Twents bètaprofiel. In opdracht van: ELAN. Project: Datum: Utrecht, 2 april 2009

Transcriptie

1 Twents bètaprofiel In opdracht van: ELAN Project: Datum: Utrecht, 2 april 2009 Auteurs: Cor-Jan Jager Barbera van de Berg Alie Blume (UT/ELAN)

2 2

3 Inhoudsopgave Tabellenoverzicht... 5 Figurenoverzicht... 5 Management Samenvatting Inleiding Achtergrond Bronnen en indicatoren LinX en Stedenband scholen Leeswijzer Vooronderstellingen N- profiel percentages lager dan landelijk gemiddelde? Meer doorstroom van vwo naar hbo in plaats van wo? Bètaprestaties LinX en Stedenband N-profielkeuze Bèta doorstroomquote Instroom naar opleidingen aan de Universiteit Twente Studieprestaties eerstejaars aan UT vanuit LinX en Stedenband Bèta prestaties samengevat Potentieel Universiteit Twente Marktaandeel Universiteit Twente in vergelijking met andere universiteiten Marktaandeel Universiteit Twente Geografische spreiding en intensiteit van instroom Universiteit Twente (UT) Technische Universiteit Delft (TU Delft) Technische Universiteit Eindhoven (TU/e)

4 4

5 Tabellenoverzicht Tabel 1. Gebruikte indicatoren en omschrijving hiervan...9 Tabel 2. N-percentages van Stedenband, LinX en landelijke scholen over de jaren Tabel 3. Percentage leerlingen met een NT of NG profiel (2006), uitgesplitst naar school Tabel 4. Doorstroom geslaagde vwo leerlingen (2006), uitgesplitst naar hbo, wo Tabel 5. Bèta doorstroomquotes (vwo) naar school uitgesplitst, gesorteerd op gemiddelde Tabel 6.Herkomst instroom UT opleiding, naar NT, NG, NT/NG en overig Tabel 7. Studieprestaties eerstejaars per school Tabel 8. Marktaandeel Universiteit Twente naar school uitgesplitst, gesorteerd op gemiddelde Figurenoverzicht Figuur 1. Locatie van LinX en Stedenband scholen Figuur 2. Landelijke en lokale trend van N-percentages Figuur 3. Landelijke en lokale trend van vwo doorstroom naar hbo van leerlingen met een N-profiel. 14 Figuur 4. N-percentage van havo leerlingen landelijk versus LinX/Stedenband Figuur 5. N-percentage van 4 vwo leerlingen landelijk versus LinX/Stedenband Figuur 6. N-percentage van vwo leerlingen landelijk versus LinX Figuur 7. Doorstroomquote havo leerlingen met N-profiel van VO naar bèta HO Figuur 8. Doorstroomquote vwo leerlingen met N-profiel van VO naar bèta HO Figuur 9. Doorstroomquotes bij verschillende etniciteiten Figuur 10. % Leerlingen voor profielkeuze -> % Leerlingen met N-profiel in VWO Figuur 11. % Leerlingen met N-profiel in VWO6 -> % Leerlingen dat doorstroomt naar bèta HO Figuur 12. % Studenten dat instroomt in UT -> Restant % Studenten dat niet uitvalt na jaar Figuur 13. LinX/Stedenband marktaandelen in TU s en Radboud van leerlingen met N-profiel...29 Figuur 14 Landelijke marktaandelen in TU s en Radboud van leerlingen met N-profiel Figuur 15. LinX marktaandelen in TU s en Radboud, uitgesplitst naar UP-school Figuur 16. Landelijke marktaandelen in TU s en Radboud, uitgesplitst naar UP-school Figuur 17. Marktaandeel UT gesplitst naar sekse Figuur 18. Potentieel voor meisjes Figuur 19. Instroom naar Universiteit Twente (3 of meer leerlingen per vo-school) Figuur 20. Instroom naar Technische Universiteit Delft (3 of meer leerlingen per vo-school)...38 Figuur 21. Instroom naar Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) (3 of meer leerlingen per voschool)

6 6

7 Management Samenvatting Dit rapport, ter voorbereiding aan de ELAN conferentie 2009, geeft inzicht in bètaprestaties in Twente. In deze rapportage worden landelijke cijfers vergeleken met de gegevens van LinX scholen en scholen uit de Stedenband. Uit de rapportage komt naar voren dat de N-percentages van vier achtereenvolgende jaren voor Stedenband en LinX scholen vergelijkbaar of hoger zijn dan het landelijk gemiddelde. Dit is in tegenstelling met de algemene aanname dat Twentse scholen een lager percentage leerlingen met een N-profiel hebben. Een andere veronderstelling is dat Twentse leerlingen met een N-profiel relatief sneller geneigd zijn om een hbo-opleiding te volgen na een behaald vwo diploma. In deze rapportage wordt echter geconcludeerd dat het percentage vwo-leerlingen dat in Twente voor een hbo opleiding kiest, niet structureel boven het landelijk gemiddelde ligt. Sterker nog, in 2006 en 2007 stroomden in vergelijking met het landelijk gemiddelde zelfs minder leerlingen van het vwo door naar het hbo. Er kan worden geconcludeerd dat de samenwerking in de regio haar vruchten afwerpt met betrekking tot de N-percentages en doorstroomquotes. Het percentage leerlingen binnen LinX scholen, dat in leerjaar 4 kiest voor een N-profiel (zowel havo als vwo) ligt boven het landelijk gemiddelde. Dit percentage van de scholen binnen de Stedenband is weer hoger dan dat van de LinX scholen. Hetzelfde patroon is zichtbaar voor het percentage leerlingen met een N-profiel in leerjaar 6. De doorstroomquotes van de Stedenband en LinX scholen liggen over het algemeen op of boven het landelijk gemiddelde. Leerlingen uit het LinX en Stedenband blijven in vergelijking met het landelijk gemiddelde behouden voor het bètaonderwijs en voor het bètaonderwijs in de regio. In vergelijking met de N-profielen en doorstroom, groeit het marktaandeel van de Universiteit Twente echter niet mee met het groeiende aanbod van instromende studenten in de regio. Sterker: in 2007 verliest de Universiteit Twente (landelijk, vanuit de LinXscholen en Stedenband) terrein ten opzichte van zowel de andere technische universiteiten als overige universiteiten. Tegen deze daling in, valt op dat vo-scholen die in het Universumprogramma (UP) zitten wat meer voor de Universiteit Twente kiezen. Dit patroon tekent zich zowel lokaal binnen het LinX netwerk als landelijk af. Universiteit Twente profiteert (samen met de TU/e) het meest van de UP-scholen. Naast het intensiveren van samenwerkingsverbanden zou ook het investeren in snijvlakopleidingen voor de Universiteit Twente de instroom kunnen vergroten; deze opleidingen trekken relatief veel vrouwen aan. De geografische spreiding maakt daarnaast inzichtelijk dat studenten op de Universiteit Twente voornamelijk uit het midden en noorden van Nederland komen. Werving in het noorden van Nederland zou voor de Universiteit Twente mogelijk de instroom kunnen vergroten. 7

