Mede-ondernemen en concernenquête1

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Mede-ondernemen en concernenquête1"

Transcriptie

1 Mede-ondernemen en concernenquête1 mr. P. Ingelse* Introductie Als een thee-importeur besluit om met thee te stoppen en van art. 25 lid 1 aanhef en onder in ieder geval c en d WOR ter advisering aan zijn ondernemingsraad moeten voorleggen. Maakt het nog wat uit of het besluit het gevolg is van de opzegging van de distributieovereenkomst door de buitenlandse theeproducent, het gevolg van het faillissement van die producent of het gevolg van de plaatsing van thee op lijst I van de Opiumwet, 2 dan wel of het besluit het resultaat is van een met het oog op verwachte prijsontwikkelingen gemaakte strategische keuze? Wie is vanuit het perspectief van de ondernemingsraad van de importeur eigenlijk de ondernemer die in elk van die gevallen het besluit neemt om geen thee meer te importeren? Het adviesrecht van art. 25 WOR gaat uit van een eenvoudige een-op-eenrelatie: het is de ondernemer die zijn ondernemingsraad advies moet vragen over een aantal belangrijke besluiten en wel op zodanig tijdstip en op zodanige wijze (motivering, informatie, verantwoording van afwijking) dat het advies van wezenlijke invloed kan zijn. Over ieder onderdeel van de bepaling werden vele vellen vol geschreven. Zo ook over de vraag: wie is eigenlijk de ondernemer? Ik voeg enkele vellen over dit onderwerp toe. Volgens art. 1 WOR is de ondernemer de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een onderneming in stand houdt en is de onderneming elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht. Meestal is het Neemt deze een besluit, dan moet hij advies vragen. Hoe zit dit nu met onze thee-importeur? Het besluit om thee op lijst I te zetten doet de thee-import de das om. Toch hoeft de regering de voorgenomen AMvB niet ter advisering aan de ondernemingsraad voor te leggen. Daar zal weinig dispuut over zijn. De crediteuren die het faillissement van de buitenlandse producent aanvragen evenmin: zij zijn niet de ondernemers die de onderneming in stand houden. En de opzeggende producent? Ook niet. Of misschien toch wel indien de producent de volledige zeggenschap in de importeur heeft? Omgekeerd zal het antwoord in het laatste voorbeeld, de strategische keuze, onomwonden ja zijn: de importeur moet natuurlijk advies vragen. Maar als hij deel uitmaakt van een concern en hij zelf geconfronteerd wordt met een op hoger niveau in het concern gemaakte strategische keuze? Het zal duidelijk zijn dat een enge benadering bij de beantwoording van deze vragen ten gevolge kan hebben dat de medezeggenschap niet tot haar recht komt, terwijl een te ruimhartige benadering de reikwijdte van de medezeggenschap kan overstrekken. Verschillende oplossingen uit dit dilemma zijn aangedragen: mede-ondernemerschap, vereenzelviging en toerekening. Ik zal de eerste bespreken en vervolgens kort op de beide andere ingaan. Ik zal voorts, zij het minder uitvoerig, ook ingaan op een vergelijkbare problematiek in een andere tak van sport van de Ondernemingskamer: de enquête. Daar speelt de vraag of aandeelhouders niet alleen een enquête kunnen vragen in hun vennootschap, maar ook of zij mogen doorbreken naar haar dochtermaatschappijen, de vraag naar de concernenquête. U wordt dus op de proef gesteld, de specialist op het ene terrein moet meedenken op het andere terrein. Zelfstandig werkende, instructie- en opvolgingsbesluiten Ik begin met het mede-ondernemen in het medezeggenschapsrecht. Daarbij ga ik ter wille van de overzichtelijkheid uit van een simpele moeder-dochterverhouding. Ik maak onderscheid tussen enerzijds besluiten van de moeder die gevolgen hebben voor de dochter, zonder dat deze zelf iets hoeft te besluiten/te doen en anderzijds besluiten van de moeder voor het effect waarvan een besluit van de dochter nodig is. Laten we ze zelfstandig werkende besluiten van de moeder respectievelijk instructiebesluiten van de moeder noemen. Voor het effect van een instructiebesluit is steeds een besluit van de dochter nodig. Dat besluit van de dochter noem ik opvolgingsbesluit. Tot de categorie van de zelfstandig werkende besluiten behoort het besluit van de moeder om de aandelen in de dochter aan een derde te verkopen. Ook het besluit van onze moeder-theeproducent om de distributieovereenkomst met haar dochter op te zeggen is hiervan een voorbeeld. Indien de strategische keuze in het voor- in het concern is genomen, dan hebben we te maken met een instructiebesluit. Immers, op zijn minst theoretisch kan onze importeur ik ga er dan vanuit dat hij de thee van elders betrok besluiten de import voort te zetten. Wil het instructie- 1. Dit is een bewerking van een voordracht gehouden in het kader van Arbeid, Onderneming & Medezeggenschap, bijeenkomsten onder leiding van prof. mr. R.M. Beltzer, Universiteit van Amsterdam. De inhoud is geschreven op persoonlijke titel en weerspiegelt niet noodzakelijkerwijs de opvattingen van de Ondernemingskamer noch die van de schrijver als lid van die kamer. Collega G.C. Makkink voorzag een eerdere versie van zijn kritisch commentaar, waarvoor mijn dank. * Mr. P. Ingelse is voorzitter van de Ondernemingskamer, gerechtshof Amsterdam. 2. Dat komt voor: de Ayahuasca-thee, die we onlangs tegenkwamen in Hof Amsterdam 24 februari 2012 LJN BV6888. Nr. 1 april Tijdschrift voor ARBEID & ONDERNEMING

2 besluit effect hebben, zal de dochter-importeur eerst zelf een opvolgingsbesluit moeten nemen: volgt hij de instructie op of niet? 3 Het onderscheid is minder scherp dan het lijkt: ook bij zelfstandig werkende besluiten zal er doorgaans nog wel wat voor de dochter te besluiten zijn. Zo is bij een aandelentransactie de steun of medewerking van de dochter doorgaans van belang en zal zij omtrent die steun of medewerking een besluit kunnen of moeten nemen. En de dochter kan zich wellicht verzetten tegen de opzegging van de distributieovereenkomst. 4 Bovendien is het ene besluit zelfstandiger dan het andere. Ik noemde zojuist de strategische keuze van de moeder een instructiebesluit. Indien het gaat om een strategische keuze van een hoger abstractieniveau dat nog niet is toegesneden op deze of een andere dochter, dan wordt het al snel een zelfstandig werkend besluit. Er zijn dus gradaties van zelfstandigheid. Ik hanteer echter het onderscheid, omdat ik meen dat het ten minste nuttig is om de gedachten te bepalen. De zelfstandigheid van het opvolgingsbesluit Kàn de moeder de dochter eigenlijk wel instrueren? Vooropgesteld zij dat (het bestuur van) de dochter zich bij de besluitvorming niet achter de moeder kan verschuilen: de instructies van de moedermaatschappij zijn niet extern in die zin, dat ze de dochter nu eenmaal overkomen en zij er maar naar heeft te handelen. De dochter heeft en houdt ten aanzien van de opvolging van instructiebesluiten van de moeder dus haar eigen verantwoordelijkheid. 5 Het bestuur van een vennootschap behoort bij de vervulling van zijn bij wet of statuten opgedragen taken immers het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming voorop te stellen en de belangen van alle betrokkenen, waaronder die van de aandeelhouders, bij zijn besluitvorming in aanmerking te nemen. 6 Dit geldt ook in relatie tot de ondernemingsraad. De instructie op zichzelf volstaat dan ook niet als de in art. 25 lid 3 WOR vereiste beweegredenen voor het besluit. Maar hoever strekt de eigen verantwoordelijkheid en wat is de ruimte die de dochter daarbij heeft? De statuten kunnen bepalen dat het bestuur zich dient te gedragen naar de aanwijzingen van een ander orgaan van de vennootschap (art. 2:129 BW en art. 2:239 lid 4 BW), bijvoorbeeld de algemene vergadering van aandeelhouders. Die blijft, ook al is 100% van de aandelen in handen van de moeder, een orgaan van de dochter. Naast deze formele instructiemacht zal de moeder doorgaans ook een feitelijke instructiemacht hebben. En anders dan de zojuist genoemde wettelijke bepalingen doen vermoeden, is de instructiebevoegdheid de facto niet beperkt tot algemene aanwijzingen, maar zijn ook concrete mogelijk. 7 Steeds blijft echter gelden dat er geen plicht bestaat de moederlijke aanwijzingen te volgen indien dat strijd oplevert met het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Dit laatste neemt uiteraard veel terug van wat eerst aan macht aan de moeder werd gegeven. Het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming is waar het om draait als de eigen verantwoordelijkheid van het bestuur van de dochter aan de orde is. En dat belang gaat dus niet geheel en al op in het concernbelang. 8 Wel mag en moet het concernbelang, vaak zelfs in sterke mate, worden meegewogen. Het vennootschappelijk belang van de dochter krijgt mede de kleur van het concernbelang. 9 Zo kan de dochter onder omstandigheden gelet op het concernbelang ook indien dit in strijd is met haar op zichzelf beschouwde belang of stand alone belang meewer- uit de groep of bepaalde business opportunities aan een zuster doorsluizen. Strijd met het abstracte stand alone-belang kan gerechtvaardigd zijn, omdat haar verderstrekkend belang met dat van het concern is verweven. Niet ondenkbaar derneming in het belang van het concern moet aanvaarden zonder dat gezegd kan worden dat dat strijdig is met het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Dit een en ander neemt uiteraard niet weg, dat de dochter daaraan slechts hoeft mee te werken of zelfs mag meewerken nadat haar behoorlijk inzicht is verschaft in de besluitvorming en de motivering, zij daarover haar zegje heeft kunnen doen en waar nodig behoorlijk heeft kunnen onderhandelen. Daarbij is ook van belang of er niet alternatieven voorhanden zijn die geen of geen onevenredig afbreuk doen aan het concernbelang en die meer tegemoetkomen aan het op zichzelf beschouwde belang van de dochter. Richtlijnen hoe te beoordelen of een moederbesluit in strijd komt met de belangen van de dochter of de aan haar verbonden onderneming en of de dochter op die grond mag of moet dwarsliggen, zijn moeilijk te geven. De afwegingen zullen zoals gewoonlijk sterk afhangen van de concrete omstandigheden. Bij de beoordeling (of het nu die door de betrokkenen zelf is of die door de rechter) zullen onder meer factoren een rol spelen die we net al tegenkwamen, zoals: in hoeverre heeft de moeder de belangen van de dochter inderdaad bij de besluitvorming betrokken, hoe heeft zij deze belangen, mede gelet op de belangen van het concern en van de andere leden daarvan, gewogen, heeft zij de dochter daarbij zelf betrokken en in welke mate, wat zijn de alternatieven, enzovoorts. 3. Het kan ook gaan om een instructie om iets niet te doen. Zie bijvoorbeeld Hof Amsterdam (OK) 10 mei 2011, ARO 2011/92: Connexxion nam het besluit dat niet haar dochter Novio, maar haar dochter Hermes op de betrokken vervoersconcessie zou inschrijven. De Ondernemingskamer beschouwde Connexxion daarom als mede-ondernemer. 4. Ik zou deze dochterbesluiten ook geen opvolgingsbesluiten willen noemen. Zij liggen minder duidelijk in het verlengde van het moederbesluit. 5. Zie bijvoorbeeld HR 11 juli 1984, NJ 1985, 212, m.nt. Ma (Howson Algraphy). 6. HR 9 juli 2010, NJ 2010, 544, m.nt. P. van Schilfgaarde (ASMI). 7. HR 21 december 2001, NJ 2005, 96, m.nt. S.C.J.J. Kortmann (Sobi/Hurks) en Asser/Maeijer, Van Solinge & Nieuwe Weme 2-II*, 2009/831 e.v. 8. Zie bijvoorbeeld Hof Amsterdam (OK) 13 maart 2003, ARO 2003, 47 (Corus). Zie voorts de Asser-vermelding in de vorige noot en L.G. Verburg, Het territoir van de (Nederlandse) ondernemingsraad in het internationale bedrijfsleven (diss. Amsterdam), 2007, Asser/Maeijer, Van Solinge & Nieuwe Weme 2-II*, 2009/ Tijdschrift voor ARBEID & ONDERNEMING Nr. 1 april 2012

