Voorontwerp Uitwerkingsplan Landelijke regio Land van Cuijk

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Voorontwerp Uitwerkingsplan Landelijke regio Land van Cuijk"

Transcriptie

1 Provincie Noord-Brabant Voorontwerp Uitwerkingsplan Landelijke regio Land van Cuijk Maart

2 Ambtelijke Projectgroep Gemeente Boxmeer: J. Nijtmans Gemeente Cuijk: F. van Heusden Gemeente Grave: H. van der Heyden Gemeente Mill en St. Hubert: J. van Ham Gemeente Sint Anthonis: P. van Laarhoven Waterschap Aa en Maas: M. Wille Provincie Noord-Brabant: E. Janssen, I. Kapteijns, Paulien Wagemans Datum Maart

3 Voorwoord Samen werken aan uitvoering luidt de titel van het provinciale Bestuursakkoord De inleiding bij dat akkoord is helder: het accent verschuift naar de uitvoering van bestaand beleid. Een beleid waar het werken aan Wonen, Werken en Welzijn voor een nóg beter Brabant uitgangspunt is. Met dit uitwerkingsplan maken we dat waar. Hierin is opgenomen, waar, wanneer en hoeveel we de komende jaren aan woningen en aan bedrijventerreinen gaan ontwikkelen in deze regio Dit proces van regionale afstemming om samen met de gemeenten en waterschappen uit deze regio te komen tot een dergelijke plan, is redelijk uniek geweest. In de twaalf tot achttien maanden die we met dit overleg bezig zijn geweest, heb ik het begrip voor elkaar en het willen delen van elkaars problemen en zoeken naar gezamenlijke oplossingen zien groeien. Voor de regio een heel belangrijke randvoorwaarde om de grote ruimtelijke vraagstukken die de komende tien tot vijftien jaar op ons af zullen komen aan te kunnen pakken. De tijd van het in ontwikkeling brengen van weer nieuwe weilanden is voor een belangrijk gedeelte voorbij. Het besef om zorgvuldig en zuinig met de Brabantse ruimte om te gaan, waardoor heldere keuzes gemaakt kunnen worden, is bij alle leden van de stuurgroep aanwezig. Daar spreken we elkaar ook op aan. Nu en in de jaarlijkse voortgangsvergaderingen die we met elkaar hebben afgesproken. De stuurgroep wil immers graag de vinger aan de pols houden om te kunnen meten of wat we hebben afgesproken ook daadwerkelijk gebeurt. Het Land van Cuijk heeft een rijk en gevarieerd landschap op de grens van hoge Peel en laag Maasdal. Deze variëteit willen we koesteren en als ontwerpuitgangspunt gebruiken. Het betekent dat we de toekomstige verstedelijking met name concentreren aan de oostkant van de regio, rond bestaande infrastructuur en Cuijk en Boxmeer. In de regio hebben we te maken met hoge natuurwaarden en een groot aantal dassenleefgebieden, vaak direct grenzend aan de kernen. Ook de waterhuishouding geeft beperkingen voor verstedelijking. We zien het als een uitdaging om, binnen deze randvoorwaarden, voldoende woon- en werklocaties te realiseren en daarbij recht te doen aan de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied. Als voorzitter van de stuurgroep wens ik u veel leesplezier. Wij hebben er in ieder geval in een plezierige sfeer aan gewerkt. Uiteraard staan wij open voor opmerkingen die tot nog betere plannen leiden. Drs. P.L.A. Rüpp Voorzitter Stuurgroep Uitwerkingsplan Land van Cuijk 3

4 Inhoudsopgave 1 Inleiding Aanleiding Wat is het uitwerkingsplan? Streekplanbeleid en Bestuursakkoord Hoe is dit uitwerkingsplan tot stand gekomen? Relatie met andere plannen De watertoets in relatie tot het uitwerkingsplan Status van het uitwerkingsplan en bestuurlijke middelen MER-plicht 14 2 Opbouw van het uitwerkingsplan Planmethodiek Duurzaam ruimtelijk structuurbeeld Programma Uitwerkingsplan 17 3 Omschrijving Plangebied Landschap Netwerken Occupatie 19 4 Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld Algemeen Ruimtelijke structuren en hun waardering Bouwstenen vanuit het beleid Ruimtelijke visie en strategie voor regio Ruimtelijke visie en strategie per gemeente Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld 41 5 Programma Land van Cuijk Algemeen Planningsmethodiek en monitoring Planning wonen Regionale planning werken 53 6 Ruimtelijk beleid en plankaart Aard en schaalniveau van het uitwerkingsplan Conclusies confrontatiefase Land van Cuijk Het DRS: het ruimtelijk ontwikkelingskader De verstedelijking 69 7 Ruimtelijke keuzes per gemeente Algemeen Boxmeer 70 4

5 7.3 Cuijk Grave Mill en St. Hubert Sint Anthonis 79 8 Regionale vervolgacties Het regionale planningsoverleg Beschrijvingen vervolgacties en -projecten 85 Definities en afkortingen 92 Literatuurlijst 92 Bijlage I Organisatie uitwerkingsplan 93 Bijlage II Opgenomen kaartbeelden 94 Bijlage III Uitwerkingsregels voor de landelijke regio s en Samenvatting bestuursakkoord Bijlage IV Inventarisatie woningbouwplannen per gemeente 97 Bijlage V Inventarisatie bedrijventerreinplannen per gemeente 99 Bijlage VI Kernenkaarten en achtergrondinformatie 101 Bijlage VII Plankaart 5

6 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Dit uitwerkingsplan voor de regio Land van Cuijk is een gevolg van de opdracht uit het Streekplan Noord-Brabant 2002 om voor de onderscheiden stedelijke en landelijke regio s een uitwerkingsplan op te stellen. In dit uitwerkingsplan zijn de ruimtelijke ontwikkelingen voor deze regio s tot 2015 aangegeven, met een doorkijk na Het uitwerkingsplan is een ruimtelijk plan op het regionale schaalniveau. Het vormt een kader voor ruimtelijke ontwikkelingen en maakt onderdeel uit van het provinciale toetsingskader op grond waarvan ruimtelijke plannen en initiatieven van gemeenten worden beoordeeld. Hierbij gaat het om de advisering over structuurvisies(plus) en de advisering en goedkeuring van bestemmingsplannen en art.19 verzoeken. Het uitwerkingsplan geeft de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen weer en bevat voor onderdelen afspraken over de realisering daarvan. Gedurende de looptijd van het uitwerkingsplan kunnen zich nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die niet in het plan zijn opgenomen. Die kunnen beoordeeld worden aan de hand van de plankaart en het daarin opgenomen duurzame ruimtelijke structuurbeeld. Het uitwerkingsplan wordt ten minste eens in de vier jaar geëvalueerd en zo nodig (gedeeltelijk) herzien of eerder op onderdelen als Gedeputeerde Staten dat nodig vinden. Het gespreksplatform hiervoor zijn de regionale stuurgroep en planningsoverleggen, waarin de provincie samen met de betrokken gemeenten de nieuwe ontwikkelingen bespreken en nader vormgeven. De primaire doelgroep van dit uitwerkingsplan zijn degenen die betrokken zijn bij de verdere ruimtelijke uitwerking van het uitwerkingsplan. Dit zijn vooral de deskundigen en bestuurders die werkzaam zijn in de ruimtelijke ordening in Noord-Brabant en meer specifiek in het Land van Cuijk. Voor mensen buiten het werkveld van de ruimtelijke ordening, zoals bestuurders en ambtenaren uit andere werkvelden en regio s en geïnteresseerde burgers, geeft het uitwerkingsplan een beeld van de duurzame regionale ruimtelijke ontwikkelingsstrategie, de ruimtebehoefte voor o.a. de woningbouw en bedrijventerreinen en de keuzes die op basis hiervan gemaakt zijn. Eén van de onderscheiden regio s betreft de landelijke regio Land van Cuijk. Deze regio ligt in het uiterste noordoosten van de provincie en grenst aan Brabantse zijde aan de landelijke regio s Maashorst, Maaskant, Schijndel- St.Oedenrode-Boekel en De Peel. Verder is ze sterk gericht op de aangrenzende provincies Gelderland en Limburg. De landelijke regio Land van Cuijk omvat het grondgebied van de gemeenten Boxmeer, Cuijk, Grave, Mill en St. Hubert en Sint Anthonis. 6

7 7

8 1.2 Wat is het uitwerkingsplan? In het Streekplan Noord-Brabant 2002 hebben we aangegeven ernaar te streven de woon- en werklocaties zodanig over de de provincie te verdelen dat het leeuwendeel van de woningbouw en de aanleg van bedrijventerreinen terecht komt in de vijf stedelijke regio s én dat zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan het principe van zuinig ruimtegebruik. In de landelijke regio s staat het voorkómen van verder aantasting van het buitengebied centraal. Deze verdeling van woon- en werklocaties over Noord-Brabant vindt plaats in twee stappen. Ten eerste is in het streekplan aan elke stedelijke en landelijke regio een woningbouwprogramma en een programma voor bedrijventerreinen toegekend. Stap twee betreft de uitwerking hiervan naar concrete verstedelijkingslocaties. Dit gebeurt in zogenaamde uitwerkingsplannen. Voor alle stedelijke en landelijke regio s wordt een uitwerkingsplan opgesteld. Voor de stedelijke regio s betreft het integrale uitwerkingsplannen. Dit betekent dat meerdere ruimtelijkeordeningsthema s aan bod komen. In landelijke regio s wordt in thematische uitwerkingsplannen alleen ingegaan op de thema s wonen en werken. De overige ruimtelijkeordeningsthema s in de landelijke regio's worden uitgewerkt in reconstructieplannen. In elk uitwerkingsplan wordt ingegaan op verdeling van woon- en werklocaties over de regio voor de periode tot 2015, met een doorkijk naar Streekplanbeleid en Bestuursakkoord Bij het opstellen van het uitwerkingsplan is het in het Streekplan 2002 neergelegde beleid leidend. Naast het daarin aangegeven specifieke beleid geeft het Streekplan algemene uitwerkingsregels voor de stedelijke en landelijke regio s. Als gevolg van het Bestuursakkoord is een herziening van het Streekplan 2002 in voorbereiding. De ruimtelijke hoofdstructuur uit het Streekplan blijft evenwel het uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid. Voor de landelijke regio s blijft het uitgangspunt bouwen voor migratiesaldonul. Binnen dit beleidskader mag elke gemeente zoveel woningen bouwen als ten minste nodig zijn voor de opvang van de natuurlijke bevolkingsgroei. Ook voor de gemeenten binnen de stedelijke regio wordt het uitgangspunt aangehouden dat voorzien kan worden in de eigen behoefte. In dit uitwerkingsplan is het Bestuursakkoord al als uitgangspunt genomen. 1 Het Streekplan Noord-Brabant 2002 heeft zorgvuldiger gebruik van de ruimte als hoofddoel. Het gaat er om met het ruimtelijke beleid bij te dragen aan de balans tussen het economische, het ecologische en het sociaal-culturele kapitaal van Brabant. Om hieraan richting te geven zijn in het streekplan vijf leidende principes voor het provinciaal ruimtelijk beleid verwoord: 1 Voor een samenvatting van het bestuursakkoord wordt verwezen naar bijlage III 8

9 meer aandacht voor de onderste lagen; zuinig ruimtegebruik; concentratie van verstedelijking; zonering van het buitengebied; grensoverschrijdend denken en handelen. De uitwerkingsplannen zijn vormgegeven op basis van deze vijf leidende principes. Ook voor ontwikkelingen die voortvloeien uit de uitwerkingsplannen zijn deze ordenende principes van belang. In onderstaande tekst worden ze kort toegelicht en wordt aangegeven hoe ze in de uitwerkingsplannen gebruikt zijn. 1. Meer aandacht voor de onderste lagen Bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de onderste twee lagen, bestaande uit aspecten als water, bodem en infrastructuur. Deze onderste lagen moeten meer sturend worden voor ontwikkelingen in de derde laag, welke bestaat uit ruimtegebruik voor wonen, werken, landbouw en recreatie. Via de methodiek van de lagenbenadering wordt de occupatie meer dan voorheen afgestemd op de onderste twee lagen. In het uitwerkingsplan is aan dit principe vormgegeven doordat voor het opstellen van het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld alle aspecten van de onderste laag, zoals geomorfologie, watersysteem en GHS in beeld zijn gebracht en geïntegreerd. Daar waar deze behouden dienen te worden vormen ze onderdeel van het landschappelijk raamwerk. Bij de visievorming over toekomstige verstedelijkingslocaties, de derde laag, heeft dit raamwerk als uitgangspunt gediend. 2. Zuinig ruimtegebruik Het tweede principe betreft zuinig omgaan met de resterende onbebouwde ruimte. Sleutelwoorden hierbij zijn inbreiden, herstructureren en intensiveren. Hiermee kan een ontkoppeling tussen economische groei en de groei van het ruimtebeslag bereikt worden. In het uitwerkingsplan heeft dit principe invulling gekregen doordat bij het opstellen van de Programma s uitgebreid de mogelijkheden voor verstedelijking binnen bestaand stedelijk gebied zijn geïnventariseerd. Wanneer om het programma voor wonen resp. werken in een gemeente resp. regio te kunnen te realiseren, aanvullend nieuwe ruimte dient te worden aangesneden, zijn plekken aangewezen waar het gelet op de specifieke ruimtelijke kwaliteiten en karakteristieken van de betreffende gemeente c.q. regio het meest verantwoord is. Daarnaast heeft bij het thema 'werken' de ambitie om langer met bedrijventerreinenruimte te doen centraal gestaan. Deze ambitie is geconcretiseerd in een aantal 'zuinig-ruimtegebruik-acties' die als vervolg op dit uitwerkingsplan opgestart worden. Ook zal na voltooiing van het uitwerkingsplan bij de regionale planningsoverleggen het principe zuinig ruimtegebruik aandacht krijgen. 3. Concentratie van verstedelijking Om enerzijds de steden voldoende draagvlak te geven voor hun funcite als economische en culturele motor en anderzijds het dichtslibben van het landelijk 9

10 gebied tegen te gaan, wordt het beleid van concentratie van verstedelijking voortgezet. Op provinciale schaal betekent dit dat het leeuwendeel van de woningbouw en de aanleg van bedrijventerreinen en infrastructuur moet plaatsvinden in de vijf in het streekplan aangeduide stedelijke regio s. In de landelijke regio s staat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal. Dit uitgangspunt heeft er toe geleid dat de verstedelijkingsprogramma s die in het streekplan zijn aangeduid voor stedelijke en landelijke regio s verschillend zijn. In het uitwerkingsplan is dit verschil tussen stedelijke en landelijke regio s tot uiting gekomen in de gekozen planvorm; voor stedelijke regio s zijn integrale plannen opgesteld. Deze planvorm biedt de mogelijkheid om de grootschalige verstedelijkingsopgave voor de komende jaren in breed perspectief te bezien. Voor de landelijke regio s zijn thematische plannen opgesteld die ingaan op wonen en werken. 4. Zonering van het buitengebied Het buitengebied van Noord-Brabant blijft in hoofdzaak bestemd voor landbouw, natuur en recreatie. De onderlinge verhouding tussen de functies verandert, hetgeen betekent dat recreatie nevenschikkend is geworden aan de overige twee functies. Het streekplan geeft op hoofdlijnen een zonering aan in groene en agrarische hoofdstructuur. Deze zonering geldt als richtpunt voor het project Revitalisering Landelijk Gebied. Binnen dit project worden regionale reconstructieplannen opgesteld. De uitwerkingsplannen zijn afgestemd op de reconstructieplannen. 5. Grensoverschrijdend denken en handelen Het natuurlijk systeem en vele menselijke activiteiten zijn grensoverschrijdend. Grensoverschrijdend denken en handelen en intergemeentelijke, interprovinciale en internationale afstemming is daarom steeds meer van belang. De uitwerkingsplannen op zich geven aan dit principe vorm door hun regionaal karakter, zowel inhoudelijk als in procesmatige zin. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de relatie en samenhang met aangrenzende regio s. Dit geldt zowel voor verstedelijkings- als voor buitengebiedthema s. In dit uitwerkingsplan is bijvoorbeeld rond het thema 'werken' rekening gehouden met ontwikkelingen in aangrenzende regio's en provincies. 1.4 Hoe is dit uitwerkingsplan tot stand gekomen? Na de vaststelling van het Streekplan Noord-Brabant 2002 is gezamenlijk met de betrokken gemeenten uit het Land van Cuijk en waterschap Aa en Maas een Intentieverklaring en een Plan van Aanpak opgesteld. In dit document, dat op 7 februari 2003 is ondertekend, zijn afspraken gemaakt over de organisatie en uitgangspunten voor het ontwikkelen van het uitwerkingsplan. Het Streekplan Noord-Brabant 2002 heeft hierbij als richtinggevend kader gefungeerd. Er is een stuurgroep gevormd, bestaande uit de betrokken gemeenten, de provincie en een vertegenwoordiger van waterschap Aa en Maas. Deze heeft gedurende het uitwerkingsplanproces richting gegeven aan de bestuurlijke en 10

11 inhoudelijke aspecten van het uitwerkingsplan. Een ambtelijke projectgroep en diverse werkgroepen hebben de planvorming ter hand genomen en dit uitwerkingsplan opgesteld. Diverse (regionale) maatschappelijke organisaties hadden zitting in een Extern Platform en zijn gedurende het planvormingproces regelmatig geraadpleegd en om advies gevraagd. Gedurende de planvormingsfase heeft veelvuldig overleg plaatsgehad en is overeenstemming bereikt over de hoogdlijnen van het plan tussen provincie, de betrokken gemeenten en de waterschappen. Gemeentelijke en provinciale belangen zijn in een regionaal planningskader besproken en afgewogen. De inhoudelijke bouwstenen voor een duurzame ruimtelijke ontwikkelingsstrategie voor het uitwerkingsplan zijn fasegewijs opgebouwd. Het Streekplan Noord-Brabant 2002 heeft als richtinggevend kader gefungeerd bij het voorbereiden van het uitwerkingsplan. In de eerste fase zijn de twee belangrijke componenten van het uitwerkingsplan vormgegeven, namelijk het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en de programma s voor de diverse functies. Op basis van deze bouwstenen is het regionaal ontwerp opgesteld. 1.5 Relatie met andere plannen Het gaat te ver om alle plannen die van invloed zijn geweest op dit uitwerkingsplan te noemen. Immers, dat betreft vele plannen van betrokken gemeenten en waterschap. Belangrijkste bouwsteen is geweest de StructuurvisiePlus Land van Cuijk (2001). Daarnaast heeft afstemming plaatsgevonden met de planvorming in het kader van project Revitalisering Landelijk Gebied. Het uitwerkingsplan Land van Cuijk ligt binnen één reconstructiegebied, en wel het gebied Peel en Maas. Voor het buitengebied in deze landelijke regio dient de integrale planvorming die plaatsvindt in het kader van het reconstructieplan Peel en Maas de inhoudelijke basis. De aspecten recreatie, landbouw, water en landschap komen in dit uitwerkingsplan dan ook niet aan bod. Enkel wordt ingegaan op de thema s wonen en werken. Tevens heeft afstemming plaatsgevonden met de waterbeheersplannen van waterschap Aa en Maas. Toekomstige plannen die worden ontwikkeld dienen rekening te houden met dit uitwerkingsplan. Zo dienen dorpsontwikkelingsplannen die worden opgesteld als vervolg op het project Revitalisering Landelijk gebied in elk geval rekening te houden met het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. 1.6 De watertoets in relatie tot het uitwerkingsplan Met het in werking treden van de wijziging op het Besluit Ruimtelijke Ordening 1985, is het met ingang van november 2003 wettelijk verplicht, in een ruimtelijk plan (waaronder bestemmingsplan, regionaal of gemeentelijk structuurplan, uitwerkingsplan en streekplan), een beschrijving op te nemen van de gevolgen van dat plan op de waterhuishouding. Ongewenste waterhuishoudkundige effecten op het gebied van veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging moeten zoveel als mogelijk worden voorkomen en zo nodig worden gemitigeerd en gecompenseerd. 11

12 Verder is het van belang om de betreffende waterbeheerders in een zo vroeg mogelijk stadium bij de planvorming te betrekken, om in gezamenlijk overleg met de initiatiefnemer te bepalen welke waterhuishoudkundige aspecten aan de orde zijn en hoe daarmee moet worden omgegaan. Voor de wateraspecten wordt bekeken op welke wijze ze doorwerken in de locatiekeuze, de inrichting en het beheer van de ruimtelijke ontwikkeling.de provincie is grondwaterbeheerder. In het uitwerkingsplan hebben we hieraan invulling gegeven door: Het opnemen van de waterschappen in de ambtelijke projectgroep en stuurgroep. Zij zijn vanaf het begin nauw betrokken bij de opstelling van het concept-voorontwerp-uitwerkingsplan zoals dat aangeboden wordt door de stuurgroep aan Gedeputeerde Staten. De waterschappen hebben gedurende het hele proces kunnen adviseren met betrekking tot de wijze waarop het aspect water in het integrale afwegingsproces van het uitwerkingsplan kan worden meegenomen. In één van de twee bouwstenen van het uitwerkingsplan, het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld Land van Cuijk (oktober 2003), is in een aparte paragraaf aangegeven hoe het aspect water is meegenomen in dat afwegingsproces. Dit heeft met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling in hoofdlijnen, uitwerking gekregen door het opnemen van gebieden in het landschappelijk raamwerk. Op deze wijze stuurt water mede de locatiekeuze van de verstedelijking. Binnen dat raamwerk is verstedelijking in principe uitgesloten. Soms heeft de globale, integrale afweging in het kader van het structuurbeeld geleid tot een minder optimale keuze vanuit het aspect water. In die gevallen wordt in hoofdstuk 7 van dit uitwerkingsplan Ruimtelijke keuzes per gemeente beschreven hoe de waterhuishoudkundige aspecten doorwerken binnen de gebieden waar transformatie naar een stedelijke functie op termijn afweegbaar is en hoe invulling gegeven moet worden aan mitigatie en compensatie. Met betrekking tot het specifieke beleid voor inrichting en beheer van stedelijke functies (hydrologisch neutraal bouwen, scheiding schoon en vuil water e.d.) zal bij de verdere uitwerking van de stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen en gemeentelijke structuurplannen overleg moeten worden gepleegd door de gemeenten met de waterschappen en overige betrokken waterbeheerders. De watertoets is een verplicht onderdeel van elk ruimtelijk plan. Dan kunnen ook, wanneer van toepassing, mitigatie en compensatie nader worden uitgewerkt. 1.7 Status van het uitwerkingsplan en bestuurlijke middelen Het streekplan 2002, Brabant in balans, verplicht Gedeputeerde Staten om uitwerkingen in de zin van artikel 4a, lid 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vast te stellen voor de in het streekplan aangeduide stedelijke en landelijke regio s. Op grond van het bepaalde in artikel 4a, lid 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, houden deze uitwerkingsplannen geen concrete beleidsbeslissing in. 12

13 Dit betekent dat de uitwerkingsplannen niet onderhevig zijn aan bezwaar en beroep zoals neergelegd in de Algemene Wet Bestuursrecht. Bij de vaststelling krijgen de uitwerkingsplannen dezelfde status als het streekplan Dit houdt in dat het streekplan 2002 en de uitwerkingsplannen het gezamenlijke toetsings- en ontwikkelingskader zijn voor door de gemeenten te ontwikkelen ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, zelfstandige projecten en structuurvisies. De uitwerkingsplannen bestaan uit een plankaart met plantekst. De plantekst vormt een toelichting op het plan en bevat een aantal beleidsuitspraken. De plankaart bestaat uit het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld (DRS) voor het plangebied met daarop een aantal aangewezen locaties voor wonen en werken tot 2015, de zogenaamde programma-elementen. De situering en omvang van de programma-elementen op de plankaart is indicatief. Dit betekent dat deze locaties niet duurzaam vastliggen, maar kunnen veranderen. Op de plankaart zijn niet alle locaties voor wonen en werken afgebeeld tot Alleen de grootschalige locaties staan op de plankaart. In het binnenstedelijke gebied is het opnemen van grootschalige locaties op de plankaart facultatief. Reden voor opname van alleen de grootschalige locaties is de leesbaarheid van de plankaart in verband met het gehanteerde schaalniveau. Voor binnenstedelijke locaties, als het om inbreiden of herstructureren gaat, zijn alleen locaties met een omvang van meer dan 100 woningen op de kaart opgenomen. Voor buitenstedelijke locaties worden alleen locaties opgenomen ten behoeve van te ontwikkelen bedrijventerrein of woongebied met een omvang van meer dan 5 hectaren. Het feit dat kleinere locaties niet op de plankaart zijn opgenomen, betekent niet dat de status en hardheid van kleinere locaties verschilt van de wel op de plankaart opgenomen locaties. Ook kleinere locaties worden getoetst aan het uitwerkingsplan en moeten passen binnen het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Zoals eerder aangegeven is de aanduiding van de programma-elementen op de plankaart en in de plantekst indicatief. Het programma is tot stand gekomen na intensief regionaal overleg. Het programma bevat een aantal afgewogen keuzes en uitspraken, die de betrokken partijen binden. In het regionale planningsoverleg wordt de voortgang van de gemeentelijke planvorming en de uitvoering van het programma gevolgd en gemonitoord. Dit kan leiden tot gewijzigde inzichten en tot een bijstelling van het programma in de tijd. Als gevolg hiervan kan het uitwerkingsplan worden aangepast. Gedeputeerde Staten hebben daarbij de bevoegdheid om zowel de tekst van het uitwerkingsplan als de programma-elementen op de plankaart aan te passen aan het bijgestelde programma. Dit is alleen mogelijk indien dit geen strijdigheid oplevert met het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld op de plankaart. Hierbij kan worden volstaan met het volgen van een lichte procedure, waarbij de Provinciale Planologische Commissie om advies wordt gevraagd en de Statencommissie belast met de ruimtelijke ordening over het voornemen wordt geïnformeerd. Teneinde tijdig te kunnen anticiperen op relevante ontwikkelingen wordt ervan uitgegaan dat het uitwerkingsplan ten minste eenmaal in de vier jaar wordt geëvalueerd. 13

14 In de uitvoeringspraktijk kunnen er situaties ontstaan, waarbij ten aanzien van de ontwikkeling van ruimtelijke plannen, die niet passen binnen het programma, de periodieke aanpassing van het uitwerkingsplan niet kan worden afgewacht. Gedeputeerde Staten kunnen hieraan medewerking verlenen indien de noodzaak van ontwikkeling van de betreffende locatie voortvloeit uit het regionaal planningsoverleg en mits het op de plankaart opgenomen duurzaam ruimtelijk structuurbeeld niet wordt aangetast. De algemene uitgangspunten van het streekplan 2002 en het Bestuursakkoord blijven daarbij onverkort van toepassing. Ten aanzien van de landelijke regio s geldt voor wonen niet de eis dat dit moet voortvloeien uit het regionaal planningsoverleg. Reden hiervoor is dat, gelet op het Bestuursakkoord, in de landelijke regio s geen afstemming plaatsvindt voor wonen. Bij de eerstvolgende vierjaarlijkse aanpassing van het uitwerkingsplan wordt deze ruimtelijke ontwikkeling door Gedeputeerde Staten in het uitwerkingsplan opgenomen. Doel hiervan is het uitwerkingsplan actueel te houden. Het op de plankaart opgenomen duurzaam ruimtelijk structuurbeeld ligt duurzaam vast, hier kan bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen geen inbreuk op worden gemaakt. In het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is een aantal zoekgebieden voor verstedelijking opgenomen waarbinnen de opgave voor wonen en werken moet worden gerealiseerd. De voorwaarden voor realisatie zijn opgenomen in hoofdstukken 6 en 7 van dit plan. In het geval dat toch de noodzaak bestaat om een locatie voor wonen of werken te ontwikkelen, buiten de zoekgebieden voor verstedelijking op de plankaart, dient een herziening van het uitwerkingsplan plaats te vinden. Hierop is dezelfde procedure van toepassing die geldt voor de totstandkoming van de uitwerkingsplannen. Deze procedure is beschreven in hoofdstuk 5 van het Streekplan Dit betekent dat bij een herziening van het op de plankaart opgenomen duurzaam ruimtelijk structuurbeeld afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Advies moet worden gevraagd aan de Provinciale Planologische Commissie. Tevens dient duaal overleg plaats te vinden met de statencommissie die belast is met de ruimtelijke Ordening en zo nodig met andere statencommissies. 1.8 MER-plicht Op grond van artikel 7.2 Wm jo. artikel 2 lid 1 Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) bestaat er een verplichting om een milieueffectrapport (hierna: MER) op te stellen voor activiteiten welke een in de bijlage van het Besluit milieueffectentenrapportage genoemde minimale omvang krijgt. Voorbeelden daarvan zijn de aanleg van bedrijventerreinen, de bouw van woningen, de aanleg van golfbanen en het realiseren van recreatieve of toeristische voorzieningen. In dergelijke gevallen geldt als m.e.r.-plichtig besluit de vaststelling van het ruimtelijke plan dat als eerste in de mogelijke aanleg van de activiteit voorziet. Lange tijd was onduidelijk wanneer in een strategisch ruimtelijk plan wordt voorzien in een activiteit, als bedoeld in het besluit m.e.r. Zo werd gedacht dat voldaan zou zijn aan de wettelijke m.e.r.-verplichting, indien een MER is 14

15 vervaardigd voor een streekplan waarin richtinggevende, maar nog geen juridisch bindende uitspraken zijn gedaan over de desbetreffende activiteit. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) heeft deze gedachtegang enige jaren geleden verworpen. Als gevolg van haar jurisprudentie wordt er ten aanzien van een dergelijk ruimtelijk plan een expliciete koppeling aangebracht tussen in strategische ruimtelijke plannen vervatte besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (art. 1:3 Awb) en de m.e.r.-plicht welke verbonden is aan de vaststelling van het ruimtelijke plan waarin als eerste wordt voorzien in de desbetreffende activiteit. Eerst wanneer in een strategisch ruimtelijk plan sprake is van een besluitonderdeel, is er volgens de ABRS sprake van het voorzien in. Dat betekent dat slechts die ruimtelijke plannen als hiervoor genoemd onder de m.e.r.-plicht vallen indien en voor zover deze tevens een besluit in de zin van de Awb zijn. Voor wat betreft een planologische kernbeslissing, een streekplan en een regionaal structuurplan zijn deze planfiguren aldus m.e.r.-plichtig indien en voor zover deze een of meer concrete beleidsbeslissingen in de zin van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bevatten. In het Uitwerkingsplan zijn geen concrete beleidsbeslissingen opgenomen en daarom dus is ook (voor onderdelen van) het plan geen milieueffectrapportage opgesteld. Het is dan ook aan de gemeente om te bezien of voor het eerste ruimtelijk plan dat voorziet in de activiteit, een milieueffectrapportage dient te worden opgesteld. 15

16 2 Opbouw van het uitwerkingsplan 2.1 Planmethodiek Het uitwerkingsplan is opgesteld op basis van twee bouwstenen: het DRS (Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld) en het programma. Daarbij is gebruik gemaakt van de methodiek van de StructuurvisiePlus (SV+). Het DRS is opgebouwd met Duurzaam ruimtelijk Programma kwantitatief en Regionale ontwikkelingsbehulp van de lagenbenadering. structuurbeeld kwalitatief voor wonen en werken strategieën voor wonen en werken De SV+ is een duurzame (Ontwerp-) ruimtelijke uitwerkingsplan ontwikkelingsstrateg ie die door een gemeente of enkele Evaluatie/herziening samenwerkende eens in de vier jaar gemeenten wordt opgesteld als kader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. De SV+ is in 1998 geïntroduceerd in de partiele herziening van het Streekplan Noord-Brabant (1992) als instrument ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit in landelijke gemeenten. Met de SV+-benadering is de afgelopen jaren op regionaal en gemeentelijk niveau de nodige ervaring opgedaan. De SV+ reikt een methodiek aan voor het opstellen van zowel regionale als gemeentelijke plannen. Deze planmethodiek gaat uit van twee onafhankelijke componenten: een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en een programma. De confrontatie van het programma met het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld resulteert in het regionale plan. 2.2 Duurzaam ruimtelijk structuurbeeld Het DRS is opgesteld aan de hand van de methodiek die ontwikkeld is in het kader van de StructuurvisiesPlus. Hierbij staat de lagenbenadering, welke ook beschreven is in het streekplan, centraal. De lagenbenadering is een werkwijze om ruimtelijke kwaliteiten te analyseren en keuzen te onderbouwen met als doel een duurzaam en zorgvuldig ruimtegebruik te realiseren. Elke laag heeft een eigen karakter en een hiërarchie tussen de lagen is er niet. De uiteindelijke afweging tussen de lagen wordt gemaakt door een integrale benadering van de ruimtelijke verschijningsvorm. De samenhang tussen de lagen speelt daarbij de voornaamste rol. Feitelijke basis voor het DRS is de basisstructuurkaart van Brabant. Deze maakt een aantal landschapsvormen zichtbaar. Daarnaast zijn bij het opstellen van het DRS de diverse (streekplan)kaartlagen die relevant zijn voor de ruimtelijke ordening van de regio geanalyseerd. Vervolgens is een visie ontwikkeld voor het 16

17 gebied. Op basis daarvan zijn een structuur- en strategiekaart opgesteld. Deze hebben geleid tot het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Het vormt het duurzame ruimtelijk referentiekader voor de lange termijn en geeft aan waar de zoekruimten liggen om te voorzien in de ruimtebehoefte voor woningen en werklocaties. De kaarten zijn gebaseerd op de geactualiseerde topografische kaart. Voor het uitwerkingsplan is gekozen voor de schaal 1: die aansluit op het regionale schaalniveau en voldoet aan het Besluit op de Ruimtelijke Ordening. 2.3 Programma Het streekplan geeft een indicatie van de ruimtebehoefte voor woningbouw en bedrijventerreinen tot Die ruimtebehoefte is uitgewerkt in programma s. De programma s geven de ruimtebehoefte aan voor de planperiode tot 2015, en geven een doorkijk tot Voor wat het onderdeel wonen betreft, vormt de Provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2002 het uitgangspunt. Deze prognose geeft een actueel beeld van (toekomstige) bevolkingsontwikkelingen, van veranderingen in de bevolkingssamenstelling en van de hiermee samenhangende woningbehoefte. Op basis hiervan wordt per stedelijke en landelijke regio een indicatie gegeven van het aantal woningen dat netto aan de woningvoorraad moet worden toegevoegd. Daarnaast vindt nog sanering van woningen plaats en zal vervangende nieuwbouw nodig zijn. Het woningbouwprogramma per regio is in het kader van dit uitwerkingsplan in hoofdstuk 5 nader uitgewerkt. Daarnaast is onderzocht met welke kwalitatieve aspecten rekening moet worden gehouden. Voor werken is in het streekplan het zogenaamde ruimtebudget voor bedrijventerreinen aangegeven. Dit betreft de ruimtebehoefte in bruto hectaren. Bij werken spelen vraagstukken rond (specifieke) werkmilieus, functiemenging en de verplaatsingsbehoefte van bedrijven. In het streekplan is de ambitie opgenomen om door inspanningen op het vlak van zuinig ruimtegebruik in een deel van het ruimtebudget anders te voorzien dan door middel van nieuwe uitbreidingsplannen. Ook dit is in hoofstuk 5 verder uitgewerkt. Bij het opstellen van de programma s voor wonen en werken is invulling gegeven aan de daarvoor in het Streekplan opgenomen uitwerkingsregels (zie bijlage III).. Het programma kan na verloop van tijd als gevolg van nieuwe prognoses en veranderende inzichten worden bijgesteld. Flexibiliteit in planning en uitvoering is daarom nodig; in het plan wordt aangegeven hoe hiermee wordt omgegaan. 2.4 Uitwerkingsplan Het uitwerkingsplan is het resultaat van de ruimtelijke vertaling van de verschillende programma s naar het plangebied waarbij het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld (DRS) sturend is voor de keuze van locaties die voor verstedelijking ten behoeve van wonen en werken in aanmerking komen. De keuzes voor de ruimtelijke hoofdstructuur voor de lange termijn staan in de 17

