Vragen en antwoorden Beleidsregel sociaal makelaarschap

Transcriptie

1 Vragen en antwoorden Beleidsregel sociaal makelaarschap V: Er zijn wijken waar bewoners zelf actief zijn met het opzetten en beheren van de sociale kaart. Dit hoort nu bij de taakomschrijving van Sociaal Makelorganisaties. Dit is een voorbeeld van een deeltaak die door een gemeenschap/buurt zelf wordt opgepakt. Op welke wijze kunnen benodigde middelen uit dit SMO budget toevloeien naar de uitvoerende bewoners? Dit is een voorbeeld van een deeltaak. Er zijn meer deeltaken waarvoor dat geldt. A: Om zoveel mogelijk ruimte te geven aan (bewoners) initiatieven wordt 5% ( euro) beschikbaar gemaakt voor (bewoners)initiatieven die een bijdrage leveren aan de doelen van het sociaal makelaarschap. Dit bedrag maakt vanaf 2019 geen onderdeel meer uit van het basisbudget voor sociaal makelaarschap. Daarnaast hebben we in de Raadsbrief van 1 december 2017 toelichting op nota van uitgangspunten informatievoorziening, advies en onafhankelijke cliëntondersteuning aangegeven de wijk- en buurtgerichte informatievoorziening onder andere te willen versterken door ruimte te bieden aan bewoners(initiatief). Voor de wijk- en buurtgerichte informatievoorziening door bewonersinitiatieven stellen we aanvullend extra beschikbaar. Samen vormen deze bedragen het nieuw te vormen Budget duurzaam bewonersinitiatief Wmo. In de loop van 2018 werken we de criteria verder uit. Zie voor meer informatie over dit budget de Visie Versterken sociale basis Wmo. Hiernaast zijn er andere subsidiemogelijkheden voor bewoners(initiatieven). Denk aan het Initiatievenfonds, Informele Zorg en Sociale Prestatie & Dagondersteuning. V: Is het toegestaan dat de SMO die de opdracht gaat uitvoeren het 5% flexibel budget voor innovatie (samenwerking, kennis, advies enz.) zelf met eigen personeelsleden uitvoert? Of is de uitvoerend partij verplicht om deze 5% te besteden aan samenwerking met of inhuur van expertise van elders? A: Ja, het is toegestaan voor de aanvrager om de activiteiten in het kader van de 5% voor innovatie met eigen personeelsleden uit te voeren. Dit is een keuze van de aanvrager. Deze kan er ook voor kiezen externe partijen in te huren. V: Op pagina 15 wordt er gesproken over een beheergroep, is dat gelijk aan een driehoek? Zo niet, wat valt er onder een beheergroep? A: Met beheergroep wordt een groep gebruikers bedoeld die onderdeel is van de driehoek als vertegenwoordiging van de gebruikers. In de driehoek worden afspraken gemaakt over rol- en taakverdeling. V: Op pagina 15, onder het kopje inclusiviteit wordt er gesproken over toegankelijkheid. Waar ligt de scheiding tussen de sociaal beheerder en de technisch beheerder c.q pandeigenaar? Kunt u toelichten tot waar de sociaal beheerder verantwoordelijk is voor de rolstoeltoegankelijk van een pand?

