4 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "4 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L"

Transcriptie

1

2

3

4 4 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

5 Inhoudsopgave 1 Inleiding Aanleiding Plangebied en toekomstige situatie Beschermingskader Leeswijzer 12 2 Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel Kenschets van het Natura 2000-gebied Instandhoudingsdoelen Beheerplan Natura2000-gebied 14 3 Aanwezigheid van kwalificerende habitats en soorten Waal en Burg Kwalificerende habitats Kwalificerende habitatsoorten 21 4 Effectenbeoordeling Duinen en Lage Land Texel Maatregelen Natura2000-gebied Effectenindicator Effectenbeoordeling aanlegfase Effectenbeoordeling gebruiksfase Cumulatieve effecten 33 5 Externe werking op nabijgelegen Natura 2000-gebieden 35 6 Beschermd Natuurmonument Oude dijk Waal en Burg 37 7 Ecologische Hoofdstructuur Wezenlijke kenmerken en waarden Toetsing aan natuurtypen (beheertypen en ambities) Toetsing aan agrarische beheertypen 42 8 Weidevogelgebied Beschermingskader Toetsing aan weidevogelleefgebieden Weidevogelkerngebieden 44 9 Stiltegebieden Conclusies Natura2000-gebied Duinen en Lage land Texel Beschermd Natuurmonument Ecologische Hoofdstructuur Weidevogelleefgebieden Stiltegebieden 49 Literatuur 50 Bijlage 1 Toelichting habitattypen 51 Bijlage 2 Abiotische randvoorwaarden 55 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 5

6 Bijlage 3 Storingsfactoren 59 Bijlage 4 Beheer- en ambitietypen 63 Bijlage 5 Hoogtekaart 65 Bijlage 6 Recreatieve paden 67 Bijlage 7 Geohydrologisch onderzoek peilopzet Waalenburg 68 Bijlage 8 Watergebiedsplan Natuurontwikkeling Waal en Burg 69 Bijlage 9 Activiteitenplan Waal en Burg 71 6 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

7 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding Aanleiding voor dit onderzoek vormt het voornemen van de Provincie Noord Holland om het gebied Waal en Burg op Texel, dat deel uitmaakt van het Nationaal Natuur Netwerk in te gaan richten als natuur. Ten behoeve van deze natuurontwikkeling zijn diverse inrichtingsmaatregelen gepland. Het gebied Waal en Burg maakt zowel deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur als van het Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel. Voorafgaand aan de uitvoering van ruimtelijke ingrepen in dit gebied, moet worden getoetst of de ontwikkeling leidt tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden en op de wezenlijke kenmerken en waarden van EHS-gebieden. In overleg met het bevoegd gezag, waarin is gekeken naar de effecten op beschermde waarden van het Natura 2000 gebied, blijkt dat er als gevolg van de uitvoering van dit project effecten optreden op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Duinen en Lage Landen Texel. Omdat de verwachting is dat deze effecten mogelijk significant zijn, moet een passende beoordeling worden uitgevoerd. Het doel van deze rapportage is dan ook het onderzoeken en rapporteren van de mogelijke effecten van de voorgenomen ontwikkeling op het Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel en andere nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Daarnaast wordt in deze rapportage beschreven welke (mogelijke) effecten de geplande ontwikkeling op de Ecologische Hoofdstructuur) heeft en wordt ingegaan op relevante provinciale wetgeving. Figuur 1 : ligging plangebied Waal en Burg N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 7

8 1.2 Plangebied en toekomstige situatie Het plangebied (figuur 1) bestaat uit delen van de polder Waal en Burg, een open weidegebied dat zich centraal op Texel bevindt ten noorden van Den Burg. Het gebied is een voormalig kweldergebied dat in 1612 is ingedijkt. Een aantal kreken of relicten van kreken is nog zichtbaar in het landschap, zoals de Westerkolk, de Oosterkolk, de Molenkil en de Rommelpot. In het kader van de geplande ontwikkelingen worden diverse inrichtingsmaatregelen (figuur 2) getroffen. Samengevat betreffen het de volgende maatregelen: Verhogen van de grondwaterstand door opzetten peil oppervlaktewater; Aanleg randsloot langs rand plangebied, afwaarderen bestaande primaire waterloop en aanbrengen van greppels, sloten en elementen (stuwen, duikers, afwateringsbuizen) ten behoeve van de optimalisatie van het watersysteem; Aanleg natuurvriendelijke oevers; Ontgraven maaiveld; Afwaarderen autoverkeer de Staart en Westerboersweg; Aanleg recreatieve routes (fiets-, wandel-, mountainbike- en ruiterpad); Aanleg kunstwerken zoals bruggen, duikers en recreatieve voorzieningen; De provincie is voornemens vanaf najaar 2015 te starten met het inrichten van het gebied. De inrichtingsmaatregelen zullen gefaseerd worden uitgevoerd. De geplande duur van de uitvoering bedraagt naar verwachting 3 jaar. Het voornemen is de werkzaamheden zo veel mogelijk uit te voeren in de minst kwetsbare periode van de voorkomende beschermde plant- en diersoorten. Het accent van de uitvoering ligt daarom in de nazomer, najaar en winter als de terreingesteldheid dit toelaat. Figuur 2 Geplande inrichtingsmaatregelen Waal en Burg (bron: Provincie Noord-Holland) 8 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

9 1.3 Beschermingskader Natuurwetgeving De bescherming van soorten en hun leefgebieden is geregeld in de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn en op nationaal niveau verankerd in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet van De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van daartoe aangewezen gebieden. Deze gebieden bestaan uit Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten. Natura 2000-gebieden is de overkoepelende naam voor de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Activiteiten die schade toebrengen aan de beschermde natuur zijn verboden. Figuur 4: Ligging Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel (groen) ten opzichte van plangebied (rood). Bron: Natura 2000-beheerplan Texel. Delen van het plangebied zijn gelegen binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel en zijn daarmee beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (zie figuur 3). Het deel van het Natura2000-gebied dat in Polder Waal en Burg is gelegen, is alleen aangewezen als Habitatrichtlijngebied. Daarnaast komen in de omgeving van het plangebied de volgende Natura-2000 gebieden voor: Waddenzee: afstand tot plangebied ca. 4 km. Noordzeekustzone: afstand tot plangebied ca. 3,5 km De Waal en Burgerdijk aan de zuidzijde van het plangebied is aangewezen als Beschermd Natuurmonument Oude Dijk van Waal en Burg (zie figuur 4). Dit Beschermd Natuurmonument is niet opgenomen binnen de begrenzing van het Natura2000-gebied Duinen en Lage Land Texel en heeft daarom na de definitieve aanwijzing van dit Natura2000-gebied nog steeds de status van Beschermd Natuurmonument. Deze dijk wordt daarom niet getoetst als Natura2000-gebied maar als Beschermd Natuurmonument. N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 9

10 Figuur 4: Ligging Beschermd Natuurmonument Oude Dijk van Waal en Burg (groen) ten opzichte van plangebied (rood). Bron: De Flora- en faunawet (Stb. 1998,402) richt zich op de bescherming en behoud van het in wild levende planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. In het gebied zijn een aantal beschermde soorten aangetroffen. De effecten van de toekomstige inrichting op deze soorten en de te nemen maatregelen in het kader van de Flora- en faunawet worden in een aparte rapportage beschreven (Bijlage 8: Activiteitenplan Waal en Burg Texel). Beleid Door grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen zijn in Nederland veel natuurgebieden en verbindingen tussen deze gebieden verloren gegaan. Om deze reden is in 1990 in het Natuurbeleidsplan van het toenmalige ministerie van LNV de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd om bestaande verbindingen te beschermen en nieuwe verbindingen te creëren. Vervolgens heeft het Rijk de algemene grenzen van de EHS aangegeven, hebben provincies in streekplannen concrete grenzen vastgelegd en hebben gemeenten hier in bestemmingsplannen juridische bescherming aan gegeven. Op deze manier wordt een goed functionerend netwerk tussen natuurgebieden gerealiseerd. Voor de Ecologische Hoofdstructuur geldt op basis van het rijksbeleid (Nota Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kernmerken en waarden van het gebied. Hiertoe geldt het zogenaamde nee, tenzij -regime. Dit betekent dat (nieuwe) plannen, projecten of handelingen niet zijn toegestaan indien zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Deze wezenlijke waarden en kenmerken bestaan uit de natuurbeheertypen zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan. Delen van het plangebied Waal en Burg zijn binnen de Ecologische Hoofdstructuur gelegen (figuur 5). Voor een juiste beoordeling van de ontwikkeling ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur, zijn de onderstaande kaders gebruikt: 10 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

11 - Nota Ruimte (uitvoeringsagenda ruimte 2006); - Ruimtelijke verordening, Provincie Noord Holland (2014); - Natuurbeheerplan, Provincie Noord Holland (2015); - Spelregels EHS, Beleidskader voor compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzen EHS (ministerie LNV, VROM en provincies, 2006); - Beschrijving natuurdoeltypen ( Figuur 5: Ligging Ecologische Hoofdstructuur (groen). Bron: Natuurbeheerplan provincie Noord Holland (EHS waarvoor ambitietypen zijn bepaald) Provinciale wetgeving en beleid Noord-Holland is rijk aan weidevogels, zoals de grutto en de tureluur. Nationaal en internationaal is de provincie belangrijk broedgebied. De provincie heeft een internationale verplichting om een bijdrage te leveren aan de instandhouding van de leefomgeving van weidevogels. De provincie Noord-Holland heeft hieraan vorm gegeven door weidevogelleefgebieden aan te wijzen, door subsidie te verstrekken voor inrichting van gebieden en voor weidevogelbeheer door natuurbeherende organisaties en agrariërs. Vanaf 2016 gaat de provincie Noord-Holland werken met weidevogelkerngebieden. De grenzen zijn nog niet definitief vastgesteld. De provincie zal de weidevogelleefgebieden met ingang van 2016 in de structuurvisie aanpassen op basis van de nieuwe begrenzingen in het Natuurbeheerplan Deze wordt vastgesteld in het voorjaar van Op de site van de provincie Noord-Holland is al wel de voorlopige begrenzing van de weidevogelkerngebieden te zien. Bij het beoordelen van de effecten van de ontwikkelingen in polder Waal en Burg is naar de huidige begrenzing van de weidevogelgebieden gekeken, maar is ook een doorkijk gemaakt naar het nieuwe beleid dat in 2016 van kracht wordt. Voor een juiste beoordeling van de ontwikkeling ten aanzien van de weidevogelleefgebieden zijn de onderstaande kaders gebruikt: - Ruimtelijke verordening Provincie Noord Holland (2014); - Natuurbeheerplan Provincie Noord Holland (2015); - Voorlopige begrenzing weidevogelkerngebieden (d.d ). N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 11

12 Tenslotte heeft de Provincie Noord-Holland stiltegebieden aangewezen. Een deel van het plangebied maakt deel uit van het stiltegebied Texel Oost. De ligging van deze stiltegebieden en de voorschriften die gelden voor deze gebieden zijn vastgelegd in de Provinciale Milieu Verordening van de Provincie Noord-Holland (18 november 2013). 1.4 Leeswijzer Deze rapportage omvat meer dan alleen een passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet. Ook de toetsing aan andere natuurwetgeving (m.u.v. de Flora en faunawet, zie hiervoor bijlage 8) is in deze rapportage opgenomen. De passende beoordeling is opgenomen in de hoofdstukken 2 t/m 5. In deze hoofdstukken wordt de ligging van het Natura2000-gebied Duinen en Lage Land Texel ten opzichte van het plangebied beschreven en worden de inrichtingsmaatregelen genoemd die binnen het Natura2000-gebied worden uitgevoerd. Daarna worden instandhoudingsdoelstellingen beschreven en de aanwezigheid van kwalificerende soorten en habitats binnen het plangebied benoemd. Tenslotte wordt ingegaan op de effecten van de maatregelen op het Natura2000-gebied Duinen en Lage Land Texel en op de nabijgelegen Natura2000-gebieden. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op Beschermd Natuurmonument Oude Dijk van Waal en Burg. Omdat deze dijk niet is opgenomen in het Natura2000-gebied, behoudt deze dijk de status van Beschermd Natuurmonument. In dit hoofdstuk vindt de toetsing plaats op de kenmerken die aan dit Beschermd Natuurmonument zijn toegewezen. In hoofdstuk 7 worden de effecten van de inrichtingsplannen beoordeeld op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS, terwijl in hoofdstuk 8 de plannen worden getoetst aan de weidevogel(kern)gebieden. In hoofdstuk 9 wordt kort ingegaan op de aanwezigheid van het stiltegebied en de gevolgen die dit heeft voor het uitvoeren van de plannen. Tenslotte worden in hoofdstuk 10 de conclusies en aanbeveling van de toetsing aan alle relevante wetgeving en beleid weergegeven. 12 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

13 2 NATURA 2000-GEBIED DUINEN EN LAGE LAND TEXEL 2.1 Kenschets van het Natura 2000-gebied Het Natura2000-gebied Duinen en Lage Land van Texel bestaat uit twee deelgebieden. Het deelgebied Duinen Texel wordt landschappelijk gekenmerkt door een uitgestrekt duingebied met daar binnen een kweldergebied (slufter). Het deelgebied Lage landen bestaat uit een aantal poldergebieden in het lage land van Texel. Dit zijn kreekrestanten met omliggende rietkragen, moerassen en graslanden. De polder Waal en Burg behoort tot het Lage land van Texel. Het poldergebied van Texel, het Lage Land, is van groot belang voor vele soorten weidevogels en orchideeënrijke hooilanden. Duinen en polder samen vormen een van de belangrijkste leefgebieden voor de Noordse woelmuis in ons land. Polder Waal en Burg behoort tot een van de belangrijkste vogelgebieden van het Lage Land. De weidegebieden waren in het verleden het domein van Kemphaan, Watersnip, Grutto en Tureluur. Kemphaan en watersnip zijn op Texel als broedvogel uitgestorven, maar grutto's en tureluurs zijn nog steeds talrijk. Ook zwemeenden als Zomertaling en Slobeend zijn in het cultuurland van Texel nog steeds te vinden. Dankzij het behoud van reservaatgebieden is het Lage Land ook nog steeds een botanisch topgebied. In de graslanden is de Harlekijnorchis aanwezig. Een andere belangrijke soort van het Lage Land is de Noordse woelmuis. Deze landelijk sterk bedreigde soort is op Texel algemeen, en het eiland vormt dan ook een van de belangrijkste refugia voor deze soort van de Habitatrichtlijn. Ze komt over het gehele eiland voor, met de grootste dichtheden in de duinen en op binnendijkse plekken langs de Waddenzeedijk. Daarnaast komt op Texel de Waterspitsmuis voor. Deze komt in lage aantallen voor en is vermoedelijk het talrijkst in natte duinvalleien. (bron: Instandhoudingsdoelen De instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel zijn vastgelegd in het aanwijzingsbesluit van 30 september In tabel 1 zijn de habitattypen, habitatsoorten en broedvogelsoorten opgenomen, waarvoor het Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel is aangewezen. Het deel van het Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel waarin het plangebied is gelegen, is alleen aangewezen als Habitatrichtlijngebied. Hiervoor zijn alleen de habitattypen en habitatsoorten van belang. In bijlage 1 is per habitattype en habitatsoort een toelichting te vinden op de landelijke staat, doelstellingen en kernopgaven. N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 13

14 Tabel 1: Habitattypen, broedvogels en habitatsoorten van Natura 2000 gebied Duinen en Lage Landen Texel ( ) Habitattypen Broedvogelsoorten Habitatsoorten H1140A - Slik- en zandplaten (getijdengebied) A021 - Roerdomp H *Noordse woelmuis H1310A - Zilte pionierbegroeiingen (zeekraal) A034 - Lepelaar H Groenknolorchis H1310B - Zilte pionierbegroeiingen (zeevetmuur) A063 - Eider H1330A - Schorren en zilte graslanden (buitendijks) A081 - Bruine Kiekendief H1330B - Schorren en zilte graslanden (binnendijks) A082 - Blauwe Kiekendief H Embryonale duinen A132 - Kluut H Witte duinen A137 - Bontbekplevier H2130A - *Grijze duinen (kalkrijk) A183 - Kleine Mantelmeeuw H2130B - *Grijze duinen (kalkarm) A195 - Dwergstern H2130C - *Grijze duinen (heischraal) A222 - Velduil H2140A - *Duinheiden met kraaihei (vochtig) A276 - Roodborsttapuit H2140B - *Duinheiden met kraaihei (droog) A277 - Tapuit H *Duinheiden met struikhei H Duindoornstruwelen H Kruipwilgstruwelen H2180A - Duinbossen (droog) H2180B - Duinbossen (vochtig) H2180C - Duinbossen (binnenduinrand) H2190A - Vochtige duinvalleien (open water) H2190B - Vochtige duinvalleien (kalkrijk) H2190C - Vochtige duinvalleien (ontkalkt) H2190D - Vochtige duinvalleien (hoge moerasplanten) H *Galigaanmoerassen 2.3 Beheerplan Natura2000-gebied Op dit moment wordt een beheerplan voor dit het Natura2000-gebied Duinen en Lage Land Texel opgesteld (Natura 2000-beheerplan Texel, concept 1 mei 2014). Het beheerplan vormt het kader voor het bereiken en handhaven van de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied en heeft de volgende functies: Uitwerking van de instandhoudingsdoelen. Uitwerking van instandhoudingsmaatregelen. Kader voor vergunningverlening. Hoewel het beheerplan zich nog in een conceptfase bevindt, is voor de toetsing aan de Natuurbeschermingswet gebruik gemaakt van dit concept-beheerplan. Naast de beschrijving van de instandhoudingsdoelstellingen worden in het beheerplan Texel per deelgebied knelpunten benoemd, die mogelijk een effect hebben op het bereiken van de instandhoudingsmaatregelen en worden maatregelen beschreven om deze effecten tegen te gaan. Voor de polder Waal en Burg heeft het huidige gebruik mogelijk een significant negatief effect op het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen van dit gebied. Het betreft de bestaande afwatering van landbouwwater door het natuurgebied en de verdroging van het gebied door de peilverlaging ten behoeve van de landbouw in de omgeving. Als gevolg van het verlaagde peil is minder invloed van zoute kwel in de wortelzone aanwezig. In paragraaf van het concept beheerplan worden te nemen maatregelen voor het lage land benoemd. Maatregel 17 betreft het uitvoeren van hydrologische maatregelen in het gebied Waal en Burg, voor een duurzame verbetering van de hydrologische omstandigheden van het gebied, met als doel kwaliteitsverbetering van habitattype 14 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