8 8

9 1 Inleiding 1.1 Achtergrond Op 9 april 2009 organiseert ELAN de conferentie Twents Meesterschap om de samenwerking tussen het voortgezet en hoger onderwijs te versterken en ELAN te presenteren. De conferentie is gericht op docenten, decanen, afdelingshoofden en rectoren van het voortgezet en hoger onderwijs in de regio Twente. Dialogic is verzocht om de inhoudelijke voeding van deze conferentie te borgen. In dit document wordt het Twents bètalandschap uitgelicht. Hiertoe worden de scholen binnen het LinX netwerk en de Stedenband-scholen nader bekeken en vergeleken met het landelijke beeld. Er wordt ingezoomd op het marktaandeel van de Universiteit Twente (in vergelijking met direct concurrerende universiteiten). In deze rapportage ligt een duidelijke nadruk op prestaties van het vwo en wetenschappelijk bètaonderwijs in de regio. 1.2 Bronnen en indicatoren Er wordt in dit document een aantal indicatoren gehanteerd die hieronder in Tabel 1 nader worden toegelicht. De cijfers zijn grotendeels afkomstig van het Platform Bèta Techniek, Centrale Financiële instellingen (CFI), Informatie Beheer Groep (IB-groep) en een studentvolgsysteem van de Universiteit Twente (UT). De analyses zijn uitgevoerd door Dialogic en UT/ELAN. Tabel 1. Gebruikte indicatoren en omschrijving hiervan Indicator Omschrijving Bèta Aantal studenten met een N-profiel dat na 1 jaar doorstroomt van het voortgezet doorstroomquote onderwijs naar een opleiding in het hoger onderwijs die binnen cluster 1 dan wel cluster 2 1 valt, gedeeld door het aantal studenten met een N-profiel dat in totaal instroomt in het hoger onderwijs. Dit kan zowel hbo als wo vervolgonderwijs betreffen. N-percentage Aantal leerlingen dat in een bepaald leerjaar een NT, NG of combinatie NT/NG profiel volgt, gedeeld door het totaal aantal leerlingen in dat leerjaar dat een profielkeuze maakt. Marktaandeel Het aandeel studenten (uit een regio/school) met een N-profiel dat instroomt in universiteit x gedeeld door de totale instroom van leerlingen met een N-profiel in het hoger onderwijs (vanuit de regio/school). European Credit (EC), Eenheid van behaalde studiepunten. Eén studiejaar komt overeen met 60 EC. Van gestopte studenten zijn geen EC s weergegeven. Volgt een student twee opleidingen dan worden de behaalde studiepunten opgesplitst per opleiding. Studiesnelheid Aantal behaalde studiepunten in een verblijfsjaar gedeeld door de nominale studielast (60 EC). Stedenband Overlegorgaan voor rectoren van 14 scholen voor voortgezet onderwijs in de directe omgeving van de Universiteit Twente. LinX Samenwerkingsverband van de Universiteit Twente met vijf Hogescholen, drie ROC s, een AOC en 26 scholen voor voortgezet onderwijs in de regio Twente, Salland, Achterhoek en de Stedenbanddriehoek Deventer, Zutphen, Apeldoorn. Alle Stedenbandscholen zijn lid van LinX. Dit aantal valt bij een aantal analyses hoger (30) uit in verband met locatiespecifieke cijfers waar ELAN over beschikt. 1 Cluster 1 zijn opleidingen in het hoger onderwijs die behoren tot de CROHO-sectoren Natuur en Techniek. Cluster 2 zijn opleidingen buiten de CROHO-sectoren Natuur en Techniek met meer dan 50% bètatechniek. Voor meer informatie over de verschillende cluster zie: 9

10 1.3 LinX en Stedenband scholen In figuur 1, is de lokalisering van de LinX en Stedenband scholen gevisualiseerd met respectievelijk groene en blauwe ijkpunten. De stedenband scholen zijn een deelverzameling van de LinX scholen. Een aanname die gedaan wordt, is dat de LinX scholen een redelijke geografische en representatieve afspiegeling vormen van Twentse vo-scholen. Figuur 1. Locatie van LinX en Stedenband scholen 1.4 Leeswijzer Dit rapport is verdeeld in vier onderdelen. Hoofdstuk 2 bevat een aantal vooronderstellingen over het Twentse bètalandschap die getoetst worden aan de feiten. Het derde hoofdstuk gaat in op de bètaprestaties in het Twentse achterland van N-profielkeuze tot uitval van studenten in het eerste leerjaar aan de Universiteit Twente, waarna in hoofdstuk 4 het markpotentieel van de Universiteit Twente wordt belicht. In het laatste hoofdstuk wordt de geografische spreiding van instromende leerlingen onder de loep genomen en vergeleken met de andere twee technische universiteiten. 10

11 2 Vooronderstellingen In dit hoofdstuk zal een tweetal vooronderstellingen worden onderzocht over het Twentse bètaprofiel. 2.1 N- profiel percentages lager dan landelijk gemiddelde? Éen van de vooronderstellingen die men heeft over het Twentse achterland is dat er conservatiever (minder voor bèta) gekozen zou worden door leerlingen op vo-scholen. Om deze vooronderstelling te toetsen zijn de N-percentages van Stedenband en LinX scholen in vergeleken met de landelijke N-percentages. Onder N-percentage wordt hier verstaan: het percentage leerlingen dat een NT of NG profiel kiest in het vierde leerjaar (4 havo en 4 vwo). In het volgende hoofdstuk worden ook de N-percentages van VWO 6 onderzocht en vergeleken met het landelijke gemiddelde. In onderstaande tabel zijn deze N-percentages weergegeven en is een gemiddelde toename/afname per jaar opgenomen. Deze is berekend door het N-percentage van 2004 af te trekken van dat van 2007 en het restant te delen door de drie tussenliggende jaren. Tabel 2. N-percentages van Stedenband, LinX en landelijke scholen over de jaren Landelijk x /jr havo 29,5 29,7 30,2 33,8 +1,4% vwo 52,2 52,6 52,8 54,7 +0,8% LinX x /jr havo 29,6% 31,8% 31,1% 36,9% +2,4% vwo 52,4% 54,2% 56,7% 57,8% +1,8% Stedenband x /jr havo 28.9% 32,5% 31,7% 40,4% +3,8% vwo 53,9% 56,1% 58,0% 59,8% +2,0% 11