2 A: De sociaal beheerder is verantwoordelijk voor de toegankelijkheid voor zover dit geen fysieke aanpassingen van het buurtcentrum betreft. Als er fysieke aanpassingen nodig zijn om de toegankelijkheid te verbeteren kan dit in de driehoek besproken worden. De driehoek kan tot een voorstel tot fysieke aanpassingen komen. De gemeente is verantwoordelijk voor het (laten) uitvoeren van deze fysieke aanpassingen. Op blz. 14 van de Nota van Uitgangspunten spreekt u over dat de sociaal makelaars zich richten op kinderen tot 12 jaar. Voor de leeftijdscategorie van 10 tot 14 jaar is er nauwe samenwerking met Jou. V: Klopt het dat het sociaal makelaarschap dat zich richt op jongeren van 14 tot 23 jaar in de subsidiabele activiteiten van het sociaal makelaarschap van volwassenen georganiseerd worden? En zo ja, zijn hier dan al ver gaande samenwerkingsafspraken met partijen over gemaakt? En welke zijn deze? A: Nee, activiteiten gericht op jongeren worden uitgevoerd door het jongerenwerk. De uitvoering van het jongerenwerk in Utrecht is tot en met 2019 toegekend aan stichting JoU. V: Betekent de nauwe samenwerking met Jou, daar waar het jongeren van 10 tot 14 jaar betreft, er geen ruimte is voor andere aanbieders? A: Voor de leeftijd 10 t/m 14 jaar is st. JoU een belangrijke samenwerkingspartner voor de sociaal makelaar voor kinderen. V: Hoe moeten wij de overlap duiden dat er nauw met Jou wordt samengewerkt in de leeftijd van jaar en dat het sociaal makelaarschap zich richt op de leeftijdscategorie van jaar. Overlap dus in de leeftijdscategorie 12 tot 14 jarigen A: Er dienen in de buurt samenwerkingsafspraken gemaakt te worden tussen de sociaal makelaar voor kinderen en de jongerenwerker. Sommige kinderen voelen zich meer thuis bij activiteiten die ondersteund worden door de jongerenwerker en sommige jongeren voelen zich meer thuis bij activiteiten die ondersteund worden door de sociaal makelaar voor kinderen. Het kan daarom zo zijn dat de sociaal makelaar voor kinderen ook activiteiten ondersteunt voor jeugd tot en met 14 jaar. U spreekt op blz. 14 van de Nota van Uitgangspunten over het concept van de vreedzame wijk. V: Hoeveel basisscholen werken er reeds met dit concept, hoeveel wensen dit en bij hoeveel basisscholen is het concept nog onbekend? A: Van de 121 basisscholen in Utrecht hanteren 80% het concept Vreedzaam. V: Hoelang is er ervaring met het concept van de vreedzame wijk? A: In Utrecht is in 2008 gestart met Vreedzame Wijk als pilot. V: In hoeveel wijken functioneert het concept van de vreedzame wijk en welke partijen zijn hierbij actief betrokken? A: Het concept functioneert in alle wijken. De mate waarin partijen betrokken zijn verschilt per wijk. Denk hierbij aan scholen, sociaal makelorganisaties, jongerenwerk en VVE als belangrijkste partijen.

3 U spreekt op blz. 11 van de Nota van Uitgangspunten op blz. 11 over de sociale wijkanalyse. V: Kan er inzicht gegeven worden in het instrument? A: Een sociale wijkanalyse is een analyse van hoe een wijk er in sociaal-maatschappelijk opzicht voor staat, bij voorbeeld waar het gaat om gezondheid, werkgelegenheid en werkloosheid, schoolopleiding en schoolverzuim, sociale samenhang versus sociaal isolement en eenzaamheid, jongerenproblematiek, armoede en schulden, etcetera. Een wijkanalyse is maatwerk per wijk, er is geen blauwdruk voor. Partijen in het sociaal domein, waaronder de sociaal makelorganisatie, zitten twee maal per jaar rond de tafel om de analyse te actualiseren, prioriteiten te stellen, acties af te spreken en de onderlinge samenwerking te versterken. Dit overleg noemen we de sociale wijktafel en wordt per wijk georganiseerd. Ook deze wijktafel is maatwerk per wijk. In bijna alle wijken zijn de afgelopen anderhalf jaar een of meer sociale wijktafels