De link tussen dagelijkse fluctuaties in hechting en eetgedrag: een dagboekstudie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De link tussen dagelijkse fluctuaties in hechting en eetgedrag: een dagboekstudie"

Transcriptie

1 Academiejaar Tweedekansexamenperiode De link tussen dagelijkse fluctuaties in hechting en eetgedrag: een dagboekstudie Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie Promotor: Dr. Ellen Moens Mieke Dhont

2 Voorwoord Om deze masterproef te vervolledigen, werd ik bijgestaan door verschillende mensen. Graag wil ik een woord van dank richten aan iedereen die me geholpen heeft om dit eindresultaat te bereiken. Ten eerste wil ik mijn promotor Dr. Ellen Moens en begeleidster Julie Vandewalle bedanken. Bij hen kon ik steeds terecht voor constructieve feedback, suggesties en aanmoedigingen. Verder zou ik alle kinderen die hebben meegewerkt aan deze studie willen bedanken. Hun inzet gedurende zeven dagen maakte het mogelijk deze masterproef te schrijven. Vervolgens wil ik graag mijn moeder bedanken die steeds de eerste was om mij op te vangen tijdens momenten van stress. Ook wil ik alle vrienden bedanken die uren luisterden naar conversaties met betrekking tot mijn masterproef. In het bijzonder wil ik twee vriendinnen bedanken. Ten eerste bedank ik graag Veerle Vyncke voor de vele steunende en motiverende woorden. Vervolgens bedank ik Freya Geinger om mijn masterproef na te lezen en mij nog een aantal suggesties te geven. Bedankt iedereen!

3 Abstract Inleiding: De meest recente literatuur naar hechting onderzoekt het voorkomen van momentane hechting, waarbij op verschillende momenten in de tijd variaties in hechting optreden naast de onderliggende hechtingsstijl die gevormd wordt in de kindertijd. Onderzoek naar hechtingsstijl en momentane hechting wordt steeds meer in verband gebracht met verscheidene psychische problemen. Emotioneel eetgedrag is onder andere al in verband gebracht met hechting bij volwassenen. Deze studie gaat het verband tussen momentane hechting en eetgedrag na in een dagboekstudie bij jonge adolescenten. Methode: Zelfrapportage vragenlijsten werden binnen een online dagboek afgenomen, daarnaast werden ook een aantal zelfrapportage vragenlijsten eenmalig voorafgaand aan het dagboek afgenomen. De participanten zijn 56 jongens en meisjes tussen 11 en 14 jaar. De vragenlijsten vooraf peilen naar hechtingsstijl (angstige en vermijdende) en emotioneel eetgedrag. Binnen het dagboek werden vragenlijsten afgenomen die peilen naar interpersoonlijke stress, momentane hechting (veilig en onveilig), emotioneel eetgedrag, en het eetpatroon doorheen de dag. Resultaten: In dit onderzoek wordt er geen verband gevonden tussen hechtingsstijl en emotionele eetstijl. Verder tonen de resultaten een positief verband aan tussen momentane hechtingsveiligheid en hoeveel er dagelijks gegeten werd. Ten slotte is er evidentie voor een interactie-effect tussen momentane hechting en emotionele eetstijl met als afhankelijke variabele emotioneel eetgedrag. Discussie: De resultaten geven evidentie voor de invloed van momentane hechting op emotioneel eetgedrag. Daarbij blijkt vooral de interactie tussen momentane hechting en emotionele eetstijl van belang te zijn. Tot slot rapporteren de participanten ook meer gegeten te hebben in relatie tot het ervaren van meer momentane hechtingsveiligheid.

4 Inhoudsopgave Inleiding... 1 Hechting... 1 De basis van de hechtingstheorie Verschillen in hechtingsgedrag Hechtingsrelaties in de volwassenheid Stabiliteit van hechting Evidentie voor fluctuaties binnen eenzelfde hechtingsrelatie Van Hechting naar Emotieregulatie... 9 De Link tussen Hechting en Eetgedrag Onderzoek bij Kinderen en Adolescenten Besluit en Onderzoeksvragen Methode Steekproef Metingen Vragenlijsten vooraf Hechtingsstijl: Experiences in Close Relationships Scale Revised Child version (ECR-RC) Eetgedrag: Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag (NVE) Dagboek Momentane hechting tegenover de moeder Interpersoonlijke stress : Children s hassles scale (CHS) Eetgedrag Procedure Statistische Analyses Resultaten... 23

5 Preliminaire analyses Onderzoeksvraag 1: Is er een samenhang tussen globale hechtingsstijl en emotioneel eetgedrag? Onderzoeksvraag 2a: Is er een samenhang tussen momentane hechting en verschil in eetgedrag? Onderzoeksvraag 2b: Is de samenhang tussen momentane hechting en verschil en eetgedrag groter bij participanten met een emotionele eetstijl? Discussie Preliminaire Analyses Onderzoeksvragen Sterktes en Zwaktes van de Studie Klinische Implicaties Toekomstig Onderzoek Algemene Conclusie Referenties... 35

6 Lijst met Tabellen en Figuren Figuren Figuur 1.Het integratief model van activatie van het hechtingssysteem (Mikulincer et al., 2003, vertaald door Dhont,2015)...10 Tabellen Tabel 1. Resultaten Lineaire Regressie, verband van momentane hechting en emotionele eetstijl met emotioneel eetgedrag Tabel 2. Resultaten Lineaire Regressie, verband van momentane hechting en emotionele eetstijl met de hoeveelheid die gegeten werd....27

7 Inleiding In deze masterproef trachten we na te gaan of er een verband is tussen momentane hechting en emotioneel eetgedrag. In de literatuurstudie wordt uitgebreid besproken wat hechting precies inhoudt en welke onderzoekslijnen er bestaan binnen dit domein. Verder wordt besproken hoe hechting in verband staat met eetgedrag. We verduidelijken hoe hechting emotieregulatie beïnvloedt en hoe dit kan leiden tot eetgedrag als manier om emoties te verwerken. Daarna worden de studies besproken die al eerder onderzoek deden naar de relatie tussen hechting en emotioneel eetgedrag en wordt verduidelijkt wat emotioneel eten precies inhoudt. Op het einde van de literatuurstudie bespreken we een beperkt aantal studies die deze onderzoekslijn reeds bestudeerden bij kinderen. Hechting De basis van de hechtingstheorie. De basis van de hechtingstheorie valt te situeren bij John Bowlby (1982), die de band onderzocht tussen kinderen en hun verzorgingsfiguren, de hechtingsband. Hechting wordt gedefinieerd als het geheel van gedrag dat een kind in staat stelt om de nabijheid van een verzorgingsfiguur te garanderen. De band met een verzorger, later ook hechtingsfiguur genoemd, wordt op basis van dit hechtingsgedrag geïnstalleerd en ontwikkelt zich in de vroege kindertijd. Bowlby (1973, 1982) vertrekt voor zijn theorie vanuit het idee dat een mens inherent nood heeft aan warmte en liefde en dat het een biologische reflex is om de belangrijkste verzorgingsfiguur aan te trekken bij ongemak, vertrekkende vanuit de zuigreflex. In de verdere tekst zal de moeder standaard als voorbeeld genomen worden voor de belangrijkste verzorgingsfiguur. De automatische reactie van een baby die negatieve prikkelingen ervaart, is huilen. De moeder zal hierop reageren met verzorging. Het kind leert dat de moeder een veilige basis is die ongemak verzacht. Er ontstaat een bidirectionele interactie tussen moeder en kind. Zo zal de baby het huilen en hoe ouder hij wordt, ook ander gedrag dat ongemak aangeeft, steeds specifieker tot de moeder richten (Bowbly, 1973, 1982). Op basis van deze vroege interacties bouwt een kind een intern werkmodel van hechting op. Een intern werkmodel kan gezien worden als een beeld opgeslagen in de hersenen. Dat beeld bevat informatie over zichzelf, de wereld en de ander alsook de interacties tussen deze drie. Bretherton 1

8 (1990) en Waters, Rodrigues, en Ridgeway (1998) interpreteren dit als een specifiek script met als dan informatie over een bepaalde situatie. In dit intern werkmodel ligt opgeslagen welke handelingen het best de aandacht van de moeder trekken en op welke manier negatieve emoties het best gekalmeerd worden. Een voorbeeld hiervan kan zijn: Als ik honger heb en huil, dan zal mijn moeder voor voedsel zorgen. Op die manier vormt het intern werkmodel de basis voor verder hechtingsgedrag en emotieregulatie in de verdere ontwikkeling (Ainsworth, 1985; Ainsworth, Blehar, Waters, & Wall, 1978; Bowlby, 1988). Verschillen in hechtingsgedrag. Verschillende reacties van de verzorgingsfiguur leiden tot differentiaties in het intern werkmodel en vervolgens ook tot ander hechtingsgedrag bij het kind. Bowlby (1988) zag hierbij twee mogelijke groepen van kinderen: kinderen met een veilige hechting en kinderen met een onveilige hechting. Een veilige hechting komt tot stand wanneer de moeder consequent reageert op de signalen van ongemak bij het kind. Zo leert het kind inschatten of de gevolgen van zijn gedrag tot verlichting van het ongemak zullen leiden. Kinderen met een veilige hechting beoordelen de wereld als een veilige plaats en verwachten dat de verzorgingsfiguur troost zal bieden bij gevoelens van onbehagen. Wanneer de moeder weinig aandacht geeft aan de signalen en gevoelens van haar kind en dus weinig responsief reageert, neemt het kind een onveilig hechtingspatroon aan (Bowlby, 1988). Onveilig gehechte kinderen zien de wereld als een onveilige plaats waar je niet op een ander kan rekenen bij onbehagen. Ainsworth (1985) werkte deze hechtingsstijlen verder uit aan de hand van de vreemde situatie procedure. De vreemde situatie procedure is een techniek waarbij ouder en kind in een onderzoeksruimte met speelgoed gebracht worden. Het kind en de ouder kunnen eerst wat samen spelen. In de volgende fase komt een vreemde de kamer binnen. Ouder, kind en vreemde zijn nu samen in de kamer. In de derde fase verlaat de ouder de kamer. In de vierde fase komt de ouder terug binnen en zijn kind en ouder terug herenigd. Om hechtingsgedrag te onderzoeken, is vooral het gedrag van het kind in de derde en vierde fase belangrijk. Kinderen die in de derde fase gewoon verdergingen met spelen, er geen belang aan hechtten dat de moeder weg was en geen aandacht aan de moeder schonken bij terugkeer, classificeerde Ainsworth (1985) als vermijdend gehecht. Kinderen die overdreven angstig reageerden en bijna niet getroost konden worden bij terugkeer van de moeder, behoren tot de 2