18 DRS-laag van de plankaart. Het programma dat daaroverheen is getekend geeft de ruimtelijke keuzen weer voor de planperiode tot De plantekst en de plankaart vormen samen het beleidskader. De beleidsuitspraken staan vooral in de hoofdstukken 4, 5, 6 en 7. Aan het plan is een uitvoeringsprogramma gekoppeld. Het beleidskader en het uitvoeringsprogramma vormen de basis voor het regionale planningsoverleg. De opzet van het planningsoverleg staat in hoofdstuk 8 beschreven. Het programma zoals beschreven in hoofdstuk 5 verschuift in de tijd. Uitgaande van een 10-jaars periode die maatgevend is voor het opstellen van bestemmingsplannen zal het programma periodiek worden aangepast. Dit is een van de taken van het regionaal planningsoverleg en wordt in dat kader uitgewerkt. Het programma kan dus met een zekere regelmaat worden aangepast, terwijl het DRS een meer stabiel, duurzaam en vast kader vormt voor het ruimtelijk veranderingsproces. 18

19 3 Omschrijving Plangebied 3.1 Landschap Het land van Cuijk is gelegen in het uiterste oosten van de provincie Noord- Brabant. Deze regio ligt in het uiterste noordoosten van de provincie en grenst aan Brabantse zijde aan de landelijke regio s Maashorst, Maaskant, Schijndel- St.Oedenrode-Boekel en De Peel. Verder is deze regio sterk gericht op de aangrenzende provincies Gelderland en Limburg. De regio is in te delen in drie landschappelijke zones: de Maasterrasrug, de Maasterrasvlakte en de Peelontginningen. Op de Maasterrasrug zijn de oude stroomgeulen van de Maas en hoogteverschillen tussen de terrassen duidelijk zichtbaar. In het middengebied is het landschap relatief vlak en open. Geheel westelijk, in de Peelontginningen zijn verschillende oude bos- en groenstructuren terug te vinden. Binnen het Land van Cuijk bevinden zich twee Regionale Natuur- en Landschapseenheden (RNLE n): Maashorst Maasvallei en De Stippelberg. Verder is een aanzienlijk gedeelte van de regio dassenleefgebied en heeft het gebied een belangrijke taak in de grondwatervoorziening. 3.2 Netwerken De hoofdinfrastructuur wordt gevormd door de A73, de A77 en de spoorlijn Nijmegen-Venlo. Aan de westzijde van het plangebied ligt de Middenpeelweg (N277). Ook deze weg heeft een bovenregionale ontsluitingsfunctie. Naast de hoofdinfrastructuur, die met name noord-zuid gericht is, zijn er een aantal belangrijke oost-west gerichte verbindingen tussen Middenpeelweg en A73: via Grave richting Cuijk, via Mill en Haps, en via Sint Anthonis richting Boxmeer. Door de nabijheid en goede bereikbaarheid worden er vanuit het noorden het Land van Cuijk tal van relaties onderhouden met de regio Nijmegen. In het zuiden van het Land van Cuijk is men met name georiënteerd op Venray (Noord-Limburg). Uit onderzoek blijkt dat het Land van Cuijk nauwelijks gericht is op de regio s s-hertogenbosch en Oss. Bewoners van de gemeente Mill en St. Hubert onderhouden wel relaties met andere delen van Noord- Brabant, met name met Uden. 3.3 Occupatie Van oudsher kent met name de oostflank van de regio een hoge dynamiek. De kernen Cuijk en Boxmeer hebben een kleinstedelijk karakter en vormen sinds geruimte tijd de belangrijkste woon- en werkkernen voor de regio. Kijken we naar de werkgelegenheidsstructuur, dan valt op dat in de Peelontginningen het aandeel van de landbouw relatief hoog is. Sint Anthonis is veruit de meest agrarisch georiënteerde gemeente in het Land van Cuijk en Noordoost-Brabant, 28% van de werkgelegenheid bevindt zich in de agrarische sector. Het Land van Cuijk als geheel kenmerkt zich door een sterke 19

20 vertegenwoordiging van de industrie. In die sector is een aantal bedrijven van internationale allure aanwezig. Daarnaast zorgen de goede verbindingen met Nijmegen, Venlo en Duitsland ervoor dat in deze regio de transport- en distributiesector sterk vertegenwoordigd is. In het Streekplan Noord-Brabant 2002 is aangegeven dat in de regio een regionaal bedrijventerrein ontwikkeld kan worden, dat ruimte biedt aan bedrijven die qua aard, schaal en functie niet meer passen bij een landelijke regio. Kaart 2: Plankaart 1 Streekplan, uitsnede Land van Cuijk Bron: Streekplan Noord-Brabant 2002) 20

21 4 Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld 4.1 Algemeen Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld Land van Cuijk (oktober 2003) geeft een visie op de ruimtelijke structuur van de landelijke regio Land van Cuijk en daarmee een eerste indruk van de ontwikkelingsmogelijkheden voor wonen en werken in het hele plangebied. Het betreft de analyse van de confrontatie van de ruimtelijke hoofdstructuur, het provinciale beleid en de gebiedsvisie voor het Land van Cuijk. Deze analyse is gebaseerd op de lagenbenadering die sinds de vaststelling van het Streekplan Noord-Brabant 2002 wordt gehanteerd door de provincie bij de beoordeling, initiëring en ondersteuning van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Deze lagenbenadering gaat uit van drie lagen. Elke laag heeft een eigen karakter en dynamiek. De lagenbenadering schrijft geen afwegingsmechanisme voor: hiërarchie tussen de lagen is er niet. Ze worden niet op elkaar gestapeld, maar geintegreerd tot een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Daartoe kennen we waarderingen toe aan de verschillende gebieden, zones en lijnen die in het plangebied op het niveau van het uitwerkingsplan te onderscheiden zijn en ontwikkelen we een globale visie op het plangebied. Het streven naar ruimtelijke samenhang speelt daarbij een belangrijke rol. Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is opgebouwd uit het landschappelijk raamwerk, bestaand stedelijk gebied en voor transformatie afweegbare gebieden. In dit hoofdstuk worden de totstandkoming en conclusies van het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld Land van Cuijk (oktober 2003) kort weergegeven. Het structuurbeeld laat nog ruimte voor meerdere toekomstmogelijkheden, het is geen eindontwerp met een bepaalde planhorizon. Het is de basis voor verdere planvorming en ontwerp. 4.2 Ruimtelijke structuren en hun waardering Veel van de actuele kwaliteiten van het Land van Cuijk zijn terug te voeren op geomorfologie en cultuurhistorie. Mede op basis van deze kwaliteiten is de de basisstructuurkaart voor Noord-Brabant opgesteld waarin de regio in drie zones is ingedeeld: de Maasterrasrug, de Maasterrasvlakte en de Peelontginningen. Deze drie zones hebben elk hun eigen kenmerken en een eigen, karakteristiek occupatiepatroon. De landschappelijke kenmerken van elke zone en de typerende stedelijke structuur en ontwikkeling worden in onderstaande tekst kort benoemd. Op kaart 3 is de zonering van het Land van Cuijk weergegeven. 21

22 22

23 Maasterrasrug Op de oostelijk gelegen Maasterrasrug zijn nog verscheidene oude stroomgeulen van de Maas te onderscheiden. Op verschillende plaatsen zijn de hoogteverschillen tussen de verschillende terrassen duidelijk zichtbaar. De Maasterrasrug is waardevol gezien haar aardkundige en cultuurhistorische waarden en is ondermeer aangemerkt als Belvedere-gebied en aardkundig waardevol gebied. Kenmerkend voor de hogere terrassen in het oosten is het oude occupatielint van afzonderlijke dorpen die elk hun eigen karakteristieke formaat en kenmerken hebben, in combinatie met de visuele openheid van de aanwezige open akkercomplexen. Door de afwisseling van dorpen en landelijke zones kan het patroon ook beschreven worden als een ladder met van oost naar west een reeks van bufferzones. De structuur van het parelsnoer vormt een aantrekkelijke rand naar het Maasheggengebied in het oosten van deze zone. Ook de Maasdijk is een belangrijk landschappelijk-structurerend element. Deze zone, met daarin Boxmeer en Cuijk, kent van oudsher de hoogste graad van ruimtelijke (stedelijke) dynamiek in het Land van Cuijk. Cuijk is reeds in de Romeinse tijd een belangrijke nederzetting geweest. De overige nederzettingen zijn onstaan op de overgang van het hogere maasterras naar de lager gelegen uitwaarden. Door de blijvende stedelijke ontwikkeling rond de hoofdkernen Boxmeer en Cuijk is het oude occupatiepatroon met zijn structuur van losse, afzonderlijke kernen op een aantal plaatsen sterk onder druk komen te staan. De hoofdinfrastructuur (A73, A77 en de spoorlijn Nijmegen Venlo) en het merendeel van de voorzieningen zijn in deze zone geconcentreerd. De kernen Cuijk en Boxmeer hebben een sterk regionale functie voor wonen, werken en voorzieningen in het Land van Cuijk. Maasterrasvlakte De middenzone, ofwel de Maasterrasvlakte, met daarbinnen het Raamdal en Grave, is lager gelegen dan de twee aangrenzende zones. De occupatiegraad is geringer en het landschap is relatief vlak en open. Dit gebied heeft vooral ecologische en hydrologische ontwikkelingskwaliteiten. De kernen Rijkevoort en St. Hubert liggen als eilanden in het landschap. Grave, een oude vestingstad aan de Maas, vormt aan de noordzijde de beëindiging van de open en lager gelegen Maasterrasvlakte. Grave heeft een kenmerkende structuur van een reeks wijken en dorpen die in twee concentrische ringen rondom de historische kern liggen. De dorpen en wijken worden omringd door landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten. Grave vormt van oudsher een schakel tussen de Middenpeelweg en de A73 bij Cuijk. Daarnaast zijn er infrastructurele oost-westverbindingen van Mill via Haps naar de A73 en van Sint Anthonis naar Boxmeer. Al deze verbindingen vormen een structurerende doorsnijding van de Maasterrasvlakte. De hoofdkern Grave heeft vanwege haar historische karakter een regionale aantrekkingskracht en is met name vanuit toeristisch-recreatief oogpunt van belang. Peelontginningen De Peelontginningen worden gekenmerkt door agrarische activiteiten, beken en verschillende oude bos- en groenstructuren. Dorpen die gelegen zijn in deze 23

24 zone, zoals Mill en Sint Anthonis, worden vaak geheel of gedeeltelijk omsloten door een groene mantel van bossen, landgoederen of andere waardevolle landschapsstructuren. De kern Mill wordt doorsneden door een ecologische verbindingszone die gekoppeld is aan het Peelkanaal. Het zuidelijk deel van de kern Sint Anthonis ligt binnen een zeer kwetsbaar grondwaterbeschermingsgebied (begrenzing op basis van ontwerp-provinciale Milieuverordening, januari 2004). De dorpen Mill en Sint Anthonis zijn ontstaan op de overgang van het lager gelegen Raamdal (Maasterrasvlakte) naar het hoger gelegen dekzandgebied van de Peel, de Oude Peelontginningen. Het lint van Mill naar Overloon is de drager voor de ontwikkeling van de dorpen binnen dit gebied. De ontwikkeling van de dorpen vond plaats in de vorm van lintbebouwing met plaatselijke verdikkingen op knooppunten van wegen. Op belangrijke knooppunten zijn enige kernen van formaat ontwikkeld (Mill, Wanroy, Sint Anthonis, Overloon). In dit gebied is de ligging van landgoederen kenmerkend. Met name bij Sint Anthonis en Overloon is de oorspronkelijke kransakkerstructuur nog duidelijk zichtbaar. In de 20 e eeuw is het westelijk deel van het gebied ontgonnen en zijn de Jonge Peelontginningsdorpen (Wilbertoord, Landhorst, Stevensbeek, Westerbeek) gesticht. Deze liggen als satellieten op afstand van het lintenpatroon. De jonge peelontginningen kenmerken zich door een rechtlijnige structuur, grote boscomplexen en een rastervormig wegenpatroon dat consequent van laanbeplanting werd voorzien. De ontsluitingstructuur via de dorpen van Mill naar Overloon functioneert als regionale ontsluiting binnen het gebied van de Peelontginningen. Ook de verbindingswegen van de Middenpeelweg naar Mill en van de Middenpeelweg naar Sint Anthonis hebben een regionale functie. De Middenpeelweg, die het plangebied aan de westzijde begrensd, heeft een bovenregionale ontsluitingsfunctie. Daarnaast is de geluidszonering van de militaire luchtbasis Volkel sterk van invloed op de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van de kern Mill. De voorzieningen zijn vooral bij de hoofdkernen Mill en Sint Anthonis en de grotere nevenkernen Wanroy en Overloon gesitueerd. Hun verzorgingsgebied behelst puur de eigen gemeente. 4.3 Bouwstenen vanuit het beleid Streekplan Noord-Brabant 2002 Het Streekplan Noord-Brabant 2002 is de onderlegger voor het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld (DRS). Het hoofddoel van het streekplanbeleid in de landelijke regio s is het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied door verstedelijking. Voor het Land van Cuijk is met name het provinciaal beleid voor natuur en water relevant voor het aangeven voor belemmeringen voor verstedelijking. Vanuit het natuurbeleid gaat het om de in het Land van Cuijk aanwezige Regionale natuur- en landschapseenheden en de gebieden met de aanduidingen voor groene hoofdstructuur (GHS), agrarische hoofdstructuur landschap (AHS-landschap) en de ecologische verbindingszones. 24

25 Het provinciale waterbeleid heeft betrekking op in het Land van Cuijk aangeduide potentieel nat gebied, grondwaterbeschermingsgebieden en zoekgebieden voor regionale waterberging en rivierverruiming. 2 Voor de zogeheten noodoverloopgebieden is vooralsnog geen ruimtelijke reservering gedaan 3. Vanwege het belang van het aspect water is het waterschap Aa en Maas vanaf het begin van het planvormingsproces betrokken bij de opstelling van dit uitwerkingsplan. Ook het beleid voor landschap, cultuurhistorie, archeologie en aardkundige waarden is relevant. Hoofdlijn van dit beleid is deze waarden te respecteren en ze als inspiratiebron te gebruiken bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Voor een inhoudelijke beschrijving van het provinciale beleid voor natuur, water, landschap en daaraan gerelateerde waarden wordt verwezen naar het Streekplan Noord-Brabant Op kaarten 4 en 5 is ingezoomd op het natuur- en waterbeleid resp. de landschappelijke waardevolle gebieden in het Land van Cuijk aangeduid. 2 In het geactualiseerde provinciale Waterhuishoudingsplan is voor de GHS-natuur beleid geformuleerd ter bescherming van de bestaande waterafhankelijke natuurwaarden. Dit beleid houdt in dat in beginsel geen nieuwe waterhuishoudkundige ingrepen mogen plaatsvinden in de gehele GHS-natuur én in een zone van 500m rondom de natte natuurparels. Het beschermingsbeleid richt zich dus op het handhaven van de bestaande hydrologische situatie om zo de natuurgebieden voor verdere verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie te behoeden. 3 Het kabinet gaat over tot de ruimtelijke reservering van het oostelijk deel van de Beersche Overlaat in de Nota Ruimte voor een periode van tien jaar, omdat noodoverloopgebieden als serieuze optie wordt beschouwd en die optie steeds moeilijker te realiseren is indien niet tot reservering wordt overgegaan. Deze aanwijzing voor ruimtereservering lijkt vooralsnog geen blokkade te zijn voor lokale woningbouw voor natuurlijke aanwas van woonkernen. Grootschalige ontwikkelingen worden wel tegengegaan. De reservering van de gebieden voor noodoverloop biedt nadrukkelijk wel kansen voor innovatieve land use planning. Het kabinet neemt in 2006 haar definitieve besluit in samenhang met de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier. 25

26 26

27 27

28 StructuurvisiePlus en Revitalisering Landelijk Gebied De structuurvisieplus die de gemeenten in het Land van Cuijk in regionaal verband in 2001 hebben opgesteld is een belangrijke bouwsteen geweest voor het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Waar mogelijk is de contramal van de bestaande woon- en werkgebieden en de gebieden die in de structuurvisieplus zijn aangeduid als patroonspecifieke stads- en dorpsontwikkeling (gebieden waar op basis van de SV+ toekomstige verstedelijking kan plaatsvinden) aangeduid als landschappelijk raamwerk. Gewijzigde beleidsinzichten, waaronder het Streekplan Noord-Brabant 2002, maar ook het PPC-advies (20 maart 2000) en het standpunt van GS (april 2002) ten aanzien van de structuurvisieplus hebben geleid tot aanpassingen hierop. Bij het opstellen van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is ook rekening gehouden met het (eerste concept van het) reconstructieplan/mer Peel en Maas. Voor het buitengebied in het Land van Cuijk is dit plan het belangrijkste ontwikkelingskader. 28

29 29

30 30

31 4.4 Ruimtelijke visie en strategie voor regio Het provinciaal beleid is gericht op behoud van de onderste lagen, hetgeen er toe leidt dat op bepaalde plekken verstedelijking niet mogelijk c.q. wenselijk is. Bij het daadwerkelijk bepalen van verstedelijkingslocaties zijn echter ook de tweede en derde laag van belang, te weten de infrastructuur en de huidige occupatie met zijn voorzieningen en woon-/werkgebieden. Deze lagen zijn medesturend voor het aanwijzen van verstedelijkingslocaties. Onderstaande ruimtelijke allocatieregels zijn richtinggevend voor ruimtelijke ontwikkelingen in het Land van Cuijk en geven vorm aan een totaalvisie op de regio 4. A. Versterken van contrasten en identiteiten binnen het Land van Cuijk Een belangrijke leidraad uit het streekplan is het versterken van bestaande contrasten en identiteiten in het landschap. Het Brabantse landschap is de laatste decennia sterk genivelleerd. Door de oorspronkelijke verschillen meer te koesteren en als ontwerpuitgangspunt te gebruiken, kunnen nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan de identiteit van het Brabantse landschap. Dit betekent dat de contrasten tussen hoog en laag, open en besloten en tussen nat en droog in hoofdlijnen bepalend zijn voor nieuwe ontwikkelingen. Bij het Land van Cuijk valt op dat de regio een rijk en gevarieerd landschap heeft op de grens van hoge Peel en laag Maasdal. De ambitie is om deze variëteit in het landschap te behouden en toekomstige ontwikkelingen er op te baseren. Meer concreet worden de volgende drie landschappen onderscheiden: Groene m antel Deeilanden H etparelsnoer 1. Maas terrasrug ( het parelsnoer ) In het Land van Cuijk is de verstedelijking van oudsher gevestigd op de Maasterrasrug. Tot dit gebied behoren de kernen Cuijk, Linden, Katwijk, Beers, Vianen, Haps en Sint Agatha en de kernen Oeffelt, Beugen, Boxmeer, Sambeek, Vortum-Mullem, Vierlingsbeek en Maashees. In deze zone zijn de meeste voorzieningen gelegen, en bovenregionale infrastructuur in de vorm van A73, A77 en spoorlijn. Het streven is ook in de 4 In het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld Land van Cuijk (oktober 2003) komt deze integrale visie op de drie lagen nog niet naar voren. Er is in dit beeld namelijk voor gekozen de onderste lagen centraal te stellen. Pas wanneer er vanwege programmatische redenen noodzaak is om inbreuk te maken op waarden uit de onderste laag, worden de ruimtelijke allocatieregels verder doorvertaald in de plankaart. 31

32 toekomst de stedelijke dynamiek van de regio hier te concentreren. De kernen van Cuijk tot Maashees vormen losse elementen van verstedelijking op deze terrasrug en hebben allen een duidelijke beëindiging (gezicht) richting de Maas. Deze kenmerkende parelsnoer-structuur dient te worden behouden en waar mogelijk versterkt. Het behoud van de open akkercomplexen en een groene geleding van het gebied in oost-westrichting is noodzakelijk. Bij ontwikkelingen op de Maasterrasrug is daarnaast een zorgvuldige afstemming met de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van belang, mede in het licht van de aanduiding als Belvedere-gebied. Daarnaast is de Maasterrasrug het grootste aardkundig waardevol gebied van de provincie Noord-Brabant. Het streven is ook deze aardkundige waarden zoveel mogelijk in stand te houden. 2. Maasterrasvlakte ( de eilanden ) Tot dit gebied behoren de kernen St. Hubert en Rijkevoort en de gemeente Grave met al haar kernen. De ontwikkelingen in deze zone zijn gericht op laagdynamische functies. Zo heeft het gebied een functie voor de ontwikkeling en behoud van een goed watersysteem. Het gebied de eilanden vormt de schakel tussen de groene mantel en de parels en contrasteert daarmee vooral door haar openheid. In het gebied zelf wordt er daarom naar gestreefd de kenmerkende openheid te behouden. Tussen de hoger gelegen delen in het gebied waar verstedelijking is ontstaan, dienen de zichtrelaties te worden behouden. Voor de stedelijke ontwikkeling van Grave wordt ingezet op binnenstedelijke intensivering en herstructurering. 3. Peelontginngingen ( groene mantel ) Tot dit gebied behoren de kernen Mill, Langenboom en Wilbertoord, de kernen Wanroy, Landhorst, Sint Anthonis, Oploo, Stevensbeek en Westerbeek en de kern Overloon. Binnen de groene mantel staat behoud en versterking van de structuurbepalende functie van bos, beken en overige natuur centraal. Daarnaast moet de kenmerkende overgang van het besloten, hoger gelegen deel naar het open, lager gelegen gebied in oostelijke richting worden behouden. Bij de ontwikkeling van de kernen in het lint van Mill tot Overloon wordt ernaar gestreefd aan te sluiten bij het historisch kenmerkende patroon van de lintenstructuur. De omringende landschappelijke kwaliteiten dan wel de kwaliteiten van de kern(randen) zijn bepalend voor de ontwikkelingsrichting voor verstedelijking. De jonge peelontginningsdorpen worden als afgeronde kernen beschouwd. Mocht om redenen toch gekozen worden voor uitbreiding, dan dient aangesloten te worden bij de oorspronkelijke, rationele structuur van het gebied en de kenmerkende boscomplexen. B. Aansluiten bij de hoofdinfrastructuur De A73, A77 en de spoorlijn Nijmegen-Venlo doorsnijden de oostflank van het Land van Cuijk en met name de gemeenten Cuijk en Boxmeer zijn nabij, dan wel aan deze infrastructurele verbindingen van nationale betekenis gelegen. In het streekplan is aangegeven dat op basis van de lagenbenadering de infrastructurele laag medebepalend is voor ruimtelijke keuzes. Grootschalige stedelijke ontwikkelingen worden dan ook bij voorkeur nabij de A73, A77 en de spoorlijn Nijmegen-Venlo gesitueerd. Deze infrastructuur wordt als de ontwikkelingsas van het Land van Cuijk beschouwd. Om corridorvorming te 32

33 voorkomen worden stedelijke ontwikkelingen vooral geprojecteerd nabij de hoofdkernen Cuijk en Boxmeer. C. Optimaliseren van het bestaand stedelijk gebied Bij toekomstige stedelijke ontwikkelingen ligt de nadruk op inbreiden, herstructureren, intensiveren en meervoudig ruimtegebruik. Het is daarbij van groot belang om de groene dragers van het bestaand stedelijk gebied te benoemen en te respecteren. Ontwikkelingen in het bestaand stedelijk gebied zullen namelijk qua aard en schaal inpasbaar moeten zijn in de dorpse of stedelijke omgeving. D. Versterken stedelijkheid van Cuijk en Boxmeer Ter ondersteuning van de regionale functie van Cuijk en Boxmeer is het streven om verstedelijking bij deze kernen te concentreren. Hierdoor wordt ook aangesloten bij het bestaande, cultuurhistorisch bepaalde patroon van verstedelijking, waarbij de stedelijke dynamiek zich op de Maasterrasrug concentreert en de meer laagdynamische functies zich manifesteren in het achterliggende gebied rond de gemeenten Sint Anthonis, Mill en St. Hubert. Bij toekomstige verstedelijking rond de regionale hoofdkernen Cuijk en Boxmeer is expliciet aandacht nodig voor het behoud van de oostwest-gerichte landschappelijk-ecologische verbindingen. E. Nadruk op ontwikkeling hoofdkernen Met het opstellen van de structuurvisieplus hebben de gemeenten in het Land van Cuijk aangegeven dat het hoofdaandeel van de nieuw te bouwen woningen wordt opgericht bij de hoofdkernen, ter ondersteuning van het voorzieningenniveau in de hoofdkernen en ter behoud van het landelijke karakter van de overige kernen. Dit sluit ook aan bij de gedachte uit het streekplan om de derde laag, de occupatielaag, mede sturend te laten zijn bij de keuzes voor ruimtelijke ontwikkelingen. Vereiste voor positionering van verstedelijking bij de hoofdkernen is wel dat er vanuit de onderste lagen geen belemmeringen zijn. F. Kleine kernen gericht op behoud van leefbaarheid Bij kleine kernen staat het behoud van leefbaarheid en sociale verbanden centraal. Dit wil niet altijd zeggen dat toevoeging van woningen noodzaak is, veelal wordt leefbaarheid juist op andere manieren vergroot. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan stimulering van het verenigingsleven, inzet van ICT etc. Ook de aanwezigheid van kleine bedrijven kan bijdragen aan de leefbaarheid. In incidentele gevallen is daarom minimale uitbreiding ten behoeve van kleinschalige, specifiek aan een kern gebonden bedrijvigheid toegestaan. In kernen waar nu sprake is van het ontbreken van een bedrijventerrein zal van ontwikkeling geen sprake zijn. G. Landschappelijke waarden als inspiratiebron bij ontwikkelingen Bij de planvorming voor de in dit uitwerkingsplan aangewezen woon- en werklocaties zijn aanvullende voorwaarden die voortvloeien uit de aanwezige cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden van belang. Ook de geleding tussen de bestaande kernen is van belang, zowel voor het behoud van groene kwaliteiten als voor het behoud van de eigen identiteit van een kern. Het 33

34 aaneengroeien van kernen tot één groot stedelijk gebied dient te worden voorkomen. 4.5 Ruimtelijke visie en strategie per gemeente Zoals gezegd hebben inbreiding, herstructurering en intensivering in een landelijke regio prioriteit. Om ervoor te zorgen dat deze ontwikkelingen niet het specifieke (vaak dorpse) karakter van een kern aantasten, maar waar mogelijk de huidige structuren juist versterken, zijn zogenaamde kernenkaarten opgesteld. Deze kaarten zijn opgenomen in bijlage VI. Op deze kaarten zijn de ruimtelijke structuren en verstedelijkingsstrategieën per kern aangegeven. Aangesloten is daarbij op de regionale visie en strategie als benoemd in de vorige paragraaf. Daarnaast is op deze kaarten de begrenzing van het landschappelijk raamwerk gemotiveerd (voor meer informatie: zie bijlage VI). 5 In onderstaande tekst wordt nader ingegaan op die motivering. De kernenkaarten hebben een toelichtende status. Deze paragraaf dient te worden bezien in samenhang met hoofdstuk Boxmeer Toelichting kernenkaart gemeente Boxmeer, kaart 9a1 en 9a2: 1. Boxmeer: Vrijwel rond heel Boxmeer wordt ingezet op behoud van het dassenleefgebied (AHS-landschap). Hierdoor is de kern van Boxmeer nauw begrensd door het landschappelijk raamwerk. Aan de oostkant wordt gestreefd naar behoud van het aardkundig waardevol gebied en naar behoud van het historisch contrast tussen het besloten maasheggenlandschap en de hoger gelegen open Maasterrasrug. Aan de zuidkant wordt ingezet op behoud van de typische parelsnoer-structuur met groene buffers tussen de diverse kernen. In het westen wordt aan de noordzijde aangesloten bij de spoorlijn en aan de zuidzijde bij het beekdal van de Raam, om daarmee hun structurerende werking in het landschap en de aanwezige natuurwaarden te bewaren. Voor het Raamdal is ook de specifieke functie voor regionale waterberging in beeld. In het noorden wordt het behoud van de structuurdrager A77 en de ecologische verbindingszone nagestreefd. 2. Beugen: Aan de oostkant wordt ingezet op behoud van het historisch contrast tussen het besloten Maasheggenlandschap en de hoger gelegen open Maasterrasrug en op bescherming van het dassenleefgebied. Verder wordt aan de oost- en westkant van Beugen ingezet op behoud van het aardkundig waardevol gebied. In het noorden wordt ernaar gestreefd de landschappelijke openheid en de aanwezige natuurwaarden van o.a. de oude Maasmeander te bewaren. Aan de noordwestkant wordt ingezet op behoud van kwetsbare flora- en faunasoorten. Aan de zuidwestkant sluit de grens aan op de structuur van de lintbebouwing van Startwijk, ter behoud van het cultuurhistorisch waardevolle karakter 5 Het landschappelijk raamwerk vormt onderdeel van het DRS en heeft als doel gebieden aan te wijzen die vanuit de ruimtelijke visie en het ruimtelijk beleid duurzaam gevrijwaard blijven van verstedelijking. 34

35 van Startwijk. In het zuiden wordt aansluiting op de structuurdrager A77 nagestreefd. 3. Groeningen: Aan de oostkant wordt ingezet op behoud van het historisch contrast tussen het besloten Maasheggenlandschap en de hoger gelegen open Maasterrasrug. Aan de noordelijke en zuidelijke zijde staat behoud van dassenleefgebied centraal. Ook om aaneengroeien van de kernen op de hoger gelegen Maasterrasrug te voorkomen en ter behoud van de oorspronkelijke structuur van de kern wordt de kern op deze plaatsen door het landschappelijk raamwerk begrensd. Rond de gehele kern wordt ingezet op behoud van aardkundig waardevol gebied. 4. Holthees: De gehele kern Holthees wordt nauw begrensd door het landschappelijk raamwerk, omdat ingezet wordt op behoud van het dassenleefgebied. Verder wordt deze begrenzing ook nagestreefd ter behoud van de oorspronkelijke structuur van de kern en ter behoud van de landschappelijke openheid tussen de verschillende kernen op de hoger gelegen Maasterrasrug. Daarnaast wordt er naar gestreefd in het westen de structurerende werking van het afwateringskanaal en de spoorlijn te versterken. 5. Maashees: Aan de noordkant wordt ingezet op behoud van de typische parelsnoer-structuur met groene buffers tussen de diverse kernen. Aan de westkant wordt ingezet op behoud van het bos (GHS). De grens in het oosten sluit aan op de Maas. 6. Oeffelt: Vrijwel rond heel Oeffelt wordt ingezet op behoud van het dassenleefgebied en aardkundig waardevol gebied. Aan de oostzijde wordt de kern begrensd door het zoekgebied voor regionale waterberging (in aansluiting bij de Oeffeltse Raam) en GHS-kwetsbare soorten. De grens aan noordoostkant heeft als doel behoud van het historisch contrast tussen het besloten Maasheggenlandschap en de hoger gelegen open Maasterrasrug. 7. Overloon: Aan de noordkant wordt ingezet op behoud van het aanwezige bosgebied, de cultuurhistorisch waardevolle kransakkerstructuur en de zichtrelaties. Verder wordt de kern ter plaatse begrensd door een zeer kwetsbaar grondwaterbeschermingsgebied (ontwerp-pmv, januari 2004). In het zuidoosten wordt een grens nagestreefd ter behoud van het bos (GHS) en aanwezige aardkundige waarden. 8. Rijkevoort: Rijkevoort wordt vrijwel geheel begrensd door potentieel nat gebied. Aan de oostzijde wordt ingezet op behoud van dassenleefgebied. In het zuidoosten wordt gestreefd naar behoud van de open zichtrelaties naar het dal van de Raam. Aan de noordkant wordt een grens nagestreefd ter behoud van de kwaliteiten van het open (beekdal)landschap. 9. Sambeek: Vrijwel rond geheel Sambeek wordt ingezet op behoud van het dassenleefgebied en aardkundig waardevol gebied. Aan de oostkant dient het beekdal en het historisch contrast tussen het besloten Maasheggenlandschap en de hoger gelegen open Maasterrasrug behouden te worden. Aan de noordkant dient aaneengroeien met Boxmeer tegengegaan te worden, ter behoud van de typische 35