georganiseerd. Ambitie voor de komende tijd is het versterken van de doelgerichtheid van de wijktafel en de samenwerking van betrokken partijen. Ook hierbij verwachten we van de sociaal makelorganisatie een stevige bijdrage, omdat we ervan uitgaan dat zij de wijk tot in de haarvaten kent of leert kennen. V: Zijn er al analyses mee gedaan en zijn de resultaten van deze analyse ruim voor 1 mei beschikbaar te stellen? A: In bijna alle wijken zijn er sociale wijktafels georganiseerd. Dit heeft de samenwerking versterkt en kennis over elkaars opdrachten vergroot. V: U spreekt in de Nota van Uitgangspunten op diverse plaatsen over samenwerkingsverbanden. Is er een overzicht van wie wat doet in deze samenwerkingsverbanden? En zo ja, kan deze ter beschikking gesteld worden? A: Nee, er is geen overzicht van samenwerkingsverbanden. Op pagina 11, paragraaf 2.2 van de Nota van uitgangspunten sociaal makelaarschap omschrijven wij de meest relevante samenwerkingspartners van de sociaal makelaars. Hoe moet de uitleg van artikel 6 lid 2 van de beleidsregel, in combinatie met bijlage 1 (toelichting op het activiteitenplan) bij de regel gelezen worden. Een visie en aanpak voor zes jaar is op zich duidelijk. Met betrekking tot de gedetailleerde uitwerking voor het eerste jaar is de vraag: V: Wordt hier een uitwerking voor elke wijk cq buurt bedoeld, en zo ja, is dat op het uitwerkingsniveau van een werkplan 2019 per wijk. Of anders geformuleerd: wordt er verwacht dat de in de bijlage 1 opgesomde onderwerpen (kort en bondig) per wijk worden besproken? Of kunnen de onderwerpen van bijlage 1 op stedelijk visie-niveau worden besproken, met waar dat nodig en gewenst is een aanduiding in welke wijken/buurten welke accenten worden gelegd. A: Wij vragen één aanvraag voor de hele stad, waarin het sociaal makelaarschap buurtgericht ingevuld wordt. Het is aan de aanvrager om in haar aanvraag te omschrijven hoe zij dit vorm willen geven.

4 V: Op welk detailniveau verwacht de gemeente een visie en activiteitenplan 2019? Is dat ook het werkplan 2019, of moet het echte werkplan/de werkplannen na gunning worden ingediend? A: Wij verwachten een visie en aanpak voor zes jaar, met een gedetailleerde uitwerking voor het eerste jaar. U verwoordt hierin uw zienswijze en concretiseert uw activiteiten. Informatievoorziening V: Welke rol wordt van de smo verwacht, nu de budgetten voor wijkgerichte informatievoorziening niet meer naar de smo's gaan, maar naar bewonersinitiatieven. Moeten de smo/smo s verplicht investeren hierin vanuit de basissubsidie, ook als er geen bewoners bereid zijn om de wijkinformatievoorziening op te pakken? Wat zijn de verschillende posities: bewonersinitiatief/ stedelijke organisatie informatie voorziening /SMO? A: De stedelijke organisatie informatie voorziening is verantwoordelijk voor het vormgeven van de wijkgerichte informatievoorziening. Waar mogelijk worden bewonersinitiatieven ondersteund om dit voor hun wijk te organiseren. De SMO kan startende bewonersinitiatieven op gang brengen, faciliteren en verbinden aan de stedelijke organisatie informatievoorziening. Bewonersbetrokkenheid V: Hoe geven jullie invulling aan de motie 178 GL, zoals opgenomen in artikel 9.5, beoordeling met betrekking van bewoners? A: In de periode 14 t/m 25 mei wordt er een gesprek georganiseerd met een representatieve groep bewoners. Wij streven naar een groep van 15 bewoners die representatief en ook geografisch een goede vertegenwoordiging is (minimaal één bewoner uit elke wijk). De aanvragers worden gevraagd op een aantal thema s een presentatie te houden aan de groep bewoners en de beoordelingscommissie. De bewoners zullen zonder aanwezigheid van de aanvrager hun feedback geven aan de beoordelingscommissie. Deze feedback is bedoeld om de beoordelingscommissie te