Hof van Cassatie van België

Transcriptie

1 26 JUNI 2015 C N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C N M.M., eiseres, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen F.D., verweerder, vertegenwoordigd door mr. Beatrix Vanlerberghe, advocaat bij het Hof van Cassatie, I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 14 november 2013.

2 26 JUNI 2015 C N/2 Raadsheer Bart Wylleman heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal André Van Ingelgem heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDEL De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan. III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste, tweede en derde onderdeel 1. De appelrechter oordeelt dat de eerste rechter juist heeft beslist, met dien verstande dat de staat van de boedelnotaris van 2 maart 2009 zoals aangepast en gewijzigd in het proces-verbaal van antwoord van 14 mei 2009 wordt gehomologeerd. Hij geeft hiermee te kennen dat hij de beoordeling van de eerste rechter inhoudelijk bijtreedt, maar niet diens besluit dat de bezwaren tegen de staat van vereffening en verdeling van 2 maart 2009 ongegrond zijn. De onderdelen die aanvoeren dat de appelrechter het beroepen vonnis ook heeft bevestigd waar het de bezwaren tegen de staat van vereffening en verdeling ongegrond heeft verklaard, steunen op een verkeerde lezing van het bestreden arrest en missen derhalve feitelijke grondslag. Vierde onderdeel in zijn geheel 2. Krachtens artikel 1223 Gerechtelijk Wetboek, in zijn hier toepasselijke versie, beslecht de rechtbank de geschillen in verband met de staat van vereffening van de notaris, homologeert zij zonder meer deze staat of verzendt zij deze aan de aangewezen notaris om een aanvullende staat van vereffening of een staat van vereffening overeenkomstig de door de rechter gegeven richtlijnen op te maken.

3 26 JUNI 2015 C N/3 3. Deze wetsbepaling verzet zich niet ertegen dat wanneer de notaris zich akkoord verklaart met een tegen de staat van vereffening ingebrachte zwarigheid en de staat van vereffening daaraan aanpast, de rechtbank deze aangepaste staat kan homologeren. Het onderdeel dat in zijn beide subonderdelen van een andere rechtsopvatting uitgaat, faalt naar recht. Vijfde onderdeel 4. Krachtens artikel 577-2, 3, Burgerlijk Wetboek, heeft de mede-eigenaar deel in de rechten en draagt hij bij in de lasten van de eigendom naar verhouding van zijn aandeel. Krachtens artikel 1278, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek werkt het vonnis of arrest waarbij de echtscheiding wordt uitgesproken, ten aanzien van de echtgenoten, wat hun goederen betreft, terug tot op de dag waarop de vordering is ingesteld en, wanneer er meer dan één vordering is ingesteld, tot op de dag waarop de eerste is ingesteld, ongeacht of zij werd toegewezen of niet. Deze laatste bepaling staat niet eraan in de weg dat elk van de echtgenoten, ook na de vordering in echtscheiding, krachtens artikel 577-2, 3, Burgerlijk Wetboek recht heeft op zijn aandeel in de vruchten van de onverdeelde goederen. 5. De appelrechter beslist, met overname van de redenen van het beroepen vonnis, dat bij de vereffening en verdeling enkel rekening kan worden gehouden met de tegoeden en de verworven interesten tot op de referentiedatum, namelijk de datum waarop de vordering in echtscheiding werd ingesteld en dat er geen reden is om latere te vervallen of toe te kennen interesten hierop toe te rekenen. Op die grond verwerpt hij de door de eiseres geformuleerde zwarigheid waarbij zij aanvoerde dat, wat de onverdeelde rekening Centea betreft, niet het tegoed op de referentiedatum in aanmerking moet worden genomen, maar het tegoed op datum van de afsluiting van de rekening. Door aldus te oordelen verantwoordt de appelrechter zijn beslissing niet naar recht. Het onderdeel is gegrond.