36 parelsnoer-structuur met groene buffers tussen de kernen. In het zuiden wordt een grens nagestreefd ter behoud van het beekdal en haar structurerende werking in het landschap en ter behoud van de landschappelijke openheid tussen de verschillende kernen op de hoger gelegen Maasterrasrug. 10. Vierlingsbeek: Aan de oostkant wordt ingezet op behoud van het historisch contrast tussen het besloten Maasheggenlandschap en de hoger gelegen open Maasterrasrug. Verder wordt rond vrijwel heel Vierlingsbeek ingezet op bescherming van het dassenleefgebied. Aan de noord-, oost- en zuidkant is daarnaast sprake van aardkundig waardevol gebied. Aan de verre westkant wordt een afronding ter hoogte van de spoorlijn nagestreefd. Vanuit ruimtelijk oogpunt wordt in noordelijke en zuidelijk richting gestreefd naar behoud van de groene buffers tussen de verschillende kernen op de hoger gelegen Maasterrasrug. Voor het overige wordt er naar gestreefd de open akkers met hoge cultuurhistorische waarden te behouden. 11. Vortum-Mullem: De grens aan de oostkant heeft als doel behoud van het historisch contrast tussen het besloten Maasheggenlandschap en de hoger gelegen open Maasterrasrug. Verder is de kern omgeven door dassenleefgebied waardoor ook in het noorden, westen en zuiden de kern nauw begrensd wordt door het landschappelijk raamwerk. Ook vanuit landschappelijk oogpunt worden de begrenzingen in het noorden, westen en zuiden nagestreefd ter behoud van openheid en buffers tussen de verschillende kernen op de hoger gelegen Maasterrasvlakte en ter behoud van de oorspronkelijke structuur van de kern. Aan de oost- en zuidzijde wordt ingezet op behoud van aardkundig waardevol gebied Cuijk Toelichting kernenkaart gemeente Cuijk, kaart 9b: 1. Cuijk: In het noorden en zuiden wordt gestreefd naar behoud van de typische parelsnoer-structuur met groene buffers tussen de diverse kernen op de hoger gelegen Maasterrasrug. In het zuiden worden daarnaast gestreefd naar behoud van aardkundige waarden. In het oosten ligt de grens bij de Maas en in het westen wordt ingezet op behoud van de structurerende landschapswerking van de A73. Deze westgrens ligt voor een deel oostelijker van de A73, ter behoud van de afgeronde stedenbouwkundige bebouwing aldaar en de aanwezige natuur- en landschapswaarden en aardkundige waarden in het gebied Overhage. 2. Beers: Het landschappelijk raamwerk wordt aan de west-, zuid- en oostzijde van Beers bepaald door het dassenleefgebied. In het noorden wordt een grens nagestreefd ter behoud van de structurerende werking van de N321 en in het zuidwesten ter behoud van de landschappelijke openheid. De gehele kern ligt binnen een aardkundig waardevol gebied. 3. Haps: Aan de westkant wordt ingezet op behoud van de openheid en zichtrelaties naar het Raamdal. Tevens is hier sprake van potentieel nat gebied. Het transformatiegebied bij Haps wordt aan de oostkant begrensd door dassenleefgebied en door potentieel nat gebied. Ook de bestaande bedrijven tussen de rijksweg en het spoor (genaamd de Polder ) zijn 36

37 omringd door het landschappelijk raamwerk, gezien hun ligging in dassenleefgebied. In het zuiden wordt ingezet op behoud van de historisch-landschappelijke lijnstructuur van de spoorlijn Boxtel-Duitsland en van de historisch waardevolle zichtlijnen van de dorpsrand van Haps naar het omliggende land. In het gebied is tevens een strook met GHS-landbouw (kwetsbare soorten) gelegen. 4. Katwijk: In het zuiden wordt een grens nagestreefd ter behoud van de typische parelsnoer-structuur met groene buffers tussen de diverse kernen en aan de oostkant ter behoud van het historisch contrast tussen het besloten Maasheggenlandschap en de hoger gelegen open Maasterrasrug. Een andere reden voor de ligging van het landschappelijk raamwerk is dat ingezet wordt op behoud van de gave, oorspronkelijke dorpse structuur en het afgerond geheel dat de kern nu vormt. 5. Linden: Aan alle vier de zijden wordt een grens nagestreefd ter behoud van de gave, oorspronkelijke dorpse structuur en het afgerond geheel dat de kern nu vormt. Een andere reden voor begrenzing van Linden is dat de kern geheel omgeven is door dassenleefgebied. 6. Sint Agatha: Aan de oostkant wordt ingezet op behoud van het historisch contrast tussen het besloten Maasheggenlandschap en de hoger gelegen open Maasterrasrug. Ook aan de overige zijden wordt een grens nagestreefd en wel ter behoud van de gave, oorspronkelijke dorpse structuur en het afgerond geheel dat de kern nu vormt. Daarbij speelt ook de ligging van de kern binnen dassenleefgebied (AHS- landschap) en aan de oostkant de ligging ten opzichte van de GHS een rol. 7. Vianen: Aan de zuidkant wordt ingezet op behoud van de open zichtrelaties. Vanuit landschappelijk oogpunt wordt in het oosten een grens nagestreefd ter behoud en versterking van de structurerende werking van de A73. Verder wordt bijna rond geheel Vianen gestreefd naar behoud van dassenleefgebied en aardkundig waardevol gebied Grave Toelichting kernenkaart gemeente Grave, kaart 9c: 1. Grave: Heel Grave is strak omgrensd met landschappelijk raamwerk ter behoud van de typische vestingstadstructuur, de hoge cultuurhistorische waarde ervan, de relatie van de stad met de omliggende scherven, de ligging van de ecologische verbindingszone en het zoekgebied regionale waterberging. Verder wordt ter behoud van de landschappelijke openheid langs de Maas een grens nagestreefd (tevens natuurontwikkelingsgebied). Ook in het noordwesten wordt ter behoud van de landschappelijke openheid en vanwege de aanwezigheid van potentieel nat gebied een grens nagestreefd. 2. Scherf Bonskazerne : Rondom deze scherf wordt een grens wordt nagestreefd ter behoud van de groene, landschappelijke gebieden tussen de scherven en ter verkrijging van een stedenbouwkundig afgerond geheel van deze scherf. Aan de oost-, west- en zuidzijde dient het dassenleefgebied te worden behouden. 3. Escharen: Voor de kern Escharen staat het behoud van de typerende schervenstructuur voorop. De grens aan de noordoostkant is met name 37

38 gericht op het instandhouden van de geleding. Aan de zuidoostzijde is de begrenzing afgestemd op de RNLE-begrenzing die tot stand is gekomen in het project Revitalisering Landelijk Gebied. Aan de westkant is een grens getrokken vanwege de ligging in potentieel nat gebied en ter behoud van het beekdal en de aanwezige openheid. 4. Gassel: Aan de zuidkant wordt gestreefd naar behoud van de openheid en de zichtrelaties. Hiermee wordt ook aangesloten op de begrenzing van de RNLE. Aan de noordzijde wordt een grens nagestreefd ter behoud van de structurerende werking van de N321 en de ligging nabij zoekgebied rivierverruiming. Aan de zuidoost- en noordwestzijde wordt ingezet op behoud van het dassenleefgebied. 5. Velp: In het noorden is een grens getrokken ter behoud van de typische schervenstructuur. In het westen wordt een grens nagestreefd ter behoud van de aanwezige bos- en natuurwaarden, de RNLE-begrenzing en de ligging van potentieel nat gebied. In het zuiden is de grens opgenomen ter versterking van de structurerende werking van de weg en ter bescherming van het dassenleefgebied. In het oosten ter behoud van de groene structuren tussen de scherven, ter behoud van het aanwezige dassenleefgebied en ter verkrijging van een stedenbouwkundig afgerond geheel van deze scherf. Aangesloten is bij de landschappelijke structuur van de aanwezige watergang. 6. Scherf Vegetas : Deze scherf is aangeduid in de StructuurvisiePlus Land van Cuijk (2001) en ligt ten noordoosten van Escharen. In dit uitwerkingsplan maakthij onderdeel uit van het landschappelijk raamwerk, omdat hij onderdeel uitmaakt van de RNLE en binnen de AHS-landschap (dassenleefgebied) ligt. In de verre toekomst is een eventuele stedelijke ontwikkeling hier niet uitgesloten, omdat verstedelijking op deze locatie zou passen binnen de scherven-structuur van Grave en deze ook verder zou kunnen versterken. Deze nuancering sluit aan op de besluitvorming in het project Revitalisering Landelijk Gebied. Bij een eventuele ontwikkeling moet aangesloten worden op de voorwaarden zoals deze door GS zijn gesteld bij de behandeling van de StructuurvisiePlus Land van Cuijk in april Mill en Sint Hubert Toelichting kernenkaart gemeente Mill en St. Hubert, kaart 9d: 1. Mill: Rond het Peelkanaal wordt een grens nagestreefd ter behoud van openheid en de natuurlijke waarden. Aan de oostkant wordt de kern begrensd door potentieel nat gebied. Aan de oostzijde wordt behoud van de openheid nagestreefd. In het zuiden en zuidwesten wordt gestreefd naar behoud van het bosgebied en de gedeeltelijk aanwezige waardevolle akkerpatronen. Het noordelijk deel van Mill wordt begrensd door de GHSnatuur (overige bos- en natuurgebieden), ter hoogte van het voormalig MOB-complex. 2. Langenboom: Aan de westkant wordt ingezet op behoud van de openheid en zichtrelaties. In het noorden en noordoosten wordt gestreefd naar behoud van de kenmerkende overgang van besloten naar open gebied. (Het gedeelte tussen het voormalige MOB-complex en het bebouwde gebied tot de Dennendijk is landschappelijk minder waardevol). Daarnaast wordt in 38

39 het zuiden gestreefd naar een afronding van de kern bij de Dijkweg, ter behoud van deze structurerende lijn in het landschap. Aan de oostkant is de begrenzing bepaald door het aanwezige bosgebied en de nadere begrenzing van de RNLE. 3. Sint Hubert: Vanuit ruimtelijk oogpunt is bijna aan alle zijden transformatie aansluitend op de huidige bebouwing afweegbaar. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met het feit dat St. Hubert aan de noord- (en west)zijde omsloten is door potentieel nat gebied. Verder dient aan de noord- en oostkant de overgang van besloten naar open gebied behouden te blijven. De grens aan de westkant ligt ter hoogte van het fruitteeltbedrijf, ter behoud van de beleving van de natuurlijke verhoging in het landschap. 4. Wilbertoord: Aan de westzijde staat behoud van de openheid en de zichtrelaties centraal. De aanvulling houdt in dat vanuit landschappelijk en stedenbouwkundig oogpunt ten noorden en ten zuiden van het dorp een grens wordt nagestreefd. Tevens is de kern vrijwel geheel omgeven door GHS en AHS-landschap Sint Anthonis Toelichting kernenkaart gemeente Sint Anthonis, kaart 9e1 en 9e2: 1. Sint Anthonis: Aan de oostzijde wordt de grens bepaald door de ligging van de kern in het grondwaterbeschermingsgebied (ontwerp-pmv, jan. 2004). Verder dienen aan de oostzijde de open zichtrelaties en de aanwezige oude akker met zijn dubbele kransakkerstructuur te worden gerespecteerd. Aan de zuidkant wordt een grens nagestreefd gezien de ligging van het zoekgebied voor regionale waterberging en om de zichtrelaties in het open dal van de Raam te behouden. Aan de zuidwestzijde wordt de kern eveneens begrensd door een zeer kwetsbaar grondwaterbeschermingsgebied (ontwerp-pmv, jan. 2004) en de RNLE. In het noordwesten wordt behoud van het beekdal nagestreefd. 2. Landhorst: Aan de westkant wordt ingezet op behoud van de zichtrelaties en de openheid. In het noorden sluit de begrenzing aan op de aanwezige weg en in het zuiden op het nabijgelegen bosgebied (GHS). Verder wordt vanuit landschappelijk oogpunt het behoud van de gave, oorspronkelijke dorpse structuur nagestreefd en het afgerond geheel dat de kern nu vormt. 3. Ledeacker: Aan de oostzijde wordt ingezet op behoud van de aanwezige openheid. Aan de noordkant wordt een grens nagestreefd ter behoud van de openheid rond en de structurerende werking van het dal van de Tovensche Beek. Aan de zuidzijde van Ledeacker wordt ernaar gestreefd het verder aaneengroeien van Sint Anthonis en Ledeacker te voorkomen en de functie van de Ledeackerse Beek als groene drager in het landschap te versterken. Aan de noord- en zuidzijde is Ledeacker tevens begrensd door potentieel nat gebied. 4. Oploo: De grens aan oostkant heeft als doel behoud van de openheid en zichtrelaties. In het zuidoosten wordt een grens nagestreefd ter behoud van de aanwezige beekdalstructuur en de ligging in potentieel nat gebied. Ook in het noorden ligt Oploo in potentieel nat gebied. Daarnaast wordt ten westen en noorden ingezet op behoud van de beekloop, het aanwezige open landschap en het afgeronde geheel dat de kern nu vormt. 39

40 5. Stevensbeek: Het landschappelijk raamwerk is vanuit het provinciaal beleid op enige afstand van de Stevensbeek gelegen; aan de westkant is de grens bepaald door GHS en de ligging van verwevingsgebied zoals naar voren gekomen uit het project Revitalisering Landelijk Gebied, en aan de oostzijde door dassenleefgebied. 6. Wanroij: Aan de oostzijde staat behoud van de openheid en de zichtrelaties centraal. Verder is hier een grens getrokken vanwege de ligging in potentieel nat gebied. In het zuiden wordt er naar gestreefd de landschappelijk waardevolle lijn van de beekloop, de cultuurhistorische zichtlijnen en de openheid van het dal van de Raam te behouden. Aan de westkant is dassenleefgebied gesitueerd. Daarnaast wordt er hier naar gestreefd het dal van de Raam open te houden. Ook aan de noordkant staat behoud van de aanwezige openheid voorop. 7. Westerbeek: De gehele kern wordt omgeven door landschappelijk raamwerk gezien de ligging in potentieel nat gebied. Verder wordt aan de westkant een grens nagestreefd ter behoud van (de structurerende werking van) het beekdal. 40

41 4.6 Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld Bovenstaande visie en strategie zijn vastgelegd in het Duurzaam Ruimelijk Structuurbeeld Land van Cuijk (oktober 2003). Dit duurzaam ruimtelijk structuurbeeld vormt het ruimtelijk kader voor ontwikkelingen in de regio en geeft inzicht waar vanuit de regionale kwaliteiten en karakteristieken van het Land van Cuijk mogelijkheden dan wel onmogelijkheden zijn voor verdere verstedelijking. Het DRS bestaat uit drie componenten: het landschappelijk raamwerk, het bestaand stedelijk gebied en de voor transformatie afweegbare gebieden. Daarnaast zijn er in het stedelijk gebied de strategieën beheer en intensivering, herstructurering en centrumontwikkeling aangeduid. Bij het opstellen van het landschappelijk raamwerk is gebruik gemaakt van het provinciaal beleid voor natuur, water en landschap, zoals vastgelegd in het streekplan. Naast de beleidsmatige uitgangspunten is uitgegaan van de ruimtelijke structuur van de regio en de waardering van de aanwezige landschappen en karakteristieken. Stedelijke ontwikkelingen vinden bij voorkeur plaats binnen het bestaand stedelijk gebied. Buiten het bestaand stedelijk gebied bieden de voor transformatie afweegbare gebieden 6 mogelijkheden voor verstedelijking. Bij de totstandkoming van het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld Land van Cuijk (oktober 2003) is met name de eerste laag sturend geweest voor het aangeven van mogelijke verstedelijkingsgebieden. De tweede en derde laag zijn vooralsnog minder bepalend geweest. Reden hiervoor is dat we de belemmeringen die er vanuit de eerste laag voor verstedelijking zijn, duidelijk in beeld wilden brengen. In het planproces is gebleken dat het vanwege programmatische redenen noodzakelijk is in te breken op de waarden uit de onderste laag. Hierbij zijn de ruimtelijke allocatieregels uit paragraaf 4.4 doorvertaald in de plankaart. Op basis hiervan is het DRS aangepast. Deze gebieden zijn op de plankaart aangeduid als transformatie afweegbaar onder voorwaarden streekplan. In hoofdstuk 6 wordt hier verder op ingegaan. 6 Bij afstemming met het project Revitalisering Landelijk Gebied is naar voren gekomen dat de landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij gelegen zijn buiten en /of op afstand van deze gebieden die in aanmerking kunnen komen voor verstedelijking. 41

42 42

43 5 Programma Land van Cuijk 5.1 Algemeen Om aan de vraag naar ruimte voor woningen en bedrijventerreinen tegemoet te kunnen komen, zal op regionaal niveau invulling moeten worden gegeven aan de berekende planningsopgaven uit het streekplan. De regionale afspraken voor het Land van Cuijk ten aanzien van wonen en werken tot 2015, met een doorkijk naar 2020, zijn opgenomen in onderstaande paragrafen en verder uitgewerkt in hoofstuk 5. De teksten zijn gebaseerd op het Programma Wonen en Werken Land van Cuijk (oktober 2003). De programma s voor wonen en werken zijn gebaseerd op de uitgebreidere rapportages welke door de stuurgroep zijn vastgesteld. In dit hoofdstuk is de regionale planningsopgave voor wonen en werken uitgewerkt tot 2015 met een doorkijk naar In beeld is gebracht welke capaciteit voor woningbouw en de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen al beschikbaar is in vigerende en in voorbereiding zijnde plannen. In lijn met het uitgangspunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is bij het vinden naar nieuwe ruimtelijke mogelijkheden voor woon- en werklocaties het accent gelegd op inbreidings- en herstructureringslocaties in het bestaand stedelijke gebied. Vervolgens wordt aangegeven welke capaciteit aan uitbreidingsplannen nodig is. Daarnaast is onderzocht met welke kwalitatieve aspecten hierbij rekening moet worden gehouden. Het programma voor het uitwerkingsplan kan na verloop van tijd als gevolg van nieuwe prognoses en veranderende inzichten worden bijgesteld. Flexibiliteit in planning en uitvoering is daarom nodig. Zie hiervoor tevens hoofdstuk 6 en Planningsmethodiek en monitoring De planningsmethodiek is er op gericht er voor te zorgen dat: er voor de komende 3 tot 5 jaar voldoende woningbouwlocaties en uitgeefbaar bedrijventerrein in vigerende plannen zijn vastgelegd en dat het aanbod ervan gedifferentieerd is en aansluit op de kwalitatieve behoefte; er voor de komende 10 jaar bestemmingsplannen worden opgesteld voor woningbouwlocaties en bedrijventerreinen met een eerste zicht op hun kwalitatieve invulling; er voor de periode daarna zoekgebieden worden aangeduid waar transformatie in de vorm van nieuw te ontwikkelen woningbouwlocaties en bedrijventerreinen afweegbaar is. Aan deze planningsmethodiek is een cyclus van monitoring en beleidsevaluatie gekoppeld. Monitoring maakt het mogelijk tijdig ontwikkelingen te signaleren en flexibel om te gaan met de planningscapaciteit, zodat er tijdig nieuwe bestemmingsplannen worden opgestart en tevens overcapaciteit wordt voorkomen. De feitelijke ontwikkelingen in de tijd worden gevolgd. Door de bevolkings- en woningbehoeftenprognose en het hiermee samenhangende beleid regelmatig (ca. tweejaarlijks) te actualiseren kan op adequate wijze bijv. via fasering, 43

44 prioriteitsstelling of temporisering worden ingespeeld op marges en onzekerheden, die inherent zijn aan toekomstige demografische, economische en woningbehoeftenontwikkelingen. Fasering van de bestemmingsplannen vinden wij alleen noodzakelijk als het uitbreidingsplannen voor woningbouw en bedrijventerreinontwikkeling in de landelijke regio s betreft. Wij vinden het belangrijk te voorkomen dat er een situatie ontstaat waarin er in de landelijke regio s zoveel plancapaciteit wordt vastgelegd in uitbreidingsplannen, dat de eventuele mogelijkheden voor verbetering en inbreiding in het bestaand stedelijk gebied (binnen die regio) die in de loop van de planperiode bekend worden, niet gerealiseerd kunnen worden omdat alle plancapaciteit al vastligt. De fasering moet tevens mogelijk maken dat de realisatie van de uitbreidingsplannen desgewenst versneld kan worden als blijkt dat de realisatie van inbreidingsplannen achterlijft bij de verwachting. Indien op basis van monitoring blijkt dat (als gevolg van planuitval of resultaten uit nieuwe behoefteramingen) aanvullende locaties nodig zijn, kan de planning periodiek worden bijgesteld. Hiertoe worden de op de plankaart aangeduide zoekgebieden voor de langere termijn in de tijd naar voren gehaald. Er is op die manier sprake van voortschrijdende planning op basis van voortschrijdend inzicht. De afspraken over monitoring zijn opgenomen in hoofdstuk Planning wonen Kwantitatieve planningsopgave Het woningbouwprogramma voor het Land van Cuijk is afgeleid uit de Provinciale Bevolkings- en woningbehoefteprognose, actualisering en geeft aan met hoeveel woningen de woningvoorraad moet toenemen om in de woningbehoefte te kunnen voorzien. Tabel 5.1: Indicatieve toename van de woningvoorraad in het Land van Cuijk Totaal Totaal Land van Cuijk (4550) (5650) Bron: Provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose (2002) 9 De woningvoorraad in het Land van Cuijk per betreft woningen. In 2020 is deze volgens de prognose gegroeid tot woningen. Ten opzichte van 2002 is dit een groei van 17%. De grootste groei vindt plaats in de periode tot In het Streekplan 2002 staat het aantal te bouwen woningen vermeld voor de periode Dit cijfer is gebaseerd op de prognose van oktober In het uitwerkingsplan wordt uitgegaan van de meest actuele cijfers voortvloeiend uit de prognose van Zodoende betreft het de periode Net als in de prognose is gewerkt met afrondingen op 50-tallen. Dit betekent dat het regionale ruimtebudget tot woningen omvat en tot Waar jaartallen zijn opgenomen wordt bedoeld de woningvoorraad per 1 januari van dat jaar. 44

45 Bij de berekende toename van de woningvoorraad zitten niet inbegrepen de extra (ruimte)claims vanuit de regeling ruimte-voor-ruimte, bijzondere woonvormen in combinatie met zorg, woningen die tot stand komen in het kader van de pilot bouwen voor specifieke groepen etc. Naast dat er gebouwd moet worden voor de toename van de woningvoorraad zijn ook aanpassingen nodig in de bestaande woningvoorraad. De huidige woningvoorraad kan immers optimaler benut c.q. afgestemd worden op de vraag. Consequenties deelname Grave aan pilot strakke contouren De gemeente Grave neemt sinds het GS-besluit van 11 maart 2003 deel aan de provinciale pilot strakke contouren. Daartoe is rond alle kernen van de gemeente een contour getrokken. Het betekent dat in het uitwerkingsplan voor de gemeente Grave geen kwantitatieve afspraken zijn opgenomen over haar woningbouwlocaties; zij kan in de pilot-periode binnen de getrokken contour kwantitatief gezien immers volledig haar gang gaan. Bij de herzieningsronde van het uitwerkingsplan (2009) wordt ook Grave weer meegenomen. Het herzieningstraject zal uiterlijk in 2008 worden opgestart. Op dat tijdstip heeft Grave duidelijk zicht op de consequenties van de pilot voor haar restcapaciteiten en kan ze deze inzichten inbrengen in het bij te stellen programma wonen. Als Grave op dat tijdstip meer dan haar (theoretisch) aandeel aan het regionale ruimtebudget gebouwd c.q. in door GS goedgekeurde plannen bestemd heeft, dan heeft dit geen consequenties voor de in het uitwerkingsplan opgenomen regionale verdeling. Het is wenselijk dat Grave in de periode tot 2008 in het regionale planningsoverleg de andere regio-gemeenten op de hoogte houdt van de voortgang rondom wonen in haar gemeente. Dit ook om te voorkomen dat er een tweedeling ontstaat tussen Grave en de rest van de regio. Het aantal woningen dat de overige gemeenten te verdelen hebben omvat het ruimtebudget voor het Land van Cuijk tot 2015 (4550 woningen) en tot 2020 (5650 woningen) minus het (theoretisch) aandeel van Grave hieraan, zijnde 795 woningen tot 2015 resp. 990 woningen tot Concreet betekent het dat het aantal toe te voegen woningen in het Land van Cuijk* 10 komt te liggen op 3750 woningen tot 2015 en op 4600 tot Inbreiding en herstructurering prioriteit Als uitgangspunt bij de verdeling van het woningbouwbudget gelden de uitwerkingsregels als genoemd in het Streekplan Noord-Brabant Eén van de centrale uitgangspunten is dat de ontwikkeling van inbreidings- en herstructureringslocaties prioriteit heeft. Het streven van de regio Land van Cuijk is om minimaal 50% van de regionale kwantitatieve planningsopgave binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren. Uit inventarisaties die gehouden zijn bij de opstelling van het Programma Wonen en Werken Land van Cuijk (oktober 2003) blijkt dat op basis van de huidige gegevens in de landelijke regio Land van Cuijk tot 2015 resp in totaal 48% resp. 42% van de woningbouwopgave binnenstedelijk wordt gerealiseerd. Dit betreft echter een 10 Land van Cuijk* omvat de gemeenten Boxmeer, Cuijk, Mill en St.Hubert en Sint Anthonis. Grave is hierbij dus buiten beschouwing gelaten. 45

46 momentopname en de percentages verschillen per gemeente nog aanzienlijk (zie ook tabel 5.2). De gezamenlijke gemeenten hebben een inspanningsverplichting op zich genomen om (conform de StructuurvisiePlus Land van Cuijk (2001)), in de komende periode minimaal 50% van de regionale kwantitatieve planningsopgave binnenstedelijk te realiseren. Om dit percentage te halen zullen nieuw gevonden binnenstedelijke locaties in prioritering en fasering met voorrang worden behandeld ten opzichte van buitenstedelijke locaties. Tegelijkertijd is het van belang dat alle op dit moment bekende huidige zachte plannen voor binnenstedelijke locaties met voortvarendheid worden geconcretiseerd en uitgevoerd. Verder dient het beleid van elke gemeente en de provincie blijvend gericht te zijn op het zoeken naar en inzetten op het realiseren van binnenstedelijke locaties. Het is niet nodig om, bij het ontdekken van nieuwe binnenstedelijke locaties de gehele fasering en prioritering die in het kader van dit uitwerkingsplan wordt gemaakt, te wijzigen. De planningsmethodiek met zijn vierjaarlijkse herziening en monitoring is nadrukkelijk bedoeld om deze flexibiliteit te bieden. Tabel 5.2: Inbreidings- en herstructureringsmogelijkheden en harde uitbreidingscapaciteit per gemeente in het Land van Cuijk (per ) Totaal I+H U I+H U I+H U I+H U I+H U Totaal Totaal Gemeente Boxmeer Gemeente Cuijk Gemeente Mill en St. Hubert Gemeente Sint Anthonis Totaal Land van Cuijk Bron: Programma Wonen en Werken Land van Cuijk (oktober 2003) Planningsopgave aan de buitenkant voor periode tot 2015 Om de kwantitatieve planningsopgave voor het Land van Cuijk te bepalen, is de indicatieve voorraadtoename uit de Provinciale Bevolkings- en woningbehoefteprognose (november 2002) verminderd met de harde restcapaciteit en de aanvullend geïnventariseerde inbreidingslocaties 11. Wat overblijft is de ruimte die aan de buitenkant gevonden moet worden voor woningbouw. Voor het Land van Cuijk * resteert er tot 2015 een planningsopgave voor uitbreidingslocaties van 800 woningen (tot 2020 komen hier nog eens 700 woningen bij). De indicatieve opgave voor de afzonderlijke gemeenten is opgenomen in tabel De inventarisaties hebben plaatsgevonden in het kader van het Programma Wonen en Werken Land van Cuijk (oktober 2003). Onder harde restcapaciteit wordt verstaan alle vigerende, vastgestelde of door de PPC positief beadviseerde ontwerp-plannen. Met zachte restcapaciteit worden bedoeld de locaties die juridisch gezien minder hard zijn en zich tussen ontwerp-plannen en eerste ideevorming bevinden. Zie voor een overzicht per kern bijlage 3. 46

47 Bij deze berekening is er van uitgegaan dat in elke gemeente alle harde restcapaciteit én alle op dit moment bekende binnenstedelijk zachte restcapaciteit in de aangegeven periode wordt gerealiseerd. In hoofdstuk 7 wordt aangegeven welke uitbreidingslocaties per gemeente aanvullend ingezet worden om aan de planningsopgave tot 2015 te voldoen. Ook wordt daar aangeduid welke locaties vanuit ruimtelijk-landschappelijk oogpunt geschikt zouden kunnen zijn voor de periode na Bij elk uitbreidingsplan dient nadrukkelijk te worden aangegeven hoe dit plan zich verhoudt met de doelstelling om 50% binnenstedelijk te realiseren. Zowel kwantitatieve, kwalitatieve als financiële aspecten dienen hierbij aan bod te komen. Tabel 5.3: Te realiseren aantal woningen op uitbreidingslocaties per gemeente in het Land van Cuijk Toename voorraad tot 2015 volgens prov. prognose Inbreidings- en herstructurerin gsmogelijkheden en harde uitbreidingscapaciteit Extra benodigde ruimte voor woningen tot 2015 Toename voorraad volgens prov. prognose Inbreidings- en herstructurerings -mogelijkheden en harde uitbreidingscapaciteit Extra benodigde ruimte voor woningen tot Boxmeer Cuijk Mill en St. Hubert Sint Anthonis Totaal Land van Cuijk Bron: Programma Wonen en Werken Land van Cuijk (oktober 2003) Het Land van Cuijk wordt sinds de StructuurvisiePlus Land van Cuijk (2001) als één regionale woningmarkt gezien. De regio kan er daarom voor kiezen een deel van de woningbouwtaakstelling van de gemeenten Grave, Mill en St. Hubert en Sint Anthonis te accommoderen in de grotere gemeenten Cuijk en Boxmeer. De gemeenten Cuijk en Boxmeer worden dan regionale woonkernen en bouwen voor iets meer dan migratiesaldo-nul en de overige Land van Cuijk-gemeenten voor iets minder dan migratiesaldo-nul. In dit uitwerkingsplan wordt er van uitgegaan dat dit vooralsnog niet nodig is, omdat alle gemeenten over voldoende plannen beschikken om aan hun eigen taakstelling te voldoen. Mocht echter bij de definitieve afweging in het kader van bestemmingsplannen blijken dat er op bepaalde gewenste locaties te veel belemmeringen vanuit de onderste lagen zijn (natuur, water, bodem, landschap etc.), dan kan in het regionaal planningsoverleg (zie 8.1) alsnog voor regionale opvang besloten worden Kwalitatieve planningsopgave De belangrijkste opgave op de woningmarkt is te zorgen voor een zo goed mogelijke afstemming tussen vraag en aanbod. In kwantitatieve zin én kwalitatieve zin. Om zicht te krijgen op de ontwikkeling van de kwalitatieve behoefte in het Land van Cuijk is uitgegaan van de medio 2003 in het Land van 47

48 Cuijk door adviesbureau Companen uitgevoerde gemeentelijke woningbehoefteonderzoeken. De uitkomsten van de vijf onderzoeken opgeteld, leveren een regionaal behoeftebeeld op tot het jaar 2015 (zie tabel 3.4). De behoefteverdeling is per gemeente bediscussieerd en akkoord bevonden. Daarbij is er vanuitgegaan dat er tussen de gemeenten aanzienlijke verschillen kunnen optreden. Voor de woningcorporaties Maasland en Pantein is een belangrijke rol weggelegd om een geschikt woningaanbod te realiseren (zie ook 6.2). De benoemde kwalitatieve regionale accenten en gemeentelijke richtlijnen gelden als leidraad bij de opstelling van nieuwe of te actualiseren bestemmingsplannen. Tabel 5.4: Raming additionele kwalitatieve woningbehoefte in het Land van Cuijk Woningcategorie Behoefte in % Doelgroepen Huursector +35% Eengezinswoningen +2,5% Meerpersoonshuishoudens, meestal met kind(eren) Levensloopbestendige 12 woningen sociale sector ,5% Senioren en starters Levensloopbestendige woningen duurdere huursector +11% Koopsector +65% Duurdere eengezinswoningen % Meerpersoonshuishoudens, meestal met kind(eren) Middeldure eengezinswoningen +10% Meerpersoonshuishoudens, meestal met kind(eren) Levensloopbestendige woningen % Senioren en starters Bron: Programma Wonen en Werken Land van Cuijk (oktober 2003) Accenten regionaal woningbouwprogramma Op basis van het behoeftebeeld uit tabel 3.4 is tot een regionaal bouwprogramma besloten met de volgende accenten: Inhaalslag huursector Na een periode waarin de nadruk zeer sterk op de koopsector heeft gelegen is er de komende jaren een inhaalslag te maken in de huursector. Daarbij gaat het niet alleen om sociale huurwoningen, ook duurdere huurwoningen gaan een belangrijke toekomst tegemoet. In het hele Land van Cuijk bestaat de additionele woningbehoefte tot ca uit zo n 35% huurwoningen en 65% koopwoningen. 12 Een levensloopbestendige woning is een zelfstandige woonruimte die zo is ingericht dat de bewoners daar in beginsel hun gehele leven in kunnen blijven wonen, ook al doen zich bij hen lichte functiebeperkingen voor. 13 Tot de sociale huursector behoren woningen tot de aftoppingsgrens huursubsidie. De duurdere huursector omvat woningen van gemiddeld 750 per maand. 14 Duurdere eensgezinswoningen kosten meer dan en middeldure minder dan Alle prijsklassen vanaf

49 Huursector: vrijwel geheel levensloopbestendig De noodzakelijke toevoegingen aan de huursector zijn vrijwel geheel bestemd voor senioren. Dat betekent dat levensloopbestendig moet worden gebouwd. Daardoor komen woningen voor starters vrij. Aangezien echter de doorstroming niet altijd volgens de verwachtingen verloopt, is het zinvol deze levensloopbestendige woningen (eventueel tijdelijk) tevens voor starters geschikt te maken. Overigens blijkt bij veel senioren, zeker in de dorpen van het land van Cuijk, een sterke voorkeur te bestaan voor grondgebonden levensloopbestendige woningen zoals patio-bungalows. Voorstelbaar is dan ook een verdeling van 50% appartementen en 50% grondgebonden. Bestemmingsplannen dienen bouw van of omzetting naar levensloopbestendige woningen mogelijk te maken (zowel in huur- als koopsector). Koopsector: behoefte aan alle typen Ondanks de (tijdelijke) dip in de koopmarkt zal op de langere termijn de behoefte aan koopwoningen verder toenemen. Ook in de koopsector bestaat een belangrijke behoefte aan levensloopbestendige woningen. Een belangrijk deel daarvan zal grondgebonden moeten zijn (bijvoorbeeld patio-bungalows), omdat dat het meest passend is bij de wooncultuur in de dorpen. Daarnaast bestaat er vooral ook behoefte bij mensen die naar een betere of grotere en dus duurdere woning willen verhuizen. Een belangrijk deel daarvan wil een eigen kavel. Aandacht voor specifieke groepen Het is net als in de rest van Nederland ook in het Land van Cuijk nodig te bouwen voor specifieke bevolkingsgroepen, zoals senioren en starters. Bij voorkeur komt het merendeel van de woningen voor deze groepen in de hoofdkernen, zodat ook aangesloten kan worden bij de daar aanwezige voorzieningen. In overige kernen kunnen inbreidings- en herstructureringsplekken in beperkte mate mogelijkheden bieden. Aandacht voor het thema zorg Ook in het Land van Cuijk heeft de vergrijzing zijn gevolgen voor de gewenste toekomstige huisvestingssituatie. Het adviesbureau Companen maakt onderscheid tussen: De extramuralisering (d.w.z. het huidige proces van reductie van intramurale capaciteit en substitutie daarvan door zelfstandige woningen): Omdat niet alle plannen van de huidige zorginstellingen bekend zijn, kan Companen hierover geen regionaal cijfer geven. Zij hebben in hun kwantitatieve bevolkingsprognose van woningen deze substitutiebeweging niet meegenomen. In project 1 (paragraaf 8.2) zal hier nader op worden ingegaan. De toekomstige uitbreiding van de behoefte aan woon-zorgcombinaties: de vergrijzing zorgt er voor dat er een steeds grotere groep komt die voorheen in een verzorgingstehuis terecht zou zijn gekomen, maar die nu zelfstandig moet (en wenst te) gaan wonen, maar daarbij wel gebruik maakt van zorg(voorzieningen). Deze toekomstige groep is door Companen in hun kwantitatieve bevolkingsprognose wél meegenomen en maakt dus deel uit van de behoefte aan de woningen. Van de behoefte van