9 categorie angstige / ambivalente hechting. Kinderen die angstig en onrustig zijn bij het verdwijnen van de moeder maar bij terugkeer getroost kunnen worden door de moeder, hebben een veilige hechtingsstijl. Later werd hier nog een vierde categorie aan toegevoegd: kinderen met een gedesorganiseerde hechting (Main & Solomon, 1986). Deze categorie werd toegekend aan kinderen die een reeks van vreemde gedragingen stelden bij de vreemde situatie procedure. Deze kinderen stelden gedrag waarbij ze bijvoorbeeld geen reactie meer gaven bij het zien van de ouders, depressief gedrag vertoonden en trage bewegingen maakten (Main & Solomon, 1986). Bowlby (1982) benadrukt het belang van de hechtingsband die ontstaat tussen een kind en zijn primaire verzorgingsfiguur. Naast deze primaire figuur, erkent Bowlby (1982) echter wel dat er in het leven van een kind nog andere, secundaire personen zijn die responsief zullen reageren op signalen van het kind en waarmee dus eveneens een hechtingsband opgebouwd wordt. Secundaire hechtingsrelaties kunnen al in de vroege kindertijd opgebouwd worden met onder meer grootouders en naar het midden van de kindertijd ook met leeftijdsgenootjes. Dit netwerk van hechtingsfiguren wordt met het ouder worden steeds uitgebreider. In de adolescentie kan de band met leeftijdsgenoten zo sterk worden dat een leeftijdsgenoot de positie van belangrijkste hechtingsfiguur inneemt (Seibert & Kerns, 2009). Hechtingsrelaties in de volwassenheid. De hechtingstheorie van Bowlby (1982) werd ontwikkeld bij kinderen. Verder onderzoek ging na of hechting zich op dezelfde manier installeert bij volwassenen en de categorieën van Ainsworth (1985) ook voor volwassenen gehanteerd kunnen worden. Kobak en Sceery (1988) onderzochten hechting bij adolescenten en vonden de drie categorieën die Ainsworth (1985) bij kinderen observeerde, terug. Hazan en Shaver (1987) onderzochten de hechtingsband binnen een romantische relatie. Ze werkten een methode uit om hechting binnen een partnerrelatie te onderzoeken, aan de hand van vragenlijsten, en vonden min of meer de categorieën van Ainsworth (1985) terug. Doch ondervonden Bartholomew en Horowitz (1991) in hun onderzoek naar hechting bij volwassenen dat niet al hun proefpersonen binnen de categorieën van Ainsworth (1985) pasten. Zij werkten daarom een nieuw model uit. Gezien een categoriale benadering de data niet volledig ondersteunde, kozen zij voor een dimensionele benadering. De twee dimensies die zij hanteren, zijn hechtingsangst en hechtingsvermijding. Een individu behaalt op 3

10 elk van beide dimensies een score die laag tot hoog kan zijn. Ze linken beide dimensies ook aan het intern werkmodel van hechting. De dimensie hechtingsvermijding stellen zij in verband met het deel van het werkmodel waarin informatie over de ander en de wereld opgeslagen is. Wanneer een individu ervaart dat de ander niet responsief is, gaat hij de ander als onbetrouwbaar zien. Vanuit deze gedachte wordt geen steun gezocht bij de ander en wordt geprobeerd om problemen zelfstandig op te lossen. De dimensie hechtingsangst komt overeen met het deel van het werkmodel over zichzelf, het individu ziet zichzelf al dan niet als waardevol genoeg om liefde en verzorging te krijgen, met als gevolg dat hij of zij al dan niet alles op alles zet om toch steun en liefde te verkrijgen. Het is mogelijk de dimensies hechtingsangst en hechtingsvermijding terug om te vormen naar categorieën van Ainsworth (1985). Individuen met een lage score op beide dimensies bevinden zich in de categorie veilige hechtingsstijl. Een hoge score op de dimensie angstige hechting en een lage score op de dimensie vermijdende hechting vormen de categorie angstige hechtingsstijl. De categorie vermijdende hechtingsstijl wordt gevormd door een hoge score op de dimensie vermijdende hechting en een lage score op de dimensie angstige hechting. Wanneer de score op beide dimensies hoog is, wordt door Bartholomew en Horowitz (1991) gesproken over een angstig-vermijdende hechtingsstijl. Stabiliteit van hechting. De categorieën van Ainsworth (1985) kunnen dus toegepast worden bij volwassenen. Dit brengt de vraag naar voor of een individu van in de kindertijd tot in het volwassen leven in eenzelfde hechtingscategorie ondergebracht kan worden. Bowlby (1982,1988) en Ainsworth (1985,1989) gaan ervan uit dat de hechtingsstijl van een persoon een stabiel gegeven is, gevormd in de kindertijd met een blijvende geldigheid tot in de volwassenheid. Bowlby (1988) stelt ook dat deze vroege interacties via de internalisatie in een intern werkmodel, een invloed hebben op het volledige latere leven. Daarnaast worden binnen het volwassen leven steeds meer secundaire relaties opgebouwd waarbinnen de hechtingsband van toepassing is, waaronder Bowlby (1982) ook de romantische relatie plaatst. De romantische relatie is een voorbeeld van een secundaire hechtingsrelatie die de positie kan innemen van de belangrijkste hechtingsrelatie. Via onderzoek is er evidentie gevonden voor de aanname van stabiliteit in hechtingsrelaties tot in de volwassenheid. Longitudinaal onderzoek van Waters, Merrick, Treboux, Crowell, 4

11 en Albersheim (2000) toont aan dat de hechtingsstijl die in de kindertijd ten opzichte van de ouders gemeten was, bij 77% van de participanten ook teruggevonden wordt bij een meting in de vroege volwassenheid. Voorgaand besproken onderzoekers zijn het er allen over eens dat hechting in het volwassen leven gelijkenissen vertoont met hechting in de kindertijd en dat de hechtingsstijl van een persoon vaak dezelfde blijft doorheen de levensloop. Drie verschillende onderzoekslijnen wijzen echter op argumenten tegen continuïteit van een hechtingsstijl van in de kindertijd tot in de volwassenheid. Ten eerste stelt Bowlby (1973) zelf reeds dat de hechtingsstijl, gevormd in de vroege kindertijd, door een ingrijpende gebeurtenis of verandering in het leven van een individu van veilig naar onveilig kan veranderen of in omgekeerde richting. Bowlby (1973, 1982) bespreekt hierbij een trauma of drastische veranderingen in opvoedingsstijl. Het intern werkmodel van de hechtingsband met eenzelfde persoon kan volgens hem veranderen doordat de aard van de relatie verandert. De relatie met de moeder kan bijvoorbeeld zeer positief en verzorgend zijn in de kindertijd, maar wanneer ze later bijvoorbeeld een depressie krijgt, bestaat de kans dat ze hierdoor niet meer emotioneel aanwezig is wanneer nodig (Bowbly, 1973). Ten tweede toont onderzoek aan dat de hechtingsstijl die iemand heeft ten opzichte van één hechtingsfiguur niet steeds dezelfde is ten opzichte van andere hechtingsfiguren. Hazan en Shaver (1987; 1993) gaan er in hun onderzoek vanuit dat het intern werkmodel over hechting dat opgebouwd wordt in de ouder-kindrelatie van toepassing is op de romantische relatie. Treboux, Crowell en Waters (2004) vonden echter evidentie tegen deze continuïteit. Zij vertrokken voor hun onderzoek vanuit het idee dat de hechtingsband die iemand opbouwt met een romantische partner niet noodzakelijk gelijk moet zijn aan de hechtingsband met de ouders. Een individu kan bijvoorbeeld een veilige hechtingsstijl hebben ten opzichte van zijn ouders en een onveilige hechtingsstijl tegenover zijn romantische partner. In hun onderzoek vonden zij vier groepen terug: twee groepen die de conclusie van Hazan en Shaver (1993) bevestigen, waarbij de hechtingsband met de ouders gelijkaardig is aan de hechtingsband met de romantische partner, dit betrof 68% van de participanten in dit onderzoek. Daarnaast vonden zij ook twee groepen terug die de conclusie van Hazan en Shaver (1993) weerleggen, waarbij de hechtingsband met de ouders verschillend is van die met de romantische partner, hiertoe 5