15 H1330B schorren en zilte graslanden binnendijks. De hydrologische maatregelen moeten gericht zijn op het: Verhogen van de grondwaterstand; Scheiden van landbouw- en natuurwater. In het concept-beheerplan wordt verwezen naar het inrichtingsplan voor polder Waal en Burg dat in opdracht van de provincie Noord-Holland wordt opgesteld. Dit inrichtingsplan is uitgewerkt binnen het project Natuurontwikkeling Texel voor het deelproject Waal en Burg waarvoor deze passende beoordeling is opgesteld. De voorgenomen maatregelen zullen een positief effect hebben op het habitattype Schorren en Zilte graslanden (binnendijks). Deze maatregelen zullen in het beheerplan worden overgenomen om de achteruitgang van dit habitattype tegen te gaan en daarmee bij te dragen aan de N2000-behoudsdoelstelling voor dit habitattype.. N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 15

16 16 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

17 3 AANWEZIGHEID VAN KWALIFICERENDE HABITATS EN SOORTEN WAAL EN BURG 3.1 Kwalificerende habitats In de onderstaande habitattypenkaart (figuur 6) is te zien dat binnen het plangebied van Waal en Burg kwalificerende Natura 2000 habitattypen voorkomen. De volgende habitattypen, met bijbehorende doelstellingen, zijn aangetroffen: H1330B Schorren en zilte graslanden (binnendijks): Deze hebben een matig gunstige landelijke staat van instandhouding. De doelstelling is gelijkblijvende oppervlakte en kwaliteit. H2130B Grijze duinen (kalkarm): Deze hebben een zeer ongunstige landelijke staat van instandhouding. De doelstelling is uitbreiding en herstel van de kwaliteit van grijze duinen *H2130, ook als habitattype van tapuit A227, velduil A222 en blauwe kiekendief A082, door tegengaan van vergrassing en verstruweling. H2130C Grijze duinen (heischraal): deze hebben een zeer ongunstige landelijke staat van instandhouding. De doelstelling is uitbreiding en herstel kwaliteit van grijze duinen *H2130, ook als habitattype van tapuit A227, velduil A222 en blauwe kiekendief A082, door tegengaan vergrassing en verstruweling. Er ligt verder een wateropgave met betrekking tot het ontwikkelen van grijze duinen (heischraal) *H2130, alsmede heischrale graslanden *H6230 en blauwgraslanden H6410, op kansrijke locaties. H2180A Duinbossen (droog): Deze hebben een gunstige landelijke staat van instandhouding. Achteruitgang in oppervlakte ten gunste van andere habitattypen is toegestaan. De kwaliteit moet uitbreiden. H2180C Duinbossen (binnenduinrand): deze zijn niet gekwalificeerd op de landelijke staat van instandhouding. De doelstelling is een gelijkblijvend oppervlakte en vooruitgang van kwaliteit. Herstel van de hydrologie/vochtgradiënt van deze duinbossen (binnenduinrand) H2180C is heel belangrijk, ook in het kader van heischrale graslanden *H6230 en blauwgraslanden H6410. Op Texel is dit type mede belangrijk als habitattype voor de noordse woelmuis *H1340. Daarnaast zijn op de habitattypenkaart zoekgebieden voor het habitattype H6430B Ruigten en zomen (harig wilgenroosje) opgenomen. Dit habitattype is niet opgenomen in de doelstellingen van het Natura2000-gebied Duinen en Lage Land Texel. De landelijke staat van instandhouding van dit type wordt echter als matig ongunstig beoordeeld. Landelijk gezien is de doelstelling voor habitattype H6430B Ruigten en zomen (harig wilgenroosje) behoud verspreiding, uitbreiding oppervlakte, behoud kwaliteit en verbetering kwaliteit van de brakke varianten. Een uitgebreide kenschets van de in Waal en Burg aanwezige habitattypen met bijbehorende abiotische randvoorwaarden is te vinden in bijlage 2. N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 17

18 Figuur 6: habitattypenkaart Natura 2000 gebied Waal en Burg. Bron: DLG Natura 2000 habitattypen Texel In 2008 is door Van der Goes en Groot Ecologisch Onderzoeks- en Adviesbureau in opdracht van Natuurmonumenten een vegetatiekartering uitgevoerd in enkele natuurterreinen op Texel. De polder Waal en Burg was onderdeel van deze kartering. Het laaggelegen deel van Waal en Burg is lang in gebruik geweest als hooiland. Over het algemeen bestaat de vegetatie op de graslandpercelen uit droge graslanden, (vochtige) raaigrasweiden en witbolgraslanden. Daarnaast zijn met name in de lager gelegen delen verschillende typen graslanden te vinden die van botanisch belang zijn, bijvoorbeeld grasland met Harlekijn, zilte graslanden en droog duingrasland (zie figuur 7). 18 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

19 Figuur 7: Vegetatiekartering Texel, uitsnede Waal en Burg, grazige vegetaties Bron: Van der Goes en Groot, 2008 In het noordoostelijke deel van het gebied zijn Zilt grasland en kweldervegetaties aangetroffen. In deze vegetatietypen komen aan brakwater gebonden soorten voor als melkkruid, gewoon kweldergras, stomp kweldergras en zilte schijnspurrie. Deze vegetatie komen voor op natte tot zeer natte plaatsen met wisselende waterstanden, waar de bodem zout bevat. Dit zout is in Waal en Burg afkomstig van de zoute kwel die hier met name in de zomer optreedt. De locaties staan in de winter onder water, maar in de zomer zakt de grondwaterstand tot cm weg. De zoutconcentratie in de zomer is blijkbaar hoog genoeg voor de zilte soorten om zich te kunnen handhaven. Daarnaast is Tredvegetatie met Zilte schijnspurrie aangetroffen. Deze pioniervegetatie bevat naast zilte schijnspurrie ook zilverschoon, fioringras, stomp kweldergras en knolvossenstaart. Deze vegetatie komt voor op kale plekken, zoals droogvallende oevers, in binnendijkse brakke milieus. De ligging van deze vegetatie komt overeen met de Habitattypenkaart waar op deze locaties habitattype H1330B Schorren en zilte graslanden (binnendijks) is aangegeven. Ook de aangetroffen vegetatietypen zijn opgenomen in de profielschets habitattype H1330B Schorren en zilte graslanden (binnendijks), zoals die door het ministerie van LNV in 2008 zijn opgesteld N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 19

20 Op de locaties waar de habitattypen H2130B Grijze duinen (kalkarm) en H2130C Grijze duinen (heischraal) zijn aangetroffen, komen de volgende vegetatietypen voor: Soortenarme borstelgrasvegetatie: in deze vegetatie is borstelgras veelvuldig aanwezig. Daarnaast komen ook de heischrale soorten fijn schapengras, schapenzuring en struikhei regelmatig voor. Deze vegetatie groeit op droge, kalkarme en voedselarme zandgronden; Graslanden met liggend walstro, fijn schapegras, tandjesgras en/of borstelgras. Dit zijn schrale graslanden met een hoge bedekking van tandjesgras; Droge graslanden: (duin)graslanden met buntgras, zandzegge, fijn schapegras en droge graslanden met kleine klaver, biggekruid en hazenpootje. Schraalgrasland met zwarte zegge: In deze vegetatie komen naast gewoon reukgras, rood zwenkgras en gestreepte witbol ook zwarte zegge voor. Zwarte zegge is een indicator voor een zuur milieu en wordt vaak aangetroffen op plaatsen waar regelmatig regenwater stagneert. Door de stagnatie van regenwater treedt verzuring van de bodem op. Verzuring treedt het snelst op waar de grondwaterspiegel permanent onder het maaiveld blijft. Met uitzondering van de graslanden met zwarte zegge, komen deze vegetaties overeen met de vegetatietypen die zijn opgenomen in de profielschetsen, zoals die zijn opgesteld voor de habitattypen H2130B Grijze duinen (kalkarm) en H2130C Grijze duinen (heischraal). De graslanden met zwarte zegge zijn aangetroffen in de omgeving van boerderij de Reiger in het zuidelijke deel van het Natura2000-gebied. Figuur 8: Vegetatiekartering Texel, uitsnede Waal en Burg, bos en struweel Bron: Van der Goes en Groot, 2008 Daarnaast zijn op enkele locaties bosvegetatietypen aangetroffen (zie figuur 8). Deze komen overeen met de locaties waar de habitattypen H2180A Duinbossen (droog) en H2180C Duinbossen (binnenduinrand) zijn aangetroffen. Ook zijn deze vegetatietypen opgenomen in de profielschets voor de habitattypen H2180A Duinbossen (droog) en H2180C Duinbossen. Op deze locaties is echter geen sprake van goed ontwikkeld bos, maar zijn struwelen of kleine beplantingen aanwezig. 20 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

21 Figuur 9: Vegetatiekartering Texel, uitsnede Waal en Burg, rietland en ruigte Bron: Van der Goes en Groot, 2008 Op enkele plaatsen langs de kreek zijn ruigten met harig wilgenroosje waargenomen (zie figuur 9). Deze groeiplaatsen komen overeen met de locaties waar op de habitattypenkaart van DLG zoekgebieden voor het habitattype H6430B Ruigten en zomen (harig wilgenroosje) zijn opgenomen. De aangetroffen vegetatie behoort echter niet tot de vegetatietypen die volgens de profielschets tot dit habitattype behoren. Op basis van de vegetatiekartering zou hier dus geen habitattype aanwezig zijn. Habitattype H6430B Ruigten en zomen (harig wilgenroosje) is daarmee niet aanwezig in polder Waal en Burg, maar mogelijk zijn wel potenties aanwezig om dit type te ontwikkelen op deze locaties. De overige vegetaties die tijdens de kartering zijn waargenomen, zijn niet opgenomen in de profielschetsen van de kwalificerende habitats van Natura2000-gebied Duinen en Lage Land Texel. 3.2 Kwalificerende habitatsoorten Op basis van een flora- en faunaonderzoek (BTL Advies, 2014), waarnemingen van de afgelopen vijf jaar vanuit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF), soortgericht onderzoek aan vogels (Plomp, 2013) en planten (Slingerland en Esselaar, 2008) en de bijlagen bij het beheerplan Texel (2014) is vastgesteld of soorten, die zijn aangewezen als habitatsoorten binnen het Natura gebied Duinen en Lage Landen Texel, voorkomen in Waal en Burg. Noordse woelmuis De noordse woelmuis komt op Texel over het hele eiland voor, zowel in de duinen en kwelders als in het poldergebied. Buiten de duinen en kwelders komt de soort veel voor in extensief beheerde graslanden. Dit betreft zowel vochtig als droog grasland. Ook langs tuinwallen en in begroeide greppels wordt hij regelmatig aangetroffen. De habitatkeuze van de noordse woelmuis op Texel verschilt daardoor van die op het vasteland. Daar zit hij vooral in vochtige en kruidenrijke rietlanden en moerassen. Door het ontbreken van haar voornaamste concurrent de veldmuis komt de Noordse woelmuis op Texel veelal in drogere milieus voor. In de natte rietlanden van het Lage Land wordt de Noordse woelmuis op dit moment weinig gevonden. Uit de gegevens van de NDFF is gebleken dat de soort aanwezig is in Waal en Burg. Voor de noordse woelmuis is het belangrijk dat voldoende dekking en voedsel aanwezig is en er variatie bestaat in de vegetatie zoals kruiden, overgangszones tussen land en water (met riet). De noordse woelmuis komt niet voor in door houtige gewassen gedomineerde begroeiingen. In N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 21

22 Waal en Burg komt de noordse woelmuis naar verwachting vooral voor op plaatsen waar variatie in de vegetatiestructuur aanwezig is. De soortenarme graslanden zijn minder geschikt. Meer geschikt zijn overhoekjes en de zones langs de watergangen (sloten en kreek). Meer in de richting van het duingebied in het noordwesten van het plangebied, bestaat er meer structuurvariatie en is het biotoop het meest geschikt voor de noordse woelmuis. Hier zijn ook noordse woelmuizen waargenomen. Andere informatie over het voorkomen van de noordse woelmuis in Waal en Burg is afkomstig van braakballen van de kerkuil, die in de omgeving verblijft. Groenknolorchis De soort komt vooral voor in jonge, natte, kalkrijke duinvalleien, maar wordt makkelijk verdrongen door andere soorten. Omdat deze soort niet is waargenomen in Waal en Burg en geschikt habitat ontbreekt kan uitgesloten worden dat deze soort hier voorkomt. 22 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

23 4 EFFECTENBEOORDELING DUINEN EN LAGE LAND TEXEL 4.1 Maatregelen Natura2000-gebied In het kader van de inrichting van de EHS wordt een groot aantal inrichtingsmaatregelen getroffen (zie ook figuur 2). Het deel van de polder Waal en Burg dat is aangewezen als Natura2000-gebied omvat slechts een deel van het plangebied. In dit deel van het plangebied worden de volgende fysieke maatregelen genomen: Verhogen van de grondwaterstand door wijziging peil oppervlaktewater; Aanleg randsloot in noordelijk deel Natura2000-gebied; Dempen huidige primaire waterloop, die het gebied van oost naar west doorsnijdt en het landbouwwater afvoert. Na het dempen wordt een secundaire watergang aangebracht op dezelfde locatie; Aanbrengen van greppels, sloten en elementen (stuwen, duikers, afwateringsbuizen) ten behoeve van de optimalisatie van het watersysteem; Aanleg natuurvriendelijke oevers in watergangen langs wegen en paden; Kreekherstel: opschonen bestaande kreek en herstel voormalige kreekarmen; Realiseren wegversmallingen in de Staart en verlagen maximale snelheid voor gemotoriseerd verkeer tot 60 km/uur en ter hoogte van de kreek tot 30 km/uur; Beleefbare informatiepunten langs de Staart; Aanleg fietspad over Westerboersweg ten noorden van de Staart: Deze momenteel doodlopende weg wordt daarmee tevens afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Ten noorden van de kreek (Molenkil) wordt het fietspad doorgetrokken naar de Ruigendijk waarnaar het ten noorden van het Natura 2000 gebied aansluit op bestaande fietspaden. Dit fietspad wordt dan ook de nieuwe route van het Noord-Hollandpad. Het huidige struinpad tussen de Westerboersweg en de Westerkolk wordt opgeheven ten behoeve van de bescherming van watervogels en het weidevogelgebied; Zuidelijk gedeelte Westerboersweg wordt van doorgaande weg afgewaardeerd tot weg toegankelijk voor bestemmingsverkeer. Geen fysieke maatregelen; Aanleg struinpad Hertenkamp: Dit pad volgt deels bestaande werkpaden en een wandelroute in het gebied. Het bestaat geheel uit onverhard graspad. Ter hoogte van de kreek wordt het eerste deel als knuppelpad aangelegd; Opknappen bestaande vogelkijkhut en het afschermen van het pad er naar toe; ATB- en ruiterroute: Deze route wordt in het noordelijk deel van het plangebied aangelegd. In het oostelijke deel volgt deze zoveel mogelijk bestaande wegen. Tussen de Zaandammerdijk en de Nieuwlanderweg wordt een nieuwe route gerealiseerd, die zoveel mogelijk de grens van het Natura2000-gebied volgt. Het pad komt parallel te liggen aan de randsloot; Realisatie uitkijkpunt langs het struinpad van de Hertenkamp. Aanvullend op deze inrichtingsmaatregelen wordt boerderij de Reiger in 2015 door Natuurmonumenten gesloopt. De Reiger is de laatste boerderij die nog midden in de polder Waal en Burg aanwezig is. De overige boerderijen zijn reeds in een eerdere fase verwijderd. Na het verwijderen van de Reiger zijn alleen nog boerderijen langs de randen van de polder aanwezig. Boerderij de Reiger is niet opgenomen binnen de begrenzing van het plangebied en wordt niet nader uitgewerkt in deze rapportage. Het opzetten van het waterpeil, de bijbehorende optimalisatie van het watersysteem en het verleggen van de afvoer van landbouwwater van de watergang door het gebied N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 23

24 naar de nieuw te graven randsloot zijn maatregelen die in het concept-beheerplan Texel worden genoemd ter verbetering van de hydrologische kwaliteit van polder Waal en Burg en daarmee bijdragen aan het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000-gebied. 4.2 Effectenindicator De onderstaande effectenindicator (figuur 10) geeft de gevoeligheid van de in Waal en Burg voorkomende habitattypen en habitatsoorten voor een verscheidenheid aan storingsfactoren. Omdat op de bij het invullen van de activiteit de inrichting als natuur niet als activiteit vermeld staat, is op basis van expert judgement een keuze gemaakt uit de beschikbare storingsfactoren. De onderstaande selectie van storingsfactoren kan optreden als gevolg van de geplande inrichtingsplannen. Voor een nadere uitleg van deze factoren wordt verwezen naar bijlage 3. Oppervlakteverlies (door graafactiviteiten en verandering van abiotische condities) Verzoeting (als gevolg van verhoging van het peilniveau) Vernatting (als gevolg van verhoging van het peilniveau) Verstoring door geluid (tijdens en na de herinrichting, bijvoorbeeld verkeer, recreatie) Verstoring door trillingen (tijdens de herinrichting van het gebied) Optische verstoring (tijdens de herinrichting en door recreatie ) Verstoring door mechanische effecten (tijdens de herinrichting en als gevolg van betreding na aanleg Figuur 10: schematische weergave van potentiele storingseffecten op de habitattypen en soorten in Waal en Burg. Bron: n2k&groep=8&id=n2k2&topic=gevoeligheid De storingsfactor verzilting is niet meegenomen in de effectenindicator. Zowel grijze duinvegetaties als duinbossen zijn zeer gevoelig voor verzilting. Door het opzetten van het peil wordt een verandering van de kwelinvloeden in het gebied verwacht en daarmee een verandering van de zilte omstandigheden in het gebied. Langs de randen zal de invloed van zoute kwel optreden, terwijl in de zomer in het centrale delen kans op verzoeting bestaat, doordat hemelwater langer in het gebied aanwezig blijft waardoor zoute kwel mogelijk wordt weggedrukt. 24 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

