Hof van Cassatie van België

Transcriptie

1 8 OKTOBER 2015 C N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C N BROUWERIJ HAACHT nv, met zetel te 3190 Boortmeerbeek, Provinciesteenweg 28, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Central Plaza, Loksumstraat 25, waar de eiseres woonplaats kiest, tegen 1. P. D., 2..P. D. R., verweerders, vertegenwoordigd door mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Quatre Brasstraat 6, waar de verweerders woonplaats kiezen,

2 8 OKTOBER 2015 C N/2 mede inzake BROUWERIJ-HANDELSMAATSCHAPPIJ nv, met zetel te 1000 Brussel, Vlees- en Broodstraat 11, partij opgeroepen in gemeenverklaring van arrest. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de rechtbank van koophandel te Brussel van 20 juni Advocaat-generaal André Van Ingelgem heeft op 23 juni 2015 een schriftelijke conclusie neergelegd. Raadsheer Bart Wylleman heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal André Van Ingelgem heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDEL De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan. III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste onderdeel 1. Krachtens artikel 1119, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek wordt geen cassatieberoep toegelaten tegen een tweede beslissing, in zoverre zij overeenstemt met het eerste cassatiearrest. 2. De verweerders voerden in het middel van het eerste cassatieberoep tegen het tussen partijen gewezen vonnis van 21 februari 2012 van de rechtbank van eerste aanleg te Leuven aan dat:

3 8 OKTOBER 2015 C N/3 - het feit dat de hoofdhuurder niet heeft geantwoord op de aanvraag tot huurhernieuwing van de onderhuurder tot gevolg heeft dat de hoofdhuurder op onweerlegbare wijze wordt vermoed met de vernieuwing van de onderhuur te hebben ingestemd; - de omstandigheid dat de onderhuurder zijn aanvraag tot huurhernieuwing ter kennis heeft gebracht van de verhuurder, maar de verhuurder en de hoofdhuurder vervolgens niet heeft gedagvaard om de hernieuwing van handelshuur vanwege de verhuurder te bekomen, daaraan geen afbreuk doet; - wanneer de hoofdhuurder zijn verbintenis ingevolge de hernieuwde handelshuur niet kan nakomen omdat hij zelf heeft nagelaten de hernieuwing van de hoofdhuur te vragen, hij verplicht is zijn onderhuurder, die op vordering van de verhuurder wordt uitgezet ingevolgde de nalatigheid van de hoofdhuurder, te vergoeden op basis van de gemeenrechtelijke bepalingen tot regeling van de contractuele aansprakelijkheid. 3. Het verwijzingsarrest van het Hof van 22 maart 2013 (C N) oordeelt dat: - uit de artikelen 14, eerste en tweede lid, Handelshuurwet volgt dat de hoofdhuurder verplicht is zijn antwoord binnen drie maanden te rekenen vanaf de aanvraag tot hernieuwing van de onderhuurder kenbaar te maken aan de onderhuurder en dat het stilzwijgen van de hoofdhuurder geldt als een vermoeden van instemming met de aanvraag tot hernieuwing van de onderhuurder; - de appelrechters die oordelen dat wanneer de onderhuurder verzuimt om de verhuurder en de hoofdhuurder te dagvaarden binnen de door artikel 14, tweede lid, bepaalde termijn, de onderhuurder [dan] vervallen [is] van zijn recht op hernieuwing van de handelshuur, artikel 14, eerste en tweede lid, Handelshuurwet schenden. 4. Het bestreden vonnis, gewezen op verwijzing door het arrest van 22 maart 2013, oordeelt dat: - het niet beantwoorden van de aanvraag tot huurhernieuwing van de onderhuurder ten aanzien van de hoofdhuurder de gevolgen heeft voorzien in artikel 14, eerste lid, Handelshuurwet;

4 8 OKTOBER 2015 C N/4 - de hoofdhuurder niet meer rechten kan verschaffen dan waarover hijzelf beschikt, maar niets hem belet om aan de onderhuurder meer rechten toe te staan in de onderhuurovereenkomst hoewel die rechten aan de verhuurder niet tegenstelbaar zullen zijn; - wanneer de onderhuurder in dergelijk geval door de verhuurder wordt uitgezet, hij zich tegen de hoofdhuurder kan keren om vergoeding te krijgen; - de eiseres (hoofdhuurster) in voorliggend geval geen enkel standpunt heeft ingenomen tegenover de aanvraag tot huurhernieuwing van de verweerders (onderhuurders) en zelf geen huurhernieuwing heeft aangevraagd aan de verhuurster; - de handelshuurhernieuwing bijgevolg verworven is voor de verweerders ten aanzien van de eiseres en dit voor een duur van negen jaar aan de voorheen geldende voorwaarden. 5. Het bestreden vonnis stemt aldus overeen met het arrest van het Hof van 22 mei Tegen die beslissing is, krachtens artikel 1119, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek, geen cassatieberoep toegelaten. Het onderdeel is bijgevolg niet ontvankelijk aangezien het neerkomt op een herhaling van de stelling die zowel door het arrest van 22 maart 2013 als door de beslissing van de rechter op verwijzing is verworpen. Tweede onderdeel 7. De eiseres verzoekt het Hof om aan het Grondwettelijk Hof een prejudiciële vraag te stellen voor het geval het artikel 14, eerste lid, Handelshuurwet aldus zou interpreteren dat het vermoeden van instemming met de huurhernieuwingsaanvraag ook geldt bij onderverhuring, meer bepaald in de verhouding onderhuurderhoofdhuurder. 8. Het Hof komt aan een uitlegging van de betrokken bepaling niet toe zodat er geen aanleiding is om een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof.

5 8 OKTOBER 2015 C N/5 Dictum Het Hof, Verwerpt het cassatieberoep en de vordering tot bindendverklaring. Veroordeelt de eiseres tot de kosten. Bepaalt de kosten voor de eiseres op 840,72 euro. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Beatrijs Deconinck, als voorzitter, en de raadsheren Alain Smetryns, Geert Jocqué, Bart Wylleman en Koenraad Moens, en in openbare rechtszitting van 8 oktober 2015 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Beatrijs Deconinck, in aanwezigheid van advocaat-generaal André Van Ingelgem, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche. K. Vanden Bossche K. Moens B. Wylleman G. Jocqué A. Smetryns B. Deconinck