12 In Figuur 2 zijn de gegevens uit de bovenstaande tabel in een grafiek weergegeven. Uit de tabel en grafiek wordt direct duidelijk dat de veronderstelling kan worden weerlegd. Er is geen aanwijzing dat leerlingen op Twentse vo-scholen minder voor bèta zouden kiezen. Het tegenovergestelde is juist waarneembaar, met name bij de Stedenband scholen. Daar ligt het N-percentage voor het vwo voor de afgelopen vier jaar hoger dan het landelijk gemiddelde. Voor de havo geldt dat voor de afgelopen drie jaar. Figuur 2. Landelijke en lokale trend van N-percentages Vwo Havo 12

13 In tabel 3 wordt met behulp van door ELAN verzamelde data dieper ingegaan op het schooljaar 2006/2007. Boven de streep zijn de Stedenband scholen weergegeven, onder de streep het restant aan scholen dat het LinX netwerk complementeert. Uit de tabel wordt eveneens zichtbaar dat de bestaande veronderstelling niet klopt. Merendeel van de scholen uit het Stedenbandnetwerk en het LinX netwerk hebben hogere score op de N- profielcijfers dan het landelijk gemiddelde. 13 van de 19 scholen (68,4%) uit het Stedenbandnetwerk hebben in 2006 een hogere N-score dan het landelijk gemiddelde, in het gehele LinX netwerk is dat 61,3% (19 van de 31 scholen). Vooral het NT-profiel wordt binnen de scholen in de Stedenband meer gekozen in vergelijking met het landelijk gemiddelde. Tabel 3. Percentage leerlingen met een NT of NG profiel (2006), uitgesplitst naar school School N-profiel NT-profiel NGprofiel NT/NGprofiel Staring College 63,8% 17,2% 46,6% geen OSG Hengelo - Bataafs Lyc 61,4% 22,9% 37,3% 1,2% Stedelijk Lyceum - Zuid 61,1% 11,6% 42,1% 7,4% Bonhoeffer College - Bruggertstraat 59,6% 31,0% 28,6% geen Pius X 59,4% 24,6% 34,8% geen OSG Erasmus 57,5% 17,8% 39,7% geen SG Twickel 56,9% 15,3% 34,7% 6,9% Bonhoeffer College 55,6% 28,3% 27,3% geen Stedelijk Lyceum - Kottenpark 55,2% 15,2% 35,2% 4,8% Twents Carmel College - De Thij 54,0% 23,7% 30,3% geen De Waerdenborch 52,7% 15,8% 21,1% 15,8% Bonhoeffer College - vd Waalslaan 52,6% 26,3% 26,3% geen St. Canisius 51,7% 20,0% 31,7% geen Twents Carmel College 49,5% 18,5% 31,0% geen CSG Reggesteyn 47,0% 14,3% 28,6% 4,1% Twents Carmel College - Lyceumstraat 45,6% 14,1% 31,5% geen SG De Grundel 42,7% 9,1% 21,8% 11,8% SG Het Assink 41,6% 13,3% 23,3% 5,0% Het Noordik 39,5% 12,3% 27,2% geen Stedelijk Dalton College 61,0% 12,2% 43,9% 4,9% De Driemark 59,6% 12,8% 46,8% geen Hondsrug College 57,1% 2,0% 34,7% 20,4% Veluws College 56,9% 11,7% 42,3% 2,9% Marianum 54,2% 29,2% 25,0% geen Carmel College Salland 51,6% 7,5% 38,7% 5,4% Vechtdal College 47,1% 14,7% 32,4% geen Christelijk Lyceum 46,4% 14,1% 31,3% 1,0% Etty Hillesum Lyceum 45,7% 13,3% 27,2% 5,2% Jacobus Fruytier SG 38,3% 7,4% 26,5% 4,4% Isendoorn College 36,0% 13,5% 18,0% 4,5% CC Schaersvoorde 31,2% 3,3% 16,4% 11,5% Landelijk (CFI) 49,8% 13,5% 31,6% 4,1% Bron: CFI-integrale leerlingentelling, bewerking ELAN LinX netwerk Stedenband 13

14 2.2 Meer doorstroom van vwo naar hbo in plaats van wo? Een andere vooronderstelling is dat leerlingen in Twente relatief meer kiezen voor een hbo opleiding na een afgeronde vwo opleiding dan voor een wetenschappelijke opleiding. Om deze vooronderstelling te testen hebben we over de jaren de gemiddelde bèta doorstroomquote van de LinX scholen vergeleken met het landelijke beeld. Hierin is het percentage afgestudeerde vwo-scholieren, afgestudeerd met een N-profiel dat doorstroomt naar hbo-instellingen van de LinX en Stedenband scholen afgezet tegen het landelijke percentage dat met een vwo diploma doorstroomt naar hbo instellingen. Figuur 3. Landelijke en lokale trend van vwo doorstroom naar hbo van leerlingen met een N-profiel Uit de grafiek blijkt dat ook deze vooronderstelling kan worden weerlegd. Gemiddeld genomen wordt er bij de LinX en Stedenband scholen niet meer voor hbo gekozen door vwo leerlingen. In 2006 en 2007 stroomden er zelfs aanzienlijk minder leerlingen van het vwo door naar het hbo dan het landelijk gemiddelde in deze jaren. In Tabel 4 staat per school het slagingspercentage, het aantal geslaagde leerlingen dat kiest voor een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs. In deze tabel zijn, in tegenstelling met Figuur 3 alle opleidingen betrokken (en niet alleen de bèta opleidingen). Deze tabel weerlegt eveneens de aanname dat vwo-leerlingen in Twente relatief vaak voor een hbo opleiding zouden kiezen. Het overgrote deel van de Stedenband scholen heeft een hoger doorstroompercentage naar het wo, in vergelijking met het landelijk gemiddelde. In het gehele LinX verband gaat dit om ruim tweederde van de scholen. In de Stedenband hebben acht scholen (42,1%) een hoger percentage leerlingen dan gemiddeld dat naar het hbo gaat. Binnen het LinX verband heeft net iets meer dan de helft van de scholen (54,8%; 17 scholen van de 31) een hoger percentage leerlingen dat naar het hbo gaat, in vergelijking met het landelijk gemiddelde. Hieruit blijkt dat vwo-leerlingen in Twente niet veel vaker voor het hbo kiezen in vergelijking met landelijke studiekeuzes, 14