25 De grijze duinen en duinbossen zijn echter op de hogere delen gelegen, waar het opzetten van het peil niet leidt tot een hoge grondwaterstand die tot aan het maaiveld reikt. Ook in de omgeving van de kreek bevinden de grijze duinen zich op locaties waar na de inrichting ook sprake blijft van infiltratie. Invloed van zoute kwel in de wortelzone en daarmee verzilting van deze habitattypen is daarmee niet aan de orde. Ook de verstoringsfactoren vermesting en verzuring door N-depositie uit de lucht zijn niet verder uitgewerkt. In het gebied vindt geen aanvoer van (verrijkte) gronden plaats. Eventuele ophoging wordt uitgevoerd met gronden, die vrijkomen bij het herprofileren van de kreek en watergangen. Het restant van de grond wordt afgevoerd. Na herinrichting wordt het gebied als natuurgebied beheerd. Dit betekent dat geen bemesting plaatsvindt. Ten opzichte van de situatie in het verleden is sprake van een afname van vermesting. Reguliere landbouw is vrijwel uit het gebied verdwenen. Het laatste landbouwbedrijf dat nog actief is wordt in 2015 verplaatst naar een locatie buiten het gebied, waardoor in totaal een afname van de invloed van stikstof door vermesting plaatsvindt. Ook de invloed van het verkeer in het gebied wordt minder. De snelheid van De Staart wordt verlaagd van 80 kilometer per uur naar 60 en plaatselijk zelfs 30 km/uur. Verlaging van de snelheid leidt tot een verminderde uitstoot van stikstof. Daarnaast wordt de intensiteit van het wegverkeer verminderd, doordat de weg minder aantrekkelijk wordt voor doorgaand verkeer. Ten aanzien van de verkeersintensiteit zijn geen gegevens bekend van het huidige verkeersaanbod, maar de verwachting is dat de verkeersaantallen zullen halveren. Door de verlaging van de snelheid en het onaantrekkelijk maken van De Staart voor autoverkeer, wordt een afname van de stikstofuitstoot door verkeer voorzien. Tenslotte is de verstoringsfactor licht niet van belang. In het gebied zijn op dit moment weinig lichtbronnen aanwezig. De wegen zijn onverlicht en de enige bron van licht in het gebied zijn de aanwezige boerderijen. Deze bevingen zich allen langs de rand van het plangebied. De Reiger, die nu nog centraal in het gebied is gelegen, wordt gesloopt, waardoor een afname van licht in het gebied optreedt. Omdat geen nieuwe lichtbronnen in het plangebied worden aangebracht, is de factor licht niet van toepassing. 4.3 Effectenbeoordeling aanlegfase Om inzicht te krijgen in de effecten van de inrichtingsmaatregelen op de aanwezige habitattypen zijn in figuur 11 de habitattypen geprojecteerd op de inrichtingskaart Oppervlakteverlies Op één locatie binnen het plangebied overlappen inrichtingsmaatregelen mogelijk met Natura 2000 habitattypen (figuur 12). Door het herstellen van de kreek treedt mogelijk verlies op aan oppervlakte van het habitattype H2130C grijze duinen (heischraal). In figuur 11 is de ligging van de grijze duinen ten opzichte van de inrichtingsmaatregelen weergegeven. N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 25

26 Figuur 11: combinatiekaart waarbij de habitattypen in Waal en Burg zijn geprojecteerd op de inrichtingskaart Figuur 12: locaties waar inrichtingsmaatregelen overlappen met natura 2000 habitattypen. Blauw omcirkeld is H2130C grijze duinen (heischraal). Het areaal H2130C grijze duinen (heischraal) wordt niet vergraven bij het kreekherstel. De kreek bevindt zich op korte afstand van de het areaal grijs duin en voor het herstellen van de kreek is op deze locatie slechts weinig ruimtebeslag nodig. De kreek ligt hier immers al in een natuurlijke vorm. Hierdoor treedt geen areaalverlies aan heischrale grijze duinen op door de graafwerkzaamheden. Het areaalverlies door afgraving heeft daarmee geen significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen voor dit habitattype in het Natura 2000 gebied Duinen en Lage Landen Texel. (Mogelijk treden wel effecten op als gevolg van vernatting, deze worden beschreven in ) Tijdens o.a. onderzoek naar de Noordse woelmuis in het nabijgelegen gebied Haneplas (Van Straaten, 2012) is deze soort hoofdzakelijk in struwelen en ruigten gevangen. Het verwijderen van struwelen en ruigten in polder Waal en Burg zou daarmee een negatief effect kunnen hebben op de noordse woelmuis. Langs de kreek ten zuiden van de Staart wordt een deel van de rietruigte verwijderd bij de herprofilering van de kreek. De ruigte langs de kreek omvat slechts een klein deel van de rietvegetatie die ten zuiden van de Staart aanwezig is. Ook ten noorden van de Staart is langs de Kreek ruigte en rietvegetatie aangetroffen. De waarnemingen van de noordse woelmuis hebben vooral betrekking op het gebied rond de Hertenkamp in het noordelijk deel van 26 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

27 het gebied. Hier worden geen ruigten verwijderd en bovendien is dit op ruime afstand van de Staart gelegen. De kans dat de noordse woelmuis getroffen wordt door de herprofilering van de kreek is uiterst klein. Daarnaast worden de werkzaamheden binnen het gebied verspreid over enkele jaren uitgevoerd. Dit geeft de mogelijkheid om de inrichtingsmaatregelen die betrekking hebben op potentieel leefgebied voor de noordse woelmuis en waterspitsmuis in ruimte en tijd te faseren (zie mogelijke fasering opgenomen in de rapportage Activiteitenplan Waal en Burg in bijlage 8. Tegelijk worden in andere delen van het totale plangebied, dat tot op heden niet geschikt is voor deze soorten, inrichtingsmaatregelen getroffen die op langere termijn potentieel leefgebied voor deze soorten opleveren (nieuwe kreekarmen en vernatting percelen). Door de fasering van de werkzaamheden, de aanwezigheid van alternatieve ruigte en de verwachting dat langs de kreek op termijn weer rietruigte tot ontwikkeling komt, heeft deze ingreep geen significant negatief effect op de noordse woelmuis. Op de lange duur is het zelfs de verwachting dat het gebied geschikter wordt voor de noordse woelmuis door de ontwikkeling van een groter areaal vochtige graslanden Verstoring (optisch, mechanisch, geluid en trillingen) Ten behoeve van de uitvoering van inrichtingsmaatregelen zal verstoring optreden in het gebied. Activiteiten als het dempen en graven van watergangen, het verwijderen van houtige vegetatie, het aanleggen van recreatieve voorzieningen, het vervangen van duikers etc. (figuur 2), vergt veel bewegingen en het gebruik van groot materieel (graafmachines etc.). Hierdoor zal zowel optisch, mechanisch als door geluid en trillingen verstoring optreden. Ook het stallen van materiaal en materieel zorgt voor optische verstoring in het gebied. Mits voorzichtig omgegaan wordt met de uitvoering van de werkzaamheden zal geen schade aan habitattypen en habitatsoorten optreden. Hieronder volgen enkele richtlijnen. Zoveel mogelijk mijden (niet betreden) van kwetsbare habitattypen zoals Grijze duinen (H2130B&C) en Schorren en zilte graslanden (H1330B); Mocht betreding noodzakelijk zijn, dan gebruik maken van rijplaten zodat geen spoorvorming of bodemverdichting optreedt. Daarnaast in kwetsbare gebieden materieel met een lage bodembelasting of kleiner materieel; Gefaseerd werken binnen het plangebied: de uitvoering is voorzien in de periode Hierdoor blijven de werkzaamheden beperkt tot een deel van het plangebied en kunnen soorten ongestoord in de overige delen van het plangebied verblijven; Rekening houden met de aanwezigheid van de noordse woelmuis: In het activiteitenplan behorende bij de ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora- en faunawet (bijlage 8) worden maatregelen voor de noordse woelmuis benoemd. Deze maatregelen voorkomen dat de soort (mogelijk) schade ondervindt van deze maatregelen. Het activiteitenplan is opgenomen in bijlage 8; Stallen materiaal en materieel buiten het Natura2000-gebied: Tijdens de werkzaamheden worden deze gestald op het terrein van boerderij De Voorzorg aan de Nieuwlanderweg; Werken buiten de broedperiode van vogels; Werken in een richting zodat fauna de mogelijkheid heeft te ontsnappen. N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 27

28 4.4 Effectenbeoordeling gebruiksfase Verzoeting In de nieuwe situatie wordt het waterpeil (conform peilbesluit) verhoogd tot maximaal -0,5m t.o.v. NAP (zie ook 4.3.2). Op enkele locaties waar reeds in de huidige situatie een hoger peil heerst, blijft dit hogere peil gehandhaafd (Voor verdere detaillering wordt verwezen naar het watergebiedsplan Natuurontwikkeling Waalenburg, dat in bijlage 8 is opgenomen). De verhoging van het peil heeft niet alleen effect op de grondwaterstand, maar verandert ook de kwelinvloeden in het gebied. In de huidige situatie is zowel in de zomer als in de winter in vrijwel het gehele plangebied sprake van kwel. In het deel van het plangebied, dat is aangewezen als Natura2000-gebied is echter in de winter vooral sprake van wegzijging, maar in de zomer is hier sprake van een lichte kwelsituatie. In polder Waal en Burg ligt de scheiding tussen zoet en zout water vrij dicht bij het oppervlak (RoyalHaskoning, 2014) waardoor sprake kan zijn van zoute kwel. De aanwezigheid van zilte graslanden wijst hier ook op. Tijdens veldbezoeken door RoyalHaskoning is ter bepaling van het zoutgehalte o.a. de EC van het oppervlaktewater op een aantal locaties gemeten. Daarnaast is gebruik gemaakt van veldmetingen van Natuurmonumenten. Deze metingen komen goed overeen met de modelresultaten. Op de locaties waar een hoge EC wordt gemeten wordt met het grondwatermodel sterke kwel berekend en het zoute/brakke grondwater zit hier volgens het model ook ondiep. De berekende kwelintensiteit komt goed overeen met de gemeten zoutheid van het water. Als gevolg van de peilopzet in de nieuwe situatie wordt de kwel voor een groot deel weggedrukt als gevolg van deze peilopzet. Ter plaatse van de randsloot en een deel van de kreek neemt de kwel sterk toe. In bijlage 7 zijn kwelkaarten opgenomen van de huidige situatie en van de situatie na de herinrichting van polder Waal en Burg. Door het afnemen van de kwel in de polder Waal en Burg kan verzoeting van het grondwater optreden. Voor bijna alle aanwezige habitattypen is dit gunstig omdat de abiotische randvoorwaarden (bijlage 2) van deze typen aan de zoete kant liggen. Alleen voor het type Schorren en zilte graslanden (binnendijks) kan de verzoeting negatieve gevolgen hebben. Hoewel volgens de effectenindicator verzoeting niet van toepassing is op het habitattype Schorren en zilte graslanden (binnendijks), is dit type wel degelijk afhankelijk van een licht brak tot zout milieu. Door de wijziging in het peil van het oppervlaktewater, verandert de kweldruk op de locaties waar zilte vegetaties zijn aangetroffen nauwelijks, maar door het opzetten van het peil met zoet grondwater kan deze kwel mogelijk de wortelzone niet bereiken. Hierdoor kunnen de zilte vegetaties op de huidige locaties verdwijnen. Op basis van de Habitattypenkaart is op dit moment 1,99 ha Schorren en Zilte graslanden (binnendijks) aanwezig, waarvan mogelijk 0,44ha verdwijnt door een afname van kwel. Door het herprofileren van de kreek ontstaan echter meer overgangen van zoet naar zout, waardoor hier nieuwe zilte vegetaties tot ontwikkeling komen. Bovendien neemt in een smalle zone rond de kreek nabij de Westerkolk de kwel juist toe, waardoor de mogelijkheden voor het ontwikkelen van zilte vegetatie toenemen. Ook blijven enkele percelen binnen de begrenzing van het Natura2000-gebied onder invloed van kwel, waar zilte vegetaties tot ontwikkeling kunnen komen. In totaal kunnen in de nieuwe situatie binnen het Natura2000-gebied op een oppervlakte van ca. 2 ha zilte graslanden ontstaan. Dit is ongeveer 4 keer zoveel dan de bestaande locaties met zilte vegetaties, die mogelijk verdwijnen. Voor het gebied Duinen en Lage Land Texel is de doelstelling ten aanzien van de oppervlakte van het Habitattype Schorren en zilte graslanden het behoud van de huidige oppervlakte. Als gevolg van de voorgenomen ontwikkelen treedt juist een toename van de oppervlakte zilte vegetaties op. Het eventueel verdwijnen van de huidige locaties heeft dan ook geen significant negatief effect op de aanwezigheid van dit habitattype, omdat per saldo een grote oppervlakte vergelijkbare vegetaties tot ontwikkeling kunnen komen. Daarnaast komt dit type elders 28 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

29 binnen het Natura2000-gebied (o.a. De Slufter en in de duinen) in grotere oppervlaktes voor, die daarmee een grotere bijdrage leveren aan de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000- gebied. Zowel de herinrichting van het gebied als de peilopzet vindt stapsgewijs plaats. De herinrichting wordt in drie jaarlijkse fasen uitgevoerd. Het opzetten van het peil gaat in kleine stappen en neemt meerdere jaren in beslag. Pas wanneer een stabiele situatie is ontstaan wordt het peil verder verhoogd. Door de langzame peilverhoging treden geen acute peilwijzigingen op, waardoor vegetaties zich langzaam aan kunnen passen aan de gewijzigde omstandigheden en geen ongewenste verruiging van het gebied ontstaat. Bij een ongewenste ontwikkeling, bijvoorbeeld een ongewenste verzoeting van het gebied, wordt de peilopzet stopgezet of kan eventueel worden teruggedraaid. Daarnaast komt het gebied na herinrichting in beheer bij Natuurmonumenten, waarbij het beheer volledig afgestemd wordt op de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. Het gebied wordt op dit moment extensief beheerd (maaien, begrazing en hooien met naweiden) en dit beheer wordt in de toekomst voortgezet. Ook ter plaatse van het zoekgebied Ruigte en zomen (harig wilgeroosje) blijft sprake van kwel in de nieuwe situatie. Ook hiervoor geldt dat rondom deze zoekgebieden de kwel juist toeneemt, waardoor dit Habitattype tot ontwikkeling zou kunnen komen Vernatting In de nieuwe situatie wordt het waterpeil (conform peilbesluit) verhoogd van -1,6m en -1,2m t.o.v. NAP naar maximaal -0,5m t.o.v. NAP. (Lokaal is het peil echter hoger, wanneer dit in de huidige situatie ook al hoger is dan -0,5 m) Deze verhoging geldt voor de hoofdwaterlopen. In de kreek, de secundaire en tertiaire waterlopen is de verhoging van het peil minder groot omdat het peil hier ten opzichte van de hoofdwaterlopen in de huidige situatie wordt opgezet met behulp van stuwtjes. Hierdoor is de feitelijke peilverandering in het gebied minder groot dan de verhoging, zoals die door het model is berekend. Volgens het grondwatermodel neemt de grondwaterstand in de zomer toe met cm in het centrale deel tot 5-10 cm aan de buitenranden en in de winter van cm ten noorden van de Staart tot 5-10cm in andere delen. Omdat in de huidige situatie het peil in de kleinere watergangen in het gebied al hoger is als gevolg van het opzetten van het peil door een systeem van stuwen, is de werkelijke verhoging van de grondwaterstand minder groot dan de modelstudie aangeeft. Daarnaast wordt de peilverandering in fasen doorgevoerd. Hierdoor wordt de verhoging van het peil geleidelijk doorgevoerd en heeft de vegetatie de kans zich geleidelijk aan te passen aan de nieuwe abiotische omstandigheden. Daarnaast worden negatieve effecten, die mogelijk in de omgeving optreden, tijdig inzichtelijk. Wanneer het opzetten van het peil volledig is doorgevoerd, komt de grondwaterstand in de winter aan weerszijden van de Staart tot aan het maaiveld, maar blijft het grondwater ter plaatse van de noordzijde van het Natura2000-gebied tot 80 cm onder maaiveld. Ook in de huidige situatie is in de winter in een groot deel van het gebied sprake van een grondwaterstand tot net onder het maaiveld. In de zomer zakt het grondwater in het hele gebied, met uitzondering van de directe omgeving van de kreek, tussen de 40 cm en 160 cm beneden maaiveld. Ten opzichte van de huidige situatie is het in de toekomst (met name in de winter en in het voorjaar) een groter deel van het gebied natter met grondwaterstanden tot aan het maaiveld. In de omgeving van de Hertenkamp blijven dankzij de hoogteverschillen in het landschap droge omstandigheden aanwezig, waardoor meer droog schraalland behorende tot habitattype Grijze duinen tot ontwikkeling kan komen. Hier is nu al 6,56 ha. van dit habitattype aanwezig en dit zal bij een juist beheer kunnen uitbreiden. Hier is ook het type duinbossen aanwezig, dat zich bij deze grondwaterstanden uitstekend kan handhaven. Rondom de kreek worden de omstandigheden N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 29

30 duidelijk natter. Met name in het voorjaar blijft het hier langer nat met grondwaterstanden tot aan maaiveld tot 10 cm beneden maaiveld. Hoewel Grijze duinen (heischraal) volgens het habitatprofiel bij natte omstandigheden kunnen voorkomen, ligt de voorkeur bij zeer vochtige tot vochtige omstandigheden (GVG van 25 cm of meer beneden maaiveld). Wanneer de situatie te nat blijkt, verdwijnen mogelijk de Grijze duinen rond de kreek. In het meest ongunstige geval verdwijnt hierdoor 4,59 ha versnipperd over het gebied rond de kreek en de locatie direct ten noorden van de Staart (zie figuur 13). Dit is meer dan de optimale functionele omvang voor Habitattype 2130C, welke minimaal enkele hectares is. De vernatting van het gebied leidt daarmee mogelijk tot significante negatieve effecten op het Natura2000-gebied. Door de verhoging van het peil treedt niet alleen een verandering op in de verdeling van Grijs Duin, maar ook van alle aanwezige habitattypen in het gebied. Zilte graslanden zullen op enkele bestaande locaties verdwijnen in het centrale deel van het Natura2000-gebied tot ontwikkeling komen. Rond de kreek verdwijnen, afhankelijk van de uiteindelijke peilstijging, mogelijk plaatselijk vegetatietypen behorende tot het habitattype Grijze duinen. Deze kunnen echter op een andere plaats weer tot ontwikkeling komen. Met name rond de Hertenkamp, waar enkele lage duintjes aanwezig zijn, wordt dit type verder ontwikkeld. De grondwaterstand rondom de Hertenkamp is geschikter voor de vochtige varianten van dit habitattype, waardoor op termijn de uitgangssituatie voor het ontwikkelen van het Habitattype 2130C veel gunstiger wordt. Hier is voorzien in ca. 8 ha extra areaal Grijs Duin waarvan een groot deel zal bestaan uit Habitattype 2130C, aanvullend op het areaal Grijs Duin dat reeds aanwezig is. Hiermee wordt tevens voldaan aan de doelstelling voor dit habitattype, waarbij gestreefd wordt naar een toename van de oppervlakte. Daarnaast ontstaat een groter aaneengesloten deel Grijs Duin. De voorgenomen ontwikkeling heeft als doel het inrichten van het gebied als natuurgebied, om zo de EHS ter plaatse te realiseren. Het inrichten van het gebied draagt bij aan het uitvoeren van landelijk en Europese wetgeving en beleid. Het plan heeft als doelstelling de natuurwaarden van het gebied te verhogen en daarmee te voldoen aan de (instandhoudings)doelstellingen van de EHS en het Natura2000 netwerk. Zowel vanuit de doelstellingen van de EHS als de instandhoudingsdoelstellingen van de EHS is het verhogen van het waterpeil gewenst om de uitgangspunten voor zilte graslanden te verbeteren. Ook in het concept-beheerplan van het Natura2000-gebied is opgenomen dat hydrologische maatregelen moeten worden uitgevoerd ter verbetering van het habitattype H1330B Schorren en zilte graslanden binnendijks. Door het peil weer te verhogen, kunnen deze vochtige tot natte zilte graslanden weer ontwikkeld worden. Doordat in het gebied ook een natuurlijke hydrologie wordt toegepast, ontstaat er een palet van heischrale grasladen, botanisch waardevolle harlekijngraslanden en zilte graslanden. Door het verschil in hoogte en de gevoerde waterpeilen in de compartimenten wordt een mozaïek van deze typen gevormd die de totale natuurkwaliteit in het gebied ten goede komt. Het opzetten van het peil draagt daarmee bij aan de gewenste natuurontwikkeling. Het waterpeil wordt gefaseerd aangepast, zodat de effecten zorgvuldig kunnen worden gemonitord en ingegrepen kan worden als negatieve effecten optreden naar de omgeving. Hiertoe wordt het gebied gecompartimenteerd (zie het watergebiedsplan in bijlage 8) Voor het verhogen van het waterpeil is een vergunning van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier nodig. De fasering wordt per stap vergund en wordt minimaal één hydrologisch jaar gehandhaafd. Een analyse van de effecten vindt bij elke stap plaats. Pas nadat geen negatieve effecten naar de omgeving zijn aangetoond, kan de volgende stap in de peilopzet worden aangevraagd bij het hoogheemraadschap. Er vindt continue monitoring van de grondwaterstanden plaats. Bij elke stapsgewijze peilopzet vindt analyse van de 30 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