4 26 JUNI 2015 C N/4 Zesde onderdeel 6. De notaris heeft in de staat van vereffening en in het proces-verbaal van antwoord op de zwarigheden overwogen dat: - er wel degelijk een bezettingsvergoeding verschuldigd is aangezien de woning in volle eigendom toebehoort aan de verweerder en de eiseres de woning alleen is blijven bewonen; - de verweerder de gezinswoning niet vrijwillig heeft verlaten; - uit de beslissing van 16 oktober 2003 niet kan afgeleid worden dat het toekennen aan de eiseres van de machtiging om afzonderlijke woonst te mogen houden in de gezinswoning werd beschouwd als een manier van invullen van de bijstandsplicht; - ook uit het niet-toekennen van een persoonlijk onderhoudsgeld niet blijkt dat de vrederechter rekening heeft gehouden met het kosteloos verblijf van de eiseres in de gezinswoning. Voorts blijkt uit de overwegingen van de notaris dat deze van oordeel is dat de verweerder niet onvoorwaardelijk afstand heeft gedaan van de helft van de woonstvergoeding. De eerste rechter oordeelt dat het standpunt van de notaris aangaande de woonstvergoeding kan worden bijgetreden. De appelrechter oordeelt dat de argumenten in feite en in rechte van de partijen zeer uitgebreid stuk voor stuk werden beantwoord door de notaris in zijn staat van vereffening of in zijn proces-verbaal van antwoord, dat uit de homologatie van de staat door de eerste rechter volgt dat deze de zienswijze en beoordeling van de notaris over de door de partijen gevoerde argumentatie terecht en juist heeft bevonden, dat het hof van beroep de overwegingen van de eerste rechter bevestigt en tot de zijne maakt en dat de partijen geen nieuwe middelen aanvoeren of relevante stavingstukken aanbrengen die niet reeds in het debat waren voor de eerste rechter. 7. Aldus verwerpt en beantwoordt het arrest, door overname van de redenen van de eerste rechter en door verwijzing naar de overwegingen in de staat van

5 26 JUNI 2015 C N/5 vereffening en het proces-verbaal van antwoord op de zwarigheden, de in het onderdeel bedoelde middelen die de eiseres heeft aangevoerd om te besluiten tot het niet verschuldigd zijn van een woonstvergoeding. Het onderdeel mist feitelijke grondslag. Zevende onderdeel 8. Door overname van de redenen van de eerste rechter en door verwijzing naar de overwegingen in de staat van vereffening en het proces-verbaal van antwoord op de zwarigheden, verwerpt en beantwoordt het arrest het in het onderdeel bedoelde verweer van de eiseres in verband met de schade aan de woning en de tuin. Het onderdeel mist feitelijke grondslag. Achtste onderdeel 9. Door overname van de redenen van de eerste rechter, die oordeelt dat het niet bewezen is dat de som van ,70 euro die werd afgehaald van de rekening van de ouders van de eiseres werd aangewend voor de bouw van een eigen goed van de verweerder, verwerpt en beantwoordt het arrest het in het onderdeel bedoelde verweer. Het onderdeel mist feitelijke grondslag. Negende onderdeel 10. Het onderdeel voert aan dat de appelrechter, ook in het kader van de betwisting over de woonstvergoeding, ambtshalve toepassing had moeten maken van het beding in het huwelijkscontract dat met betrekking tot de bijdrage in de lasten van het huwelijk, iedere verrekening uitsluit en dat hij op die grond had moeten beslissen dat geen woonstvergoeding verschuldigd is. 11. Het onderdeel verplicht het Hof over te gaan tot de interpretatie van het beding in het huwelijkscontract dat met betrekking tot de bijdrage in de lasten van

6 26 JUNI 2015 C N/6 het huwelijk iedere verrekening uitsluit. Het verplicht het Hof aldus ertoe in de beoordeling van de zaak te treden, waartoe het niet bevoegd is. Het onderdeel is niet ontvankelijk. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het uitspraak doet over de zwarigheid van de eiseres met betrekking tot de kosten. Verwerpt het cassatieberoep voor het overige. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest. Veroordeelt de eiseres tot acht negenden van kosten van het cassatieberoep en laat de beslissing voor het overige over aan de feitenrechter. Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep Antwerpen. Bepaalt de kosten voor de eiseres op 653,47 euro. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Beatrijs Deconinck, als voorzitter, en de raadsheren Koen Mestdagh, Geert Jocqué, Bart Wylleman en Koenraad Moens, in openbare rechtszitting van 26 juni 2015 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Beatrijs Deconinck, in aanwezigheid van advocaat-generaal André Van Ingelgem, met bijstand van griffier Vanessa Van de Sijpe.

7 26 JUNI 2015 C N/7 V. Van de Sijpe K. Moens B. Wylleman G. Jocqué K. Mestdagh B. Deconinck