15 wel geeft de tabel inzicht in het potentieel bij sommige scholen om de doorstroom naar het wetenschappelijk onderwijs te vergroten. Tabel 4. Doorstroom geslaagde vwo leerlingen (2006), uitgesplitst naar hbo, wo Slagings- Geslaagde Geslaagde percentage leerlingen leerlingen naar School naar het wo het hbo Twents Carmel College - Lyceumstraat 95,0% 84,5% 12,5% OSG Erasmus 92,0% 82,5% 2,5% Twents Carmel College 97,0% 82,0% 14,5% OSG Hengelo - Bataafs Lyc 87,0% 81,5% 11,0% Stedelijk Lyceum - Zuid 90,0% 81,0% 6,5% Pius X 89,0% 80,5% 14,5% SG De Grundel 92,0% 80,5% 12,0% Staring College 100,0% 80,5% 9,0% St. Canisius 97,0% 80,0% 18,5% Stedelijk Lyceum - Kottenpark 91,0% 79,0% 7,0% CSG Reggesteyn 98,0% 78,5% 16,0% Twents Carmel College - De Thij 99,0% 78,5% 18,0% SG Twickel 92,0% 76,5% 14,0% SG Het Assink 95,0% 76,0% 8,5% Het Noordik 94,0% 74,0% 6,5% De Waerdenborch 100,0% 73,0% 14,0% Bonhoeffer College - vd Waalslaan 95,0% 72,5% 14,0% Bonhoeffer College 94,0% 70,0% 13,0% Bonhoeffer College - Bruggertstraat 93,0% 64,0% 8,5% CC Schaersvoorde 92,0% 80,0% 12,5% Veluws College 93,0% 78,5% 14,5% Etty Hillesum Lyceum 97,0% 74,5% 14,0% Stedelijk Dalton College 97,0% 74,5% 4,0% Hondsrug College 90,0% 74,0% 14,5% Carmel College Salland 97,0% 71,5% 21,5% Marianum 92,0% 71,0% 23,5% Christelijk Lyceum 84,0% 70,5% 14,5% Isendoorn College 92,0% 70,0% 12,0% De Driemark 89,0% 68,0% 20,0% Vechtdal College 96,0% 65,5% 22,5% Jacobus Fruytier SG 97,0% 52,0% 31,0% Landelijk 92,0% 72,0% 14,0% Bron: CFI, IB-groep (ERR, CRIHO), bewerking Elan LinX netwerk Stedenband 15

16 16

17 3 Bètaprestaties LinX en Stedenband Uit het vorige hoofdstuk bleek al dat de vooronderstellingen ten aanzien van het Twentse bètalandschap (dat mogelijk conservatiever zou zijn dan de rest van Nederland) konden worden weerlegd. In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op de bètaprestaties. Daartoe worden eerst respectievelijk de N-profielkeuze en de doorstroomquotes van de LinX scholen vergeleken met de landelijke gemiddeldes. Hiermee kan een antwoord worden geformuleerd op de vraag of de potentie van bètatalent wordt benut (N-percentages) en doorontwikkeld (doorstroomquotes). Vervolgens wordt gekeken waar de leerlingen instromen aan de UT en wat hun studieprestaties zijn. Tot slot wordt een samenvattende illustratie gegeven van de transitie van een cohort leerlingen vanaf hun profielkeuze tot en met het percentage daarvan dat een eerste jaar aan de Universiteit Twente voltooid. 3.1 N-profielkeuze Havo leerjaar 4 In onderstaande figuur is weergegeven hoe de N-percentages zich de afgelopen vier jaar landelijk en binnen het LinX/Stedenband netwerk ontwikkeld hebben van leerlingen in 4 Havo. Er is een onderscheid tussen jongens en meisjes gemaakt. Het valt op dat de LinX scholen voor de vier weergegeven jaren hogere N-percentages hebben dan het landelijk gemiddelde, zowel bij jongens als meisjes. De Stedenband scholen scoren vergelijkbaar of hoger dan de LinX scholen. Met name in 2007 is er een groei zichtbaar van N-percentages bij LinX scholen en in grotere mate bij Stedenband scholen. Figuur 4. N-percentage van havo leerlingen landelijk versus LinX/Stedenband Bron:CFI-Integrale leerlingentelling, bewerking ELAN 17

18 3.1.2 Vwo leerjaar 4 In Figuur 5 zijn de N-percentages van de afgelopen vier jaar voor vwo-4 scholieren weergegeven. Wat hier opvalt is dat met name de N-percentages bij meisjes zijn toegenomen in de laatste twee jaar. Over de hele linie scoren de LinX/Stedenband scholen hier hoger op de N-percentages in vergelijking met het landelijk gemiddelde. Met name als het gaat om N-percentages bij meisjes doen de Stedenband scholen het de laatste jaren fors beter dan het landelijk gemiddelde. Figuur 5. N-percentage van 4 vwo leerlingen landelijk versus LinX/Stedenband 18

19 3.1.3 Vwo leerjaar 6 Het N-percentaqe uit leerjaar 4 zegt met name iets over de kwaliteit van de vo-school om leerlingen te enthousiasmeren voor bèta. Het uiteindelijke cohort leerlingen dat in het laatste leerjaar nog steeds een N-profiel volgt om hier examen in te doen, is hieronder procentueel weergegeven. Ook hier laten de LinX/Stedenband scholen, het landelijk gemiddelde fors achter zich. Met name de Stedenband scholen leveren hoge N-percentages in vwo 6 op. Figuur 6. N-percentage van vwo leerlingen landelijk versus LinX 19

20 3.2 Bèta doorstroomquote De doorstroomquote geeft aan in hoeverre het bètapotentieel voor het hoger technisch onderwijs (cluster 1 en cluster 2) daadwerkelijk wordt benut. De quote is de quotiënt tussen het aantal instromende studenten met een N-profiel in een cluster 1 of 2 opleiding en het totaal aantal instromende studenten met een N-profiel in alle opleidingen Havo doorstroom In Figuur 7 is de doorstroomquote weergegeven voor de havo. De LinX scholen verliezen hier de laatste jaren licht terrein vergeleken met het landelijk gemiddelde. Dit lijkt vooral veroorzaakt te worden door het feit dat minder meisjes doorstromen naar een bètatechnische opleiding. De Stedenband scholen scoren op alle linies gelijk of hoger dan het landelijk gemiddelde. Figuur 7. Doorstroomquote havo leerlingen met N-profiel van VO naar bèta HO Bron: 'Onderwijs in cijfers 2007, intern rapport UT/S&O 20