31 grondwaterstanden, waterpeilen en debieten plaats om zo (eventuele) effecten naar de omgeving inzichtelijk te krijgen. In fase 1 en 2 blijft het peil in het compartiment rond het noordelijke deel van de kreek gehandhaafd op het huidige hoge peil en vindt hier geen verdere peilopzet plaats. Ter hoogte van De Staart vindt in fase 2 een opzet van het peil van ca. 10 cm plaats ten opzichte van de huidige situatie. In de overige gebieden vindt een opzet van het peil met 20 cm plaats. Uit de fasering in de peilopzet moet blijken in hoeverre doelen al dan niet worden bereikt, voordat fase 3 en verder mogen worden uitgevoerd. Er is dus wel enig voorbehoud van de peilen in de eindsituatie. Door de geleidelijke invoering van de peilopzet, treden wijzigingen in de grondwaterstand slechts langzaam op. Hierdoor hebben de vegetaties de tijd om zich aan te passen of treedt een achteruitgang slechts langzaam op. In de tussenliggende tijd kunnen de Grijze Duinen rond de Hertenkamp tot ontwikkeling komen. Hierdoor is steeds eenzelfde hoeveelheid Grijs Duin aanwezig. Het gebied wordt na de herinrichting beheerd als natuurgebied. Hierdoor kan het beheer worden afgestemd op het realiseren van het Habitattype Grijs Duin (heischraal). In het gebied wordt een extensief maai- en begrazingsbeheer gevoerd, wat bijdraagt aan het verder verschralen van de vegetatie. Daarnaast wordt actief ingezet op herstelbeheer om de uitgangssituatie voor Grijs Duin te verbeteren. Op de aanwezige landbouwgronden wordt micro reliëf gecreëerd, door de aanwezige zandige koppen bloot te leggen en laagtes te realiseren. Doordat de zode plaatselijk wordt verwijderd, worden voedselarmere omstandigheden gecreëerd. Daarnaast wordt de huidige graszode plaatselijk opengetrokken, waardoor kruiden zich beter kunnen vestigen. Figuur 13: mogelijk te verdwijnen oppervlakte en ontwikkelingsgebied H2130C grijze duinen (heischraal) N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 31

32 De noordse woelmuis is gevoelig voor vernatting, maar hij is wel bestand tegen hoge grondwaterstanden. Op het vasteland is deze soort juist aangewezen tot plaatsen met een hoge grondwaterstand in de winter. Het opzetten van het peil leidt niet tot inundatie van het gebied, maar beperkt zich tot grondwaterstanden tot aan het maaiveld. In extreme situaties kan uiteraard, net als in de huidige situatie, inundatie van het gebied optreden, maar dit is niet de doelstelling van het peilverhoging. Het gewijzigd peil leidt verder tot een variatie in de grondwaterstand, waardoor voor deze soort geschikt leefgebied aanwezig blijft en geen significante negatieve effecten optreden Verstoring (optisch, mechanisch, geluid) Na herinrichting van het plangebied treedt verstoring op als gevolg van recreatie, verkeer en ten behoeve van het beheer van het gebied. In de huidige situatie is reeds sprake van verstoring door deze factoren. Als gevolg van de herinrichting vindt een afname van de invloed van gemotoriseerd verkeer plaats. De Staart wordt afgewaardeerd. Dit betekent dat de snelheid van het verkeer sterk omlaag gaat en de weg plaatselijk wordt versmald. Hierdoor zal doorgaand verkeer mogelijk een andere route kiezen en zal het autoverkeer zich meer beperken tot recreanten en bestemmingsverkeer. Daarnaast wordt de Westerbroersweg ten noorden van de Staart afgesloten voor autoverkeer en het zuidelijke deel alleen toegankelijk voor bestemmingsverkeer, waardoor in het centrale deel van het Natura2000-gebied de invloed van het verkeer sterk afneemt. Door de herinrichting wordt het gebied wel aantrekkelijker voor recreatie. Dit betreft dan met name recreanten die worden aangetrokken door de natuur in dit gebied. Voor de intensiteit van de recreatie op Texel geldt dat deze hoofdzakelijk bepaald wordt door het aantal overnachtingsplaatsen op Texel. Deze capaciteit blijft hetzelfde, waardoor een grote toename van het aantal recreanten niet te verwachten is. Door de recreatie te concentreren en de kwetsbare gebieden (Westerkolk, de zilte graslanden en de grijze duinen) te ontzien, wordt de invloed van de recreatie op het gebied geminimaliseerd. De paden worden zoveel mogelijk op bestaande wegen en werkpaden aangelegd. Nieuwe trajecten van de struinpaden bestaan uit graspaden en deels een knuppelpad langs de kreek. De grootse invloed heeft de aanleg van het fiets- en wandelpad ten noorden van de kreek. Hierdoor wordt een deel van het Natura2000-gebied doorsneden, wat op dit moment niet toegankelijk is. Op deze locatie zijn op dit moment geen habitattypen aanwezig. Omdat het Noord-Holland Pad ook over dit fietspad wordt geleid, neemt de recreatiedruk in de omgeving van de Westerkolk echter af. De invloed van de recreatie op deze pleisterplaats voor watervogels is daarnaast ook verder afgenomen doordat het struinpad langs de kreek wordt opgeheven. Het struinpad in de omgeving van de Hertenkamp bevindt zich in de omgeving waar de noordse woelmuis is aangetroffen. Het struinpad volgt hier echter de kavelsloot terwijl de noordse woelmuis op de hogere, structuurrijke delen verblijft. Het is niet bekend in hoeverre de noordse woelmuis gevoelig is voor optische verstoring. Mogelijk ondervindt de noordse woelmuis hinder van de aanwezigheid van het struinpad, maar na de herinrichting van het gebied ontstaat op lange termijn meer en geschikter leefgebied voor de noordse woelmuis. Dit leefgebied bevindt zich buiten de invloedsfeer van de recreatieve paden in het gebied, waardoor de situatie voor de noordse woelmuis duidelijk verbeterd wordt. 32 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

33 De ATB- en de ruiterroute worden langs de rand van het plangebied geleid, wat tot de minste verstoring in het Natura2000-gebied leidt. Door het afsluiten van bepaalde gebieden voor recreatie en het concentreren van de recreatie in de minder kwetsbare gebieden en langs de rand van het gebied, is een juiste balans gevonden tussen de doelstellingen van het Natura2000- gebied en de recreatie en is geen sprake van een significant negatief op deze doelstellingen. Verstoring van het plangebied treedt eveneens op als gevolg van beheermaatregelen. Deze maatregelen zijn echter noodzakelijk voor en afgestemd op het realiseren en instandhouden van de habitattypen, waarvoor het gebied is aangewezen. De verstoring die hierbij optreedt is echter vele male minder, dan wanneer het gebied nog als landbouwgebied in gebruik zou zijn. 4.5 Cumulatieve effecten Het wijzigen van het peil en het herinrichten van de polder Waal en Burg leidt tot een hogere natuurwaarden van het gebied. Hierbij draagt het plan bij aan een betere uitgangspositie voor het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura2000-gebied Duinen en Lage land Texel. Op Texel worden in het kader van de het provinciale project Natuurontwikkeling Texel nog een aantal gebieden ingericht (De Bol, Dorpzicht en Haneplas). Hierdoor nemen de natuurwaarden op het eiland verder toe. Daarnaast zijn momenteel geen grote projecten bekend, die van invloed kunnen zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000-gebied Duinen en Lage land van Texel. N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 33

34 34 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

35 5 EXTERNE WERKING OP NABIJGELEGEN NATURA 2000-GEBIEDEN In de omgeving van het plangebied komen twee andere Natura 2000-gebieden voor: Waddenzee: afstand tot plangebied ca. 4 km Noordzeekustzone: afstand tot plangebied ca. 3.5 km Hieronder wordt per Natura 2000 gebied omschreven of de voorgenomen inrichtingsplannen in Waal en Burg mogelijk invloed hebben op instandhoudingsdoelstellingen van habitattypen, habitat- en vogelsoorten binnen deze gebieden. 5.1 Natura2000-gebied Waddenzee De Waddenzee bestaat uit een complex van diepe geulen en ondiep water met zand- en slibbanken waarvan grote delen bij eb droog vallen. Deze banken worden doorsneden door een fijn vertakt stelsel van geulen. Langs het vasteland en de eilanden liggen verspreid kweldergebieden, die door grote verschillen in vocht- en zoutgehalte bijdragen aan een zeer diverse flora en vegetatie. Er is een nagenoeg ongestoorde hydrodynamiek en geomorfologie aanwezig, waarin natuurlijke processen zorgen voor instandhouding en ontwikkeling van karakteristieke ecotopen en habitats en de grenzen van land en water voortdurend wijzigen. ( Het Natura2000-gebied Waddenzee is aangewezen als Habitat- en Vogelrichtlijngebied. Het gebied is onder andere aangewezen voor habitattypen van zandplaten, schorren en zilte graslanden en duinen. Daarnaast is het aangewezen voor aan watergebonden soorten als nauwe korfslak, zeeprik en de grijze en gewone zeehond. In het kader van de vogelrichtlijn is het gebied aangewezen voor vogelsoorten als lepelaar, eider, visdief, diverse soorten stern en de velduil. De ontwikkelingen in polder Waal en Burg zijn gericht op het ontwikkelen van natte tot droge graslanden. Deze ontwikkeling heeft geen extern effect op de soorten en habitattypen die aan de Waddenzee gebonden zijn. Door het ontwikkelen van natuurlijke graslanden ontstaat een groter voedselaanbod voor weidevogels en kleine zoogdieren. Mogelijk profiteren enkele broedvogelsoorten van Natura2000-gebied Waddenzee als de velduil, de kluut en de bruine kiekendief van deze toename aan voedsel. Negatieve effecten treden echter niet op. 5.2 Natura2000-gebied Noordzeekustzone De overgang van de open zee naar land wordt in ons land gevormd door de Noordzeekustzone. Hiervan is het gedeelte tussen Bergen en de monding van de Eems als Natura 2000-gebied bestempeld. Deze zandige, dynamische kust is internationaal gezien een zeldzaam biotoop en herbergt lokaal grote hoeveelheden schelpdieren. Mede daardoor vormt het in de winter een belangrijk foerageergebied voor soorten als Zwarte zee-eend en Eidereend. Het gebied is ook een belangrijke kraamkamer voor mariene vissoorten. Het zandige kustgebied bestaat uit kustwateren, ondiepten, enkele zandbanken en de stranden van noordelijk Noord-Holland en de Waddeneilanden. ( gebiedendatabase.aspx?subj=n2k&groep=8&id=n2k7) N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 35

36 Het natura2000-gebied Noordzeekustzone is aangewezen als Habitat- en Vogelrichtlijngebied. Het gebied is onder andere aangewezen voor habitattypen van zandbanken, zandplaten, zilte pionierbegroeiingen en embryonale duinen. Daarnaast is het aangewezen voor aan watergebonden soorten als de zeeprik, bruinvis en de grijze en gewone zeehond. In het kader van de vogelrichtlijn is het gebied aangewezen voor de vogelsoorten bontbekplevier, strandplevier en dwergstern. De strandplevier en dwergstern zijn aan de zandige kust gebonden en hebben daarmee geen relatie met de polder Waal en Burg. De bontplekplevier broedt ook in weilanden. Op dit moment is deze soort niet in Waal en Burg aanwezig. Door de voorgenomen ontwikkeling wordt het gebied juist aantrekkelijker voor weidevogels en mogelijk profiteert de bontbekplevier van deze ontwikkeling en gaat ook in polder Waal en Burg broeden. De overige habitattypen en soorten zijn strikt gebonden aan de noordzeekust en hebben geen relatie met de polder Waal en Burg. De ontwikkelingen in Waal en Burg hebben daarmee geen effect op de instandhoudingsdoelstellingen van het natura2000-gebied Noordzeekustzone. 36 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

37 6 BESCHERMD NATUURMONUMENT OUDE DIJK WAAL EN BURG 6.1 Kenschets Het Waal en Burgerdijkje, direct ten zuiden van het plangebied is aangewezen als Beschermd Natuurmonument Oude dijk Waal en Burg. Het betreft een voormalige zeekerende dijk van de polder Waal en Burg met enkele walen (wielen). Deze dijk is ook van historische betekenis. De natuurwaarde van dit monument is gelegen in de reeks van gradiënten van nat naar droog en van brak naar zoet, waardoor zich een belangrijke vegetatie heeft ontwikkeld (duinwalflora). De beplantingen op de dijk bieden een goed rustpunt voor trekvogels en zijn tevens geschikt voor broedvogels. 6.1 Maatregelen ter hoogte van de Oude Dijk Waal en Burg De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit het opzetten van het waterpeil in de polder Waal en Burg en het realiseren van een uitkijkpunt op de dijk ter hoogte van de Weegeswaal. Via een trap kan het aanliggende gebied, dat buiten de begrenzing van het Beschermd Natuurmonument ligt, worden bereikt. Hier worden enkele struinpaden voor wandelaars aangelegd. 6.2 Effectenbeoordeling Door het opzetten van het peil in de polder Waal en Burg treedt vernatting van het gebied op. Ter hoogte van de dijk is in de nieuwe situatie sprake van een wintergrondwaterstand (GHG) van 10 tot 60 cm beneden maaiveld en in het voorjaar zakt deze naar 40 tot 100 cm beneden maaiveld. Ten opzichte van de huidige situatie betekent dit dat de situatie in de winter gelijk blijft, maar in het voorjaar is sprake van een verhoging van 20 cm. Naar verwachting heeft deze verhoging geen gevolg op de aanwezige vegetaties en daarmee de nat-droog gradiënt. Het dijklichaam zelf, waar de droge vegetaties zich bevinden, is buiten de invloed van het grondwater. De verhoging van de grondwaterstand in het gebied is ook van invloed op de hoeveelheid kwel. De zoute kwel is van invloed op de gradiënt zoet-zout voor het beschermd natuurmonument. Ter hoogte van de dijk leidt het opzetten van het peil tot het gelijk blijven of zelfs een kleine toename van de kwel. Hierdoor blijft de gradiënt zoet-zout behouden en wordt deze zelfs mogelijk versterkt. Het aanbrengen van het uitkijkpunt concentreert zich op één punt. Het uitkijkpunt en de trap worden gemaakt van hout en tegen de dijk geplaatst. Hierdoor vindt geen aantasting van het dijklichaam plaats. Het uitkijkpunt is 5,5 x 5 meter groot. Vandaar uit leidt een trap van 80 cm breed naar de voet van de dijk. Het ruimtebeslag is daarmee zeer beperkt. Het uitkijkpunt is voornamelijk bedoeld voor wandelaars en fietsers, omdat deze niet per auto te bereiken is. Hierdoor blijft het aantal bezoekers beperkt en zullen voornamelijk rustzoekers dit uitkijkpunt bezoeken. Recreanten bewegen zich alleen rond dit uitkijkpunt en worden niet naar andere plekken op de dijk gelokt. Daarmee is de invloed van het uitkijkpunt zeer lokaal en leidt slechts tot plaatselijke verstoring voor rustende trekvogels. Op het overige deel van de dijk worden geen namelijk geen voorzieningen aangebracht, waardoor deze zijn functie als rustpunt voor trekvogels en broedlocatie voor andere vogels kan behouden. Bovendien zijn trekvogels vooral in het najaar en het begin van de winter aanwezig, wanneer minder bezoekers op Texel N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 37

38 aanwezig zijn. Daarnaast wordt de Waalenburgerdijk nu al veelvuldig gebruikt door fietsers en wandelaars. Ter plaatse van Weegeswaat is momenteel een rustpunt in de vorm van een bankje aanwezig waardoor daar ter hoogte van het nieuw te realiseren uitkijkpunt al vaker recreanten kortstondig aanwezig zijn. Dit maakt dat de aanwezigheid van een uitkijkpunt en een trap aan de zijde van natuurgebied Waalenburg geen extra toename van recreanten tot gevolg heeft. 38 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