12 behoort 32% van de participanten. Hieronder valt een groep waarbij de hechtingsband met de ouders veilig is maar die met de romantische partner onveilig en een groep met een onveilig hechting naar de ouders toe maar wel een veilige hechting met de romantische partner. Deze studie vormt evidentie voor het bestaan van een onderscheid in hechtingsstijl tussen verschillende relaties. Binnen het intern werkmodel voor hechting wordt dus informatie over verschillende individuen opgeslagen. Een laatste richting binnen dit onderzoeksterrein stelt dat er variaties kunnen optreden binnen eenzelfde hechtingsrelatie, op verschillende momenten doorheen de tijd. Het gaat over minder blijvende veranderingen in tegenstelling tot de verandering ten gevolge van bijvoorbeeld een traumatische ervaring, zoals door Bowlby (1973) voorgesteld. Er wordt aangenomen dat iemand die over het algemeen een veilige hechtingsstijl heeft, zich op specifieke momenten minder veilig kan voelen. Dit wordt verder benoemd als momentane hechting. Een mogelijke verklaring voor deze momentane hechting stelt dat de kenmerken van een bepaalde situatie specifieke elementen uit een intern werkmodel kunnen oproepen. Zo kan het dat een bepaalde situatie meer angstige hechtingsrepresentaties en een andere situatie meer vermijdende of veilige hechtingsrepresentaties oproept. Dit kan ook gekoppeld worden aan de dimensionele benadering van Bartholomew en Horowitz (1991). Vanuit deze benadering is het mogelijk af te leiden dat ook een veilige hechtingsrelatie niet 100 % veilig is. Een persoon kan van moment tot moment een beetje verschuiven op de assen voor hechtingsangst en hechtingsvermijding. Een responsieve moeder heeft ook momenten waarop ze, wanneer ze bijvoorbeeld een vermoeiende dag achter de rug heeft, minder responsief reageert. Op basis van dit gedrag van de moeder wordt het intern werkmodel deels herzien of vernieuwd, zonder het bestaande werkmodel aan te tasten (Fraley, Vicary, Brumbaugh, & Roisman, 2011). Evidentie voor fluctuaties binnen eenzelfde hechtingsrelatie. Vooral in de recente literatuur wordt onderzoek naar momentane hechting teruggevonden. Binnen dit onderzoeksdomein kunnen de studies opgedeeld worden naargelang de opzet van het design. In eerste instantie zijn er studies die gebruik maken van een experimenteel design waarbij de aanwezigheid van momentane hechting gemanipuleerd wordt. Ten tweede gebeurt er dagboekonderzoek waarbij hechting op verschillende dagen gemeten wordt. 6

13 Mikulincer, Gillath, en Shaver (2002) bevestigen in hun studie dat elke specifieke situatie een specifiek en verschillend deel uit het intern werkmodel kan oproepen. Deze auteurs onderzoeken dit aan de hand van hechtingsprimes. Hierbij gaat men het oproepen van momentane hechting en bijhorend intern werkmodel experimenteel manipuleren. Concreet wil dit zeggen dat een participant geconfronteerd wordt met een woord, een afbeelding of een situatie om verscheidene representaties van het intern werkmodel van hechting op te roepen Deze prime kan bewust of subliminaal aangeboden worden. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek van Carnelly en Rowe (2007). Zij maakten gebruik van twee primes voor veilige hechting en één neutrale prime. De eerste hechtingsprime voor veilige hechting bestond uit het schrijven over een individu bij wie de participanten zich vertrouwd en veilig voelen. De tweede prime was het beschrijven van een situatie die ze meegemaakt hadden waarin ze gesteund en geholpen werden door anderen. De neutrale prime bestond uit het beschrijven van een situatie waarin ze bijvoorbeeld naar de supermarkt gingen. Het onderzoek toont aan dat bij het primen van een veilige hechtingscue de participanten positievere verwachtingen vertonen ten opzichte van hechtingsfiguren dan personen die geprimed worden met de neutrale hechtingscue. Momentane fluctuaties in hechting werden ook enkele malen onderzocht aan de hand van dagboekstudies. Een dagboekstudie is een onderzoek waarbij een participant op meerdere dagen deelneemt aan de studie en op verschillende dagen dezelfde vragenlijsten invult, waarbij de vragen betrekking hebben op de voorbije dag. Op basis hiervan wordt nagegaan of een variabele, hier onder andere hechting, op verschillende dagen een verschillende invulling krijgt. In dagboekonderzoek onderscheidde men een globale hechtingsstijl en tijdelijke variaties hierop, benoemd als momentane hechting (Bosmans, Van de Walle, Goossens, & Ceulemans, 2014; Davila & Sargent, 2003; Fraley et al., 2011). We gaan verder in op deze drie studies. Davila en Sargent (2003) onderzochten of dagelijkse levensgebeurtenissen en stressoren voor een verandering in momentane hechtingsveiligheid zorgen, gemeten aan de hand van vragenlijsten die acht weken lang dagelijks ingevuld werden. De resultaten bevestigen de hypothese dat dagelijkse gebeurtenissen invloed hebben op de mate waarin hechting als veilig ervaren wordt doorheen de dag. Er werd ook teruggevonden dat de interpretatie die een individu aan een gebeurtenis geeft, een groter effect heeft op momentane hechting dan de gebeurtenis zelf. Vooral interpretaties die te maken hebben met interpersoonlijke problemen en conflict, 7

14 zijn gelinkt aan momentane hechting. Die interpretaties kunnen als bevestiging gezien worden voor het oproepen van specifieke hechtingsrepresentaties uit het intern werkmodel. Fraley et al. (2011) onderzochten aan de hand van zelfrapportage of er evidentie is voor het bestaan van momentane hechting of enkel een globale hechtingsstijl bestaat die stabiel blijft over herhaalde metingen heen. Dit onderzochten ze bij universiteitsstudenten waarbij ze een groep dagelijks vragenlijsten lieten invullen gedurende 30 dagen en een andere groep wekelijks gedurende 45 weken. Ze vonden in hun studie bevestiging voor de hypothese dat elke persoon een globale hechtingsstijl heeft die kan verschillen tussen individuen. Ze vonden echter ook voldoende fluctuaties op deze hechtingsstijl terug in de metingen. De conclusie van Fraley et al. (2011) is dat er bovenop de globale hechtingsstijl momentane fluctuaties in hechting voorkomen. Deze worden door de auteurs geïnterpreteerd als een hechtingstoestand die op dat moment uitgelokt wordt door de situatie. Na die gebeurtenis neemt de hechting van een individu terug de vorm aan van de globale hechtingsstijl. Ten slotte onderzochten Bosmans et al. (2014) bij kinderen tussen 9 en 13 jaar oud associaties tussen een globale hechtingsstijl en momentane hechtingsfluctuaties. Dit werd onderzocht aan de hand van een zeven dagen durende dagboekstudie. Participanten beantwoordden dagelijks negen items, drie voor angstige momentane hechting, drie voor vermijdende en drie items voor de mate van vertrouwen in de moeder. Hun onderzoek vindt evidentie voor fluctuaties in momentane hechting op verschillende dagen. De participanten rapporteren meer momentane hechtingsangst en hechtingsvermijding en minder momentane hechtingsveiligheid op dagen waarop een conflict met de moeder heeft plaatsvond. Verder toont deze studie ook aan dat hoe veiliger de algemene hechtingsstijl is, hoe minder fluctuaties in momentane hechting er over de dagen heen optreden. Hoewel er dus evidentie is voor stabiliteit van de hechtingsrelatie die in de kindertijd gevormd wordt, tot in de volwassenheid, tonen verscheidene recentere studies ook aan dat die stabiliteit niet onder alle omstandigheden geldt. Variaties op die stabiliteit worden gevonden tussen relaties, binnen eenzelfde relatie onder ingrijpende levensgebeurtenissen en gerelateerd aan specifieke situaties. Eerder werd in deze literatuurstudie reeds besproken dat Bowlby (1973, 1982) het optreden van hechtingsgedrag in verband stelt met situaties van ongemak en hij legt later ook al de link 8