inspireren, prikkelen en sturen op dat thema. De beoordelingscommissie neemt dit mee in haar beoordeling van de aanvragen. Opdracht samenwerking huisartsen. V: In de bijlage staat dat de smo's het sociale netwerk van ouderen moeten vergroten d.m.v. huisbezoeken en samenwerken met huisartsen. Graag toelichten wie welke rol/verplichting heeft. A: Om de beweging naar voren te realiseren verwachten wij dat de sociaal makelaar samenwerkt met partijen uit spoor 1 en 2. De huisarts is daar één van de partijen in waar afspraken mee gemaakt kunnen worden. Denk hierbij aan het concepten zoals Welzijn op Recept en Samen in de Stad. Beschikbare budgetten:

5 V: Welke andere budgetten zijn of komen, naast het basisbudget, beschikbaar voor het sociaal makelaarschap? A: Zie begroting op pagina 20 van de Nota van Uitgangspunten sociaal makelaarschap. Wij gaan uit van een basisbudget van Het beschikbare bedrag is hoger dan in de Nota van uitgangspunten staat. Dit komt omdat er extra beschikbaar is gesteld uit het programma Jeugd. Zoals op pagina 18 van de Nota van uitgangspunten sociaal makelaarschap omschreven maken we jaarlijks een integrale afweging bij de Voorjaarsnota voor bepaling van het budget in het kader van de beweging naar voren en de groei van de stad. Voor de uitvoering van het sociaal beheer op de beheerde speeltuinen die geen gebruik hebben gemaakt van het recht op verzelfstandiging dient een aparte aanvraag ingediend te worden op basis van de beleidsregel beheerde speeltuinen. V: Welke budgetten zijn geoormerkt? A: Het basisbudget van wordt als één budget beschikbaar gesteld. Het is aan de aanvrager om in haar aanvraag met een voorstel te komen hoe dit budget verdeeld wordt over de activiteiten en buurten. We verwachten een aanvraag waarin minimaal wordt voldaan aan de activiteiten zoals omschreven in bijlage 1 van de beleidsregel sociaal makelaarschap. V: De ondersteuning en toeleiding van kwetsbare groepen (SP/DO) die genoemd wordt ( ) wordt die nu ook al toebedeeld aan smo s in het kader van SP/DO of zijn dit extra middelen? A: De middelen SP/DO zijn uit het budget SP/DO gehaald en structureel toegevoegd aan het budget sociaal makelaarschap. Daarmee zijn de projectsubsidies omgezet in een structurele subsidie en de taak om te bevorderen dat ook kwetsbare bewoners mee kunnen doen aan het gewone leven onderdeel van de reguliere werkzaamheden van de sociaal makelaar geworden. Op pagina 19 van de Nota van Uitgangspunten staat: De verschuiving van middelen naar de opdracht voor het sociaal makelen betekent dat de sociaal makelorganisatie geen aparte aanvragen meer hoeft te doen voor Sociale Prestatie en Dagondersteuning. De taak die zij daarin heeft wordt onderdeel van de reguliere opdracht. Dit betekent dat we geen aparte aanvragen meer verwachten bij SP/DO. Overigens betekent het niet dat exact dezelfde activiteiten moeten worden uitgevoerd, daarin zijn de aanvragers vrij om invulling te geven. Zoals op pagina 19 staat verwachten we het volgende: De sociaal makelaars zetten zich wél in om bewoners in een kwetsbare situatie toe te leiden naar groepsactiviteiten. Als zij zien dat er een activiteit mist of dat een initiatief tijdelijk ondersteuning nodig heeft om op gang te komen, kunnen zij het initiatief helpen met als doel het initiatief zelfstandig te laten voortbestaan of onder te brengen bij een organisatie met de juiste expertise. V: Bij de intensivering van het sociaal beheer wordt in de nota van uitgangspunten gesproken over 4 sleutelpanden waar beheer op wordt ingezet. Daarnaast komt er een nieuwe pand Weidewereld. Er wordt in de nota van uitgangspunten een bedrag van 200k genoemd. Hoort de Weide wereld hier ook bij (gaat het dus om 5 ipv 4 panden) of moet deze laatste apart worden aangevraagd als het pand gereed is?