39 7 ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR 7.1 Wezenlijke kenmerken en waarden Het doel van de ontwikkeling in de polder Waal en Burg is het realiseren van de doelstellingen van de EHS die zijn vastgelegd in het provinciale Natuurbeheerplan. De intentie is om de ambities zoals weergegeven op de ambitiekaart van het Natuurbeheerplan 2015 van de Provincie Noord-Holland (op termijn) te realiseren. Omdat een toets ten aanzien van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS bij een ontwikkeling nodig is, is ook voor deze ontwikkeling (ook al betreft het een inrichting in het kader van de EHS) een toets uitgevoerd. Per beheer- en ambitietype is beschreven wat de te verwachten effecten zijn naar aanleiding van de natuurontwikkeling. Kaarten met de beheer- en ambitietypen in het gebied Waal en Burg zijn opgenomen in bijlage 4. Voor een beschrijving van de beheer- en ambitietypen wordt verwezen naar: Toetsing aan natuurtypen (beheertypen en ambities) In deze paragraaf wordt per natuurtype ingegaan op de gevolgen van de inrichtingsmaatregelen die in de polder Waal en Burg worden genomen op het betreffende natuurtype. Hierbij wordt zowel ingegaan op de gevolgen voor de huidige beheertypen als voor de ambities die zijn vastgesteld, Brak water: De oude kreek is zowel op de beheertypenkaart als op de ambitiekaart aangegeven als brak water. Deze kreek wordt hersteld. Het water in Waal en Burg is brak door zout water van de zee dat onder de dijk door stroomt en in de polder van Waal en Burg opkwelt. Doordat het waterpeil in het gebied Waal en Burg verhoogd zal worden, zal de invloed van zoute kwel op het gebied mogelijk afnemen. Uit hydrologisch onderzoek (bijlage 7) is gebleken dat de kwel ter hoogte van de kreek toeneemt. Hierdoor blijven zoute invloeden op de kreek aanwezig en blijft het water in de kreek brak Moeras: Op de beheertypen- en ambitiekaart staan op dezelfde locaties moeras aangegeven. Dit beheertype is gunstig voor soorten als bruine kiekendief, rietgors en lepelaar die al in het gebied zijn waargenomen. Het moeras betreft enkele kleine plekken direct langs de kreek. In de huidige situatie bestaat het moerasgebied volledig uit rietland. Hier worden geen grootschalige inrichtingsmaatregelen getroffen. Mogelijk dat aanliggende sloten en greppels door dit rietland aangesloten worden op de kreek. Dit zijn echter kleinschalige werkzaamheden die dit type als zodanig niet aantasten. Door de peilopzet ontstaan er aangrenzend aan de kreek ook meer overhoekjes waar in nattere delen moeras en rietland zich op kleine schaal zullen ontwikkelen Vochtig hooiland: Dit natuurtype bestaat uit bloemrijke graslanden, vaak geel van soorten als ratelaar, gewone rolklaver, moerasrolklaver, geel walstro, scherpe boterbloem, kruipende boterbloem of dotterbloem. Op de ambitiekaart is een groot deel van het plangebied bestemd als vochtig hooiland. Door de inrichtingsmaatregelen zullen de gebieden die op de beheer- en ambitietypenkaart staan aangegeven als vochtig hooiland, zich in de gewenste richting ontwikkelen. Door de verhoging van het waterpeil en het greppelen van percelen, wordt de grondwaterstand in het gebied hoger. Daarnaast kan deze goed gereguleerd worden, zodat water niet te lang aan maaiveld staat bij extreem natte situaties. Het grondwaterpeil wordt dusdanig N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 39

40 opgestuwd dat het net onder maaiveld staat in natte perioden. Dit is onder andere gunstig voor de diverse soorten orchideeën die in het gebied voorkomen (o.a. harlekijn, brede orchis en rietorchis). Ook weidevogels profiteren van een hoger waterpeil door een betere voedselbeschikbaarheid Droog schraalgrasland: Het gebied dat op de beheertypen- en ambitiekaart van het Natuurbeheerplan is weergegeven als droog schraalgrasland, staat op de habitattypenkaart van Natura 2000 aangegeven als grijze duinen. Hier zijn vegetatietypen aangetroffen die zijn opgenomen in de profielschets van dit Habitattype. In dit gebied worden geen inrichtingsmaatregelen genomen. Daarnaast heeft de verhoging van de grondwaterstand in dit gebied geen effect, omdat dit gebied hoger gelegen is, waardoor de grondwaterstand in de nieuwe situatie ook ruim onder het maaiveld blijft. De wezenlijke kenmerken en waarden van dit beheertype blijven daarmee behouden Kruiden- en faunarijk grasland: de peilopzet in het gebied leidt niet tot overstroming van het kruiden- en faunarijk grasland (welke is op aangeduid op de beheertypen- en ambitiekaart). De enige ontwikkeling in dit gebied is dat greppels worden aangelegd, om het water beter te kunnen reguleren. De wezenlijke kenmerken en waarden van kruiden- en faunarijk grasland worden niet aangetast Zilt- en overstromingsgrasland: een positief gevolg van de geplande natuurontwikkeling is dat de graslanden die (op de beheertypen- en ambitiekaart) zijn aangewezen als zilt- en overstromingsgrasland door kreekherstel en peilopzet vaker zullen overstromen. De grondwaterstand zal hoger worden. De gemiddelde winter- en voorjaarsgrondwaterstand zal zich enkele centimeters onder maaiveld gaan bevinden. Door middel van greppels is het water goed te reguleren. Uit het uitgevoerde hydrologische onderzoek blijkt dat de kwel op deze percelen licht toe neemt, maar hierdoor is op grote delen nog steeds sprake van geen tot minimale kwel. In de praktijk zijn hier reeds vegetaties aanwezig, die behoren bij een brak milieu (Slingerland en Esselaar, 2008). Door de lichte toename van de kwel blijft de invloed van zout naar verwachting behouden en kunnen zilte vegetaties behouden blijven en zelfs uitbreiden. Echter de locaties van deze vegetaties zullen mogelijk wel wijzigen doordat de zoet zout gradiënt door de peilopzet waarschijnlijk verandert Vochtig weidevogelgrasland: goede weidevogelgraslanden worden gekenmerkt door een open karakter. De grondwaterstand moet hoog genoeg zijn. Voor zeer kritische weidevogelsoorten zoals de kemphaan is de optimale voorjaarsgrondwaterstand 0-20 cm mv. Voor soorten als grutto, kievit, tureluur en scholekster is dit 20 cm- 40 cm mv. In de loop van het voorjaar mag de grondwaterstand niet lager worden dan cm mv. Op de beheertypekaart is nu een groot gebied in Waal en Burg aangeduid als vochtig weidevogelgrasland. De ambitiekaart geeft aan dat voor een deel van deze gebieden de ambitie vochtig hooiland geldt. Voor de effecten op deze percelen wordt verwezen naar Vochtig hooiland. In het gebied Waal en Burg zijn tijdens diverse veldbezoeken in het voorjaar en de zomer mei diverse weidevogels gezien, zoals kievit en grutto. Ook zijn deze soorten aangetroffen tijdens de broedvogelinventarisatie uit Van de grutto zijn 56 territoria vastgesteld, van de kievit 96 territoria, 9 van de kluut en 62 territoria van de tureluur: Dit zijn soorten die van de natuurinrichtingsmaatregelen zullen profiteren. Het is gunstig dat peilopzet plaatsvindt, greppels worden aangelegd (om water goed te reguleren) en de Staart wordt afgewaardeerd (minder verkeerslawaai en aanrijdgevaar). Ook is het positief dat de Reiger (eigendom Natuurmonumenten) gesloopt zal worden en het bosje hieromheen gekapt wordt. Dit vergroot de openheid in het gebied dat bijdraagt aan de weidevogeldoelstelling.. 40 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

41 De aanleg van recreatieve paden in het gebied kan verstoring opleveren voor weidevogels. De aan te leggen paden doorkruisen het weidevogelgrasland niet. Waar de kreek in het noorden van het gebied wordt overgestoken door een fietspad, grenst het pad wel deels aan vochtig weidevogelgrasland. Momenteel zijn op dit deel van het gebied geen grote concentraties weidevogels aanwezig, dit verandert mogelijk in de toekomst wel. Aan de oostzijde van het gebied wordt grenzend aan vochtig weidevogelgrasland een tuinwal en een ruiterpad aangelegd. De effecten van de natuurinrichtingsmaatregelen op de geschiktheid van weidevogels in het in het gebied zijn echter vele malen groter dan de eventuele negatieve effecten, die door de recreatie vanaf recreatieve paden optreden Open duin: dit type is alleen aangegeven op de ambitiekaart en niet op de beheertypekaart. Nu bestaat dit gebied uit voornamelijk grasland. Door dit gebied komt de randsloot, fiets-, atb-, ruiteren wandelpad (struinpad) te liggen. Dit gebied ligt maar ca. 1 m hoger dan omliggend gebied (zie hoogtekaart in bijlage 5). Een deel van dit gebied is ook op de habitattypenkaart van Natura 2000 aangegeven als grijze duin. Dit habitattype omvat diverse soorten duingrasland. Grijze duin is zeer gevoelig voor vernatting. In delen die zijn aangegeven als grijze duin in het Natura 2000-beheerplan en als open duin in het natuurbeheerplan van de provincie zal peilverhoging plaatsvinden (vooral in het zuidelijk deel van het gebied dat is aangegeven als open duin). Het peil zal hier plaatselijk 5-10 cm, cm en cm hoger worden. De gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand is voor grijze duin optimaal bij een GVG > 40 cm maaiveld (voor leemarm, fijn zand met een matig dik humusdek). Volgens de huidige inrichtingstekeningen is de toekomstige gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand ter plaatse van de grijze duin, lager dan 40 cm (voor het grootste deel zelfs lager dan 80 cm). Hiermee kan worden geconcludeerd worden dat de peilopzet en het aanleggen van de randsloot geen negatieve effecten hebben op de mogelijkheden tot het ontwikkelen van vegetaties behorende bij open duin. Het is zelfs zo dat lokaal in de zone direct naast de toekomstige randsloot iets droger wordt omdat in de randsloot een lager peil wordt gehanteerd dan nu het geval is Droog schraalgrasland: Het gebied dat op de beheertypen- en ambitiekaart van het Natuurbeheerplan is weergegeven als droog schraalgrasland, staat op de habitattypenkaart van Natura 2000 aangegeven als grijze duinen. Hier zijn vegetatietypen aangetroffen die zijn opgenomen in de profielschets van dit Habitattype. In dit gebied worden geen inrichtingsmaatregelen genomen. Daarnaast heeft de verhoging van de grondwaterstand in dit gebied geen effect, omdat dit gebied hoger gelegen is, waardoor de grondwaterstand in de nieuwe situatie ook ruim onder het maaiveld blijft. De wezenlijke kenmerken en waarden van dit beheertype blijven daarmee behouden. N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 41

42 7.3 Toetsing aan agrarische beheertypen In het natuurbeheerplan van provincie Noord-Holland zijn ook agrarische beheertypen vastgelegd. In Waal en Burg gaat het om weidevogelgrasland en botanisch waardevol grasland. Op onderstaande afbeelding (figuur 14) worden deze agrarische beheertypen weergegeven. Figuur 14: ligging agrarische beheertypen. Groene arcering: weidevogelgrasland, gele arcering: botanisch waardevol grasland Weidevogelgrasland: voor zeer kritische weidevogelsoorten zoals de kemphaan is de optimale voorjaarsgrondwaterstand 0-20 cm mv. Voor soorten als grutto, kievit, tureluur en scholekster is dit 20 cm- 40 cm mv. In de loop van het voorjaar mag de grondwaterstand niet lager worden dan cm mv. Door de peilopzet worden deze hoge grondwaterstanden in meer gebieden gehaald. De gemiddelde voorjaars-, winter- en zomergrondwaterstand blijft wel onder maaiveld, wat gunstig is voor weidevogels. In enkele gebieden wordt de gewenste grondwaterstand nog niet gehaald, ook in gebieden die juist zijn aangewezen voor weidevogels op de ambitiekaart aan de oostzijde van het gebied, maar de situatie wordt wel gunstiger. In het grootste deel van het weidevogelgebied wordt het gewenste peil wel behaald. In de overige gebieden wordt geprobeerd door middel van stuwen het peil zo hoog mogelijk te houden, zodat de meest gunstige omstandigheden voor weidevogels ontstaan. Botanisch waardevol grasland: De peilopzet en de aanleg van de greppels is gunstig voor de ontwikkeling van botanisch waardevol grasland. Een hogere grondwaterstand is onder andere gunstig voor diverse soorten orchideeën, die in het gebied voorkomen (harlekijn, brede orchis, rietorchis). 42 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

43 8 WEIDEVOGELGEBIED 8.1 Beschermingskader Het agrarische landschap van Texel is vrijwel geheel als weidevogelleefgebied aangewezen. Ook het gebied Waal en Burg is aangewezen als weidevogelgebied (zie figuur 15). In de provinciale ruimtelijke verordening van Noord Holland (2014) staat dat weidevogelleefgebieden moeten worden beschermd via het bestemmingsplan. Figuur 15: Weidevogelleefgebieden (gekleurde vlakken) Bron: Viewer natuurbeheerplan provincie Noord Holland 8.2 Toetsing aan weidevogelleefgebieden Ten aanzien van weidevogels geldt dat vernatting van het gebied Waal en Burg gewenst is. De vochttoestand van de bovenste bodemlaag is namelijk belangrijk voor de dichtheid aan regenwormen en de bereikbaarheid van regenwormen, als stapelvoedsel voor weidevogels (zoals grutto, kievit, scholekster). Dit is weer afhankelijk van de grondwaterstand. De natuurontwikkeling maakt een hogere grondwaterstand mogelijk, wat gunstig is voor weidevogels. Goede weidevogelgraslanden worden verder gekenmerkt door een open karakter. Het slopen van de Reiger (beheerlocatie Natuurmonumenten) en het kappen van omliggend bosje, ligt in lijn met de weidevogeldoelstelling. In het recente verleden zijn meerdere boerderijen met erfbeplantingen uit het gebied verwijdert. Dwars door het aangewezen weidevogelleefgebied loopt de weg de Staart. Deze bestaande weg wordt afgewaardeerd van een 80 km/u weg naar een 60 km/u weg (plaatselijk 30 km/u). Dit zorgt voor minder geluidsverstoring en minder aanrijdrisico. Wel worden door het gebied Waal en Burg enkele recreatieve paden aangelegd. De routestructuur is in overleg met de beheerder van het gebied bepaald en is afgestemd op de resultaten van de broedvogelinventarisatie die in 2013 is N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 43

44 uitgevoerd (Marc Plomp, i.o.v. Natuurmonumenten). De routestructuren concentreren zich in gebieden die minder waardevol zijn voor weidevogels. De bovengenoemde natuurinrichtingsmaatregelen zijn echter vele malen groter dan de negatieve effecten als gevolg van de aanleg van enkele recreatieve paden door het gebied. Een kaart met de recreatieve paden is opgenomen in de bijlage (bijlage 6) 8.3 Weidevogelkerngebieden Vanaf 2016 gaat de provincie Noord-Holland werken met weidevogelkerngebieden. In figuur 16 is de voorlopige begrenzing van het nieuwe beleid voor polder Waal en Burg weergegeven. Delen van polder Waal en Burg worden aangemerkt als weidevogelkerngebied (geel gearceerd). De overige delen van de polder blijven van belang als weidevogelleefgebied. Zoals al in paragraaf 8.2 is aangegeven dragen de inrichtingsmaatregelen bij aan het verhogen van de kwaliteiten van het gebied voor weidevogels. Figuur 16: Weidekerngebieden 2016 Kerngebieden (geel gearceerd), weidevogelleefgebieden (groen) scholeksterleefgebieden (paars) Bron: Viewer natuurbeheerplan provincie Noord Holland 44 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

45 9 STILTEGEBIEDEN Een deel van het plangebied is aangewezen als Stiltegebied. Het maakt deel uit van het Stiltegebied Texel-Oost. In de Provinciale Milieuverordening Noord-Holland uit 2013 zijn voorwaarden opgenomen, waaraan voldaan moet worden in deze stiltegebieden. Voor de werkzaamheden in het plangebied Waal en Burg is artikel (verboden activiteiten in een stiltegebied) van belang. Hierin is onder punt 3b opgenomen dat het in een stiltegebied verboden is om met een motorrijtuig te rijden buiten de openbare weg of andere voor bestemmingsverkeer openstaande wegen of terreinen. In artikel (vrijstellingen) is opgenomen dat de verboden, gesteld in artikel 4.3.1, niet gelden voor een activiteit die rechtstreeks verband houdt met de uitoefening van normale werkzaamheden in het kader van land-, tuin- of bosbouw of beroepsmatige visserij. Dit betekent dat activiteiten in het gebied ten aanzien van het beheer wel zijn toegestaan, maar dat verkeersbewegingen in het gebied tijdens de inrichting van het gebied niet zijn toegestaan. Hiervoor moet een vergunning worden aangevraagd bij de provincie Noord-Holland. N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 45

46 46 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

47 10 CONCLUSIES 10.1 Natura2000-gebied Duinen en Lage land Texel De Habitattypen en soorten van Natura2000-gebied Duinen en Lage land Texel zijn gevoelig voor een beperkt aantal verstoringsfactoren. Echter, voor géén van de aangewezen instandhoudingsdoelen treedt een significant effect op door uitvoering van voorgenomen werkzaamheden. Een groot deel van de uit te voeren werkzaamheden / maatregelen is zelfs opgenomen in het concept beheerplan voor het Natura 2000 gebied ten bate van de ontwikkeling van de beoogde natuurdoelen. Onderstaand worden de conclusies per verstoringsfactor benoemd. oppervlakteverlies Door de werkzaamheden treedt geen areaalverlies aan de aanwezige habitattypen op. Voor de noordse woelmuis geldt dat eventueel areaal verlies wordt te niet gedaan door de realisatie van een groter oppervlakte geschikt leefgebied voor de noordse woelmuis door de ontwikkeling van een groter areaal vochtige graslanden. verstoring Verstoring tijdens de aanlegfase wordt voorkomen door tijdens de werkzaamheden een aantal voorzorgsmaatregelen te nemen. Na de aanleg treedt vooral verstoring op als gevolg van verkeer en recreatief gebruik van het gebied. Door het afwaarderen van de Staart voor autoverkeer, het afsluiten van wandelpaden en wegen in kwetsbare gebieden en de zonering van de toekomstige recreatieve inrichting waarbij de kwetsbare gebieden worden ontzien, treden geen significante negatieve effecten voor het Natura2000-gebied op. verzoeting In de nieuwe situatie wordt het waterpeil verhoogd. Deze verhoging heeft niet alleen effect op de grondwaterstand, maar verandert ook de kwelinvloeden in het gebied. In de huidige situatie is zowel in de zomer als in de winter in vrijwel het hele gebied sprake van zoute kwel. Als gevolg van de peilopzet in de nieuwe situatie word de kwel voor een groot deel weggedrukt als gevolg van deze peilopzet. Door het afnemen van de kwel in de polder Waal en Burg kan plaatselijk verzoeting van het grondwater optreden. Voor bijna alle aanwezige habitattypen is dit gunstig omdat de abiotische randvoorwaarden (bijlage 2) van deze typen aan de zoete kant liggen. Alleen voor het type Schorren en zilte graslanden (binnendijks) kan de verzoeting negatieve gevolgen hebben. Hierdoor kan de zilte vegetatie op de huidige locaties verdwijnen. Door het herprofileren van de kreek ontstaan echter meer overgangen van zoet naar zout, waardoor hier nieuwe zilte vegetaties tot ontwikkeling kunnen komen. Daarnaast neemt in het deel ten zuiden van de Staart de kwel op jaarbasis juist toe, zodat hier op grotere schaal zilte vegetaties tot ontwikkeling kunnen komen. De locaties waar zilte graslanden kunnen ontstaan is vele male groter dan de bestaande locaties met zilte vegetaties, waardoor dit geen significante negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000-gebied Vernatting In de nieuwe situatie wordt het waterpeil verhoogd Hierdoor zal grondwaterstand in de zomer toenemen met cm in het centrale deel tot 5-10 cm aan de buitenranden en in de winter van cm ten noorden van de Staart tot 5-10cm in andere delen. Ondanks verhoging van het peil blijft door de bestaande hoogteverschillen in het noordelijke deel van het Natura2000-gebied, in de omgeving van de Hertenkamp, droge omstandigheden aanwezig, waar droog schraalland N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 47