15 tussen hechting en hoe men omgaat met emoties. In het volgende deel wordt dit verband uitgebreider besproken. Van Hechting naar Emotieregulatie Om de samenhang van hechting met eetgedrag te verduidelijken, wordt eerst iets dieper ingegaan op het concept emotieregulatie. Emotieregulatie wordt gedefinieerd als de pogingen van het individu om invloed uit te oefenen op welke emoties ze voelen, wanneer ze deze voelen en hoe de emoties worden ervaren en uitgedrukt (Gross, 1998, vertaald door Braet, Cracco & Thewis, 2013, p.7). De ontwikkeling van emotieregulatiestrategieën wordt reeds door Bowlby (1988) verbonden met hechting. Hij ziet hechting immers als een manier om met dreiging om te gaan, waarbij een individu in interactie met de ander leert om die dreiging te verlagen. Mikulincer et al. (2003) ontwikkelden een model dat het belang van hechting in de ontwikkeling van emotieregulatie verduidelijkt (zie figuur 1). Het model bevat drie belangrijke componenten: beoordelen of er bedreiging aanwezig is, beoordelen of de hechtingsfiguur beschikbaar is en uitmaken of nabijheid zoeken een optie is. Bij het ervaren van een prikkel is het in eerste instantie belangrijk om te evalueren of deze prikkel bedreigend is of niet. Bij bedreiging wordt het hechtingssysteem geactiveerd en probeert een individu zijn emoties te reguleren. Bij de tweede component van het model wordt beoordeeld of de hechtingsfiguur beschikbaar is. Indien dit het geval is, vraagt een individu steun aan de hechtingsfiguur om de bedreiging weg te nemen. Wanneer een individu vaak geconfronteerd wordt met een responsieve hechtingsfiguur, leert men het helpende gedrag van de hechtingsfiguur te internaliseren en zelf toe te passen om met emoties om te gaan. Indien de hechtingsfiguur niet beschikbaar wordt geacht, gaat men over naar de derde component van het model. Die component bestaat uit het beoordelen of het opzoeken van de hechtingsfiguur een zinvolle actie is. Indien men gelooft dat dit niet het geval is, gaat men bedreigende situaties zoveel mogelijk vermijden, dit wordt gekoppeld aan een vermijdende hechtingsstijl. Als gevolg van deze vermijding, schenkt men minder aandacht aan bedreigende informatie uit de omgeving of gaat men het belang van bedreigende situaties te devalueren. Indien men gelooft dat nabijheid opzoeken wel zinvol is, wordt een individu hypervigilant voor bedreigende situaties. Dit patroon wordt teruggevonden bij angstig gehechte individuen. Het individu richt de aandacht veel meer en veel sterker op bedreigende prikkels en de (on)beschikbaarheid van de hechtingsfiguur. 9

16 Als reactie hierop volgt overdreven aanhankelijk gedrag met als doel steun van de hechtingsfiguur te krijgen. Figuur 1.Het integratief model van activatie van het hechtingssysteem (Mikulincer et al., 2003; vertaald door Dhont, 2015). Bij angstige en vermijdende hechting helpt de internalisatie van de hechtingsfiguur niet bij het omgaan met emoties. De informatie uit het intern werkmodel wijst hen op de onbeschikbaarheid van de hechtingsfiguur en hoe ze geleerd hebben om 10

17 hiermee om te gaan in emotionele situaties. Bovenop de emotionele situatie komen bijkomende pijnlijke emoties ten gevolge van de onbeschikbaarheid van de hechtingsfiguur (Mikulincer et al., 2003). Hieruit volgt dat bij beide onveilige hechtingsstijlen, een individu andere strategieën ontwikkelt om met negatief affect om te gaan (Mikulincer et al., 2003). Dit zijn vaak externe zaken die het onbehagen tijdelijk verzachten maar op termijn voor negatieve gevolgen zorgen zoals middelengebruik, seksueel gedrag en eetgedrag (Maunder & Hunter, 2001). De Link tussen Hechting en Eetgedrag Eetgedrag wordt de laatste jaren steeds vaker in verband gebracht met hechting, vooral in de context van eetstoornissen (ColeDetke & Kobak, 1996; Mikulincer & Shaver, 2007; Tasca et al., 2009, Tasca & Balfour, 2014). Deze studies tonen aan dat zowel een vermijdende hechtingsstijl als een angstige hechtingsstijl samenhangen met het ontwikkelen van een eetstoornis en dat emotieregulatie hier een rol in speelt. Met betrekking tot de huidige studie gaan we specifiek in op onderzoek naar emotioneel eetgedrag. In de literatuur wordt emotioneel eten gedefinieerd als de neiging om zich te overeten ten gevolge van negatieve emoties zoals angst of irritatie (van Strien & Ouwens, 2007), p. 106). Bij emotioneel eetgedrag wordt niet alleen gegeten wanneer men honger heeft, maar ook wanneer men negatieve emoties ervaart. Eten wordt gebruikt om emoties te reguleren maar dit is op lange termijn niet effectief omdat het gepaard gaat met een aantal negatieve consequenties zowel op fysiek, psychisch als op sociaal vlak. Zo gaat emotioneel eten vaak gepaard met sociale angst, een laag zelfbeeld, lage relationele tevredenheid (Van Strien, Schippers, & Cox, 1995). Emotioneel eten komt voor bij eetstoornissen, maar ook in niet-klinische populaties (Nguyen-Michel, Unger, & Spruijt- Metz, 2007; van Strien, Herman, Anschutz, Engels, & de Weerth, 2012; van Strien & Ouwens, 2007). Wanneer emotioneel eten vaak voorkomt kan dit leiden tot obesitas (Adriaanse et al., 2011). Emotioneel eetgedrag is bovendien vaak een voorloper van Binge Eating Disorder 1, een eetstoornis gerelateerd aan overgewicht en obesitas (Eldredge & Agras, 1996; Pinaquy, Chabrol, Simon, Louvet, & Barbe, 2003; Stice, Presnell, Shaw, & Rohde, 2005). Onderzoek naar emotioneel eten is vaak uitgevoerd in 1 Binge Eating Disorder wordt gedefinieerd als: Het voorkomen van episodes waarbinnen het nuttigen van een veel grotere hoeveelheid voedsel binnen een korte tijdsperiode, dan anderen zouden doen onder vergelijkbare omstandigheden optreedt en waarbij men het gevoel heeft geen beheersing te hebben over eten (American Psychiatric Association, 2013, ). 11

18 een klinische context, in onderzoek naar Binge Eating Disorder. Hoewel emotioneel eten sterk gelinkt is aan Binge Eating Disorder, valt dit er niet mee samen.. Om van een eetbuistoornis te kunnen spreken, moet een individu controleverlies ervaren tijdens het eten, hij of zij kan dan het gevoel krijgen niet te kunnen stoppen met eten of geen controle te hebben over wat of hoeveel je eet (American Psychiatric Association, 2013, p.489). Dit criterium is niet vereist bij emotioneel eetgedrag. Verder gaat een eetbuistoornis veelal gepaard met een bepaalde mate van lijden (American Psychiatric Association, 2013). Bij emotioneel eetgedrag is dit niet noodzakelijk het geval. De relatie tussen Binge Eating Disorder en angstige hechtingstijl is al een paar keer aangetoond, waarbij een angstige hechtingsstijl samenhangt met het voorkomen van meer kenmerken van Binge Eating Disorder (Boone, 2013; Brownstone et al., 2013; Han & Pistole, 2014; Kiang & Harter, 2006). De relatie met een vermijdende hechtingsstijl is minder vaak aangetoond, maar Han en Pistole (2014) vonden ook hiervoor significante resultaten. Han en Pistole (2014) onderzochten bij een groep vrouwelijke studenten zowel voor angstige als vermijdende hechtingstijl de relatie met Binge Eating Disorder aan de hand van vragenlijsten voor hechtingsstijl en Binge Eating Disorder. Hun onderzoek bevestigde de hypothese dat hechtingsstijl een invloed heeft op Binge Eating Disorder en dat het omgaan met emoties hier een rol in speelt. Bij een angstige hechtingsstijl veronderstellen zij dat voedsel fungeert als een bron voor emotieregulatie die in tegenstelling tot de hechtingsfiguur steeds beschikbaar is. Bij vermijdende hechtingsstijl interpreteren ze eten als een vlucht van negatieve emoties en frustraties die opgeroepen worden door de aan vermijdende hechtingsstijl gerelateerde representaties binnen het intern werkmodel van hechting. Alexander en Siegel (2013) hebben in een niet-klinische populatie bij 97 participanten vragenlijsten afgenomen die peilen naar hechtingsstijl en emotioneel eetgedrag. In de resultaten zijn significante effecten aangetoond voor de aanwezigheid van meer emotioneel eetgedrag bij een angstige hechtingsstijl. De relatie tussen vermijdende hechtingsstijl en emotioneel eetgedrag is niet significant in deze studie. Verder halen Alexander en Siegel (2013) ook aan dat vrouwen hogere scores behalen voor emotioneel eetgedrag dan mannen. Naast een effect voor hechtingsstijl kan ook preliminaire evidentie voor een verband tussen momentane hechting en eetgedrag gevonden worden, hetgeen ook de doelstelling is van het huidig onderzoek. De twee volgende studies deden onderzoek naar 12

19 dit verband bij volwassenen. O'Connor, Jones, Conner, McMillan, en Ferguson (2008) maken een onderscheid tussen verschillende soorten stress, waaronder interpersoonlijke stress. Interpersoonlijke stress wordt gezien als een stressbron gelinkt aan gevoelens van eenzaamheid, er alleen voor te staan, gevoelens die nauw samenhangen met onveilige hechting. Interpersoonlijke stress kan dus gezien worden als een situatie die representaties van onveilige hechting oproept, zoals aangetoond door Bosmans et al. (2014) en Fraley et al. (2011). De studie van O'Connor et al. (2008) onderzoekt de relatie tussen interpersoonlijke stress en hoeveel de participanten snoepen, aan de hand van een zeven dagen durende dagboekstudie bij 422 participanten. Uit hun onderzoek komt naar voor dat interpersoonlijke stress effectief gelinkt is aan het eten van meer snacks. Verder vonden zij terug dat er een groter effect is van dagelijkse stress op de hoeveelheid snacks die gegeten worden voor de participanten met een hogere score voor emotionele eetstijl. Participanten met een emotionele eetstijl rapporteren over het algemeen een grotere neiging tot emotioneel eetgedrag. Wilkinson, Rowe en Heath (2013) onderzochten het verband tussen momentane hechting en eetgedrag aan de hand van primingonderzoek. In hun onderzoek maakten zij gebruik van primes om ofwel representaties van hechtingsangst op te wekken ofwel representaties van hechtingsveiligheid bij 21 vrouwelijke studenten met een gemiddelde leeftijd van 21 jaar. Voorafgaand aan het primeonderzoek werd bij elke participant de Experiences in Close Relationships afgenomen om een idee te krijgen van de algemene hechtingsstijl. Een week na deze screening vond de primingtaak plaats. De participanten kregen een beschrijving van een veilige of een angstige hechtingsrelatie. Er werd gevraagd te denken aan een relatie uit hun eigen leven waarbij ze die beschrijving herkenden en om hun gevoelens over deze relatie gedurende tien minuten neer te schrijven. Elke participant nam zowel deel aan de angstige als aan de veilige hechtingsconditie. Na het primen van hechting verliet de proefleider het lokaal en bleven de participanten alleen achter in de ruimte met een kom koekjes. De resultaten geven aan dat een algemene angstige hechtingsstijl in combinatie met een veilige prime gerelateerd is aan het eten van meer koekjes. Verder is er ook een hoofdeffect voor het primen van momentane angstige hechting. Onafhankelijk van de algemene hechtingsstijl, werden er meer koekjes gegeten na het primen van momentane hechtingsangst. 13