3 Het adviesrecht ten aanzien van het opvolgingsbesluit Al het voorgaande geldt ook ik merkte dat hiervoor reeds op in de relatie tot de ondernemingsraad. De ondernemingsraad zal ten aanzien van het opvolgingsbesluit in alle gevallen een adviesrecht hebben. 10 Daarbij zal er meer ruimte voor toetsing van een opvolgingsbesluit aan de kennelijke onredelijkheid van art. 26 WOR bestaan, dan men wellicht op het eerste gezicht zou denken: is de dochter voldoende opgekomen voor het eigen zeker, gekleurd door het concernbelang, maar niettemin het eigen vennootschappelijk belang zoals hiervoor in het kort beschreven? Heeft zij zich voldoende laten informeren, heeft zij voldoende erop toegezien dat de moeder alternatieven heeft onderzocht en afgewogen, enzovoorts? Het waarmaken van deze verantwoordelijkheid kan ter toets komen in tegen de dochter ten aanzien van het opvolgingsbesluit ingestelde WOR-beroepen. Het neemt echter niet weg, dat de toetsingsruimte beperkt is: het zwaartepunt van de besluitvorming ligt veelal in het instructiebesluit van de moeder. Het adviesrecht ten aanzien van het instructiebesluit, criteria mede-ondernemer Dat betekent dat de dochter die haar ondernemingsraad voorhoudt dat zij alles heeft gedaan (informatie ingewonnen bij moeder, alternatieven onderzocht, enzovoort), dat de beslissing onvermijdelijk is en dat de advisering zich daarom maar beter kan beperken tot het sociaal plan, doorgaans en praktisch gesproken niet helemaal ongelijk zal hebben. De dochter kan in ieder geval het nu eenmaal door de moeder genomen instructiebesluit niet aan haar ondernemingsraad ter advisering voorleggen. 11 Hier dringt zich dan ook de gedachte op dat de moeder zozeer ingrijpt in de onderneming van de dochter dat zij wellicht tot op zekere hoogte als de ondernemer zoals bedoeld in art. 1 WOR moet worden beschouwd zodat zij advies omtrent het instructiebesluit zou moeten vragen. 12 De Hoge Raad heeft deze gedachte aanvaard in zijn beschikkingen inzake de gemeentelijke herindeling Haaglanden en 13 In die beschikkingen besliste de Hoge Raad dat het enkele feit dat een besluit van de ene ondernemer rechtstreeks op art. 25 WOR-niveau ingrijpt in een andere onderneming, onvoldoende is om aan te nemen dat die eerste onderneming als mede-ondernemer kan worden aangemerkt. Daarvoor is vereist, aldus de Hoge Raad, dat die ondernemer ten opzichte van de ondernemer die de ondernemingsraad heeft ingesteld een positie inneemt die hem stelselmatig een zodanige invloed op de besluitvorming binnen de onderneming verschaft dat gezegd kan worden dat de onderneming mede door die ander in stand wordt gehouden. Op dit criterium struikelde de beschikking van de Ondernemingskamer die de Provincie bij de gemeentelijke herindeling als mede-ondernemer had aangemerkt. Bovendien, aldus de Hoge Raad, verzette ook de omstandigheid dat het besluit door zijn aard ( ) buiten de sfeer van de aan organen van een gemeente toekomende bevoegdheden viel, zich tegen die conclusie. Getransplanteerd op de moeder-dochterverhouding: a. Voorwaarde is dat de moeder 1. een positie inneemt, die haar stelselmatig zodanig invloed binnen de onderneming van de dochter verschaft, 2. dat gezegd kan worden dat de moeder die onderneming mede in stand houdt. b. Niettemin is er geen mede-ondernemerschap indien het besluit door zijn aard valt buiten de sfeer van de aan organen van de dochter toekomende bevoegdheden. Een paar opmerkingen over dit criterium. Onderdeel a: volgens sommige schrijvers wordt hier de eis gesteld dat de moeder stelselmatige invloed heeft. 14 Mijns inziens berust die opvatting op een onjuiste lezing van de beschikking: in de overweging van de Hoge Raad komt het woord stelselmatig niet als bijvoeglijk naamwoord van invloed voor, maar is het een bijwoord bij verschaffen. Daarop heeft het dus ook betrekking. In de combinatie van de woorden positie die invloed verschaft valt niet de eis te lezen dat de invloed daadwerkelijk stelselmatig wordt uitgeoefend. Voldoende is dat stelselmatig de mogelijkheid bestaat ( de positie die verschaft ) die invloed uit te oefenen. Ofwel, de omstandigheid dat die invloed daadwerkelijk slechts in een concreet geval werd uitgeoefend, hoeft niet aan het aannemen van mede-ondernemerschap in de weg te staan. 10. Uiteraard mits aan de overige voorwaarden van art. 25 WOR is voldaan. Dat geldt steeds in mijn betoog. 11. Afgezien van het geval, dat het instructiebesluit aan de dochter kan worden toegerekend, waarover hierna. 12. Indien een centrale ondernemingsraad of groepsondernemingsraad is ingesteld, kan onder omstandigheden het adviesrecht op een van die raden overgaan (art. 35 lid 2 WOR). Die complicatie laat ik hier verder buiten beschouwing. 13. HR 26 januari 2000, NJ 2000, 223 en 224, m.nt. Ma (zie met name de herindelingsbeschikking, r.o. 3.4). Vaak beginnen uiteenzettingen over dit onderwerp met de Heuga-beschikking van de Hoge Raad van 26 januari 1994 (NJ 1994, 545). Maeijer schreef in zijn noot onder deze beschikking al dat de reikwijdte van deze beschikking ( ) niet moet worden overschat. Ik meen ook dat het om een atypische uitspraak gaat. In ieder geval wordt er geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen toerekening, mede-ondernemerschap en vereenzelviging. Hoe dan ook is de uitspraak inmiddels ingehaald door onder meer de nu te behandelen beschikkingen. Het is ook maar zeer de vraag of Heuga het gelet op het hierna als b aan te duiden onderdeel van het criterium in die beschikkingen zou hebben gehaald. 14. Bijvoorbeeld: Verburg, t.a.p., p. 193 e.v., L.C.J. Sprengers in zijn noten onder OR FNV Ledenservice II, Hof Amsterdam (OK) 28 april 2004, SR 2004, 57 en onder OR Leaf Holland, Hof Amsterdam (OK) 8 juni 2006, SR 2006, 63 en J.H.M. Willems, Res non inter alios acta, Geschriften vanwege de Vereniging Corporate Litigation , deel 68, 3.15 en met name noot 33. Overigens komt de formulering stelselmatig invloed uitoefenen ook wel voor in uitspraken van de Ondernemingskamer: zie de beschikking van 8 juni 2006, ARO 2006, 112 inzake OR Leaf Holland, r.o Nr. 1 april 2012 Tijdschrift voor ARBEID & ONDERNEMING 29