48 behorende tot het habitattype Grijze duinen tot ontwikkeling kunnen komen. Hier is nu al dit habitattype aanwezig en dit zal bij een juist beheer kunnen uitbreiden. Hier is ook het type duinbossen aanwezig, die zich bij deze grondwaterstanden uitstekend kunnen handhaven. De Grijze duinen kunnen mogelijk op deze locaties verdwijnen, omdat hier de grondwaterstand aanzienlijk hoger wordt. Rond de Hertenkamp ontstaan juist goede uitgangssituaties voor Grijze Duin. Deze plek is geschikt voor dit type en bij een toegespitst beheer kan dit type hier tot ontwikkeling komen. Door de geleidelijke wijzigingen in het peil treedt een geleidelijke verschuiving van het habitattype Grijs Duin op. Op enkele locaties wordt het mogelijk te nat, waardoor dit type verdwijnt, terwijl andere locaties dit type verschijnt of wordt hersteld. n de locaties waar, blijft dit type in het gebied aanwezig. Doordat in het gebied een natuurlijke hydrologie wordt toegepast, zal het areaal heischrale grasladen in combinatie met botanisch waardevolle harlekijngraslanden verbeteren. Daarnaast zullen verschuivingen van zilte graslanden optreden. In totaal komt er een palet van al deze types die door de verschil in hoogte en de gevoerde waterpeilen in de compartimenten een mozaïek gaan vormen die de totale natuurkwaliteit in het gebied ten goede komt. Door ontwikkelings- en herstelbeheer worden deze vegetaties ook duurzaam in stand gehouden en ontwikkeld. De noordse woelmuis is gevoelig voor vernatting, maar hij is wel bestand tegen hoge grondwaterstanden. Het opzetten van het peil leidt niet tot inundatie van het gebied, met uitzondering van extreme situaties, die ook in de huidige situatie optreden. Het gewijzigd peil leidt verder tot een variatie in de grondwaterstand, waardoor voor deze soort geschikt leefgebied aanwezig blijft en geen significante negatieve effecten optreden. cumulatieve effecten Het wijzigen van het peil en het herinrichten van de polder Waal en Burg leiden niet tot significant negatieve effecten. Op Texel worden in het kader van de inrichting van de EHS nog een aantal gebieden ingericht (De Bol, Dorpzicht en Haneplas). Hierdoor nemen de natuurwaarden op het eiland verder toe. Verder zijn geen grote projecten bekend, die van invloed kunnen zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000-gebied Duinen en Lage land van Texel. Externe effecten De voorgenomen ontwikkeling van polder Waal en Burg heeft geen externe effecten op de nabijgelegen Natura2000-gebieden. Mogelijk vindt uitbreiding van het broedgebied van de doelsoort bontbekplevier plaats doordat de polder meer geschikt wordt voor weidevogels Beschermd Natuurmonument Het Waal en Burgerdijkje is aangewezen als Beschermd Natuurmonument Oude Dijk Waal en Burg. Deze dijk is niet opgenomen binnen het Natura2000-gebied Duinen en Lage Land Texel, waardoor het de status als Beschermd Natuurmonument heeft behouden. De inrichtingsmaatregelen zijn niet van invloed op de natuurwaarden die dit gebied heeft. De gradiënten nat-droog en zoet-zout blijven behouden. Het plaatsen van de trap op de dijk om de polder Waal en Burg te kunnen bereiken, heeft slechts een zeer lokale invloed op rustende trekvogels, die van de dijk gebruik maken. De effecten op het Beschermd Natuurmonument zijn daarmee te verwaarlozen. 48 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

49 10.3 Ecologische Hoofdstructuur Het opzetten van het peil leidt tot een verhoging van de grondwaterstand. Deze vernatting is gunstig voor de ontwikkeling van de vochtige en natte natuurtypen die voor dit gebied zijn vastgesteld. Daarnaast leidt de vernatting tot een verhoging van het voedselaanbod voor weidevogels in het gebied, waardoor de kwaliteit van de percelen, die als weidevogelgrasland zijn aangewezen, toeneemt en een beter leefgebied voor weidevogels ontstaat. Het verhogen van de grondwaterstand leidt lokaal tot een afname van de zoute kwel in het gebied. Op de percelen waar het natuurtype zilte graslanden in toegekend, neemt de kwel op licht toe, maar hierdoor is op grote delen nog steeds sprake van geen tot minimale kwel. In de praktijk zijn hier reeds vegetaties aanwezig, die behoren bij een brak milieu Door de lichte toename van de kwel blijft de invloed van zout naar verwachting behouden en kunnen zilte vegetaties behouden blijven en zelfs uitbreiden. Echter de locaties van deze vegetaties zullen mogelijk wel wijzigen doordat de zoet zout gradiënt door de peilopzet waarschijnlijk verandert. In de hogere delen van de polder Waal en Burg blijft de grondwaterstand voldoende diep, dat droge graslanden en droge duinen tot ontwikkeling kunnen komen Weidevogelleefgebieden Het gehele plangebied is aangewezen als weidevogelgebied. Ook bij de herziening van het provinciale beleid in 2016 blijft dit gebied van belang voor de weidevogels. De voorgenomen maatregelen, in het bijzonder het opzetten van het peil, draagt bij aan de kwaliteit van het gebied voor weidevogels. Een hogere grondwaterstand verhoogt de vochttoestand van de bovenste bodemlaag. Deze is namelijk belangrijk voor de dichtheid aan regenwormen en de bereikbaarheid van regenwormen als voedsel voor weidevogels als grutto, kievit en scholekster Stiltegebieden Een deel van het plangebied is gelegen binnen het Stiltegebied Texel-Oost. In dit gebied is het verboden met motorvoertuigen te rijden buiten de openbare weg, tenzij het normale werkzaamheden in het kader van de landbouw betreft. Voor de herinirchting van het gebied moet daarom een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Provinciale Milieuverordening van Noord- Holland. N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 49

50 LITERATUUR BTL Advies (2014). Activiteitenplan Waal en Burg, Texel. nl.wikipedia.org Slingerland, P., Esslaar, J., Van der Goes en Groot. Texel, vegetatiekartering in Alkmaar. Van Straaten, M. (2012). De noordse woelmuis in de Hanenplas op Texel G&G rapport N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

51 BIJLAGE 1 TOELICHTING HABITATTYPEN Tabellen afkomsting van Habitattypen, landelijke staat, doelstellingen en kernopgaven Duinen en lage land Texel. Bron: =doelstelling N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 51

52 Habitatsoorten en broedvogelsoorten, landelijke staat, doelstellingen en kernopgaven Duinen en lage land Texel. Bron: n2k2&topic=doelstelling 52 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

53 Legenda bij habitattypen, habitatsoorten en broedvogelsoorten Duinen en lage land Texel. Bron: N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 53

54 54 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

55 BIJLAGE 2 ABIOTISCHE RANDVOORWAARDEN Grijze duinen H2130 het habitattype betreft de min of meer droge graslanden van het duingebied (en vergelijkbare plaatsen in aangrenzende delen van het kustgebied). Het gaat hierbij om soortenrijke begroeiingen met dominantie van laagblijvende grassen, kruiden, mossen en/of korstmossen. Vermengd met deze begroeiingen kunnen kruidenrijke zoombegroeiingen graslanden met dominantie van de dwergstruik Duinroos (Rosa pimpinellifolia) voorkomen. Grijze duinen ontstaan achter de zeereep op plekken waar de door de wind veroorzaakt dynamiek voldoende laag is voor het ontstaan van gesloten begroeiingen met kruiden en mossen. Door de bodemvorming ontstaat een zogenoemde C-horizont met een grijze kleur, vandaar de naam van het habitattype. Dynamiek in de vorm van lichte overstuiving, hellingprocessen (dynamiek door neerslag) en begrazing door konijnen zorgt van nature voor de instandhouding van het type. Vanwege de positieve invloed van verstuiving, worden ook stuifplekken binnen graslandcomplexen tot het habitattype gerekend. De hoge soortenrijkdom is voor een belangrijk deel karakteristiek voor de grazige vegetaties zelf, maar een deel van de soorten is juist (mede) afhankelijk van onbegroeide delen (Blauwvleugelsprinkhaan), konijnenholen (Tapuit) of bloemrijke zomen (Duin- en Groteparelmoervlinder). Het ontstaan van duingraslanden is weliswaar een natuurlijk proces, maar de uitgestrektheid van de graslanden in de Nederlandse duinen is waarschijnlijk mede veroorzaakt door menselijke activiteiten (met name beweiding, maar ook grondwateronttrekking). De ecologische variatie van het habitattype is groot, wat samenhangt met onder andere het kalkgehalte (in de toplaag van de bodem) en de dikte van de humuslaag. Op grond hiervan worden drie subtypen onderscheiden (A: kalkrijk, B: kalkarm en C: heischraal). De overgangen tussen de subtypen zijn echter gradueel. De begroeiingen van subtype C wisselen doorgaans af met begroeiingen van subtype A of B. Ze vormen daarbij complexen of een opeenvolging van zones. Overigens komen de duingraslanden als geheel vaak voor in samenhang met helmduinen, natte duinvalleien en struwelen. Omdat in de Hanenplas alleen het subtype B (kalkarm) voorkomt wordt enkel dit type hieronder beschreven. Grijze duinen (kalkarm) H2130B Duingraslanden van bodems die van nature kalkarm zijn of waarvan de toplaag ontkalkt is. Vooral in dit subtype kunnen korstmossen een opvallende plaats innemen. Bij verdergaande verzuring in de kalkarme duinen ( Waddendistrict, ten noorden van Bergen aan Zee) en in de diep ontkalkte oude, van nature kalkrijke, duinen ( Rhenodunale district ) ontstaan droge duinheides (H2140B en H2150). N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 55

56 Abiotische randvoorwaarden Dit subtype komt voor op kalkarm duinzand, en op kalkrijk duinzand dat in de eerste paar decimeters zo ver is ontkalkt dat zwak tot matig zure omstandigheden zijn ontstaan (ph-h2o < 6,5). Grijze duinen (heischraal) H2130C Duingraslanden op bodems die humeuzer en vochtiger zijn dan die van subtypen A en B. Vaak gaat het om smalle overgangen van die droge graslanden naar natte duinvalleivegetaties (H2190) of vochtige tot natte heischrale graslanden (H6230). ( attype_2130.pdf) Abiotische randvoorwaarden Duinbossen H2180 het habitattype betreft natuurlijke of half-natuurlijke loofbossen in de kustduinen, met sterk uiteenlopende kenmerken. Vaak is de zomereik (Quercus robur) de dominante boomsoort, maar met name in duinvalleien en in de meest landinwaarts gelegen gedeelten spelen (ook) andere boomsoorten een belangrijke rol. De kruidlaag kan zeer soortenrijk zijn. Een nogal afwijkende samenstelling daarvan (met verwilderde bol- en knolgewassen) is te vinden in de zogenoemde stinzenbossen, die veelal hun bestaan danken aan de vestiging van landgoederen. De meeste van de samenstellende vegetaties komen ook (of zelfs vooral) buiten de duinen voor. Het aantal werkelijk kenmerkende soorten is dan ook gering. Doordat het grootste deel van het duingebied relatief jong is en tot het begin van de twintigste eeuw intensief werd begraasd, zijn er maar weinig oude bossen die een beeld geven van het type vegetatie dat bij ongestoorde ontwikkeling te verwachten is. De oudste bossen zijn te vinden op de strandwallen en aan de binnenduinrand. Deze bossen zijn echter sterk beïnvloed door gebruik als hakhout of zijn aangeplant als parkbos. In de middenduinen en de buitenduinen is spontane bosvorming vrijwel beperkt tot de duinvalleien, waar zich in eerste instantie vooral berkenbossen vormen. Op de hogere delen van de midden- en buitenduinen is de natuurlijke vegetatiesuccessie meestal nog niet verder gekomen dan hoge struwelen, en zijn de meeste bossen recent 56 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

57 aangeplant (met bijvoorbeeld grauwe abeel). Het is daarom lastig een goede karakterisering van (natuurlijke) duinbossen te geven. Bossen bestaande uit naaldbomen en/of exoten, worden niet tot het habitattype gerekend. Deze bossen hebben in sommige gevallen wel potentie voor omvorming naar het habitattype. Vanwege de zeer grote verschillen in standplaats en daarmee samenhangende soortensamenstelling, worden drie subtypen onderscheiden (droog, vochting en binnenduinrand). Omdat in de Hanenplas alleen het subtype B (vochtig) voorkomt wordt enkel dit type hieronder beschreven. Duinbossen (droog) H2180A Tot dit subtype behoren de bossen op de meest voedselarme en droge standplaatsen. Het gaat met name om Berken-Eikenbossen en bossen met beuk. Ze komen vooral voor in de oude duinen, op de hogere delen van de strandwallen en op de meest diep ontkalkte delen in de binnenduinrand van de jonge duinen. Het zijn de oudste bossen in het duingebied, deels met een verleden als hakhoutbos. Ze zijn meestal relatief zuur en hebben dan een slechte strooiselvertering. De soortenrijkste vegetaties zijn te vinden op de strandwallen, met hun iets lemiger zandgronden. In het jongere midden- en buitenduin is de vegetatie-ontwikkeling meestal niet zo ver voortgeschreden dat zich al droge duinbossen hebben ontwikkeld. Daarbij komt dat de mogelijkheden voor bosontwikkeling hier sterk geremd worden door de invloed van zeewind en inwaai van zand en zout. De meeste droge duinbossen zijn hier aangeplant en worden niet zelden aan de loefzijde geleidelijk weer door de wind opgerold. Een uitzondering is de droge vorm van het Meidoorn-Berkenbos in beschutte valleien. Dit bostype is veel basenrijker dan de eiken- en de beukenbossen3 Duinbossen (binnenduinrand) H2180C De tot dit subtype behorende bossen zijn over het algemeen sterk door de mens beïnvloede (park)bossen die overwegend voorkomen op wat jongere, kalkhoudende bodems. Ze zijn vaak onderdeel van landgoederen die in de 18e eeuw aan de binnenduinrand werden aangelegd op afgegraven duingronden. Door vergraving zijn hier diepere, nog niet ontkalkte zanden weer aan de oppervlakte gekomen. Op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden zijn binnenduinrandbossen vaak aangelegd op overstoven kleigronden. Daarbij heeft het historisch beheer van deze bossen, waarbij o.a. werd bemest, bekalkt en gewoeld, de bodems sterk beïnvloed en de buffercapaciteit vergroot. De grondwaterstanden zijn hier te diep voor de vestiging van natte soorten, maar vaak wel zo ondiep dat capillaire opstijging vanuit het grondwater zorgt voor een iets betere vochtvoorziening en zuurbufering. De standplaatscondities (goed gedraineerde, iets vochthoudende, basenrijke, rulle en humeuze bodems in combinatie met een open bosstructuur die zorgt voor voldoende licht) zijn zeer geschikt voor de groei van allerlei van oorsprong uitheemse bolgewassen die hier in het verleden op grote schaal zijn aangeplant en nu deel uitmaken van de zogenaamde stinzenflora. In tegenstelling tot wat de naam van het subtype kan suggereren, worden niet alle bossen van de binnenduinen tot dit subtype gerekend: het betreft alleen de bossen op matig voedselrijke, vochtige bodems. Op andere standplaatsen komen ook subtype A (droger, voedselarmer) en in veel mindere mate B (natter, voedselrijker) voor. ( attype_2180.pdf) N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 57

58 Schorren en zilte graslanden H1330 in Nederland betreft dit habitattype schorren of kwelders en andere zilte graslanden in het kustgebied. Het begrip kustgebied moet hier breed worden opgevat: het habitattype komt voor in zowel buitendijkse als binnendijkse gebieden (wat tot uitdrukking komt in het onderscheiden van subtypen). Ook het begrip 'grasland'dekt de lading slechts ten dele: een deel van de begroeiingen bestaat uit russen en biezen, kruiden (zoals Lamsoor of Zeealsem) en - in brakke zones - Riet. Voor de biodiversiteit zijn meerdere aspecten van belang. De verschillende plantengemeenschappen en (dier)soorten reageren op een bepaalde hoogteligging, de daaraan (deels) gerelateerde vochthuishouding, de grondsoort (van zandig tot kleïg), zoutgehalte (brak tot zout), leeftijd (succesiestadium) en mate van begrazing. Het is dan ook gewenst allerlei vormen en successiestadia te behouden, wat onder andere noodzakelijk is voor het behoud van het grote aantal typische soorten (maar ook voor veel soorten die daarvoor niet geselecteerd zijn, bijvoorbeeld de talrijke ongewervelde diersoorten die sterk afhankelijk zijn van met name de lage en jonge kwelders). Schorren en zilte graslanden (binnendijks) H1330B Dit subtype betreft de binnendijkse vorm van het habitattype. Het omvat graslanden die een marien verleden hebben en sindsdien zilt blijven door toestroom van brak of zout grondwater. Deze zilte graslanden komen zeer lokaal voor in het Laagveengebied (brakwatervenen), maar vooral in het Zeekleigebied (langs kreken en in inlagen) en de Afgesloten Zeearmen (voormalige kwelders en schorren). De soortensamenstelling kan sterk overeenkomen met die van subtype A, met name in inlagen of recent bedijkte gebieden; de brakwatervenen omvatten slechts een gering deel van de ecologische variatie. ( attype_1330.pdf) Abiotische randvoorwaarden 58 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