21 3.2.2 Vwo doorstroom In Figuur 8 is de doorstroomquote weergegeven voor het vwo, de LinX scholen en de Stedenband scholen scoren structureel hoger dan het landelijk gemiddelde, dit geldt voor de totale doorstroomquote, maar ook voor de doorstroom van jongens en meisjes. De LinX/Stedenband scholen lijken het bètapotentieel dus efficiënter te benutten dan gemiddeld. Kanttekening is dat de transitie van 2006 naar 2007 een licht dalende trend laat zien voor de doorstroomquote van LinX/Stedenband scholen. Figuur 8. Doorstroomquote vwo leerlingen met N-profiel van VO naar bèta HO 21

22 3.2.3 Etniciteit In figuur 9 is geïllustreerd op welke wijze de doorstroomquotes bij minderheden zich door de jaren heen hebben ontwikkeld. Aangezien het om een laag absoluut aantal allochtonen gaat, is hieronder geen onderscheid gemaakt tussen LinX en Stedenband scholen. De LinX scholen laten tot 2006 een hogere doorstroomquote van minderheden zien. Echter de doorstroomquote van niet-westerse allochtonen kent een dalende trend, die ertoe leidt dat deze doorstroomquote van LinX scholen in 2007 fors onder het landelijk gemiddelde zit. Figuur 9. Doorstroomquotes bij verschillende etniciteiten 22

23 3.2.4 Doorstroomquote per school In Tabel 5 zijn de doorstroomquotes weergegeven per school uit het LinX/Stedenband netwerk, gesorteerd op gemiddelde doorstroomquote van hoog naar laag. Boven de streep zijn de Stedenband scholen weergegeven. Onder de streep het restant aan scholen dat het LinX netwerk completeert. De scholen aan de onderkant van de twee secties van de tabel hebben een ruime marge van leerlingen die door kunnen stromen naar een bètatechnische studie. Kanttekening bij deze tabel op micro niveau is het soms lage absolute aantal leerlingen dat doorstroomt, hetgeen de percentages hevig kan laten fluctueren. Tabel 5. Bèta doorstroomquotes (vwo) naar school uitgesplitst, gesorteerd op gemiddelde School Gemiddeld [x]/j Openbare SGM Erasmus 68,6% 67,6% 59,5% 74,4% 67,5% 1,93% SGM De Waerdenborch 65,5% 51,2% 70,8% 71,9% 64,9% 2,12% PC/RK SGM De Grundel 60,0% 50,0% 68,9% 68,8% 61,9% 2,92% Het Assink Lyceum 62,5% 68,8% 60,0% 56,0% 61,8% -2,17% Twents Carmel College 55,6% 65,8% 69,3% 56,4% 61,8% 0,28% Stedenband Staring College 45,5% 80,0% 61,8% 57,9% 61,3% 4,15% Chr SGM Reggesteijn 65,2% 59,5% 52,2% 52,2% 57,3% -4,35% Bonhoeffer College 47,6% 56,1% 75,0% 48,9% 56,9% 0,44% Opb SGM t Stedelijk Lyceum 55,4% 58,9% 58,7% 48,6% 55,4% -2,24% SGM Twickel 64,7% 51,8% 53,1% 50,0% 54,9% -4,90% Pius X College 50,0% 42,3% 66,7% 58,1% 54,3% 2,71% LinX netwerk PC SGM Het Noordik 54,2% 44,2% 52,2% 56,4% 51,7% 0,75% Opb SGM Hengelo 52,5% 41,7% 50,0% 48,9% 48,3% -1,19% Kath SGM St Canisius 34,5% 36,7% 58,1% 41,2% 42,6% 2,23% Vechtdal College 64,9% 70,6% 65,1% 83,3% 71,0% 6,16% Jacobus Fruijtier SGM 76,0% 61,5% 69,6% 63,0% 67,5% -4,35% Chr Coll Schaersvoorde 80,0% 65,4% 59,1% 61,1% 66,4% -6,30% Carmel College Salland 62,2% 65,9% 60,9% 55,8% 61,2% -2,15% Hondsrug College 66,7% 54,5% 55,9% 59,3% 59,1% -2,47% De Driemark Gem SGM 50,0% 43,5% 71,4% 66,7% 57,9% 5,56% RK SGM Marianum 38,5% 63,2% 63,4% 59,0% 56,0% 6,84% Isendoorn College 62,5% 46,9% 57,1% 55,3% 55,4% -2,41% RK SGM Veluws College 65,5% 52,5% 53,8% 46,1% 54,5% -6,49% Chr SGM Sprengeloo 72,2% 52,6% 50,0% 38,9% 53,4% -11,11% Stedelijk Daltoncollege 55,6% 46,7% 54,5% 50,0% 51,7% -1,85% Etty Hillesum Lyceum 46,3% 52,3% 41,6% 54,5% 48,7% 2,77% 23