20 Onderzoek bij Kinderen en Adolescenten De studies die tot nu toe besproken werden, focussen op onderzoek bij volwassenen. Bij kinderen en jongeren werd het verband tussen hechting en emotioneel eetgedrag nog niet eerder onderzocht. Wel is er reeds evidentie voor het voorkomen van momentane hechting bij kinderen, zie de eerder besproken studie van Bosmans et al Studies naar emotioneel eetgedrag bij kinderen tonen aan dat emotioneel eten reeds voorkomt op jonge leeftijd, vanaf 6 jaar, wat wijst op de nood aan onderzoek naar de onderliggende mechanismen. Onderzoek stelt dat kinderen vanaf het midden van de kindertijd tot de vroege adolescentie in staat zijn om controle te hebben over hun eetgedrag en hun emoties te reguleren en dat deze taak niet meer volledig door de ouders vervuld wordt. Dit maakt het mogelijk om ook bij kinderen en jongeren te onderzoeken welke psychologische mechanismen een invloed uitoefenen op eetgedrag (Harrist, Hubbs-Tait, Topham, Shriver, & Page, 2013; Lytle, Seifert, Greenstein, & McGovern, 2000). Emotioneel eten is reeds meermaals onderzocht bij kinderen. Braet en Van Strien (1997) en Croker et al. (2011) tonen aan dat kinderen met obesitas hoger scoren voor emotioneel eetgedrag dan kinderen met een gezond gewicht. Tanofsky-Kraff et al. (2004) onderzochten emotioneel eten bij obese kinderen en bij kinderen met een gezond gewicht en vonden in beide groepen evidentie voor het voorkomen van emotioneel eten. Bijkomend stelden zij vast dat emotioneel eten vaker voorkomt bij kinderen die meer controleverlies over eten rapporteren. Bij adolescenten is teruggevonden dat emotioneel eten samen gaat met hoeveel de adolescent eet en de mate van overeten (Van Strien, Engels, Van Leeuwe, & Snoek, 2005). Het samengaan van emotioneel eten met overeten en controleverlies kan wijzen op een voorspellende waarde van emotioneel eten bij het ontwikkelen van Binge Eating Disorder (Stice, Presnell & Spangler, 2002). Binge Eating Disorder, de klinische variant van emotioneel eten, wordt al bij kinderen tussen de 6 en 10 jaar oud teruggevonden (Spurrell, Wilfley, Tanofsky, & Brownell, 1997). Gezien emotioneel eetgedrag ook bij kinderen reeds voorkomt en kan samengaan met overgewicht, overeten en controleverlies, is het belangrijk na te gaan hoe emotioneel eetgedrag bij kinderen tot stand komt en of bij kinderen en jongeren evidentie gevonden wordt voor een verband tussen hechting en emotioneel eetgedrag. 14

21 Besluit en Onderzoeksvragen De recente literatuur naar hechtingsonderzoek vindt steeds meer bevestiging voor het bestaan van momentane hechting. Naast de globale hechtingsstijl die een individu ontwikkelt in de vroege kindertijd en die kan verschillen tussen individuen in de mate waarin deze als veilig, vermijdend of angstig bevonden wordt, worden ook verschillen gevonden binnen een individu (Bosmans et al., 2014; Fraley et al., 2011). Hechting en eetgedrag zijn reeds van bij Bowlby (1982) met elkaar verbonden. De ontwikkeling van de hechtingsband start immers bij de zuigreflex. De invloed van een globale angstige hechtingsstijl op emotioneel eten werd meermaals aangetoond bij volwassenen, dit vooral in de context van Binge Eating Disorder (Eggert et al., 2007; Kiang & Harter, 2006, Alexander & Siegel, 2013). Eén studie vond een verband tussen vermijdende hechtingsstijl en emotioneel eetgedrag terug (Han & Pistole, 2014). Het onderzoek naar momentane hechting maakt het mogelijk te onderzoeken of hechting een rol speelt bij emotioneel eetgedrag op de momenten waarop emotioneel eetgedrag voorkomt. In de literatuur vonden we slechts twee studies terug die aanwijzing geven voor dit verband bij volwassenen. O Connor et al. (2008) tonen aan dat interpersoonlijke stress, gelinkt aan momentane hechting (Fraley et al.2011), in verband staat met emotioneel eetgedrag. Wilkinson en Rowe (2013) vinden terug dat angstige hechtingsprimes een invloed hebben op hoeveel iemand eet. Bij kinderen en adolescenten is nog heel weinig onderzoek gebeurd naar het verband tussen hechting en eetgedrag. Wel werd in deze populatie aangetoond dat emotioneel eetgedrag reeds op die leeftijd voorkomt. Studies bij volwassenen en kinderen tonen aan dat emotioneel eten een impact kan hebben op de fysieke en psychische gezondheid. Emotioneel eten kan bijdragen in de ontwikkeling van obesitas en Binge Eating Disorder. Gezien het reeds voorkomen van emotioneel eetgedrag op jonge leeftijd en het gebrek aan onderzoek bij die leeftijdsgroep, willen we in deze studie nagaan of hechting ook bij jonge adolescenten een invloed heeft op emotioneel eetgedrag. Hierbij onderzoeken we zowel hechtingsstijl via vragenlijsten als momentane hechting via dagboekmethodologie. Onderzoeksvraag 1: Is er een samenhang tussen globale hechtingsstijl en emotioneel eetgedrag? 15

22 De samenhang tussen een angstige hechtingsstijl en een emotionele eetstijl is meermaals aangetoond in de context van Binge Eating Disorder (Eggert et al., 2007; Han & Pistole, 2014; Kiang & Harter, 2006). We vinden slechts één onderzoek terug dat uitgevoerd werd in een niet-klinische populatie (Alexander & Siegel, 2013). Bij kinderen is dit verband nog niet onderzocht, ondanks evidentie voor het voorkomen van emotioneel eetgedrag bij kinderen (Tanofsky-Kraft et al., 2007). In deze studie is het de bedoeling het verband tussen hechtingsstijl en emotionele eetstijl te onderzoeken bij jonge adolescenten. Vanuit het onderzoek bij volwassenen wordt vooral verwacht dat een angstige hechtingsstijl samengaat met een emotionele eetstijl. Vermijdende hechtingsstijl wordt mee onderzocht omdat hiervoor ook enige evidentie teruggevonden werd in het onderzoek van Han en Pistole (2014) en we nog te weinig onderzoek terugvinden in de literatuur om deze variabele uit te sluiten. Onderzoeksvraag 2a: Is er een samenhang tussen momentane hechting en verschil in eetgedrag? Uit de studies van O'Connor et al. (2008) en Wilkinson et al.(2013) kunnen we preliminaire evidentie afleiden voor een verband tussen momentane hechtingsangst en eetgedrag bij volwassenen. Wilkinson et al. (2013) onderzoeken dit door momentane hechting experimenteel te manipuleren en na te gaan hoeveel er gesnoept wordt bij een angstige hechtingsprime. O Connor et al. (2008) onderzoeken de samenhang tussen hoeveel er dagelijks gegeten wordt en interpersoonlijke stress, gelinkt aan momentane hechting. In deze studie willen we zowel hoeveel doorheen de dag gegeten wordt, als een dagelijkse maat voor emotioneel eetgedrag opnemen. Emotioneel eetgedrag meet immers eten in relatie tot emoties, terwijl de hoeveelheid die dagelijks gegeten wordt, een ruimere maat is. Er wordt verwacht dat er meer gegeten wordt en meer sprake is van emotioneel eetgedrag op dagen waarop meer angstige hechtingsrepresentaties gerapporteerd worden. Onderzoeksvraag 2b: Is de samenhang tussen momentane hechting en verschil en eetgedrag groter bij participanten met een emotionele eetstijl? Gezien een emotionele eetstijl niet bij elk individu voorkomt, gaan we ervanuit dat de impact van momentane hechting verschillend zal zijn voor individuen met een hoge score voor emotionele eetstijl dan bij individuen met een lage score. O Connor et al. 16