4 Voorwaarde is natuurlijk wel dat overigens aan de criteria is voldaan. Met name moet het resultaat van de positie en het verschaffen zodanig zijn dat in de woorden van de Hoge Raad gezegd kan worden dat de moeder de onderneming mede in stand houdt (a2). Het hangt van de omstandigheden van het geval af of daaraan is voldaan. In ieder geval zal de hand van de moeder duidelijk zichtbaar moeten zijn. Doorgaans zàl het ook wel om meer dan incidenteel ingrijpen gaan. Maar een eis is dat niet. U stelt wellicht de vraag of ieder woord zo op een grammaticaal goudschaaltje mag worden gelegd. Ik denk van wel, uitgangspunt is wat er staat. Ik vermoed ook dat de Hoge Raad het wel degelijk zo heeft bedoeld. De Hoge Raad laat aan het criterium de constatering voorafgaan dat het enkele ingrijpen door de moeder in de dochter niet voldoende is voor het aannemen van mede-ondernemerschap. Dat vormt de opmaat voor het daaropvolgende vereiste. Als het de bedoeling was geweest het andere uiterste, daadwerkelijke invloed over de hele linie of iets dergelijks, als eis te stellen, had een simpeler formulering volstaan. Kennelijk is de bedoeling genuanceerd. Bovendien, los daarvan, en dat is minstens zo belangrijk: het resultaat bevredigt. Neem het geval van de moeder-theeproducent die de strategische keus voor reden kunnen zijn om haar wel als mede-ondernemer aan te merken indien zij voortdurend daadwerkelijk de teugels van de dochter-thee-importeur bedient en niet als zij die teugels alleen bij deze strategische keuze heeft opgenomen en de teugels overigens binnen handbereik, dat wel naast zich heeft liggen? Ik zie er geen, voldoende is naast de overige vereisten dat de moeder wel stelselmatig invloed kàn uitoefenen en het in het concrete ter beoordeling voorliggende geval daadwerkelijk doet. Onderdeel b: er is niettemin geen mede-ondernemerschap indien het besluit door zijn aard valt buiten de sfeer van de aan organen van de dochter toekomende bevoegdheden. De herindelingszaak betrof een gemeentelijke grenscorrectie ten aanzien waarvan de besluitvorming weliswaar met inbreng van de gemeente op het niveau van de provincie lag. Ik neem aan dat het daarmee buiten voormelde sfeer viel. Dat valt ook te begrijpen: doordat het besluit tot de exclusieve bevoegdheid van de provincie behoorde, moest het voor de gemeente als een extern besluit worden beschouwd. Ik vind het lastig dit onderdeel toe te passen op een moederdochterverhouding, maar kom daar aanstonds op terug. Zelfstandig werkende besluiten Ik meen, dat het hierboven ten aanzien van element a vermelde mutatis mutandis ook geldt voor zelfstandig werkende besluiten. Anders ligt dat ten aanzien van negatief geformuleerde element b. Naar mijn veronderstelling zullen besluiten die buiten de in b bedoelde sfeer vallen steeds zelfstandig werkende besluiten zijn. Het is immers moeilijk een instructiebesluit voor te stellen, dat buiten die sfeer valt. Omkeren mag men dit niet: niet gezegd is dat ieder zelfstandig werkend besluit buiten de sfeer van de aan organen van de dochter toekomende bevoegdheden valt. Moeten we aannemen, dat typische moeder-besluiten, zoals de verkoop van haar aandelen in de dochter of een wijziging van haar eigen statuten, buiten de sfeer van de aan organen van de dochter toekomende bevoegdheden en dus buiten de onderneming van de dochter vallen? Het gerechtshof te Amsterdam had, oordelend in kort geding, met deze vraag niet veel moeite: dit betoog, dat tot de conclusie zou leiden dat de belangrijkste methode waarmee fusies en overnames tot stand komen, nl. overdracht van aandelen door degene die de meerderheid der aandelen houdt, niet zou vallen onder het begrip overdracht van de zeggenschap over de onderneming als bedoeld in art. 25 lid 1 sub a WOR, kan niet worden aanvaard. 15 Maar als adviesplichtig werd in die zaak de dochter PUEM aangemerkt en dat lijkt mij ik merkte dat al eerder op in ieder geval ten aanzien van de steun of medewerking die de dochter aan de overdracht verleend juist. De uitspraak zegt echter niets over het mede-ondernemerschap van de moeder. Denkbaar is dat een zelfstandig werkend besluit zo zeer rechtstreeks in de onderneming van de dochter ingrijpt, dat indien overigens aan de eisen is voldaan de moeder voor dat ingrijpen als mede-ondernemer van de dochter moet worden aangemerkt, omdat anders de medezeggenschapsrechten tekort zouden worden gedaan. Men kan zich dit bijvoorbeeld voorstellen bij de opzegging van de distributieovereenkomst door de moeder-theeproducent. 16 Het opzeggingsbesluit valt weliswaar vanzelfsprekend buiten de aan organen van de dochter toekomende bevoegdheden, maar valt het ook buiten de sfeer van die bevoegdheden? Hoe moeten wij dit vage begrip duiden? Enerzijds nam ik hiervoor aan dat gemeentegrenscorrecties daargelaten de inspraak van de gemeente het exclusieve terrein van de provincie zijn en daarmee buiten die sfeer vallen. Anderzijds moeten wij wellicht aannemen dat de distributieovereenkomst tot het terrein van moeder èn dochter behoren, zodat de opzegging door de een of door de ander inderdaad binnen die sfeer valt. Zo opgevat is de in element b gelegen beperking minder sterk dan men op het eerste gezicht zou denken. Het ligt in die opvatting voor de hand voormelde moeder-theeproducent medezeggenschapsrechtelijk (in beginsel) niet anders te behandelen dan de moeder-thee- stappen. Dit een en ander neemt niet weg, dat het juist bij zelfstandig werkende besluiten geregeld zal voorkomen, dat zij buiten voormelde sfeer en daarmee buiten de medezeggenschap vallen. Hoe dit zou uitvallen bij een aandelenoverdracht vind ik moeilijk te voorspellen. Het zal ongetwijfeld afhangen van de concrete omstandigheden. De adviesopdracht aan een deskundige buiten de onderneming buiten de onderneming een advies in de zin van art. 25 lid 1 aanhef en onder n WOR op te dragen (meestal) een zelfstandig werkend besluit zijn: die opdracht zal (in de regel) gegeven kunnen worden zonder dat voor het effect daarvan een besluit van de dochter nodig is. Ik ben echter geneigd om zo n besluit met het oog op de medezeggenschap niettemin aan te merken, althans te behandelen als een instructiebesluit indien het in de woorden van de wet een aangelegenheid betreft die een of meer instructiebesluiten ten 15. Hof Amsterdam 27 juli 1989, NJ 1990, 734 (PUEM). 16. Vgl. in dit verband Hof Amsterdam (OK) 28 april 2004, JOR 2004/234 (FNV Ledenservice II). 30 Tijdschrift voor ARBEID & ONDERNEMING Nr. 1 april 2012