50 nieuwe woningen zijn ca woningen toe te schrijven aan senioren. In een belangrijk deel daarvan zal ook zorg geleverd moeten kunnen worden. Dat geldt trouwens ook voor de bestaande woningvoorraad. Het gaat daarbij om allerlei gradaties van zorg en dienstverlening (zie verder paragraaf zorgwoningen ). Aandacht voor transformatie De kernvoorraad (sociale huurwoningen) is in algemene zin groot genoeg om de zogeheten aandachtsgroep van beleid (de lagere inkomens) te huisvesten. De moeilijke toegankelijkheid van de koopsector heeft er echter voor gezorgd dat er een verstopping is opgetreden, waardoor vooral starters niet aan de bak kunnen komen. Bovendien melden zich bij de sociale verhuurders mensen met een redelijk inkomen die zich echter geen koopwoning kunnen permitteren. Dit alles heeft de druk op de huursector op dit moment zo opgevoerd, dat noodzakelijke herstructurering zonder vooraf vervangende nieuwbouw (waar veelal elders in de gemeente ruimte voor moet worden geboden) moeilijk op enige schaal uitvoerbaar is. Niettemin is die herstructurering van het corporatiebezit volstrekt noodzakelijk. Gezinswoningen dienen, zoals in het voorgaande reeds is aangegeven, substantieel door levensloopbestendige woningen te worden vervangen. Richtlijnen gemeentelijke woningbouwprogramma s Op basis van bovenstaande regionale kwalitatieve accenten zijn per gemeente afspraken voor een nieuwbouwprogramma opgesteld en in onderstaande tabellen aangeduid 16. Hiermee wordt een indicatie gegeven van het soort woningen dat in het Land van Cuijk in de komende jaren gebouwd moet worden om vraag en aanbod in 2015 zoveel mogelijk op elkaar aan te laten sluiten. De tabellen hebben betrekking op de kwantitatieve woningbehoefte 17. In 16 In de Stuurgroep Uitwerkingsplan Land van Cuijk ( ) zijn deze kwalitatieve doelstellingen bevestigd. Voor meer informatie over het landschappelijk raamwerk over de opbouw van het Companen-onderzoek wordt verwezen naar bijlage II van het Programma Wonen en Werken Land van Cuijk (oktober 2003) en naar de afzonderlijke gemeentelijke onderzoeken. 17 De additionele woningbehoefte als aangeduid in de gemeentelijke tabellen komt naar voren uit het behoeftenonderzoek van Companen. De geringe afwijkingen met de richtgetallen uit de Provinciale Bevolkings- en woningbehoefteprognose (Actualisering 2002) zijn met name een gevolg van een ander uitgangsjaar: in de prognose wordt gerekend vanaf 2002, bij Companen vanaf De provincie blijft bij planvorming de provinciale kwantitatieve prognosecijfers als uitgangspunt hanteren. De gegevens van Companen zullen gebruikt worden voorzover ze inzichten verschaffen in de kwalitatieve verdeling van deze prognosegetallen. Bij de per gemeente aangegeven additionele woningbehoefte is niet inbegrepen de behoefte als gevolg van extramuralisering, taakstelling statushouders en/of opvang binnenlandse migratie. Opgemerkt wordt dat bij Grave, gezien hun deelname aan de pilot, de komende jaren niet op kwantiteiten wordt gestuurd, maar dat wel aandacht nodig blijft voor kwalitatieve aspecten. In het Programma Wonen en Werken Land van Cuijk is op basis van de behoefte en de huidige woningvoorraad per gemeente ook nog een aanzet voor een nieuwbouwprogramma gegeven, uitgedrukt in percentages. Per gemeente is nagegaan in hoeverre men aan de behoefte tegemoet wil komen via het bevorderen van doorstroming of door meer direct voor de behoefte te bouwen. De meeste gemeenten kiezen voor een beleid dat gericht is op het direct bouwen voor de behoefte. 50

51 het regionaal planningsoverleg (zie hoofstuk 8.1) wordt bezien in hoeverre per gemeente en door de regio als geheel aan de in dit hoofdstuk genoemde doelstellingen wordt voldaan. GEMEENTE BOXMEER Additionele woningbehoefte : Huur/koop verhouding nieuwbouw: 43 : 57 Deel levensloopbestendig in nieuwbouwhuur: 100% Deel levensloopbestendig in nieuwbouwkoop: 62% Doelgroepen nieuwbouwhuur: starters en senioren Doelgroepen nieuwbouwkoop: alle doelgroepen GEMEENTE CUIJK Additionele woningbehoefte : Huur/koop verhouding nieuwbouw: 30:70 Deel levensloopbestendig in nieuwbouwhuur: 100% Deel levensloopbestendig in nieuwbouwkoop: 38% Doelgroepen nieuwbouwhuur: één en tweepersoons hh 35+ Doelgroepen nieuwbouwkoop: alle doelgroepen GEMEENTE GRAVE Additionele woningbehoefte : 830 Huur/koop verhouding nieuwbouw: 35:65 Deel levensloopbestendig in nieuwbouwhuur: 100% Deel levensloopbestendig in nieuwbouwkoop: 28% Doelgroepen nieuwbouwhuur: starters en senioren Doelgroepen nieuwbouwkoop: alle doelgroepen GEMEENTE MILL EN SINT HUBERT Additionele woningbehoefte : 445 Huur/koop verhouding nieuwbouw: 31:69 Deel levensloopbestendig in nieuwbouw: 100% Deel levensloopbestendig in nieuwbouwkoop: 60% Doelgroepen nieuwbouwhuur: starters en senioren Doelgroepen nieuwbouwkoop: alle doelgroepen GEMEENTE SINT ANTHONIS Additionele woningbehoefte : 660 Huur/koop verhouding nieuwbouw: 34 : 66 Deel levensloopbestendig in nieuwbouwhuur: 74% Deel levensloopbestendig in nieuwbouwkoop: 38% Doelgroepen nieuwbouwhuur: starters en senioren Doelgroepen nieuwbouwkoop: alle doelgroepen Zorgwoningen Er wordt naar gestreefd in de verschillende kernen in het Land van Cuijk volgens de A-, B-, C-methodiek woonzorgvoorzieningen aan te bieden, waarbij de zorg wordt georganiseerd vanuit de A- kernen (en in mindere mate de B- en C-kernen) 18. Op deze manier kan zoveel mogelijk aangesloten worden op en 18 In A-kernen zijn alle vormen van zorg, wonen en welzijn te vinden en is de bereikbaarheid van deze voorzieningen voor ouderen en gehandicapten goed. Veelal betreft het grotere kernen met een stedelijk karakter. In het Land van Cuijk* zijn dit de kernen Boxmeer, Cuijk, Sint Anthonis en Mill. (Ook de kern Grave is een A-kern. Deze gemeente valt echter niet binnen het verzorgingsgebied van Pantein en is daarom in het LHP buiten beschouwing gelaten). Een B-kern beschikt meestal over ondersteunende en gedecentraliseerde instellingen als verzorgingshuizen en kleine woonzorgvestigingen. Het zijn meestal strategisch gelegen middelkleine kernen. In het Land van Cuijk betreft het de kernen Oeffelt, Vierlingsbeek, Overloon, Haps, Wanroy en Oploo. C-kernen zijn de kleinste kernen in een regio. In deze kernen treffen we meestal nauwelijks voorzieningen aan, maar wel een plaats voor ontspanning en ontmoeting. Met name ondersteunende voorzieningen moeten het wonen voor ouderen in deze kernen langer mogelijk maken. Deze categorie omvat de overige kernen in het Land van Cuijk. 51

52 gebruik gemaakt worden van het aanwezige voorzieningenniveau. Hierbij wordt er samengewerkt door gemeenten, thuiszorg, gehandicaptenzorg, toegelaten instelling als Pantein Wonen en Woonmaatschappij Maasland, etc. Om een eerste indruk te krijgen van de specifieke behoefte aan ouderenwoningen, is geput uit het Lange-termijn Huisvestingsplan (LHP) (2003) van Pantein 19. Alle gemeenten in het Land van Cuijk* dienen een inhaalslag te plegen om in de periode tot 2015 voldoende ouderenwoningen (ook wel seniorenwoningen genoemd) te kunnen aanbieden. Het betreft ca. 150 woningen per gemeente. Deze woningen vallen onder de in de Provinciale bevolkings- en woningbehoeftprognose berekende gewenste toename van de woningvoorraad. Meer concreet wordt met deze woningen bedoeld dat ze drempelvrij zijn, brede deuren hebben, kleinschalig van opzet zijn etc. Daarnaast is er een vraag naar ouderenwoningen met zorgfunctie. Deze vraag is over de hele regio genomen aanzienlijk. Het tekort bedraagt volgens het LHP in 2015 op basis van het huidige beleid per gemeente minimaal 200 woningen. Het plaatsen van dergelijke woningen valt onder de in de prognose berekende toename van de woningvoorraad. Deze woningen zijn gelijk aan bovengenoemde ouderenwoningen, waarbij daarnaast ook gebruikmaking van voorzieningen als tafeltje-dekje, aansluiting op alarmsysteem etc. mogelijk is. Om in de toekomst te kunnen voorzien in de vraag naar ouderenwoningen (met zorg) moet, zoals in het voorgaande reeds aangegeven nog een groot aantal geschikte woningen in de regio gerealiseerd worden. Het beleid zal er in de toekomst op gericht moeten zijn deze tekorten weg te werken: in alle kernen is actief voorraadbeheer (sloop-nieuwbouw) noodzakelijk. Daarnaast liggen in A- kernen en in mindere mate in B- en C-kernen mogelijkheden door het toevoegen van woningen. Bij B-kernen wordt hierbij toegewerkt naar clustering rond woonzorgknooppunten. In C-kernen is het aanbieden van ouderenwoningen (met zorg) wenselijk als blijkt dat de kern niet sterk op de hoofdkern georiënteerd is. Verder geldt in alle kernen, maar met name in C- kernen, dat het van belang is dat er maatschappelijk draagvlak is voor het realiseren van een zorgpunt. Kortom: er wordt naar gestreefd in alle kernen dergelijke woningen te realiseren, maar de nadruk ligt sterk op concentratie in de A-kernen. Verdere afspraken hieromtrent worden gemaakt in één van de vervolgacties van dit uitwerkingsplan (zie 6.2). Ook de dorpsontwikkelingsplannen die in de komende periode worden opgesteld kunnen hierbij als input gebruikt worden. Specifieke zorgwoningen kunnen los van de gemeentelijke c.q. regionaal berekende toename van de woningvoorraad gerealiseerd worden. Dergelijke woningen dienen te voldoen aan een aantal voorwaarden, zoals bewoning door mensen met een (AWBZ-)indicatie, het zijn van onzelfstandige eenheden te zijn etc. Bij voorkeur worden deze zorgwoningen op inbreidingslocaties in A-kernen gerealiseerd. Als in een A-kern onvoldoende inbreidingsmogelijkheden bestaan 19 Meer uitgebreide berekeningen zijn opgenomen in het Programma Wonen en Werken Land van Cuijk (oktober 2003). Minimale aantallen zijn in beeld gebracht. 52

53 wordt nadrukkelijk overwogen de woningen op andere inbreidingslocaties in het Land van Cuijk te plaatsen. Ook de verpleeg- en verzorgingstehuiscapaciteit dient te worden vergroot. De locatie voor dergelijke nieuwe grootschalige voorzieningen dient in regionaal overleg plaats te vinden. Bij voorkeur worden dergelijke zorgvoorzieningen gehuisvest in A-kernen of gekoppeld aan bestaande zorgvoorzieningen, die momenteel met name gelegen zijn in de grotere kernen Cuijk en Boxmeer. Ook in Velp (Grave) en Mill bevindt zich een dergelijke grote zorgvoorziening. 5.4 Regionale planning werken Kwantitatieve planningsopgave Volgens het Streekplan 2002 bedraagt het ruimtebudget voor bedrijventerreinen voor de regio Land van Cuijk in de periode ca. 160 ha bruto en in de periode ca. 215 ha bruto. Aangezien er in de periode vanaf 2000 al bedrijventerreinen zijn uitgegeven en er ook nog harde restcapaciteit in bestaande plannen zit 20, omvat de resterende planningsopgave voor bedrijventerreinen van 2005 tot ha bruto en tot ha. Dit budget wordt, anders dan het woningbouwprogramma, op regionale schaal verdeeld. Het bereiken van de beste ruimtelijke kwaliteit is hierbij het uitgangspunt. Ambitie zuinig ruimtegebruik De provincie Noord-Brabant heeft in het Streekplan 2002 aangegeven dat ze de ambitie heeft om van de totale behoefte van ha bruto aan bedrijventerreinen voor Brabant als geheel tot 2020 voor slechts 5000 ha. nieuwe ruimte aan te snijden en de rest van de ruimtevraag door zuinig ruimtegebruik wil realiseren. Kortom: de ambitie is om ha bruto aan de buitenkant te besparen. Deze besparing van zo n 30% kan gehaald worden door: a. nieuwe terreinen intensiever te benutten (ca. 15%); b. bestaande terreinen te herstructureren (ca. 5%); c. in bestaand stedelijk gebied in te breiden (ca. 10%). In dit uitwerkingsplan wordt er van uitgegaan dat de ambitie om 30% ruimte te besparen ook in het Land van Cuijk gehaald kan worden. De stuurgroep streeft ernaar deze 30% ruimtewinst op inrichtingsniveau daadwerkelijk te realiseren. Het leidt er toe dat het streven is voor slechts 70% van de planningsopgave tot 2015 nieuwe ruimte aan de buitenkant aan te snijden. Dit komt neer op 91 ha bruto. De overige (130-91=)39 ha aan benodigde ruimte tot 2015, plus de maximaal benodigde ruimte tot 2020 (ca. 50 ha) is op de plankaart aangeduid als ruimtereservering. Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat het aansnijden van deze nieuwe ruimte aan de buitenkant vóór 2015 niet nodig is, wegens inspanningen op bestaande c.q. nieuwe terreinen op het vlak van inbreiden, 20 Onder harde restcapaciteit wordt verstaan alle vigerende, vastgestelde of door de PPC positief beadviseerde ontwerpplannen. Voor een overzicht van de plannen wordt verwezen naar bijlage V. 53

54 herstructureren en intensiveren. Een overzicht van acties die op inrichtingsniveau moeten leiden tot zuiniger ruimtegebruik is opgenomen in hoofdstuk 8.2. Mocht o.b.v. monitoringsgegevens blijken dat de 30% voor het Land van Cuijk niet haalbaar is, dan kan in het jaarlijks planningsoverleg c.q. bij de herziening van het uitwerkingsplan besloten worden tot het in de tijd naar voren halen van de gereserveerde ruimte Kwalitatieve planningsopgave De gemeenten in het Land van Cuijk hebben om vorm te geven aan het toekomstige, meer regionaal georiënteerde bedrijventerreinenbeleid in het Programma Wonen en Werken (oktober 2003) een gezamenlijke visie en ambitie geformuleerd. De benoemde kwalitatieve regionale accenten gelden als leidraad bij de opstelling van nieuwe of te actualiseren bestemmingsplannen. Het gaat daarbij om de volgende zaken: Diversiteit en profilering: Het terugdringen van de economische kwetsbaarheid van de regio door een nog gedifferentieerdere samenstelling van de bedrijvigheid. Met name door nabij Haps een terrein specifiek voor volumineuze en zwaardere bedrijvigheid te ontwikkelen, verwacht men hieraan een bijdrage te kunnen leveren (zie verder 5.4.3). Het benutten van de schuifruimte die het regionaal bedrijventerrein nabij Haps biedt voor plaatsing van volumineuze bedrijven en bedrijven met een zwaardere milieucategorie die momenteel op gewone bedrijventerreinen gevestigd zijn. Actieve verplaatsing naar Haps van deze grote, veelal ruimtelijke beperkingen opleggende bedrijven zal door gemeenten worden nagestreefd. Op de vrijgekomen terreinen in de regio ontstaat zodoende ruimte voor nieuwe, en wellicht ook meer werkgelegenheidsscheppende bedrijvigheid. 21 Aangezien de regio functioneert als één werkgebied (streekplan 2002) wordt ingezet op verdere differentiatie en profilering tussen de terreinen in de regio 22. In regionaal verband wordt ernaar gestreefd bedrijven 21 Bij elke verplaatsingsvraag zou bekeken kunnen worden of rond de contractvorming bij Haps een beding opgenomen kan worden dat, indien een groot milieuhinderlijk bedrijf verplaatst, het vrijkomende terrein herontwikkeld zal worden voor ofwel woningbouw ofwel kleinschalige bedrijvigheid met een maximale kavelgrootte. 22 Momenteel is het merendeel van de huidige terreinen en van de in harde restcapaciteit opgenomen terreinen in het Land van Cuijk traditioneel gemengd met milieucategorie tot max. 3. In totaal gaat het om ca. 300 ha. Het is van belang met de ontwikkeling van Haps (en in mindere mate Beugen-zuid) ook terreinen aan te bieden voor grotere en zwaardere bedrijven. Het terrein Haven te Cuijk blijft zich onderscheiden door haar multimodale ligging en de mogelijkheidheid ruimte te bieden aan zwaardere bedrijven. Het heeft de voorkeur de herstructurering op dit terrein te gebruiken om dit profiel nog verder te versterken. Een andere unieke bedrijfslocatie is de bestaande concentratie van aan afvalverwerking gerelateerde bedrijvigheid tussen Haps en Oeffelt, welke aanleiding biedt om hier tot komen tot een verdere bundeling van activiteiten op het gebied van afvalverwerking en industrie. Ook de stortplaats zelf zal op termijn wellicht gebruikt kunnen worden voor bedrijfsvestiging. 54

55 gezien hun grootte, milieucategorie, profiel en ontwikkelingswensen op de juiste plek te huisvesten. Het per gemeente doorverwijzen van bedrijven, gezien hun profiel, milieucategorie en grootte, naar de beste plek binnen de regio. Hiermee wordt de ruimte die er vanaf dit moment beschikbaar is voor bedrijvigheid het meest zorgvuldig gebruikt. Het verder stimuleren van de broedplaatsfunctie voor starters. Concreet wordt daarbij gedacht aan het ontwikkelen van één of meerdere bedrijfsverzamelgebouwen. Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik: Het voorkomen van verpaupering van oudere bedrijventerreinen en het actief inzetten op actief herstructureringsbeleid en voorraadbeheer. Ook wil de regio de aanwezige multimodale terreinen revitaliseren. Het gaat hierbij m.n. om het terrein Haven te Cuijk. Het realiseren van duurzaamheid en zuinig ruimtegebruik op bestaande en nieuwe terreinen. Onder duurzaamheid wordt ook verstaan de ambitie van duurzaam bouwen 23. Zuinig ruimtegebruik kan o.a. worden bewerkstelligd door in bestemmingsplannen te werken met minimale in plaats van maximale bouwhoogten en bebouwingspercentages. 24 Het tegengaan van oneigenlijk gebruik op nieuwe bedrijventerreinen (zoals het plaatsen van bedrijfswoningen, detailhandel, zelfstandige kantoorvestiging), bebouwing waar mogelijk te intensiveren en categorie 1- en 2-bedrijven zoveel mogelijk te integreren in/bij de woonomgeving; het nastreven van een goede uiterlijke kwaliteit van bedrijventerreinen. Hoewel de kwaliteit van de terreinen in het Land van Cuijk redelijk genoemd kan worden, is de uitstraling vaak matig. Werkgelegenheid en locatiekeuze: Het behouden en bevorderen van de werkgelegenheid in het Land van Cuijk. Hieraan kan onder meer invulling worden gegeven door een intensivering van de werkgelegenheid per hectare na te streven en voorrang te geven aan arbeidsintensieve bedrijven. Het met de StructuurvisiePlus ingezette onderscheid op het vlak van werkgelegenheid en het daaraan gekoppelde aanbod aan bedrijventerreinen, tussen de gemeenten Boxmeer en Cuijk enerzijds en de gemeenten Grave, Mill en St.Hubert en Sint Anthonis anderzijds behouden en waar mogelijk versterken. Dit betekent dat met name de gemeenten Boxmeer en Cuijk een regionale opvangtaak hebben op het vlak van werkgelegenheid. Hiermee kunnen ze hun rol als regionale trekpleister verder gestalte geven. De overige drie gemeenten zetten in 23 Hiermee wordt gedoeld op bouwen met duurzame materialen en op duurzame wijze, zodat bijgedragen wordt aan het voorkomen en verminderen van milieubelasting. Daarnaast wordt gedoeld op het goed landschappelijk inpassen van bedrijventerreinen en het verbeteren van beeldkwaliteit van bedrijventerreinen en hun gebouwen. 24 Meer informatie hierover staat in de binnenkort te verschijnen beleidsbrief zuinig ruimtegebruik 55

56 op behoud van hun huidige aanbod aan werkgelegenheid en richten zich daarbij met name op de eigen inwoners. Conform de StructuurvisiePlus (p.99) zal in kernen waar nu geen bedrijventerrein aanwezig is er ook geen ontwikkeld worden. Door aanwezigheid van kleine bedrijven de dynamiek en leefbaarheid van de verschillende kernen behouden. Bij ontwikkelen van nieuwe terreinen de nadruk leggen op hoofdkernen. In deze kernen is sprake van bestaande bedrijven die reeds een functie vervullen voor de opvang van bedrijven uit andere kernen of de gehele regio. Uitzondering is de gemeente Sint Anthonis. Zij heeft Wanroy aangewezen als werkkern. De hoofdkern Sint Anthonis fungeert sinds de StructuurvisiePlus als woondorp waar op de locatie Peelkant-Oost slechts ruimte is voor enige kleinschalige bedrijvigheid ten behoeve van verplaatsers uit de kom van Sint Anthonis. Voorwaarde is dat er vanwege ligging in een grondwaterbeschermingsgebied een streekplanafwijkingsprocedure wordt gevolgd.de terreinen die de komende planperiode ontwikkeld zullen worden zijn benoemd in paragraaf Ruimte bieden aan bedrijven tot 5000 m2. Grotere bedrijven horen thuis op het RBT Haps. Gemeenten hebben de vrijheid te beslissen of ze in incidentele gevallen ruimte willen bieden aan bestaande bedrijven die willen doorgroeien naar een schaal die eigenlijk niet meer past bij hun kern en waarbij ruimte benut wordt waar ook meerdere kleine bedrijven zouden kunnen worden gehuisvest. Goede argumenten zijn vereist om aan te geven waarom voor dit specifieke geval een uitzondering gemaakt wordt én hoe ermee voldaan kan worden aan overige doelstellingen van het uitwerkingsplan zoals zuinig ruimtegebruik, versterken landschappelijke contransten etc. Aangezien een dergelijke keuze gevolgen heeft voor de regio en het in dat verband te verdelen ruimtebudget, is afstemming met de overige gemeenten in het regionaal PoHo-overleg vereist. Bij een tekort aan verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijventerreinen worden eerst regionaal alle mogelijkheden onderzocht en zo mogelijk ingevuld of wordt gezamenlijke bedrijvigheid geconcentreerd op een regionaal bedrijventerrein. Pas daarna komen, conform het Streekplan 2002, nieuwe locaties in beeld. Vestigingsklimaat en regionale samenwerking: Het creëren van een vestigingsklimaat met mogelijkheden voor netwerkvorming en (kennis)infrastructuur. Om hieraan een goede invulling te geven is samenwerking op het regionale vlak een must. Er zal niet alleen regionaal samengewerkt moeten worden bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen en infrastructuur, maar ook op het gebied van arbeidsmarktvraagstukken en onderwijs. Dat betekent voor elke gemeente, maar zeker ook voor de gemeenten Boxmeer en Cuijk, het kiezen van een andere, meeromvattende, rol. In PIO-verband wordt hier vorm aan gegeven. Het ontwikkelen van samenwerking, zowel procesmatig als inhoudelijk, rondom het thema bedrijventerreinen. Bezien wordt of ook financieel- 56

57 juridische samenwerking wenselijk is, zoals in de vorm van een bedrijfschap. Grote en zware bedrijvigheid In het Streekplan Noord-Brabant 2002 is aangegeven dat in de regio Land van Cuijk een regionaal bedrijventerrein kan worden ontwikkeld, bedoeld voor bedrijven uit de regio die qua aard, schaal en functie niet (meer) bij de landelijke regio passen. Gekozen is naar aanleiding van de StructuurvisiePlus Land van Cuijk (2001) en dit uitwerkingsplan voor een locatie nabij Haps. Deze locatie is goed ontsloten aan (inter)nationale wegverbindingen, is gelegen nabij de regionale hoofdkernen Cuijk en Boxmeer en kan bijdragen aan het versterken van het hoogdynamische karakter van de Maasterrasrug. Uit onderzoek van ETIN-Adviseurs (september 2003) blijkt dat de behoefte aan ruimte voor bedrijvigheid in milieucategorie 4 en 5 en aan categorie 3 groter dan 5000m2 tot 2020 aanzienlijk is (ca. 92 ha tot 2020). Dit is onder meer een gevolg van de huidige samenstelling van de bedrijvigheid in het Land van Cuijk, met relatief veel industrie en grote en middelgrote bedrijvigheid die verder zal willen doorgroeien 25. De stuurgroep heeft op basis van deze gegevens de grootte van het toekomstig regionaal bedrijventerrein (RBT) Haps bepaald op minimaal 65 ha bruto tot Hierbij geldt dat het terrein een zodanige startomvang moet krijgen dat een verantwoorde exploitatie mogelijk is. Vooralsnog wordt gedacht aan het ontwikkelen van ca. 35 ha tot De ruimte is bedoeld voor bedrijven in milieucategorie 4 en 5 en categorie 3 groter dan 5000m2 27. Daarnaast wordt er ruimte gereserveerd van circa 30 ha. Een gedeelte hiervan is de weergave van de ambitie zuinig ruimtegebruik, het overige deel is ruimtereservering voor de periode tussen 2015 en Kleinschalige en lichte bedrijvigheid Uitgaande van het ruimtebudget uit het streekplan van 160 ha tot 2015 en 215 ha tot 2020, de in 2001 en 2002 reeds uitgegeven terreinen, het realiseren van de huidige harde restcapaciteit, plus het realiseren van de ambitie zuinig ruimtegebruik, blijft er een planningsopgave over van 126 ha tot 2020 resp. 91 ha tot Bij een grootte van RBT Haps van circa 35 ha tot 2015, blijft er voor de kleinschalige, lichtere bedrijvigheid in de regio maximaal 56 ha. over voor de periode tot Het brengt met zich mee dat er een iets sterkere fasering in de kleinschalige pijplijn-plannen nodig is dan in het Programma 25 Het streekplan schatte de behoefte lager in (ca. 43 ha). Dit getal was echter gebaseerd op een gemiddelde voor heel Brabant. 26 Dit getal ligt lager dan volgens het behoefteonderzoek van ETIN nodig was. Redenen voor verlaging zijn geweest dat de regio: inzet op vergroting van de werkgelegenheid en daarom voldoende ruimte wil geven aan arbeidsintensieve bedrijven; inzet op zuinig ruimtegebruik; tot aan de realisatie van Haps een deel van de bedrijven een plek kan worden geboden op Beugen- Zuid. 27 Uitgaande van realisatie van een terrein voor dergelijke bedrijven bij Haps vanaf 2010, ligt het zwaartepunt aan bedrijfsterreinbehoefte in de periode Er wordt naar gestreefd door inspanningen op het vlak van zuinig ruimtegebruik zelfs tot na 2020 vooruit te kunnen met deze 65 ha. 57

58 Wonen en Werken (oktober 2003) door de gemeenten is voorgesteld en welke voor het merendeel liep tot De plannen zullen namelijk ruimschoots kunnen voldoen aan de regionale ruimtebehoefte tot 2015 en zelfs aan de behoefte tot In onderstaande tekst is dit verder uitgewerkt Regionale verdeling ruimtebudget De regio Land van Cuijk streeft naar verdergaande regionale samenwerking op economisch gebied. Daarom wil ze functioneren als één werkgebied. Bedrijven dienen op díe plek binnen de regio gesitueerd te worden waar de beste ruimtelijke kwaliteit kan worden bereikt. Dit betekent dat bij nieuwvestiging en verplaatsing rekening zal worden gehouden met het profiel, de milieucategorie, de grootte en de ontwikkelingswensen en mogelijkheden van bedrijven. Daarnaast zullen de gemeenten een actief verplaatsingsbeleid voeren om bestaande bedrijven die qua aard, schaal en functie niet meer bij een landelijke kern passen naar het RBT Haps te verplaatsen of anderszins op een meer geschikte plek te krijgen. De 91 ha bruto bedrijventerrein waarvoor in het Land van Cuijk tot 2015 aan de buitenkant planningscapaciteit dient te worden aangemaakt is, op basis van ruimtelijke kwaliteiten en bovengenoemde kwalitatieve uitgangspunten, als volgt over de regio verdeeld: Aan het begin van de planperiode ligt de nadruk sterk op ontwikkeling van Beugen-Zuid, ten noorden van Boxmeer. Dit terrein heeft een regionale opvangfunctie en wordt gevuld met bedrijvigen afkomstig uit de gehele regio. De bedrijven zitten in milieucategorie 2, 3 en 4 en hebben een grootte van maximaal 5000 m 2. Totdat het RBT Haps is gerealiseerd is ook plaatsing van enige bedrijven groter dan 5000 m 2 mogelijk mits deze het onderscheidende karakter met het RBT Haps niet aantasten en passen binnen het specifieke kwaliteitsprofiel van Beugen-Zuid. Omdat zorgvuldig ruimtegebruik centraal staat wordt oneigenlijk gebruik van de aanwezige bedrijfsruimte tegengegaan. Bezien wordt of een gezamenlijke exploitatie met het RBT Haps mogelijk en wenselijk is. Op basis van de huidige verwachtingen zullen op dit terrein tot 2015 bedrijven gehuisvest kunnen worden. Naar verwachting zal vanaf een groot deel van de vraag naar bedrijfsruimte in het Land van Cuijk ingevuld worden op het RBT Haps, gelegen in de gemeente Cuijk. Dit terrein krijgt zoals in bovenstaande tekst reeds aangegeven een grootte van 65 ha bruto, waarbij de eerste fase een zodanige grootte krijgt dat een verantwoorde exploitatie kan worden gevoerd. Gedacht wordt aan ca. 35 ha tot Het terrein zal plaats bieden aan verplaatsers, doorgroeiers en starters uit het Land van Cuijk die qua aard, schaal en functie eigenlijk niet (meer) in een landelijke regio thuishoren. Meer concreet gaat het om bedrijven in milieucategorie 3, groter dan 5000 m 2 en om bedrijven in milieucategorie 4 en 5. De bedrijven vallen binnen de sectoren 29 Op basis van een goedgekeurd stedenbouwkundig ontwerp is het mogelijk al vóór 2010 plaats te bieden aan een aantal zeer urgente verplaatsingen uit het Land van Cuijk die passen binnen het profiel van het RBT. 58

59 afvalverwerking (bv. puinbrekers), industrie, handel en logistiek. Logistieke bedrijven groter dan 3,5 ha zullen worden doorverwezen naar elders, omdat ze te weinig werkgelegenheid per hectare bieden. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. Ontwikkeling zal plaatsvinden in regionaal verband. Op basis van de huidige verwachtingen zal de regio tot na 2020 op dit terrein grote, zware bedrijven kunnen huisvesten. Gedurende de gehele planperiode zal in de gemeente Sint Anthonis op het terrein Molenveld (fase II en III) te Wanroy ruimte voor bedrijvigheid beschikbaar zijn. Het terrein zal plaats bieden aan bedrijven in milieucategorie 2 en 3, kleiner dan 5000m 2. De bedrijven zullen qua aard, schaal en functie bij een landelijke regio passen. Omdat zorgvuldig ruimtegebruik centraal staat wordt oneigenlijk gebruik van de aanwezige bedrijfsruimte tegengegaan. De gemeente Sint Anthonis exploiteert het terrein. Op basis van de huidige verwachtingen zal de regio tot 2020 op dit terrein bedrijven kunnen huisvesten. Tot slot wordt, aansluitend op het RBT Haps, een lokaal bedrijventerrein (LBT) ontwikkeld dat gericht is op bedrijven in milieucategorie 3, kleiner dan 5000m Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. Het terrein zal altijd ondergeschikt zijn aan het RBT Haps en mag de ontwikkeling van dit RBT niet frustreren. Het wordt op zijn vroegst gelijktijdig met het RBT ontwikkeld. Het precieze jaar van ontwikkeling en de grootte van het terrein dienen in een regionaal planningsoverleg of bij de eerstvolgende herziening van dit uitwerkingsplan te worden bepaald. 31 Als basis hierbij dienen de meest recente programma-gegevens, regionale monitoring van de feitelijke uitgifte en een actuele behoefteraming. De gemeente Cuijk exploiteert het terrein. In een stedenbouwkundig ontwerp dient te worden aangegeven hoe de verhouding is met het RBT en de rest van de omgeving. Op basis van de huidige verwachtingen zal de regio tot ruim na 2020 op dit terrein bedrijven kunnen huisvesten. Door middel van monitoring wordt jaarlijks bezien welke uitgiftevolgorde c.q. fasering voor bovengenoemde terreinen het beste aansluit bij de actuele en voor de toekomst voorziene behoefte. Hierdoor kan zoveel mogelijk rekening worden gehouden met ontwikkelingen op Beugen-Zuid, de uitgifte op het RBT Haps, het realiseren van de ambitie zuinig ruimtegebruik, het verplaatsen van bestaande bedrijven etc. In bestemmingsplannen vindt de vertaling plaats van het regionale ruimtebudget van 91 ha tot 2015 naar concrete aantallen hectares en profielen per terrein. Vóórdat een bestemmingsplan voor één van bovengenoemde bedrijventerreinen ter goedkeuring aan de provincie wordt voorgelegd dient de regio met de inhoud bekend te zijn en haar akkoord te geven over hectares en 30 Van de gemeente Cuijk wordt verwacht dat ze de huidige bedrijventerreinen binnen haar gemeente zo zorgvuldig mogelijk benut en oneigenlijk gebruik van de aanwezige bedrijfsruimte tegengaat. 31 Bij een gezamenlijke grootte van de bedrijventerreinen van 100 ha. bruto geldt een MERplicht, er wordt echter vanuit gegaan dat het terrein bij afronding ruim na 2020 ca. 80 ha. groot is. 59

