2 van de Verordening

Nadere informatie