6 A: We verwachten sociaal beheer in de buurtcentra zoals aangegeven in bijlage 2 van de beleidsregel. Buurtcentrum Hoge Weide is daarin ook opgenomen. Zodra deze is opgeleverd verwachten wij daar ook sociaal beheer. Daar komen geen extra middelen voor beschikbaar. Op dit moment is er geen besluit over extra middelen vanaf 2019 in het kader van de groei van de stad. N.B. Buurtcentrum Weidewereld is een bestaande situatie met sociaal beheer conform uitvraag Verdeelsleutel per wijk: V: Hoe is de huidige verdeling van budgetten naar de wijk, en welke verdeelsleutel wordt daarbij gehanteerd? Graag ontvangen we de verdeelsleutel, inclusief toelichting A: In de Uitvraag sociaal makelaarschap 2013 is de volgende verdeelsleutel gehanteerd: Er is een verdeling gemaakt in drie type wijken met daaraan gekoppeld een factor: - Proactieve inzet in aandachtsbuurten (factor 3) - Professionele inzet in gemiddelde buurten (factor 1) - Beperkte professionele inzet in sterke buurten (factor 0,5) Het aantal inwoners van de buurt is vermenigvuldigd met de factor van de buurt. Op basis daarvan is het budget verdeeld per buurt en per verzorgingsgebied. Vanaf 2019 wordt het basisbudget van als één budget beschikbaar gesteld. Het is aan de aanvrager om in haar aanvraag met een voorstel te komen hoe dit budget verdeeld wordt over de activiteiten en buurten. In 2018 is per verzorgingsgebied het volgende basisbudget sociaal makelaarschap verstrekt: Zuid/Oost: Zuidwest/Binnenstad: Noordoost/Overvecht: Noordwest/West: Leidsche Rijn: Vleuten De Meern: Bedrijfsvoering V: Op welk niveau kijken jullie naar de (gezondheid van) de begroting? A: We beoordelen inhoudelijk op basis van de geaggregeerde begroting van de aanvraag (criterium 5 beoordeling). Subsidieaanvragers moeten voldoen aan financiële economische en juridische eisen, zoals beschreven in de Algemene Subsidie Verordening en artikel 3 van de beleidsregel sociaal makelaarschap. Deze eisen gelden als uitsluitingscriteria in het geval de subsidieaanvrager er niet aan voldoet.

7 Inzet algemene en egalisatiereserves V: Hoe bereken je de overhead over de subsidie als je ook nog andere activiteiten uitvoert? A: Wij gaan bij de overhead uit van de personele overhead. Organisatiekosten en huisvestingskosten zien we als algemene kosten die worden toegerekend, dat is ook deels overhead maar niet te splitsen in direct en indirect. Personele overhead omvat alle kosten van het niet directe personeel. Direct personeel zijn alle medewerkers die direct aan het primaire proces, de activiteiten werken. Indirect personeel (=overhead) omvat leidinggevenden, management, ondersteuning (staf, administratie). Coördinerende functies zijn indirect, dus overhead. Bij meewerkende teamleiders kan je eventueel verdelen in direct en indirect, afhankelijk van hun takenpakket. Als het vooral uitvoerend is, kan je ze ook als direct opvoeren. V: Hoe leggen de organisaties de verantwoording af als de aanvraag door een samenwerkingsverband van meerdere organisaties wordt ingediend? A: We verwachten één aanvraag voor het buurtgericht uitvoeren van het sociaal makelaarschap in heel Utrecht. Dit kan een aanvraag voor de hele stad door één organisatie zijn of een aanvraag voor de hele stad door een samenwerkingsverband van meerdere organisaties. In dat laatste geval behoort een verleningsbeschikking per organisatie tot de mogelijkheden. Dit betekent dat de verantwoording op basis van de deelbeschikking mogelijk is. In de motie 2017 M179 roept de gemeenteraad het college van B&W op "te voorkomen dat het 'innovatiebudget' een soort ondersubsidiëren wordt" (door de SMO aan de BBO) en hoe partijen (de SMO) "het 'innovatiebudget' beschikbaar stellen' (aan bijv. de BBO). In de beleidsregels lezen wij niet terug hoe deze motie is vertaald in criteria waarmee de gemeente kan beoordelen of de aanvragende partijen (de SMO) hier aan voldoet. V: Hoeveel budget (van het totale budget) zou de SMO die de stedelijke subsidie voor gegund gaat krijgen beschikbaar moeten stellen aan bijv. de BBO's actief in de buurten? A: We verwachten een aanvraag op basis van een analyse wat nodig is in de buurten. Het is aan de aanvrager om met een voorstel te komen en te onderbouwen hoe zij de 5% ( euro) flexibel inzet voor innovatieve activiteiten in samenwerking met partners. V: Wanneer vindt de gemeente dat hier dan expliciet geen sprake is van ondersubsidiëring? A: Wij verwachten van de aanvrager dat zij in haar aanvraag opneemt hoe zij innovatie activiteiten in samenwerking met partners ontwikkelt en uitvoert. Het voorkomen van ondersubsidiëring zoals benoemd in Motie 2017 M179 richtte zich op de constructie met alliantiepartners zoals gehanteerd in de vorige Susidieuitvraag Sociaal makelaarschap In de nieuwe beleidsregel Sociaal makelaarschap gemeente Utrecht wordt dergelijke samenwerking niet meer hoger gewaardeerd. Dit neemt niet weg dat de aanvrager vrij is om samenwerkingen aan te gaan met partners die een specifieke expertise en ervaring hebben. De 5% voor innovatieve activiteiten in samenwerking met partners is daar voor bedoeld.