23 (2008) vonden evidentie voor een groter verband tussen momentane hechting en hoeveel er gesnoept wordt, bij participanten met een hogere score voor emotionele eetstijl. In de huidige studie is het de bedoeling na te gaan of emotionele eetstijl als moderator optreedt bij het verband tussen momentane hechting en dagelijks verschil in eetgedrag. Hierbij wordt een sterker verband tussen momentane hechting en verschil in eetgedrag verwacht bij kinderen met een hogere score voor emotionele eetstijl. Methode Steekproef De uiteindelijke steekproef van dit onderzoek wordt gevormd door 56 participanten, waaronder 28 meisjes en 28 jongens. In de oorspronkelijke steekproef bevonden zich 60 participanten, 4 participanten zijn niet opgenomen in de analyses wegens incorrect invullen van een deel van het dagboek, verschillende dagen werden tegelijk ingevuld. De leeftijd van de participanten varieert van 11 tot 14 jaar (M=12.4, SD=0.9). Adjusted BMI en Sociaal Economische Status (SES) zijn berekend. De adjusted BMI is een aanpassing op de Body Mass Index (BMI) die gebruikt kan worden bij kinderen en jongeren. BMI is een maat om te bepalen of iemand een gewicht heeft dat te laag of te hoog is voor zijn of haar lengte en wordt berekend door het gewicht van een persoon te delen door zijn lengte in meter in het kwadraat. De adjusted BMI wordt berekend door de huidige BMI te delen door de norm BMI, bepaald op basis van normtabellen voor leeftijd en geslacht, en dit te vermenigvuldigen met 100 (Frederiks, van Buuren, Wit, & Verloove-Vanhorick, 2000). Een adjusted BMI lager dan 75, wijst op klinisch ondergewicht. Een adjusted BMI tussen de 75 en 85 geeft ondergewicht aan. Bij een adjusted BMI tussen de 85 en 120, spreekt men over een normaal gewicht. Voor overgewicht moet de adjusted BMI tussen de 120 en 140 liggen en voor obesitas moet de adjusted BMI hoger zijn dan 140 (Van Winckel & Van Mil, 2001). De adjusted BMI van de participanten varieert tussen en (M=102.7, SD=18.6). SES is berekend aan de hand van de hollingsheadindex. Deze index wordt berekend op basis van het beroep en de hoogst behaalde opleiding van de ouders (hollingsheadindex = (beroep x 7) + (opleding x 4)). Het beroep en de opleiding van de ouders worden gecodeerd aan de hand van een lijst met beroepen. In twee-oudergezinnen wordt de index voor beide ouders 17

24 berekend en het gemiddelde hiervan genomen. Een gezin wordt op basis van die score ingedeeld in een klasse (1=laag, 2=lage middenklasse, 3=middenklasse, 4=hoge middenklasse, 5=hoog) (Hollingshead, 1975). De grootste groep participanten bevindt zich in de middenklasse (62%), in de hoge middenklasse bevindt zich 28.6 % van de participanten, 7.1% behoort tot de lage middenklasse en 1.8% tot de lage klasse. Metingen Binnen dit onderzoek kan een onderscheid gemaakt worden tussen vragenlijsten die voorafgaand aan het online dagboek zijn afgenomen en vragenlijsten die deel uitmaken van het dagboek. Vragenlijsten vooraf. Hechtingsstijl: Experiences in Close Relationships Scale Revised Child version (ECR-RC). De Experiences in Close Relationships Scale Revised Child version (ECR-RC (Brenning, Soenens, Braet, & Bosmans, 2011) werd afgenomen om een beeld te krijgen van de hechtingsstijl. Dit is een Nederlandstalige versie van de Experiences in Close Relationships Scale-Revised vragenlijst die aangepast werd voor gebruik bij kinderen en in de vroege adolescentie (ECR-R; Fraley, Waller, & Brennan, 2000; Nederlandse vertaling door Buysse & Dewitte, 2004). De ECR-RC bevat 36 items en ondervraagt de hechtingsstijl in de relatie met een specifiek individu, hier de moeder. De ECR-RC bevat twee subschalen, elk bestaande uit 18 vragen, die de dimensies angstige en vermijdende hechtingsstijl bevragen. Beide subschalen hebben een sterke validiteit en interne consistentie (Brenning et al., 2011). De subschaal angstige hechtingsstijl bevat items zoals ik ben bang dat mijn moeder mij niet meer graag zou zien en ik maak me zorgen dat mijn moeder me niet even graag ziet als ik haar. Items uit de subschaal vermijdend hechtingsstijl zijn onder andere ik zeg liever niet aan mijn moeder hoe ik me diep vanbinnen voel en ik vind het moeilijk om toe te geven dat ik hulp van mijn moeder nodig heb. Elk item wordt gescoord op een 7-puntenschaal, waarbij 1 staat voor helemaal niet akkoord en 7 voor helemaal akkoord. Hoe hoger de score op één van de subschalen, hoe hoger een individu zich bevindt op de desbetreffende dimensie. In deze studie is de interne consistentie van de subschaal angstige hechtingsstijl hoog (Cronbach s alpha.85) en voor vermijdende hechting is de betrouwbaarheid ook hoog (Cronbach s alpha.93). 18

25 Eetgedrag: Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag (NVE). De NVE (Van Strien et al., 2005) bestaat uit 33 items die drie eetstijlen onderzoeken. Een eerste subschaal is emotioneel eten, een tweede meet extern eetgedrag en een laatste lijngericht eten. In dit onderzoek wordt gefocust op de subschaal emotioneel eten, bestaande uit 13 items. Deze subschaal heeft een goede validiteit en betrouwbaarheid (Van Strien et al., 2005). Voorbeelden van items uit deze subschaal zijn als je boos bent, heb je dan zin om iets te eten en als je alleen bent, heb je dan zin om iets te eten. De antwoorden worden gescoord op een 5-puntschaal waarbij 1 staat voor nooit en 5 voor altijd. Hoe hoger de score, hoe meer aanwijzingen er zijn voor emotioneel eetgedrag. Deze subschaal heeft een hoge betrouwbaarheid binnen de studie (Cronbach s alpha.92). Dagboek. Momentane hechting tegenover de moeder. De momentane hechting ten opzichte van de moeder werd dagelijks bevraagd aan de hand van een aanpassing op een aantal items uit de ECR-RC. Deze vragen bestaan telkens uit drie items per hechtingsdomein: drie vragen over vermijding, drie vragen over angstige hechting en drie vragen die peilen naar veilige hechting. De drie vragen die veilige hechting meten, werden afgeleid uit de People In My Life (PIML) (Ridenour, Greenberg, & Cook, 2006). Bosmans et al. (2014) maakten in hun dagboekstudie voor het eerst gebruik van deze negen items en vonden evidentie voor een goede constructvaliditeit. De items voor momentane hechtingsangst zijn: op dit moment voel ik dat als ik aan mijn mama toon dat ik haar graag zie, ik bang ben dat zij me niet even graag ziet, op dit moment voel ik dat ik bang ben dat mijn mama mij minder goed vindt dan andere kinderen, op dit moment voel ik dat mijn mama mij niet meer graag zal zien, als ze weet wat ik echt denk en voel. Voor momentane hechtingsvermijding zijn dit: op dit moment voel ik dat ik mijn problemen liever zelf oplos, op dit moment voel ik dat ik liever geen hulp vraag aan mijn mama en op dit moment voel ik dat het niet helpt om met mijn mama te praten. Vragen die momentane hechtingsveiligheid meten zijn: op dit moment voel ik dat mijn mama aandacht heeft voor mij, op dit moment voel ik dat ik op mijn mama kan rekenen als ik een probleem heb en op dit moment voel ik dat ik goed overeen kom met mijn mama. De antwoorden op de items worden gescoord op een 10 puntschaal 19

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Dr. Annemiek Karreman Departement Medische en Klinische Psychologie, Tilburg University Deze presentatie Twee experimentele studies naar de rol van

Nadere informatie

SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF- EN BELONINGSGEVOELIGHEID EN EETSTIJLEN BIJ ADOLESCENTEN?

SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF- EN BELONINGSGEVOELIGHEID EN EETSTIJLEN BIJ ADOLESCENTEN? VAKGROEP ONTWIKKELINGS-, PERSOONLIJKHEID- EN SOCIALE PSYCHOLOGIE (PP07) ONDERZOEKSGROEP KLINISCHE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF-

Nadere informatie

Samenvatting Dit proefschrift beschrijft een aantal onderzoeken op het gebied van gehechtheid en psychosociaal functioneren in de volwassenheid. In hoofdstuk 1 wordt een overzicht gegeven van de gehechtheidstheorie.

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Appendix A. Samenvatting. (Summary in Dutch)

Appendix A. Samenvatting. (Summary in Dutch) Appendix A Samenvatting (Summary in Dutch) Gehechtheid, zorg en pro-sociaal gedrag Dit proefschrift heeft tot doel de relatie tussen onveilige gehechtheid (vermijding, angst) en prosociaal gedrag te onderzoeken

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

ADOLESCENTEN MET CONTROLEVERLIES

ADOLESCENTEN MET CONTROLEVERLIES VAKGROEP ONTWIKKELINGS-, PERSOONLIJKHEID- EN SOCIALE PSYCHOLOGIE (PP07) ONDERZOEKSGROEP KLINISCHE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE ADOLESCENTEN MET CONTROLEVERLIES OVER ETEN: DE ROL VAN ZELFREGULATIE VLAAMS CONGRES

Nadere informatie

Richten ouders van onveilig gehechte kinderen hun aandacht weg van neutrale en negatieve gelaatsuitdrukkingen van hun kind? Een eye-tracking studie.