24 3.3 Instroom naar opleidingen aan de Universiteit Twente In de Tabel 6 staat de herkomst van leerlingen in de verschillende opleidingen van de Universiteit Twente, uitgesplitst naar profielen. Niet verwonderlijk staan de opleidingen met een N-profiel als toegangseis bovenaan wat betreft hoog percentage N-instroom. Uit de tabel valt op te maken dat in verschillende niet-bètatechnische opleidingen een deel van de studenten een N-profiel heeft. Dit zijn studenten die ook voor een bètatechnische opleiding zouden kunnen kiezen en dit biedt potentieel om de instroom te vergroten. Tabel 6.Herkomst instroom UT opleiding, naar NT, NG, NT/NG en overig Opleidingen Universiteit Twente N profiel NT profiel NG profiel NT/NG Overig Werktuigbouwkunde (WB) 100,0% 73,0% 12,0% 15,0% 0,0% Telematica (TEL) 100,0% 100,0% 0,0% 0,0% 0,0% Technische Geneeskunde (TG) 100,0% 14,0% 64,0% 22,0% 0,0% Scheikundige Technologie (ST) 100,0% 77,0% 9,0% 14,0% 0,0% Industrieel Ontwerpen (IO) 100,0% 45,0% 39,0% 16,0% 0,0% Elektrotechniek (EL) 100,0% 56,0% 4,0% 40,0% 0,0% Biomedische Technologie (BMT) 100,0% 23,0% 43,0% 35,0% 0,0% Advanced Technologie (AT) 100,0% 64,0% 11,0% 25,0% 0,0% Technische Natuurkunde (TN) 99,0% 69,0% 12,0% 18,0% 0,0% Civiele Techniek (CiT) 99,0% 70,0% 18,0% 11,0% 2,0% Technische Wiskunde (TW 97,0% 53,0% 17,0% 27,0% 3,0% Technische Informatica (TI) 97,0% 66,0% 10,0% 21,0% 3,0% Bedrijfsinformatietechnologie (BIT) 96,0% 72,0% 16,0% 8,0% 4,0% Technische Bedrijfskunde (TBK) 95,0% 62,0% 26,0% 7,0% 5,0% Gezondheidswetenschappen (GZW) 63,0% 5,0% 58,0% 0,0% 37,0% Psychologie (PSY) 47,0% 16,0% 24,0% 7,0% 52,0% Onderwijskunde (OWK) 32,0% 6,0% 26,0% 0,0% 68,0% Communicatie Wetenschap (CW) 29,0% 5,0% 22,0% 2,0% 73,0% Bedrijfswetenschappen (BW) 28,0% 11,0% 17,0% 0,0% 70,0% Bestuurskunde (BSK) - European Studies (ES) 11,0% 3,0% 8,0% 0,0% 89,0% Bron: Onderwijs in cijfers 2007, intern rapport UT/S&O 3.4 Studieprestaties eerstejaars aan UT vanuit LinX en Stedenband We weten nu van de verschillende scholen uit de Stedenband en LinX in hoeverre de leerlingen kiezen voor een N-profiel en welke percentages van deze leerlingen doorstromen naar een bètaopleiding. Het is daarbij ook interessant om te weten hoe deze leerlingen het op de betreffende (bèta)opleiding doen. In het onderstaande overzicht staat per studie aangegeven hoeveel studenten actief zijn binnen de studie, wat de gemiddelde studiesnelheid (het totaal aantal behaalde EC als deel van het totaal te behalen aantal EC) is, met standaarddeviatie. In een enkel geval kon geen standaarddeviatie worden berekend omdat we de spreiding in studieresultaten niet kennen. De Stedenband is in dit overzicht een deelverzameling van LinX en LinX is weer een deelverzameling van de landelijke UT-instroom. 24

25 UT Opleiding Aantal actieve studenten Stedenband LinX Landelijk Gemiddelde studie snelheid Standaard deviatie Aantal actieve studenten Gemiddelde studie snelheid Standaard deviatie Aantal actieve studenten Gemiddelde studie snelheid Advanced Technologie (AT) 7 0,81 0, ,77 0, ,63 0,26 Bedrijfsinformatietechnologie (BIT) 2 0,67 0,24 5 0,70 0, ,62 0,23 Bedrijfswetenschappen (BW) 56 0,74 0, ,65 0, ,66 0,28 Bestuurskunde (BSK) 16 0,83 0, ,85 0, ,76 0,3 Bestuurskunde (BSK) - European Studies (ES) 3 0,81 0,15 3 0,81 0,15 9 0,82 0,19 Standaard deviatie Biomedische Technologie (BMT) 14 0,73 0, ,80 0, ,74 0,33 Civiele Techniek (CiT) 3 0,62 0,23 4 0,52 0, ,73 0,24 Communicatie Wetenschap (CW) 18 0,49 0, ,56 0, ,68 0,29 Elektrotechniek (EL) 3 0,53-6 0,35 0, ,6 0,35 Gezondheidswetenschappen (GZW) 6 0,64 0,22 8 0,67 0, ,71 0,23 Industrieel Ontwerpen (IO) 16 0,70 0, ,64 0, ,66 0,26 Onderwijskunde (OWK) 5 0,93 0,10 5 0,93 0, ,89 0,12 Psychologie (PSY) 21 0,88 0, ,90 0, ,71 0,3 Scheikundige Technologie (ST) 3 0,94 0,05 8 0,91 0, ,81 0,25 Technische Bedrijfskunde (TBK) 15 0,60 0, ,60 0, ,59 0,28 Technische Geneeskunde (TG) 13 0,89 0, ,79 0, ,68 0,29 Technische Informatica (TI) 9 0,67 0, ,70 0, ,58 0,33 Technische Natuurkunde (TN) 8 0,79 0, ,81 0, ,73 0,31 Technische Wiskunde (TW) 1 1,00 0,00 4 0,68 0, ,72 0,38 Telematica (TEL) 1 1,00 0,00 1 1,00 0,00 3 0,67 0,3 Werktuigbouwkunde (WB) 18 0,70 0, ,75 0, ,73 0,25 Totaal

26 In de onderstaande tabel staan van het studiejaar 2007/2008 het aantal gestopte en actieve studenten per school weergegeven. Eveneens staat de gemiddelde studiesnelheid (berekend over alle betreffende opleidingen) van deze groep actieve studenten per school weergegeven. 2 De studiesnelheid is het aantal behaalde EC gedeeld door het totaal te behalen aantal EC voor dat studiejaar. De Stedenbandscholen zijn apart weergegeven boven de streep. Onder de streep staan de scholen die het LinX netwerk complementeren. Tabel 7. Studieprestaties eerstejaars per school School Aantal gestopte studenten Aantal actieve studenten Aandeel behaalde EC Standaarddeviatie Stedelijk Lyceum ,86 0,10 SG Het Assink ,85 0,16 Twents Carmel College - De Thij 0 5 0,85 0,18 CSG Reggesteyn ,83 0,21 Het Noordik ,80 0,21 St. Canisius ,79 0,22 Pius X ,74 0,24 SG De Grundel ,72 0,23 OSG Erasmus ,69 0,33 Bonhoeffer College ,69 0,18 De Waerdenborch ,69 0,18 Twents Carmel College - Lyceumstraat ,68 0,27 SG Twickel ,64 0,28 OSG Hengelo - Bataafs Lyceum ,57 0,45 Staring College 0 7 0,57 0,35 De Driemark 0 4 0,90 0,13 Etty Hillesum Lyceum ,89 0,10 Isendoorn College ,81 0,16 Jacobus Fruytier SG 1 4 0,77 - Hondsrug College 0 5 0,74 0,36 Marianum 0 8 0,73 0,15 Carmel College Salland 0 9 0,67 0,31 Stedelijk Dalton College 0 7 0,64 0,30 CC Schaersvoorde 1 8 0,54 0,40 Veluws College ,53 0,38 Vechtdal College 0 6 0,49 0,42 Christelijk Lyceum Bron: Data UT/S&O, student volgsysteem Van het aantal gestarte studenten uit de regio, is in studiejaar 2007/ ,9% na een jaar gestopt. Dit is vergelijkbaar met het landelijk gemiddelde van ongeveer 10%. Merendeel van de leerlingen haalt tweederde van de vereiste studiepunten in het eerste jaar. De spreiding bij de groepen leerlingen die dit niet halen is groot. Dit is grotendeels te verklaren doordat leerlingen bij een tweede studie staan ingeschreven en als zodanig meegeteld worden, maar blijkbaar toch geen studiepunten halen. 2 Vanwege de privacy kunnen alleen per school uitspraken worden gedaan over de studieresultaten van de leerlingen. 26