8 V: Is er buiten de SMO voor een BBO ruimte om rechtstreeks subsidie aan te vragen bij de gemeente op activiteiten die vallen onder de activiteiten zoals benoemd door de gemeente in beide beleidsregels? A: Er is uit het budget sociaal makelaarschap gehaald voor (bewoners)initiatieven die een bijdrage leveren aan de doelen van het sociaal makelaarschap. In de Raadsbrief van 1 december 2017 toelichting op nota van uitgangspunten informatievoorziening, advies en onafhankelijke cliëntondersteuning hebben wij aangegeven de wijk- en buurtgerichte informatievoorziening onder andere te willen versterken door ruimte te bieden aan bewoners(initiatief). Voor de wijk- en buurtgerichte informatievoorziening door bewonersinitiatieven stellen we aanvullend extra beschikbaar vanuit middelen binnen de andere sporen van het programma Maatschappelijke Ondersteuning. In de visie versterken sociale basis Wmo is toegelicht hoe dit budget (samen ) verder wordt ontwikkeld. In de loop van 2018 werken we deze criteria verder uit, zodat (bewoners)initiatieven daar vanaf 2019 aanspraak op kunnen maken. Hiernaast zijn er andere subsidiemogelijkheden voor bewoners(initiatieven). Denk aan het Initiatievenfonds, Informele Zorg en Sociale Prestatie & Dagondersteuning. In de motie 2017 M178 roept de gemeenteraad het college van B&W op om SMO's "aan te laten tonen hoe zij bewoners hebben betrokken", ook bij de "beoordeling van de plannen". V: Is de gemeente van plan om hier niet alleen individuele bewoners maar ook de buurtbewonersorganisaties (BBO s) bij te (laten) betrekken? A: Nee, de gemeente organiseert in de periode 14 t/m 25 mei een gesprek met een representatieve groep bewoners en de aanvragers, dat dient als input op het beoordelingsproces. Er wordt geen ander gesprek georganiseerd. V: In de procedure lijkt het er op dat BBO's geen rol hebben in het beoordelen van de aanvragen van SMO's voor de subsidies op beide beleidsregels. Is dat inderdaad zo of worden BBO's wel actief betrokken (voordat de subsidie wordt verleend aan een SMO)? A: Dit klopt, de BBO s hebben geen rol in de beoordeling van de aanvragen. Het college van B&W laat zich bij de beoordeling van de subsidieaanvragen bijstaan door een ambtelijke commissie. V: De motie lijkt ook te willen oproepen naar het 'door bewoners beoordelen van de jaarplannen' van de SMO (die de stedelijke subsidie voor gegund gaat krijgen). Dat lezen we niet direct terug in de beleidsregels. Is het inderdaad zo dat de SMO zich (jaarlijks) moet verantwoorden naar bewoners en BBO's op hoe zij hen goed heeft betrokken bij de uitvoering van het werk, als ook bij het opstellen en laten beoordelen van de plannen voor het volgende jaar? A: Wij vragen de aanvrager jaarlijks zichtbaar te maken op welke wijze zij bewoners en andere stakeholders om feedback vraagt bij het leerproces dat zij in de dagelijkse uitvoering van haar opdracht doorloopt en aangeeft wat zij met de uitkomsten daarvan heeft gedaan en van plan is te doen