59 BIJLAGE 3 STORINGSFACTOREN 1 Oppervlakteverlies Kenmerk: afname beschikbaar oppervlak leefgebied soorten en/of habitattypen. Interactie andere factoren: verlies van oppervlakte leidt tot verkleining en in sommige gevallen ook tot versnippering van het leefgebied (zie aldaar). Een kleiner gebied heeft bovendien meer te leiden van randinvloeden: vaak is de kwaliteit van het leefmilieu aan de rand minder goed dan in het centrum van het gebied. Op deze manier leidt verlies oppervlakte mogelijk ook tot een grotere gevoeligheid voor bijvoorbeeld verdroging, verzuring of vermesting. Werking: door afname van het beschikbare oppervlak neemt ook het aantal individuen van een soort af. Om duurzaam te kunnen voortbestaan moet elke soort uit een minimum aantal individuen bestaan; bij diersoorten wordt meestal van een minimum aantal paartjes (reproductieve eenheden) gesproken. Wanneer een populatie te klein wordt neemt de kans op uitsterven toe, zeker als deze populatie geen onderdeel uitmaakt van een samenhangend netwerk van leefgebieden. Bij een populatie die uit te weinig individuen bestaat, neemt ook de kans op inteelt toe en dus de genetische variatie af. Hierdoor wordt een populatie kwetsbaar voor veranderingen tengevolge van bijvoorbeeld predatie, extreme seizoensinvloeden of ziekten. Ook habitattypen kennen een ondergrens voor een duurzame oppervlakte. ( n2k2&topic=gevoeligheid) 5 Verzoeting Kenmerk: Verzoeting treedt op als het chloridegehalte in het water afneemt, en niet meer geschikt is voor de beoogde zoute of brakke natuurtypen. Interactie andere factoren: verzoeting treedt meestal op tengevolge van vernatting of, zoals in het Delta-gebied, door het afsluiten van zee-armen. In (voormalig) brakke of zoute wateren leidt verzoeting tot vermesting. Gevolg: Het steeds zoeter worden van bijv. het Oostvoornse meer heeft gevolgen voor de flora en fauna in het meer. Bepaalde soorten zullen verdwijnen terwijl nieuwe soorten zich zullen vestigen. Door de verzoeting zal de brakwatervegetatie verdwijnen. Dit heeft tot gevolg dat door het afsterven van algen en wieren een verslechtering van de waterkwaliteit kan optreden. Verder kan door verzoeting de gevoeligheid voor eutrofiëring sterk toenemen. Naast verandering van vegetatie zal bij een verdere verzoeting ook de macrofauna- en visstandsamenstelling veranderen. ( n2k2&topic=gevoeligheid) 6 Verzilting Kenmerk: Verzilting betreft de ophoping van oplosbare zouten (kalium, natrium, magnesium, calcium) in bodems en wateren. In wateren komt verzilting over het gehele spectrum tussen zoet (<200 mg Cl/l) en zeer zout (> mg Cl/l) voor en is dus niet beperkt tot zoet en brak water. Interactie andere factoren: Verzilting van bodems treedt vaak op tengevolge van verdroging. Gevolg: Als gevolg van verzilting verandert de zoet-zout gradiënt en dit heeft gevolgen voor N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 59

60 de grondwaterkwaliteit en dus de bodemvruchtbaarheid. Dit werk weer door in randvoorwaarden voor aanwezige plant- en diersoorten en leidt uiteindelijk tot een verandering in de soortensamenstelling. 9 Vernatting Kenmerk: Vernatting manifesteert zich in hogere grondwaterstanden en/of toenemende kwel veroorzaakt door menselijk handelen. Interactie andere factoren: vernatting kan leiden tot verzoeting en verandering van de waterkwaliteit, bijvoorbeeld als gevolg van inlaat van gebiedsvreemd water. Gevolg: Vernatting is een storende factor voor vegetatietypen en soorten die van nature onder drogere omstandigheden voorkomen. Vernatting grijpt in op de bodem- of watercondities. Bij verdergaande vernatting kan een gebied ongeschikt worden voor planten en dieren en zo leiden tot een verandering in de soortensamenstelling en uiteindelijk het habitattype. ( n2k2&topic=gevoeligheid) 13 Verstoring door geluid Kenmerk: verstoring door onnatuurlijke geluidsbronnen; permanent zoals geluid wegverkeer danwel tijdelijk zoals geluidsbelasting bij evenementen. Geluid is een hoorbare trilling, gekenmerkt door geluidsdruk en frequentie. Interactie andere factoren: Treedt vaak samen met visuele verstoring op door bijv. vliegen autoverkeer, manifestaties etc. Gevolg: Logischerwijs zijn alleen diersoorten gevoelig voor direct effecten van geluid. Geluid sec is een belangrijke factor in de verstoring van fauna. De verstoring door geluid wordt beïnvloed door het achtergrondgeluid en de duur, frequentie en sterkte van de geluidsbron zelf. Geluidsbelasting kan leiden tot stress en/of vluchtgedrag van individuen. Dit kan vervolgens weer leiden tot het verlaten van het leefgebied of bijvoorbeeld een afname van het reproductieproces. In bepaalde gevallen kan ook gewenning optreden, in het bijzonder bij continu geluid. Voor zeezoogdieren en vogels is in bepaalde gevallen deze dosis-effect relatie goed gekwantificeerd. ( n2k2&topic=gevoeligheid) 15 Verstoring door trilling Kenmerk: Er is sprake van trillingen in bodem en water als dergelijke trillingen door menselijke activiteiten veroorzaakt worden, zoals bij boren, heien, draaien van rotorbladen etc. Interactie andere factoren: kan vooral samen optreden met verstoring door geluid Gevolg: Trilling kan leiden tot verstoring van het natuurlijke gedrag van soorten. Individuen kunnen tijdelijk of permanent verdreven worden uit hun leefgebied. Over het daadwerkelijke effect van trilling is nog zeer weinig bekend. Naar het effect op zeezoogdieren is wel onderzoek verricht. ( n2k2&topic=gevoeligheid) 60 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

61 16 Optische verstoring Kenmerk: optische verstoring betreft verstoring door de aanwezigheid en/of beweging van mensen dan wel voorwerpen die niet thuishoren in het natuurlijke systeem. Interactie andere factoren: treedt vaak samen op met verstoring door geluid (in geval van recreatie) of trilling en licht (in geval van voertuigen, schepen). Gevolg: optische verstoring leidt vooral tot vluchtgedrag van dieren. De soort reageert bijvoorbeeld op beweging omdat een potentiële vijand wordt verwacht. Andersom kan optische verstoring juist ook het uitzicht van soorten beperken waardoor zij potentiële vijanden niet zien naderen. De daadwerkelijke effecten zijn zeer soortspecifiek en hangen van de schuwheid van de soort en de mate waarin gewenning optreedt. Bovendien kunnen de effecten afhankelijk zijn van de periode van de levenscyclus van de soort: in de broedtijd zijn soorten over het algemeen schuwer en dus gevoeliger voor optische verstoring. ( n2k2&topic=gevoeligheid) 17 Verstoring door mechanische effecten Kenmerk: Onder mechanische effecten vallen verstoring door betreding, golfslag, luchtwervelingen etc. die optreden ten gevolge van menselijke activiteiten. De oorzaken en gevolgen zijn bij deze storende factor zeer divers. Interactie andere factoren: verstoring kan samenvallen met verstoring door geluid, licht en trilling. Gevolg: deze storende factor kan leiden tot een verandering van het habitattype en/of verstoring of het doden van fauna-individuen. Bij habitattypen treedt de verstoring/verandering vaak op ten gevolge van recreatie of bijvoorbeeld militaire activiteiten. Het effect is zeer afhankelijk van de kwetsbaarheid (gevoeligheid) van het habitattype. Waterrecreatie en scheepvaart leiden tot golfslag, hetgeen effect kan hebben op de oeverbegroeiing en waterfauna. Luchtwervelingen van bijvoorbeeld windmolens kunnen leiden tot vogelsterfte. ( n2k2&topic=gevoeligheid) N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 61

62 62 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

63 BIJLAGE 4 BEHEER- EN AMBITIETYPEN Beheertypenkaart Legenda 1: Vochtig hooiland; 2: Moeras; 3: Vochtig weidevogelgrasland; 4: Brak water; 5: Kruiden- en faunarijk grasland; 6: Droog schraalgrasland; 7: Zilt- en overstromingsgrasland; 8: Bloemdijk; 9: Haagbeuken- en essenbos N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 63

64

65 BIJLAGE 5 HOOGTEKAART N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 65

66 66 N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L

67 BIJLAGE 6 RECREATIEVE PADEN N A T U U R T O E T S W A A L E N B U R G, T E X E L 67

Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg

Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg Nut en noodzaak fosfaatonderzoek natuurinrichting WaalenBurg HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS & COASTS Aan : Provincie Noord-Holland Van : Joost Rink en Tom van den Broek Datum : 9 januari 2015

Nadere informatie

Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura 2000- gebieden

Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura 2000- gebieden Bijlage C. Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura 2000- gebieden Waddenzee Habitat H1110A H1140A Permanent overstroomde zandbanken (getijdengebied) Slik- en zandplaten, (getijdengebied) Behoud oppervlakte

Nadere informatie

Programma publieke avond 26 januari 2012

Programma publieke avond 26 januari 2012 Informatie avond Beheerplan Natura2000 Ameland 26 januari 2012 1.Piet op t Hof 2.Sies Krap DLG Natura 2000 26 januari 2012 Programma publieke avond 26 januari 2012 1. Opening,Piet Dijkstra (DLG) 2. Presentatie

Nadere informatie

Hoofdzaken. Beheerplan Natura 2000 Schiermonnikoog. Informatiebijeenkomst juni 2014. (handout)

Hoofdzaken. Beheerplan Natura 2000 Schiermonnikoog. Informatiebijeenkomst juni 2014. (handout) Hoofdzaken Beheerplan Natura 2000 Schiermonnikoog Informatiebijeenkomst juni 2014 (handout) Informatieavond Natura 2000 Schiermonnikoog Beheerplan Natura 2000 Schiermonnikoog 3 juni 2014 Programma van

Nadere informatie

Notitie. 1 Aanleiding

Notitie. 1 Aanleiding Aan Bart van Eck Onderwerp Advies over natuurwetgeving bij de inrichtingsplannen voor de waterberging de Ronde Hoep 1 Aanleiding De polder de Ronde Hoep is aangewezen voor calamiteitenberging in de deelstroomgebiedsvisie

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL3004002 + NL4000056 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00534727 ODH-2018-00167728 1 ^ JAN. 2019 Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070)21 899 02 E vergunningen@odh.nl I

Nadere informatie

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Watertoets Definitief Provincie Noord Holland Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 11 december 2009 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 2 Inrichting watersysteem...

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Betreft Actualisatie locatieonderzoek natuurwaarden 1 Aanleiding In 2007 is door Grontmij het Locatieonderzoek natuurwaarden Projectlocatiegebied

Nadere informatie

Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water. Nora Koppert en Henk Kolkman Jasper Jansen Datum: 23 december 2016

Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water. Nora Koppert en Henk Kolkman Jasper Jansen Datum: 23 december 2016 Notitie / Memo Aan: Nora Koppert en Henk Kolkman Van: Jasper Jansen Datum: 23 december 2016 Kopie: Carola Hesp Ons kenmerk: WATBE9859N001D0.1 Classificatie: Projectgerelateerd HaskoningDHV Nederland B.V.

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 5 Duinen Ameland

Natura 2000 gebied 5 Duinen Ameland Natura 2000 gebied 5 Duinen Ameland (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003057 + NL9802001 Beschermd natuurmonument: - Beheerder:

Nadere informatie

De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus AA Ede. Geldermalsen, 28 oktober Geachte heer Van den Top,

De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus AA Ede. Geldermalsen, 28 oktober Geachte heer Van den Top, De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus 8029 6710 AA Ede Geldermalsen, 28 oktober 2015 betreft: project: referentie: behandeld door: bijlage(n): Toetsing herinrichting aan NNN en Natura-2000

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 116 Kop van Schouwen

Natura 2000 gebied 116 Kop van Schouwen Natura 2000 gebied 116 Kop van Schouwen (Zie leeswijzer) Kenschets 116_gebiedendocument_Kop van Schouwen_november 2006 Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn Site code: NL1000017 Beschermd

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 100 Voornes Duin

Natura 2000 gebied 100 Voornes Duin Natura 2000 gebied 100 Voornes Duin (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL9803077 + NL2002017 Beschermd natuurmonument: - Beheerder:

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 87 Noordhollands Duinreservaat

Natura 2000 gebied 87 Noordhollands Duinreservaat Natura 2000 gebied 87 Noordhollands Duinreservaat (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn Site code: NL9801080 Beschermd natuurmonument: Duinen bij Bergen BN Beheerder:

Nadere informatie

Berekening Situatie 1 Kenmerken Emissie Depositie natuurgebieden Depositie habitattypen

Berekening Situatie 1 Kenmerken Emissie Depositie natuurgebieden Depositie habitattypen Dit document bevat resultaten van een stikstofdepositieberekening met AERIUS Calculator. U kan dit document en voor de onderbouwing van depositie onder de drempelwaarde (0.05 mol/ha/j) in het kader van

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 85 Zwanenwater & Pettemerduinen

Natura 2000 gebied 85 Zwanenwater & Pettemerduinen Natura 2000 gebied 85 Zwanenwater & Pettemerduinen (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL3000016 + NL9910002 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

Memo. Aanleiding De Cie. m.e.r. heeft kritiek op de Passende Beoordeling voor de Structuurvisie Veere. Het gaat om het aspect stikstofdepositie.

Memo. Aanleiding De Cie. m.e.r. heeft kritiek op de Passende Beoordeling voor de Structuurvisie Veere. Het gaat om het aspect stikstofdepositie. Memo datum 15 mei 2012 aan Tim Artz Oranjewoud van Christel Schellingen Oranjewoud kopie project Passende beoordeling Structuurvisie Veere projectnummer 247734 betreft Resultaten berekeningen stikstofdepositie

Nadere informatie

Nieuwe bedrijfslocaties

Nieuwe bedrijfslocaties E c o l o g i s c h e i n v e n t a r i s a t i e Om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Midwolda-Nieuwlandseweg Arts/Rulo te toetsen, is een ecologische inventarisatie uitgevoerd. Tevens is gekeken

Nadere informatie

Uitbreiding en inrichting natuurgebied Waalenburg

Uitbreiding en inrichting natuurgebied Waalenburg maart 2015 INFORMATIEBLAD Natuurontwikkeling Waalenburg Uitbreiding en inrichting natuurgebied Waalenburg Waalenburg is een belangrijk weidevogelgebied op Texel. Dit natuurgebied wordt uitgebreid, ingericht

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Status: Site code: Beschermd natuurmonument: Beheerder: Provincie: Gemeente: Oppervlakte:

Nadere informatie

Quick scan ecologie Paviljoen Het Strandhuis

Quick scan ecologie Paviljoen Het Strandhuis Quick scan ecologie Paviljoen Het Strandhuis Quick scan ecologie Paviljoen Het Strandhuis Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag P.J.H. van der Linden Gemeente Beverwijk 09.112 december 2009

Nadere informatie

Eindrapport TOETSING NATUURONTWIKKELING TEN NOORDEN VAN DE N201 AAN HET PROVINCIAAL NATUURBELEID

Eindrapport TOETSING NATUURONTWIKKELING TEN NOORDEN VAN DE N201 AAN HET PROVINCIAAL NATUURBELEID Eindrapport TOETSING NATUURONTWIKKELING TEN NOORDEN VAN DE N201 AAN HET PROVINCIAAL NATUURBELEID Eindrapport TOETSING NATUURONTWIKKELING TEN NOORDEN VAN DE N201 AAN HET PROVINCIAAL NATUURBELEID rapport

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum : 8 oktober 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2010-005930- gemeente Harderwijk Activiteit : Uitbreiding

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 88 Kennemerland-Zuid

Natura 2000 gebied 88 Kennemerland-Zuid Natura 2000 gebied 88 Kennemerland-Zuid (Zie leeswijzer) Kenschets 088_gebiedendocument_Kennemerland-Zuid_november 2006 Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn Site code: NL1000012 Beschermd

Nadere informatie

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen.

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen. Beschrijving kwelderherstelmaatregelen 1 1.1 Inleiding Aan de noordkust van Groningen heeft Groningen Seaports, mede ten behoeve van RWE, circa 24 ha. kwelders aangekocht. Door aankoop van de kwelders

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003054 + NL9802058

Nadere informatie

Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63

Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63 Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63 Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63 Auteur P.J.H. van der Linden Opdrachtgever Projectnummer Ingen Buro Vijn 10.109 januari 2011 foto omslag het huidige

Nadere informatie

Natuurcompensatieplan aanleg gasontvangststation nabij Halfweg (gemeente Haarlemmerliede & Spaarnwoude)

Natuurcompensatieplan aanleg gasontvangststation nabij Halfweg (gemeente Haarlemmerliede & Spaarnwoude) 1 Natuurcompensatieplan aanleg gasontvangststation nabij Halfweg (gemeente Haarlemmerliede & Spaarnwoude) Opdrachtgever Stedin, Rotterdam Referentie Heijden, E. van der 2015. Natuurcompensatieplan aanleg

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 2 Duinen en Lage Land Texel

Natura 2000 gebied 2 Duinen en Lage Land Texel Natura 2000 gebied 2 Duinen en Lage Land Texel (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003060 + NL9802001 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

BIJLAGE 4 Voortoets fietspaden, aanvulling op Natuurtoets, september 2009

BIJLAGE 4 Voortoets fietspaden, aanvulling op Natuurtoets, september 2009 BIJLAGE 4 Voortoets fietspaden, aanvulling op Natuurtoets, september 2009 Gemeente Stn..j i Gemeente Ermelo De heer E. Huizing Postbus 500 3850 AM ERMELO Subject Doe nr 1 1 SEP 2009 ^ o3 iss Ruimte & Mobiliteit

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 6 Duinen Schiermonnikoog

Natura 2000 gebied 6 Duinen Schiermonnikoog Natura 2000 gebied 6 Duinen Schiermonnikoog (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003058 + NL9802001 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum Beschikking 00490424 ODH-2017-00073147 2 8 JULI 2017 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899

Nadere informatie

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator. Dit document bevat resultaten van een stikstofberekening met AERIUS Calculator. U dient dit document te gebruiken ter onderbouwing van een in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. De resultaten

Nadere informatie

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998.