60 profiel. Als het regionale akkoord ontbreekt wordt alsnog goedkeuring aan het plan onthouden. Naast bovenstaande nieuwe plannen is er in elke gemeente nog ruimte uitgeefbaar op bestaande terreinen. Een overzicht van deze harde restcapaciteit is opgenomen in het Programma Wonen en Werken Land van Cuijk (oktober 2003, pag. 71). Daarnaast ontstaan er in elke gemeente mogelijkheden als gevolg van inspanningen op het vlak van zuinig ruimtegebruik. Zo komt door de schuifruimte die het RBT Haps biedt op bestaande terreinen ruimte vrij voor kleine en lichte bedrijven. Naar verwachting kunnen gemeenten daardoor langer met de huidige bedrijventerreinen vooruit. Verder zijn met name in de gemeenten Mill (herstructurering Van Hout en de rest van bedrijventerrein t Spoor) en Grave (herinvulling De Bons-kazerne) mogelijkheden voor zuinig ruimtegebruik zeer duidelijk aanwijsbaar. Op iets kleinere schaal zijn er mogelijkheden in Cuijk op het terrein Haven en in Boxmeer op het terrein Saxe Gotha (zie verder hoofdstuk 6). 60

61 6 Ruimtelijk beleid en plankaart 6.1 Aard en schaalniveau van het uitwerkingsplan Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) en het Programma voor het Land van Cuijk komen samen in dit uitwerkingsplan. Het programma is geconfronteerd met het DRS. Gebleken is dat de programmatische opgave voor wonen en werken niet geheel binnen het bestaand stedelijk gebied en de voor transformatie afweegbare gebieden kan worden geplaatst. Deze confrontatie tussen het DRS en het Programma is in paragraaf 6.2 verder uiteengezet. Ook zijn hier de aangebrachte wijzigingen in het landschappelijk raamwerk zoals aangeduid op de plankaart benoemd. De plankaart van dit uitwerkingsplan is het ontwikkelings- en toetsingskader voor gemeentelijke planvorming. De kaart bestaat uit een meer duurzaam deel, het DRS, en een dynamisch deel, de programma-elementen. Periodiek stelt de provincie een nieuwe prognose op voor de behoefte aan woningbouw en bedrijventerreinen. Op basis van nieuwe prognoses, monitoring en evaluatie kan het nodig zijn het programma aan te passen. Binnen het duurzame kader van de plankaart (het DRS) kunnen dan, indien nodig, nieuwe ruimten aangegeven worden die voorzien in de ruimtebehoefte. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd (zonder ter inzage-legging) het plan aan te passen aan het bijgestelde programma (zie paragraaf 1.7). Alvorens het plan aan te passen vragen zij hierover advies aan de PPC. De statencommissie belast met de ruimtelijke ordening wordt over het voornemen geïnformeerd. In het geval dat de bijstelling van het programma leidt tot aantasting van duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is herziening van het uitwerkingsplan nodig volgens dezelfde procedure die geldt voor de totstandkoming van de uitwerkingsplannen. Het streekplan en het uitwerkingsplan vormen samen het provinciale ruimtelijk beleid voor het Land van Cuijk. Het beleid in het uitwerkingsplan vervangt het streekplan niet, maar werkt het op onderdelen uit. In dit plan wordt uitwerking gegeven aan de verstedelijkingsopgave m.b.t. het wonen en werken, binnen de leidende principes uit het streekplan (zie paragraaf 1.3). Beleid voor andere functies, zoals vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, golfbanen, landgoederen en semi-agrarische bedrijvigheid komt niet aan bod en is reeds benoemd in het Streekplan. Het uitwerkingsplan geeft op basis van de ruimtebehoefte voor de periode tot 2015 locaties aan die voor wonen of werken afweegbaar zijn. Immers, het uitwerkingsplan vormt basis en toetsingskader voor gemeentelijke ruimtelijke plannen. Voor de ruimtebehoefte na 2015, geeft het uitwerkingsplan een indicatie van potentiële woon- en werklocaties. Het plan heeft een globaal karakter. De aanduidingen op de kaart die samen het duurzame ontwikkelingskader vormen, hebben alleen betekenis op een schaal 1: De overige kaarten in dit uitwerkingsplan hebben alleen een toelichtende status. 61

62 In het algemeen geldt voor de aanduidingen die op de plankaart en overige kaarten zijn aangegeven dat ze indicatief en globaal van karakter zijn. Een nadere begrenzing van de gebieden dient op perceelsniveau plaats te vinden in het kader van het bestemmingsplan. Op deze manier blijft het onderscheid tussen regionale en gemeentelijke planvorming behouden en heeft het regionale plan een flexibel karakter. In hoofdstuk 4 is beschreven op grond van welke waarden en kansen de grenzen van het landschappelijk raamwerk en het transformatiegebied in het plan zijn getrokken. Soms ligt een grens op een herkenbare structuur in het landschap, zoals een weg of een beek aangegeven op de DRS-kaart 1: In dat geval is er weinig of geen speelruimte bij de vertaling naar perceelsniveau. In andere gevallen wordt een marge aangehouden die gerelateerd is aan het schaalniveau van het plan 32. In hoofdstuk 4 en wordt beschreven met welke waarden bij eventuele verschuivingen rekening moet worden gehouden. Wij gaan ervan uit dat bij het opstellen van het bestemmingsplan zorgvuldig rekening wordt gehouden met de aanwezige waarden. Het programma is abstract (met symbolen) aangegeven op de kaart, omdat in het kader van de gemeentelijke planvorming het ruimtelijk ontwerp voor de verschillende bouwlocaties moet worden opgesteld. Een aanduiding met een grootte van 5 hectare is de kleinste die op dit schaalniveau nog relevant en leesbaar is. Zo is op de kaart leesbaar in welk gebied binnen de planperiode een stedelijke claim ligt en hoe groot die claim ongeveer is. Ontwikkelingen die kleiner zijn, zijn niet op de plankaart vastgelegd. Ze worden toegelicht in de tekst, 6.2 Conclusies confrontatiefase Land van Cuijk Uit de confrontatie van het Programma Wonen en Werken (2003) met het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld Land van Cuijk (oktober 2003) is naar voren gekomen dat in het Land van Cuijk op de voor verstedelijking meest gewenste locaties te weinig ruimte beschikbaar is om het programma voor wonen en werken te realiseren.verschillende kernen en veelal ook de hoofdkernen zijn namelijk nauw begrensd door het landschappelijk raamwerk. Om toch nieuwe ruimte aan te kunnen snijden is nagegaan waar, gelet op de specifieke ruimtelijke kwaliteiten en karakteristieken, de meest verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden liggen. Dit is gebeurd op basis van een beoordeling van de kwaliteiten van het landschappelijk raamwerk en de karakteristieken van de verschillende kernen als benoemd in hoofdstuk 4. Het landschappelijk raamwerk op de plankaart is vervolgens aangepast (t.o.v. het raamwerk op de DRS-kaart uit oktober 2003). Bij deze aanpassing hebben naast de kwaliteiten van de eerste laag met name de tweede laag (infrastructuur) en de derde laag (stedelijk patroon) een sturende rol gespeeld. De aanpassing betreft voornamelijk gebieden die ook al in de StructuurvisiePlus Land van Cuijk (2001) zijn aangeduid 32 Bij een schaal van 1: is een lijn met een dikte van één millimeter op de kaart in werkelijkheid een strook met een breedte van vijftig meter. Een indicatieve lijn op de kaart is niet op de millimeter nauwkeurig getekend, maar geeft wel binnen een marge van enkele millimeters aan waar de begrenzing van het vlak ongeveer ligt. 62

63 als gebieden voor patroonspecifieke stads- en dorspontwikkeling, aangevuld met gebieden die in het planproces van het uitwerkingsplan in beeld zijn gekomen. Op basis van de ruimtelijke hoofdkeuzes (zie paragraaf 4.4) is het namelijk wenselijk om verstedelijkingsruimte aan te wijzen nabij de hoodkernen Cuijk en Boxmeer. Deze kernen met een voorzieningenniveau van regionale betekenis zijn gelegen op de Maasterrasrug waar zich van oudsher de stedelijke dynamiek heeft geconcentreerd. Ook naar de toekomst toe is het wenselijk deze historische ontwikkeling te continueren en de stedelijke dynamiek blijvend bij de kernen Cuijk en Boxmeer te concentreren. Hierdoor kan het bestaande voorzieningenniveau op het gebied van zorg, cultuur en detailhandel zoals dit zich manifesteert in Cuijk en Boxmeer voortbestaan en wordt gebruik gemaakt van de kwaliteiten die het netwerk van infrastructuur biedt in het oostelijk deel van het Land van Cuijk. Aangezien deze verstedelijkingsruimte conflicteert met het Streekplan Noord-Brabant 2002 is ze op de Plankaart aangeduid als transformatie afweegbaar onder voorwaarden streekplan. De algemene onderbouwing om het landschappelijk raamwerk te wijzigen is opgenomen in onderstaande tekst en heeft met name betrekking op de beleidsaanduidingen dassenleefgebied (AHS-landschap) al dan niet in combinatie met aardkundig waardevol gebied en/of potentieel nat gebied. De onderbouwing om in te breken op het landschappelijk raamwerk vormt (vanuit provinciale zijde) de argumentatie om te voldoen aan het nee, tenzij - principe uit het streekplan en zodoende in gebieden met belemmeringen vanuit het streekplan toch een uitbreidingslocatie voor wonen of werken toe te staan. Nadere aanvullingen op deze onderbouwing zullen op basis van onderzoeken door elke gemeente in het kader van de bestemmingsplanprocedures, dan wel bij de herziening van het uitwerkingsplan moeten worden ingebracht Ook eventuele compensatie-eisen dienen dan uitgewerkt te zijn. Kortom: het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld Land van Cuijk (oktober 2003) biedt onvoldoende ruimte om de programma s voor wonen en werken te realiseren binnen bestaand stedelijk gebied of binnen de voor transformatie afweegbare gebieden. Het landschappelijk raamwerk zoals opgenomen in het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld (oktober 2003) is daarom op basis van de in paragraaf 4.4 beschreven ruimtelijke visie en strategie voor de regio op de plankaart van dit uitwerkingsplan gewijzigd. Dassenleefgebied Het dassenleefgebied (AHS-landschap) omvat voornamelijk de oostzone van het Land van Cuijk, de Maasterrasrug, met daarin de gemeenten Cuijk en Boxmeer. Voor uitbreiding van stedelijk ruimtebeslag in het dassenleefgebied geldt het nee, tenzij -principe. Verstedelijking is slechts mogelijk als er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, alternatieve locaties of oplossingen ontbreken en als de natuur- en landschapswaarden worden gecompenseerd (zie Streekplan 2002 p.103 e.v.). Ten aanzien van deze drie eisen geldt volgens ons het volgende: Op basis van het Provinciale Bestuursakkoord (zie 1.3) behoort elke gemeente te bouwen voor tenminste de opvang van haar eigen natuurlijke bevolkingsgroei. Het realiseren van de in de Provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose aangewezen contingenten binnen de gemeenten kan als een 63

64 zwaarwegend maatschappelijk belang worden beschouwd. Een gemeente voldoet hiermee immers aan haar woningbouwtaakstelling. Daarnaast moet inzicht verleend worden in het ontbreken van alternatieve locaties binnen de regio. Voor de gemeenten Cuijk en Boxmeer kan gesteld worden dat deze rond al hun kernen vrij nauw begrensd zijn door landschappelijk raamwerk en er onvoldoende ruimte beschikbaar lijkt om op de langere termijn (na 2015) de eigen bevolkingsgroei op te vangen. Substantiële alternatieve locaties buiten het dassenleefgebied ontbreken dus. Tot slot geldt dat het Streekplan aangeeft dat waar de aanduiding dassenleefgebied op Streekplankaart gebaseerd is op nieuwe, provinciale inventarisaties van natuur- en landschapswaarden die veelal nog niet verwerkt zijn in bestemmingsplannen en daardoor op meer arbitraire gronden berust bij de nadere begrenzing ervan een wat grotere marge genomen kan worden. Op basis van bovengenoemde argumenten is het landschappelijk raamwerk bij Cuijk en Boxmeer op de plankaart aangepast ten opzichte van de kaart behorend bij het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld Land van Cuijk (oktober 2003). De gebieden zijn gearceerd aangegeven op de plankaart. Voor het beleid dat geldt voor deze gebieden wordt verwezen naar de toelichting onder transformatie afweegbaar onder voorwaarden streekplan in paragraaf Compensatie dient plaats te vinden volgens het provinciale compensatiebeleid. Gestreefd moet daarbij worden naar het realiseren van een kwaliteitsimpuls voor de das in de regio als geheel. Een onderzoek naar de specifieke kwaliteiten van het leefgebied van de das, de regionale landschappelijk-ecologische structuren en de relatie met de stedelijke gebieden bij Cuijk en Boxmeer is vereist. Aanvullend dient voldaan te worden aan de Flora- en Faunawet. Aardkundig waardevolle gebieden binnen de GHS en AHSlandschap Binnen het transformatiegebied onder voorwaarden streekplan tussen Beers en Vianen is naast de aanwezigheid van natuurwaarden tevens sprake van aardkundig waardevol gebied. Conform het streekplan geldt voor aardkundig waardevolle gebieden die samenvallen met de GHS of de AHS-lanschap ook het nee,tenzij -principe. Wanneer in de toekomst concrete verstedelijkingsplannen voor het genoemde transformatiegebied ontwikkeld worden, zal door deze dubbele bescherming nog sterker moeten worden beargumenteerd hoe aan het nee, tenzij -principe wordt voldaan. Potentieel nat gebied Ook op basis van de beleidscategorie potentieel nat gebied zijn er belemmeringen voor verstedelijking. In het Streekplan 2002 is opgenomen dat de potentieel natte gebieden van nature minder geschikt zijn voor verstedelijking. In het Land van Cuijk liggen dergelijke gebieden met name in de gemeente Cuijk. Het bouwen binnen deze gebieden wordt als minder duurzaam beschouwd. Beleidsmatig betekent dit dat binnen de potentieel natte gebieden in de landelijke regio's grootschalige, kapitaalintensieve functies uitgesloten zijn.verstedelijking is slechts mogelijk als alternatieven elders 64

65 ontbreken of de ontwikkeling duidelijk ruimtelijke voordelen oplevert, zoals verwezenlijking van een woon-/werkmilieu bij een goed ontsloten knooppunt van infrastructuur of het sparen van belangrijke natuurlijke, landschappelijke of cultuurhistorische waarden elders in de betreffende landelijke regio (zie Streekplan 2002, p.54 e.v.). De gewenste verstedelijking rond Cuijk voldoet aan deze voorwaarden. Locaties in deze gebieden sluiten aan op of zijn gelegen bij de ontwikkelingsas A73 en de spoorlijn Nijmegen Venlo. Gezien deze ligging nabij een goed ontsloten knooppunt van infrastructuur, de nabijheid van bestaand stedelijk gebied en het ontbreken van geschikte alternatieven zijn er ruimtelijke voordelen die het rechtvaardigen om in deze gebieden een aantal locaties als voor transformatie afweegbaar aan te wijzen. De gebieden maken onderdeel uit van het gebied voor transformatie afweegbaar onder voorwaarden van het streekplan en zijn gearceerd aangegeven op de plankaart. Bij het verstedelijken in potentieel nat gebied moet op basis van een watertoets worden aangetoond dat afdoende rekening wordt gehouden met de redelijkerwijs te verwachten opgaven vanuit het waterbeheer. Waterschap Aa en Maas heeft vooralsnog geen problemen met ontwikkeling van deze locaties. Wanneer de locaties nader uitgewerkt worden voor verstedelijking zal in het kader van de bestemmingsplanprocedure de watertoets inzicht moeten geven in eventuele ongewenste waterhuishoudkundige effecten. Op basis van de watertoets zullen nadere eisen worden gesteld en ongewenste effecten zullen zoveel mogelijk moeten worden voorkomen en zo nodig worden gemitigeerd of gecompenseerd. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het Streekplan Noord-Brabant Het DRS: het ruimtelijk ontwikkelingskader Het duurzame deel van de plankaart (het DRS) is samengesteld uit het landschappelijk raamwerk, de stedelijke structuur en de infrastructuur. De plankaart vormt het ruimtelijk kader voor ontwikkelingen in het plangebied. Een belangrijk element van de plankaart is het landschappelijk raamwerk. Met het landschappelijk raamwerk zijn de groene en de blauwe kwaliteiten van het gebied aangegeven die behouden en ontwikkeld moeten worden en waarbinnen geen stedelijke functies gesitueerd worden. De identiteit en kwaliteit van het landschap en het infrastructureel netwerk is sturend voor de ontwikkeling van de steden en dorpen. Stedelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden zowel binnen het bestaand stedelijk gebied en binnen de zoekruimten voor verstedelijking (zie 6.3.3) die liggen tussen het bestaand stedelijk gebied en het landschappelijk raamwerk Landschappelijk raamwerk Stedelijke ontwikkelingen zijn in het landschappelijk raamwerk in principe uitgesloten. Hoe het landschappelijk raamwerk is opgebouwd is beschreven hoofdstuk 4 en 7. Voor het landschappelijk raamwerk geldt het zogenaamde nee, tenzij -principe. Dit betekent dat stedelijke ontwikkelingen hier alleen toelaatbaar zijn als daar grote maatschappelijke belangen aan ten grondslag 65

66 liggen, en nadat onderzoek heeft aangetoond dat er geen reële alternatieve locaties voorhanden zijn. Alternatieven worden afgewogen binnen de regio als geheel. Als het echter een ruimteclaim voor wonen betreft, geldt in landelijke regio s dat afweging binnen de gemeente dient plaats te vinden. De regionale afstemming kan plaatsvinden in het regionale planningsoverleg. Het verlies aan waarden moet zo veel als mogelijk worden beperkt. Onder stedelijke ontwikkelingen verstaan we ontwikkelingen die samenhangen met wonen, werken en voorzieningen. Sportvoorzieningen beschouwen we (behoudens golfbanen) gezien de vormgeving en functie ook als stedelijke ontwikkeling. Ruimte-voor-ruimtewoningen betreffen een stedelijke ontwikkeling als die plaatsvindt in de vorm van een planmatige uitbreiding van het stedelijk gebied. Betreft de ontwikkeling van ruimte-voor-ruimtewoningen slechts enkele woningen die aanhaken aan bestaande ruimtelijke structuren en die een kwaliteitsverbetering van het gebied tot gevolg hebben, dan is alleen het streekplanbeleid van toepassing. Ontwikkeling binnen het landschappelijk raamwerk kan dan aanvaardbaar zijn. Sommige onderdelen van het landschappelijk raamwerk zijn al in het streekplan beschermd. Voor die onderdelen van het landschappelijk raamwerk die in het streekplan een strengere bescherming kennen, geldt het beschermingsregime van het streekplan. Het landschappelijk raamwerk is als volgt opgebouwd: Landschapsbeheer In deze gebieden is het beleid gericht op het beheer en behoud van de bestaande landschappelijke verschijningsvorm, zoals die is aangegeven op de basisstructuurkaart van Brabant en op kaart 3 in dit uitwerkingsplan. Het beleid voor deze gebieden krijgt verder inhoud in het kader van het reconstructieplan Peel en Maas. Ontwikkeling groene geleding Het beleid in deze gebieden is gericht op behoud en ontwikkeling van een groene geleding in het transformatiegebied ten behoeve van ecologische en landschappelijke relaties. Dit betekent dat bij eventuele stedelijke ontwikkelingen in het transformatiegebied een groene geleding moet worden aangebracht tussen de gebieden die grenzen aan het transformatiegebied. In het Land van Cuijk wordt met deze gebieden met name beoogd de oostwestgerichte ecologische en landschappelijke structuren te behouden bestaand stedelijk gebied en infrastructuur Het bestaand stedelijk gebied vervult een belangrijke rol bij het accommoderen van de stedelijke ruimtevraag. Stedelijke herstructurerings- en intensiveringprocessen zijn in beginsel overal binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk. Uiteraard moet hierbij worden aangesloten op de kwaliteiten en mogelijkheden van dat stedelijk gebied. Zo is ontwikkeling van een duidelijke stedelijke hoofdstructuur en verbindingen van het centrumgebied met de verschillende stedelijke knooppunten wezenlijk. Daarnaast is het van belang een 66

67 goede visie te hebben op de waardevolle groenstructuren in het stedelijk gebied. De groenstructuur is belangrijk voor de leefbaarheid en kwaliteit van het stedelijk gebied. Het beleid voor het bestaand stedelijk gebied heeft vooral als doel een betere benutting van de kansen van het stedelijk gebied te stimuleren. Het betreft, met uitzondering van het beleid voor de stedelijk groene dragers, geen beleid gericht op het uitsluiten van ontwikkelingen. Voor het bestaand stedelijk gebied zijn in het plan de volgende legenda-eenheden onderscheiden: Beheer en intensivering Dit betreft het stedelijk gebied dat goede ruimtelijke en functionele kwaliteiten heeft en waar het beleid nu en in de toekomst gericht is op het beheer van de bestaande kwaliteiten. Intensivering van het ruimtegebruik en aanpassing van het stedelijk gebied, waar dat vanwege bestaande ruimtelijke kwaliteiten mogelijk en verantwoord is, kan nodig zijn. Het zal niet leiden tot een totaal andere structuur of functie van het gebied. Herstructurering Dit betreft gebieden waar nu of in de toekomst een herstructureringsopgave ligt, omdat het gebied nu of binnenkort niet goed genoeg meer functioneert, in ruimtelijke danwel in functionele zin. Stedelijke vernieuwing door herstructureren wordt in deze gebieden bevorderd. Dit betekent dat grote delen van deze zones in de toekomst veranderen van inrichting en meestal ook van functie. De strategie herstructurering stedelijk gebied staat dan ook voor het revitaliseren van woon- en werkgebieden die niet meer optimaal functioneren. Centrumontwikkeling De gebieden waar versterking en ontwikkeling van structuurdragers en centrumfuncties wordt nagestreefd. Hier liggen kansen voor centrumondersteunende functies, stedelijk wonen en dergelijke. Vitale centrumgebieden zijn van grote betekenis, omdat ze het hart vormen van steden en dorpen. Infrastructuur Op de kaart zijn de op regionale schaal voor het vervoerssysteem relevante bestaande infrastructurele elementen aangegeven zoals de snelwegen, spoorlijnen met stations, de regionale wegverbindingen etc., omdat ze bepalend zijn voor toekomstige verstedelijkingskeuzes Zoekruimten voor verstedelijking In het landelijk gebied dat geen onderdeel van het landschappelijk raamwerk vormt, is verstedelijking afweegbaar. Deze voorwaarden moeten er mede toe bijdragen dat het contrast binnen het Land van Cuijk en het voor elke zone kenmerkende patroon van kernen en landschappen behouden blijft dan wel versterkt wordt. In hoofdstuk 7 worden randvoorwaarden en/of aanknopingspunten voor eventuele toekomstige verstedelijking in dergelijke gebieden benoemd. Op basis van een programmatische afstemming in de tijd kunnen in deze gebieden nieuwe locaties voor woningbouw en bedrijventerreinen en andere stedelijke functies worden gepland. Voor deze gebieden blijft het vigerende 67

68 planologisch (streekplan)beleid en het gemeentelijk bestemmingsplan voor het buitengebied van kracht. Vooruitlopend op een eventuele planmatige stedelijke ontwikkeling worden er geen mogelijkheden gecreëerd voor nieuwbouw van incidentele woningen of bedrijven welke niet aansluiten op het bestaand stedelijk gebied en blijven bijvoorbeeld ook de mogelijkheden voor uitbreiding van bestaande niet-aan-het-buitengebied-gebonden bedrijven beperkt. Het is belangrijk dat deze gebieden ook in de toekomst geschikt blijven voor uitbreiding van het stedelijk gebied en niet verworden tot zogenaamde rommelof gedoogzones voor ontwikkelingen die niet in het buitengebied thuishoren. Transformatie afweegbaar De aanduiding transformatie afweegbaar geeft aan dat het transformeren van landelijk gebied naar stedelijk grondgebruik (wonen, werken, voorzieningen, al of niet in de vorm van meervoudig ruimtegebruik) afweegbaar is om in de stedelijke ruimtebehoefte te voorzien. Aanvullende voorwaarden waaraan ruimtelijke plannen binnen deze gebieden moeten voldoen: De plannen moeten aansluiten bij de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur van de kern. Bij de inrichting van ruimtelijke plannen is rekening gehouden met kwaliteiten en structuren in het gebied en de omgeving. Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen is het uitgangspunt zorgvuldig met de ruimte om te gaan. Hierbij vormen de vijf leidende principes uit het streekplan de basis (zie 1.3). Transformatie afweegbaar onder voorwaarden streekplan In deze gebieden is transformatie van functie en inrichting afweegbaar indien voldaan kan worden aan de randvoorwaarden uit het streekplan behorend bij het nee, tenzij -principe, én aan bovengenoemde aanvullende voorwaarden voor uitleglocaties. De op de plankaart binnen deze gebieden (met programma-elementen) concreet aangeduide verstedelijkingslocaties voldoen aan deze randvoorwaarden uit het streekplan: uit onderzoek bij de totstandkoming van dit uitwerkingsplan is namelijk gebleken dat uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag hier nodig is, omdat er zwaarwegende maatschappelijke belangen aan ten grondslag liggen. Ook is uit onderzoek gebleken dat er geen alternatieve locaties zijn buiten de GHS- en de AHS-landschap, of andere oplossingen waardoor de aantasting van de natuur- en de hiermee samenhangende landschapswaarden wordt voorkomen. Het gaat om de bedrijventerreinlocaties Beugen-Zuid en Haps en de woonlocaties Maasbroekse blokken en het voormalig MOB-terrein bij Mill. Bij de bestemmingsplanprocedure dient nog wel inzichtelijk gemaakt te worden dat de aantasting van natuurwaarden en de daarmee samenhangende landschapswaarden tot het minimum wordt beperkt en wordt gecompenseerd. Natuurlijk blijven ook de eisen uit de Flora- en Faunawet van toepassing. 68

69 6.4 De verstedelijking Het deel van het verstedelijkingsprogramma waarvoor geen ruimtelijke mogelijkheden gevonden kon worden binnen het bestaand stedelijk gebied staat indicatief aangegeven binnen de verschillende zoekruimten voor verstedelijking op de plankaart voor zover het ontwikkelingen betreft die meer dan 5 hectare ruimtebeslag omvatten. Weergave op de plankaart betekent dat Gedeputeerde Staten er vanuit gaan dat binnen de planperiode de betreffende locatie in de betreffende omvang wordt gerealiseerd. In beginsel is dit het afsprakenkader dat Gedeputeerde Staten met de gemeenten hebben gemaakt. Het provinciaal beleid is erop gericht de realisering van de locaties te ondersteunen en te stimuleren. Indien een gemeente uiteindelijk toch afziet van de betreffende ontwikkelingslocatie dan wordt dit besproken in het regionaal planningsoverleg (in de landelijke regio alleen als het een werklocatie betreft). In overleg wordt bezien of een nieuwe verstedelijkingslocatie moet worden aangewezen.gedeputeerde Staten zullen zo nodig het plan aanpassen. De volgende stedelijke ontwikkelingen zijn onderscheiden: Te ontwikkelen bedrijventerrein of woongebied Bedrijventerrein of woongebied groter dan 5 hectare. De maat van de aanduiding op de plankaart past bij de omvang van het programma. Ontwikkeling is voorzien vóór Te reserveren bedrijventerrein Ontwikkeling vindt in principe pas plaats na De ruimte kan eventueel eerder in ontwikkeling worden genomen als uit monitoring van het bedrijventerreinbeleid en het bijbehorende beleid voor zorgvuldig ruimtegebruik blijkt dat het nodig is binnen de planperiode meer bedrijventerrein aan te leggen. Binnenstedelijke bouwlocatie Een grote woningbouwlocatie (vanaf ca.100 woningen) in het bestaand stedelijk gebied, die buiten de herstructureringsgebieden en gebieden voor centrumontwikkeling ligt. Bovenregionale recreatieve voorziening Aanduiding die overgenomen is van het Streekplan Noord-Brabant 2002, plankaart 1. Deze voorziening is apart op de uitwerkingsplankaart Land van Cuijk aangeduid vanwege de verwachte grootte, stedelijke verschijningsvorm en impact ervan op de rest van de regio. In het reconstructieplan Peel en Maas wordt verder op de ontwikkeling van dit projectlocatiegebied recreatie ingegaan. Ook andere projectlocatiegebieden voor recreatie (zoals de gebieden Hemelrijk, De Bergen/Hippisch Centrum en Overloon) komen in dat plan aan bod. 69

70 7 Ruimtelijke keuzes per gemeente 7.1 Algemeen Per gemeente worden in dit hoofdstuk het landschappelijk raamwerk en uitbreidingslocaties voor wonen en werken beschreven. Slechts de locaties die buiten het op de plankaart aangeduide bestaand stedelijk gebied zijn gelegen, die geen harde restcapaciteit betreffen en die groter zijn dan 20 woningen of 1 hectare bedrijventerrein worden beschreven. Alleen deze locaties maken namelijk een aanzienlijke aanspraak op het landelijk gebied. Het realiseren van de bestaande restcapaciteit en van inbreidings- en herstructureringslocaties heeft echter prioriteit. Naast de locaties voor verstedelijking die onderdeel uitmaken van voor transformatie afweegbaar gebied zijn er ook locaties in beeld die onderdeel uitmaken van transformatie afweegbaar onder voorwaarden streekplan. Voor de gebieden voor transformatie afweegbaar onder voorwaarden streekplan is in hoofdstuk 4 een algemene motivatie gegeven op basis waarvan deze niet langer onderdeel uitmaken van het landschappelijk raamwerk. Bij bestemmingsplanprocedures dient nader te worden gemotiveerd hoe wordt voldaan aan de voorwaarden (bijvoorbeeld het nee-tenzij -principe) uit het streekplan en dit uitwerkingsplan. Het is zeer waarschijnlijk dat zich in de loop van de tijd nieuwe, kleinschalige initiatieven zullen aandienen. Deze locaties moeten samen het totaal van het afgesproken programma niet te boven gaan (zie hoofdstuk 5). Voor zover het uitbreidingslocaties betreft worden ter beoordeling van de ruimtelijke geschiktheid in elk geval de kernenkaarten uit hoofdstuk 4, het landschappelijk raamwerk als aangegeven op de plankaart en onderstaande tekst geraadpleegd. Deze locaties zullen in bilateraal overleg met de provincie besproken worden. Ook locaties in de rand van het bestaand stedelijk gebied zijn voorstelbaar. Dit betekent dat daar waar de kernen op de plankaart volledig begrensd zijn door landschappelijk raamwerk er incidenteel toch mogelijkheden kunnen zijn voor beperkte afronding. Daarbij moet er wel een duidelijke verbetering zijn van de stedelijke en landschappelijke kwaliteit. 7.2 Boxmeer Landschappelijk raamwerk De gemeente Boxmeer ligt met bijna al haar kernen op de Maasterrasrug. Het landschappelijk raamwerk bij Boxmeer wordt door deze ligging primair bepaald door natuur- en landschapswaarden die samenhangen met het dassenleefgbied. Bij verstedelijking dienen deze waarden zoveel mogelijk te worden ontzien en dient eventuele aantasting van deze waarden gecompenseerd te worden volgens de eisen uit het Streekplan Ook is het van belang de oorspronkelijke, groene geleding tussen de kernen te behouden. Hierdoor kan de oostwestgerichte ecologische structuur in tact blijven. Aan de oostkant is, ter behoud van 70

71 de kenmerkende overgang van het stedelijk gebied naar het besloten Maasheggengebied met haar ecologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden, slechts beperkte afronding van de kernen mogelijk. Bij verstedelijking aan de westkant van Boxmeer is afstemming op het beekdal van de Raam gewenst. Rijkevoort en Overloon zijn gelegen in de Maasterrasvlakte. Voor meer informatie over het landschappelijk raamwerk wordt verwezen naar de kernenkaarten (zie 4.5). De aldaar genoemde elementen dienen bij eventuele verstedelijking behouden te blijven en waar mogelijk versterkt te worden Verstedelijking Voor het behouden van de regionale functie van Boxmeer op het gebied van wonen, detailhandel, verzorging en bedrijventerreinen is het van belang om in ontwikkelingsmogelijkheden rond de hoofdkern Boxmeer te voorzien. Het heeft de voorkeur aan te sluiten op bestaande infrastructuur zoals de A73 en de A77. Ook het station van Boxmeer is een belangrijke locatiefactor. Zwaartepunt voor verstedelijking in deze gemeente komt daarom te liggen bij de kernen Boxmeer, Beugen en (op langere termijn) Sambeek. De gemeente Boxmeer kan, gezien de per geïnventariseerde harde restcapaciteit en binnenstedelijk zachte plannen, voor ca. 91% voorzien in de toename van de woningvoorraad die volgens de Provinciale Bevolkings- en woningbehoefteprognose (2002) tot 2015 in haar gemeente nodig is. Het centrumplan waarbinnen naar verwachting 700 woningen zullen worden gerealiseerd vormt de belangrijkste binnenstedelijke bouwopgave voor de periode Daarnaast zal aan de noordkant van Boxmeer de harde restcapaciteit in het gebied Maasbroeksche Blokken fase I, met een omvang van zo n 100 woningen, in 2005 worden afgerond. Dit alles betekent dat tot 2015 nog aanvullende uitbreidingsruimte voor ca.115 woningen nodig is. (Tot 2020 is uitbreidingsruimte voor ca. 410 woningen nodig). Om hieraan te voldoen is aan de noordwestkant van Boxmeer de woningbouwlocatie Maasbroeksche Blokken fase II geprojecteerd. Deze locatie kan de van oudsher stedelijke, hoogdynamische structuur op de Maasterrasrug versterken. Met deze ontwikkeling kan de gemeente ruim voorzien in de behoefte van woningen voor de opvang van de eigen natuurlijke bevolkingsgroei tot 2015 en verder. De ontwikkeling van deze locatie dient in samenhang te worden gezien met de stedelijke ontwikkeling rond Beugen-Zuid. Hier wordt momenteel een bestemmingsplan voorbereid voor een bedrijventerrein met een grootte van ca. 55 ha. Het terrein worden ontwikkeld in de periode tot 2015 en is bestemd voor bedrijven in de milieucategorieën 2,3 en 4 (zie verder 5.4.3). Bij de ontwikkeling van Beugen-Zuid moet rekening worden gehouden met aardkundige en archeologische waarden. Een andere randvoorwaarde bij ontwikkeling van Maasbroekse Blokken is dat in het kader van de bestemmingplanprocedure (in aanvulling op de tekst in hoofdstuk 4) nader gemotiveerd dient te worden hoe voldaan wordt aan het nee, tenzij -principe behorend bij de AHS-landschap (dassenleefgebied). Met name moet daarbij ingegaan worden op compensatie van de aanwezige waarden. Ook zal de oost-westlopende ecologische verbindingszone verder versterkt en doorgetrokken moeten worden. Tot slot dient er een duidelijk 71