Richten ouders van onveilig gehechte kinderen hun aandacht weg van neutrale en negatieve gelaatsuitdrukkingen van hun kind? Een eye-tracking studie. Academiejaar 2014-2015 Tweedesemesterexamenperiode Richten ouders van onveilig gehechte kinderen hun aandacht weg van neutrale en negatieve gelaatsuitdrukkingen van hun kind? Een eye-tracking studie. Masterproef

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

LPFS SR NL. Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is:

LPFS SR NL. Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is: LPRS SR NL Pagina1 LPFS SR NL Naam/ID: Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is: niet waar Een beetje waar Vaak waar 1 Ik kan

Nadere informatie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Overgewicht is een snel groeiend wereldwijd probleem en is geassocieerd

Nadere informatie

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind Samenvatting Coparenting en Angst van het Kind In dit proefschrift worden verschillende associaties tussen coparenting en angst binnen het gezin getoetst, zoals voorgesteld in het model van Majdandžić,

Nadere informatie

NVE-K Ouderrapportage

NVE-K Ouderrapportage NVE-K Ouderrapportage Nederlandse vragenlijst voor eetgedrag bij kinderen ID 4589-9 Datum 27.07.2015 Informant: Marie Jones-Smit moeder NVE-K Inleiding 2 / 6 INLEIDING De NVE-K is een vragenlijst die de

Nadere informatie

Hechtingsangst en -vermijding bij kinderen en adolescenten

Hechtingsangst en -vermijding bij kinderen en adolescenten Psychodiagnostiek Issue Issue / Series / Title PsychoPraktijk Issue / Series / Volume Nr 1 Issue / Date 2014 Issue / Pages / First Page Issue / Pages / Last Page Hechtingsangst en -vermijding bij kinderen

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS.

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Ongewenst intrusief gedrag houdt in dat

Nadere informatie

NVE-K. Nederlandse vragenlijst voor eetgedrag bij kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

NVE-K. Nederlandse vragenlijst voor eetgedrag bij kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum NVE-K Nederlandse vragenlijst voor eetgedrag bij kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderrapportage Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING NVE-K 2/5 Inleiding De NVE-K is een vragenlijst

Nadere informatie

4.4 Hechting en scheiding

4.4 Hechting en scheiding 4.4 Hechting en scheiding 155 In het leven van elk kind komt er een moment waarop ze zich los moeten maken van hun eerste verzorger. Voor sommige kinderen gebeurt dat al heel vroeg doordat ouders bijvoorbeeld

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Afscheid van je culturele thuis. Mahnaz Tabesh Oktober 2015 Radboud Universiteit Nijmegen

Afscheid van je culturele thuis. Mahnaz Tabesh Oktober 2015 Radboud Universiteit Nijmegen Afscheid van je culturele thuis Mahnaz Tabesh Oktober 2015 Radboud Universiteit Nijmegen Inleiding Nooit eerder waren er wereldwijd zo veel mensen op de vlucht voor oorlog (60 miljoen; bron UNHCR) Waar

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Nederlandse samenvatting INLEIDING Mensen met een mogelijk verhoogde kans op kanker kunnen zich

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie Thema Kernelementen Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie Tips voor de trainer: Werken met mensen is werken met emotie. Leer emoties als signaal te herkennen, maar niet als leidraad te

Nadere informatie

Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden

Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden Brenda Volkaert Doctoraatsbursaal Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie Overzicht Deel 2 Onderzoek

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.8.1. Inleiding De WHO heeft in haar omschrijving het begrip gezondheid uitgebreid met de dimensie sociale gezondheid en deze op één lijn gesteld met de lichamelijke en psychische gezondheid. Zowel de

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

HTS Report NVE. Nederlandse vragenlijst voor eetgedrag. meneer 3 ID 255-126 Datum 15.01.2016. Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report NVE. Nederlandse vragenlijst voor eetgedrag. meneer 3 ID 255-126 Datum 15.01.2016. Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam NVE Nederlandse vragenlijst voor eetgedrag HTS Report ID 255-126 Datum 15.01.2016 Zelfrapportage NVE Inleiding 2 / 6 INLEIDING De NVE is een vragenlijst die op basis van zelfrapportage de belangrijkste

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Burnout, een toestand van mentale uitputting door chronische stress in de werksituatie, vormt een ernstig maatschappelijk probleem dat momenteel veel aandacht krijgt. In

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

WORK EXPERIENCE PROFILE

WORK EXPERIENCE PROFILE WORK EXPERIENCE PROFILE VANDERHEK METHODOLOGISCH ADVIESBUREAU Werkstress is een verschijnsel dat al jaren sterk de aandacht trekt. Statistieken van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid geven aan dat

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

SAMENVATTING Introductie

SAMENVATTING Introductie Introductie Affect heeft een belangrijke functie in de organisatie van gedrag. Affect moet en kan in principe gereguleerd worden, als dit voor iemands doelen van belang is. Dysregulatie van effect verwijst

Nadere informatie

218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongen

218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongen Samenvatting 217 218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongens en 14.8% van de meisjes overgewicht,

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans

Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans Experimentele psychopathologie Op zoek naar de psychologische processen die een rol spelen bij het ontstaan, in stand houden en terugval van psychopathologie

Nadere informatie

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop SAMENVATTING Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop Inleiding Cognitief functioneren omvat verschillende processen zoals informatieverwerkingssnelheid, geheugen en executief functioneren,

Nadere informatie

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie Stoornissen in het gebruik van middelen

Nadere informatie

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant:

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant: TSCYC Ouderversie Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen ID 256-18 Datum 24.12.2014 Informant: Mieke de Groot-Aerts moeder TSCYC Inleiding 2 / 10 INLEIDING De TSCYC is een vragenlijst die

Nadere informatie

Wat weet u nog over HECHTING

Wat weet u nog over HECHTING Wat weet u nog over HECHTING John Bowlby 1907-1990 Hechtingstheorie HECHTING BOWLBY : Attachment theory : Hechting : is een duurzame emotionele binding tussen het kind en zijn verzorgers intern schema

Nadere informatie

GENERATIE 2020 E E N BLIK OP DE RESULTATEN

GENERATIE 2020 E E N BLIK OP DE RESULTATEN S TELLEN VOOR GENERATIE 2020 E E N BLIK OP DE RESULTATEN EVEN VOORSTELLEN.. M A RIE - L OTTE VA N BEVEREN K L I N I S C H P S YCHOLOOG, D OCTORAATSSTUDENT M A RIELOTTE.VA N B EVEREN@UGENT.BE DE ADOLESCENTIE

Nadere informatie

Hechtingstoornissen. Karin Hermans, KJP Symposium Pedagogie opvoedingstoolbox Curaçao, 7 december 2012

Hechtingstoornissen. Karin Hermans, KJP Symposium Pedagogie opvoedingstoolbox Curaçao, 7 december 2012 Hechtingstoornissen Karin Hermans, KJP Symposium Pedagogie opvoedingstoolbox Curaçao, 7 december 2012 Hechting duurzame affectieve relatie tussen een kind en één of meer opvoeders The initial relationship

Nadere informatie

NVE-K Kindrapportage. Nederlandse vragenlijst voor eetgedrag bij kinderen. Bloem Jones

NVE-K Kindrapportage. Nederlandse vragenlijst voor eetgedrag bij kinderen. Bloem Jones NVE-K Kindrapportage Nederlandse vragenlijst voor eetgedrag bij kinderen ID 4589-9 Datum 27.07.2015 NVE-K Inleiding 2 / 5 INLEIDING De NVE-K is een vragenlijst die de belangrijkste risicofactoren voor

Nadere informatie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen. Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

INLEIDING (7 pp.) Katelijne Van Hoeck, VWVJ

INLEIDING (7 pp.) Katelijne Van Hoeck, VWVJ INLEIDING (7 pp.) Katelijne Van Hoeck, VWVJ & BASISTEKST VAN SIGNAAL NAAR ZORG : EEN AANBEVELING VOOR DE DETECTIE VAN EET- EN GEWICHTSPROBLEMEN (19 pp.) VWVJ en vzw Eetexpert Schematisch traject van signaal

Nadere informatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens 5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. Abstract: - 3 experimenten - Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. - Studie 1&2: consumenten verwachten

Nadere informatie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum Ouderversie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum Ouderversie DESSA Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties HTS Report ID 5107-7085 Datum 10.11.2017 Ouderversie Informant: Mevrouw Bakker Ouder INLEIDING DESSA 2/23 Inleiding De DESSA is een vragenlijst waarmee

Nadere informatie

De rol van sekse, hechting en autonomie in as-i en persoonlijkheidspathologie.

De rol van sekse, hechting en autonomie in as-i en persoonlijkheidspathologie. De rol van sekse, hechting en autonomie in asi en persoonlijkheidspathologie. Drs. N. Bachrach GZ psycholoog io Klinisch psycholoog VVGI Externpromovendus UvT Promotor Prof. Dr. M. Bekker Copromotor: Dr.