5 aanzien van de dochter voorbereidt. Ik ben mij ervan bewust dat dat bij een adviesopdracht niet steeds duidelijk zal zijn, maar dat doet aan het beginsel niet af. Wie moet voor welk besluit advies vragen/wie moet in rechte worden betrokken? Wil de medezeggenschap tot haar recht komen, dan zal steeds de betrokken (mede)ondernemer, degene derhalve die het betrokken besluit neemt, ook het advies moeten vragen. Wordt de moeder als mede-ondernemer aangemerkt, dan zal zij advies moeten vragen ongeacht of het een instructie- of een zelfstandig werkend besluit betreft. De dochter zal advies moeten vragen over het opvolgingsbesluit respectievelijk het eventuele besluit tot steun of medewerking dan wel in voorkomende gevallen het besluit zich te verzetten. Het is de betrokken ondernemer die de bevoegdheid, de macht heeft het besluit te nemen. Deze adviseringsordening is niet alleen het belang van de ondernemingsraad, maar ook dat van de betrokken ondernemer: deze heeft in de eerste plaats zelf belang bij de inbreng van de ondernemingsraad en heeft daarnaast belang erbij om de kwaliteit van de medezeggenschap en daarmee de kwetsbaarheid bij rechterlijke toetsing zelf in de hand te houden. Bij instructiebesluiten ziet men steeds twee besluiten, het instructiebesluit zelf en het opvolgingsbesluit. De moeder zal zoals we zagen advies voor het eerste en de dochter voor het tweede besluit moeten vragen. 17 Er zal vaak een tijdsverschil zijn. Er hoeft mijns inziens echter geen bezwaar tegen te zijn om de adviezen gelijktijdig te vragen, mits binnen de grenzen van art. 25 lid 2, tweede zin WOR. Strikt genomen echter zijn de besluiten, de adviesaanvragen en de adviezen steeds van elkaar te onderscheiden. In de gevallen dat de moeder als mede-ondernemer ten aanzien van een zelfstandig werkend besluit moet worden aangemerkt, zal de moeder advies moeten vragen en de dochter slechts voor zover zij zelfstandig op art. 25-niveau een besluit wil of moet nemen. Een eventueel beroep op de voet van art. 26 WOR moet naar mijn opvatting worden ingesteld tegen de betrokken ondernemer. Het is denkbaar dat de ondernemingsraad alleen het besluit van de moeder/mede-ondernemer in rechte aanvalt. Het ligt echter voor de hand om in het beroepschrift ook de dochter als belanghebbende aan te wijzen. Ook als de ondernemingsraad dat niet doet, zal de dochter zich doorgaans als belanghebbende in de procedure kunnen mengen. Zij kan zich dan naar keuze scharen aan de zijde van de moeder of aan de zijde van de ondernemingsraad of een zelfstandige positie innemen. Het spiegelbeeld geldt natuurlijk ook: indien de ondernemingsraad in een bepaald geval alleen het dochterbesluit in rechte probeert aan te tasten, zal de moeder afhankelijk van de mate van haar betrokkenheid ook als belanghebbende in het geding kunnen opkomen. Toerekening Naast het leerstuk van de mede-ondernemer wordt ook wel de toerekening als oplossing van het soms in concerns dreigende medezeggenschapstekort genoemd. Bij toerekening gaat het in mijn ogen om de gewone civielrechtelijke vraag: wie heeft het besluit genomen, aan wie kan het worden toegerekend? 18 Die vraag is eigenlijk bij ieder besluit aan de orde. Meestal is het antwoord echter zo duidelijk, dat er stilzwijgend aan voorbij wordt gegaan. Maar dat is met name in concernverhoudingen en zeker bezien vanuit de ondernemingsraad niet altijd het geval. Zo kan zich de vraag voordoen of een bepaald besluit nu door de moeder of door de grootmoeder is genomen. Voor ons onderwerp kan de toerekening in die zin van belang zijn dat een besluit dat elders in het concern is genomen onder omstandigheden (mede) kan worden toegerekend aan de eigen ondernemer. Dat zal zich met name voordoen indien de dochter door enige vorm van betrokkenheid een zekere medeverantwoordelijkheid voor het besluit draagt. 19 De vraag naar een eventueel mede-ondernemerschap moet steeds onderscheiden worden van de toerekeningsvraag. Moet de vraag beantwoord worden of een moeder mede-ondernemer is, dan is doorgaans niet in discussie 20 of de moeder het betrokken besluit heeft genomen. De toerekeningsvraag ten aanzien van dat besluit is dan stilzwijgend reeds beantwoord. Het opvolgingsbesluit wordt uiteraard aan de dochter toegerekend. Toerekeningsvragen komen eigenlijk pas aan de orde indien een besluit dat duidelijk door de één is genomen en dus aan deze kan worden toegerekend mogelijk daarnaast ook aan een ander kan worden toegerekend. Zo is het we zagen dat reeds denkbaar dat een instructiebesluit van de moeder mede is toe te rekenen aan de dochter. Indien in het concrete geval de moeder daarnaast als mede-ondernemer moet worden aangemerkt, zou dat kunnen leiden tot een adviesplicht van de moeder en van de dochter voor het instructiebesluit en een adviesplicht van de dochter voor het opvolgingsbesluit. Het klinkt wellicht wat theoretisch en het is inderdaad de vraag of zich dit in de praktijk makkelijk zal voordoen, maar het kan de functie van de onderscheiden leerstukken verhelderen. Voor zover het zich in de praktijk toch voordoet, zal dat als consequentie van de gekozen ondernemingsstructuur aanvaard moeten worden. Het stelt hoge eisen aan zowel de besluitende (mede)ondernemers als aan de ondernemingsraad. Een goede coördinatie zal noodzakelijk zijn. Vereenzelviging Gevallen van vereenzelviging in de zin dat wordt voorbijgegaan aan het identiteitsverschil tussen moeder en dochter zullen naar het mij voorkomt zonder uitzondering tevens voldoen aan de vereisten van mede-ondernemerschap. Nu aan vereenzelviging zwaardere eisen worden gesteld, lijkt geen behoefte. 21 Het enquêterecht: de concernenquête Zoals gezegd gaat de WOR uit van een simpele een-op-eenverhouding: één ondernemer en één ondernemingsraad. Dat beeld voldoet vaak niet en behoeft aanpassing in de vorm van de mede-ondernemer. In andere rechtsgebieden speelt 17. Zie bijvoorbeeld weer Hof Amsterdam (OK) 28 april 2004, JOR 2004/234 (FNV Ledenservice II). 18. Verburg kent het begrip toerekening een veel bredere functie toe (t.a.p. 5.3). Daarmee verliest het naar mijn opvatting scherpte. 19. Hof Amsterdam (OK) 2 april 1987, NJ 1988, 382, m.nt. Ma (Shell Research). 20. En als dat wel in discussie is, betreft dat een andere kwestie: is er überhaupt wel een besluit genomen? 21. Vgl. Verburg, t.a.p., p. 197 en L.C.J. Sprengers, Vereenzelvigen met Duk, in: S.F. Sagel (ed.), Vrienden door Duk en dun (R.A.A. Duk-bundel), Deventer: Kluwer 2011, p Nr. 1 april 2012 Tijdschrift voor ARBEID & ONDERNEMING 31

6 soortgelijke problematiek. Zo in het aansprakelijkheidsrecht waar piercing the corporate veil, vereenzelviging en doorbraak van aansprakelijkheid een rol spelen. In het enquêterecht speelt het leerstuk van de concernenquête: kan een onderzoek ook gevraagd en bevolen worden ten aanzien van te kort gezegd: dochtervennootschappen? 22 De problematiek in het enquêterecht respectievelijk in het medezeggenschapsrecht vertoont enige verwantschap. Bij beide staat ter beoordeling een handelen beleid respectievelijk een concreet besluit in het kader van de interne verhoudingen van de rechtspersoon respectievelijk de onderneming. In wezen gaat het bij beide om de vraag hoe ver die interne verhoudingen zich met het oog op die beoordeling uitstrekken. In zijn standaardbeschikking omtrent de concernenquête inzake Landis stelt de Hoge Raad 23 voorop dat het bij de toepassing (van het enquêterecht) uiteindelijk vooral aankomt op de economische werkelijkheid en dat dit ook uitgangspunt is bij de beantwoording van de vraag of en zo ja, onder welke voorwaarden aandeelhouders ( ) van de moedermaatschappij bevoegd zijn een verzoek tot het instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van een (100%) dochtermaatschappij in te dienen. De Ondernemingskamer had impliciet vastgesteld dat Landis en haar drie 100% dochters tezamen een economische en organisatorische eenheid onder gemeenschappelijke leiding vormden, terwijl er tussen de onderscheiden besturen een vrijwel volledige personele unie bestond. In dit oordeel ligt, aldus de Hoge Raad, besloten dat binnen de dochtermaatschappijen geen sprake was van enig ten opzichte van de moedermaatschappij zelfstandig bepaald en gevoerd bestuursbeleid, en dat derhalve het beleid en de gang van zaken van die dochtermaatschappijen de belangen van VEB c.s. als aandeelhouders van Landis evenzeer en op gelijke wijze raakten als het beleid en de gang van zaken van Landis zelf. Daarom 24 waren de verzoekers, VEB c.s., als aandeelhouders van Landis inderdaad mede bevoegd een enquête in de dochters te vragen. We halen het goudschaaltje er weer even bij. Uit de formulering van s Hogen Raad overwegingen ( in dit oordeel ligt besloten en en dat derhalve het beleid, enz.) lijkt te volgen dat het slot van de aangehaalde passage eigenlijk beslissend is: voor de bevoegdheidsdoorbraak is doorslaggevend dat het beleid en de gang van zaken van de dochters de belangen van de verzoekende aandeelhouders van de moeder evenzeer en op gelijke wijze raken als het beleid en de gang van zaken van de moeder zelf. Een erg duidelijke maatstaf vind ik dit niet. Wat betekent evenzeer en op gelijke wijze raken? De mate waarin de beleggende aandeelhouder in zijn portemonnee wordt getroffen? Geldt dat niet al gauw bij elke in een groep in de zin van art. 2:24b BW verbonden rechtspersoon? Zo ja, waarom dan niet bij dat criterium aangeknoopt? Maar de maatstaf spreekt mij als doorslaggevende factor ook niet aan. Natuurlijk, indien niet aan de maatstaf is voldaan, zullen de aandeelhouders van de moeder niet naar de dochter mogen doorbreken. 25 In feite is dat een toepassing van de regel: geen vordering zonder belang. Veel interessanter is de vraag of ook het omgekeerde geldt: leidt vervulling van het raken-vereiste er (in beginsel) toe dat de aandeelhouders mogen doorbreken? Hoewel dat, zoals gezegd, uit de bewoordingen van de beschikking lijkt te volgen, ben ik niet geneigd die consequentie te trekken. Het is zeer wel denkbaar dat het beleid en de gang van zaken in de dochter ook zonder bijvoorbeeld economische en organisatorische eenheid en/of personele unie de belangen van de aandeelhouders evenzeer en op gelijke wijze als die in de moeder raken, terwijl in die gevallen een enquête in de dochter niet voor de hand zal liggen. 26 De vraag is dan ook gerechtvaardigd of het raken -vereiste wel zo n prominente positie in kan nemen en of het niet beter is het zwaartepunt te leggen bij het element, dat de Hoge Raad daaraan vooraf laat gaan: het al of niet ten opzichte van de moeder zelfstandig bepaalde en gevoerde bestuursbeleid, zoals zich dat onder meer kan voordoen bij een economische en organisatorische eenheid met de 100% dochter (of wellicht ruimer: verbonden rechtspersoon 27 ), bij gemeenschappelijke leiding en/of bij een personele unie. Ontbreekt een zelfstandig bepaald en gevoerd bestuursbeleid geheel, 28 met andere woorden: bepaalt de moeder het bestuursbeleid van haar dochter volledig, dan is doorbraak aangewezen. Ik beperk mij hier tot deze korte analyse en laat diverse vragen 29 onbesproken. Een vergelijking tussen de beide criteria In Landis stelt de Hoge Raad zoals opgemerkt voorop dat het bij de toepassing (van het enquêterecht) uiteindelijk vooral aankomt op de economische werkelijkheid. Hoewel ik dat in deze zin niet in de medezeggenschapsjurisprudentie ben tegengekomen, neem ik aan dat hetzelfde voor de toepassing van de WOR geldt. 30 Dat past zeker bij op de feiten toegesneden begrippen als onderneming en ondernemer en dus bij de toepassing van het leerstuk van de medeondernemer. 22. Niet te verwarren met de bevoegdheid van de Ondernemingskamer om ten behoeve van het bevolen onderzoek onderzoekers te machtigen inzage in bescheiden van nauw verbonden rechtspersonen te nemen en onder meer (oud)bestuurders van die rechtspersonen te horen (art. 2:351 lid 2 resp. 1 BW). Daarmee worden die rechtspersonen zelf geen voorwerp van onderzoek. 23. HR 4 februari 2005, NJ 2005, 127, m.nt. Ma, zie vooral r.o e.v. 24. De Hoge Raad zegt: dit in aanmerking genomen, r.o Aldus bijvoorbeeld P.G.F.A. Geerts in Kroniek enquêterecht 2005, Geschriften vanwege de Vereniging van Corporate Litigation , p. 11. Zie voor een voorbeeld: Hof Amsterdam (OK) 31 december 2002, ARO 2003, 9 (Kruisheer Elfers). 26. Dit lijkt bijvoorbeeld Geerts, t.a.p., uit het oog te verliezen. 27. Te denken valt aan verbonden stichtingen of verenigingen. Bijvoorbeeld Hof Amsterdam (OK) 28 april 2004, JOR 2004/234 (FNV Ledenservice II) en Hof Amsterdam (OK) 14 april 2010, JOR 2010/185 (Meavita). 28. Immers, in de woorden van de Hoge Raad: geen sprake van enig zelfstandig bepaald en gevoerd bestuursbeleid. 29. Zoals: moet het steeds gaan om een 100% dochter, is doorbraak ook mogelijk als het beleid van de dochter niet volledig maar in overwegende mate wordt bepaald en dergelijke. 30. Zo ook Verburg, t.a.p., p Tijdschrift voor ARBEID & ONDERNEMING Nr. 1 april 2012