27 3.5 Bèta prestaties samengevat In de vorige paragrafen is ingegaan op de verschillende fases die een leerling van een voschool doorloopt richting een uiteindelijke studie. Van de profielkeuze, naar eindexamen, studiekeuze en eerste jaar in het hoger onderwijs. In elke fase staan leerlingen voor de keuze om iets met bèta te gaan doen of niet. In de onderstaande figuren worden deze fases inzichtelijk gemaakt. De figuren laten het verloop zien van een fictief cohort leerlingen op basis van de gemiddelde bètaprestaties van de LinX / Stedenband scholen. De drie groepen starten met 100 (%) leerlingen. Door de profielkeuze, tijdens de leerjaren in de bovenbouw, doorstroom naar hoger onderwijs, doorstroom naar Universiteit Twente en doorlopen van het eerste studiejaar blijft een kleinere groep leerlingen over. Figuur 10. % Leerlingen voor profielkeuze -> % Leerlingen met N-profiel in VWO4 Figuur 11. % Leerlingen met N-profiel in VWO6 -> % Leerlingen dat doorstroomt naar bèta HO 27

28 Figuur 12. % Studenten dat instroomt in UT -> Restant % Studenten dat niet uitvalt na jaar 1 Figuur 10 laat zien dat ongeveer de helft van de leerlingen kiest voor een N-profiel, de pijlen laten zien dat in deze stap relatief veel leerlingen binnen de Stedenband behouden blijven voor bèta, in vergelijking met het landelijke gemiddelde. Uiteindelijk blijven van de drie cohorten waarmee wordt gestart, van de Stedenband en ook van het LinX netwerk, het grootste percentage leerlingen over. 28

29 4 Potentieel Universiteit Twente In dit hoofdstuk wordt gekeken naar het potentieel voor de Universiteit Twente. In het vorige hoofdstuk stonden de bètaprestaties centraal die aangeven of er voldoende potentieel aanbod is in het Twentse achterland. De conclusie mag zijn dat deze potentie bovengemiddeld aanwezig is. In dit hoofdstuk is de centrale vraag in hoeverre de Universiteit Twente hiervan profiteert. Bij de analyse is het marktaandeel uit Duitsland buiten beschouwing gelaten. 4.1 Marktaandeel Universiteit Twente in vergelijking met andere universiteiten LinX marktaandelen in technische universiteiten en Radboud Hieronder volgt een overzicht van de diverse marktaandelen die instromers vanuit de LinX /Stedenband scholen hadden naar de drie technische universiteiten en het Radboud in Nijmegen. Hierbij zijn uitsluitend de leerlingen meegenomen met een N-profiel. Conclusie is dat de Universiteit Twente terrein verliest aan onder andere de TU Delft en TU/e, maar vooral aan de overige universiteiten. Figuur 13. LinX/Stedenband marktaandelen in TU s en Radboud van leerlingen met N-profiel 29

30 4.1.2 Landelijke marktaandelen in technische universiteiten en Radboud In Figuur 14 is een overzicht opgenomen van de landelijke marktaandelen van de verschillende universiteiten in de afgelopen drie jaar. De Universiteit Twente kent ook hierin een lichte daling, terwijl de TU Delft bijvoorbeeld groeit. Blijkbaar verliest de Universiteit Twente niet alleen regionaal, maar ook landelijk terrein. Figuur 14 Landelijke marktaandelen in TU s en Radboud van leerlingen met N-profiel 30

31 4.1.3 Marktaandelen universiteiten met uitsplitsing naar UP-scholen binnen LinX netwerk Om te kijken of er een verschil is tussen marktaandeel van Universum Programma-scholen binnen het LinX netwerk en reguliere scholen binnen het LinX netwerk, zijn de marktaandelen uitgesplitst naar UP-school/reguliere school in Figuur 15. Er is geen onderscheid gemaakt tussen LinX en Stedenband scholen, aangezien het om een beperkte lijst UPscholen gaat en een verdere uitsplitsing naar Stedenband aan te grote percentuele fluctuaties onderhevig zou zijn. Het Universum Programma richt zich op scholen die zich specialiseren op bètaonderwijs. Het valt op dat de Universiteit Twente een grotere aantrekkingskracht heeft voor de UPscholen binnen het LinX netwerk. Het marktaandeel voor de Universiteit Twente is in 2007 gemiddeld hoger en dit gaan ten koste van zowel de technische universiteiten als de overige universiteiten. Figuur 15. LinX marktaandelen in TU s en Radboud, uitgesplitst naar UP-school 31

32 4.1.4 Marktaandelen universiteiten met uitsplitsing naar UP-scholen landelijk Er is eveneens gekeken naar het landelijke beeld van de marktaandelen met uitsplitsing naar UP-scholen. Wat opvalt is dat er gemiddeld een fors lagere instroom is in de overige universiteiten vanuit dergelijke scholen. Echter, ook de TU Delft lijkt in vergelijking met niet UP-scholen geen aantrekkingskracht te hebben op UP-scholieren. Met name de TU/e, Radboud Universiteit en Universiteit Twente lijken de vruchten te plukken van de scholieren van UP-scholen. Figuur 16. Landelijke marktaandelen in TU s en Radboud, uitgesplitst naar UP-school 32