72 doelgroepenbeleid te zijn dat afgestemd is op de woningbouwplannen elders in de gemeente. Op langere termijn zijn in de directe omgeving van Boxmeer verstedelijkingsmogelijkheden aan de westkant van Sambeek. Bij voorkeur wordt dit gebied benut voor woningbouw. Voorwaarde hierbij is dat wordt voldaan aan het nee-tenzij -principe behorend bij de AHS-landschap (dassenleefgebied. Andere voorwaarde is een compacte bouwwijze waarbij open akkercomplexen zoveel mogelijk als inspiratiebron worden gebruikt. Bij verstedelijking aan de noordoostkant dient rekening te worden gehouden met het aanwezige archeologische monument. Ten noorden en zuiden van Beugen is bij ruimtelijke ontwikkelingen aandacht nodig voor de aanwezige aardkundige en archeologische waarden. Daarnaast is op termijn verstedelijking aan de noordwestkant van Boxmeer óver het spoor mogelijk. Hierbij is het noodzakelijk aandacht te hebben voor de kwaliteiten en functie van de Oeffeltse Raam voor regionale waterberging. Verder dienen de oost-westgerichte ecologische structuren gewaarborgd te worden en is elders in het gebied een impuls voor het leefgebied van de das nodig. Bij deze verstedelijkingsopties dient eerst bezien te worden of voldaan kan worden aan de voorwaarden die in het Streekplan 2002 zijn gekoppeld aan het nee, tenzij -beleid. Voor de overige kernen van Boxmeer wordt ingezet op de strategie beheer en intensivering. Binnen deze kernen zijn geen grote structurele veranderingen in functie dan wel structuur voorzien. Bij de kernen Oeffelt, Sambeek, Vortum- Mullem, Groeningen, Vierlingsbeek, Holthees en Maashees staat het behoud van de groene geleding tussen de kernen centraal waardoor ook de tussengelegen open akkercomplexen behouden kunnen worden. Tegelijk is afronding van deze kernen naar het besloten Maasheggengebied van belang. Bij Oeffelt, Vortum-Mullem en Holthees betekent dit dat uitbreiding van verstedelijking slechts zeer beperkt (ter afronding van de randen) of niet mogelijk is. Bij de andere kernen zijn er, met name aan de westkant, wel mogelijkheden voor stedelijke uitbreidingen. Bij Maashees is afstemming op het westelijk gelegen bosgebied (GHS) van belang. Bij Groeningen dient aansluiting gezocht te worden bij de bestaande bebouwingslinten en is tevens sprake van een aardkundig waardevol gebied waarvoor het principe behoud door ontwikkeling van toepassing is. Bij Vierlingsbeek moet bij eventuele verstedelijking aansluiting gezocht worden met het station en de aanwezige open akkerstructuur met hoge cultuurhistorische waarde. Bij de kern Overloon (onderdeel van de Peelontginningen) is aan de zuidwestkant verstedelijking mogelijk. Afstemming met de aanwezige kenmerkende akkerstructuur en onderzoek naar archeologische waarden is nodig. In Rijkevoort (onderdeel van de Maasterrasvlakte) is het van belang de open zichtrelaties naar het buitengebied en met name het Raamdal te bewaren. Het betekent dat uitbreiding van verstedelijking slechts zeer beperkt (ter afronding van de randen) of niet mogelijk is. 72

73 7.3 Cuijk Landschappelijk raamwerk De gemeente Cuijk ligt met al haar kernen op de Maasterrasrug. Haar kernen zijn nauw begrensd door het landschappelijk raamwerk. Bij de hoofdkern zijn de Maas aan de noordoostzijde en de A73 aan de westzijde bepalend. Naar het zuiden toe zijn de geleding tussen de kernen op de Maasterrasrug en de kwaliteiten van het gebied als dassenleefgebied de dragers van het landschappelijk raamwerk. In de zone van Beers en Vianen richting Sint Agatha is naast dassenleefgebied ook aardkundig waardevol gebied gelegen. Deze elementen dienen bij eventuele verstedelijking behouden te blijven en waar mogelijk versterkt te worden. Verder is bijna overal sprake van potentieel nat gebied. Dit betekent dat er in vroegtijdig stadium aandacht moet zijn voor het aspect water. Voor meer informatie over het landschappelijk raamwerk wordt verwezen naar de kernenkaarten (zie 4.5) Verstedelijking Voor het behouden van de regionale functie van Cuijk op het gebied van wonen, detailhandel, verzorging en bedrijventerreinen is het van belang om in ontwikkelingsmogelijkheden rond de hoofdkern Cuijk te voorzien. Het is bij verstedelijking van belang aan te sluiten op bestaande infrastructuur. Ook het station van Cuijk en de knooppunten rond de A73 zijn belangrijke locatiefactoren. Zwaartepunt voor verstedelijking in deze gemeente komt daarom te liggen bij de kern Cuijk. De gemeente Cuijk kan, gezien de per geïnventariseerde harde restcapaciteit en binnenstedelijk zachte plannen, voor ca. 85% voorzien in de toename van de woningvoorraad die volgens de Provinciale Bevolkings- en woningbehoefteprognose (2002) tot 2015 in haar gemeente nodig is. Wat inbreiding betreft ligt de nadruk op het plan Maasoeverzone met een omvang van circa 100 woningen. Het zal in de periode tot 2010 worden gerealiseerd. Daarnaast is de gemeente bezig met centrumontwikkeling en zal de wijk De Valuwe worden geherstructureerd. Hierbij worden per saldo echter geen woningen toegevoegd aan de voorraad. Het is van belang dat blijvend gezocht wordt naar inbreidingslocaties, omdat deze gemeente gezien haar woningbouwtaakstellling opvallend weinig inbreidingslocaties in beeld heeft. Uitbreiding van het stedelijk gebied wordt voorzien aan de westkant van Cuijk in Heeswijkse Kampen, fase III A. Deze locatie is opgenomen in een vigerend bestemmingsplan, heeft een omvang van ruim 600 woningen en zal in de periode tot 2015 worden afgerond. Op basis van bovenstaande gegevens heeft deze gemeente tot 2015 aanvullende uitbreidingsruimte voor ca. 190 woningen nodig. (Tot 2020 is uitbreidingsruimte voor ca. 445 woningen nodig). In aansluiting bij Heeswijkse Kampen fase IIIA, kunnen in Heeswijkse Kampen fase IIIB meer dan voldoende woningen worden gerealiseerd om te voldoen aan de extra benodigde ruimte van 190 woningen voor de periode tot Met deze locatie kan de van oudsher stedelijke, hoogdynamische structuur op de Maasterrasrug worden versterkt en wordt aangesloten op de structurende werking van de A73 in het landschap. Bij ontwikkeling van deze 73

74 locatie dient met name met de aspecten potentieel nat gebied en archeologie rekening te worden gehouden. Ook dient er een duidelijk doelgroepenbeleid te zijn dat afgestemd is op de woningbouwplannen elders in de gemeente. Op langere termijn worden mogelijkheden gezien voor verstedelijking in Groenendijkse Kampen. Ook deze ontwikkeling past binnen de van oudsher stedelijke, hoogdynamische structuur op de Maasterrasrug. Aan de zuidkant van Cuijk is de ontwikkeling van de ruimte voor ruimte locatie Messemaker voorzien in het landschappelijk raamwerk. Met deze planmatige uitbreiding van grotere omvang kan onder de voorwaarde dat de aanwezige natuurwaarden richtinggevend zijn voor de planontwikkeling ingestemd worden. Voor het thema werken wordt allereerst ingezet op intensivering en herstructurering van de bestaande terreinen binnen de gemeente. Daarnaast komt het zwaartepunt voor werken, gezien het ontbreken van ruimte bij de hoofdkern Cuijk, in de vorm van een regionaal bedrijventerrein ten oosten van de kern Haps te liggen. Hierdoor wordt aangesloten op de A73, de bestaande afvalverwerkingslocatie en de regionale wegverbinding van Haps naar de A73. Op termijn wordt aansluitend op dit RBT een terrein ontwikkeld dat gericht is op categorie-3-bedrijven, zonder bedrijfswoningen (zie verder 3.4.3). Bij verstedelijking ten oosten van Haps is het van belang dat de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden zoveel mogelijk worden ontzien en dat eventuele aantasting van deze waarden wordt gecompenseerd volgens de eisen uit het Streekplan Meer concreet geldt dat voor de das een algemene motivatie reeds is aangeduid in hoofdstuk 4 en dat met name op het onderdeel compensatie verder moet worden ingegaan. Waar sprake is van GHS-landbouw (kwetsbare soorten) moet in de bestemmingsplanprocedure nog in algemene zin worden aangegeven hoe voldaan wordt aan alle voorwaarden behorend bij het nee-tenzij -principe uit het streekplan. Ook moet vanwege de indicatie potentieel nat gebied op basis van de watertoets aangetoond worden dat rekening wordt gehouden met de wateropgave. Verder is het van belang dat in het hele gebied de oostwest-gerichte ecologische structuur in tact blijft. Daarnaast dienen de in het landschap aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden gerespecteerd te worden. Een voorbeeld hierbij zijn de archeologische monumenten aan de oostzijde van Haps, de ten (zuid)oosten van Haps gelegen open akkers en het ecologisch historisch waardevolle Duits lijntje. Bij het bepalen van de inrichting van het bedrijventerrein is verder de benodigde ruimte voor de leggerwatergangen en de Laarakkerse waterleiding als laaglandbeek in het bijzonder, een harde randvoorwaarde. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met vrijwaringszones rond de A73. Tot slot zijn zichtlocaties niet wenselijk, ondanks het feit dat het terrein een regionale schaal en functie zal hebben en met name op de regionale ontwikkelingsas A73 gericht zal zijn. Voor de overige kernen wordt ingezet op de strategie beheer en intensivering. De drie kleinste kernen (Linden, Katwijk en St. Agatha) zijn strak omgeven door landschappelijk raamwerk, hetgeen betekent dat er geen uitbreidingsmogelijkheden meer zijn. Slechts geringe afrondingen van de kernrand zijn mogelijk, omdat het huidige uiterwaardengebied in tact dient te 74

75 blijven. Daarnaast dient de kwaliteit van het gebied voor de das en de groene geleding tussen de kernen op de Maasterrasrug behouden te blijven. Voor Beers en Vianen zijn er enkel op langere termijn (na deze planperiode) verstedelijkingsmogelijkheden tússen de beide kernen, in aansluiting op de A73. Eerst dienen andere woon-/werklocaties te zijn ingevuld.deze verstedelijking past binnen het hoogdynamische, stedelijke landschap op de Maasterrasrug. Ze biedt mogelijkheden het kwetsbare geomorfologisch patroon en aanwezige cultuurhistorische en aardkundige waarden te behouden en versterken. Het is gewenst de bebouwingsgrens aan te laten sluiten op de grens van de Beerse Overlaat. Nader onderzoek is nodig om te bepalen of verstedelijking ook kan samengaan met de waarden die het gebied heeft als leefgebied voor de das en als aardkundig waardevol gebied. Daarnaast is de opgave vanuit potentieel nat gebied van belang bij verdere invulling. Al deze aspecten dienen in een integrale gebiedvisie naar voren te komen. Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat bij eventuele toekomstige verstedelijking sprake is van een vernieuwend ruimtelijk concept, waarbij een verweving van stad-land-aspecten plaatsvindt (zie ook 8.2). Bij verstedelijking is het nodig te voldoen aan de voorwaarden behorend bij het nee, tenzij -beleid uit het Streekplan Tot slot wordt toegewerkt naar afronding van de ontgronding van de Kraaijenbergse Plassen. Bij deze plassen zal naar alle waarschijnlijkheid, in navolging op de aanduiding in het Streekplan 2002, ten westen van de A73 en ten noorden van Beers een grootschalige, aan de watersportgerelateerde toeristisch-recreatieve voorziening ontwikkeld worden. Verblijfsrecreatie zal hier onderdeel van uitmaken. De hier aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden moeten zoveel mogelijk worden ontzien en eventuele aantasting van deze waarden dient gecompenseerd te worden volgens de eisen uit het Streekplan Op de plankaart is hiertoe een aparte aanduiding opgenomen,waardoor deze grootschalige en naar alle waarschijnlijkheid stedelijk ogende intensieve recreatieve ontwikkeling, bij uitzondering binnen het landschappelijk raamwerk plaats kan vinden. 7.4 Grave Landschappelijk raamwerk De gemeente Grave ligt bijna geheel in de Maasterrasvlakte. Zowel de hoofdkern als de nevenkernen zijn nauw begrensd door landschappelijk raamwerk. De begrenzing van de hoofdkern Grave is gebaseerd op de cultuurhistorische waarde van de vestingstadstructuur en de Maas. De begrenzing van de omliggende kernen wordt vooral bepaald door ecologische kwaliteiten (dassenleefgebied) en het feit dat het potentieel nat gebied is. Deze elementen dienen bij eventuele verstedelijking behouden te blijven en waar mogelijk versterkt te worden. Voor meer informatie over het landschappelijk raamwerk wordt verwezen naar de kernenkaarten (zie 4.5) Verstedelijking Gezien de kenmerkende structuur van Grave en haar kernen is gekozen voor een strategie van uitbreiding via losse scherven. Het betekent dat in geheel de 75

76 gemeente Grave structurele, grootschalige uitbreidingen ongewenst zijn. Ruimtelijke ontwikkelingen zullen dan ook met name op basis van inbreiding, herstructurering en afronding van bestaande kernen gerealiseerd moeten worden. Dit geldt zowel voor wonen als werken. De gemeente Grave neemt deel aan de pilot strakke contouren en heeft daarmee een uitzonderingspositie voor het onderdeel woningbouw in dit uitwerkingsplan.voor de gemeente zijn geen woningbouwlocaties opgenomen in dit plan. Binnen de getrokken contour gelden er namelijk geen kwantitatieve provinciale richtlijnen. Bij de herzieningsronde van het uitwerkingsplan (2009) wordt Grave wel weer meegenomen. Afhankelijk van de omvang van de inbreidingslocaties die dan in beeld zijn, zal bezien worden welke aanvullende uitbreidingslocaties voor wonen gerealiseerd dienen te worden. Momenteel wordt voor de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van de hoofdkern ingezet op intensivering en herstructurering. Het voormalige werkgebied Wisseveld/Koninginnedijk vervult hierbij een prominente rol en zal tussen 2005 en 2010 tot een nieuw woongebied transformeren. Als leidraad bij de ontwikkeling geldt het Startdocument Bouwen binnen strakke contouren (mei 2003). Voor de ring van scherven (waaronder de kernen Velp, Escharen en Gassel) wordt ingezet op de strategie beheer en intensivering. Het behoud van deze kernen als zelfstandige ruimtelijke eenheid binnen het groene buitengebied staat centraal. Aan de noordoostkant van Velp en de noordoost- en zuidoostkant van Escharen en aan de zuidkant van Gassel is uitbreiding van een geringe omvang mogelijk. Bij Velp dient daarbij te worden aangesloten op de strucuur van de watergang. Specifiek voor Escharen is het behoud van de openheid van het Esterveld en het voorkomen van aaneengroeien van Grave en Escharen. Ruimtelijke ontwikkelingen aan de zuidkant bij Gassel moeten worden afgestemd op de begrenzing van de RNLE. Bij al deze drie de kernen geldt dat bij ontwikkelingen rekening moet worden gehouden met het dassenleefgebied. Voor de scherf op het terrein van de voormalige Generaal De Bonskazerne is in de periode een herstructurering naar functie en structuur voorzien. In een campusachtige setting zullen hier zowel woningen als bedrijfsruimten worden gerealiseerd. Ook voor de naastgelegen sportvelden wordt op termijn een transformatie voorstelbaar geacht. Welke wijze van transformatie er plaats kan vinden (wonen, werken of beide) wordt ter zijnertijd bekeken. Randvoorwaarde bij deze ontwikkelingen is het dassenleefgebied en het instand houden van een opzich zelfstaande scherf. Op de zeer lange termijn kan de schervenstructuur wellicht verder versterkt worden door ten oosten van Grave een nieuwe stedelijke ontwikkeling toe te voegen. Hierbij dienen de (on)mogelijkheden vanuit met name natuur- en landschapswaarden nadrukkelijk afgewogen te worden. Daarnaast dient aangesloten te worden op de voorwaarden zoals deze door GS zijn gesteld bij de behandeling van de StructuurvisiePlus Land van Cuijk in april 2002 (zie verder 4.5). 76

77 7.5 Mill en St. Hubert Landschappelijk raamwerk De gemeente Mill ligt bijna geheel in de zone Oude Peelontginningen. Deze ligging brengt met zich mee dat de kwaliteit van het landschappelijk raamwerk grotendeels bepaald wordt door de aanwezige bos- en natuurgebieden. Ook de structurende loop van het Peelkanaal, de kenmerkende overgang naar de lager gelegen Maasterrasvlakte (waarin o.a. St. Hubert gelegen is) en de aanwezigheid van potentieel nat gebied zijn kenmerkend. Deze elementen dienen bij eventuele verstedelijking behouden te blijven en waar mogelijk versterkt te worden. Voor meer informatie over het landschappelijk raamwerk wordt verwezen naar de kernenkaarten (zie 4.5) Verstedelijking De kern Mill wordt begrensd door het landschappelijk raamwerk waardoor er nauwelijks uitbreidingsmogelijkheden zijn. Door de KE-zonering zijn ook de mogelijkheden minimaal om via inbreiding of herstructurering woningbouwlocaties toe te voegen. Toch is het streven het bestaande voorzieningenniveau in de hoofdkern Mill in stand te houden. Daarom ligt het zwaartepunt van toekomstige verstedelijking voor wonen en werken rond het (te herontwikkelen) centrum van Mill. De gemeente Mill kan, gezien de per geïnventariseerde harde restcapaciteit en binnenstedelijk zachte plannen, voor ca. 66% voorzien in de toename van de woningvoorraad die volgens de Provinciale Bevolkings- en woningbehoefteprognose (2002) tot 2015 in haar gemeente nodig is. Voorbeeld van een inbreidingslocatie is Havikstraat e.o. in Mill met een omvang van 50 woningen.voorbeeld van een vigerend uitbreidingsplan is locatie Mill-zuid met een omvang van 25 woningen. Bij Langenboom zal in de periode tot 2015 de uitbreidingslocatie Bosrand worden ontwikkeld en in St. Hubert wordt Grootven verder afgerond. Op basis van deze gegevens is tot 2015 aanvullende uitbreidingsruimte voor ca. 170 woningen nodig. (Tot 2020 is uitbreidingsruimte voor ca. 225 woningen nodig). Om de woningbouwtaakstelling van de gemeente te realiseren wordt gedacht aan herontwikkeling van het voormalige MOB-terrein aan de noordkant van Mill. Voor de ontwikkeling van deze locatie moet een inbreuk op het landschappelijk raamwerk worden gemaakt, aangezien de locatie in het streekplan is aangeduid als GHS, overig bos- en natuurgebied. Slechts als er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, er alternatieven ontbreken en de natuurwaarden worden gecompenseerd zijn er mogelijkheden voor verstedelijking in de GHS. Zwaarwegend maatschappelijk belang Door de geluidszone van vliegveld Volkel is er al meer dan een generatie lang geen mogelijheid om op functioneel-ruimtelijk meest gewenste locaties te bouwen en dit heeft een negatieve weerslag op de ruimtelijke en functionele structuur van de kern. Binnen de geluidszone zijn in principe mogelijkheden om woningen voor ouderen en gehandicapten te bouwen, maar ook de 77

78 mogelijkheden voor inbreiding zijn volledig benut. Daarbij is er sprake van een volkshuisvestelijk belang en ontbreken er met name voor de specifieke doelgroep van starters en jonge gezinnen mogelijkheden voor woningbouw in Mill. Voor de leefbaarheid is het van belang dat de woningbouw evenwichtig over de hoofd- en nevenkernen wordt verdeeld. Ook voor een succesvolle ontwikkeling van het omvangrijke centrumplan is er behoefte om woningbouw toe te voegen bij de hoofdkern Mill. Geconstateerd kan worden dat er een zwaarwegend maatschappelijk belang is om bij de kern Mill woningbouw te realiseren. Alternatieve locaties Op basis van het DRS en een onderzoek naar alternatieve locaties blijkt dat de kern Mill nauw begrensd is door landschappelijk raamwerk en dat de locaties bij de andere kernen op een dusdanige afstand zijn gesitueerd dat zij niet direct bijdragen aan een versterking van de centrumvoorzieningen. De locaties aan de zuidkant van Mill zijn gezien de fysiek ruimtelijke kenmerken geen reëel alternatief om een intensief woonmilieu voor de specifieke doelgroep van starters en jonge gezinnen te realiseren. Deze locaties zijn uitsluitend geschikt voor extensieve bebouwing waarbij gedacht kan worden aan ruimte-voorruimte woningen. Geconcludeerd kan worden dat er in de gemeente Mill en St. Hubert geen reëel alternatief beschikbaar waardoor een deel van het voormalige MOB-terrein afweegbaar is voor verstedelijking. Deze locatie is aangeduid als transformatie afweegbaar onder voorwaarden streekplan. In de bestemmingsplanprocedure zal nader invulling worden gegeven aan het compensatiebeginsel, waarbij gedacht wordt aan een nadere invulling van de robuuste ecologische verbindingszone aan de westkant van Mill. Verder worden als randvoorwaarden gesteld dat de ecologische kwaliteiten van het gebied in acht moeten worden genomen en dat de principes van duurzaam bouwen richtinggevend zijn voor het stedenbouwkundig plan. In Mill-zuid zijn via intensivering van het landschap mogelijkheden voor extensieve bebouwing in de vorm van ruimte-voor-ruimte woningen of bebouwing in een buitenplaatsachtige setting. Afstemming van bebouwing op aanwezige bosgebied, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten is randvoorwaarde bij verstedelijking. Om ruimte te bieden aan bedrijven uit de regio zal in de kern Mill, naast afronding van het bedrijventerrein Mill-zuid, ingezet worden op herstructurering van de locatie Van Hout (zie 8.2). In principe zijn op de herstructureringslocatie alleen lichte bedrijven tot 5000m2 toegestaan. Uitzonderingen hierop zijn, vanwege de invloed ervan op terreinen Haps en Beugen-Zuid, alleen mogelijk als de regio ermee akkoord is. In de kernen St. Hubert, Langenboom en Wilbertoord wordt in deze planperiode primair ingezet op beheer en intensivering. Bebouwing aan de oostkant van St. Hubert betreft een afronding van het bestaand stedelijk gebied. Het contrast tussen beslotenheid van de kern en openheid in de lager Maasterrasvlakte kan hierdoor versterkt worden. Ook aan de zuidkant van St. Hubert zijn mogelijkheden voor uitbreiding. Bij Wilbertoord in de noordoosthoek en bij Langenboom aan de noordoost- en zuidoostkant zijn 78

79 uitbreidingsmogelijkheden aanwezig. Randvoorwaarden voor verstedelijking bij Langenboom is afstemming op de RNLE-begrenzing zoals deze in het reconstructieplan is opgenomen. 7.6 Sint Anthonis Landschappelijk raamwerk Sint Anthonis en Oploo liggen in de zone van de Oude Peelontginningen. De overige nevenkernen liggen in de zone van de Jonge Peelontginningen. Wanroy ligt daarbij ook nog deels in de Maasterrasvlakte. De ligging in de Peelontginningenzone brengt met zich mee dat de kwaliteiten van het landschappelijk raamwerk voornamelijk bepaald zijn door uitgestrekte bos- en natuurgebieden en beken. Op knooppunten is van oudsher verstedelijking aanwezig. Met name de Jonge Peelontginningen worden gekenmerkt door grote, rechtlijnige (agrarische) verkavelingspatronen. Verder is met name bij de kernen Sint Anthonis en Oploo de ligging van een zeer kwetsbaar grondwaterbeschermingsgebied van belang.deze elementen dienen bij eventuele verstedelijking behouden te blijven en waar mogelijk versterkt te worden. Voor meer informatie over het landschappelijk raamwerk wordt verwezen naar de kernenkaarten (zie 4.5) Verstedelijking Aangezien de kern Sint Anthonis door landschappelijk raamwerk wordt begrensd zijn er nauwelijks uitbreidingsmogelijkheden. Toch is het streven het bestaande voorzieningenniveau in deze hoofdkern in stand te houden. Daarom ligt het zwaartepunt van toekomstige verstedelijking in de gemeente Sint Anthonis wat wonen betreft bij de hoofdkern. Bij de eerstvolgende herziening van dit uitwerkingsplan zal daarnaast de aandacht voor wonen sterker gericht worden op Wanroy, omdat deze kern vanuit ruimtelijke kwaliteiten bezien meer mogelijkheden heeft en goed ontsloten is aan de regionale verbindingsweg van Mill naar Sint Anthonis. Voor werken is nu reeds de aandacht gericht op Wanroy: in de periode tot 2020 zal hier het terrein Molenveld verder ontwikkeld worden (zie verder 5.4.3). De kern Sint Anthonis fungeert als woondorp. Op het terrein Molenveld is slechts ruimte voor enige kleinschalige bedrijvigheid ten behoeve van verplaatsers uit de kom van Sint Anthonis. De ontwikkelingen mogen niet leiden tot aantasting van de woonkwaliteiten van de kern. De gemeente Sint Anthonis kan, gezien de per geïnventariseerde harde restcapaciteit en binnenstedelijk zachte plannen, voor ca. 57% voorzien in de toename van de woningvoorraad die volgens de Provinciale Bevolkings- en woningbehoefteprognose (2002) tot 2015 in haar gemeente nodig is. Inbreidingslocaties zijn voornamelijk gelegen in de kern Sint Anthonis. Met name zijn van belang de mogelijkheden voortvloeiend uit het Centrumplan Sint Anthonis en de locaties Berg/Beekschool, Vollenberg en Schuurmans. Uitbreidingslocaties liggen er vooral bij de kern Oploo, waar in de periode tot 2015 o.a. een 30-tal woningen gerealiseerd worden in de uitbreidingslocatie 79

80 Beeksenhof en bij de kern Wanroy waar in De Beeten fase V nog een 15-tal woningen worden toegevoegd. Op basis van deze gegevens heeft de gemeente tot 2015 aanvullende uitbreidingsruimte voor ca. 300 woningen nodig. (Tot 2020 is uitbreidingsruimte voor ca. 440 woningen nodig). De resultaten van het aanvullend locatieonderzoek wat door de gemeente wordt uitgevoerd zal niet voor de vaststelling van het Uitwerkingsplan worden afgerond. Wel voorziet de gemeente mogelijkheden om het aantal inbreidingslocaties binnen haar gemeente te vergroten. Daarnaast wordt gedacht aan locaties aan de oostzijde van de kern, waaronder ook de plannen De Drieskes 1 e fase waarin ca. 55 woningen gerealiseerd kunnen worden en De Drieskes 2 e fase waar ruim 100 woningen gebouwd zouden kunnen worden. Het plan De Drieskes 2 e fase ligt echter binnen de begrenzing van het grondwaterbeschermingsgebied (ontwerp- Provinciale Milieuvergunning, januari 2004). Het streekplan geeft aan dat in landelijke regio s binnen dergelijke gebieden geen uitbreidingslocaties zijn toegestaan. 33 Indien op basis van een gedegen watertoets de effecten van bouwen in beeld worden gebracht en ondervangen, is het voorstelbaar woningbouw te projecteren in De Drieskes 2 e fase. Hiervoor is echter gedetailleerde inrichtingsinformatie uit het bestemmingsplan nodig. Voor het realiseren van woningbouw in De Drieskes 2 e fase zal derhalve een streekplanafwijking doorlopen moeten worden). Daarbij moet worden voldaan woren aan de eisen uit de Provinciale Milieuverordening. Randvoorwaarde vanuit cultuurhistorie is om eventuele bebouwing aan de oostzijde van Sint Anthonis zoveel mogelijk binnen het aanwezige kransakkerlint te realiseren, zodat de open akker wordt behouden en de kransakkerstructuur wordt versterkt. Een andere toekomstige woningbouwlocatie is Peelkant-Oost. Ook dit gebied is gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied, er gelden dan ook vergelijkbare voorwaarden als bij De Drieskes 2 e fase. In Wanroy liggen met name uitbreidingsmogelijkheden voor wonen aan de zuid- en oostkant van Wanroy (bijvoorbeeld De Steeg II en De Beeten Fase VI). Omdat hier sprake is van potentieel nat gebied zal voldaan moeten worden aan de voorwaarden vanuit de watertoets. Aan de overige kernen is, gezien de geringe verwachte wijzigingen in de structuur en functie van het stedelijk gebied, de strategie beheer en intensivering toegekend. De kernen Westerbeek en Oploo zijn strak omsloten door landschappelijk raamwerk, hetgeen betekent dat er geen uitbreidingsmogelijkheden meer zijn. Slechts geringe afrondingen van de kernrand zijn mogelijk, waarbij in Oploo in elk geval rekening dient te worden gehouden met het grondwaterbeschermingsgebied aan de oostzijde. Bij de kern Ledeacker zijn er uitbreidingsmogelijkheden aan de westkant. Voorkomen moet worden dat Sint Anthonis en Ledeacker aan elkaar groeien, o.a. door de beek zichtbaarder te maken in het landschap. 33 Bij de beoordeling van de StructuurvisiePlus is De Drieskes 2 e fase positief beoordeeld door de PPC. GS hebben zich hierbij aangesloten. In de Nota van Zienswijzen Grondwaterbeschermingsgebieden is opgenomen dat ondanks de ligging binnen het grondwaterbeschermingsgebied het voorstelbaar is dat Den Drieskes 2 e fase geschikt is als woningbouwlocatie. 80

81 Bij Landhorst zijn er mogelijkheden voor uitbreiding aan de oostzijde tot aan het op enige afstand gelegen dassenleefgebied. Ook bij Stevensbeek zijn er vanuit de onderste lagen gezien aanzienlijke uitbreidingsmogelijkheden. Omdat gestreefd wordt naar behoud van de bestaande structuur en functie van deze jonge peelontginningsdorpen en naar behoud van hun ligging in het zo kenmerkende open, rechtlijnige, landelijk gebied zijn echter slechts beperkte uitbreidingen wenselijk. Bij eventuele uitbreiding dient de rationele ruimtelijke structuur uitgangspunt te zijn en moet de waardvolle historische laanbeplanting worden ingepast. 81

82 8 Regionale vervolgacties 8.1 Het regionale planningsoverleg Het uitwerkingsplan wordt tenminste eens in de vier jaar geëvalueerd en zo nodig herzien. Bovendien wordt periodiek gemonitord hoe de uitvoering vordert. Tenslotte is het van belang dat zowel regio als provincie betrokken blijven bij de uitvoering. Daarom wordt een regionaal planningsoverleg opgericht. Dat overleg kan leiden tot gewenste aanpassingen van het plan. Het regionaal planningsoverleg is de structuur voor overleg tussen provincie, gemeenten en waterschap in de regio, met als basis het monitoren en actualiseren van het gemeenschappelijk opgestelde en door Gedeputeerde Staten vastgestelde uitwerkingsplan. Daarnaast is het wenselijk dat de provincie en de gemeenten in de regio in de fase na vaststelling van het uitwerkingsplan met elkaar in gesprek blijven. Meer specifiek is het doel van het regionaal overlegorgaan in het Land van Cuijk: 1. de voortgang van woningbouwontwikkeling (VHV), bedrijventerreinontwikkeling (EZ) en planvorming (RO) in de regio bewaken en daarbij met name ook aandacht hebben voor intergemeentelijke afstemming; 2. verder invulling en uitvoering geven aan het regionaal kwalitatief woonbeleid, inzetten op differentiatie in woonmilieus en versterking van lokale eigenschappen/profilering van de verschillende kernen, oog hebben voor de relatie tussen wonen-zorg en de relatie koop-huur en dit alles o.a. middels strategisch voorraadbeheer en vervangende nieuwbouw tot uiting laat komen. Voor werken geldt dat het overlegorgaan verder invulling en uitvoering moet geven aan differentiatie en profilering van terreinen binnen de regio en aan de thema s intensivering, herstructurering en beeldkwaliteit; 3. mogelijke regiospecifieke problemen signaleren en hieruit voortvloeiend nieuwe regionaal gedragen (bijstellings)voorstellen m.b.t. fasering en prioritering voor woon- en werklocaties aan GS aanbieden. Op deze manier wordt ontwikkelingsgericht gehandeld; 4. door informatie uit jaarlijkse monitoring een spilfunctie vervullen bij de vierjaarlijkse herziening van het programma wonen en werken en het uitwerkingsplan in zijn totaliteit. De provincie acht een overlegstructuur met stuur-, project- en werkgroepen belangrijk, dit geheel wordt het regionale planningsoverleg genoemd. Het voortzetten van het gezamenlijke regionale planningsoverleg wordt onderschreven door de betrokken gemeenten in de regio. De provincie is de trekker van dit overleg en is verantwoordelijk voor het goed functioneren daarvan. Waar mogelijk en gewenst ondersteunt de provincie het functioneren ervan door hiervoor voldoende middelen aan te wenden. De overlegfrequentie wordt in samenspraak met de gemeenten vastgesteld. 82

83 De provincie zal minimaal één à twee keer per jaar het initiatief nemen tot een dergelijk regionaal planningsoverleg om de complete voortgang van het uitwerkingsplan te bespreken. De overleggen worden indien mogelijk gekoppeld aan de verschijningsdata van de belangrijkste jaarlijkse gegevensbronnen (CBSregistratie woningbouw en IBIS-enquete bedrijventerreinen). Het verdient de voorkeur aan te sluiten bij een bestaand regionaal overlegorgaan uit het Land van Cuijk. Door de stuurgroep is voorgesteld de taken van het platform te plaatsen onder de huidige Stuurgroep Uitwerkingsplan, waarin dezelfde personen zitting hebben als in het Regionaal Portefeuillehoudersoverleg RO. Dit betekent dat deelnemen de wethouders RO/VHV van de gemeenten Boxmeer, Cuijk, Grave, Mill en St. Hubert en Sint Anthonis. Voorzitter van het overleg is de gedeputeerde RO. Het waterschap is agendalid. De leden van de Ambtelijke Projectgroep wonen de vergaderingen van de stuurgroep bij als adviseurs van hun bestuurders. De stuurgroep wordt voorafgegaan door een voorbereidende bijeenkomst van de Ambtelijke Projectgroep Uitwerkingsplan Land van Cuijk, bestaande uit ambtenaren van gemeenten, waterschap en provincie. Deze projectgroep geeft inzicht in de voortgang m.b.t. de eerder genoemde doelstellingen en maakt indien nodig voorstellen voor wijziging c.q. aanpassing van programma en fasering. De regio Land van Cuijk heeft besloten elk voorstel te laten beadviseren door het extern platform. De verantwoordelijk voor de organisatie van de extern platform-bijeenkomsten ligt bij de Ambtelijke Projectgroep Uitwerkingsplan Land van Cuijk. In het bestuurlijk overleg bespreken de gedeputeerde en portefeuillehouders Ruimtelijke Ordening de conclusies uit het ambtelijke overleg en besluiten zij over eventuele voorstellen voor aanpassing van het programma in het uitwerkingsplan. Bovenstaande opzet van het planningsoverleg kan zich in de tijd verder ontwikkelen. Schematisch ziet de organisatiestructuur van het regionaal planningsoverleg er als volgt uit: Stuurgroep: Portefeuillehouders RO + Dijkgraaf + Gedeputeerde RO Projectgroep: Ambtenaren van gemeenten, waterschap en provincie Werkgroep wonen (ambtenaren VHV/RO van gemeenten) Werkgroep werken (ambtenaren EZ van gemeenten) 83