7 Bij de concernenquête is afgezien van de nu niet besproken vragen beslissend het antwoord op de vraag of de moeder het bestuursbeleid van haar dochter volledig (wellicht: in overwegende mate) bepaalt. Voor het antwoord op de vraag of de moeder als mede-ondernemer moet worden aangemerkt is afgezien van het sfeer -element beslissend of de moeder een positie inneemt die haar stelselmatig zodanig invloed binnen de onderneming van de dochter verschaft, dat gezegd kan worden dat de moeder die onderneming mede in stand houdt. Deze elementen vertonen een zekere verwantschap en het is de vraag waarom zij zo verschillend zijn geformuleerd. Ik heb over en weer getracht het element uit de onderscheiden criteria te vertalen in de termen van de ander. Dat is mij niet gelukt. In beide elementen wordt suprematie van de moeder respectievelijk de afhankelijkheid van de dochter tot uitdrukking gebracht. Maar aan het toelaten van de concernenquête worden hogere eisen gesteld. De overheersing/afhankelijkheid moet volledig (wellicht: overwegend) zijn. Om de moeder als mede-ondernemer te kunnen aanmerken kan met minder worden volstaan, hoeft de overheersing/afhankelijkheid in ieder geval niet steeds merkbaar, niet operationeel te zijn, mits de hand van de moeder wel voldoende aanwezig is om de conclusie dat zij in de onderneming mede in stand houdt te rechtvaardigen. Het adviesrecht heeft steeds betrekking op één besluit. 31 De concernenquête betreft een niet noodzakelijk nader gespeci- besluiten en gedragingen. Dat verschil rechtvaardigt ook het onderscheid in zwaarte van de criteria. Tot slot De toepassing van in de wet geregelde enkelvoudige verhoudingen op in de economische werkelijkheid frequent voorkomende concernrelaties plaatst ons voor lastig te beantwoorden vragen. Ik heb getracht daarin enige ordening aan te brengen. Voor zover ik daarin geslaagd ben, geldt nog een waarschuwing. Deze ordening beoogt net als iedere andere slechts een hulpmiddel te zijn. Graag sluit ik mij aan bij de woorden van Willems 32 : men onthoude zich van een al te formeel juridische benadering van de medezeggenschap en zo vul ik aan van het enquêterecht. Uiteindelijk is steeds beslissend het antwoord op de vraag: op welke wijze komen de doeleinden van enquête en medezeggenschap adequaat tot hun recht? 31. Het kunnen er natuurlijk ook meer zijn, maar steeds concreet bepaalde besluiten. 32. Willems, t.a.p., p. 82. Nr. 1 april 2012 Tijdschrift voor ARBEID & ONDERNEMING 33

Titel Toerekening bij instemmingsplichtige besluiten: de grenzen van het instemmingsrecht verlegd?

Titel Toerekening bij instemmingsplichtige besluiten: de grenzen van het instemmingsrecht verlegd? Page 1 of 7 ArbeidsRecht 2014/45 Aflevering ArbeidsRecht 2014, afl. 10 Publicatiedatum 11-09-2014 Auteur R.J. Veerman [1] Citeertitel mr. R.J. Veerman, Toerekening bij instemmingsplichtige besluiten: de

Nadere informatie

Vennootschappelijk belang en instructierecht: een (on)gelukkige combinatie?

Vennootschappelijk belang en instructierecht: een (on)gelukkige combinatie? Vennootschappelijk belang en instructierecht: een (on)gelukkige combinatie? Prof. mr. drs. I.S. Wuisman Mr. dr. R.A. Wolf Leiden Revisited, 9 september 2014 Programma Introductie; Statutair instructierecht;

Nadere informatie

OR & INTERNATIONALISERING. 26 januari 2018 dr. mr. Steven Jellinghaus en mr. Karen Maessen

OR & INTERNATIONALISERING. 26 januari 2018 dr. mr. Steven Jellinghaus en mr. Karen Maessen OR & INTERNATIONALISERING 26 januari 2018 dr. mr. Steven Jellinghaus en mr. Karen Maessen Programma Hoe ver reikt de WOR? Informatierecht Adviesrecht Instemmingsrecht EOR Territoriale werking WOR alleen

Nadere informatie

Informatievoorziening aan de ondernemingsraad bij overnames: onderschat het niet

Informatievoorziening aan de ondernemingsraad bij overnames: onderschat het niet Informatievoorziening aan de ondernemingsraad bij overnames: onderschat het niet Mr. P.A. van den Brink en mr. S.P. Kamerbeek Bij een overname van aandelen in een Nederlandse vennootschap waar een ondernemingsraad

Nadere informatie

De rol van de ondernemingsraad bij het aantrekken van krediet en het stellen van zekerheid in concernverband

De rol van de ondernemingsraad bij het aantrekken van krediet en het stellen van zekerheid in concernverband De rol van de ondernemingsraad bij het aantrekken van krediet en het stellen van zekerheid in concernverband M r. L. A. B e u k e r s * Inleiding Concerns, zowel Nederlandse als buitenlandse, ontplooien

Nadere informatie

Scoren met medezeggenschap. 18 mei 2017 Joost van Mierlo

Scoren met medezeggenschap. 18 mei 2017 Joost van Mierlo Scoren met medezeggenschap 18 mei 2017 Joost van Mierlo De spelregels Onderwerpen: - inrichting medezeggenschap - artikel 24 WOR - artikel 25 WOR: - informatie en wezenlijke invloed - gefaseerde besluitvorming

Nadere informatie

Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder wet: Wet op het financieel toezicht.

Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder wet: Wet op het financieel toezicht. Besluit van [datum] houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 5:81, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Vrijstellingsbesluit overnamebiedingen Wft) Op voordracht van Onze Minister van

Nadere informatie

Casus 14 Argumenten op tafel!

Casus 14 Argumenten op tafel! Casus 14 Argumenten op tafel! Ondernemers proberen lastige besluiten op een gemakkelijke manier door de ondernemingsraad aanvaard te krijgen. Formuleer in algemene bewoordingen en vooral niet al te precies,

Nadere informatie

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Mr. Z. Kasim 1 HR 13 juli 2007, nr. C05/331, LJN BA231 Verplichte deelneming pensioenfonds, criteria arbeidsovereenkomst BW artikel 7: 610, artikel

Nadere informatie

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Mr. P.H.A.M. Peters Hoff van Hollantlaan 5 Postbus 230 5240 AE Rosmalen Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Geachte heer Peters, Bij brief van 12 november

Nadere informatie

Webinar OR-ondersteuning. 26 april 2019 Joost van Mierlo

Webinar OR-ondersteuning. 26 april 2019 Joost van Mierlo Webinar OR-ondersteuning 26 april 2019 Joost van Mierlo Agenda Raad van commissarissen - OR en RvC: Burgerlijk wetboek - OR en RvC: de WOR Adviesprocedure - voorfase - informatie Raad van commissarissen

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen Mr. Almer M.A. de Beer 1 De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen Wanneer is een houdstervennootschap beleidsbepalend? 1 Werkzaam bij Arenthals

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2005:AS5953

ECLI:NL:HR:2005:AS5953 ECLI:NL:HR:2005:AS5953 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 20-05-2005 Datum publicatie 20-05-2005 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie R04/042HR (OK111) Conclusie:

Nadere informatie

Aan de voorzitter en de leden. van de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie. van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Aan de voorzitter en de leden. van de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie. van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Aan de voorzitter en de leden van de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Amsterdam, 14 oktober 2011 Referentie: B2011.51 Betreft:

Nadere informatie

De rol van buitenstaanders in het enquêteonderzoek Door Ellen M. Soerjatin

De rol van buitenstaanders in het enquêteonderzoek Door Ellen M. Soerjatin De rol van buitenstaanders in het enquêteonderzoek Door Ellen M. Soerjatin Verschenen in: Geschriften vanwege de Vereniging Corporate Litigation 2011-2012, Deventer Kluwer 2012, blz. 339-346. 1. Inleiding

Nadere informatie

COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT

COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT Zijne Excellentie de Minister van Justitie Mr J.P.H. Donner Postbus 20301 2500 EH Den Haag Nijmegen, 23 december 2004 Inzake: Adviesaanvraag commissie vennootschapsrecht over

Nadere informatie

Een nieuwe eigenaar? Fusie en overname. Medezeggenschap op koers Doorn, 2 november 2017 Joost van Mierlo, De Voort Advocaten I Mediators

Een nieuwe eigenaar? Fusie en overname. Medezeggenschap op koers Doorn, 2 november 2017 Joost van Mierlo, De Voort Advocaten I Mediators Een nieuwe eigenaar? Fusie en overname Medezeggenschap op koers Doorn, 2 november 2017 Joost van Mierlo, De Voort Advocaten I Mediators Onderwerpen 1. Fusie of overname? 2. Fasering besluitvorming 3. OK

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

Klokkenluidersregeling

Klokkenluidersregeling REGELING INZAKE HET OMGAAN MET EEN VERMOEDEN VAN EEN MISSTAND HOOFDSTUK 1. DEFINITIES Artikel 1. Definities In deze regeling worden de volgende definities gebruikt: betrokkene: degene die al dan niet in

Nadere informatie

Webinar Medezeggenschap 13 april 2015. Van Doorne Marjolijn Lips & Steven Sterk

Webinar Medezeggenschap 13 april 2015. Van Doorne Marjolijn Lips & Steven Sterk Webinar Medezeggenschap 13 april 2015 Van Doorne Marjolijn Lips & Steven Sterk Wanneer instellen OR? Artikel 2 WOR: Ondernemer Die een onderneming in stand houdt Met in de regel ten minste 50 werkzame

Nadere informatie

COMMENTAAR OP HET WETSVOORSTEL BEVORDERING VAN MEDIATION IN HET BURGERLIJK RECHT VAN 25 APRIL 2013

COMMENTAAR OP HET WETSVOORSTEL BEVORDERING VAN MEDIATION IN HET BURGERLIJK RECHT VAN 25 APRIL 2013 COMMENTAAR OP HET WETSVOORSTEL BEVORDERING VAN MEDIATION IN HET BURGERLIJK RECHT VAN 25 APRIL 2013 9 MEI 2013 Herengracht 551 Contactpersoon: 1017 BW Amsterdam Ellen Soerjatin T 020 530 5200 E ellen.soerjatin@steklaw.com

Nadere informatie

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging?

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? september 2009 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch

Nadere informatie

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis)

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) mr. J.C. (Kees) van de Water, KW Legal, juli 2008 Aan de orde in onderhavige zaak is (mede)

Nadere informatie

Onderwerpen adviesrecht

Onderwerpen adviesrecht Onderwerpen adviesrecht Artikel 25, eerste lid WOR geeft een limitatieve opsomming van de volgende veertien adviesplichtige onderwerpen: a) Overdracht van zeggenschap over de onderneming of een onderdeel

Nadere informatie

3. Middelharnis heeft op 5 november 2004 aangegeven gebruik te willen maken van de versnelde procedure in de GWW-sector. 2

3. Middelharnis heeft op 5 november 2004 aangegeven gebruik te willen maken van de versnelde procedure in de GWW-sector. 2 Advies in zaak 4363, Dijkers Middelharnis B.V. Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: prof. mr J.H. Jans (voorzitter), mr drs. R.C. van Houten, prof. dr J.A.H.

Nadere informatie

Voorlichtingsdocument inzicht OR in zeggenschapsverhoudingen in een multinationale onderneming

Voorlichtingsdocument inzicht OR in zeggenschapsverhoudingen in een multinationale onderneming COMMISSIE BEVORDERING MEDEZEGGENSCHAP Voorlichtingsdocument inzicht OR in zeggenschapsverhoudingen in een multinationale onderneming SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK

Nadere informatie

Het principe van medezeggenschap van

Het principe van medezeggenschap van MR. M.A. DE JAGER Het adviesrecht van de ondernemingsraad bij financiële besluiten 22 Het principe van medezeggenschap van werknemers bij bepaalde voorgenomen besluiten die de onderneming betreffen, is

Nadere informatie

Gerechtshof Amsterdam , ECLI:NL:GHAMS:2015:1124, (Fondel Development)

Gerechtshof Amsterdam , ECLI:NL:GHAMS:2015:1124, (Fondel Development) commentaar op Gerechtshof Amsterdam 25-03-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1124, (Fondel Development) datum 24-01-2017 auteur J. van Bekkum Gerechtshof Amsterdam 25-03-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1124, (Fondel Development)

Nadere informatie

Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand Ons Middelbaar Onderwijs. ( Klokkenluidersregeling )

Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand Ons Middelbaar Onderwijs. ( Klokkenluidersregeling ) Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand Ons Middelbaar Onderwijs ( Klokkenluidersregeling ) Preambule De regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand Ons Middelbaar

Nadere informatie

Onder Professoren. Aansprakelijkheid van bestuurders. 14 april 2015 VAAN Utrecht. prof. mr. Claartje Bulten

Onder Professoren. Aansprakelijkheid van bestuurders. 14 april 2015 VAAN Utrecht. prof. mr. Claartje Bulten Onder Professoren Aansprakelijkheid van bestuurders 14 april 2015 VAAN Utrecht prof. mr. Claartje Bulten Aansprakelijkheid van bestuurders Onderwerpen Interne aansprakelijkheid Externe aansprakelijkheid

Nadere informatie

Casus 13 Kom op voor je recht

Casus 13 Kom op voor je recht Casus 13 Kom op voor je recht Een werkgever kan tegenwoordig niet meer alle beslissingen nemen die hij noodzakelijk acht in het kader van zijn bedrijfsvoering. Naar de factor arbeid moet in een aantal

Nadere informatie

REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI)

REACTIE OP HET FISCALE BODEMRECHT VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) mr. R.M. Bottse* I n AJV-Nieuwsbrief no.1, 2016 (januari) verscheen een bijdrage van de hand van mr. R. Rosaria

Nadere informatie

Mandaatbesluit FUMO. Vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van de FUMO d.d. 16 september Mandaatbesluit FUMO

Mandaatbesluit FUMO. Vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van de FUMO d.d. 16 september Mandaatbesluit FUMO Vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van de FUMO d.d. 16 september 2013 BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING FUMO Het dagelijks bestuur en de voorzitter van het openbaar lichaam gemeenschappelijke

Nadere informatie

COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT

COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT Datum: Kenmerk: De Minister van Justitie, mr A.H. Korthals Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Excellentie, inzake: Adviesaanvraag commissie vennootschapsrecht over het wetsvoorstel

Nadere informatie

Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren

Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is bedoeld voor mensen met een visuele beperking, zoals slechtzienden

Nadere informatie

Webinar Jurisprudentie Ondernemingsrecht. februari 2015 Adriaan F.M. Dorresteijn

Webinar Jurisprudentie Ondernemingsrecht. februari 2015 Adriaan F.M. Dorresteijn Webinar Jurisprudentie Ondernemingsrecht februari 2015 Adriaan F.M. Dorresteijn 1 Onderwerpen 1. Turboliquidatie/faillissement 2. Feitelijke bestuurder/beleidsbepaler 3. Enquêtegerechtigden 2 1. Turboliquidatie/faillissement

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord /V. Lijst van gebruikte afkortingen /XV. HOOFDSTUK 1 Inleiding /1. HOOFDSTUK 2 Kapitaalvennootschappen /7

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord /V. Lijst van gebruikte afkortingen /XV. HOOFDSTUK 1 Inleiding /1. HOOFDSTUK 2 Kapitaalvennootschappen /7 INHOUDSOPGAVE Voorwoord /V Lijst van gebruikte afkortingen /XV HOOFDSTUK 1 Inleiding /1 HOOFDSTUK 2 Kapitaalvennootschappen /7 2.1 Inleiding / 7 2.2 De positie van werknemers in het vennootschapsrecht

Nadere informatie

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen ADVIES Rolnummer: LPL 98.039 DE BEDRIJFSCOMMISSIEKAMER VOOR DE OVERHEID VOOR LAGERE PUBLIEKRECHTELIJKE LICHAMEN, ADVISERENDE

Nadere informatie

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder. Zaaknummer: 2008/008 Rechter(s): mrs. Loeb, Lubberdink, Mollee Datum uitspraak: 20 juni 2008 Partijen: appellant tegen college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Bijzondere omstandigheden,

Nadere informatie

Het MZ Jaaroverzicht Tilburg, 14 december 2018 Dr. mr. Steven F.H. Jellinghaus Mr. drs. Els Huisman

Het MZ Jaaroverzicht Tilburg, 14 december 2018 Dr. mr. Steven F.H. Jellinghaus Mr. drs. Els Huisman Het MZ Jaaroverzicht 2018 Tilburg, 14 december 2018 Dr. mr. Steven F.H. Jellinghaus Mr. drs. Els Huisman Wat gaan we behandelen Terugblik: beloningsverhouding rechtspraak Vooruitblik (niet behandelen)

Nadere informatie

1. Inschrijvingsplicht voor rechtspersonen en ondernemingen

1. Inschrijvingsplicht voor rechtspersonen en ondernemingen Handelsregister 1. Inschrijvingsplicht voor rechtspersonen en ondernemingen Op grond van art. 5 aanhef en sub a Handelsregisterwet 2007 wordt een onderneming die in Nederland is gevestigd en die toebehoort

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

Regeling melding misstand woningcorporaties

Regeling melding misstand woningcorporaties Regeling melding misstand woningcorporaties Regeling van de procedure voor het melden van een vermoeden van een misstand en van de (rechts)bescherming van de melder en de vertrouwenspersoon integriteit.