33 4.2 Marktaandeel Universiteit Twente Marktaandeel Universiteit Twente gesplitst naar sekse Technische universiteiten hebben in de regel een grotere aantrekkingsrkacht op mannen dan op vrouwen. In Figuur 17 is het marktaandeel van de LinX en Stedenband scholen uitgesplitst naar sekse. De bèta-instromers zijn voornamlijk mannen, hoewel in de aanmeldingen van vrouwen een stijging zit in 2007 bij de Stedenband scholen. De instroom van vrouwen is echter nog fors lager in vergelijking met die van mannen. Figuur 17. Marktaandeel UT gesplitst naar sekse Potentieel voor meisjes aan Universiteit Twente Geconcludeerd hebbende dat de meisjesinstroom sterk achter blijft in vergelijking met dat van de mannen, is ook gekeken waar de meisjes die voor bèta kiezen dan heengaan. Figuur 18 laat zien dat het percentage meisjes dat voor bèta kiest met name bij de snijvlakopleidingen zeer hoog is. Ook aan de Universiteit Twente doen de snijvlakopleidingen het relatief goed bij de meisjes. Wanneer deze percentages vergeleken worden met de landelijke en LinX percentages van meisjes in alle opleidingen aan de UT, valt op dat hier een groot gat tussen zit. Als de Universiteit Twente meer meisjes wil aantrekken, lijkt het aanbieden van meer snijvlakopleidingen een mogelijk effectieve strategie. 33

34 Figuur 18. Potentieel voor meisjes. 34

35 4.2.3 Marktaandelen uitgesplitst naar LinX school. In Tabel 8 zijn de marktaandelen naar de Universiteit Twente per school in het LinX netwerk opgenomen over de jaren 2005 tot 2007, voorzien van een overall gemiddelde en gemiddelde toename/afname per jaar. De scholen zijn gesorteerd op gemiddelde marktaandeel van hoog naar laag. Bij de scholen onderin de tabel is dus de meeste winst te behalen. Tabel 8. Marktaandeel Universiteit Twente naar school uitgesplitst, gesorteerd op gemiddelde School gemiddeld [x]/j Bonhoeffer College 52,2% 51,5% 60,9% 54,9% 4,3% Kath SGM St Canisius 45,5% 66,7% 35,7% 49,3% -4,9% Het Assink Lyceum 31,8% 55,6% 42,9% 43,4% 5,5% Opb SGM Hengelo 55,0% 46,4% 26,1% 42,5% -14,5% PC/RK SGM De Grundel 52,4% 41,9% 24,2% 39,5% -14,1% Stedenband Opb SGM t Stedelijk Lyceum 42,4% 48,6% 25,0% 38,7% -8,7% Pius X College 27,3% 36,4% 48,0% 37,2% 10,4% Twents Carmel College 33,3% 44,3% 32,1% 36,6% -0,6% SGM De Waerdenborch 42,9% 14,7% 47,8% 35,1% 2,5% SGM Twickel 31,0% 30,8% 42,9% 34,9% 5,9% Chr SGM Reggesteijn 31,8% 33,3% 25,0% 30,1% -3,4% LinX netwerk PC SGM Het Noordik 36,8% 25,0% 22,7% 28,2% -7,1% Openbare SGM Erasmus 13,0% 27,3% 37,9% 26,1% 12,4% Staring College 40,0% 19,0% 18,2% 25,7% -10,9% Chr Coll Schaersvoorde 47,1% 23,1% 63,6% 44,6% 8,3% Carmel College Salland 48,1% 53,6% 31,0% 44,3% -8,6% Stedelijk Daltoncollege 28,6% 22,2% 63,6% 38,1% 17,5% Isendoorn College 26,7% 29,2% 52,4% 36,1% 12,9% RK SGM Marianum 29,2% 34,6% 39,1% 34,3% 5,0% Hondsrug College 33,3% 31,6% 25,0% 30,0% -4,2% Vechtdal College 33,3% 32,1% 24,0% 29,8% -4,7% Chr SGM Sprengeloo 30,0% 50,0% 0,0% 26,7% -15,0% Etty Hillesum Lyceum 17,8% 28,1% 27,1% 24,3% 4,7% RK SGM Veluws College 9,5% 28,6% 25,7% 21,3% 8,1% De Driemark Gem SGM 10,0% 33,3% 20,0% 21,1% 5,0% Jacobus Fruijtier SGM 18,8% 12,5% 29,4% 20,2% 5,3% 35

36 36

37 5 Geografische spreiding en intensiteit van instroom Onderstaande paragrafen gaan in op de geografische spreiding van instromende leerlingen naar de drie technische universiteiten. Deze informatie geeft aan in hoeverre de drie universiteiten een lokaal of landelijk profiel hebben. Wanneer deze geografische data van meerdere jaren op een rij wordt gezet, kan worden nagegaan of er sprake is van bepaalde trends. In de onderstaande figuren is de geografische spreiding geïllustreerd van instromende leerlingen. Enkel de scholen waar 3 of meer leerlingen vandaan komen zijn weergegeven. 5.1 Universiteit Twente (UT) Figuur 19. Instroom naar Universiteit Twente (3 of meer leerlingen per vo-school) De gemiddelde afstand tussen de middelbare school waar de leerling is afgestudeerd en de Universiteit Twente bedraagt 85,0 kilometer. De gemiddelde afwijking van deze gemiddelde afstand (standaarddeviatie) bedraagt 40,3 kilometer. 37

38 5.2 Technische Universiteit Delft (TU Delft) Figuur 20. Instroom naar Technische Universiteit Delft (3 of meer leerlingen per vo-school) De gemiddelde afstand tussen de middelbare school waar de leerling is afgestudeerd en de TU Delft bedraagt 62,5 kilometer. De gemiddelde afwijking van deze gemiddelde afstand (standaarddeviatie) bedraagt 39,6 kilometer. 38

39 5.3 Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) Figuur 21. Instroom naar Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) (3 of meer leerlingen per voschool) De gemiddelde afstand tussen de middelbare school waar de leerling is afgestudeerd en de Technische Universiteit Eindhoven bedraagt 50,7 kilometer. De gemiddelde afwijking van deze gemiddelde afstand (standaarddeviatie) bedraagt 27,9 kilometer. De geografische spreiding van instromende studenten laat zien dat de gemiddelde afstand van een student voor de Universiteit Twente het grootst is (85km), gevolgd door de TU Delft (65 km) en de TU/e (50 km). Ook de standaarddeviaties tonen aan dat de TU/e het meest een lokale universiteit is. Gezien de urbanisatiegraad is met name het verschil tussen TU Delft en Universiteit Twente goed te verklaren. 39

40 42 Contact: Dialogic Hooghiemstraplein AX Utrecht Tel. +31 (0) Fax +31 (0)