Hof van Cassatie van België

Transcriptie

1 5 JUNI 2015 C N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C N EEG SLACHTHUIS VERBIST IZEGEM nv, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen, Amerikalei 187, bus 302, waar de eiseres woonplaats kiest, tegen VAN HESSEN BELGIE nv, met zetel te 2960 Brecht, Jan Van der Nootstraat 3, verweerster, vertegenwoordigd door mr. Martin Lebbe, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1050 Brussel, Louizalaan 106, waar de verweerster woonplaats kiest, in aanwezigheid van 1. VECTOR EUROPE nv, met zetel te 3500 Hasselt, Ekkelgaarden 2,

2 5 JUNI 2015 C N/2 in gemeenverklaring van het arrest opgeroepen partij, 2. VECTOR PACKAGING EUROPE nv, met zetel te 3500 Hasselt, Ekkelgaarden 2, in gemeenverklaring van het arrest opgeroepen partij, vertegenwoordigd door mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Quatre Brasstraat 6, waar de tweede opgeroepen partij woonplaats kiest. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 14 mei Afdelingsvoorzitter Eric Dirix heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal André Van Ingelgem heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDELEN De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, drie middelen aan. III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste middel Ontvankelijkheid 1. De verweerster werpt twee gronden van niet-ontvankelijkheid op: het middel is nieuw en het vergt een onderzoek van feiten. 2. Het middel is niet nieuw wanneer het opkomt tegen de toepassing die de rechter van de als geschonden aangewezen wetsbepaling maakt.

3 5 JUNI 2015 C N/3 De eerste grond van niet-ontvankelijkheid moet worden verworpen. 3. Het onderzoek van de tweede grond van niet-ontvankelijkheid kan niet worden onderscheiden van het onderzoek van het middel zelf. Ook deze grond van niet-ontvankelijkheid moet worden verworpen. Gegrondheid 4. Volgens artikel 14 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de betalingsachterstand bij handelstransacties, in zijn toepasselijke versie, is de wet van toepassing op betalingen in uitvoering van overeenkomsten gesloten, vernieuwd of verlengd na 7 augustus 2002 en is ze in elk geval van toepassing op betalingen in uitvoering van lopende overeenkomsten vanaf 8 augustus Onder het begrip lopende overeenkomsten dient verstaan te worden de overeenkomsten waarvan de karakteristieke prestatie door de schuldenaar nog niet werd uitgevoerd. 5. Uit de vaststellingen van de appelrechters blijkt dat de schuldvordering van de verweerster betrekking heeft op levering van zakken bestemd voor de verpakking van vleeswaren die besteld werden op 21 augustus 1998 en die werden geleverd en gefactureerd tussen 30 november 1998 en 19 januari De appelrechters die oordelen dat de overeenkomst van 21 augustus 1998 een lopende overeenkomst is waarop de wet van 2 augustus 2002 betreffende de betalingsachterstand bij handelstransacties van toepassing is, zodat de gerechtelijke interest op de facturen nrs. 3026/356, 3231/356, 100/356 en 173/356 ten belope van ,78 euro en op de factuur 172/356 ten belope van 3.391,16 euro, dient bepaald te worden overeenkomstig deze wet, verantwoorden hun beslissing niet naar recht. Het middel is gegrond.

4 5 JUNI 2015 C N/4 Tweede middel Eerste onderdeel 7. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat de eiseres voor de appelrechters onder meer heeft aangevoerd dat de tegenvordering van de eiseres manifest laattijdig is en de termijn uit artikel 1648 Burgerlijk Wetboek duidelijk een vervaltermijn is en dat de verweerster dienaangaande verweer heeft gevoerd. 8. De appelrechters die de vordering van de eiseres afwijzen omdat deze manifest laattijdig werd ingesteld gelet op het vereiste van de korte termijn waarin artikel 1648 Burgerlijk Wetboek voorziet, steunen hun beslissing op vaststellingen en aanvoeringen die aan de tegenspraak van de partijen werden onderworpen, geven van de conclusie van de eiseres geen uitleg die met de bewoordingen ervan onverenigbaar is en oordelen zonder miskenning van het beschikkingsbeginsel en het recht van verdediging en zonder schending van de overige in het onderdeel als geschonden aangevoerde grondwettelijke en wettelijke bepalingen. Het onderdeel kan niet worden aangenomen. Tweede onderdeel 9. De grieven omtrent de ontvankelijkheid of de ongegrondheid van de tegenvordering van de verweerster kunnen niet leiden tot de vernietiging van de beslissing van de appelrechters dat de vordering van de eiseres niet werd ingesteld binnen de korte termijn waarin artikel 1648 Burgerlijk Wetboek voorziet. Het onderdeel vertoont geen belang en is mitsdien niet ontvankelijk. Derde middel 10. De appelrechters dienden niet in te gaan op de aanvoering van de eiseres dat de verantwoordelijkheid voor de keuze van wijze van rechtsingang bij de verweerster ligt zonder dat werd aangevoerd dat deze handelwijze in de gegeven omstandigheden als onzorgvuldig diende te worden beschouwd.

5 5 JUNI 2015 C N/5 Het middel kan niet worden aangenomen. Dictum Het Hof, eenparig beslissend, Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het oordeelt over de interest met betrekking tot de schuldvordering van de verweerster en over de kosten. Verklaart het arrest in zoverre bindend voor de tot bindendverklaring opgeroepen partijen. Verwerpt het cassatieberoep voor het overige. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest. Veroordeelt de eiseres tot twee derden van de kosten. Houdt de overige kosten aan en laat de betwisting daaromtrent over aan de feitenrechter. Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep te Brussel. Bepaalt de kosten voor de eiseres op 1273,42 euro. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, en de raadsheren Koen Mestdagh en Geert Jocqué, en in openbare rechtszitting van 5 juni 2015 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaatgeneraal André Van Ingelgem, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche. K. Vanden Bossche G. Jocqué K. Mestdagh E. Dirix