84 Naast het door de provincie geïnitieerde regionale planningsoverleg hebben de gemeenten in de regio Land van Cuijk besloten zelfstandig ook regelmatig de voortgang van het uitwerkingsplan en de daarin opgenomen acties te bespreken in hun regionaal Portefeuillehoudersoverleg RO/EZ. Voorzitterschap en secretariaat wordt vervuld door de gemeente Boxmeer. Ambtelijk en bestuurlijk nemen dezelfde personen deel als aan het regionaal planningsoverleg, eventueel aangevuld met medewerkers VHV/EZ. De thematische werkgroepen kunnen frequenter bij elkaar komen. Voor de werkgroep EZ geldt dat deze één keer in de drie maanden wordt aangevuld met de Kamer van Koophandel en voorzitters van Industriële Kringen om de uitvoering van acties rond het thema zuinig ruimtegebruik vorm te geven. Regionaal portefeuillehoudersoverleg Land van Cuijk Het bestaande regionaal portefeuillehoudersoverleg RO/EZ zal de taken als genoemd in deze paragraaf uitvoeren. Om de twee à drie maanden komen ze hiertoe bij elkaar. Het platform, aangevuld met het waterschap, is ook gesprekspartner bij het éénà tweejaarlijks regionaal plannningsoverleg met de provincie. Bij voorkeur worden voorafgaand aan dit regionaal planningsoverleg per gemeente prestatieafspraken met corporaties en zorginstellingen gemaakt en wordt ook het extern platform om advies gevraagd over kwalitatieve aspecten van het woningmarkt- en bedrijventerreinenbeleid. Monitoren verstedelijking en flexibele planning Blijvende monitoring is nodig om zicht te houden op de voortgang van de regionale samenwerking. De provincie zal met behulp van de gemeenten jaarlijks regionale monitoringsgegevens uitbrengen voor de thema s wonen en werken. Door feitelijke ontwikkelingen op deze manier in de tijd te volgen en de prognoses en het hiermee samenhangende beleid regelmatig te actualiseren, kan op adequate wijze bijv. via fasering, prioriteitsstelling of temporisering worden ingespeeld op marges en onzekerheden, die inherent zijn aan toekomstige demografische, economische en woningbehoeftenontwikkelingen. Ten behoeve van het realiseren van de benodigde woningen en het inlopen van de achterstanden is het plannen van ruime capaciteiten op de korte termijn zinvol. Dit mag echter geen consequenties hebben voor de woningbouwplanning op de lange termijn (tien jaar en verder). Er is dan ook geen bezwaar tegen om het huidige bouwtempo te versnellen zo lang de totale planning past binnen de marges van de langetermijnplanning (2015). Informatievoorziening naar Staten en raden Gedurende de looptijd van het uitwerkingsplan worden de statencommissie Ruimte en Milieu en de raadscommissies op de hoogte gehouden van de voortgang van de regionale samenwerking en hebben zij de mogelijkheid advies te geven over inhoud en proces. Indien nodig worden zij actief betrokken. De provincie is verantwoordelijk voor communicatie richting de commissie Ruimte en Milieu, de gemeenten voor communicatie richting hun eigen raadscommissies. 84

85 8.2 Beschrijvingen vervolgacties en -projecten Acties ruimtelijke ordening (wonen, werken, landschap) Project 1 : Doelstelling: Financiën: partijen Projecttrekker: Betrokken partners: Maasland en Pantein Procesbeschrijving: Realisisatieperiode: Opstellen Regionale Ontwikkelingsstrategieën Wonen Opstarten van een regionale ontwikkelingsstrategie wonen die een onderzoeksmatig karakter heeft en kwantitatieve en kwalitatieve inzichten geeft in de (toekomstige) ontwikkelingen op de regionale woningmarkt. Hieraan gekoppeld kunnen onderling afspraken worden gemaakt tussen corporaties, zorginstellingen en gemeenten over de samenstelling van het toekomstige woningbouwprogramma en de veranderingen in de bestaande voorraad. Gezamenlijk budget en inzet menskracht van betrokken Provincie Noord-Brabant Regiogemeenten, corporaties/zorginstellingen In de regionale strategie staan de volgende thema s centraal: de huidige stagnatie in de woningbouw, de samenstelling van het toekomstige woningbouwprogramma, de omvang en effecten van de herstructureringsopgave, relatie met zorg, etc. Gebruik wordt gemaakt van de rapportage die momenteel door Pantein, Maasland en gemeenten wordt opgesteld, en waarin per gemeente de zorgbehoefte in beeld is gebracht. Verder wordt geput uit provinciale monitoringsgegevens, het ABF-onderzoek, Companenonderzoek etc. De provincie zal begin 2004 het initatief nemen om een dergelijke ontwikkelingsstrategie in het Land van Cuijk op te starten. Afronding wordt voorzien begin Project 2: Doelstelling: Financiën: Projecttrekker: Betrokken partners: Ontwikkeling regionaal bedrijventerrein Haps Opstellen van regionale startnotitie die als basis dient voor concrete ontwikkeling van RBT Haps. Onder leiding van gemeente Cuijk wordt regiofonds ingesteld/financiële samenwerking vormgegeven. Eventueel wordt een externe, private partij betrokken of wordt regionaal bestuursorgaan opgericht. Gemeente Cuijk Regiogemeenten, provincie Noord-Brabant, Industriële Kring Land van Cuijk 85

86 Procesbeschrijving: Realisatieperiode: Project 3: Doelstelling: Procesbeschrijving: Binnen het regionaal portefeuillehoudersoverleg VROM zal, na voorbereiding door de ambtelijke werkgroep VROM, een startnotitie voor het regionaal bedrijventerrein (RBT) Haps worden vastgesteld. Cuijk is voorzitter van dit overleg. Nauw contact wordt gehouden met de Coördinatiegroep Land van Cuijk. In de startnotitie zal onder andere aandacht worden besteed aan ruimtelijke, juridische, financiële en procesmatige aspecten. In het kader van de ruimtelijke aspecten wordt onder meer ingegaan op de aspecten als genoemd in het PPC-advies op de StructuurvisiePlus Land van Cuijk (2001, p. 9). Dit betekent ook dat er een stedebouwkundige en landschappelijke visie voor de gehele ontwikkelingsas rond Haps wordt opgesteld, met daarbij vooral ook aandacht voor mobiliteitsaspecten, archeologie, water, vrijwaringszones, beeldkwaliteit en duurzaamheid. Ook moet een faseringsvoorstel worden opgenomen. Daarnaast wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van een terrein voor categorie 3- bedrijvigheid dat aansluit op het RBT en dat wordt geëxploiteerd door de gemeente Cuijk. Na opstelling van de startnotitie zal het regionaal portefeuillehoudersoverleg EZ een actievere rol krijgen. Er wordt naar gestreefd begin 2004 de startnotitie gereed te hebben en het RBT vanaf 2010 te exploiteren. Belvedere-project Maasterrasrug, Maasheggen en Maasvallei Een gebiedsvisie opstellen voor het Belvedere-gebied aan de oostkant van het Land van Cuijk waarin in beeld is gebracht hoe de cultuurhistorische waarden rondom de Maasterrasrug worden beleefd en hoe ze kunnen worden behouden en waar mogelijk versterkt. Onder andere de grote verstedelijkingsopgave die juist in dit gebied speelt, de initiatieven vanuit het project Revitalisering Landelijk Gebied en de relatie met aanwezige natuurwaarden (o.a. de das) spelen hierbij een rol. Het gebied wordt momenteel gekenmerkt door maasheggen, maasterrasrug en een aantal (grotere) kernen. Het is zowel vanuit cultuurhistorisch, archeologisch als aardkundig oogpunt waardevol. De provincie Noord-Brabant stelt een plan van aanpak op als basis voor de gebiedsvisie. De genoemde partners worden hierbij betrokken. Eventueel wordt feitelijk onderzoek uitbesteed aan een onderzoeksbureau. Link met project 4. 86

87 Financiën: Het ministerie van OCW heeft begin 2004 subsidie verleend voor het opstellen van deze gebiedsvisie. Cofinanciering vindt voor een deel plaats door de provincie Noord-Brabant (afd. WEC) en door de gemeente Boxmeer. Projecttrekker: Provincie Noord-Brabant, WEC (cultuur) Betrokken partners: Boxmeer, Cuijk, Grave, Gennep, Mook & Middelaar, Bergen, provincie Limburg, Staatsbosbeheer, Stichting Maasheggen, Das en Boom, provincie Noord-Brabant afd. RO/RLG/N&L Realisatieperiode: Naar verwachting wordt het project begin 2005 afgerond. Het onderzoek kan dan als input dienen voor bestemmingsplannen, landschapsplannen etc. Project 4: Regionale landschappelijk-ecologische analyse Doelstelling: De huidige landschappelijke en ecologische relaties op de Maasterrasrug in beeld brengen en waarderen (o.a. het dassenleefgebied speelt hierin een belangrijke rol); aangeven waar knelpunten of achteruitgang te verwachten is als gevolg van de verstedelijkingopgave in dit gebied; benoemen hoe de op de plankaart aangeduide Groene Verbindingen het beste ingericht kunnen worden om de oost-west-gerichte migratiestructuur ondanks de toenemende verstedelijking toch te behouden. Financiën: Nader te bepalen, wellicht koppeling met project 2. Projecttrekker: Nader te bepalen Betrokken partners: Regiogemeenten, BMF, Das en Boom, overige provinciale afdelingen Procesbeschrijving: Nader te bezien. Voorstel is eerst te focussen op onderzoek, daarna op uitvoering (inrichting, beheer). Bij uitvoering is betreffende gemeente projecttrekker. Lokale dassenonderzoeken, visies en landschapsplannen dienen als basis voor de regiovisie. Directe link met project 3. Realisatieperiode:

88 Acties zuinig ruimtegebruik Afgesproken is dat de ambitie zuinig ruimtegebruik in regionaal verband wordt geconcretiseerd. Kansen en investeringsmomenten die zich voordoen zullen op regionale schaal worden opgepakt, omdat de gehele regio baat heeft bij de daadwerkelijke verwezenlijking van de ambitie. Vooralsnog zijn de volgende projecten geselecteerd. Project 5 en 9 worden op gemeentelijk niveau verder uitgewerkt: Project 5: Doelstelling: Financiën: Projecttrekker: Betrokken partners: Procesbeschrijving: Realisatieperiode: Project 6: Doelstelling: Financiën: Projecttrekker: Betrokken partners: Procesbeschrijving: Herstructurering locatie Van Hout te Mill Hergebruik voor bedrijvigheid van terrein met een omvang van ruim 10 ha bruto om daarmee ook invulling te geven aan de regionale doelstelling om 30% minder nieuwe ruimte aan de buitenkant aan te snijden (zie ook project 9, t Spoor). Nader te bezien met externe partij. Verder mogelijkheden bezien van financiering via gemeente Mill en/of door inzet van gelden uit regionaal vereveningsfonds, dat deels gevoed wordt door opbrengsten van uitgifte kavels op nieuw te ontwikkelen terreinen in de regio en/of door inzet van provinciale herstructureringsmaatschappij. Gemeente Mill Externe grondbezitter(s), regiogemeenten, provincie, industriële kring, KvK Nader te bepalen door externe partij i.s.m. gemeente Mill Er wordt naar gestreefd begin 2005 een plan van aanpak gereed te hebben dat als basis dient voor concrete herstructurering in de periode daarna. Meldpunt bedrijventerreinen Land van Cuijk Te allen tijde een actueel overzicht hebben van de stand van zaken op bestaande en nieuwe terreinen in het Land van Cuijk (wat staat of komt leeg, wat is eigendomssituatie, wat visie gemeente, waar zijn verplaatsingswensen etc.). Mogelijkheden bezien van financiering via contributie deelnemende bedrijven en gemeente of via inzet provinciale herstructureringsmaatschappij. Industriële Kring Land van Cuijk Regiogemeenten, provincie, kamer van koophandel (regionaal DBO-team) Projectcoördinator wordt aangewezen die een vertrouwensband heeft met bedrijfsleven en gemeenten en de hem bekende informatie regelmatig invoert op een internetsite welke ingezien kan worden door aangesloten ondernemers en gemeenten. De coördinator houdt regionaal DBO-team op de hoogte. De coördinator werkt de ideeën uit om te komen tot 88

89 Realisatieperiode: Project 7: Doelstelling: Financiën: Projecttrekker: Betrokken partners: Procesbeschrijving: Realisatieperiode: Project 8: Doelstelling: Financiën: een regionaal DBO/stichting die voor terreinen in het Land van Cuijk gezamenlijke voorzieningen als energie-inkoop regelt. Deze stichting kan ook de kleine terreinen en bedrijven voorlichten en voeden met ideeën om te komen zuinig ruimtegebruik. Jaarlijks worden kwaliteitscontroles op de bestaande terreinen gehouden door gemeenten om zo handhaving te verbeteren en zicht te krijgen op actuele knelpunten. Het project zal worden gekoppeld aan PIOdoelstellingen. Medio 2004 is een plan van aanpak gereed. Dit dient als basis voor daadwerkelijke concretisering van het Meldpunt eind Stappenplan ruimtegebruik en gemeenschappelijke uitgiftecriteria Bewustwording bij ondernemers over hun eigen ruimtegebruik stimuleren en bij gemeente bewerkstelligen dat in regionaal verband met uniforme uitgiftecriteria wordt gewerkt en dat gestuurd wordt op onderscheidende profielen per terrein. Nader bezien/inzet per gemeente en vanuit KvK Kamer van Koophandel Oost-Brabant Regiogemeenten, provincie, Industriële Kringen Ruimteverkenner/stappenplan verspreiden onder ondernemers en regionale uitgiftecriteria bestuurlijk vastleggen in convenant. Bij afwijking van convenant dient gemeente dit in regionaal verband te overleggen en motiveren. Actief verplaatsingsbeleid van gemeenten (richting RBT Haps) en actieve rol ten aanzien van achterblijvende, vrijkomende percelen maakt hier deel van uit. Saxe Gotha zal als pilot worden gebruikt: concrete ervaringen op dit terrein met vergroten bewustwording en gemeentelijke uniforme uitgiftecriteria worden gebruikt om deze actie verder handen en voeten te geven. Eind 2004 Plan van Aanpak gereed met concrete acties om in 2005 bewustwording te stimuleren en te komen tot gemeenschappelijke uitgiftecriteria Onderzoeken mogelijkheden regionaal vereveningsfonds De mogelijkheden onderzoeken tot oprichting van een fonds dat inzetbaar is voor herstructureringsprojecten op bestaande bedrijventerreinen in de regio en dat gevoed wordt door inkomsten uit uitgifte van nieuw uit te geven bedrijvenenterreinen uit diezelfde regio. Inkomsten inbrengen bij ontwikkelingen rondom RBT. PM 89

90 Projecttrekker: Betrokken partners: Procesbeschrijving: Realisatieperiode: Provincie Noord-Brabant Regiogemeenten Onderzoek uitvoeren onder gemeenten en ondernemers naar (on)mogelijkheden, literatuurstudie, leren van ervaringen elders etc. Een combinatie is wenselijk met het provinciale onderzoek naar verevening. Link met of voortvloeisel van project 6. Plan van aanpak opstellen eind 2004, afronding onderzoek eind Project 9: Ruimtewinsten op bestaande terreinen Doelstelling: In ESKAN-verband en DBO-Boxmeer geïnventariseerde mogelijkheden die kunnen leiden tot zuinig ruimtegebruik c.q. ruimtewinst op bestaande bedrijventerreinen omzetten in concrete acties. Aangesloten wordt ook op mogelijkheden tot revitalisering, verbetering van de infrastructuur op terreinen en samenwerking rond een aantal milieuthema s als gezamenlijke inkoop van energie, gezamenlijke afvalverwerking, sterk sturen op profielen waarbij outsourcing van bepaalde functies plaatsvindt etc. Financiën: Inzet per gemeente Projecttrekker: Alle gemeenten met bestaande bedrijventerreinen Betrokken partners: Industriële kringen, provincie, kamer van koophandel, zittende bedrijven, PIT Procesbeschrijving: Elke gemeente gaat met herstructurering van eigen terrein(en) aan de slag. In Boxmeer betreft het Saxe Gotha en Valendries/ t Leucker. In Cuijk betreft het Haven en Groot-Heiligenberg en de vrijkomende bedrijfslocaties Homburg, Van Ommeren en Langen. In Mill betreft het t Spoor en in Sint Anthonis Molenveld 1 e fase. De EZ-werkgroep, evt. aangevuld met de Industriële Kring(en) en Kamer van Koophandel, draagt zorg voor verdere uitvoering van deze actie. In bestemmingsplanherzieningen kunnen de gemaakte afspraken worden vastgelegd. Toetsing van de voortgang vindt plaats in het regionaal planningsoverleg. Realisatieperiode:

91 Project 10: Ruimtewinsten op nieuwe bedrijventerreinen Doelstelling: In planstadium reeds uitgaan van vernieuwende concepten, zoals het gezamenlijk aanbieden van parkeer- en opslagmogelijkheden, parkmanagement, werken met hogere bebouwingspercentage per kavel, het oprichten van een of meerdere bedrijfsverzamelgebouwen, gemeenschappelijk aanbieden van voorzieningen etc. Financiën: Inzet bij ontwikkelende gemeente Projecttrekker: Gemeenten die nieuw terrein gaan ontwikkelen Betrokken partners: Industriële kringen, provincie, kamer van koophandel Procesbeschrijving: In stedenbouwkundig plan rekening houden met bovengenoemde zaken. In bestemmingsplan en gronduitgifteregels kunnen de gemaakte afspraken worden vastgelegd. Elke gemeente gaat met intensief gebruik van eigen nieuwe terrein(en) aan de slag. In Boxmeer betreft het Beugen-Zuid, in Cuijk het RBT + LBT Haps, in Sint Anthonis Molenveld en in Grave De Bonskazerne. Realisatieperiode:

92 Definities en afkortingen Definities PM Afkortingen RBT LBT DBO PIO GS PS PPC POHO Ha. AHS GHS RNLE SV+ DRS AWBZ regionaal bedrijventerrein lokaal bedrijventerrein duurzaam bedrijventerrein overleg Platform Integraal Overleg Land van Cuijk en Noord-Limburg Gedeputeerde Staten Provinciale Staten Provinciale planologische commissie portefeuillehoudersoverleg hectare agrarische hoofdstructuur groene hoofdstructuur regionale natuur- en landschapseenheid structuurvisieplus duurzaam ruimtelijk structuurbeeld algemene wet bijzondere ziektekosten Literatuurlijst Provincie Noord-Brabant, Brabant in Balans; Streekplan Noord-Brabant 2002, 2002 Provincie Noord-Brabant, Provinciaal bestuursakkoord , 2003 Provincie Noord-Brabant, Streekplan 1992, 1992 Provincie Noord-Brabant, Partiële Herziening Streekplan 1992, 1998 Provincie Noord-Brabant, Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld Land van Cuijk, oktober 2003 Provincie Noord-Brabant, Programma Wonen en Werken Land van Cuijk, oktober 2003 Companen, Gemeentelijke woningbehoefteonderzoeken, maart-juli 2003 Etin-Adviseurs, Behoefteonderzoek Regionaal Bedrijventerrein Haps, september 2003 Gemeenten Land van Cuijk, StructuurvisiePlus Land van Cuijk, april 2001 Pantein, Langetermijn Huisvestingsplan, 2003 Besluit ruimtelijke ordening, 1985 Provincie Noord-Brabant, Startdocument Grave Bouwen binnen strakke contouren (mei 2003) 92

93 Bijlage I Organisatie uitwerkingsplan Samenstelling Stuurgroep Provincie Noord-Brabant, dhr. P.L.A. Rüpp, Gedeputeerde RO Gemeente Boxmeer, dhr. M.P.M. Oudenhoven, Wethouder RO Gemeente Cuijk, mw. I.H.G.M. Kloosterman, Wethouder RO Gemeente Grave, dhr. G.P.M. Peeters, Wethouder RO Gemeente Mill en St.Hubert, dhr. C.J.M. van Genugten, Wethouder RO Gemeente Sint Anthonis, dhr. J.J. Geene, Wethouder RO Waterschap De Maaskant, dhr. L.P.M. van den Berg, Dijkgraaf Provincie Noord-Brabant, mw. E.H.J. Janssen, Projectleider uitwerkingsplan Samenstelling Ambtelijke Projectgroep Gemeente Boxmeer, Jos Nijtmans, beleidsmedewerker RO Gemeente Cuijk, Fons van Heusden, Hoofd afdeling RO Gemeente Grave, Henk van der Heijden, Staffunctionaris ruimte Gemeente Mill en St.Hubert, Johan van Ham, Hoofd afdeling VROM Gemeente Sint Anthonis, Piet van Laarhoven, Hoofd afdeling ROBM Waterschap De Maaskant, Manon Wille/ Joris van den Bergh, Beleidsmedewerkers planvorming Provincie Noord-Brabant, Ellen Janssen, Projectleider Provincie Noord-Brabant, Inge Kapteijns, Planredacteur Provincie Noord-Brabant, Paulien Wagemans, Plansecretaris Aanvullende medewerkers werkgroepen Wonen en Werken Theo Franssen, Bart Theunissen, Maarten van Gemert, Wil Kohlen, Stef Wildebeest, Kees Peters, Ron Roefs, Jos van Asten, Theo Uittenbogaard, Michel Reinders Samenstelling Extern Platform Brabantse milieufederatie/ Milieuvereniging Land van Cuijk, dhr. G. Verstegen Industriële Kring Land van Cuijk, dhr. H. Wijn Kamer van Koophandel Oost-Brabant, dhr. P. I.M. van Moorsel Woonmaatschappij Maasland, dhr. J. R. Zuurmond Pantein Wonen, dhr. A. Strijbosch Sociaal-economisch platform Peel en Maas, dhr. Schoots Vereniging voor Kleine kernen, dhr. P.A.C.C. van Hout BZW, dhr. J.M. de Vet MKB, dhr. J. Bekkema Provincie Limburg, dhr. A. Dohmen Provincie Gelderland, dhr. E. Klerkx 93

94 Bijlage II Opgenomen kaartbeelden Plankaart Uitwerkingsplan Land van Cuijk (bijlage) Toelichtende kaarten (opgenomen in plan zelf): Kaart 1: Het Plangebied Kaart 2: Plankaart 1 Streekplan, uitsnede Land van Cuijk Kaart 3: Ruimtelijke hoofdstructuurdragers Kaart 4: Belemmeringenkaart (provinciaal natuur- en waterbeleid) Kaart 5: Belemmeringenkaart (met aandachtspunten landschap, cultuurhistorie en archeologie) Kaart 6: Plankaart StructuurvisiePlus Land van Cuijk (2001) Kaart 7: Streefbeeld Peel en Maas Kaart 8: Toekomstvisie Land van Cuijk Kaart 9a: Kernenkaarten gemeente Boxmeer Kaart 9b: Kernenkaarten gemeente Cuijk Kaart 9c: Kernenkaarten gemeente Grave Kaart 9d: Kernenkaarten gemeente Mill en St. Hubert Kaart 9e: Kernenkaarten gemeente Sint Anthonis Kaart 10: Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld Land van Cuijk Legenda kernenkaarten: zie bijlage VI 94

95 Bijlage III Uitwerkingsregels voor de landelijke regio s Uitgangspunt is dat het aansnijden van nieuwe ruimte pas aan de orde is, als blijkt dat de bouwopgave voor wonen en werken niet binnen het bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd, ook niet in andere kernen of op andere bedrijventerreinen binnen de betreffende landelijke regio (bovengemeentelijke afweging). Omdat inbreiden, herstructureren en intensiveren prioriteit heeft worden de mogelijkheden hiertoe geïnventariseerd. Hierbij worden de mogelijkheden meegenomen die functieverandering van kloosters, internaten, zorginstellingen, kerkgebouwen, militaire terreinen en dergelijke bieden. Mits ze een nuttige bestemming krijgen is functiewijziging van dergelijke karakteristieke gebouwen mogelijk, ook als ze in het buitengebied liggen. De restcapaciteiten voor woningbouw en bedrijventerreinen worden in beeld gebracht. Uitdrukkelijk wordt nagegaan waar, door middel van inbreiding, herstructurering of intensivering elders in de landelijke regio, de door de gemeenten geplande uitbreidingsruimte voor wonen en werken kan worden beperkt. Dit geldt in ieder geval voor uitbreidingsruimte waarover de Provinciale Planologische Commissie nog niet positief heeft geadviseerd. Als toch nieuwe ruimte moet worden aangesneden wordt nagegaan waar, gelet op de specifieke ruimtelijke kwaliteiten en karakteristieken van de betreffende landelijke regio, nog verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden liggen. Dat geldt zowel voor woningbouw als voor (regionale) bedrijventerreinen. Wij zien de structuurvisiesplus in dit verband als belangrijke bouwstenen. Als er een tekort is aan verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden worden de mogelijkheden bekeken om (een deel van) het programma voor wonen en werken te concentreren in één kern of op een regionaal bedrijventerrein, of als ook dat niet kan om het over te hevelen naar een stedelijke regio. In uitzonderlijke gevallen kan (een deel van) het programma voor werken worden overgeheveld naar een aangrenzende landelijke regio. In het uitwerkingsplan wordt voor een periode van tien jaar aangegeven waar, in welke volgorde en in welk tempo het programma voor wonen en werken wordt gerealiseerd. (uit: Streekplan Noord-Brabant 2002 (februari 2002)) Samenvatting bestuursakkoord Het Streekplan Noord-Brabant 2002 gaat in op de verdeling van het programma voor woningbouw. In de landelijke regio s geldt als uitgangspunt bouwen voor migratiesaldo-nul. Dit houdt in dat wordt gebouwd voor de natuurlijke bevolkingsgroei, ofwel de groei die optreedt als het saldo van alle verhuisbewegingen op nul wordt gesteld. Daarnaast moet op lokale én op regionale schaal vormgegeven worden aan het principe zuinig ruimtegebruik (zie ook bovenstaande uitwerkingsregels). Het nieuwe Bestuursakkoord van de provincie (mei 2003) leidt tot enkele wijzigingen in dit provinciale (streekplan)beleid. De wijzigingen hebben met name betrekking op de regionale afweging. 95

96 Meer concreet komt het erop neer dat het streekplan nu uitgaat van bouwen voor ten hoogste de eigen bevolkingsgroei en dat het Bestuursakkoord spreekt over ten minste zoveel woningen als nodig is voor de eigen bevolkingsgroei. Dat betekent dat iedere gemeente in een landelijke regio voor 100% bouwmogelijkheden moet krijgen om haar eigen natuurlijke bevolkingsgroei te huisvesten. Een regionale afweging komt daar niet meer bij kijken. Het migratiesaldo blijft in principe nul. Uitzonderingen hierop zijn op grond van het Bestuursakkoord mogelijk als blijkt dat er knelpunten ontstaan bij de huisvesting van starters en/of ouderen, bijvoorbeeld als gevolg van het inlopen van een bouwachterstand. Een gemeente die a.g.v. deze knelpunten in aanmerking wil komen voor extra woningen, moet een (regionaal) volkshuisvestingsplan overleggen, waaruit het probleem naar voren komt en waaruit tegelijkertijd blijkt dat het niet ontstaan is door eenzijdige bouw in de afgelopen periode. Deze extra woningen worden in regionaal verband gewogen en toebedeeld. Inbreiden gaat hier voor uitbreiden. Het principe van zuinig ruimtegebruik uit het streekplan blijft overeind, want inbreiden en herstructureren blijven de voorkeur hebben boven uitbreiden. Echter, ook hier vervalt met ingang van het nieuwe Bestuursakkoord de regionale insteek. Dit betekent dat het aansnijden van nieuwe ruimte pas aan de orde is, als blijkt dat de bouwopgave niet binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd, ook niet in andere kernen binnen de betreffende landelijke gemeente. Als toch nieuwe ruimte moet worden aangesneden, wordt nagegaan waar voor die gemeente nog verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden liggen. Daarbij wordt ook een combinatie van inbreidings- en uitbreidingsplannen bespreekbaar, mits dat (beargumenteerd) noodzakelijk is vanwege de financiële haalbaarheid. Het streven blijft er echter op gericht om per saldo 50% van de bouwopgave in bestaand stedelijk gebied te realiseren. 96

97 Bijlage IV Inventarisatie woningbouwplannen per gemeente Indien jaartallen zijn vermeld hebben deze betrekking op de situatie per 1 januari van de betreffende jaren. Tabel IV.1: Inbreidings- en herstructureringsmogelijkheden en harde uitbreidingscapaciteit gemeente Boxmeer per kern (per ) Totaal I+H U I+H U I+H U I+H U I+H U Totaal Totaal Subtotaal per kern: Diversen Subtotaal kern Boxmeer Subtotaal kern Sambeek Subtotaal kern Beugen Subtotaal kern Oeffelt Subtotaal kern Rijckevoort Subtotaal kern Vortum- Mullem Subtotaal kern Vierlingsbeek Subtotaal kern Overloon Subtotaal kern Maashees Subtotaal kern Holthees Totaal gemeente Boxmeer Tabel IV.2: Inbreidings- en herstructureringsmogelijkheden en harde uitbreidingscapaciteit gemeente Cuijk per kern (per ) Totaal I+H U I+H U I+H U I+H U I+H U Totaal Totaal Subtotaal per kern: Diversen Sub-totaal kern Cuijk Sub-totaal kern Vianen Sub-totaal kern St. Agatha Sub-totaal kern Katwijk Sub-totaal kern Haps Sub-totaal kern Beers Sub-totaal kern Linden Totaal gemeente Cuijk I+H = Inbreiding + Herstructurering (zowel harde als zachte restcapaciteit) U = Uitbreiding (harde restcapacteit) 97

98 Tabel IV.3: Inbreidings- en herstructureringsmogelijkheden en harde uitbreidingscapaciteit gemeente Mill en St. Hubert per kern (per ) Totaal I+H U I+H U I+H U I+H U I+H U Totaal Totaal Subtotaal per kern: Subtotaal Diversen Subtotaal kern Mill Subtotaal kern Langenboom Subtotaal kern Sint Hubert Subtotaal kern Wilbertoord Totaal gemeente Mill Tabel IV.4: Inbreidings- en herstructureringsmogelijkheden en harde uitbreidingscapaciteit gemeente Sint Anthonis per kern (per ) Totaal I+H U I+H U I+H U I+H U I+H U Totaal Totaal Subtotaal per kern: Subtotaal Diversen Subtotaal kern Sint Anthonis Subtotaal kern Oploo Subtotaal kern Westerbeek Subtotaal kern Stevensbeek Subtotaal kern Wanroy Subtotaal kern Landhorst Subtotaal kern Ledeacker Totaal gemeente Sint Anthonis N.B.: Omdat er vanuit wordt gegaan dat er de komende planperiode nieuwe binnenstedelijke locaties worden gevonden, zijn de mogelijkheden die in het kader van het Programma Wonen en Werken (oktober 2003) per gemeente aan de binnenkant zijn geïnventariseerd, opgehoogd met 40 woningen per gemeente. Voor de gemeente Mill is opgehoogd met 137 woningen, op basis van door de gemeente aangeleverde gegevens. Deze ophoging, plus het feit dat er vierjaarlijks een herziening van het uitwerkingsplan plaatsvindt, maakt het mogelijk dat kan worden ingespeeld op de dynamiek in de woningbouwmarkt. De ophoging komt tot uitdrukking in de post Diversen. Voor Grave zijn geen gegevens opgenomen, omdat deze gemeente deelneemt aan de pilot strakke contouren (zie 3.3.1). 98

99 Bijlage V gemeente Inventarisatie bedrijventerreinplannen per Tabel V.1: Restcapaciteit Land van Cuijk volgens gemeentelijke opgave per (vigerende, vastgestelde of door PPC-positief beoordeelde plannen) Gemeente Terrein Aantal ha Aantal ha Planvorming Realisatieperiode Doelgroep (bruto) (netto) Boxmeer Brakels Eng 0,19 0,13 Vigerend < 2005 Cat. 1, 2 Boxmeer BT Overloon 0,09 0,06 Vigerend < 2005 Cat. 1, 2 Boxmeer BT Vierlingsbeek 0,33 0,23 Vigerend < 2005 Cat. 1, 2 Cuijk Groot-Heiligenberg 13,19 9,29 Door PPC < 2005 Cat 1,2 en 3 goedgekeurd Cuijk Heeswijkse Kampen 5,5 4,0 vigerend < 2005 Cat. 1 en 2 Cuijk Beijerd en t Riet 8,57 6,0 Door PPC <2005 Cat. 2, 3 goedgekeurd Cuijk Straatkant 0,38 0,38 Vigerend < 2005 Cat. 1, 2, 3 Grave Mill en St. Mill-zuid 9,0 5,1 Vigerend 6, 9 ha : < 2005 Cat. 2, 3 Hubert 2, 1 ha: Sint Anthonis t Buske 0,9 0,9 Vigerend < 2005 Cat. 2, 3 Sint Anthonis Molenveld fase II (a) 4,3 2,4 Vigerend < 2005 Cat. 2, 3 Totaal 42,15 28,04 Tabel V.2:Gemeentelijke plannen voor intensivering en herstructurering in Land van Cuijk ( ) Gemeente Terrein Planvorming Realisatieperiode (Huidige) Ruimtewinst in doelgroep ha. Boxmeer Saxe Gotha Duurzaam bedrijvenoverleg Cat. 2, 3, 4 PM onderzoekt mogelijkheden Cuijk Haven Cuijk Onderzoek gestart naar Cat. 3, 4 (+ met PM mogelijkheden ontheffing 5) Cuijk Beijerd en t Riet Voorbereidingen voor onderzoek Cat. 2, 3 PM Grave Wisseveld Planvorming voor transformatie n.v.t. PM (minus ca. 8 ha) Mill en Het Spoor, incl. Onderzoek naar mogelijkheden Cat. 2 en 3 PM St.Hubert locatie van Hout gestart/subsidieaanvraag Mill en MOB-complex PU wordt aan PPC gevraagd over Cat. 2 en 3 PM St.Hubert Langenboom ombouw tot woon-werk-cluster Sint Anthonis Molenveld eerste ideevorming Cat. 2 en 3 PM 99

100 Tabel V.3: Gemeentelijke pijplijn-plannen (zachte plannen) die i.h.k.v. SV+ positief beoordeeld zijn (gemeentelijke opgave). Gemeente Terrein Aantal ha (br) Planvorming Realisatieperiode Doelgroep Boxmeer Beugen-Zuid 57 Ontw PM Cat.2, 3, 4. lokaal terrein met regionale functie Cuijk RBT Haps PM PV PM Cat. 4, 5 Cuijk LBT Cuijk PM PM PM Cat. 3 < 5000m 2 Sint Anthonis Molenveld fase II(b) Ca. 2,5 Beroep PM Cat. 2 en 3 ingediend Sint Anthonis Molenveld fase III 5 PV PM Cat. 2 en 3 Totaal 64,5 + PM 100

101 Bijlage VI Kernenkaarten en achtergrondinformatie 101

102 102

103 103

104 104

105 105

106 106

ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL

ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL Gemeente Bladel Memo wijzigingen in Ruimtelijk Casco ten opzichte van DRS en Dorpenplan Medio 2004 heeft de gemeenteraad van Bladel de StructuurvisiePlus, bestaande uit

Nadere informatie

Voorontwerp Uitwerkingsplan Uden-Veghel en omstreken

Voorontwerp Uitwerkingsplan Uden-Veghel en omstreken Provincie Noord-Brabant Voorontwerp Uitwerkingsplan Uden-Veghel en omstreken Vastgesteld door Gedeputeerde Staten 23 maart 2004 1 Colofon Voorontwerp Uitwerkingsplan Uden-Veghel en omstreken Gedeputeerde

Nadere informatie

voorontwerp Uitwerkingsplan voor de Stedelijke regio Breda-Tilburg Vastgesteld Gedeputeerde Staten 23 maart 2004

voorontwerp Uitwerkingsplan voor de Stedelijke regio Breda-Tilburg Vastgesteld Gedeputeerde Staten 23 maart 2004 Provincie Noord-Brabant voorontwerp Uitwerkingsplan voor de Stedelijke regio Breda-Tilburg Vastgesteld Gedeputeerde Staten 23 maart 2004 plantekstvoorontwerpversie23mrt2004webkwaliteit 23 maart 2004 1/118

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door (Europese,) landelijke, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante (Europees-,)

Nadere informatie

1. Streekplan Brabant in balans

1. Streekplan Brabant in balans 1. Streekplan Brabant in balans Het plangebied is gelegen in de AHS-landschap; subzone leefgebied dassen en voor een deel (duinrand) binnen de GHS-natuur. De Interimstructuurvisie Noord-Brabant Brabant

Nadere informatie

Breda - Tilburg Uitwerkingsplan

Breda - Tilburg Uitwerkingsplan Breda - Tilburg Uitwerkingsplan Uitwerkingsplan Stedelijke regio Breda-Tilburg 21 december 2004, Gedeputeerde Staten Colofon Uitwerkingsplan Breda-Tilburg Gedeputeerde Staten, 21 december 2004 Uitgave

Nadere informatie

INLEIDING EN LEESWIJZER

INLEIDING EN LEESWIJZER INHOUD BLZ INLEIDING EN LEESWIJZER De talenten van Oirschot...3 Wat is een structuurvisieplus?...3 Het planproces...5 Opbouw van de structuurvisieplus...7 028-252 gemeente Oirschot StructuurvisiePlus "Inleiding

Nadere informatie

Waalboss Uitwerkingsplan

Waalboss Uitwerkingsplan Waalboss Uitwerkingsplan Uitwerkingsplan Stedelijke Regio Waalboss 21 december 2004, Provincie Noord-Brabant Colofon Ontwerp uitwerkingsplan Stedelijke regio Waalboss Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Nadere informatie

Ontwerp uitwerkingsplan Landelijke regio Drimmelen, Geertruidenberg en Moerdijk

Ontwerp uitwerkingsplan Landelijke regio Drimmelen, Geertruidenberg en Moerdijk Provincie Noord-Brabant Ontwerp uitwerkingsplan Landelijke regio Drimmelen, Geertruidenberg en Moerdijk Gedeputeerde Staten 29 juni 2004 Ontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Drimmelen, Geertruidenberg

Nadere informatie

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN Terneuzen Cultuurhistorische Waardenkaart Datum: februari 2013 Opgesteld door: Gemeente Terneuzen Gemeente Terneuzen Stadhuisplein 1 Postbus 35 4530 AA Terneuzen

Nadere informatie

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND 1. INLEIDING Aanleiding De gemeente Schagen is voornemens om het bedrijventerrein Kolksluis langs de Koning Willem II-weg in t Zand

Nadere informatie

Esperenweg / Langereyt De Maneschijn / Driehoek. Oostelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen.