Nadere informatie

(Groot)ouders en de scheiding van hun zoon/dochter. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2

(Groot)ouders en de scheiding van hun zoon/dochter. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 (Groot)ouders en de scheiding van hun zoon/dochter Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 1Vrije Universiteit Brussel, 2 KU Leuven Een echtscheiding is meestal een ingrijpende gebeurtenis voor de ex-partners

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste Examenperiode

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste Examenperiode Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007-2008 Eerste Examenperiode DE RELATIE TUSSEN INDIVIDUELE VERSCHILLEN IN HECHTING EN INHIBITIE VOOR BEDREIGENDE INFORMATIE Scriptie neergelegd

Nadere informatie

CALM: MANAGING CANCER AND LIVING MEANINGFULLY FROUKJE DE VRIES EMMA HAFKAMP

CALM: MANAGING CANCER AND LIVING MEANINGFULLY FROUKJE DE VRIES EMMA HAFKAMP CALM: MANAGING CANCER AND LIVING MEANINGFULLY FROUKJE DE VRIES EMMA HAFKAMP WAAROM CALM? Ongeveer 25% van de oncologische patiënten in de palliatieve fase ontwikkelt een depressie of aanpassingsstoornis.

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De nadelige gezondheidsrisico s/gevolgen van roken en van depressie en angststoornissen zijn goed gedocumenteerd, en deze aandoeningen doen zich vaak tegelijkertijd voor. Het doel

Nadere informatie

Relaties op school ontcijfert

Relaties op school ontcijfert Relaties op school ontcijfert Promotoren: Prof. Dr. Stevens en Prof. Dr. Van Houtte Contactpersoon: Drs. Fanny D hondt Adres: Korte Meer 5, 9000 Gent Telefoonnummer: 09/2646729 E-mailadres: fannyl.dhondt@ugent.be

Nadere informatie

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Valerie Van Cauwenberghe en Prof. dr. Roeljan Wiersema Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Prof. dr.

Nadere informatie

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Coparenting and child anxiety Metz, M. Link to publication

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Coparenting and child anxiety Metz, M. Link to publication UvA-DARE (Digital Academic Repository) Coparenting and child anxiety Metz, M. Link to publication Citation for published version (APA): Metz, M. (2017). Coparenting and child anxiety General rights It

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

THEMA SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo-vwo

THEMA SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo-vwo Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Zelf Gevoelens Verbaal en non-verbaal primaire gevoelens beschrijven en uiten. Kwaliteiten Verbaal en non-verbaal beschrijven dat fijne en nare

Nadere informatie

Terrorisme en dan verder

Terrorisme en dan verder Terrorisme en dan verder Hoe kunt u omgaan met de gevolgen van een aanslag? - Ga zo veel mogelijk door met uw normale dagelijkse activiteiten. Dat geeft u het gevoel dat u de baas bent over de situatie.

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornis Cluster C

Persoonlijkheidsstoornis Cluster C Persoonlijkheidsstoornis Cluster C Deze folder geeft informatie over de diagnostiek en behandeling van cluster C persoonlijkheidsstoornissen. Wat is een cluster C Persoonlijkheidsstoornis? Er bestaan verschillende

Nadere informatie

Samenvatting Dankwoord About the author

Samenvatting Dankwoord About the author Samenvatting Dankwoord About the author Samenvatting 177 Samenvatting Overgewicht en obesitas worden gedefinieerd op basis van de body mass index (BMI) (hoofdstuk 1). Deze index wordt berekend door het

Nadere informatie

Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2

Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 1Vrije Universiteit Brussel, 2 KU Leuven Grootouders kunnen een belangrijke rol spelen in het leven van

Nadere informatie

Hoe gaan jongeren om met uitsluiting door leeftijdsgenoten? De rol van hechting en emotieregulatie

Hoe gaan jongeren om met uitsluiting door leeftijdsgenoten? De rol van hechting en emotieregulatie Academiejaar 2015-2016 Tweedekansexamenperiode Hoe gaan jongeren om met uitsluiting door leeftijdsgenoten? De rol van hechting en emotieregulatie Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad

Nadere informatie

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. The Relationship between Intimacy, Aspects of Sexuality and Attachment

Nadere informatie

De impact van family adversity op de intelligentie bij kinderen: de rol van gehechtheid.

De impact van family adversity op de intelligentie bij kinderen: de rol van gehechtheid. Academiejaar 2015 2016 Tweedekansexamenperiode De impact van family adversity op de intelligentie bij kinderen: de rol van gehechtheid. Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van: Master

Nadere informatie

Eetstoornissen. Mellisa van der Linden

Eetstoornissen. Mellisa van der Linden Eetstoornissen Mellisa van der Linden Inhoud Hoofdstuk 1: Wat houdt een eetstoornis in? Hoofdstuk 2: Welke eetstoornissen zijn er? Hoofdstuk 3: Wat zijn bekende oorzaken voor een eetstoornis? Hoofdstuk

Nadere informatie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum DESSA Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties HTS Report ID 5107-7085 Datum 10.11.2017 Leerkrachtversie Informant: Jan Jansen Leerkracht INLEIDING DESSA 2/23 Inleiding De DESSA is een vragenlijst

Nadere informatie

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.

Nadere informatie

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan

Nadere informatie

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz Mensen die als afwijkend worden gezien zijn vaak het slachtoffer van vooroordelen, sociale uitsluiting, en discriminatie.

Nadere informatie

Psychometrisch onderzoek van vier hechtingsvragenlijsten voor preadolescenten

Psychometrisch onderzoek van vier hechtingsvragenlijsten voor preadolescenten Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar 2008-2009 Eerste examenperiode Psychometrisch onderzoek van vier hechtingsvragenlijsten voor preadolescenten Scriptie neergelegd tot het

Nadere informatie

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag a. Reactie discuttant (Erika Frans) De resultaten van Sexpert zijn gelijklopend met eerder onderzoek: o Meer vrouwen dan mannen zijn het slachtoffer

Nadere informatie

VOOR ANTROPOMETRISCHE VETMASSA BIJ KINDEREN

VOOR ANTROPOMETRISCHE VETMASSA BIJ KINDEREN VLAAMSE REFERENTIECURVEN VOOR ANTROPOMETRISCHE PARAMETERS VAN DE ABDOMINALE VETMASSA BIJ KINDEREN Dr. Sarah Begyn Promotor: Prof. Jean De Schepper Co-promotor: Prof. Mathieu Roelants Kadering BMI-curven

Nadere informatie

Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016

Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016 rotterdam.nl/onderzoek Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016 Tabellenboek gebied Onderzoek en Business Intelligence (O&BI, Gemeente Rotterdam) In dit rapport staan de belangrijkste resultaten

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 2010 bestaat uit 10772 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

Melatonin Treatment and Light Therapy for Chronic Sleep Onset Insomnia in Children A. van Maanen

Melatonin Treatment and Light Therapy for Chronic Sleep Onset Insomnia in Children A. van Maanen Melatonin Treatment and Light Therapy for Chronic Sleep Onset Insomnia in Children A. van Maanen Samenvatting Inslaapproblemen komen veel voor bij kinderen en hebben negatieve gevolgen voor gezondheid,

Nadere informatie

Reactieve hechtingsstoornis; een diagnose in beweging. Band Gedrag Interactie Relatie Stoornis Mentale representatie

Reactieve hechtingsstoornis; een diagnose in beweging. Band Gedrag Interactie Relatie Stoornis Mentale representatie Carlo Schuengel, Orthopedagogiek VU Reactieve hechtingsstoornis; een diagnose in beweging Signaleren verstoord gehechtheidsgedrag Verschillende betekenissen van gehechtheid Band Gedrag Interactie Relatie

Nadere informatie

Diaboulimia. Eetproblemen bij insuline afhankelijke diabetes. Anne-Marije Goutbeek Kinder- jeugdpsycholoog GZ psycholoog

Diaboulimia. Eetproblemen bij insuline afhankelijke diabetes. Anne-Marije Goutbeek Kinder- jeugdpsycholoog GZ psycholoog Diaboulimia Eetproblemen bij insuline afhankelijke diabetes Anne-Marije Goutbeek Kinder- jeugdpsycholoog GZ psycholoog Minke Eilander Promovenda Pedagoog Programma workshop Achtergrond In de spreekkamer

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 179 In dit proefschrift werden de resultaten beschreven van studies die zijn verricht bij volwassen vrouwen met symptomen van bekkenbodem dysfunctie. Deze symptomen komen frequent voor en kunnen de kwaliteit

Nadere informatie

De relatie tussen hechting en depressieve symptomen in de lagere school: de mediërende rol van emotieregulatie

De relatie tussen hechting en depressieve symptomen in de lagere school: de mediërende rol van emotieregulatie 1 Academiejaar: 2014-2015 Eerste examenperiode De relatie tussen hechting en depressieve symptomen in de lagere school: de mediërende rol van emotieregulatie Masterproef II neergelegd tot het behalen van

Nadere informatie

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen?

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Lonneke I.M. Lenferink Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht Paul A. Boelen Universiteit Utrecht,

Nadere informatie

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Samenvatting 207 Samenvatting Zijn vaders belangrijk? De relatieve invloed

Nadere informatie

DE KRACHT VAN LEERKRACHTEN

DE KRACHT VAN LEERKRACHTEN DE KRACHT VAN LEERKRACHTEN DE ROL VAN NABIJHEID EN CONFLICT IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS Dr. Maaike Engels Rijksuniversiteit Groningen, afdeling Sociologie Interuniversity Center for Social Science Theory

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

Reactieve hechtingsstoornis; een diagnose in beweging. Band Gedrag Interactie Relatie Stoornis Mentale representatie

Reactieve hechtingsstoornis; een diagnose in beweging. Band Gedrag Interactie Relatie Stoornis Mentale representatie Carlo Schuengel, Orthopedagogiek VU Signaleren verstoord Reactieve hechtingsstoornis; een diagnose in beweging Verschillende betekenissen van gehechtheid Band Gedrag Interactie Relatie Stoornis Mentale

Nadere informatie