Nadere informatie

Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen Ons Middelbaar Onderwijs. ( Klokkenluidersregeling )

Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen Ons Middelbaar Onderwijs. ( Klokkenluidersregeling ) Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen Ons Middelbaar Onderwijs ( Klokkenluidersregeling ) pag. 1 van 8 Preambule Klokkenluidersregeling De regeling inzake het omgaan met

Nadere informatie

Overzicht van de samenhang van rechten cliëntenraad ondernemingsraad

Overzicht van de samenhang van rechten cliëntenraad ondernemingsraad BORBOLETA BV advies en interim management training & mediation Overzicht van de samenhang van rechten cliëntenraad ondernemingsraad Een onderneming in de zorgsector heeft in het overleg over tal van zaken

Nadere informatie

Besluit tot openbaarmaking

Besluit tot openbaarmaking Besluit als bedoeld in artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur Zaak: OB/001 Kenmerk: 00.061.063 Openbaarmaking onder kenmerk: Besluit tot openbaarmaking Besluit tot openbaarmaking van de besluiten

Nadere informatie

STATUTEN Stichting Adelante Zorg met ingang van 28-7-2015

STATUTEN Stichting Adelante Zorg met ingang van 28-7-2015 21500421 sr / 59065 STATUTEN Stichting Adelante Zorg met ingang van 28-7-2015 STATUTEN: NAAM EN ZETEL Artikel 1. De stichting is genaamd: Stichting Adelante Zorg. Zij heeft haar zetel te Heerlen. DOEL

Nadere informatie

31 mei 2012 z2012-00245

31 mei 2012 z2012-00245 De Staatssecretaris van Financiën Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG 31 mei 2012 26 maart 2012 Adviesaanvraag inzake openbaarheid WOZwaarde Geachte, Bij brief van 22 maart 2012 verzoekt u, mede namens de Minister

Nadere informatie

De Minister van Economische Zaken, Gelet op de artikelen 93, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en 85, derde lid, van de Gaswet;

De Minister van Economische Zaken, Gelet op de artikelen 93, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en 85, derde lid, van de Gaswet; CONCEPT Regeling van de Minister van Economische Zaken van, nr. WJZ, houdende nadere regels met betrekking tot het verlenen van instemming met wijzigingen ten aanzien van de eigendom van elektriciteitsnetten

Nadere informatie

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Auteur: Mr. T.L.C.W. Noordoven[1] Hoge Raad 23 maart 2012, JAR 2012/110 1.Inleiding Maakt het vanuit het oogpunt

Nadere informatie

Vereniging voor Arbeidsrecht

Vereniging voor Arbeidsrecht Vereniging voor Arbeidsrecht 7 maart 2013 Prof. dr. R.M. Beltzer 1 2 Een uitstervend ras? Te behandelen! 1. Het probleem: de krimpende markt en concurrentie 2. Iedereen een arbeidsovereenkomst? De elementen

Nadere informatie

STATENVOORDRACHT. Haarlem,.. augustus Onderwerp:Wet op de Ondernemingsraden. Bijlagen : 2. 1.Inleiding

STATENVOORDRACHT. Haarlem,.. augustus Onderwerp:Wet op de Ondernemingsraden. Bijlagen : 2. 1.Inleiding STATENVOORDRACHT Haarlem,.. augustus 1996 Onderwerp:Wet op de Ondernemingsraden Bijlagen : 2 1.Inleiding De Wet op de ondernemingsraden (WOR) is op 5 mei 1995 van kracht geworden voor de overheid. Er is

Nadere informatie

Update ' toezicht op bestuur in relatie tot de rol van participatiemaatschappijen in hun portefeuillebedrijven'

Update ' toezicht op bestuur in relatie tot de rol van participatiemaatschappijen in hun portefeuillebedrijven' Update ' toezicht op bestuur in relatie tot de rol van participatiemaatschappijen in hun portefeuillebedrijven' 1 Toezicht op bestuur Op 31 mei 2011 is het wetsvoorstel bestuur en toezicht (het "Wetsvoorstel")

Nadere informatie

BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING FUMO

BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING FUMO Uitgegeven: 11 oktober 2013 2013, nr. 61 PROVINCIAAL BLAD VAN FRYSLÂN Mandaatbesluit FUMO Vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van de FUMO d.d. 16 september 2013 BESLUIT MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet in verband met het verbeteren van de kwaliteit van bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen alsmede de uniformering van enkele bepalingen

Nadere informatie

0 ALGEMENE REGELS TEN AANZIEN VAN MANDAAT

0 ALGEMENE REGELS TEN AANZIEN VAN MANDAAT ALGEMENE REGELS 0 ALGEMENE REGELS TEN AANZIEN VAN MANDAAT In dit hoofdstuk wordt in het eerste onderdeel nader ingegaan op de wettelijke voorschriften met betrekking tot mandaat. In het tweede gedeelte

Nadere informatie

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen.

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen. Reactie op de brief van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) inzake het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek in verband met het limiteren van de hoogte van de

Nadere informatie

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan A.J.M. Nuytinck Published in WPNR, 2008,

Nadere informatie

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd Mandaat en delegatie mr. M.C. de Voogd Artikel 1:1 Awb 1. Onder bestuursorgaan wordt verstaan: a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of b. een ander persoon of college,

Nadere informatie

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden Uitspraaknr. : 07-06 Datum : 13 november 2007 Partijen : de cliëntenraad , vertegenwoordigd door zijn voorzitter, ,

Nadere informatie

Samenwerkingsverbanden en de AVG

Samenwerkingsverbanden en de AVG Realisatie Handreiking Samenwerkingsverbanden en de AVG Deel 1 - Verwerkingsverantwoordelijke Inhoudsopgave 1 Inleiding...3 2 Verwerkingsverantwoordelijke...4 2.1 Wat zegt de AVG?...4 2.2 Wat betekent

Nadere informatie

Door de OK te treffen onmiddellijke voorzieningen: lessen uit Zwagerman?

Door de OK te treffen onmiddellijke voorzieningen: lessen uit Zwagerman? schap eming Door de OK te treffen onmiddellijke voorzieningen: lessen uit Zwagerman? Inleiding In haar beschikking van 29 november 2002 inzake Alcas Holding B.V. (hierna: Alcas) maakt de skamer (hierna:

Nadere informatie

REGELING INZAKE HET OMGAAN MET EEN VERMOEDEN VAN EEN ERNSTIGE MISSTAND BINNEN DE STICHTING PCOU. Preambule

REGELING INZAKE HET OMGAAN MET EEN VERMOEDEN VAN EEN ERNSTIGE MISSTAND BINNEN DE STICHTING PCOU. Preambule REGELING INZAKE HET OMGAAN MET EEN VERMOEDEN VAN EEN ERNSTIGE MISSTAND BINNEN DE STICHTING PCOU Preambule De regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen de Stichting PCOU biedt

Nadere informatie

COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT

COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT Datum: 19 oktober 2010 De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Excellentie, Graag doe ik u het standpunt van de Commissie vennootschapsrecht

Nadere informatie

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen de beslissing van 4 september 2001, kenmerk 2269-95.F.049. Zaaknummer 2705-19/ Vebega I.

Nadere informatie

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen Advies Rolnummer: LPL. 137 DE BEDRIJFSCOMMISSIEKAMER VOOR LAGERE PUBLIEKRECHTELIJKE LICHAMEN, ADVISERENDE NAAR AANLEIDING VAN EEN VERZOEK OM BEMIDDELING

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets BESTUURSPROCESRECHT 19 juni 2009

Leidraad voor het nakijken van de toets BESTUURSPROCESRECHT 19 juni 2009 Leidraad voor het nakijken van de toets BESTUURSPROCESRECHT 19 juni 2009 OPGAVE 1 (34 punten) Vraag 1.1 (5 punten) Er staan geen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen open. Het voorbereidingsbesluit van artikel

Nadere informatie

Reglement Klachtenloket ouders/oudercommissie Kinderopvang

Reglement Klachtenloket ouders/oudercommissie Kinderopvang Reglement Klachtenloket ouders/oudercommissie Kinderopvang Telefoon: 0900-1877 ( 0,20 per gesprek) maandag t/m vrijdag 9.00-17.00 uur E-mail: info@klachtenloket-kinderopvang.nl Postadres: Postbus 96802,

Nadere informatie

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig. Uitspraak Commissie van Beroep 2013-15 d.d. 24 mei 2013 (prof. mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F. Peijster en mr. A. Rutten-Roos, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

De gemeente heeft hoger beroep ingesteld. Zo nodig kan bij de Raad van State meteen worden gezegd wat u zelf precies van de aanvraag vindt.