Esperenweg / Langereyt De Maneschijn / Driehoek. Oostelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen. LEGENDA grens onderzoeksgebied agrarisch bedrijf Ruimtelijke elementen Esperenweg/ Langereyt bebouwing bebouwing - storend dorpsrand - hard lint De Maneschijn/ Driehoek bebouwingsconcentratie opgaande

Nadere informatie

STRUCTUURVISIE DEN HAAG ZUIDWEST

STRUCTUURVISIE DEN HAAG ZUIDWEST concept DECEMBER 2003 GEMEENTE DIENST STEDELIJKE ONTWIKKELING CONCEPT versie december 2003 1 Gemeente Den Haag, Dienst Stedelijke Ontwikkeling Met medewerking van: Dienst Stadsbeheer Ingenieursbureau Den

Nadere informatie

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202 VISIEKAART 8 9 s t r u c t u u r v i s i e G o o r 2 0 2 5 structuu Goor 202 rvisie 5 1. Structuurvisie Goor 2025 2. Analyse 3. Visie en ambitie: Goor in 2025 4. Ruimtelijke kwaliteit 5. Wonen 6. Economie

Nadere informatie

Reactienota. Behorende bij de Structuurvisie "Wernhout 2025"

Reactienota. Behorende bij de Structuurvisie Wernhout 2025 Reactienota Behorende bij de Structuurvisie "Wernhout 2025" 1. Inleiding De ontwerp structuurvisie "Wernhout 2025" is op dinsdag 22 oktober 2013 gepresenteerd aan de bewoners en de Dorpsraad van Wernhout.

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 1 van 5 Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 2 van 5 Inleiding Op donderdag 3 april 2014 is door Dierenrijk

Nadere informatie

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze Inhoudsopgave Regels 5 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5 Artikel 1 Begripsbepaling 5 Hoofdstuk 2 Algemene

Nadere informatie

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist.

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Ten behoeve van de stroomlijning van het vooroverleg over: - voorontwerpbestemmingsplannen

Nadere informatie

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl)

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Etten-Leur (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Introductie Etten-Leur is een middelgrote gemeente in Brabant, gelegen ten westen van Breda. De gemeente bestaat uit één kern van ruim 40.000 inwoners. Door

Nadere informatie

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1. Algemeen 1.2. Aanleiding en doel 1.3. Plangebied 1.4. Leeswijzer 2. PLANBESCHRIJVING 2.1. Bestaande situatie 2.2. Gewenste

Nadere informatie

: Conceptstuctuurplan Bedrijventerreinen Heusden

: Conceptstuctuurplan Bedrijventerreinen Heusden Raad : 25 mei 2004 Agendanr. : Doc.nr : B200314059 Afdeling: : Bouwen en Wonen RAADSVOORSTEL Onderwerp : Conceptstuctuurplan Bedrijventerreinen Heusden Toelichting In januari 2002 is besloten om de Wet

Nadere informatie

Bijlage 2 Uitwerking uitbreidingsmogelijkheden Rooye Hoefsedijk 38 in Gemert

Bijlage 2 Uitwerking uitbreidingsmogelijkheden Rooye Hoefsedijk 38 in Gemert Bijlage 2 Uitwerking uitbreidingsmogelijkheden Rooye Hoefsedijk 38 in Gemert Bestemmingsplan: Oud bestemmingsplan: Gemert-Bakel Buitengebied 2006 Bouwblok: Agrarisch bedrijf, met de aanduiding Intensieve

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree Ruimtelijke onderbouwing Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree 16-08-2011 1. Inleiding Algemeen De heer Wijnen heeft het verzoek gedaan om een loods op het perceel

Nadere informatie

Concept-Voorontwerp Uitwerkingsplan

Concept-Voorontwerp Uitwerkingsplan Provincie Noord-Brabant Concept-Voorontwerp Uitwerkingsplan Landelijke regio Hilvarenbeek en Oisterwijk Eerste concept 28 januari 2004 Concept voorontwerp Uitwerkingsplan landelijke regio Hilvarenbeek-Oisterwijk/3

Nadere informatie

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 status: vastgesteld datum: 5 september 2013 projectnummer: 202360R.2011 adviseurs: Jke / Wle gemeente Maasdriel Inhoudsopgave Hoofdstuk

Nadere informatie

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Verordening vastgesteld: 26-06-2003 In werking getreden: 15-09-2003 COMPENSATIEVERPLICHTING Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan

Nadere informatie

Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking. Samenvatting

Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking. Samenvatting Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking Samenvatting Samenvatting Handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd,

Nadere informatie

Beleidskader windenergie

Beleidskader windenergie Bijlage 1 Beleidskader windenergie Europese richtlijn 2009/28/EG De Europese richtlijn 2009/28/EG verplicht Nederland om in 2020 14 procent van het totale bruto-eindverbruik aan energie afkomstig te laten

Nadere informatie

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens Rucphen, 7 november 2012 INHOUD; 1. Procedure 2. Ingediende zienswijzen 3. Inhoud zienswijzen en inhoudelijke

Nadere informatie

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen NL.IMRO.1730.ABdorpsstr74zuidlv-0301 Projectgebied Situatie Dorpsstraat 74 Zuidlaarderveen 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Huidige en beoogde

Nadere informatie

Neereind Middelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen. Kwaliteiten. grens onderzoeksgebied. agrarisch bedrijf.

Neereind Middelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen. Kwaliteiten. grens onderzoeksgebied. agrarisch bedrijf. LEGENDA grens onderzoeksgebied agrarisch bedrijf Ruimtelijke elementen Hoogdijk / Steenfortseweg Neereind bebouwing dorpsrand - hard opgaande beplanting - lijn opgaande beplanting - blok Kwaliteiten gave

Nadere informatie

Regels. Provinciaal blad van Noord-Brabant. Hoofdstuk 1 Inleidende regels. Wijziging Verordening ruimte 2012 ivm plan Herperduin 2013 Oss

Regels. Provinciaal blad van Noord-Brabant. Hoofdstuk 1 Inleidende regels. Wijziging Verordening ruimte 2012 ivm plan Herperduin 2013 Oss Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408 Onderwerp Wijziging Verordening ruimte 2012 ivm plan Herperduin 2013 Oss Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Gelet op artikel 4.8 en 13.2 van de Verordening

Nadere informatie

BIJLAGE 3: Toetsingskader

BIJLAGE 3: Toetsingskader BIJLAGE 3: Toetsingskader In dit toetsingskader geven partijen een nadere invulling en uitwerking aan de kaders die in de PKB Plus PMR met betrekking tot het deelproject 750 hectare natuur en recreatie

Nadere informatie

Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening. (ontwerp 25 januari 2019)

Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening. (ontwerp 25 januari 2019) Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening (ontwerp 25 januari 2019) Pagina 2 van 13 2019-01-25 Toelichting - Weideveld 2016 1e herziening Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening Toelichting

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke onderbouwing Ruimtelijke onderbouwing De Kouwe Noord 3, Geffen Gemeente Oss Raadhuislaan 2 5341 GM Oss T: 14 0412 F: 0412 642605 www.oss.nl RUIMTELIJKE ONDERBOUWING De Kouwe Noord 3 te Geffen Februari maart 2016 1

Nadere informatie

Inleiding. Partijen. Inhoud overeenkomst

Inleiding. Partijen. Inhoud overeenkomst Notitie bij raadsvoorstel Bestuursovereenkomst tussen de provincie Noord-Brabant en de gemeenten in de provincie Noord-Brabant in het kader van de uitvoering van reconstructieen gebiedsplannen ex artikel

Nadere informatie

Bijlage: beoordeling duurzame locatie

Bijlage: beoordeling duurzame locatie Bijlage: beoordeling duurzame locatie Het bedrijf is gelegen in een verwevingsgebied. In een verwevingsgebied is een bouwblokvergroting voor intensieve veehouderijen toegestaan indien het bedrijf is gelegen

Nadere informatie

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Provinciaal blad van Noord-Brabant Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408 Onderwerp Wijziging Verordening ruimte i.v.m. bp Broeksche Erven, Nuenen Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Bijlage(n) 3 - gelezen het verzoek van

Nadere informatie

Toelichting behorende bij het raadsbesluit exploitatieplan Trade Port Noord, gemeente Venlo, 8 e herziening

Toelichting behorende bij het raadsbesluit exploitatieplan Trade Port Noord, gemeente Venlo, 8 e herziening Toelichting behorende bij het raadsbesluit exploitatieplan Trade Port Noord, gemeente Venlo, 8 e herziening Aanleiding Inleiding Het bestemmingsplan Trade Port Noord (hierna: bestemmingsplan) en exploitatieplan

Nadere informatie

Bestemmingsplan Bovenkamp II Herziening I gemeente Heerde

Bestemmingsplan Bovenkamp II Herziening I gemeente Heerde Bestemmingsplan Bovenkamp II Herziening I gemeente Heerde Bestemmingsplan Bovenkamp II, Herziening I Betreft Status Bovenkamp II Heerde vastgesteld Datum 30 mei 2011 Bovenkamp II, herziening I, vastgesteld,

Nadere informatie

erklaring van Altena

erklaring van Altena Verklaring van Altena Gezamenlijk willen wij, Agrarische Natuurvereniging Altena Biesbosch, Samenwerkingsverband Ondernemersverenigingen Altena (SOVA), Gemeente Aalburg, Gemeente Werkendam, Gemeente Woudrichem,

Nadere informatie

Wijzigingen Omgevingsplan Flevoland 2006

Wijzigingen Omgevingsplan Flevoland 2006 DEEL C Wijzigingen Omgevingsplan Flevoland 2006 Deel C Wijzigingen Omgevingsplan Flevoland 2006 Voor de belangrijkste tekstblokken uit het Omgevings plan Flevoland 2006 is hierna een voorstel gedaan voor

Nadere informatie

Uitvoeringsprogramma Structuurvisie Borger-Odoorn Verbinding geeft perspectief

Uitvoeringsprogramma Structuurvisie Borger-Odoorn Verbinding geeft perspectief Uitvoeringsprogramma Structuurvisie Borger-Odoorn Verbinding geeft perspectief Dit uitvoeringsprogramma, behorende bij de Structuurvisie Borger- Odoorn, geeft aan op welke wijze de integrale gebiedsvisie

Nadere informatie

Structuurvisie Losser. Commissie Ruimte 24 april 2012

Structuurvisie Losser. Commissie Ruimte 24 april 2012 Structuurvisie Losser Commissie Ruimte 24 april 2012 Doel en status nwro verplicht gemeenten een structuurvisie op te stellen waarin het ruimtelijk beleid in hoofdzaak vastligt en de samenhang met andere

Nadere informatie

Motivatie wijzigingsplan

Motivatie wijzigingsplan Motivatie wijzigingsplan Ten behoeve van natuurontwikkeling in het gebied Hanenplas, wordt de gemeente verzocht om de bestemming van een aantal percelen (gelegen binnen het bestemmingsplan buitengebied

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing Opgesteld door: Provincie Noord-Brabant 19-05-2016 S.M.Verhaart- Menken Versie: 3_19-05-2016 Inhoud

Nadere informatie

Gebiedvisie op het. buitengebied van de. gemeente Drimmelen

Gebiedvisie op het. buitengebied van de. gemeente Drimmelen Gebiedvisie op het buitengebied van de gemeente Drimmelen Door de ZLTO Afdeling Drimmelen Gebiedsvisie voor de gemeente Drimmelen Vanuit de ZLTO-afdeling Drimmelen is het idee gekomen om in navolging van

Nadere informatie

bestemmingsplan natuurcompensatie t Woold

bestemmingsplan natuurcompensatie t Woold project: bestemmingsplan natuurcompensatie t Woold status: datum: projectnummer: auteur: ontwerp 17-09-2009 Ivan Schalk Inhoud Inleiding Aanleiding 1 Ligging plangebied 1 Het vigerende bestemmingsplan

Nadere informatie

Burgemeester Ponjeestraat wijziging 2

Burgemeester Ponjeestraat wijziging 2 Bestemmingsplan (vastgesteld) Burgemeester Ponjeestraat wijziging 2 Gemeente Venray Datum: 9 juni 2010 Projectnummer: 90667 INHOUD 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Ligging plangebied 3 1.3 Vigerend

Nadere informatie

Beheersverordening Kornputkwartier

Beheersverordening Kornputkwartier Beheersverordening Kornputkwartier ID plan: NL.IMRO.1708.STWKornputkwtrBV1-VA01 datum: maart 2017 status: vastgesteld auteur: SRE Vastgesteld door de raad dd. de griffier, de voorzitter, NL.IMRO.1708.STWKornputkwtrBV1-VA01

Nadere informatie

GEMEENTE MILL EN ST. HUBERT. TOELICHTING op het bestemmingsplan "BEDRIJF DENNENDIJK - LANGENBOOM" VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

GEMEENTE MILL EN ST. HUBERT. TOELICHTING op het bestemmingsplan BEDRIJF DENNENDIJK - LANGENBOOM VIGEREND BESTEMMINGSPLAN GEMEENTE MILL EN ST. HUBERT TOELICHTING op het bestemmingsplan "BEDRIJF DENNENDIJK - LANGENBOOM" VIGEREND BESTEMMINGSPLAN Het onderhavige bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan

Nadere informatie

Afdeling. Structuurvisie en plan-mer gemeente Maasdriel

Afdeling. Structuurvisie en plan-mer gemeente Maasdriel MAASDRIEL de leden van de raad van de gemeente Maasdriel Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk ro/na Afdeling Doorkiesnummer Kerkdriel Ruimte en Samenleving (0418) 638814 18 oktober 2011 Verzenddatum Onderwerp

Nadere informatie

ruimtelijk structuurplan provincie Limburg richtinggevend gedeelte richtinggevend gedeelte

ruimtelijk structuurplan provincie Limburg richtinggevend gedeelte richtinggevend gedeelte richtinggevend gedeelte Deel I: visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling informatief gedeelte richtinggevend gedeelte I II III IV V bindend gedeelte deel I. visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling

Nadere informatie

Woningbouw Het plan maakt de ontwikkeling van twee woningen aan het Landaspad mogelijk. Tegen deze ontwikkeling hebben wij geen bezwaar.

Woningbouw Het plan maakt de ontwikkeling van twee woningen aan het Landaspad mogelijk. Tegen deze ontwikkeling hebben wij geen bezwaar. Bestaande overcapaciteit aan bedrijventerreinen In de stadsregio Arnhem-Nijmegen bestaat een groot overaanbod aan bedrijventerreinen. Voor de periode 2016-2025 bedraagt dit minstens 150 ha. Van het bestaande

Nadere informatie

GEMEENTE OLDEBROEK PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN STRUCTUURVISIE CONCEPT, DECEMBER 2014 KENMERK

GEMEENTE OLDEBROEK PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN STRUCTUURVISIE CONCEPT, DECEMBER 2014 KENMERK GEMEENTE OLDEBROEK STRUCTUURVISIE PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN CONCEPT, DECEMBER 2014 KENMERK 188197 Inhoudsopgave 1 Beleidskader 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Beleidsmatige aspecten 5 2 Toetsingskader

Nadere informatie

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke ordening Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke ordening (RO) in Nederland Vanuit de geschiedenis is RO al belangrijk in Nederland, denk bijvoorbeeld aan landinrichting en optimaliseren van de waterhuishouding.

Nadere informatie

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST DEFINITIEVE VASTSTELLING SEPTEMBER 2011 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Inhoudstafel

Nadere informatie

Tynaarlo. Bron:

Tynaarlo. Bron: Tynaarlo Bron: www.tynaarlobouwt.nl Introductie Tynaarlo is een klein dorp in de gelijknamige Drentse gemeente waarvan o.a. ook Eelde en Zuidlaren deel uitmaken. Er wonen ongeveer 1800 inwoners. In deze

Nadere informatie

Bijlage 1. Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte

Bijlage 1. Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte Bijlage 1 Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens Verordening Ruimte, fase 2 In onderstaande tabel geeft de gemeente Gemert-Bakel

Nadere informatie

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon Van Provincie Noord-Brabant Aan Gemeente Bladel Onderwerp Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon Ter attentie van Zaak identificatie 07-11-2017

Nadere informatie

Wijziging Verordening ruimte ivm plan Locht 125, Veldhoven. vastgesteld

Wijziging Verordening ruimte ivm plan Locht 125, Veldhoven. vastgesteld Wijziging Verordening ruimte ivm plan Locht 125, Veldhoven vastgesteld Inhoudsopgave Regels 5 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5 Artikel 1 Begripsbepaling 5 Hoofdstuk 2 Algemene regels 5 Artikel 2 Wijzigingen

Nadere informatie

MER Regionaal Bedrijventerrein Twente Samenvatting

MER Regionaal Bedrijventerrein Twente Samenvatting MER Regionaal Bedrijventerrein Twente Samenvatting MER Regionaal Bedrijventerrein Twente Samenvatting Van zoekgebieden naar inrichting oktober 2004 Adecs Oost bv oktober 2004 MER Regionaal Bedrijventerrein

Nadere informatie

Doetinchem, 19 juni Te besluiten om: 1. Het Regionaal Programma Werklocaties Achterhoek met bijlagen (RPW Achterhoek) vast te stellen.

Doetinchem, 19 juni Te besluiten om: 1. Het Regionaal Programma Werklocaties Achterhoek met bijlagen (RPW Achterhoek) vast te stellen. Aan de raad AGENDAPUNT NR. 7.2 ALDUS VASTGESTELD 27 JUNI 2019 Te besluiten om: 1. Het Regionaal Programma Werklocaties Achterhoek 2019-2023 met bijlagen (RPW Achterhoek) vast te stellen. Context De Achterhoek

Nadere informatie

Ruimte voor Limburg. Limburg in VORm: Ruimtelijke ontwikkelingen in balans

Ruimte voor Limburg. Limburg in VORm: Ruimtelijke ontwikkelingen in balans Ruimte voor Limburg Limburg in VORm: Ruimtelijke ontwikkelingen in balans Colofon Uitgave: Provincie Limburg Postbus 5700 6202 MA Maastricht Tel.: +31 (0)43 389 99 99 Fax: +31 (0)43 361 80 99 E-mail: postbus@prvlimburg.nl

Nadere informatie

Provincie Utrecht. partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. Vogelenzang ONTWERP

Provincie Utrecht. partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. Vogelenzang ONTWERP Provincie Utrecht partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Vogelenzang ONTWERP Vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Utrecht op 13 juli 2010 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Provinciaal belang 3.

Nadere informatie

Structuurvisie Noord-Holland. Achtergrondinformatie

Structuurvisie Noord-Holland. Achtergrondinformatie Structuurvisie Noord-Holland Achtergrondinformatie Structuurvisie: waarom en wat? - Inwerkingtreding Wro 1 juli 2008 - elke overheidslaag stelt eigen structuurvisie op (thema of gebied) - structuurvisies

Nadere informatie

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant Bijlage 3 Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant Artikel 2.1 - Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit 1. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk

Nadere informatie

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord 1. Inleiding 1.1 Aanleiding Er is een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor de realisatie van een kunstwerk

Nadere informatie

Uitspraak /1/R3

Uitspraak /1/R3 pagina 1 van 5 Uitspraak 201402066/1/R3 Datum van uitspraak: woensdag 22 april 2015 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: 201402066/1/R3. Datum uitspraak: 22 april 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK de raad

Nadere informatie

Heukelum. Zicht op de Linge

Heukelum. Zicht op de Linge Heukelum Zicht op de Linge Het stadje Heukelum is een van de vijf kernen van de gemeente Lingewaal. Heukelum ligt in de Tielerwaard, aan de zuidoever van de rivier de Linge, in een van de meest westelijke

Nadere informatie

Ontwerp wijziging PRVS

Ontwerp wijziging PRVS Model bekendmaking regeling provinciale staten 1 8 Ontwerp wijziging PRVS Ontwerp besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van [..], tot wijziging van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie

Nadere informatie

werkzaamheden en/of het daarbij veranderende gebruik van panden en/of percelen,

werkzaamheden en/of het daarbij veranderende gebruik van panden en/of percelen, Indieningsvereisten Ruimtelijke Plannen gemeente Woudenberg Zoals vastgesteld en van toepassing sinds januari 2012 en gewijzigd vastgesteld 16 juli 2015 Inleiding Voor het opstellen van een bestemmingsplan

Nadere informatie

Aanvullende informatie Nota van Uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied

Aanvullende informatie Nota van Uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied Memo AAN VAN Raadsleden M. Bonouvrié ONDERWERP Aanvullende informatie Nota van Uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied DATUM 11 september 2012 REGISTRATIENUMMER 1101280/4283 Geachte raadsleden, Naar

Nadere informatie

Buitengebied e wijziging (Broekstraat 23 Wehl)

Buitengebied e wijziging (Broekstraat 23 Wehl) Buitengebied 2002 23e wijziging (Broekstraat 23 Wehl) Inhoudsopgave Toelichting 3 Hoofdstuk 1 Aanleiding en doel 3 Hoofdstuk 2 Plangebied 4 Hoofdstuk 3 Ruimtelijke - en milieuaspecten 5 Hoofdstuk 4 Landschappelijke

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT 2 februari 2016 vastgesteld 52-007 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding en doel... 5 1.3 Plangebied... 6 1.4

Nadere informatie

Nota Samenvatting en beantwoording zienswijzen. Bestemmingsplan Ambachtsschool

Nota Samenvatting en beantwoording zienswijzen. Bestemmingsplan Ambachtsschool Nota Samenvatting en beantwoording zienswijzen Bestemmingsplan Ambachtsschool Gemeente Enschede Programma Stedelijke Ontwikkeling Team Bestemmingsplannen Februari 2016 SAMENVATTING EN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN

Nadere informatie

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 Ordito b.v. Postbus 94 5126 ZH Gilze E info@ordito.nl T 0161 801 022 I www.ordito.nl KVK 54 811 554 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Ligging en begrenzing

Nadere informatie

Ontwerp-structuurvisie, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op

Ontwerp-structuurvisie, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op PROVINCIALE COMMISSIE OMGEVINGSVRAAGSTUKKEN LIMBURG MEMO ADVIESSTUK: Structuurvisie Randweg N266 Nederweert 1. Onderwerp / plan Structuurvisie Randweg N266 Nederweert inclusief onderliggende stukken (Plan-

Nadere informatie

Informatieve presentatie Waterplan Land van Cuijk

Informatieve presentatie Waterplan Land van Cuijk Waterplan Land van Cuijk 1 Inhoud Waterplan land van Cuijk: 1. Waarom het 2. Wat is het 3. Totstandkoming 4. Communicatie over 5. Uitvoeringsprogramma 6. Vragen 2 1 Raad gemeente Heeft u nog iets te kiezen?

Nadere informatie

HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum:

HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum: HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum: 14-4-2009 Huidige situatie De locatie maakt deel uit van het ontwikkelingsgebied Heerenveen Noordoost; een langgerekt gebied tussen grofweg de

Nadere informatie

Best. Introductie. Gemeente Best (bron:

Best. Introductie. Gemeente Best (bron: Best Best Introductie Best is een Noord-Brabantse gemeente, gelegen op ruim tien kilometer van de stad Eindhoven. De gemeente bestaat uit de centrale kern Best en twee kleine kernen, Aarle en De Vleut.

Nadere informatie

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte ivm plan Sportpark Zegenwerp, Sint-Michielsgestel

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte ivm plan Sportpark Zegenwerp, Sint-Michielsgestel vastgesteld Wijziging Verordening ruimte ivm plan Sportpark Zegenwerp, Sint-Michielsgestel Inhoudsopgave Regels 5 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5 Artikel 1 Begripsbepaling 5 Hoofdstuk 2 Algemene regels

Nadere informatie

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek d.d. nr., G.H. Tamminga secretaris J.P.M. Alberse burgemeester GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied

Nadere informatie

Skuniadyk 14 te Bakhuizen

Skuniadyk 14 te Bakhuizen 28 e Ontwerp-wijzigingsplan ex artikel 3.6 lid 1 onder a Wro van het Bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Gaasterlân-Sleat Skuniadyk 14 te Bakhuizen G E M E E N T E G A A S T E R L Â N - S L E

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2009:BK0125

ECLI:NL:RVS:2009:BK0125 ECLI:NL:RVS:2009:BK0125 Instantie Raad van State Datum uitspraak 14-10-2009 Datum publicatie 14-10-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200806200/1/R2 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Landschap in de Omgevingsvisie Gelderland (dec 2015)

Landschap in de Omgevingsvisie Gelderland (dec 2015) Landschap in de Omgevingsvisie Gelderland (dec 2015) 4.2 Natuur en landschap in Gelderland De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden

Nadere informatie

ilse Bijlagen

ilse Bijlagen ilse 14ink05309 Gemeente Drimmelen T.a.v. het College van Burgemeester en Wethouders Mevrouw C. Segeren Postbus 19 4920 AA Made 1 4 JULI 2014 m MA PZ OW BRW MO ag Diverse 1 Onderwerp Wagenberg Zuid Datum

Nadere informatie

Portefeuillehouder: Bijlagen: Ter inzage: H. Bakker Ambtelijke coördinatie: afdeling GG/OW Steller: Pie Bauer/John Mandemakers. 1.

Portefeuillehouder: Bijlagen: Ter inzage: H. Bakker Ambtelijke coördinatie: afdeling GG/OW Steller: Pie Bauer/John Mandemakers. 1. Aan de Raad Made, 27 februari 2007 Aan de commissie: Grondgebiedzaken Datum vergadering: 20 maart 2007 Agendapunt : 12 Raadsvergadering: 12 april 2007 Nummer raadsnota: Onderwerp: Uitwerking Rood-met-groen

Nadere informatie

Ontwikkelingskader. t Kraaiennest Oosthuizen. Faciliteren en Regisseren

Ontwikkelingskader. t Kraaiennest Oosthuizen. Faciliteren en Regisseren Ontwikkelingskader t Kraaiennest Oosthuizen Faciliteren en Regisseren 1 Doelstelling De richtlijnen zijn erop gericht om met initiatieven tot herbestemming en herontwikkeling enerzijds aan te sluiten op

Nadere informatie

De beleidsopgave vanaf 1990

De beleidsopgave vanaf 1990 1 De beleidsopgave vanaf 1990 Kustzone Slufter in de duinenrij bij Bergen, bij (hoge) vloed kan zeewater in de eerste duinvallei binnenstromen. Dit biedt een geschikt milieu voor veel zeldzame (planten)soorten.

Nadere informatie

Beheersverordening Gemengd gebied, Natte Natuurparel en Eerste Zeine

Beheersverordening Gemengd gebied, Natte Natuurparel en Eerste Zeine Beheersverordening Gemengd gebied, Natte Natuurparel en Eerste Zeine Inhoudsopgave Toelichting 3 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding voor de beheersverordening 1.2 Doel van de beheersverordening 1.3

Nadere informatie

gelet op het bepaalde in artikel lid 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.5, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;

gelet op het bepaalde in artikel lid 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.5, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht; ^2 gemeente T -^^fc Nijkerk RAADSBESLUIT Nummer: 2012-094 De raad van de gemeente Nijkerk; gelezen het collegevoorstel van 2 oktober 2012; gelet op het bepaalde in artikel 2.27. lid 1, van de Wet algemene

Nadere informatie

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 WABO

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 WABO RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 WABO Duinkampen 21 te Paterswolde NL.IMRO.1730.ABDuinkamp21PW-0301 Status: concept - 2 - Inleiding Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld om

Nadere informatie

POL-uitwerking Landelijk Gebied Noord-Limburg

POL-uitwerking Landelijk Gebied Noord-Limburg POL-uitwerking Landelijk Gebied Noord-Limburg Bestuursafspraken CONCEPT versie 27 november 2015 1. Inleiding Het landelijk gebied van de regio Noord-Limburg is divers van karakter; bestaande uit beekdalen,

Nadere informatie

Notitie. Statenleden. Statencommissie EZB. 7 mei V.M.J. Munnecom. Ruimtelijke Ontwikkeling & Handhaving (073) Aan.

Notitie. Statenleden. Statencommissie EZB. 7 mei V.M.J. Munnecom. Ruimtelijke Ontwikkeling & Handhaving (073) Aan. Notitie Onderwerp Provinciale handelwijze ten aanzien van ruimtelijke plannen die voorzien in detailhandelsontwikkelingen Aanleiding Met de Discussienota Detailhandel en het symposium Detailhandel in Brabant:

Nadere informatie

Samenwerkingsovereenkomst projectgebied Henschotermeer

Samenwerkingsovereenkomst projectgebied Henschotermeer Samenwerkingsovereenkomst projectgebied Henschotermeer Partijen: - De provincie Utrecht, gevestigd aan de Archimedeslaan 6, 3544 BB te Utrecht, te dezer zake vertegenwoordigd door gedeputeerde A.M.A. Pennarts-Pouw

Nadere informatie

Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht

Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht Inhoudsopgave Regels Bookmark not defined. 3 Error! Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3 Artikel 1 Begripsbepalingen 3 Hoofdstuk 2 Algemene regels Artikel

Nadere informatie

Reactienota concept geactualiseerd Woningbouwprogramma gemeente Harlingen

Reactienota concept geactualiseerd Woningbouwprogramma gemeente Harlingen Reactienota concept geactualiseerd Woningbouwprogramma 2016-2020 gemeente Harlingen In 2013 heeft de gemeenteraad de woonvisie voor de gemeente Harlingen voor de periode 2013 2020 vastgesteld. In de woonvisie

Nadere informatie

College van gedeputeerde Staten. Provincie Overijssel. Postbus 10078, 8000 GB Zwolle. Geachte gedeputeerde,

College van gedeputeerde Staten. Provincie Overijssel. Postbus 10078, 8000 GB Zwolle. Geachte gedeputeerde, College van gedeputeerde Staten Provincie Overijssel Postbus 10078, 8000 GB Zwolle Geachte gedeputeerde, Graag willen wij als inwoners en belangenorganisaties van Giethoorn middels deze brief reageren

Nadere informatie

gemeentebestuur VERZONDEN Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Team Beleid de leden van de gemeenteraad

gemeentebestuur VERZONDEN Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Team Beleid de leden van de gemeenteraad gemeentebestuur Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Team Beleid de leden van de gemeenteraad uw brief van uw kenmerk ons kenmerk 636340 datum 18 oktober 2011 betreft VERZONDEN 2 1. 11.11 actualisatie bestemmingsplan

Nadere informatie