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998. Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998., Kenmerken Depositie natuurgebieden Depositie habitattypen Verdere toelichting over

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 4 Duinen Terschelling

Natura 2000 gebied 4 Duinen Terschelling Natura 2000 gebied 4 Duinen Terschelling 004_gebiedendocument_Duinen Terschelling_maart 2007.doc (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site

Nadere informatie

Provincie Noord-Holland

Provincie Noord-Holland 20150724-1003 201507241003 \4ééfm Provincie Noord-Holland POSTBUS 3007 2001 DA HAARLEM Gedeputeerde Staten Uw contactpersoon Gemeente Texel College van Burgemeester en Wethouders Postbus 200 1790 AE DEN

Nadere informatie

Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 gebieden zonder vogeldoelen

Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 gebieden zonder vogeldoelen Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 en zonder vogeldoelen Erratum Bijlage 9 Toetsing typische soorten in Natura 2000 en zonder vogeldoelen Onderstaande tekst vervangt bijlage 9 bij het

Nadere informatie

NATUURINRICHTING WAALENBURG DE WAAL 06 JUNI 2018

NATUURINRICHTING WAALENBURG DE WAAL 06 JUNI 2018 NATUURINRICHTING WAALENBURG DE WAAL 06 JUNI 2018 1 PROGRAMMA VAN DE INFORMATIEAVOND 18:30-19:00 Inloop met koffie of thee 19:00-19:30 Opening door Dries Hof 19:30-20:30 Tafelrondes Presentatie door Marcel

Nadere informatie

De noordse woelmuis en de waterspitsmuis langs de Boonervliet en Vlaardingervaart

De noordse woelmuis en de waterspitsmuis langs de Boonervliet en Vlaardingervaart De noordse woelmuis en de waterspitsmuis langs de Boonervliet en Vlaardingervaart Notitie met betrekking tot de te verwachten effecten op de noordse woelmuis en de waterspitsmuis door de aanleg van natuurvriendelijke

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verantwoording Titel : Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Subtitel : Projectnummer : Referentienummer : Revisie : C1 Datum : 30-10-2012 Auteur(s) :

Nadere informatie

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1 Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1 In en in de ruimere omgeving van het plangebied zijn verschillende Natura 2000-gebieden gelegen. Binnen het plangebied zijn geen ontwikkelingen voorzien in de Natura

Nadere informatie

Afvoergebied Spuikom Bath; GAF57

Afvoergebied Spuikom Bath; GAF57 Toelichting ontwerp peilbesluit Zuid-Beveland-Oost Versie 1.1 Bijlagen Afvoergebied Spuikom Bath; GAF57 Peilgebied GJP555 Afvoergebied Huidig peilgebied Oppervlakte Peilregulerend kunstwerk GAF57; Spuikom

Nadere informatie

Duinen Terschelling. Gebiedsrapportage Natura 2000 gebied nr. 4

Duinen Terschelling. Gebiedsrapportage Natura 2000 gebied nr. 4 Gebiedsrapportage 20 Natura 2000 gebied nr. 4 Duinen Terschelling Binnen het Programma Aanpak Stikstof staat het uitvoeren van de geplande bron- en herstelmaatregelen en het blijvend dalen van het stikstofdepositie

Nadere informatie

Programma. Beheerplan Elperstroomgebied

Programma. Beheerplan Elperstroomgebied Beheerplan Elperstroomgebied Alie Alserda Pietop t Hof Christina Schipper Rienko van der Schuur 1 Elperstroomgebied Natura 2000 14 mei 2013 Programma Inleiding Doelen Knelpunten Activiteiten Aanvullend

Nadere informatie

Duinen en Lage Land Texel

Duinen en Lage Land Texel Gebiedsrapportage 2017 Natura 2000 gebied nr. 2 Duinen en Lage Land Texel innen het Programma Aanpak Stikstof staat het uitvoeren van de geplande bron- en herstelmaatregelen en het blijvend dalen van het

Nadere informatie

Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 gebieden zonder vogeldoelen

Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 gebieden zonder vogeldoelen Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 en zonder vogeldoelen Er zijn acht Natura 2000 en waarvoor geen vogeldoelen zijn geformuleerd, maar die wel binnen één van de helikopterlaagvliegen

Nadere informatie

Programmatische Aanpak Stikstof TERSCHELLING

Programmatische Aanpak Stikstof TERSCHELLING Programmatische Aanpak Stikstof TERSCHELLING Programma informatieavond Programma Aanpak Stikstof (PAS) 19.30-20.00 uur Inloop 20.00-20.05 uur Opening door voorzitter Piet Dijkstra - Programma en doel van

Nadere informatie

Welkom bij de inloopavond van Ruygeborg II

Welkom bij de inloopavond van Ruygeborg II Welkom bij de inloopavond van Ruygeborg II Vanavond krijgt u informatie over het project Ruygeborg II. Als u vragen heeft kunt u die aan ons stellen. Daarnaast zijn wij benieuwd naar uw ideeën over Ruygeborg.

Nadere informatie

Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe De Staatssecretaris van Economische Zaken Gelet op artikel 3, eerste lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van

Nadere informatie

analyse GGOR Voor verdere informatie (zoals ligging verschillende natuurdoeltypen) wordt verwezen naar de beschrijving en kaarten van het AGOR.

analyse GGOR Voor verdere informatie (zoals ligging verschillende natuurdoeltypen) wordt verwezen naar de beschrijving en kaarten van het AGOR. analyse GGOR afweging en uitgangspunten Het GGOR voor Alm&Biesbosch richt zich op het realiseren van de gewenste peilen ten behoeve van de geambieerde natuurdoeltypen van de provincie Noord-Brabant voor

Nadere informatie

Voortoets Nbw 1998 locatie Kogerstrand Texel

Voortoets Nbw 1998 locatie Kogerstrand Texel Voortoets Nbw 1998 locatie Kogerstrand Texel Voortoets Nbw 1998 locatie Kogerstrand Texel Inhoud Rapport en bijlagen 22 juli 2016 Projectnummer 257.34.00.01.00 I n h o u d s o p g a v e 1 I n l e i d i

Nadere informatie

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Quick scan ecologie Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Samenvatting Inhoud H 01 Aanleiding Voor de Mientweg 5 en Mientweg 29 te Lutjewinkel wordt een ruimtelijke ontwikkeling voorbereidt. Het gaat om de ontwikkeling

Nadere informatie

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april

Nadere informatie

Opgesteld door ing. A.M. Rodenbach, Recreatie Noord-Holland NV, d.d. 21 januari 2013

Opgesteld door ing. A.M. Rodenbach, Recreatie Noord-Holland NV, d.d. 21 januari 2013 RUIMTELIJKE ONDERBOUWING, BEHOREND BIJ DE AANGEVRAAGDE VERGUNNING OMG-12-181 Voor de inrichting en het gebruik van een evenemententerrein in deelgebied De Druppels, tegenover Wagenweg 22/24 te Oudkarspel

Nadere informatie

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Fochteloërveen

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Fochteloërveen Hartelijk welkom Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Fochteloërveen Programma Opening Opzet en doel van deze avond Even terug kijken Hoe staat het met de Programmatische Aanpak Stikstof Korte samenvatting

Nadere informatie

Huidige natuurwaarden PIP percelen Mariapeel

Huidige natuurwaarden PIP percelen Mariapeel Frans Willems Godsweerdersingel 10 6041 GL Roermond Postbus 1237 6040 KE Roermond www.dienstlandelijkgebied.nl T 0475 77 62 00 F 0475 77 62 01 Huidige natuurwaarden PIP percelen Mariapeel Inleiding De

Nadere informatie

Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011

Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011 Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch

Nadere informatie

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND 1. INLEIDING Aanleiding De gemeente Schagen is voornemens om het bedrijventerrein Kolksluis langs de Koning Willem II-weg in t Zand

Nadere informatie

Draaiboek Voorkomen schade Waalenburg

Draaiboek Voorkomen schade Waalenburg Draaiboek Voorkomen schade Waalenburg Februari 2015 Inleiding In opdracht van de Stuurgroep (waarin alle betrokken partijen 1 zitting hebben) heeft de projectgroep dit draaiboek opgesteld. De betrokken

Nadere informatie

Scenariostudie natuurperspectief Grevelingen

Scenariostudie natuurperspectief Grevelingen Scenariostudie natuurperspectief Grevelingen Tom Ysebaert, Marijn Tangelder, John Janssen, Arno Nolte, Brenda Walles, Jeroen Wijsman Kennisdag Grevelingen en Volkerak, 14 juni 2018 Doel studie Het doel

Nadere informatie

Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2

Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2 Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2 Dit inrichtingsplan is een schets van de door Staatsbosbeheer wenselijk geachte situatie voor de verbindingszone tussen

Nadere informatie

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen Groot Wilnis-Vinkeveen Drasland in de Zouweboezem, provincie Zuid-Holland Bron: provincie Utrecht Drasland Drasland is niet bemest kruidenrijk hooiland dat maximaal 30 cm boven het oppervlaktewaterpeil

Nadere informatie

Memo oplegnotitie natuurtoets Gesterkoog pagina 2/

Memo oplegnotitie natuurtoets Gesterkoog pagina 2/ Memo oplegnotitie natuurtoets Gesterkoog pagina 2/6 Afbeelding 2. Impressie plangebied met mogelijk te kappen bomen. 1.2 Wijzigingen toetsingskader Het project wordt uitgevoerd in 2017. Op 1 januari 2017

Nadere informatie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie 1 NATUUR 1.1 Natuurwetgeving & Planologie De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking

Nadere informatie

Motivatie wijzigingsplan

Motivatie wijzigingsplan Motivatie wijzigingsplan Ten behoeve van natuurontwikkeling in het gebied Hanenplas, wordt de gemeente verzocht om de bestemming van een aantal percelen (gelegen binnen het bestemmingsplan buitengebied

Nadere informatie

Effectenanalyse FBP Noord-Holland 2009 2013. Natura 2000-gebieden. Oktober 2009

Effectenanalyse FBP Noord-Holland 2009 2013. Natura 2000-gebieden. Oktober 2009 Effectenanalyse FBP Noord-Holland 2009 2013 Natura 2000-gebieden Oktober 2009 2 3 4 INLEIDING...7 1 INHOUD VAN DE ANALYSE...8 2 NATURA 2000-GEBIEDEN IN NOORD-HOLLAND...9 3 MOGELIJKE EFFECTEN OP HABITATTYPEN

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen

Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Hoogvenen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL9801007 + NL9801007 Beschermd natuurmonument: -

Nadere informatie

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 254564 13 november 2014 254564 Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk 1 Aanleiding en doel De ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor

Nadere informatie

Memo. Stefan Buskermolen Liandon B.V. Sander van Rijn 2 e lezer Ellen Bults. 13 juli 2012 RLO 476-SOM

Memo. Stefan Buskermolen Liandon B.V. Sander van Rijn 2 e lezer Ellen Bults. 13 juli 2012 RLO 476-SOM Liandon B.V. Aan Stefan Buskermolen Liandon B.V. Van Sander van Rijn 2 e lezer Ellen Bults Memo Contactpersoon drs. Sander van Rijn Telefoon +31 6 21 47 95 82 sander.van.rijn@alliander.com Datum Betreft

Nadere informatie

Natuurtoets. 1. Wet- en regelgeving. Permanente openstelling A12 Woerden Gouda

Natuurtoets. 1. Wet- en regelgeving. Permanente openstelling A12 Woerden Gouda Natuurtoets Permanente openstelling A12 Woerden Gouda 1. Wet- en regelgeving Flora- en faunawet (Ffw) De Ffw is gericht op de bescherming van inheemse dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied.

Nadere informatie

Motivaties in het beheer van de duinen

Motivaties in het beheer van de duinen Motivaties in het beheer van de duinen Ter gelegenheid van het Lymesymposium 1 november 2013 Marianne Snabilie Manager Onderhoud en Administratie PWN Waterleidingbedrijf Afdeling Natuur en Recreatie Inhoud

Nadere informatie

TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110)

TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110) TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110) STATUS Het gebied valt onder de volgende beschermingsregimes: N2000 gebied Oudeland van Strijen (Aanwijzingsbesluit is definitief) BESTAAND

Nadere informatie

Voortoets Natura Melkveebedrijf De Bieshorst Dwarsdijk 2 te Halle

Voortoets Natura Melkveebedrijf De Bieshorst Dwarsdijk 2 te Halle Voortoets Natura 2000 Melkveebedrijf De Bieshorst Dwarsdijk 2 te Halle Aanleiding Voor het perceel gelegen aan de Dwarsdijk 2 te Halle is een vergroting van de rundveestalling voorzien, evenals een vergroting

Nadere informatie

Programma informatieavond Programma Aanpak Stikstof (PAS)

Programma informatieavond Programma Aanpak Stikstof (PAS) Programma informatieavond Programma Aanpak Stikstof (PAS) 19.30-20.00 uur Inloop 20.00-20.05 uur Opening door voorzitter Piet Dijkstra - Programma en doel van de avond 20.05-20.20 uur Het wat en waarom

Nadere informatie

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2 Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2 NL.IMRO.0037.BP1303-vs01 25 augustus 2014 blz. 2 Gemeente Stadskanaal Inhoudsopgave Toelichting 3 Hoofdstuk 1 Inleiding 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Plangebied

Nadere informatie

Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018

Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018 Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018 In gesprek over het water(peil) in De Haak, Zegveld en alternatieven voor het toekomstig waterpeil Programma Welkom

Nadere informatie

SPELREGELS EHS. Een gezamenlijke uitwerking van rijk en provincies. Ministeries van LNV en VROM en de provincies

SPELREGELS EHS. Een gezamenlijke uitwerking van rijk en provincies. Ministeries van LNV en VROM en de provincies SPELREGELS EHS Spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in de EHS Een gezamenlijke uitwerking van rijk en provincies Ministeries van LNV en VROM en de provincies 2 De Ecologische Hoofdstructuur, ook

Nadere informatie

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1 Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1 Natura 2000 Binnen het plangebied en in de omgeving daarvan zijn verschillende Natura 2000-gebieden gelegen (zowel in Nederland als in Vlaanderen). Op grond van

Nadere informatie

Projectplan GOB. Datum: Oktober /16

Projectplan GOB. Datum: Oktober /16 Projectplan GOB Object: De Riggen Datum: Oktober 2015 1/16 Inleiding Aanvrager: Projectnaam: Voorgeschiedenis Stichting het Noordbrabants Landschap Perceel de Riggen - Pannenhoef Perceel was een oude boomkwekerij

Nadere informatie

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse memo aan: van: OG ZAND/ZON/130372 c.c.: datum: 22 augustus 2013 betreft: Achterweg 48, Lisse INLEIDING Bij alle ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om

Nadere informatie

Gebied: De Drie Polders

Gebied: De Drie Polders Gebied: De Drie Polders Basisschets De basisschets is het resultaat voort gekomen uit twee schetssessies. Onderstaande schets is het streefbeeld waar draagvlak voor is en is de basis geweest voor de nadere

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 16 januari 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-015534 - gemeente Ede Activiteit : Verbreding

Nadere informatie

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL Bekijk op https://www.youtube.com/watch?v=pgyczqy-krm voor het herinirichtingplan Sarsven en De Banen. Begin vorige eeuw kwamen plantenliefhebbers uit het hele land al naar

Nadere informatie

Inspraakwijzer beheerplannen Natura 2000 Drenthe

Inspraakwijzer beheerplannen Natura 2000 Drenthe Inspraakwijzer beheerplannen Natura 2000 Drenthe Waarom deze inspraakwijzer? Deze inspraakwijzer is geschreven als toelichting op de terinzagelegging van het ontwerp-beheerplan voor Natura 2000-gebied

Nadere informatie

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons) Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk 14-16 (KuiperCompagnons) NATUUR Kader De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen

Nadere informatie

Natura 2000 Botshol. Fleur Smout. Indeling van de avond. Stand van zaken beheerplan Presentatie Natuurmonumenten Terugkoppeling en vragenronde

Natura 2000 Botshol. Fleur Smout. Indeling van de avond. Stand van zaken beheerplan Presentatie Natuurmonumenten Terugkoppeling en vragenronde Natura 2000 Botshol Fleur Smout 1 Indeling van de avond Stand van zaken beheerplan Presentatie Natuurmonumenten Terugkoppeling en vragenronde 2 provincie Utrecht 1 Natura 2000 Waarborgen biodiversiteit

Nadere informatie

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 2.7 eerste lid, van het Besluit natuurbescherming.

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 2.7 eerste lid, van het Besluit natuurbescherming. Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 2.7 eerste lid, van het Besluit natuurbescherming. Bijlage, Prioritair project Kenmerken Samenvatting emissies Depositieresultaten

Nadere informatie

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit grasland, braakliggend terrein en enkele bomen en struiken.

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit grasland, braakliggend terrein en enkele bomen en struiken. In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen wat

Nadere informatie

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Opdrachtgever: gemeente Tilburg Maart 2009 Antonie van Diemenstraat 20 5018 CW Tilburg 013-5802237 Eac@home.nl Pagina 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Natura 2000 & PAS. Natura 2000 implementatie in Nederland

Natura 2000 & PAS. Natura 2000 implementatie in Nederland Natura 2000 & PAS Natura 2000 implementatie in Nederland Natura 2000 in Nederland 13-6-2016 Dia 2 Natura 2000 in Zeeland 13-6-2016 Dia 3 Natura 2000 in Zeeland Beschermd natuurmonument 13-6-2016 Dia 4

Nadere informatie

Duinen Ameland. Gebiedsrapportage Natura 2000 gebied nr. 5

Duinen Ameland. Gebiedsrapportage Natura 2000 gebied nr. 5 Gebiedsrapportage 2017 Natura 2000 gebied nr. 5 Duinen Ameland Binnen het Programma Aanpak Stikstof staat het uitvoeren van de geplande bron- en herstelmaatregelen en het blijvend dalen van het stikstofdepositie

Nadere informatie

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator. Dit document bevat resultaten van een stikstofdepositieberekening met AERIUS Calculator. U dient dit document te gebruiken ter onderbouwing van een vergunningaanvraag in het kader van de Wet natuurbescherming.

Nadere informatie

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator. Dit document bevat resultaten van een stikstofdepositieberekening met AERIUS Calculator. U dient dit document te gebruiken ter onderbouwing van een vergunningaanvraag in het kader van de Wet natuurbescherming.

Nadere informatie

Quick scan ecologie Grote Sloot 310 te Schagerbrug

Quick scan ecologie Grote Sloot 310 te Schagerbrug Quick scan ecologie Grote Sloot 310 te Schagerbrug Quick scan ecologie Grote Sloot 310 te Schagerbrug Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag T. Ursinus 12.011 maart 2012 Gedeelte van het

Nadere informatie

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting Samenvatting van het beheerplan 2012-2017 een bijdrage aan het Europese programma Natura 2000 Het beheerplan is

Nadere informatie

10 Wettelijke toetsingskaders natuur

10 Wettelijke toetsingskaders natuur MER Windpark Bouwdokken 133 10 Wettelijke toetsingskaders natuur 10.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de effecten op de natuur, zoals beschreven in het voorgaande hoofdstuk, getoetst aan het beleid en

Nadere informatie

A&W-notitie 1660tal/ms

A&W-notitie 1660tal/ms 2 A&W-notitie 1660tal/ms 2 A&W-notitie 1660tal/ms 3 4 A&W-notitie 1660tal/ms 4 A&W-notitie 1660tal/ms 5 6 A&W-notitie 1660tal/ms 6 A&W-notitie 1660tal/ms 7 8 A&W-notitie 1660tal/ms 8 A&W-notitie 1660tal/ms

Nadere informatie

Voor Zuid-Holland zijn deze beleidsdoelen vastgelegd in de Beleidsvisie Groen.

Voor Zuid-Holland zijn deze beleidsdoelen vastgelegd in de Beleidsvisie Groen. Was-Wordt tabel Natuurbeheerplan Zuid-Holland 2019 (versie 17 jan18) Was Wordt tabel tekstuele wijzigingen Natuurbeheerplan Zuid-Holland 2019 Pagina Natuurbeheerplan 2018 Ontwerp Natuurbeheerplan 2019

Nadere informatie

NATURA 2000 IN NIEUWKOOP

NATURA 2000 IN NIEUWKOOP 1 NATURA 2000 IN NIEUWKOOP Gebiedsanalyse Aanvulling en wijziging van gegevens in verband met de publicatie van het Ontwerpbesluit INCAconsult 16 september 2008 2 Aanvulling en wijziging van gegevens in

Nadere informatie