De gemeente heeft hoger beroep ingesteld. Zo nodig kan bij de Raad van State meteen worden gezegd wat u zelf precies van de aanvraag vindt. Raadsvoorstel Inleiding:Ons college heeft op 15 december 2006 op bezwaar besloten een besluit tot bouwvergunning- en vrijstellingverlening te handhaven, voor een carport en veranda op het perceel Laagstraat

Nadere informatie

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees 106796 - Beroep tegen ontslag wegens opheffing van de betrekking gegrond omdat de werkgever een onjuiste afvloeiingssystematiek hanteert; BVE in het geding tussen: UITSPRAAK de heer A, wonende te B, appellant,

Nadere informatie

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren De minister van Justitie en Veiligheid mr. F.B.J. Grapperhaus Postbus 20301 2500 EH Den Haag Afdeling HRM&OO bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag correspondentieadres Postbus 90613 2509 LP Den Haag

Nadere informatie

artikel 40, eerste en tweede lid van de Archiefwet 1995 en artikel 36 van de gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht

artikel 40, eerste en tweede lid van de Archiefwet 1995 en artikel 36 van de gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht Archiefverordening RUD Utrecht 2014 Het algemeen bestuur van de RUD Utrecht gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van RUD Utrecht Gelet op: artikel 40, eerste en tweede lid van de Archiefwet 1995

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

Reglement van het Verantwoordingsorgaan

Reglement van het Verantwoordingsorgaan Reglement van het Verantwoordingsorgaan Per 3 december 2014 Inhoudsopgave Hoofdstuk I Algemene bepalingen 3 Artikel 1 Begripsbepalingen 3 Artikel 2 Voorzitter en plaatsvervangend voorzitter 4 Artikel 3

Nadere informatie

Samenvatting Rapport van bevindingen van de SER-commissie Evenwichtig Ondernemingsbestuur

Samenvatting Rapport van bevindingen van de SER-commissie Evenwichtig Ondernemingsbestuur 3 Samenvatting Rapport van bevindingen van de SER-commissie Evenwichtig Ondernemingsbestuur Dit rapport gaat over de positie van werknemers bij Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen. Het is opgesteld

Nadere informatie

SAMENVATTING. de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van Onderwijsgroep A, verzoeker, hierna te noemen de GMR

SAMENVATTING. de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van Onderwijsgroep A, verzoeker, hierna te noemen de GMR SAMENVATTING 104485 - Interpretatiegeschil VO - artikel 12 lid 1 en onder k WMS (regeling op gebied van arbeidsomstandigheden, ziekteverzuim of reïntegratiebeleid) Het bevoegd gezag heeft het contract

Nadere informatie

Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen het Berechja College.

Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen het Berechja College. Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen het Berechja College. De zogenaamde klokkenluidersregeling ontbreekt nog binnen het Berechja College. Centraal in de regeling staan

Nadere informatie

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 Rapport Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen Venlo tot het moment van indienen van de klacht bij de Nationale

Nadere informatie

Aansprakelijkheid commissarissen

Aansprakelijkheid commissarissen 1 november 2012 Aansprakelijkheid commissarissen Suzan Winkels-Koerselman Turnaround Advocaten Een klein, modern en gespecialiseerd advocatenkantoor Digitaal dossier Wij bieden de inzet van ervaren onafhankelijke

Nadere informatie

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2011 1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2. Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit KLACHT Bij brief van 2010,

Nadere informatie

Sluiting dislocatie valt onder organisatiebeleid en op die grond heeft de MR adviesrecht; PO

Sluiting dislocatie valt onder organisatiebeleid en op die grond heeft de MR adviesrecht; PO 106770-15.06 Sluiting dislocatie valt onder organisatiebeleid en op die grond heeft de MR adviesrecht; PO in het geding tussen: UITSPRAAK de medezeggenschapsraad van de rooms-katholieke basisschool A te

Nadere informatie

Artikel 9 Herplaatsing

Artikel 9 Herplaatsing Artikel 9 Herplaatsing 1. Bij de beoordeling of binnen de onderneming van de werkgever een passende functie beschikbaar is voor een werknemer die voor ontslag in aanmerking komt, worden arbeidsplaatsen

Nadere informatie

Samenvatting uitspraak. Interpretatiegeschil VO artikel 10 onder b WMS (wijziging onderwijs- en examenregeling)

Samenvatting uitspraak. Interpretatiegeschil VO artikel 10 onder b WMS (wijziging onderwijs- en examenregeling) Samenvatting uitspraak 08.019 Interpretatiegeschil VO artikel 10 onder b WMS (wijziging onderwijs- en examenregeling) Het bevoegd gezag heeft besloten het schoolexamenvak Maatschappijleer te verplaatsen

Nadere informatie

Het juridische lot van de Commissaris. Mr. David Dronkers 26 november 2009

Het juridische lot van de Commissaris. Mr. David Dronkers 26 november 2009 Het juridische lot van de Commissaris Mr. David Dronkers 26 november 2009 Amerikaanse toestanden? Rechtspersoon houder van rechten en plichten mythe van bestuurdersaansprakelijkheid Kentering: deep pocket-beginsel

Nadere informatie

OR dag toekomstige samenwerking in ziekenhuizen

OR dag toekomstige samenwerking in ziekenhuizen OR dag toekomstige samenwerking in ziekenhuizen Workshop 2 Suzanne Broens s.broens@sprengers.nl www.sprengersadvocaten.nl Donderdag 14 november 2013 OR en Professionalisering bij trajecten van samenwerking

Nadere informatie

IMPASSEZAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN BINNEN HET ENQUÊTERECHT. Mr. F. Veenstra

IMPASSEZAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN BINNEN HET ENQUÊTERECHT. Mr. F. Veenstra IMPASSEZAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN BINNEN HET ENQUÊTERECHT Mr. F. Veenstra Kluwer - Deventer - 2010 Uitgebreide inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Inleiding 1 1.1 Onderwerp en probleemstelling 1 1.2 Aanleiding

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 Rapport Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 2 Klacht Op 10 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Heemstede, met een klacht over een gedraging van de Huurcommissie

Nadere informatie

Besluit zorgspecifieke concentratietoets Kenmerk 112895/188247

Besluit zorgspecifieke concentratietoets Kenmerk 112895/188247 Besluit zorgspecifieke concentratietoets Betreft: Holland Venture Ondernemers Fonds II B.V. RDW Holding B.V. Melding 1. Op 11 januari 2015 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een aanvraag ontvangen

Nadere informatie

Art. 8:42 Awb. Themamiddag formeel belastingrecht NVAB & Belastingdienst. Inspecteursmiddag Art. 8:42 AWB. Een grensverkenning

Art. 8:42 Awb. Themamiddag formeel belastingrecht NVAB & Belastingdienst. Inspecteursmiddag Art. 8:42 AWB. Een grensverkenning Art. 8:42 Awb Een grensverkenning Themamiddag Formeel Recht BD-Nvab, 29 oktober 2015 Ludwijn Jaeger Koos Spreen Brouwer Opdracht aan de inspecteur: verplichting de op de zaak betrekking hebbende stukken

Nadere informatie

Corporate Governance. Privaatrechtelijk speelveld Master Class Corporate Governance Mr. Jaap Maris 21 april 2015

Corporate Governance. Privaatrechtelijk speelveld Master Class Corporate Governance Mr. Jaap Maris 21 april 2015 Corporate Governance Privaatrechtelijk speelveld Master Class Corporate Governance Mr. Jaap Maris 21 april 2015 Corporate governance Relevante bronnen van regelgeving (in volgorde van belangrijkheid) (Uitgangspunt

Nadere informatie

Maatwerk bij het bepalen van de ontslagvolgorde: nu en na de WWZ

Maatwerk bij het bepalen van de ontslagvolgorde: nu en na de WWZ Maatwerk bij het bepalen van de ontslagvolgorde: nu en na de WWZ Vereniging voor Arbeidsrecht Bijeenkomst 22 mei 2014 René Hampsink & Marloes Diepenbach 1 Prak:jk behoe;e aan meer flexibiliteit Wijziging

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie ECLI:NL:HR:2013:983 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie 18-10-2013 Zaaknummer 12/03380 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:52, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8529,

Nadere informatie

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TAF B.V., gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen Aangeslotene.

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TAF B.V., gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-344 d.d. 26 november 2013 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. B.F. Keulen, leden en mr. M. van Pelt, secretaris)

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Delta Lloyd Schadeverzekering N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

Delta Lloyd Schadeverzekering N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-122 d.d. 23 april 2013 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. B.F. Keulen, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Regeling melding misstand woningcorporaties (klokkenluidersregeling)

Regeling melding misstand woningcorporaties (klokkenluidersregeling) Regeling melding misstand woningcorporaties (klokkenluidersregeling) Regeling van de procedure voor het melden van een vermoeden van een misstand en van de (rechts)bescherming van de melder en de vertrouwenspersoon

Nadere informatie

(On)gelijkheid van aandeelhouders. Updates

(On)gelijkheid van aandeelhouders. Updates (On)gelijkheid van aandeelhouders Updates TvOB- symposium 13 maart 2015 mr. dr. R.A. (Rogier) Wolf Steins Bisschop & Schepel Universiteit Leiden Universiteit Maastricht (ICGI) Wat gaan we doen? 1. Update

Nadere informatie

Instructie gemeentesecretaris gemeente Overbetuwe 2011

Instructie gemeentesecretaris gemeente Overbetuwe 2011 Onderwerp: Instructie gemeentesecretaris gemeente Overbetuwe 2011 Ons kenmerk: 11BWB00022 Burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe; gelet op artikel(en) 103, tweede lid van de Gemeentewet;

Nadere informatie